19 637 Vreemdelingenbeleid

32 317 JBZ-Raad

Nr. 2076 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2015

Inleiding

In mijn brief van 17 augustus jl., over de verhoogde asielinstroom in Europa, heb ik u geïnformeerd over de Raadsconclusies van de JBZ-Raad van 20 juli jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2027) Hierin werd opgemerkt dat er sterke indicaties zijn dat met name de landen van de westelijke Balkan als veilige landen van herkomst kunnen worden beschouwd, en lidstaten werd aanbevolen deze landen in dit kader bij wijze van prioriteit als eerste te beoordelen. Omdat ook Nederland te maken heeft met een verhoogde instroom van asielzoekers uit de westelijke Balkanlanden, heb ik u toen aangegeven dat Nederland voornemens is deze aanbeveling snel op te volgen.

Zoals ik tijdens het debat van 14 oktober over de Europese Top van 15 oktober 2015 heb aangekondigd (Handelingen II 2015/16, nr. 14, debat over de Europese top van 15–16 oktober 2015), heb ik besloten om, vooruitlopend op de totstandkoming van de ontwerp-Verordening met een Europese lijst met veilige landen van herkomst, een nationale lijst in te stellen. Hierop worden de landen van de westelijke Balkan aangemerkt als veilige landen van herkomst.

De Procedurerichtlijn en de ontwerptekst van bovengenoemde Verordening staan toe dat lidstaten naast de Europese lijst nog een aanvullende nationale lijst te hanteren. Landen die op de Europese lijst staan, mogen niet ook op de nationale lijst staan. Bij de totstandkoming van de Europese lijst zullen de «dubbelingen» dus moeten worden geschrapt van de nationale lijst.

Ik zal de nationale lijst met veilige landen van herkomst conform het vereiste in de Procedurerichtlijn en artikel 3.105ba van het Vreemdelingenbesluit 2000 neerleggen in een lijst die als bijlage bij het Voorschrift Vreemdelingen zal worden gevoegd. Conform het vereiste in de Procedurerichtlijn zal ik de Commissie informeren ten aanzien van welke landen het principe van veilige landen van herkomst wordt toegepast.

Hieronder licht ik deze maatregel nader toe.

Europees kader

In artikel 37 van de Procedurerichtlijn is vastgelegd dat lidstaten voor de behandeling van asielverzoeken in de wetgeving mogen vastleggen dat bepaalde landen als veilige landen van herkomst worden aangemerkt. Bij de beoordeling of een land in zijn algemeenheid als «veilig» kan worden aangemerkt, moet conform Annex I bij de Procedurerichtlijn rekening worden gehouden met de wetten en andere voorschriften van het betrokken land en de wijze waarop die worden toegepast, de naleving van de mensenrechtenverdragen, de naleving van het beginsel van non-refoulement en het beschikbaar zijn van een systeem van daadwerkelijke rechtsmiddelen tegen schendingen van voornoemde rechten en vrijheden.

De beoordeling of een land een veilig land van herkomst is, dient te stoelen op een reeks informatiebronnen, waaronder in het bijzonder informatie uit andere lidstaten, het EASO, de UNHCR, de Raad van Europa en andere relevante internationale organisaties en de lidstaten moeten de situatie in deze veilige landen van herkomst regelmatig opnieuw onderzoeken.

Tot slot moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen welke landen als veilige landen van herkomst worden aangemerkt.

Procedurele gevolgen

Voor een asielzoeker afkomstig uit een veilig land van herkomst betekent dit, dat er een presumptie is dat hij in zijn land van herkomst geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat hij evenmin een reëel risico op «ernstige schade» in de zin van artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn en artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingenwet loopt. Met andere woorden, de vooronderstelling is dat de aanvraag niet voor inwilliging in aanmerking komt. De aanvrager kan substantiële redenen aanvoeren waarom het land in zijn specifieke geval niet veilig is. Daarmee rust er dus een zwaardere bewijslast op de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij in aanmerking komt voor internationale bescherming.

