Beleidsregel van de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO) inzake toepassing van de Wet wegvervoer goederen en verordening 1071/2009/EG ten aanzien van vergunningverlening (Beleidsregel vergunningverlening van de NIWO)

26 november 2014

De NIWO bepaalt, gelet op verordening 1071/2009/EG, artikel 2.8 Wet wegvervoer goederen (WWG), de Regeling wegvervoer goederen en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht het navolgende:

HOOFDSTUK 1 VIER EISEN MET BETREKKING TOT EEN AANVRAAG VOOR VERLENING OF VERLENGING VAN EEN COMMUNAUTAIRE VERGUNNING

Artikel 1 Eisen aanvraag

Bij een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning stelt de NIWO ingevolge artikel 3 van verordening 1071/2009/EG juncto artikel 2.8 WWG vast of door de aanvrager wordt voldaan aan de eisen van:

  • a. werkelijke en duurzame vestiging;

  • b. betrouwbaarheid;

  • c. financiële draagkracht;

  • d. vakbekwaamheid.

Artikel 2 Werkelijke en duurzame vestiging (reële vestiging)

  • 1. De onderneming moet kunnen beschikken over een reële vestiging in Nederland. Een reële vestiging houdt in dat er sprake is van een werkelijke en duurzame vestiging. Dit is in ieder geval een vestiging met ruimte(n) waarin de documenten inzake de hoofdactiviteiten worden bewaard, met name de boekhoudkundige bescheiden, documenten inzake personeelsbeleid en gegevens over de rij- en rusttijden.

  • 2. Er wordt een onderzoek verricht naar de reële vestiging wanneer er twijfel bestaat bij een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning of nadien. Dit onderzoek kan zowel schriftelijk als ter plaatse worden ingesteld. Ter beoordeling van de reële vestiging kan de NIWO bewijsstukken van de vervoerder verlangen. De NIWO bekijkt de bewijsstukken in onderlinge samenhang.

  • 3. Zodra de vergunning is verleend of verlengd en gewaarmerkte afschriften worden aangevraagd dienen er één of meer vrachtauto’s ter beschikking van de onderneming te staan, hetzij in volle eigendom, hetzij uit hoofde van een huurkoopovereenkomst of een huur- of lease-overeenkomst. Deze vrachtauto’s moeten zijn ingeschreven, of anderszins in het verkeer zijn toegelaten overeenkomstig de Nederlandse wetgeving.

  • 4. De NIWO kan vragen om bewijs dat de vrachtauto’s ter beschikking van de onderneming staan. In ieder geval zullen bewijsstukken worden opgevraagd:

    • a. indien er sprake is van aanwijzingen van fraude;

    • b. bij substantiële uitbreiding van het wagenpark.

  • 5. Indien de NIWO vaststelt dat niet langer aan de eis van reële vestiging wordt voldaan, kan er op verzoek van de aanvrager een maximale termijn van zes maanden worden verleend om aan te tonen dat er sprake is van een reële vestiging.

  • 6. De in lid 5 bedoelde termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de NIWO heeft vastgesteld dat niet langer aan de eis van reële vestiging wordt voldaan.

  • 7. Indien de in lid 5 bedoelde termijn wordt verleend en de communautaire vergunning expireert binnen deze periode, wordt een communautaire vergunning geacht te zijn verlengd voor die termijn en stelt de NIWO de aanvrager in het bezit van gewaarmerkte, tijdelijke afschriften.

Artikel 3 Betrouwbaarheid

  • 1. De onderneming en de vervoersmanager moeten voldoen aan de eis van betrouwbaarheid.

  • 2. De betrouwbaarheid van natuurlijke personen en rechtspersonen wordt aangetoond met een Verklaring Omtrent het Gedrag voor de functie van wegvervoerondernemer goederenvervoer niet ouder dan twee maanden gerekend vanaf de datum van de aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning. Voor natuurlijke personen wordt een Verklaring Omtrent het Gedrag voor natuurlijke personen overgelegd. Voor rechtspersonen wordt een Verklaring Omtrent het Gedrag voor rechtspersonen overgelegd. 3. De NIWO kan tussentijds de overlegging van een Verklaring Omtrent het Gedrag opvragen, indien daartoe aanleiding is. Daarvan zal in ieder geval sprake zijn indien de inbreng van de vakbekwaamheid wijzigt dan wel de samenstelling van de directie of het bestuur.

  • 4. Indien de NIWO vaststelt dat de onderneming niet meer voldoet aan de eis van betrouwbaarheid, kan er op verzoek van de aanvrager een maximale termijn van zes maanden worden verleend om aan de eis van betrouwbaarheid te voldoen. De termijn van zes maanden kan met drie maanden worden verlengd bij overlijden of lichamelijke ongeschiktheid. Hiertoe dient een afschrift van de overlijdensakte of een medische verklaring te worden overgelegd.

  • 5. De in lid 4 bedoelde termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de NIWO heeft vastgesteld dat niet langer aan de eis van betrouwbaarheid wordt voldaan.

  • 6. Indien de in lid 4 bedoelde termijn wordt verleend en de communautaire vergunning expireert binnen deze periode, wordt een communautaire vergunning geacht te zijn verlengd voor die termijn en stelt de NIWO de aanvrager in het bezit van gewaarmerkte, tijdelijke afschriften.

  • 7. In afwijking van de vorige leden heeft de NIWO de bevoegdheid om de vervoerder of de vervoersmanager onbetrouwbaar te verklaren, indien er jegens de vervoersmanager of de vervoersonderneming een onherroepelijke veroordeling of sanctie wegens een van de zeer ernstige inbreuken van de communautaire wetgeving als bedoeld in bijlage IV van de verordening 1071/2009/EG is opgelegd.

Artikel 4 Financiële draagkracht

  • 1. De vervoerder dient ter voldoening aan de eis van financiële draagkracht te beschikken over kapitaal en reserves van € 9.000,– wanneer slechts één vrachtauto wordt gebruikt en € 5.000,– voor iedere volgende vrachtauto.

  • 2. Bij een aanvraag voor verlening en verlenging van een communautaire vergunning wordt als kapitaal en reserves aangemerkt het beschikbaar risicodragend vermogen, bestaande uit het eigen vermogen eventueel aangevuld met een achtergestelde lening of een bankgarantie.

  • 3. De vervoerder toont zijn financiële draagkracht aan door overlegging van een (openings)balans, een tussentijdse balans of de jaarcijfers, voorzien van een vermogensopstelling indien het eigen vermogen onvoldoende is.

  • 4. De in het derde lid bedoelde financiële stukken dienen voorzien te zijn van een verklaring, inhoudende dat de waardering van het beschikbare risicodragend vermogen is geschied volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en dat dit vermogen voldoet aan de in lid 1 gestelde eisen.

  • 5. De NIWO kan ter onderbouwing van de in lid 4 bedoelde verklaring achterliggende stukken eisen.

  • 6. De NIWO zal in geval er sprake is van een achtergestelde lening de overlegging van een afschrift van de achterliggende leningsovereenkomst tot achterstelling eisen. In deze leningsovereenkomst dienen in ieder geval de volgende elementen te zijn opgenomen:

    • a. NAW-gegevens van de geldnemer en de geldgever;

    • b. bedrag waarover de geldlening is aangegaan;

    • c. wijze van (eventueel vervroegde) aflossing;

    • d. rentevergoeding;

    • e. termijn waarvoor de lening is aangegaan;

    • f. geldlening ten aanzien van alle bestaande en toekomstige crediteuren is achtergesteld.

  • 7. De in lid 4 bedoelde verklaring kan worden afgegeven door een accountant of deskundige aangesloten bij:

    • a. Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA),

    • b. Nederlandse Orde van Administratie- en Belastingdeskundigen (NOAB), of

    • c. Register Belastingadviseurs (waartoe het College Belastingadviseurs en de Nederlandse Federatie Belastingadviseurs behoren).

  • 8. De NIWO kan gedurende de looptijd van een communautaire vergunning op elk door de NIWO te bepalen moment van een vervoerder verlangen zijn financiële draagkracht aan te tonen.

  • 9. De vervoerder zal zijn financiële draagkracht opnieuw moeten aantonen indien:

    • a. sprake is van een substantiële uitbreiding van het aantal vergunningbewijzen ten opzichte van het reeds in bezit zijnde aantal vergunningbewijzen;

    • b. een onderzoek van de NIWO of een onderzoek van de Inspectie Leefomgeving en Transport van het ministerie van Infrastructuur en Milieu daartoe aanleiding geeft.

  • 10. Indien de NIWO vaststelt dat niet langer aan de eis van financiële draagkracht wordt voldaan, kan er op verzoek van de aanvrager een maximale termijn van zes maanden worden verleend om wederom te voldoen aan de eis van financiële draagkracht, mits de vervoerder aan de hand van bewijsstukken (waaronder in ieder geval een financiële prognose opgesteld door een accountant) voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij binnen deze termijn voldoet aan de eis van financiële draagkracht.

  • 11. De in lid 10 bedoelde termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de NIWO heeft vastgesteld dat niet langer aan de eis van financiële draagkracht wordt voldaan.

  • 12. Indien de in lid 10 bedoelde termijn wordt verleend en de communautaire vergunning expireert binnen deze periode, wordt een communautaire vergunning geacht te zijn verlengd voor die termijn en stelt de NIWO de aanvrager in het bezit van gewaarmerkte, tijdelijke afschriften.

Artikel 5 Vakbekwaamheid

  • 1. De vakbekwaamheid wordt ingebracht door een persoon, de vervoersmanager, die de vereiste kennis bezit. Dit wordt aangetoond door overlegging van een erkend vakdiploma.

  • 2. Een interne vervoersmanager moet:

    • a. een woonplaats in de Europese Unie hebben;

    • b. de daadwerkelijke en permanente leiding geven aan de vervoersactiviteiten van de onderneming;

    • c. een reële band met de onderneming hebben (bijvoorbeeld als werknemer, directeur, eigenaar).

  • 3. Een interne vervoersmanager mag in de hoedanigheid van vervoersmanager leiding geven aan: één vervoersonderneming of één holding met een onbeperkt aantal vrachtauto’s.

  • 4. De onder lid 3 bedoelde vervoersmanager mag daarenboven in de hoedanigheid van interne of externe vervoersmanager bij maximaal drie andere vervoersondernemingen zijn vakbekwaamheid inbrengen zolang het wagenpark van deze bijkomende vervoersondernemingen bij elkaar niet meer bedraagt dan vijftig vrachtauto’s.

  • 5. Een externe vervoersmanager:

    • a. moet een woonplaats in de Europese Unie hebben;

    • b. moet daadwerkelijk en permanent leiding geven aan de vervoersactiviteiten van de onderneming;

    • c. moet op grond van een contract werkzaam zijn waarin in ieder geval diens verantwoordelijkheden als vervoersmanager worden bepaald en de taken worden omschreven die die persoon moet uitvoeren. De in het contract omschreven taken bestaan met name uit het beheren van het voertuigonderhoud, de controle van de vervoerscontracten en vervoersdocumenten, de basisboekhouding, de toewijzing van ladingen of diensten aan de bestuurders en vrachtauto’s en controle van de veiligheidsprocedures;

    • d. kan in de hoedanigheid van vervoersmanager geen beheerder van vervoersactiviteiten zijn van meer dan vier verschillende vervoersondernemingen met een totaal wagenpark van maximaal vijftig vrachtauto’s;

    • e. kan niet tevens werkzaam zijn bij de opdrachtgever van de onderneming waarbij hij de vakbekwaamheid inbrengt.

  • 6. De NIWO beoordeelt de externe vervoersmanager in ieder geval aan de hand van bewijsstukken met betrekking tot:

    • a. managementovereenkomst, waarin in ieder geval diens verantwoordelijkheden als vervoersmanager worden bepaald en de taken worden omschreven die deze persoon daadwerkelijk en op permanente wijze moet uitvoeren, zoals omschreven in lid 5;

    • b. redelijke beloning, waarbij wordt aangesloten bij de relevante functieklassen uit de CAO;

    • c. het aantal uren dat de vervoersmanager gemiddeld per week beschikbaar is voor de onderneming;

    • d. een in het Handelsregister ingeschreven volmacht ten aanzien van de in lid 5 onder c bedoelde vervoersactiviteiten.

  • 7. Indien de NIWO vaststelt dat niet langer aan de eis van vakbekwaamheid wordt voldaan, kan er op verzoek van de aanvrager een maximale termijn van zes maanden worden verleend om een nieuwe vervoersmanager aan te trekken. De termijn van zes maanden kan met drie maanden worden verlengd bij overlijden of lichamelijke ongeschiktheid van de vervoersmanager. Hiertoe dient een afschrift van de overlijdensakte of een medische verklaring te worden overgelegd.

  • 8. De in lid 7 bedoelde termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de NIWO heeft vastgesteld dat niet langer aan de eis van vakbekwaamheid wordt voldaan.

  • 9. Indien de in lid 7 bedoelde termijn wordt verleend en de communautaire vergunning expireert binnen deze periode, wordt een communautaire vergunning geacht te zijn verlengd voor die termijn en stelt de NIWO de aanvrager in het bezit van gewaarmerkte, tijdelijke afschriften.

Artikel 6 Vrijstelling van de eis van vakbekwaamheid

  • 1. Indien als gevolg van overlijden of lichamelijke of wettelijke onbekwaamheid van de vervoersmanager niet meer wordt voldaan aan de eis van vakbekwaamheid, zal de NIWO in individuele gevallen op een daartoe strekkende aanvraag ten behoeve van een voortzetting van de onderneming, een persoon vrijstellen van het afleggen van het examen van vakbekwaamheid.

  • 2. Dit verzoek kan uitsluitend worden gedaan door de persoon die:

    • a. aantoont dat hij voor een periode van tien jaar voorafgaand aan 4 december 2009 in de desbetreffende onderneming een leidinggevende functie heeft bekleed, en

    • b. die onderneming in die periode de beschikking heeft gehad over een communautaire vergunning.

  • 3. Deze vrijstelling geldt uitsluitend voor de onderneming waar de persoon ten tijde van de aanvraag als bedoeld in lid 1, in dienst was.

HOOFDSTUK 2 TERMIJNEN

Artikel 7

  • 1. De in artikelen 2.5, 3.4, 4.10 en 5.7 bedoelde termijnen van onderhavige regeling kunnen door de NIWO op verzoek van de aanvrager bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning of in bezwaar worden verleend.

  • 2. Indien de bedoelde termijn bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning wordt verzocht en verleend, wordt de behandeltermijn opgeschort.

  • 3. Indien de bedoelde termijn in bezwaar wordt verzocht en verleend, wordt de beslissing op het bezwaarschrift verdaagd.

HOOFDSTUK 3 ONDERZOEK

Artikel 8

  • 1. Bij het verlenen of verlengen van een communautaire vergunning wordt in beginsel aangenomen dat wordt gehandeld conform hetgeen bij een vergunningaanvraag is opgegeven. Indien de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven wordt in beginsel uiterlijk zes maanden na vergunningverlening een nader onderzoek ingesteld.

  • 2. In de in lid 1 genoemde gevallen wordt een gewaarmerkt afschrift afgegeven met een geldigheidsduur van ten hoogste één jaar. Indien uit onderzoek blijkt dat in de praktijk wordt gehandeld conform hetgeen bij een vergunningaanvraag is opgegeven en aan artikel 1 wordt voldaan, wordt een nieuw gewaarmerkt afschrift verstrekt voor de resterende geldigheidsduur van een communautaire vergunning.

  • 3. Indien uit onderzoek blijkt dat niet wordt gehandeld conform hetgeen bij een vergunningaanvraag is opgegeven, wordt een communautaire vergunning ingetrokken en dienen de gewaarmerkte afschriften binnen één week na de intrekking te worden ingeleverd bij de NIWO.

Artikel 9 Risicobedrijven

  • 1. De NIWO beschouwt een onderneming als risicobedrijf als bedoeld in artikel 12 Verordening 1071/2009/EG indien er sprake is van:

    • a. een solvabiliteitsratio lager dan 20%; of,

    • b. een achtergestelde lening als bedoeld in artikel 4 lid 2 van onderhavige regeling.

  • 2. Een risicobedrijf toont jaarlijks aan dat zij voldoet aan de eis van financiële draagkracht op de wijze als bedoeld in artikel 4 lid 3 van onderhavige regeling.

  • 3. Een onderneming wordt niet langer als risicobedrijf beschouwd indien:

    • a. er sprake is van een minimale solvabiliteitsratio van 20%; of,

    • b. de achtergestelde lening is afgelost en wordt voldaan aan de eis als bedoeld in artikel 4 lid 1 van onderhavige regeling.

HOOFDSTUK 4 GEWAARMERKTE AFSCHRIFTEN

Artikel 10

  • 1. Indien een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning is ingewilligd, verstrekt de NIWO op aanvraag gewaarmerkte afschriften overeenkomstig het aantal aangetoonde vrachtauto’s.

  • 2. Bij de honorering van een verzoek als bedoeld in de artikelen 2.5, 3.4, 4.10 en 5.7 van onderhavige regeling, kunnen er gewaarmerkte, tijdelijke afschriften worden verstrekt.

  • 3. Voor de in de leden 1 en 2 genoemde afschriften is de vergoeding verschuldigd, zoals gepubliceerd op de website van de NIWO.

Artikel 11 Overbruggingsbewijzen

  • 1. Bij een aanvraag als bedoeld in artikel 18 lid 1 worden op schriftelijk verzoek van en in overleg met de aanvrager overbruggingsbewijzen verstrekt gedurende de aanvraagprocedure voor de maximale duur van zes maanden. De aanvangsdatum kan hierbij niet voor de datum van de aanvraag liggen.

  • 2. Ingeval een aanvraag voor een verlenging van een communautaire vergunning korter dan acht weken voor de expiratiedatum wordt ingediend, worden op schriftelijk verzoek van en in overleg met de aanvrager overbruggingsbewijzen verstrekt gedurende de aanvraagprocedure.

  • 3. De in lid 2 bedoelde overbruggingsbewijzen zijn geldig vanaf de expiratiedatum van een communautaire vergunning en zijn geldig voor de maximale duur van zes maanden.

  • 4. Voor de in de leden 1 en 2 bedoelde bewijzen is de vergoeding verschuldigd zoals gepubliceerd op de website van de NIWO.

Artikel 12 Uitbreiding aantal gewaarmerkte afschriften

  • 1. Een verzoek tot uitbreiding van het aantal gewaarmerkte afschriften moet bij de NIWO worden ingediend.

  • 2. Indien dit verzoek binnen een jaar na inwilliging van de aanvraag om verlening of verlenging van een communautaire vergunning wordt ingediend, beoordeelt de NIWO of de onderneming over voldoende risicodragend vermogen beschikt aan de hand van de overgelegde cijfers bij de aanvraag. Mocht het risicodragend vermogen niet toereikend zijn voor het gewenste aantal gewaarmerkte afschriften, worden er actuele financiële gegevens opgevraagd.

  • 3. Indien dit verzoek een jaar na inwilliging van de aanvraag om verlening of verlenging van een communautaire vergunning wordt ingediend, kan de NIWO actuele financiële gegevens opvragen.

Artikel 13 Vermissing gewaarmerkte afschriften

  • 1. Bij vermissing van gewaarmerkte afschriften moet er een verklaring van vermissing bij de politie worden gevraagd, waarvan een afschrift van deze verklaring terstond aan de NIWO moet worden overgelegd.

  • 2. Een vervangend gewaarmerkt afschrift wordt alleen verstrekt, als de in lid 1 bedoelde verklaring van vermissing wordt overgelegd. Voor dit afschrift is de vergoeding verschuldigd zoals gepubliceerd op de website van de NIWO.

Artikel 14 Faillissement

  • 1. Wanneer de NIWO constateert dat een onderneming in staat van faillissement is verklaard, wordt de curator aangeschreven en meegedeeld dat de verleende communautaire vergunning wordt ingetrokken, tenzij de curator binnen een week de NIWO informeert over het tijdstip waarop de gefailleerde onderneming haar vervoersactiviteiten zal staken. Deze verklaring en het daarbij te voegen verzoek nog gebruik te maken van de aan de gefailleerde onderneming verstrekte gewaarmerkte afschriften dient de curator per aangetekende brief bij de NIWO in te dienen.

  • 2. Inwilliging van dit verzoek kan voor de duur van maximaal een maand met ingang van de dag waarop het faillissement is uitgesproken. Deze termijn kan eenmalig met een maand worden verlengd na een daartoe bij de NIWO ingediend schriftelijk verzoek van de curator.

  • 3. De gefailleerde onderneming krijgt de beschikking over het aantal gewaarmerkte afschriften dat nodig is voor de voortzetting van de vervoersactiviteiten. Overige gewaarmerkte afschriften dienen per omgaande te worden ingeleverd bij de NIWO.

  • 4. Indien de doorstartende onderneming geen aanvraag voor een communautaire vergunning indient, zal de communautaire vergunning van de gefailleerde onderneming ingetrokken worden en dienen de gewaarmerkte afschriften binnen één week na de intrekking te worden ingeleverd bij de NIWO.

  • 5. In het geval de curator niet tijdig de gewaarmerkte afschriften inlevert, kan de NIWO een last onder dwangsom opleggen.

HOOFDSTUK 5 BINNENLANDSE VERGUNNING

Artikel 15

  • 1. In het geval van wijzigingen met betrekking tot de vakbekwaamheid en de rechtsvorm van de onderneming kan de binnenlandse vergunning niet worden voortgezet en dient er een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning te worden ingediend.

  • 2. Indien er wijzigingen optreden met betrekking tot de naam van de onderneming en het adres moeten er nieuwe binnenlandse gewaarmerkte afschriften worden aangevraagd. Voor deze afschriften is de vergoeding verschuldigd zoals gepubliceerd op de website van de NIWO.

HOOFDSTUK 6 VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA

Artikel 16

  • 1. Een vennootschap onder firma kan door de NIWO worden beschouwd als vervoerder in de zin van artikel 1.1 Wet wegvervoer goederen, indien de vennootschap onder firma aantoont dat er voor rekening en risico van de vennootschap beroepsvervoer wordt verricht.

  • 2. Wijzigingen in het vennootschapsbestand moeten onverwijld aan de NIWO worden doorgegeven.

  • 3. Bij uittreden of overlijden van een vennoot blijft de NIWO de vennootschap onder firma als vervoerder in de zin van artikel 1.1 Wet wegvervoer goederen aanmerken, indien:

    • a. een vennootschapsakte wordt overgelegd, waarin een voortzettingsbeding is opgenomen, en

    • b. aangetoond wordt dat aan de eis van financiële draagkracht wordt voldaan.

  • 4. Bij het ontbreken van de in lid 3 onder a bedoelde vennootschapsakte, wordt verondersteld dat de vennootschap onder firma is ontbonden. In dat geval vervalt de binnenlandse of communautaire vergunning van rechtswege.

  • 5. Indien de vennootschap onder firma door het uittreden of overlijden van één of meer vennoten nog uit slechts één (rechts)persoon bestaat waardoor deze van rechtswege ophoudt te bestaan en de overgebleven (rechts)persoon de vervoersactiviteiten van de voormalige vennootschap onder firma wenst voort te zetten, moet een nieuwe aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning worden ingediend.

  • 6. Bij toetreding van een vennoot tot de vennootschap onder firma moet een nieuwe verklaring omtrent het gedrag voor rechtspersonen, als bedoeld in artikel 3 lid 2 van onderhavige regeling, worden overgelegd.

  • 7. In afwijking van het vorige lid moet een verklaring omtrent het gedrag natuurlijke personen worden overgelegd indien er enkel sprake is van het toetreden van een vervoersmanager.

HOOFDSTUK 7 BEZWAAR EN BEROEP

Artikel 17

  • 1. In afwijking van artikel 6:16 Awb, schorst het bezwaar de werking van het besluit waartegen het is gericht gedurende de bezwaartermijn als bedoeld in artikel 6:7 Awb.

  • 2. Ingeval het bezwaar ontvankelijk is, wordt schorsende werking verleend gedurende de bezwaarprocedure.

  • 3. In afwijking van lid 2 wordt de werking van het besluit waartegen een bezwaar is ingediend niet geschorst indien er feiten en omstandigheden zijn die erop wijzen of redelijkerwijze doen vermoeden dat de verleende communautaire vergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen.

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 18 Nieuwe aanvragen in verband met bijzondere gevallen

  • 1. Ingeval een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning na de expiratiedatum van een communautaire vergunning bij de NIWO wordt ingediend, wordt deze aanvraag als een nieuwe aanvraag voor een communautaire vergunning beschouwd en is hoofdstuk een van toepassing.

  • 2. Indien sprake is van een wijziging van de rechtsvorm van de onderneming moet een nieuwe aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning bij de NIWO worden ingediend.

Artikel 19

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2015 vervangt de beleidsregel van 8 juli 2013 (Stcrt. 8 juli 2013, nr. 18645).

Artikel 20

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregel vergunningverlening van de NIWO’.

De Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie,

De voorzitter van de Raad van Beheer, A.B. Sakkers

Directeur G.J. Olthoff

TOELICHTING

I. Algemeen

Op 25 november 2014 is er een wijziging van de Regeling wegvervoer goederen in werking getreden (Stcrt. 25 november 2014, nr. 33693). Deze wijziging houdt verband met de uitvoering van artikel 12 van de Verordening 1071/2009/EG. In artikel 12 van de Verordening 1071/2009/EG is opgenomen dat de bevoegde instanties de verplichting hebben om uiterlijk vanaf 1 januari 2015 bij zogenaamde risicobedrijven jaarlijks te beoordelen of men aan de voorwaarden van artikel 3 van de Verordening 1071/2009/EG voldoet. De NIWO zal vanaf 1 januari 2015 deze risicobedrijven gaan toetsen. De NIWO beschouwt een onderneming als risicobedrijf indien er sprake is van een solvabiliteitsratio lager dan 20% en/of het risicodragend vermogen van de onderneming wordt aangevuld met een achtergestelde lening om te voldoen aan de eis van financiële draagkracht.

De Regeling wegvervoer goederen maakte voorheen een onderscheid voor het aantonen van de financiële draagkracht bij de aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning en de aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning. Bij een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning werd als kapitaal en reserves aangemerkt het beschikbare risicodragend vermogen, bestaande uit het eigen vermogen. Bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning werd als beschikbare risicodragend vermogen aangemerkt, het eigen vermogen vermeerderd met een ten opzichte van alle andere schulden achtergestelde lening. Dit onderscheid wordt thans opgeheven; als kapitaal en reserves wordt nu aangemerkt het beschikbare risicodragend vermogen, bestaande uit het eigen vermogen, eventueel aangevuld met een achtergestelde lening of een bankgarantie.

De wijzigingen in de beleidsregel hebben betrekking op de implementatie van deze eis, respectievelijk op de aanscherping in die gevallen dat er sprake is van een achtergestelde lening.

Eveneens is in de uitvoeringspraktijk gebleken dat de voorwaarden die de verordening stelt aan (externe) vervoersmanagers worden omzeild. Met het oog op het tegengaan hiervan is er een anticumulatiebepaling uitgewerkt in artikel 5.

Overige wijzigingen in deze beleidsregel zijn van technische aard.

Vergunningverlening

De NIWO willigt een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning in als aan alle vier eisen voor vergunningverlening wordt voldaan. Tevens wordt door de NIWO vastgesteld of er geen sprake is van een geval waarin artikel 3 Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) kan worden toegepast. Daartoe is een aparte beleidsregel opgesteld (Stcrt. 2011, nr. 10350).

De NIWO beslist binnen acht weken na ontvangst daarvan op een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning, dit is een fatale termijn. Mocht de NIWO deze termijn overschrijden dan wordt een aanvraag geacht te zijn ingewilligd. De wettelijke behandeltermijn vangt aan nadat de verschuldigde vergoeding is ontvangen en alle stukken voor de behandeling van een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning compleet zijn. De NIWO stuurt een factuur uit op de eerste werkdag na de dag dat een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning is ontvangen. De NIWO stelt de aanvrager overeenkomstig artikel 4:5 AWB in de gelegenheid binnen een redelijke termijn een incomplete aanvraag aan te vullen. De behandeltermijn wordt gedurende die termijn opgeschort. Voorts kan de behandeltermijn op grond van artikel 4:15 tweede lid onder a AWB worden opgeschort, indien de aanvrager schriftelijk met uitstel heeft ingestemd.

Bij een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning kan de behandeltermijn voor een redelijke termijn worden opgeschort. Bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning kan de behandeltermijn voor maximaal zes maanden worden opgeschort.

Gedurende de behandeling van een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning worden geen gewaarmerkte afschriften verstrekt.

Een communautaire vergunning wordt afgegeven voor de duur van vijf jaar, met ingang van de datum zoals door de NIWO vermeld in de beschikking.

De NIWO toetst iedere vijf jaar of de onderneming nog aan de eisen voor vergunningverlening voldoet. Wanneer na onderzoek bij een tussentijdse toets blijkt dat de vervoerder niet (meer) voldoet aan (één van) de eisen, zal een communautaire vergunning worden ingetrokken. De vervoerder kan ook om intrekking van een communautaire vergunning verzoeken (bijvoorbeeld bij het staken van de vervoersactiviteiten). De NIWO zal dit verzoek honoreren en de datum van de intrekking vaststellen.

Wanneer de NIWO een communautaire vergunning intrekt, dienen een communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften binnen één week na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot intrekking bij de NIWO te worden ingeleverd (artikel 3.6 WWG). Indien de onderneming nalaat om een communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften in te leveren, zal de NIWO een last onder dwangsom opleggen. In de ‘Beleidsregel NIWO inzake last onder dwangsom (Stcrt. 2009, nr. 81)’ wordt nader ingegaan op de last onder dwangsom.

Bewijslast

De NIWO hanteert als uitgangspunt dat de bewijslast bij de onderneming ligt. Wanneer er mutaties optreden binnen de onderneming (zoals wijziging van de bestuurder, wijziging van de vervoersmanager, wijziging van de rechtsvorm etc.) moet de onderneming deze wijzigingen melden bij de NIWO. De NIWO zal deze wijzigingen dan doorvoeren.

Procedure voor schorsing en intrekking van vergunningen

Indien de NIWO bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning vaststelt dat een onderneming het risico loopt niet langer te voldoen aan één of meer van de vereisten voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerondernemer, wijst de NIWO de onderneming hier schriftelijk op. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor als een onderneming een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning indient en uit de bij de aanvraag gevoegde stukken blijkt dat niet aan de eis van financiële draagkracht dreigt te worden voldaan.

Indien de NIWO vaststelt dat een onderneming niet langer voldoet aan één of meer vereisten, kan de NIWO de onderneming op verzoek een maximale termijn van zes maanden geven gedurende welke de onderneming in de gelegenheid wordt gesteld alsnog aan de eis(en) te voldoen. Hier is sprake van een discretionaire bevoegdheid. In beginsel verleent de NIWO de onderneming uitstel om alsnog aan de eisen te voldoen.

Wanneer de NIWO gedurende de looptijd van een communautaire vergunning vaststelt dat niet meer wordt voldaan aan de eisen, kan er ook een termijn worden verleend. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop de onrechtmatige situatie is vastgesteld. De onderneming krijgt vanaf dat moment maximaal zes maanden om aan de eisen te voldoen.

Blijkt dat een onderneming heeft nagelaten de NIWO te informeren over wijzigingen in de onderneming en er niet meer wordt voldaan aan één van de eisen, dan vangt de termijn in beginsel aan met ingang van de dag na die waarop de onrechtmatige situatie is vastgesteld.

De termijn vangt bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning in beginsel aan met ingang van de dag na die waarop een communautaire vergunning expireert. Een communautaire vergunning wordt geacht te zijn verlengd voor die termijn. De NIWO stelt de aanvrager in het bezit van gewaarmerkte, tijdelijke afschriften. Indien de aanvrager niet voor het einde van deze termijn voldoet aan de vereisten, wordt een communautaire vergunning ingetrokken.

Vrachtauto’s

Waar in de beleidsregel wordt gesproken over vrachtauto’s, wordt aansluiting gezocht bij de definitie in artikel 1.1 WWG, nl. motorrijtuig, motorrijtuig met aanhangwagen of samenstel van motorrijtuig en oplegger, ingericht voor het vervoer van goederen.

II. Artikelsgewijs

Artikel 2 Werkelijke en duurzame vestiging (reële vestiging)

Er moet in ieder geval sprake zijn van een daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit door middel van een duurzame vestiging. Het beheer en de exploitatie van de onderneming moeten geschieden vanuit de vestiging in Nederland.

Ter beoordeling van de reële vestiging zal de NIWO bewijsstukken opvragen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de inschrijving van de onderneming in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, een kopie bewijs van afgifte van een BTW-nummer, aangifte van de omzetbelasting, huurovereenkomst van het pand, facturen van opdrachtgevers, boekingen van facturen en ontvangsten in de boekhouding, kopieën van verzekeringspolissen, lease-overeenkomsten van de vrachtauto’s.

De NIWO verricht een onderzoek naar de reële vestiging wanneer er twijfel bestaat bij een aanvraag voor verlening of verlenging van een communautaire vergunning. Deze twijfel is er bijvoorbeeld na berichtgeving van de Inspectie Leefomgeving en Transport van het ministerie van Infrastructuur en Milieu of bij substantiële uitbreiding van het wagenpark.

Zodra de vergunning is verleend of verlengd en gewaarmerkte afschriften worden aangevraagd dienen er vrachtauto’s ter beschikking van de onderneming te staan. De NIWO kan vragen om bewijsstukken zoals een afschrift van de huurkoopovereenkomst of huur- of lease-overeenkomst, eigendomsbewijzen, kentekenbewijzen van de vrachtauto’s en facturen met betrekking tot het onderhoud van de vrachtauto’s.

Artikel 3 Betrouwbaarheid

De betrouwbaarheid van de vervoerder en de vervoersmanager worden aangetoond door overlegging van een niet ouder dan twee maanden zijnde VOG. De NIWO zal tussentijds een VOG opvragen indien daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld na onderzoek(sresultaten) van de Inspectie Leefomgeving en Transport van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, tip van het Openbaar Ministerie, rechterlijke uitspraak, verschillende faillissementen en berichtgeving in de media.

In de NIWO ‘Beleidsregel evenredigheidstoets en sanctionering bij verlies betrouwbaarheid in het goederenvervoer over de weg’ staat op welke wijze de betrouwbaarheid van de vervoerder respectievelijk de vervoersmanager wordt beoordeeld en op welke wijze in geval van verlies van betrouwbaarheid wordt gesanctioneerd.

Artikel 4 Financiële draagkracht

De vervoerder dient gedurende de looptijd van een communautaire vergunning over een voldoende risicodragend vermogen te beschikken. De NIWO kan te allen tijde controleren of er over voldoende risicodragend vermogen wordt beschikt. Onder risicodragend vermogen moet worden verstaan het eigen vermogen, eventueel aangevuld met een achtergestelde lening of een bankgarantie. Op 25 november 2014 is er een wijziging van de Regeling wegvervoer goederen in werking getreden. Er wordt thans geen onderscheid meer gemaakt wat wordt verstaan onder kapitaal en reserves bij de eerste aanvraag voor verlening en de aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning. Indien de vervoerder een rechtspersoon is, die op grond van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek verplicht is om een jaarrekening op te maken, kan hij volstaan met het overleggen van zijn meest recente jaarrekening, voorzien van een accountantsverklaring, waaruit blijkt dat het beschikbare risicodragend vermogen voldoende is. Hierbij geldt dat indien een aanvraag vóór 1 oktober is ingediend, de jaarrekeningen over maximaal twee jaar voorafgaand aan het lopende jaar (jaar van indiening) mogen worden overgelegd. Indien een aanvraag ná 1 oktober van het lopende jaar wordt ingediend, mag enkel de jaarrekening over het daaraan voorafgaande jaar worden overgelegd.

De NIWO kan te allen tijde achterliggende stukken eisen ter onderbouwing van de accountantsverklaring, wanneer er bijvoorbeeld onduidelijkheden zijn met betrekking tot bepaalde posten op de balans, een achtergestelde lening, overwaarde onroerend goed etc. Dit geldt ook voor de waarde van de vrachtauto’s in eigendom (aangetoond door middel van een taxatierapport).

De eenmanszaak en de v.o.f. kunnen de overwaarde van de woning bij de bepaling van het beschikbare risicodragend vermogen meewegen.

Een informele kapitaalstorting kan worden betrokken bij de bepaling van het beschikbare risicodragend vermogen, indien deze wordt omgezet in agio. Een oudedagsreserve kan eveneens worden meegewogen bij de bepaling van het beschikbare risicodragend vermogen voor zover rekening wordt gehouden met een fiscale latentie (de hoogte van het percentage fiscale latentie staat in het ‘Onderzoeksprotocol voor bepaling risicodragend vermogen’).

Indien er een achtergestelde lening wordt verstrekt, moet deze voldoen aan de eisen die de NIWO hieraan stelt. Er dient een schriftelijke leningsovereenkomst tot achterstelling te worden overgelegd, waarin in ieder geval de volgende elementen zijn opgenomen:

  • 1. NAW-gegevens van de geldgever en geldnemer;

  • 2. bedrag waarvoor de lening is aangegaan;

  • 3. de wijze van al dan niet vervroegde aflossing;

  • 4. de rentevergoeding;

  • 5. de termijn waarvoor de lening is aangegaan; en

  • 6. achterstelling van de geldlening ten aanzien van alle bestaande en toekomstige crediteuren (er mag dus geen sprake zijn van een bijzondere opeisbaarheid).

De geldnemende onderneming kan te allen tijde tussentijdse aflossingen doen. Indien de onderneming heeft aangetoond dat zij daarna over voldoende risicodragend vermogen beschikt, wordt zij niet langer als risicobedrijf beschouwd en hoeft zij niet meer jaarlijks aan te tonen dat er wordt voldaan aan de eis van financiële draagkracht.

In het geval van een bankgarantie moeten ook gegevens worden overgelegd aan de hand waarvan de NIWO inzicht krijgt in het totale risicodragend vermogen. De bankgarantie wordt afgegeven door een bankinstelling die zich borg stelt en hoofdelijk verbindt voor de in lid 1 vastgestelde bedragen.

De NIWO kan de onderneming maximaal een termijn van zes maanden verlenen om te voldoen aan de eis van financiële draagkracht. Hiertoe dient de vervoerder een onderbouwd verzoek in te dienen. Dit verzoek moet in ieder geval een financiële prognose opgesteld door een accountant of deskundige bevatten. Deze financiële prognose wordt onderbouwd door overlegging van een verlies- en winstrekening, grootboekrekening, resultatenoverzicht, taxatierapporten, overwaarde van een woning etc.

Indien de vervoerder een BBZ-lening is verleend, zal deze lening kwalificeren als een zakelijke rekening. De lening moet worden meegenomen bij de bepaling van het risicodragend vermogen.

Artikel 5 Vakbekwaamheid

De verordening beoogt te bewerkstelligen dat de vervoersmanager permanent en daadwerkelijk leiding geeft aan de vervoersactiviteiten van de onderneming. In de verordening wordt een onderscheid gemaakt tussen een interne en externe vervoersmanager. Uitganspunt van de verordening is dat de vakbekwaamheid wordt ingebracht door een interne vervoersmanager. Bij een interne vervoersmanager wordt aangenomen dat deze een reële band heeft met de onderneming en dat hij permanent en daadwerkelijk leiding geeft aan de vervoersactiviteiten.

Indien de onderneming geen interne vervoersmanager kan aantrekken, biedt de verordening de mogelijkheid dat een externe vervoersmanager de vakbekwaamheid inbrengt, mits vaststaat dat deze externe vervoersmanager permanent en daadwerkelijk betrokken is bij de vervoersactiviteiten van de onderneming. Om hier nadere invulling aan te geven, schrijft de verordening een managementovereenkomst voor waarin de taken van de externe vervoersmanager omschreven staan. Een externe vervoersmanager mag zijn vakbekwaamheid slechts inbrengen in een beperkt aantal ondernemingen (4) en ten aanzien van een beperkt aantal voertuigen (50). In de uitvoeringspraktijk is gebleken dat ondernemingen de hiervoor omschreven beperkingen die gelden voor externe vervoersmanager omzeilen door een de facto externe vervoersmanager op basis van een arbeidsovereenkomst aan te trekken zodat op papier lijkt dat hij een interne vervoersmanager is en de hiervoor beschreven beperkingen niet voor hem van toepassing zijn. Hierdoor kan de zogenaamde interne vervoersmanager in een onbeperkt aantal ondernemingen en over een onbeperkt aantal voertuigen de leiding geven ondanks dat er in de praktijk geen sprake is van een reële band tussen de onderneming en de vervoersmanager. Met het oog hierop is er een anticumulatiebepaling opgenomen. Een interne vervoersmanager kan in de hoedanigheid van bestuurder bij 1 onderneming of vanuit de holding (lees: moedermaatschappij) een onbeperkt aantal vrachtauto’s beheren. Indien vanuit de holding de vakbekwaamheid binnen een of meerdere tot de holding behorende werkmaatschappijen wordt ingebracht, zal de NIWO dit aanmerken als 1 onderneming. Dit is echter niet het geval indien de interne vervoersmanager in de hoedanigheid van bestuurder binnen een of meerdere tot de holding behorende werkmaatschappijen zijn vakbekwaamheid inbrengt. In dat geval zal de NIWO deze werkmaatschappij(en) aanmerken als aparte entiteiten en geldt de anticumulatiebepaling.

Het komt voor dat de vervoersmanager nog elders een of meerdere functie(s) vervult, echter niet in de hoedanigheid van vervoersmanager. Aangezien er vanuit wordt gegaan dat een vervoersmanager permanent en daadwerkelijk leiding geeft, dient hij aan te tonen dat hij zijn werkzaamheden als vervoersmanager kan combineren met zijn andere functie(s).

Een externe vervoersmanager kan niet tevens werkzaam zijn als opdrachtgever van de onderneming waar hij zijn vakbekwaamheid inbrengt. Dit volgt rechtstreeks uit artikel 4 lid 2 onder d van Verordening 1071/2009/EG en is in onderhavige beleidsregel verwoord in artikel 5 lid 5 onder e.

De NIWO zal in die gevallen waarin de inbreng van de externe vervoersmanager aan twijfel onderhevig is, extra bewijsstukken opvragen. De ratio van deze bepaling is dat de verhuur van het vakdiploma onmogelijk moet worden gemaakt. De (interne en externe) vervoersmanager moet de werkelijke en permanente leiding geven aan de vervoersactiviteiten van de onderneming. In artikel 5 lid 5 onder c zijn (niet limitatief) de vervoersactiviteiten zoals omschreven in Verordening 1071/2009/EG overgenomen. In het takenpakket van de externe vervoersmanager staat ook beheer van de basisboekhouding; onder basisboekhouding wordt met name de vervoersadministratie verstaan.

Het wettelijk stelsel, zo leert de jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, staat er niet aan in de weg dat bij een eenmanszaak de vakbekwaamheid wordt ingebracht door een procuratiehouder (externe vervoersmanager), mits die procuratiehouder permanent en daadwerkelijk leiding geeft aan de vervoersactiviteiten.

De vervoersmanager dient een erkend vakdiploma te overleggen. Het vakdiploma van de divisie CCV van het CBR wordt als zodanig aangemerkt. De NIWO accepteert ook als voldoende bewijs een getuigschrift dat overeenkomt met het modelgetuigschrift in bijlage III van de Verordening 1071/2009/EG en dat door de gemachtigde autoriteit of instantie is afgegeven. Bij twijfel over de echtheid van het overgelegde diploma zal door de NIWO contact worden opgenomen met de autoriteit door wie het vakdiploma is afgegeven.

Artikel 6 Vrijstelling van de eis van vakbekwaamheid

Dit artikel geeft inhoud aan de mogelijkheid om personen die continue ervaring in het managen van vervoersactiviteiten hebben en kunnen staven, vrij te stellen van het examen van vakbekwaamheid. Dit geldt echter alleen in die situaties waarin binnen een onderneming in het goederenvervoer over de weg wegens onvoorziene omstandigheden de vakbekwaamheid is komen te ontvallen.

De NIWO verlangt van personen die een beroep doen op historische vakbekwaamheid en hiertoe een verzoek indienen, bewijsstukken waaruit blijkt dat deze persoon daadwerkelijk voor een periode van tien jaar voorafgaand aan 4 december 2009 ononderbroken in de desbetreffende onderneming verantwoordelijk was voor de vervoersactiviteiten. Uitgangspunt daarbij is dat de onderneming (heeft) beschikt over een communautaire vergunning.

Artikel 7

Op verzoek van de aanvrager kan een maximale termijn van zes maanden of bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning of in bezwaar worden verleend. De termijn van zes maanden wordt aaneengesloten verleend; het is dus niet mogelijk om drie maanden uitstel bij een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning te verlenen en drie maanden uitstel in bezwaar (met een totaal van maximaal zes maanden). De behandeltermijnen worden in beide gevallen opgeschort.

Artikel 8

Indien bij een aanvraag voor een verlening of verlenging van een communautaire vergunning op voorhand niet is vast te stellen of hetgeen bij de aanvraag wordt geschetst in overeenstemming is met de praktijk geeft de NIWO de vervoerder het voordeel van de twijfel. In een dergelijk geval verleent de NIWO een communautaire vergunning en verstrekt voor een periode van een jaar vergunningbewijzen en deelt zij mee dat er zes maanden na vergunningverlening een nader onderzoek zal plaatsvinden.

Artikel 9 Risicobedrijven

De solvabiliteit van een onderneming biedt inzicht in de mate waarin de onderneming aan haar verplichtingen kan voldoen en in hoeverre de onderneming afhankelijk is van schuldeisers. De solvabiliteit is dus een graadmeter voor de mate waarin de onderneming hiertoe in staat is waarbij het eigen vermogen wordt opgevat als de financiële buffer voor het opvangen van ondernemingsrisico's. In feite wordt dus beoordeeld of een onderneming in geval van liquidatie de verschaffers van het vreemd vermogen kan betalen. De solvabiliteitsratio wordt, op basis van de balansgegevens, als volgt berekend: eigen vermogen / totaal vermogen X 100%. In het algemeen wordt aangenomen dat een onderneming financieel gezond is als de solvabiliteitsratio minimaal 25% a 40% bedraagt. Dit is enigszins afhankelijk van de branche en ondernemingsvorm. Kleinere bedrijven hebben vaak een sterk schommelende solvabiliteit. Ondernemingen die sterk groeien trekken regelmatig extra extern kapitaal aan waardoor tijdelijk de solvabiliteit van zo’n onderneming enorm onder druk komt te staan. Specifiek voor de transportsector concludeerde Panteia/NEA in 2013 dat de transportsector er minder goed voor stond dan vele andere economische sectoren. De sector wordt over het algemeen als vrij risicovol gezien, aldus de onderzoekers. Op basis van de cijfers die de NIWO heeft ontvangen bij de aanvragen over het eerste half jaar 2014, kan evenwel worden geconstateerd dat de gemiddelde solvabiliteitsratio circa 25% is. Het beeld is dus enigszins wisselend. Rekening houdend met het risicoprofiel van het wegtransport, en ook met het uitgangspunt dat onnodige administratieve lasten moeten voorkomen, is er voor gekozen om alleen bedrijven met een lagere solvabiliteitsratio dan 20%, aan te merken als risicobedrijf en dus jaarlijks te controleren. Kortgezegd komt het erop neer dat een onderneming die aantoont dat de solvabiliteitsratio niet (meer) lager is dan 20%, niet meer als risicobedrijf zal worden beschouwd. De onderneming hoeft daarna niet meer jaarlijks aan te tonen dat zij voldoet aan de eis van financiële draagkracht als bedoeld in artikel 4. Dit geldt ook voor een onderneming die een achtergestelde lening heeft afgelost en aantoont ook zonder die lening te voldoen aan de eis van financiële draagkracht. Kleine ondernemingen die vrijgesteld zijn van de plicht om jaarrekeningen bij de Kamer van Koophandel te deponeren, kunnen volstaan met de overlegging van een belastingaangifte. Uit deze belastingaangifte kan op relatief eenvoudige wijze af te leiden wat de solvabiliteit van een onderneming is.

Een onderneming waarbij het eigen vermogen reeds voldoende is voor het aantonen van de financiële draagkracht, maar waarbij tevens sprake is van een achtergestelde lening, wordt niet als risicobedrijf beschouwd.

De NIWO zal met ingang van 1 januari 2015 risicobedrijven gaan toetsen. De NIWO is voornemens de resultaten met de toepassing van de aldus bepaalde definitie van risicobedrijf na 2 jaar te evalueren.

Artikel 10

De NIWO verstrekt geen gewaarmerkte afschriften gedurende de behandeling van een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning, de onderneming is immers geen vergunninghouder. Nadat de onderneming vergunninghouder is geworden, kunnen er wel gewaarmerkte afschriften worden verstrekt.

Artikel 11 Overbruggingsbewijzen

Dit artikel maakt een onderscheid tussen een verzoek om verlenging dat voor de expiratiedatum en na de expiratiedatum wordt ingediend. In beide gevallen worden overbruggingsbewijzen verstrekt. Indien voor de expiratiedatum een verzoek om verlenging wordt ingediend, maar waarop nog niet is beslist ten tijde van de expiratiedatum worden overbruggingsbewijzen verstrekt. Deze zijn dan geldig vanaf de expiratiedatum.

Het komt ook voor dat een verzoek om verlenging na de expiratiedatum wordt ingediend, bijvoorbeeld naar aanleiding van een staande houding. In dat geval kunnen overbruggingsbewijzen worden verstrekt maar deze gaan in op het moment dat het verzoek om verlenging bij de NIWO wordt ingediend. Dit om te voorkomen dat een illegale situatie alsnog met terugwerkende kracht wordt gelegaliseerd.

Artikel 12 Uitbreiding aantal gewaarmerkte afschriften

Een onderneming dient in principe te allen tijde over een voldoende risicodragend vermogen te beschikken. Indien de onderneming binnen een jaar na vergunningverlening om extra bewijzen vraagt, terwijl bij de aanvraag dit vermogen niet is aangetoond, moeten nieuwe financiële gegevens worden overgelegd. Als na een jaar extra vergunningbewijzen worden aangevraagd, hoeven in beginsel geen nieuwe financiële gegevens te worden overgelegd om de adminstratieve lasten voor de onderneming zoveel als mogelijk te beperken.

Indien de NIWO redenen heeft om aan te nemen dat de onderneming bij uitbreiding van het aantal vergunningbewijzen een jaar heeft gewacht teneinde haar risicodragend vermogen niet te hoeven aan te tonen, zal de NIWO alsnog om financiële gegevens vragen.

Artikel 13 Vermissing gewaarmerkte afschriften

Wanneer een verklaring van vermissing niet wordt afgegeven, kan de vervoerder in bijzondere gevallen een door de NIWO opgesteld formulier naar waarheid ingevuld overleggen.

Artikel 14 Faillissement

Dit artikel moet worden gezien als een uitwerking van artikel 2.8, derde lid van de Wwg. Uitgangspunt is dat een gefailleerde onderneming niet meer gemachtigd is tot het verrichten van beroepsgoederenvervoer. Indien een onderneming in staat van faillissement is verklaard, kan de NIWO toestaan dat de gefailleerde transportonderneming gedurende een termijn van maximaal een maand met een eenmalige verlengingsoptie van nog een maand, nog gebruik maakt van de aan die gefailleerde onderneming verleende communautaire vergunning en gewaarmerkte afschriften voor de tijdelijke voortzetting van de vervoersactiviteiten. Deze activiteiten houden verband met een ordentelijke afwikkeling van de opdrachten die de gefailleerde onderneming mogelijk nog heeft, dan wel om een succesvolle doorstart te faciliteren. De curator moet hiertoe binnen een week een schriftelijk, bij aangetekende brief, verzoek indienen bij de NIWO. Indien de curator niet of niet tijdig tijdig reageert op de brief van de NIWO, trekt de NIWO een communautaire vergunning in. De doorstartende onderneming mag nimmer gebruik maken van de gewaarmerkte afschriften van de gefailleerde onderneming.

De NIWO ziet strikt toe op de inlevering van een communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften. Nadat de NIWO bekend is geworden met het faillissement, schrijft zij de curator binnen 24 uur aan. In de desbetreffende brief zal de curator worden gewezen op de mogelijkheid van het opleggen van een last onder dwangsom als hij bijvoorbeeld nalatig is in het terugzenden van de gewaarmerkte afschriften. De curator heeft dan een week om per aangetekende brief de NIWO te berichten dat: 1. De communautaire vergunning kan worden ingetrokken en hij zorg draagt dat de communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften zullen worden ingeleverd, ofwel 2. hij langer wenst te beschikken (met maximaal twee maal een maand) over de aan de gefailleerde onderneming verleende communautaire vergunning en de gewaarmerkte afschriften.

Indien de curator in gebreke blijft, kan een last onder dwangsom worden opgelegd (zie ook: ‘Beleidsregel NIWO inzake last onder dwangsom, Stcrt. 2009, nr. 81’).

Artikel 16

Artikel 16, lid 1

Een vennootschap onder firma is een vervoerder in de zin van artikel 1.1 Wwg als er voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat er voor rekening en risico van de vennootschap onder firma beroepsvervoer wordt verricht, en dit vervoer dus niet voor rekening en risico van de individuele vennoten wordt verricht. Van doorslaggevende mate voor de bepaling van voor gemeenschappelijke rekening en risico van de vennootschap onder firma beroepsvervoer verrichten, is de mate van financiële verstrengeling tussen de vennoten. De NIWO bekijkt per geval of en hoe er wordt voldaan aan het voor rekening en risico beroepsvervoer verrichten. Daarenboven vereist de NIWO de overlegging van de door de NIWO opgestelde ‘verklaring gezamenlijk vervoer’. Indien de vennootschap onder firma een vennootschapsakte of vennootschapsovereenkomst is overeengekomen, dient er een afschrift te worden overgelegd aan de NIWO.

Artikel 16, lid 2

De vennootschap dient wijzigingen in de vennootschap onverwijld door te geven aan de NIWO. Indien er sprake is van uittreden van een vennoot, kan de NIWO de vennootschap onder firma als vervoerder in de zin van artikel 1.1 Wet wegvervoer goederen aanmerken indien er in de vennootschapsakte een voortzettingsbeding is opgenomen en aangetoond wordt dat er aan de eis van financiële draagkracht wordt voldaan. Indien er geen voorzettingsbeding in de vennootschapsakte is overeengekomen wordt verondersteld dat de vennootschap is ontbonden en wordt de communautaire vergunning van rechtswege ingetrokken.

Bij toetreden van nieuwe vennoten tot de vennootschap moet er een nieuwe VOG rp worden overgelegd. Indien er een externe vervoersmanager toetreedt, kan worden volstaan met het overleggen van een VOG np vervoersmanager.

Artikel 17

De NIWO hanteert, in afwijking van artikel 6:16 AWB, het uitgangspunt dat het maken van bezwaar schorsende werking heeft. In de praktijk blijkt dat in veel gevallen het bezwaarschrift alsnog gegrond wordt verklaard, bijvoorbeeld omdat de tijdens de eerste aanlegprocedure ontbrekende (bewijs)stukken alsnog worden overgelegd. Daarom zal de NIWO in beginsel, indien het bezwaar ontvankelijk is, gedurende de bezwaarschriftprocedure (inclusief de termijn waarbinnen een bezwaar kan worden ingediend) haar besluit tot intrekking niet ten uitvoer leggen. Dit houdt in dat een ondernemer gedurende de bezwaarschriftprocedure beroepsgoederenvervoer mag blijven verrichten totdat is beslist op het bezwaarschrift. In het Nederlandse bestuursrecht is het, als het om een bevoegdheid met beleidsvrijheid gaat, algemeen aanvaard dat het bestuursorgaan zonder specifieke wettelijke grondslag zelf bepaalt dat hangende een bezwaarschriftprocedure zijn besluit niet ten uitvoer zal leggen.

In één uitzonderingsgeval handelt de NIWO wel conform artikel 6:16 AWB en heeft het maken van bezwaar geen schorsende werking. Hierbij is sprake van toepassing van de Wet Bibob, in het bijzonder artikel 3 van de Wet Bibob. De NIWO wil voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert en dat aan deze illegale praktijken zo spoedig mogelijk een halt wordt toegeroepen. Indien sprake is van een ernstige mate van gevaar dat de vergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen, zal het maken van bezwaar geen schorsende werking hebben. In dit soort gevallen zijn de strafbare feiten dermate ernstig dat het besluit tot intrekking directe werking moet hebben en er geen vervoersactiviteiten meer mogen worden verricht. De mate van gevaar zal veelal blijken uit een door het Bureau Bibob uitgebracht advies, al dan niet naar aanleiding van een tip van de officier van justitie, maar kan ook blijken uit eigen onderzoek. Hierbij kan worden gedacht aan berichtgeving in de media waarin wordt gesproken over een veroordeling van of een opsporings- of vervolgingsactie tegen een ondernemer. De wijze waarop de NIWO de vergunningen voor het beroepsgoederenvervoer toetst is neergelegd in de beleidsregel ‘NIWO toetsing vergunningen beroepsgoederenvervoer aan de Wet Bibob’ (Stcrt. 2011, nr. 10350). Indien het bezwaarschrift de werking van het besluit tot intrekking niet schorst, dan zal dit in de beschikking tot intrekking worden opgenomen. Hiermee wordt voldaan aan het kenbaarheidsvereiste.

Ten slotte wordt opgemerkt dat de NIWO het uitgangspunt hanteert dat artikel 6:16 AWB onverminderd van toepassing is in geval van het instellen van beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het instellen van beroep heeft dus geen schorsende werking. Wie in dat geval schorsing wenst, zal gebruik moeten maken van de in artikel 8:81 e.v. AWB opgenomen procedure voor het verkrijgen van een voorlopige voorziening bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel 18 Nieuwe aanvragen in verband met bijzondere gevallen

Artikel 18, lid 1

Een aanvraag voor verlenging van een communautaire vergunning, die na de expiratiedatum wordt ingediend, wordt beschouwd als een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning. Immers, omdat de vergunning verlopen is, bestaat deze niet langer. Een niet bestaande vergunning kan niet worden verlengd.

Artikel 18, lid 2

Indien er sprake is van een wijziging van de rechtsvorm moet eveneens een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning worden ingediend. Een wijziging van de rechtsvorm ziet bijvoorbeeld op een eenmanszaak die wordt omgezet naar een vennootschap onder firma of omgekeerd, maar ook een B.V. die de vervoersactiviteiten overhevelt naar een andere B.V.

De NIWO sluit hier aan bij de handelswijze van de Kamer van Koophandel en de Belastingdienst. Een nieuwe registratie bij de Kamer van Koophandel veronderstelt dat er een nieuwe onderneming is opgericht. De Kamer van Koophandel spreekt in dat verband van ontbinden of opheffen van de oude onderneming en overheveling van ondernemingsactiviteiten naar de nieuwe rechtsvorm. Ook de Belastingdienst beschouwt deze wijziging als het gevolg van een staking van de ondernemingsactiviteiten. Zodra er dus sprake is van een nieuw KvK-nummer (en dus ook een nieuw BTW-nummer) moet een aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning bij de NIWO worden ingediend, die – in overeenstemming met de bestaande uitvoeringspraktijk – volledig wordt getoetst aan de eisen van vergunningverlening. Een wijziging van de rechtsvorm wordt dan ook gelijkgesteld met een verzoek om een communautaire vergunning. Dientengevolge zal hetzelfde tarief worden gehanteerd als bij de aanvraag voor verlening van een communautaire vergunning.

Naar boven