ARTIKEL I
De Regeling LNV-subsidies wordt gewijzigd als volgt:
A
Na artikel 1:4, derde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
4.
De beoordelingscommissie, bedoeld in het derde lid, kan de minister adviseren om een
aanvraag tot subsidieverlening af te wijzen, indien deze aanvraag naar haar oordeel
niet of niet voldoende bijdraagt aan het realiseren van de doelstelling van de subsidie.
B
Artikel 1.15 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de eerste zinsnede vervalt ‘of kosten voor eigen arbeid’.
b. In onderdeel a wordt ‘door 1600, en’ vervangen door: door 1600,
c. In onderdeel b wordt het zinsdeel ‘dat als normbedrag’ tot en met ‘Ministerie van
Financiën’ vervangen door: dat wordt berekend door de salariskosten per mensjaar in
Euro, opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven van het Ministerie van Financiën,
te delen door het in die handleiding opgenomen afgeronde aantal direct productieve
uren.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
6. Indien in deze regeling is bepaald dat kosten voor eigen arbeid in aanmerking komen
voor een subsidie wordt het uurtarief vastgesteld op het in het vijfde lid, onderdeel
b, afhankelijk van het type werkzaamheden bedoelde bedrag.
C
In artikel 2:41, onderdeel a, onder 1°, wordt ‘verordening (EG) nr. 1998/2005’ vervangen
door: verordening (EG) nr. 1698/2005.
D
Onder vervanging van een punt door een puntkomma aan het slot van artikel 2:42, tweede
lid, onderdeel d, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
E
Artikel 2:45 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid en het derde lid worden vernummerd tot derde lid en vierde lid.
2. Na het eerste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
F
Na artikel 6.3, vierde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
G
Bijlage 2, hoofdstuk 7, komt te luiden:
Hoofdstuk 7. Verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe
uitdagingen (POP NU)
A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.
Categorie 1: mestbewerking en mestverwerking.
-
1.
De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:
-
a. apparatuur, installaties of machines voor mechanische scheiding, zoals vijzelpers
of schroefpersfilter, zeefbandpers, centrifuge of decanter, trommelfilter, kamerfilter,
towerfilter;
-
b. apparatuur, installaties of machines voor bezinking;
-
c. apparatuur, installaties of machines voor vacuümdestillatie en dampcompressie;
-
d. apparatuur, installaties of machines voor strippen of scrubben;
-
e. apparatuur, installaties of machines voor indikken en drogen;
-
f. apparatuur, installaties of machines voor composteren, of
-
g. apparatuur, installaties of machines voor verwerking tot korrels.
-
2.
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:
-
a. met de apparatuur, installaties of machines ten hoogste een hoeveelheid mest wordt
bewerkt of verwerkt die gelijk is aan de hoeveelheid mest die de landbouwonderneming,
die de subsidie heeft aangevraagd, gedurende het kalenderjaar dat voorafgaat aan de
aanvraag tot subsidie, heeft geproduceerd, en
-
b. ten minste 60% van de geproduceerde bewerkte of verwerkte mest, bedoeld in onderdeel
a, wordt toegepast op de landbouwgronden die in gebruik zijn bij de landbouwonderneming
die de subsidie heeft aangevraagd.
Categorie 2: precisielandbouw.
-
1.
De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:
-
a. een rijenbemestingsunit, waarmee meststoffen bij open teelten in de rij kunnen worden
toegediend, al dan niet uitgevoerd met GPS-aansturing en sectiebesturing voor deze
unit, waarmee de meststoffen plaatsspecifiek kunnen worden toegediend;
-
b. sectiebesturing met een GPS-systeem voor een bemester voor vloeibare meststoffen;
-
c. een met GPS-systeem uitgevoerde ploeg met een aansturingssysteem voor ploegbreedte
en -diepte, al dan niet uitgevoerd met sensoren voor bodemdichtheidsmetingen.
-
2.
Er wordt geen subsidie verstrekt voor een landbouwtrekker of een zelfrijdende land-
of tuinbouwmachine.
Categorie 3: mestsilo’s.
-
1.
Subsidie voor mestsilo’s wordt uitsluitend verstrekt indien:
-
a. de opslagcapaciteit van mest van de landbouwonderneming wordt vergroot naar minimaal
12 maanden;
-
b. De opslagcapaciteit van mest groter is dan de minimumopslagcapaciteit, bedoeld in
hoofdstuk V van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.
-
2.
Er wordt geen subsidie verstrekt voor mestkelders, mestzakken of foliebassins.
Categorie 4: energie-efficiëntie.
-
1. De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:
-
a. warmtepomp;
-
b. warmtepompboiler;
-
c. combiwarmtepomp in combinatie met een bodemsysteem;
-
d. een klimaatcomputer voor bewaarruimten van agrarische producten;
-
e. een debietregeling ventilatoren voor bewaarruimten van agrarische producten als bedoeld
in nummer 210301 van bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek
2001;
-
f. geluid- en emissiearm mobiel aggregaat, compressor of pomp bedoeld in nummer B 5170
van de bijlage bij de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek
milieu-investeringen 2009.
-
2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de energie of warmte uitsluitend wordt
gebruikt door de landbouwonderneming, die de subsidie heeft aangevraagd ten behoeve
van landbouwdoeleinden van die onderneming.
Categorie 5: hernieuwbare energie;
-
1. De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:
-
a. biomassaketel;
-
b. zonneboiler;
-
c. kleine windturbine.
-
2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:
-
a. de energie of warmte, die wordt opgewekt door de apparatuur, installaties of machines,
bedoeld in het eerste lid, uitsluitend wordt gebruikt door de landbouwonderneming,
die de subsidie heeft aangevraagd ten behoeve van landbouwdoeleinden van die onderneming,
en
-
b. de apparatuur, installaties of machines, bedoeld in het eerste lid, niet meer energie
genereren dan vermeld staat op de laatste jaarafrekening van het energieverbruik van
de landbouwonderneming.
Categorie 6: water.
-
1.
De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:
-
a. dakgoten, buizen en goten voor afvoer van hemelwater;
-
b. richels of andere investeringen die voorkomen dat afstromend hemelwater in contact
komt met kuilplaten, voerplein, koepaden of andere plaatsen waar regelmatig met voer
of mest wordt gemorst;
-
c. een wadi voor het opvangen en laten bezinken van afstromend hemelwater dat niet verontreinigd
is met voer- of mestresten;
-
d. waterdichte opslagputten, die voorzien zijn van een overloop naar een mestkelder,
voor opvang van perssap, percolatiewater en afstromend hemelwater van kuilplaten,
voerplein of koepad;
-
e. buizen en goten voor afvoer van met voer- of mestresten vervuild hemelwater naar een
daarvoor bestemde opslagput, of
-
f. een voor het schoonhouden van het erf geschikte veegmachine.
-
2.
Er wordt geen subsidie verstrekt voor::
-
a. kuilplaten, erf verharding of sleufsilo’s;
-
b. installaties of machines voor opvang van perssap of percolaat indien een overloopvoorziening
is of wordt aangebracht naar de bodem of het oppervlaktewater;
-
c. helofytenfilters of andere zuiveringsmachines of -installaties.
B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:
-
a.
voor zover het subsidie voor de apparatuur, installaties en machines als bedoeld in
de categorieën 1 en 3 van dit hoofdstuk betreft:
veehouderijen met een economische bedrijfsomvang van 25.000 Standaard Output of meer
in de landbouwtelling van het voorgaande kalenderjaar;
-
b.
voor zover het subsidie voor apparatuur, installaties en machines als bedoeld in categorie
2 van dit hoofdstuk betreft:
landbouwondernemingen met een economische bedrijfsomvang van 25.000 Standaard Output
of meer in de landbouwtelling van het voorgaande kalenderjaar;
-
c.
voor zover het subsidie voor apparatuur, installaties en machines als bedoeld in de
categorieën 4 en 5 van dit hoofdstuk betreft:
landbouwondernemingen met een economische bedrijfsomvang van 25.000 Standaard Output
of meer in de landbouwtelling van het voorgaande kalenderjaar, met uitzondering van
glastuinbouwondernemingen.
C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.
-
1. In aanvulling op artikel 2:40, eerste lid, komen de kosten voor het noodzakelijke
materieel voor de werking van de apparatuur, machine of installatie voor subsidie
in aanmerking.
-
2. De kosten, bedoeld in het eerste lid, bestaan uit de door de aanvrager te maken installatiekosten,
zijnde de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het bouwen en monteren
van de apparatuur, machine of installatie.
D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening of de subsidievaststelling mee te sturen
documenten als bedoeld in artikel 2:38
ARTIKEL II
Het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 17, tweede lid, komt te luiden:
B
Artikel 19 komt te luiden:
Artikel 19
Het subsidieplafond voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 17, eerste
lid, bedraagt:
-
a. € 3.000.000 voor aanvragen ingediend in de periode, bedoeld in artikel 17, tweede
lid, onderdeel a;
-
b. € 4.000.000 voor aanvragen ingediend in de periode, bedoeld in artikel 17, tweede
lid, onderdeel b.
C
Artikel 20, tweede lid, komt te luiden:
D
Artikel 22 komt te luiden:
Artikel 22
Het subsidieplafond voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 20, eerste
lid, bedraagt:
-
a. € 2.000.000 voor aanvragen ingediend in de periode, bedoeld in artikel 20, tweede
lid, onderdeel a;
-
b. € 3.500.000 voor aanvragen ingediend in de periode, bedoeld in artikel 20, tweede
lid, onderdeel b.
E
Na hoofdstuk 2, titel 4, paragraaf 1, worden de volgende paragrafen toegevoegd:
§ 2. Jonge landbouwers
Artikel 25a
-
1. Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2:42, eerste lid,
van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 1 oktober 2012 tot en met
26 oktober 2012.
-
2. Een jonge landbouwer kan slechts één aanvraag indienen.
Artikel 25b
Aanvragen tot subsidievaststelling kunnen worden ingediend tot en met 1 juli 2015.
Artikel 25c
Er worden geen voorschotten verleend.
Artikel 25d
Het subsidieplafond bedraagt € 5.300.000.
§ 3. Verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen
(POP NU)
Artikel 25f
-
1. Een aanvraag tot verlening van een subsidie voor een investering als bedoeld in bijlage
2, hoofdstuk 7, punt A, categorieën 1 en 2 van de regeling kan worden ingediend in
de periode van 2 juli 2012 tot en met 27 juli 2012.
-
2. Een aanvraag tot verlening van een subsidie voor een investering als bedoeld in bijlage
2, hoofdstuk 7, punt A, categorieën 3, 4 en 5 van de regeling kan worden ingediend
in de periode van 1 november 2012 tot en met 30 november 2012.
-
3. Per landbouwonderneming, bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt B, wordt één aanvraag
ingediend per categorie, die betrekking kan hebben op één of meerdere apparaten, installaties
of machines onderscheiden in de categorieën 1, 2, 3, 4 en 5, bedoeld in bijlage 2,
hoofdstuk 7, punt A, van de regeling.
-
4. Landbouwondernemingen die in het jaar 2010 en 2011 voor apparatuur, installaties
of machines onderscheiden in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, subsidie toegewezen hebben
gekregen voor één of meer categorieën komen niet voor subsidie in aanmerking.
-
5. Landbouwondernemingen die in het jaar 2012 subsidie toegewezen hebben gekregen op
grond van hoofdstuk 2a, paragraaf 11, van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006, komen
niet in aanmerking voor subsidie.
-
6. Artikel 1:5 is van toepassing.
Artikel 25g
Er worden geen voorschotten verleend.
Artikel 25h
Aanvragen tot subsidievaststelling kunnen worden ingediend tot en met 1 juli 2015
en per landbouwonderneming bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt B kan in die periode
maximaal één aanvraag per categorie gedaan worden.
Artikel 25i
-
1. De subsidie voor een apparatuur, installaties of machines als bedoeld in bijlage
2, hoofdstuk 7, punt A, van de regeling bedraagt:
-
a. 35% van de subsidiabele kosten voor apparatuur, installaties of machines als bedoeld
in categorie 1, onderdelen b tot en met g, categorie 4, onderdelen a tot en met e,
en categorie 5.
-
b. 25% van de subsidiabele kosten voor apparatuur, installaties of machines als bedoeld
in categorie 1, onderdeel a, categorie 2, categorie 3 en categorie 4, onderdeel f.
-
2. De subsidie per categorie bedraagt ten minste € 5.000 en ten hoogste € 100.000.
Artikel 25j
-
1. Het subsidieplafond voor investeringen in apparatuur, installaties of machines als
bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, van de regeling bedraagt:
-
a. € 3.750.000 voor categorie 1;
-
b. € 3.750.000 voor categorie 2;
-
c. € 3.750.000 voor categorie 3;
-
d. € 3.750.000 voor de categorieën 4 en 5.
-
2. In aanvulling op het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, geldt een additioneel
subsidieplafond ten bedrage van:
-
a. € 315.000 voor investeringen in apparatuur, installaties of machines als bedoeld in
bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorie 1, die integraal onderdeel uitmaken van
een co-vergistingsinstallatie of een vergistingsinstallatie, voor landbouwondernemingen
die gevestigd zijn in de provincie Utrecht;
-
b. € 925.000 voor investeringen in apparatuur, installaties of machines als bedoeld in
bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorieën 4 en 5, voor landbouwondernemingen die
gevestigd zijn in de provincie Utrecht.
§ 4. Duurzame stallen en houderijsystemen rond N2000
Artikel 25k
-
1. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering in een integraal duurzame
stal of houderijsysteem als bedoeld in Bijlage 2, Hoofdstuk 4, punt A, van de regeling
kunnen worden ingediend door landbouwondernemingen die werkzaam zijn in de:
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op varkens- en pluimveehouderijen gelegen in
extensiveringsgebieden als bedoeld in artikel 1 van de Reconstructiewet.
-
3. De landbouwondernemingen, bedoeld in het eerste lid, zijn ten hoogste 3.000 meter
verwijderd van een gebied als beschreven in bijlage 2 bij dit besluit.
-
4. De investering in een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in het
eerste lid leidt tot een emissiewaarde van ten hoogste 75% ten opzichte van:
-
a. de maximale emissiewaarde voor de specifieke diercategorie als bedoeld in Bijlage
1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij;
-
b. de emissiefactor voor overige huisvesting in de bijlage bij de Regeling ammoniak en
veehouderij, indien er voor de betreffende diercategorie geen maximale emissiewaarde
is vastgesteld in Bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij.
-
5. De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 15 juli 2012 tot en met 31 augustus
2012.
Artikel 25l
-
1. De door de Minister ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van
de aanvragen, bedoeld in artikel 25k, eerste lid, advies uit aan de Minister in de
vorm van een rangschikking.
-
2. Overeenkomstig artikel 1:4 van de regeling wordt een aanvraag hoger gerangschikt:
-
a. indien de integraal duurzame stal of houderijsysteem waarin wordt geïnvesteerd in
de beginfase van marktintroductie verkeert;
-
b. naarmate de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem meer economisch
of technisch perspectief heeft;
-
c. naarmate er voor de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem een
betere verhouding tussen de prijs en kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde subsidiebedrag
en de verbetering van het dierenwelzijn;
-
d. naarmate er voor de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem een
betere verhouding tussen de prijs en kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde subsidiebedrag
en de verbetering van het milieu, diergezondheid of arbeidsomstandigheden;
-
e. naarmate de vermindering van de uitstoot van ammoniak hoger is, en
-
f. naarmate de landbouwonderneming al dan niet in het bezit is van de in voorkomend geval
noodzakelijke vergunningen voor de uitvoering van het investeringsplan dan wel deze
vergunningen heeft aangevraagd op het moment van de aanvraag tot subsidieverlening.
-
3. Aanvragen tot subsidieverlening die op grond van het tweede lid inhoudelijk gelijk
zijn gewaardeerd en niet kunnen worden verleend in verband met overschrijding van
het subsidieplafond, worden door loting gerangschikt.
Artikel 25m
-
1. De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie
ten hoogste € 250.000 bedraagt.
-
2. In aanvulling op het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie voor aanvragers
gevestigd in het gebied Groot Wilnis Vinkeveen in de provincie Utrecht ten hoogste
€ 50.000.
Artikel 25n
-
1. Het subsidieplafond bedraagt € 8.000.000.
-
2. In aanvulling op het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, geldt een additioneel
subsidieplafond ten bedrage van € 678.000 voor aanvragers gevestigd in Limburg.
-
3. In aanvulling op het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, geldt een additioneel
subsidieplafond ten bedrage van € 200.000 voor aanvragers gevestigd in het gebied
Groot Wilnis Vinkeveen in de provincie Utrecht.
Artikel 25o
-
1. Er kan slechts één aanvraag worden ingediend per inrichting als bedoeld in artikel
1:1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
-
2. Geen subsidie wordt verleend voor een integraal duurzame stal of houderijsysteem
als bedoeld in Bijlage 2, Hoofdstuk 4, punt A, van de regeling indien voor dezelfde
subsidiabele activiteit eerder op grond van artikel 29 van de Regeling GLB-Inkomenssteun
2006 subsidie is verleend.
Artikel 25p
De extra kosten, bedoeld in Bijlage 2, Hoofdstuk 4, punt C, van de regeling betreffen
de kosten die worden gemaakt naast de norminvesteringen met betrekking tot dierenwelzijn
en, voor zover van toepassing met betrekking tot milieu of diergezondheid, in een
gangbare stal, als bedoeld in de kwantitatieve informatie veehouderij.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.
TOELICHTING
Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies (verder: regeling)
en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 (verder: openstellingsbesluit). De
wijzigingen zullen in de onderstaande paragrafen worden toegelicht. Voorts worden
er paragrafen gewijd aan de administratieve lasten en de inwerkingtreding.
§ 1. Eigen arbeid (artikel I, onderdelen B en F)
De kosten van eigen arbeid kunnen in voorkomende gevallen in aanmerking komen voor
subsidie. Gebleken is dat deze kosten voor eigen arbeid niet berekend kunnen worden
aan de hand van het bruto jaarloon. Er is sprake van eigen arbeid indien bijvoorbeeld
werkzaamheden worden verricht in het kader van een eenmansbedrijf. Ten behoeve van
deze gevallen worden op grond van onderhavige wijzigingregeling standaardtarieven
berekend voor zowel ondersteunende, uitvoerende en leidinggevende werkzaamheden. Deze
tarieven zijn ontleend aan de Handleiding Overheidstarieven. De desbetreffende tarieven
zijn evenwel geschoond van overheadkosten, aangezien deze op grond van de regeling
voor loonkosten en eigen arbeid niet worden gesubsidieerd. Om dezelfde reden zijn
ook de maxima aangepast voor de loonkosten. Tot de inwerkingtreding van onderhavige
wijzigingsregeling was in deze maximumbedragen ook een element overhead meegenomen.
Deze omissie wordt hierbij hersteld.
Deze aanpassing van artikel 1.15 is niet van toepassing op aanvragen die voor 1 juli
2012 zijn ingediend, omdat de aanpassing een beperking van de aanspraken op subsidie
kan inhouden (artikel 6:3, vijfde lid, van de regeling).
§ 2. Marktintroductie voor energie-innovaties (artikel II, onderdelen A, B, C, D)
De onderhavige wijzigingsregeling voorziet in een tweede openstelling van de subsidiemodule
marktintroductie voor energie-innovatie (hierna: MEI). De eerste openstelling van
de MEI heeft plaatsgevonden van 1 februari tot en met 15 maart jongstleden (Stcrt. 22193). Ten opzichte van de eerste openstelling, zijn er bij deze tweede openstelling geen
inhoudelijke wijzigingen. Voor een nadere uitleg over de MEI, wordt derhalve verwezen
naar de toelichting bij het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 (Stcrt. 22193). Aanvragen kunnen worden ingediend van 24 september tot en met 29 oktober 2012.
§ 3. Jonge landbouwers (artikel I, onderdelen D en E, artikel II, onderdeel E)
Met deze wijziging wordt de subsidieregeling voor jonge landbouwers opnieuw opengesteld.
Aanvragen voor subsidieverlening kunnen worden ingediend door jonge landbouwers voor
investeringen om het pas gestarte bedrijf duurzaam en vitaal te houden. Deze landbouwers
beschikken meestal over onvoldoende financiële middelen voor dergelijke investeringen
omdat de bedrijfsovername gepaard gaat met een hoge schuldenlast.
De subsidie is gekoppeld aan de lening die de jonge landbouwer aangaat voor de investering.
Ten opzichte van eerdere openstellingen, wordt thans expliciet tot uitdrukking gebracht
dat de hoogte van de lening ten minste gelijk aan de hoogte van de subsidiabele kosten
dient te zijn (artikel 2:45, tweede lid, van de regeling). Hiermee wordt de regeling
meer in overeenstemming met het maatregelfiche van het Plattelandsontwikkelingsprogramma
(POP) gebracht. De subsidiabele kosten bedragen niet meer dan € 80.000 (artikel 25e
van het openstellingsbesluit).
Een jonge landbouwer komt voor subsidie in aanmerking als hij voor het eerst voor
eigen rekening en risico een landbouwonderneming beheert en hij alleen of met een
ander het hele bedrijf, inclusief gronden en opstallen, heeft overgenomen. Dit kan
een afsplitsing zijn van een groter bedrijf. De rechtsvorm waarin het landbouwbedrijf
wordt voortgezet is vormvrij. De jonge landbouwer moet als bedrijfshoofd de ondernemingsbeslissingen
nemen. Indien de jonge landbouwer gezamenlijk met een ander een bedrijf heeft overgenomen,
mogen beiden niet eerder een landbouwbedrijf in zijn geheel in eigendom, pacht of
erfpacht hebben gehad. Om het eigendom aan te tonen, kan de jonge landbouwer bijvoorbeeld
een notariële leveringsakte van onroerende goederen overleggen. In geval van pacht
kan dit aan de hand van door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomsten. Jonge
landbouwers die een pachtovereenkomst voor de duur van een of twee jaar hebben afgesloten
(zogenoemde teeltpacht) komen niet in aanmerking voor subsidie (artikel 2:42, tweede
lid, onderdeel e, van de regeling) . Dit is in lijn met de bedoeling van de module
en is ook als zodanig bij de Europese Commissie gemeld in het kader van het plattelandsontwikkelingsprogramma
(POP). Eerder kwam dit echter niet expliciet in de regeling tot uitdrukking.
Voor deze openstelling is het subsidieplafond vastgesteld op € 5.3 miljoen (artikel
25d van het openstellingsbesluit). Dit is overeenkomstig het amendement van Snijder-Hazelhoff
en Koopmans (Kamerstukken II, 2011–2012, 33.000 XIII, nr. 95). Aanvragen voor subsidieverlening kunnen worden ingediend van 1 oktober tot en met
26 oktober 2012 (artikel 25a van het openstellingsbesluit).
§ 4. Verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen
(POP NU; artikel I, onderdeel G en artikel II, onderdeel E)
De module ‘verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen
(POP NU) staat beter bekend als de investeringsregeling milieuvriendelijke maatregelen.
De investeringsregeling milieuvriendelijke maatregelen kent zes categorieën. Elk jaar
wordt de afweging gemaakt welke categorieën worden opengesteld, voor welke machines
of installaties binnen deze categorieën subsidie kan worden aangevraagd en onder welke
voorwaarden. Bij deze afweging wordt gebruikt gemaakt van de ervaringen die zijn opgedaan
met eerdere openstellingen en signalen uit de praktijk. Ook andere instrumenten, zoals
de stimuleringsregeling duurzame energie, de regeling GLB inkomenssteun 2006, andere
modules binnen de regeling, de milieu investeringsaftrek en de willekeurige afschrijving
milieu-investeringen worden hierbij meegenomen.
De subsidieregeling staat open voor landbouwondernemingen met een economische bedrijfsomvang
van 25.000 Standaard Output of meer. Deze omvang wordt getoetst aan de landbouwtelling
van het voorgaande jaar. Net als in voorgaande jaren zijn glastuinbouwondernemingen
uitgesloten van de categorieën 4 en 5 (bijlage 2, hoofdstuk 7, onderdeel B).
Categorie 1: mestbewerking of mestverwerking
De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel om de eigen
dierlijke meststoffen op zodanige wijze te be- of verwerkt, dat daardoor de toepassingsmogelijkheden
van die meststoffen voor landbouwdoeleinden wordt vergroot.
De bewerking of verwerking van dierlijke meststoffen kan uit één of meerdere stappen
bestaan. Er wordt alleen subsidie verstrekt voor de apparatuur, machines of installaties
die genoemd staan in bijlage 2, hoofdstuk 7, onderdeel A, van de regeling. Voor andere
apparatuur, machines of installaties die voor dit doel kunnen worden ingezet, wordt
geen subsidie verstrekt. Voor deze apparatuur, machines of installaties kan gebruik
worden gemaakt van de zogenoemde regeling ‘Stimulering duurzame energie +’.
In de offerte dient duidelijk aangegeven te worden voor welke apparatuur, machines
of installaties de subsidie wordt aangevraagd en wat de maximale capaciteit is van
de mestbewerking of mestverwerking. Dit volgt uit bijlage 2, hoofdstuk 7, onderdeel
D.
Deze categorie wordt opengesteld van 2 tot en met 27 juli 2012 (artikel 25f, eerste
lid, van het openstellingsbesluit).
Categorie 2: precisielandbouw
De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel om (dierlijke)
meststoffen en brandstof doeltreffender te gebruiken en om in te spelen op de specifieke
lokale (bodem) omstandigheden.
Deze categorie wordt opengesteld van 2 tot en met 27 juli 2012 (artikel 25f, eerste
lid, van het openstellingsbesluit).
Categorie 3: mestsilo’s
De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel om de bestaande
opslagcapaciteit van dierlijke meststoffen te vergroten, waardoor op bedrijfsniveau
meer flexibiliteit ontstaat om dierlijke meststoffen uit te rijden. Dit levert een
bijdrage aan het verminderen van de verliezen van nutriënten naar het milieu.
De minimumopslagcapaciteit van dierlijke meststoffen is zeven maanden. In de offerte
dient duidelijk aangegeven te worden hoeveel opslagcapaciteit er nodig is om dierlijke
meststoffen gedurende zeven maanden op te slaan en om deze gedurende minimaal twaalf
maanden op te kunnen slaan. Alleen de meerkosten komen in aanmerking voor subsidie.
Deze categorie wordt opengesteld van 1 tot en met 30 november 2012 (artikel 25f, tweede
lid, van het openstellingsbesluit).
Categorie 4 en 5: energie
De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel om hernieuwbare
energie te produceren of om energie of warmte te besparen of her te gebruiken. Dit
om het eigen energie- of warmtegebruik te compenseren.
Deze categorie wordt opengesteld van 1 tot en met 30 november 2012 (artikel 25f, tweede
lid, van het openstellingsbesluit).
Categorie 6 (water) wordt dit jaar niet opengesteld.
§ 5. Duurzame stallen en houderijsystemen rond N2000 (artikel II, onderdeel E)
De module ‘investeringen in integraal duurzame stallen en houderijsystemen’ heeft
primair tot doel om de uitstoot van ammoniak rondom Natura 2000-gebieden met een significante
stikstofproblematiek te verminderen.
De openstelling zal dit jaar plaatsvinden van 15 juli 2012 tot en met 31 augustus
2012 (artikel 25k, vijfde lid, van het openstellingsbesluit). Deze openstelling verschilt
ten opzichte van eerdere openstellingen op twee punten.
Deze openstelling beperkt zich -in tegenstelling tot eerdere jaren- tot landbouwbedrijven
die ten hoogste 3.000 meter zijn verwijderd van Natura 2000-gebieden met een significante
stikstofproblematiek. Deze gebieden staan in bijlage 2. Het primaire doel hiervan
is om de uitstoot van ammoniak rondom deze gebieden te verminderen. Dit leidt enerzijds
tot een vermindering van de depositie van stikstof in deze gebieden en anderzijds
tot meer (ontwikkelruimte voor) economische activiteiten.
Deze beperking leidt daarnaast tot een afbakening met de module ‘investeringen in
integraal duurzame stallen en houderijsystemen’ die in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun
2006 wordt opengesteld. Dit betekent dat landbouwondernemingen slechts één aanvraag
kunnen indienen, ofwel op basis van de Regeling LNV-subsidies ofwel op basis van de
Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Het instrumentarium wordt efficiënter ingezet. De
verwachting is dat dit leidt tot het honoreren van meer aanvragen.
De tweede wijziging ten opzichte van eerdere jaren betreft een nieuw criterium voor
rangschikking. Op grond van artikel 25l, tweede lid, onderdeel e, van het besluit
is bepaald dat subsidieaanvragen hoger worden gerangschikt naarmate de vermindering
van de uitstoot van ammoniak hoger is. Dit criterium ondersteunt het primaire doel
van deze regeling, namelijk het verminderen van de uitstoot van ammoniak rondom Natura
2000-gebieden met een significante stikstofproblematiek.
Het subsidieplafond is vastgesteld op € 8 miljoen. Voor aanvragers, gevestigd in Limburg
en in het gebied Groot Wilnis Vinkeveen in de provincie Utrecht, geldt een additioneel
subsidieplafond (artikel 25n van het openstellingsbesluit).
§ 6. Overige wijziging (artikel I, onderdelen A en C)
Aan artikel 1:4 van de regeling wordt een vierde lid toegevoegd, op grond waarvan
een beoordelingscommissie de Minister kan adviseren om een aanvraag tot subsidieverlening
af te wijzen, indien deze aanvraag niet of niet voldoende bijdraagt aan de doelstelling
van de subsidiemodule. Met deze bepaling wordt beoogd te borgen dat de beschikbare
budgetten doelmatig worden besteed. De Minister ontleent zijn bevoegdheid om aanvragen
af te wijzen aan artikel 1:2 van de regeling.
Per abuis wordt in artikel 2:41, onderdeel a, onder 1°, verwezen naar verordening
(EG) nr. 1998/2005. Dit moet echter een verwijzing naar verordening (EG) nr. 1698/2005
zijn. Deze omissie wordt thans hersteld.
§ 7. Administratieve lasten
De onderhavige wijziging brengt geen verandering in de administratieve lasten met
zich. Voor de administratieve lasten die met de bestaande openstelling samenhangen,
wordt verwezen naar § 6 van de toelichting van eerdere regelingen (Stcrt. 2007, nr. 33 en Stcrt. 2010, nr. 7577). Voor de administratieve lasten die met de openstellingen in hoofdstuk 4 samenhangen,
wordt verwezen naar § 2 van de toelichting bij hoofdstuk 4 van de regeling (Stcrt. 2007, nr. 228).
§ 8. Vaste Verandermomenten
In lijn met de uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving (zie Kamerstukken
II 2007–2008, 29 515 en 31 201, nr. 243) treedt deze wijziging in werking op 1 juli 2012. Ingevolge de vaste verandermomenten
dient deze wijzigingsregeling uiterlijk 1 mei te worden gepubliceerd, met het oog
op de implementatie en de uitvoeringsvoorbereiding. De wijziging is niet tijdig gepubliceerd,
nu deze enkele dagen na 1 mei is gepubliceerd. Echter ook met deze overschrijding
van de publicatiedatum wordt nog steeds een ruime invoeringstermijn gegarandeerd waarmee
bedrijfsleven, burgers en met de uitvoering belaste diensten voldoende voorbereidingstijd
wordt geboden.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.