Als de conclusie is dat de aanvrager afkomstig is uit een veilig land van herkomst, kan de aanvraag worden afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit heeft tot gevolg dat het indienen van beroep tegen de afwijzing geen schorsende werking heeft en dat de afgewezen asielzoeker de uitkomst van zijn beroep dus in beginsel niet in Nederland mag afwachten. Ook kan hem de verplichting worden opgelegd Nederland onmiddellijk te verlaten. Voorts kan in voorkomende gevallen in de grensprocedure op de aanvraag worden beslist.

Samenstelling van de nationale lijst

Tot de westelijke Balkanlanden die als veilig land van herkomst zullen worden aangemerkt, reken ik Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kosovo, Macedonië, Montenegro en Servië. Kern van de motivering om deze landen als veilig te bestempelen:

  • a. Op Kosovo na hebben alle landen het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) geratificeerd. De Commissie geeft hierbij aan dat Kosovo hiertoe niet in staat is, vanwege zijn omstreden status als onafhankelijke staat. Wel heeft Kosovo in artikel 22 van de Grondwet een achttal Verdragen opgenomen die zien op waarborgen ten aanzien van mensenrechten.

  • b. Inwoners van deze landen zijn vrijgesteld van de visumplicht voor de Europese Unie. In het geval van Kosovo geldt een versoepelde regime wat betreft de visumplicht.

  • c. Albanië, Macedonië, Montenegro en Servië zijn formeel kandidaat-lidstaten voor de EU. Bosnië-Herzegovina en Kosovo zijn aangemerkt als potentiële kandidaat-lidstaten voor de EU. De Commissie beoordeelt jaarlijks de voortgang die deze landen maken, onder andere ten aanzien van de mensenrechtensituatie en de bescherming van minderheden.

  • d. Andere lidstaten, waaronder België, Denemarken, Luxemburg, Oostenrijk en het Verenigd Koninkrijk, alsmede Noorwegen en Zwitserland hebben deze landen ook aangeduid als veilig land van herkomst.

Hierbij merk ik op dat de rechtbanken de afgelopen jaren ten aanzien van Bosnië, Macedonië, Montenegro en Servië reeds hebben overwogen, dat er, op basis van de argumenten a t/m c en het feit dat er geen ambtsberichten zijn waaruit blijkt dat deze landen elementaire mensenrechten schenden, een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat er geen rechtsgrond bestaat voor het verlenen van internationale bescherming. Voor Albanië en Kosovo is dergelijke jurisprudentie nog niet voorhanden.

Daarnaast heb ik besloten om ook andere landen in Europa, Oceanië en Amerika aan te wijzen waarvan algemeen bekend is dat de hierboven genoemde elementaire mensenrechten worden gerespecteerd. Ik doel dan op de EER-landen (Liechtenstein, Noorwegen, IJsland), Andorra, Monaco, San Marino, Vaticaanstad, Zwitserland, Australië, Canada, Japan, de Verenigde Staten en Nieuw-Zeeland.

Zoals u weet, heeft de Commissie ook Turkije geplaatst op het voorstel voor een Europese lijst van veilige landen van herkomst. Tijdens het algemeen overleg van 7 oktober jl. over de JBZ-Raad van 8 en 9 oktober heb ik u aangegeven dat het Kabinet hiermee op zichzelf kan instemmen. Desalniettemin heb ik besloten om Turkije vooralsnog niet op de nationale lijst te plaatsen.

Redengevend hiervoor is dat ik plaatsing van Turkije op de lijst dit moment nog niet opportuun acht, gezien de verschillende ontwikkelingen die nu gaande zijn. Ik noem enerzijds de bredere migratiediscussie tussen de EU en Turkije en anderzijds de besprekingen binnen de EU over de samenstelling van de Europese lijst. In dit licht acht ik het verstandig om niet op de ontwikkelingen vooruit te lopen.

Het voorgaande laat overigens onverlet dat Turkije in individuele gevallen wel als veilig derde land kan worden aangemerkt.

De lijst met veilige landen is niet statisch. Indien zich relevante ontwikkelingen voordoen in één van de landen van herkomst die als veilig zijn aangeduid, zal uiteraard worden bezien of dit aanleiding geeft tot het schrappen van het betreffende land van de lijst. Daarnaast zal in de komende tijd ook worden beoordeeld of er aanleiding bestaat om andere landen aan de lijst toe te voegen.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven