Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 21 november 2014, nr. IENM/BSK-2014/252972, tot wijziging van de Regeling wegvervoer goederen

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 2.6, eerste lid, en 2.8, vierde lid, van de Wet wegvervoer goederen;

ARTIKEL I

De Regeling wegvervoer goederen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 6, tweede tot en met vierde lid, komen te luiden:

  • 2. Bij een aanvraag voor verlening en verlenging van een communautaire vergunning wordt als kapitaal en reserves aangemerkt het beschikbare risicodragend vermogen, bestaande uit het eigen vermogen, eventueel aangevuld met een achtergestelde lening, of uit een bankgarantie.

  • 3. De vervoerder toont zijn financiële draagkracht aan door overlegging van een openingsbalans, een tussentijdse balans of de jaarcijfers, voorzien van een vermogensopstelling indien het eigen vermogen onvoldoende is.

  • 4. De in het derde lid bedoelde documenten zijn voorzien van een verklaring, inhoudende dat de waardering van het beschikbare risicodragend vermogen is geschied volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, en dat dit vermogen voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen.

B

In artikel 18, tweede lid, onderdeel c, wordt ‘afdeling 3,’ vervangen door: afdeling 3 en 12,.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

TOELICHTING

De onderhavige wijziging van de Regeling wegvervoer goederen (Rwg) houdt verband met de uitvoering van artikel 12 van verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PbEu L 300, hierna: de verordening).

Artikel 12 van de verordening verplicht de bevoegde instanties om voortdurend te controleren of de ondernemingen waaraan zij een vergunning hebben verleend voor de uitoefening van het beroep van wegvervoerder, voldoen aan de in deze verordening vastgestelde vereisten van vakbekwaamheid, betrouwbaarheid, financiële draagkracht en reële vestiging. Daartoe dienen gerichte controles te worden uitgevoerd bij die ondernemingen die door die instanties als risicobedrijf zijn aangemerkt.

Het tweede lid van dat artikel voorziet in een overgangstermijn, waarin de controle daarop ten minste om de vijf jaar moet plaatsvinden. Omdat de vergunning eveneens vijf jaar geldig is, bestaat de praktijk dat de controle plaatsvindt bij een verzoek om verlenging van de vergunning.

Deze overgangstermijn loopt op 31 december 2014 af.

Voor de voortdurende controle op het voldoen aan de eisen van vakbekwaamheid, betrouwbaarheid en reële vestiging zijn op grond van de wet reeds voldoende instrumenten beschikbaar. Voor de voortdurende controle op het voldoen aan de eis van financiële draagkracht is een aanvulling van deze instrumenten nodig.

De NIWO, aan wie de bevoegdheid door de Wwg is geattribueerd, zal vanaf 1 januari 2015 een onderneming voor wat betreft het voldoen aan de eis van financiële draagkracht als risicobedrijf beschouwen bij een solvabiliteitsratio van minder dan 20% of indien sprake is van een achtergestelde lening. Dit zal door de NIWO in een beleidsregel worden vastgelegd. In die beleidsregel zal ook de wijze waarop een achtergestelde lening moet worden aangetoond, nader worden geëxpliciteerd. Afgezien van het door de verordening verplichte aanmerken van risicobedrijven, bestaat bij de NIWO reeds langer de behoefte aan aanscherping van de controle op achtergestelde leningen. In de praktijk is namelijk gebleken dat aanmerking van achtergestelde leningen als deel van risicodragend vermogen, fraudegevoelig is.

Om de solvabiliteitsratio te kunnen vaststellen, dient de NIWO te kunnen beschikken over een openingsbalans, een tussentijdse balans of de jaarcijfers, eventueel voorzien van een vermogensopstelling. Indien uit de balans of de jaarrekening blijkt dat het eigen vermogen onvoldoende is, kan een accountant een vermogensopstelling overleggen waarbij hij het negatief eigen vermogen als uitgangspunt neemt en aanvult met bijvoorbeeld een overwaarde op een huis, waardoor het uiteindelijke risicodragend vermogen positief uitvalt. In artikel 6, derde lid, van de Rwg, is dit nu geëxpliciteerd.

De Rwg maakte voor het aantonen van financiële draagkracht onderscheid tussen beginnende ondernemingen en verlenging van de vergunning. Nu de controle op achtergestelde leningen wordt aangescherpt, is dit onderscheid niet langer gerechtvaardigd. Overigens maakt ook de verordening dit onderscheid niet voor het aanmerken als risicobedrijf.

Artikel 7, tweede lid, van de verordening staat een bankgarantie toe als bewijs van financiële draagkracht. Deze is in de Rwg thans dan ook toegevoegd.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in artikel 18 een omissie te herstellen. Voor wat betreft het verbod tot het aan het verkeer deelnemen van ondeugdelijke voertuigen beperkt het tweede lid onder c zich tot de vrachtauto. Bijlage IV, punt 3, van de beroepsverordening spreekt echter van voertuigen. Daaronder vallen tevens de aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg.

Deze regeling heeft geen bedrijfseffecten of gevolgen voor administratieve lasten.

Van het systeem van vaste verandermomenten wordt afgeweken met betrekking tot de datum van publicatie. Het betreft hier implementatie van een bindende EU-rechtshandeling. Bovendien is deze wijziging genoegzaam bekend bij de betrokken brancheorganisaties, aangezien deze in het bestuur van de NIWO zijn vertegenwoordigd.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven