Beleidsregel van de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO) inzake toepassing van regels van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur op de toetsing van vergunningen beroepsgoederenvervoer (Beleidsregel toetsing vergunningen beroepsgoederenvervoer aan de Wet Bibob)

7 juni 2011

De Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie,

Besluit:

HOOFDSTUK 1 DEFINITIES EN TOEPASSING

Artikel 1

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. Bureau Bibob:

Bureau, bedoeld in de artikelen 8 en 9, eerste lid, van de Wet Bibob;

b. Minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;

c. Wet Bibob:

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

d. Besluit Bibob:

Besluit bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

e. NIWO:

Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie, als bedoeld in de Wet wegvervoer goederen;

f. communautaire vergunning:

communautaire vergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet wegvervoer goederen.

Artikel 2

Deze beleidsregel heeft betrekking op de feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot aanvraag van een advies van Bureau Bibob als bedoeld in artikel 3.2, tweede lid en artikel 3.4, tweede lid, van de Wet wegvervoer goederen.

HOOFDSTUK 2 WETTELIJKE GRONDSLAG

Artikel 3

De NIWO kan op grond van artikel 3.2, eerste lid, en artikel 3.4, eerste lid, van de Wet wegvervoer goederen een vergunning weigeren of intrekken:

  • a. indien er ernstig gevaar bestaat dat de vergunning mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten; of

  • b. om strafbare feiten te plegen; of

  • c. indien feiten en omstandigheden er op wijzen of redelijkerwijze doen vermoeden dat ter verkrijging van een vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

HOOFDSTUK 3 AANVRAAG VAN EEN ADVIES

Artikel 4

De NIWO kan overgaan tot de aanvraag van een advies als bedoeld in artikel 9, eerste lid van de Wet Bibob indien na eigen onderzoek vragen of onduidelijkheden blijven bestaan over een of meer feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 5.

Dit eigen onderzoek bestaat in ieder geval uit het bestuderen van het Bibob-vragenformulier als bedoeld in artikel 30 van de Wet Bibob. Indien de aanvrager of houder van een vergunning deze formulieren niet of niet recentelijk heeft ingevuld kan de NIWO de aanvrager of houder verzoeken de aanvrager of houder de betreffende formulieren in te vullen.

Artikel 5

De feiten en omstandigheden die kunnen leiden tot aanvraag van een advies als bedoeld in artikel 9, eerste lid Wet Bibob kunnen blijken uit:

  • a. de kenmerken van de aanvrager of houder van een vergunning of de omgeving waarbinnen deze zijn activiteiten verricht;

  • b. gegevens uit gesloten of open bronnen;

  • c. de gedragingen van de aanvrager of houder van een vergunning; of

  • d. objectieve kenmerken.

Artikel 6

Onder de in artikel 5, onder a genoemde kenmerken van de aanvrager of houder van een vergunning of de omgeving waarbinnen hij zijn activiteiten verricht wordt verstaan:

  • a. de kwetsbaarheid van de sector of branche waarbinnen wordt geopereerd;

  • b. de kwetsbaarheid van het gebied van waaruit wordt geopereerd;

  • c. de verspreidingsgraad van de vervoersactiviteiten;

  • d. samenwerking met bedrijven of personen met een vermoedelijk criminele achtergrond;

  • e. zakelijke contacten met risicogebieden;

  • f. zakelijke contacten met rampgebieden;

  • g. zakelijke contacten met van overheidswege geboycotte landen; of

  • h. onduidelijke eigendom van in gebruik genomen panden, gronden en bedrijfsmiddelen.

Artikel 7

Onder de in artikel 5, onder b genoemde gegevens uit gesloten of open bronnen wordt verstaan:

  • a. berichten uit de onderzoeksjournalistiek omtrent betrokkenheid bij criminaliteit;

  • b. een strafblad;

  • c. een strafrechtelijk onderzoek door het openbaar ministerie;

  • d. de aanvaarding van een schikking of transactie;

  • e. gegevens uit een verklaring omtrent het gedrag van niet meer dan twee jaar oud waaruit een strafbaar feit blijkt;

  • f. een tip van het openbaar ministerie;

  • g. de aard van de gegevens uit formele aanvraagformulieren;

  • h. informatie van opsporingsambtenaren, openbaar ministerie en toezichthouders van andere overheden waarmee wordt samengewerkt;

  • i. onjuiste of onduidelijke gegevens uit de registers bij de Kamer van Koophandel;

  • j. een ontbrekende verklaring van geen bezwaar voor oprichten van een vennootschap;

  • k. schikkingen, boetes en sepots in zaken waarbij toezichthouders van de Minister betrokken zijn geweest;

  • l. opgelegde bestuursrechtelijke maatregelen in de laatste twee jaar;

  • m. delicten blijkend uit handhavingsdocumenten;

  • n. gebleken faillissementen in het verleden;

  • o. gebleken ongebruikelijke wijze van financieren;

  • p. een afschrijvingsplan met ongebruikelijke afschrijving bedrijfsmiddelen;

  • q. gegevens over ontoereikende afdracht van belastingen en premies;

  • r. ondoorzichtige bedrijfsconstructies of eigendom van inactieve rechtspersonen;

  • s. ondoorzichtige boekhouding en financiële structuur volgens de gangbare accountancynormen;

  • t. verplichte bedrijfsdocumenten die gemanipuleerd of verouderd zijn;

  • u. belastende gegevens van toezichthouder inzake het Kredietwezen;

  • v. veelvuldige personeels- en bestuurswisselingen; of

  • w. ontvangen klachten van klanten, leveranciers, afnemers en omwonenden van het bedrijf die duiden op een verband met strafbare feiten.

Artikel 8

Onder de in artikel 5, onder c genoemde gedragingen van de aanvrager of houder van een vergunning wordt verstaan:

  • a. ontwijkend gedrag bij intakegesprekken of bevraging;

  • b. tegenwerking bij toezicht op de naleving;

  • c. onjuiste of afwijkende antwoorden uit ingevulde formulieren ten behoeve van een besluit omtrent de vergunning;

  • d. contante betalingswijze in gevallen waarbij girale transacties gebruikelijk zijn; of

  • e. herhaald uitstel vragen bij overleggen van bewijs ter voldoening aan eisen.

Artikel 9

Onder de in artikel 5, onder d genoemde objectieve kenmerken wordt verstaan:

  • a. een hoge met de vervoersactiviteiten gemoeide omzet waarvoor een vergunning is aangevraagd;

  • b. een hoge waarde van de bedrijfsmiddelen van de vervoeronderneming;

  • c. een groot aantal werknemers;

  • d. een groot aantal in te zetten voertuigen;

  • e. afwijkende bruto winstmarges;

  • f. het vervoeren van gevoelige zaken of producten;

  • g. grensoverschrijdend vervoer;

  • h. een overheersende marktmacht in de afzetgebieden van de kernactiviteit; of

  • i. één of meer buitenlandse vestigingen.

HOOFDSTUK 4 BIJZONDERE OMSTANDIGHEDEN

Artikel 10

De NIWO kan in bijzondere omstandigheden van deze beleidsregel afwijken voor zover dit gelet op het achterhalen, voorkomen of tegengaan van misbruik van een vergunning niet zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

HOOFDSTUK 5 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 11

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 mei 2011 en vervangt de beleidsregel van 1 mei 2009 (Stcrt. 2009, nr. 81).

Artikel 12

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel van de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO) toetsing vergunningen beroepsgoederenvervoer over de weg aan de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob).

De Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie,

de voorzitter,

M.C. van der Harst.

De voorzitter,

M.C. van der Harst.

TOELICHTING

De Beleidsregel beoogt handvatten te bieden bij toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

Naar boven