Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 24 mei 2012, nr. 272817, houdende wijziging van de Regeling LNV-subsidies en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op:

  • verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277);

  • de artikelen 2, 4 en 7 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling LNV-subsidies wordt gewijzigd als volgt:

A

Na artikel 1:4, derde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. De beoordelingscommissie, bedoeld in het derde lid, kan de minister adviseren om een aanvraag tot subsidieverlening af te wijzen, indien deze aanvraag naar haar oordeel niet of niet voldoende bijdraagt aan het realiseren van de doelstelling van de subsidie.

B

Artikel 1.15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vijfde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste zinsnede vervalt ‘of kosten voor eigen arbeid’.

b. In onderdeel a wordt ‘door 1600, en’ vervangen door: door 1600,

c. In onderdeel b wordt het zinsdeel ‘dat als normbedrag’ tot en met ‘Ministerie van Financiën’ vervangen door: dat wordt berekend door de salariskosten per mensjaar in Euro, opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven van het Ministerie van Financiën, te delen door het in die handleiding opgenomen afgeronde aantal direct productieve uren.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. Indien in deze regeling is bepaald dat kosten voor eigen arbeid in aanmerking komen voor een subsidie wordt het uurtarief vastgesteld op het in het vijfde lid, onderdeel b, afhankelijk van het type werkzaamheden bedoelde bedrag.

C

In artikel 2:41, onderdeel a, onder 1°, wordt ‘verordening (EG) nr. 1998/2005’ vervangen door: verordening (EG) nr. 1698/2005.

D

Onder vervanging van een punt door een puntkomma aan het slot van artikel 2:42, tweede lid, onderdeel d, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. de jonge landbouwer een pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:396 van het Burgerlijk Wetboek heeft afgesloten.

E

Artikel 2:45 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid en het derde lid worden vernummerd tot derde lid en vierde lid.

2. Na het eerste lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De overeenkomst tot geldlening, bedoeld in het eerste lid, wordt aangegaan voor ten minste de hoogte van de subsidiabele kosten.

F

Na artikel 6.3, vierde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Artikel 1:15, zoals dat gold voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding op 1 juli 2012, blijft van toepassing:

    • a. op aanvragen tot subsidieverlening voor de kosten van eigen arbeid die zijn ingediend voorafgaand aan dat tijdstip;

    • b. met betrekking tot een subsidie die is of wordt verleend op een aanvraag tot subsidieverlening als bedoeld in onderdeel a, alsmede de uit die subsidieverlening voortvloeiende rechten, aanspraken en verplichtingen.

G

Bijlage 2, hoofdstuk 7, komt te luiden:

Hoofdstuk 7. Verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU)

A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.
Categorie 1: mestbewerking en mestverwerking.
  • 1. De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:

    • a. apparatuur, installaties of machines voor mechanische scheiding, zoals vijzelpers of schroefpersfilter, zeefbandpers, centrifuge of decanter, trommelfilter, kamerfilter, towerfilter;

    • b. apparatuur, installaties of machines voor bezinking;

    • c. apparatuur, installaties of machines voor vacuümdestillatie en dampcompressie;

    • d. apparatuur, installaties of machines voor strippen of scrubben;

    • e. apparatuur, installaties of machines voor indikken en drogen;

    • f. apparatuur, installaties of machines voor composteren, of

    • g. apparatuur, installaties of machines voor verwerking tot korrels.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:

    • a. met de apparatuur, installaties of machines ten hoogste een hoeveelheid mest wordt bewerkt of verwerkt die gelijk is aan de hoeveelheid mest die de landbouwonderneming, die de subsidie heeft aangevraagd, gedurende het kalenderjaar dat voorafgaat aan de aanvraag tot subsidie, heeft geproduceerd, en

    • b. ten minste 60% van de geproduceerde bewerkte of verwerkte mest, bedoeld in onderdeel a, wordt toegepast op de landbouwgronden die in gebruik zijn bij de landbouwonderneming die de subsidie heeft aangevraagd.

Categorie 2: precisielandbouw.
  • 1. De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:

    • a. een rijenbemestingsunit, waarmee meststoffen bij open teelten in de rij kunnen worden toegediend, al dan niet uitgevoerd met GPS-aansturing en sectiebesturing voor deze unit, waarmee de meststoffen plaatsspecifiek kunnen worden toegediend;

    • b. sectiebesturing met een GPS-systeem voor een bemester voor vloeibare meststoffen;

    • c. een met GPS-systeem uitgevoerde ploeg met een aansturingssysteem voor ploegbreedte en -diepte, al dan niet uitgevoerd met sensoren voor bodemdichtheidsmetingen.

  • 2. Er wordt geen subsidie verstrekt voor een landbouwtrekker of een zelfrijdende land- of tuinbouwmachine.

Categorie 3: mestsilo’s.
  • 1. Subsidie voor mestsilo’s wordt uitsluitend verstrekt indien:

    • a. de opslagcapaciteit van mest van de landbouwonderneming wordt vergroot naar minimaal 12 maanden;

    • b. De opslagcapaciteit van mest groter is dan de minimumopslagcapaciteit, bedoeld in hoofdstuk V van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.

  • 2. Er wordt geen subsidie verstrekt voor mestkelders, mestzakken of foliebassins.

Categorie 4: energie-efficiëntie.
  • 1. De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:

    • a. warmtepomp;

    • b. warmtepompboiler;

    • c. combiwarmtepomp in combinatie met een bodemsysteem;

    • d. een klimaatcomputer voor bewaarruimten van agrarische producten;

    • e. een debietregeling ventilatoren voor bewaarruimten van agrarische producten als bedoeld in nummer 210301 van bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001;

    • f. geluid- en emissiearm mobiel aggregaat, compressor of pomp bedoeld in nummer B 5170 van de bijlage bij de Aanwijzingsregeling willekeurige afschrijving en investeringsaftrek milieu-investeringen 2009.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de energie of warmte uitsluitend wordt gebruikt door de landbouwonderneming, die de subsidie heeft aangevraagd ten behoeve van landbouwdoeleinden van die onderneming.

Categorie 5: hernieuwbare energie;
  • 1. De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:

    • a. biomassaketel;

    • b. zonneboiler;

    • c. kleine windturbine.

  • 2. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:

    • a. de energie of warmte, die wordt opgewekt door de apparatuur, installaties of machines, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend wordt gebruikt door de landbouwonderneming, die de subsidie heeft aangevraagd ten behoeve van landbouwdoeleinden van die onderneming, en

    • b. de apparatuur, installaties of machines, bedoeld in het eerste lid, niet meer energie genereren dan vermeld staat op de laatste jaarafrekening van het energieverbruik van de landbouwonderneming.

Categorie 6: water.
  • 1. De hierna opgesomde apparatuur, installaties of machines:

    • a. dakgoten, buizen en goten voor afvoer van hemelwater;

    • b. richels of andere investeringen die voorkomen dat afstromend hemelwater in contact komt met kuilplaten, voerplein, koepaden of andere plaatsen waar regelmatig met voer of mest wordt gemorst;

    • c. een wadi voor het opvangen en laten bezinken van afstromend hemelwater dat niet verontreinigd is met voer- of mestresten;

    • d. waterdichte opslagputten, die voorzien zijn van een overloop naar een mestkelder, voor opvang van perssap, percolatiewater en afstromend hemelwater van kuilplaten, voerplein of koepad;

    • e. buizen en goten voor afvoer van met voer- of mestresten vervuild hemelwater naar een daarvoor bestemde opslagput, of

    • f. een voor het schoonhouden van het erf geschikte veegmachine.

  • 2. Er wordt geen subsidie verstrekt voor::

    • a. kuilplaten, erf verharding of sleufsilo’s;

    • b. installaties of machines voor opvang van perssap of percolaat indien een overloopvoorziening is of wordt aangebracht naar de bodem of het oppervlaktewater;

    • c. helofytenfilters of andere zuiveringsmachines of -installaties.

B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:
  • a. voor zover het subsidie voor de apparatuur, installaties en machines als bedoeld in de categorieën 1 en 3 van dit hoofdstuk betreft:

    veehouderijen met een economische bedrijfsomvang van 25.000 Standaard Output of meer in de landbouwtelling van het voorgaande kalenderjaar;

  • b. voor zover het subsidie voor apparatuur, installaties en machines als bedoeld in categorie 2 van dit hoofdstuk betreft:

    landbouwondernemingen met een economische bedrijfsomvang van 25.000 Standaard Output of meer in de landbouwtelling van het voorgaande kalenderjaar;

  • c. voor zover het subsidie voor apparatuur, installaties en machines als bedoeld in de categorieën 4 en 5 van dit hoofdstuk betreft:

    landbouwondernemingen met een economische bedrijfsomvang van 25.000 Standaard Output of meer in de landbouwtelling van het voorgaande kalenderjaar, met uitzondering van glastuinbouwondernemingen.

C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.
  • 1. In aanvulling op artikel 2:40, eerste lid, komen de kosten voor het noodzakelijke materieel voor de werking van de apparatuur, machine of installatie voor subsidie in aanmerking.

  • 2. De kosten, bedoeld in het eerste lid, bestaan uit de door de aanvrager te maken installatiekosten, zijnde de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het bouwen en monteren van de apparatuur, machine of installatie.

D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening of de subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel 2:38
  • 1. De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van:

    • a. een op naam van de aanvrager gestelde offerte van de bouwer of de leverancier, waarop is aangeven welke apparatuur, installatie of machine, als bedoeld in punt A, het betreft. Deze offerte bevat ook de maximale en werkelijke capaciteit van de apparatuur, installatie of machine voor de categorieën 1, 3 en 5;

    • b. een kopie van de laatste jaarafrekening waarop het energieverbruik van de landbouwonderneming staat voor categorie 5.

  • 2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

    • a. facturen waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd en waarbij, voor zover van toepassing, het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;

    • b. bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt;

    • c. een opdrachtbevestiging of ondertekende offerte, waaruit blijkt op welk moment verplichtingen zijn aangegaan.

ARTIKEL II

Het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 17, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van:

    • a. 1 februari 2012 tot en met 15 maart 2012, of

    • b. 24 september 2012 tot en met 29 oktober 2012.

B

Artikel 19 komt te luiden:

Artikel 19

Het subsidieplafond voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 17, eerste lid, bedraagt:

  • a. € 3.000.000 voor aanvragen ingediend in de periode, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel a;

  • b. € 4.000.000 voor aanvragen ingediend in de periode, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel b.

C

Artikel 20, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van:

    • a. 1 februari 2012 tot en met 15 maart 2012, of

    • b. 24 september 2012 tot en met 29 oktober 2012.

D

Artikel 22 komt te luiden:

Artikel 22

Het subsidieplafond voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 20, eerste lid, bedraagt:

  • a. € 2.000.000 voor aanvragen ingediend in de periode, bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderdeel a;

  • b. € 3.500.000 voor aanvragen ingediend in de periode, bedoeld in artikel 20, tweede lid, onderdeel b.

E

Na hoofdstuk 2, titel 4, paragraaf 1, worden de volgende paragrafen toegevoegd:

§ 2. Jonge landbouwers

Artikel 25a
  • 1. Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2:42, eerste lid, van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 1 oktober 2012 tot en met 26 oktober 2012.

  • 2. Een jonge landbouwer kan slechts één aanvraag indienen.

Artikel 25b

Aanvragen tot subsidievaststelling kunnen worden ingediend tot en met 1 juli 2015.

Artikel 25c

Er worden geen voorschotten verleend.

Artikel 25d

Het subsidieplafond bedraagt € 5.300.000.

Artikel 25e
  • 1. De subsidiabele kosten bedragen niet meer dan € 80.000.

  • 2. De subsidie bedraagt ten minste € 5000 en ten hoogste 25% van de subsidiabele kosten.

§ 3. Verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU)

Artikel 25f
  • 1. Een aanvraag tot verlening van een subsidie voor een investering als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorieën 1 en 2 van de regeling kan worden ingediend in de periode van 2 juli 2012 tot en met 27 juli 2012.

  • 2. Een aanvraag tot verlening van een subsidie voor een investering als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorieën 3, 4 en 5 van de regeling kan worden ingediend in de periode van 1 november 2012 tot en met 30 november 2012.

  • 3. Per landbouwonderneming, bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt B, wordt één aanvraag ingediend per categorie, die betrekking kan hebben op één of meerdere apparaten, installaties of machines onderscheiden in de categorieën 1, 2, 3, 4 en 5, bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, van de regeling.

  • 4. Landbouwondernemingen die in het jaar 2010 en 2011 voor apparatuur, installaties of machines onderscheiden in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, subsidie toegewezen hebben gekregen voor één of meer categorieën komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 5. Landbouwondernemingen die in het jaar 2012 subsidie toegewezen hebben gekregen op grond van hoofdstuk 2a, paragraaf 11, van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006, komen niet in aanmerking voor subsidie.

  • 6. Artikel 1:5 is van toepassing.

Artikel 25g

Er worden geen voorschotten verleend.

Artikel 25h

Aanvragen tot subsidievaststelling kunnen worden ingediend tot en met 1 juli 2015 en per landbouwonderneming bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt B kan in die periode maximaal één aanvraag per categorie gedaan worden.

Artikel 25i
  • 1. De subsidie voor een apparatuur, installaties of machines als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, van de regeling bedraagt:

    • a. 35% van de subsidiabele kosten voor apparatuur, installaties of machines als bedoeld in categorie 1, onderdelen b tot en met g, categorie 4, onderdelen a tot en met e, en categorie 5.

    • b. 25% van de subsidiabele kosten voor apparatuur, installaties of machines als bedoeld in categorie 1, onderdeel a, categorie 2, categorie 3 en categorie 4, onderdeel f.

  • 2. De subsidie per categorie bedraagt ten minste € 5.000 en ten hoogste € 100.000.

Artikel 25j
  • 1. Het subsidieplafond voor investeringen in apparatuur, installaties of machines als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, van de regeling bedraagt:

    • a. € 3.750.000 voor categorie 1;

    • b. € 3.750.000 voor categorie 2;

    • c. € 3.750.000 voor categorie 3;

    • d. € 3.750.000 voor de categorieën 4 en 5.

  • 2. In aanvulling op het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, geldt een additioneel subsidieplafond ten bedrage van:

    • a. € 315.000 voor investeringen in apparatuur, installaties of machines als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorie 1, die integraal onderdeel uitmaken van een co-vergistingsinstallatie of een vergistingsinstallatie, voor landbouwondernemingen die gevestigd zijn in de provincie Utrecht;

    • b. € 925.000 voor investeringen in apparatuur, installaties of machines als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorieën 4 en 5, voor landbouwondernemingen die gevestigd zijn in de provincie Utrecht.

§ 4. Duurzame stallen en houderijsystemen rond N2000

Artikel 25k
  • 1. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering in een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in Bijlage 2, Hoofdstuk 4, punt A, van de regeling kunnen worden ingediend door landbouwondernemingen die werkzaam zijn in de:

    • a. melkveehouderij;

    • b. vleesveehouderij;

    • c. schapenhouderij;

    • d. geitenhouderij;

    • e. varkenshouderij;

    • f. kalverenhouderij

    • g. pluimveehouderij, inclusief eenden- en kalkoenenhouderij, of

    • h. konijnenhouderij,

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op varkens- en pluimveehouderijen gelegen in extensiveringsgebieden als bedoeld in artikel 1 van de Reconstructiewet.

  • 3. De landbouwondernemingen, bedoeld in het eerste lid, zijn ten hoogste 3.000 meter verwijderd van een gebied als beschreven in bijlage 2 bij dit besluit.

  • 4. De investering in een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in het eerste lid leidt tot een emissiewaarde van ten hoogste 75% ten opzichte van:

    • a. de maximale emissiewaarde voor de specifieke diercategorie als bedoeld in Bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij;

    • b. de emissiefactor voor overige huisvesting in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij, indien er voor de betreffende diercategorie geen maximale emissiewaarde is vastgesteld in Bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij.

  • 5. De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 15 juli 2012 tot en met 31 augustus 2012.

Artikel 25l
  • 1. De door de Minister ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de aanvragen, bedoeld in artikel 25k, eerste lid, advies uit aan de Minister in de vorm van een rangschikking.

  • 2. Overeenkomstig artikel 1:4 van de regeling wordt een aanvraag hoger gerangschikt:

    • a. indien de integraal duurzame stal of houderijsysteem waarin wordt geïnvesteerd in de beginfase van marktintroductie verkeert;

    • b. naarmate de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem meer economisch of technisch perspectief heeft;

    • c. naarmate er voor de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde subsidiebedrag en de verbetering van het dierenwelzijn;

    • d. naarmate er voor de investering in de integraal duurzame stal of houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde subsidiebedrag en de verbetering van het milieu, diergezondheid of arbeidsomstandigheden;

    • e. naarmate de vermindering van de uitstoot van ammoniak hoger is, en

    • f. naarmate de landbouwonderneming al dan niet in het bezit is van de in voorkomend geval noodzakelijke vergunningen voor de uitvoering van het investeringsplan dan wel deze vergunningen heeft aangevraagd op het moment van de aanvraag tot subsidieverlening.

  • 3. Aanvragen tot subsidieverlening die op grond van het tweede lid inhoudelijk gelijk zijn gewaardeerd en niet kunnen worden verleend in verband met overschrijding van het subsidieplafond, worden door loting gerangschikt.

Artikel 25m
  • 1. De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie ten hoogste € 250.000 bedraagt.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie voor aanvragers gevestigd in het gebied Groot Wilnis Vinkeveen in de provincie Utrecht ten hoogste € 50.000.

Artikel 25n
  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 8.000.000.

  • 2. In aanvulling op het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, geldt een additioneel subsidieplafond ten bedrage van € 678.000 voor aanvragers gevestigd in Limburg.

  • 3. In aanvulling op het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, geldt een additioneel subsidieplafond ten bedrage van € 200.000 voor aanvragers gevestigd in het gebied Groot Wilnis Vinkeveen in de provincie Utrecht.

Artikel 25o
  • 1. Er kan slechts één aanvraag worden ingediend per inrichting als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.

  • 2. Geen subsidie wordt verleend voor een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in Bijlage 2, Hoofdstuk 4, punt A, van de regeling indien voor dezelfde subsidiabele activiteit eerder op grond van artikel 29 van de Regeling GLB-Inkomenssteun 2006 subsidie is verleend.

Artikel 25p

De extra kosten, bedoeld in Bijlage 2, Hoofdstuk 4, punt C, van de regeling betreffen de kosten die worden gemaakt naast de norminvesteringen met betrekking tot dierenwelzijn en, voor zover van toepassing met betrekking tot milieu of diergezondheid, in een gangbare stal, als bedoeld in de kwantitatieve informatie veehouderij.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

BIJLAGE 2. N2000-GEBIEDEN bedoeld in artikel 25k, derde lid

Nr.

N2000-gebieden met een significante stikstofproblematiek

55

Aamsveen

47

Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek

13

Alde Feanen

17

Bakkeveense Duinen

33

Bargerveen

63

Bekendelle

156

Bemelerberg & Schiepersberg

46

Bergvennen & Brecklenkampse Veld

112

Biesbosch

65

Binnenveld

52

Boddenbroek

41

Boetelerveld

44

Borkeld

144

Boschhuizerbergen

83

Botshol

128

Brabantse Wal

104

Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein

155

Brunssummerheide

153

Bunder- en Elsloërbos

53

Buurserzand & Haaksbergerveen

96

Coepelduynen

69

De Bruuk

139

Deurnsche Peel & Mariapeel

49

Dinkelland

107

Donkse Laagten

25

Drentse Aa-gebied

27

Drents-Friese Wold & Leggelderveld

26

Drouwenerzand

5

Duinen Ameland

84

Duinen Den Helder en Callantsoog

2

Duinen en Lage Land Texel

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

6

Duinen Schiermonnikoog

4

Duinen Terschelling

3

Duinen Vlieland

30

Dwingelderveld

89

Eilandspolder

28

Elperstroomgebied

40

Engbertsdijksvenen

23

Fochteloërveen

67

Gelderse Poort

154

Geleenbeekdal

157

Geuldal

115

Grevelingen

80

Groot Zandbrink

140

Groote Peel

29

Havelte-Oost

72

IJsselmeer

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

133

Kampina & Oisterwijkse Vennen

135

Kempenland-West

88

Kennemerland-Zuid

81

Kolland & Overlangbroek

116

Kop van Schouwen

61

Korenburgerveen

114

Krammer-Volkerak

158

Kunderberg

58

Landgoederen Brummen

50

Landgoederen Oldenzaal

130

Langstraat

136

Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux

48

Lemselermaten

147

Leudal

21

Lieftinghsbroek

70

Lingegebied & Diefdijk-Zuid

71

Loevestein, Pompveld & Kornsche boezem

51

Lonnekermeer

131

Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen

145

Maasduinen

117

Manteling van Walcheren

31

Mantingerbos

32

Mantingerzand

97

Meijendel & Berkheide

149

Meinweg

94

Naardermeer

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

161

Noorbeemden & Hoogbos

87

Noordhollands Duinreservaat

22

Norgerholt

141

Oeffelter Meent

37

Olde Maten & Veerslootlanden

95

Oostelijke Vechtplassen

118

Oosterschelde

91

Polder Westzaan

134

Regte Heide & Riels Laag

150

Roerdal

18

Rottige Meenthe & Brandemeer

42

Sallandse Heuvelrug

146

Sarsven en De Banen

160

Savelsbos

86

Schoorlse Duinen

142

Sint Jansberg

159

Sint Pietersberg & Jekerdal

99

Solleveld & Kapittelduinen

45

Springendal & Dal van de Mosbeek

60

Stelkampsveld

137

Strabrechtse Heide & Beuven

148

Swalmdal

59

Teeselinkven

38

Uiterwaarden IJssel

82

Uiterwaarden Lek

66

Uiterwaarden Neder-Rijn

68

Uiterwaarden Waal

36

Uiterwaarden Zwarte water en Vecht

129

Ulvenhoutse Bos

15

Van Oordt’s Mersken

39

Vecht en Beneden-Reggegebied

57

Veluwe

132

Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek

100

Voornes Duin

1

Waddenzee

34

Weerribben

138

Weerter- en Budelerbergen & Ringselven

98

Westduinpark & Wapendal

122

Westerschelde & Saeftinghe

35

Wieden

43

Wierdense Veld

16

Wijnjeterper Schar

62

Willinks Weust

54

Witte Veen

24

Witterveld

64

Wooldse Veen

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

143

Zeldersche Driessen

105

Zouweboezem

85

Zwanenwater & Pettemerduinen

123

Zwin & Kievittepolder

TOELICHTING

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies (verder: regeling) en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 (verder: openstellingsbesluit). De wijzigingen zullen in de onderstaande paragrafen worden toegelicht. Voorts worden er paragrafen gewijd aan de administratieve lasten en de inwerkingtreding.

§ 1. Eigen arbeid (artikel I, onderdelen B en F)

De kosten van eigen arbeid kunnen in voorkomende gevallen in aanmerking komen voor subsidie. Gebleken is dat deze kosten voor eigen arbeid niet berekend kunnen worden aan de hand van het bruto jaarloon. Er is sprake van eigen arbeid indien bijvoorbeeld werkzaamheden worden verricht in het kader van een eenmansbedrijf. Ten behoeve van deze gevallen worden op grond van onderhavige wijzigingregeling standaardtarieven berekend voor zowel ondersteunende, uitvoerende en leidinggevende werkzaamheden. Deze tarieven zijn ontleend aan de Handleiding Overheidstarieven. De desbetreffende tarieven zijn evenwel geschoond van overheadkosten, aangezien deze op grond van de regeling voor loonkosten en eigen arbeid niet worden gesubsidieerd. Om dezelfde reden zijn ook de maxima aangepast voor de loonkosten. Tot de inwerkingtreding van onderhavige wijzigingsregeling was in deze maximumbedragen ook een element overhead meegenomen. Deze omissie wordt hierbij hersteld.

Deze aanpassing van artikel 1.15 is niet van toepassing op aanvragen die voor 1 juli 2012 zijn ingediend, omdat de aanpassing een beperking van de aanspraken op subsidie kan inhouden (artikel 6:3, vijfde lid, van de regeling).

§ 2. Marktintroductie voor energie-innovaties (artikel II, onderdelen A, B, C, D)

De onderhavige wijzigingsregeling voorziet in een tweede openstelling van de subsidiemodule marktintroductie voor energie-innovatie (hierna: MEI). De eerste openstelling van de MEI heeft plaatsgevonden van 1 februari tot en met 15 maart jongstleden (Stcrt. 22193). Ten opzichte van de eerste openstelling, zijn er bij deze tweede openstelling geen inhoudelijke wijzigingen. Voor een nadere uitleg over de MEI, wordt derhalve verwezen naar de toelichting bij het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 (Stcrt. 22193). Aanvragen kunnen worden ingediend van 24 september tot en met 29 oktober 2012.

§ 3. Jonge landbouwers (artikel I, onderdelen D en E, artikel II, onderdeel E)

Met deze wijziging wordt de subsidieregeling voor jonge landbouwers opnieuw opengesteld.

Aanvragen voor subsidieverlening kunnen worden ingediend door jonge landbouwers voor investeringen om het pas gestarte bedrijf duurzaam en vitaal te houden. Deze landbouwers beschikken meestal over onvoldoende financiële middelen voor dergelijke investeringen omdat de bedrijfsovername gepaard gaat met een hoge schuldenlast.

De subsidie is gekoppeld aan de lening die de jonge landbouwer aangaat voor de investering. Ten opzichte van eerdere openstellingen, wordt thans expliciet tot uitdrukking gebracht dat de hoogte van de lening ten minste gelijk aan de hoogte van de subsidiabele kosten dient te zijn (artikel 2:45, tweede lid, van de regeling). Hiermee wordt de regeling meer in overeenstemming met het maatregelfiche van het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) gebracht. De subsidiabele kosten bedragen niet meer dan € 80.000 (artikel 25e van het openstellingsbesluit).

Een jonge landbouwer komt voor subsidie in aanmerking als hij voor het eerst voor eigen rekening en risico een landbouwonderneming beheert en hij alleen of met een ander het hele bedrijf, inclusief gronden en opstallen, heeft overgenomen. Dit kan een afsplitsing zijn van een groter bedrijf. De rechtsvorm waarin het landbouwbedrijf wordt voortgezet is vormvrij. De jonge landbouwer moet als bedrijfshoofd de ondernemingsbeslissingen nemen. Indien de jonge landbouwer gezamenlijk met een ander een bedrijf heeft overgenomen, mogen beiden niet eerder een landbouwbedrijf in zijn geheel in eigendom, pacht of erfpacht hebben gehad. Om het eigendom aan te tonen, kan de jonge landbouwer bijvoorbeeld een notariële leveringsakte van onroerende goederen overleggen. In geval van pacht kan dit aan de hand van door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomsten. Jonge landbouwers die een pachtovereenkomst voor de duur van een of twee jaar hebben afgesloten (zogenoemde teeltpacht) komen niet in aanmerking voor subsidie (artikel 2:42, tweede lid, onderdeel e, van de regeling) . Dit is in lijn met de bedoeling van de module en is ook als zodanig bij de Europese Commissie gemeld in het kader van het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). Eerder kwam dit echter niet expliciet in de regeling tot uitdrukking.

Voor deze openstelling is het subsidieplafond vastgesteld op € 5.3 miljoen (artikel 25d van het openstellingsbesluit). Dit is overeenkomstig het amendement van Snijder-Hazelhoff en Koopmans (Kamerstukken II, 2011–2012, 33.000 XIII, nr. 95). Aanvragen voor subsidieverlening kunnen worden ingediend van 1 oktober tot en met 26 oktober 2012 (artikel 25a van het openstellingsbesluit).

§ 4. Verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU; artikel I, onderdeel G en artikel II, onderdeel E)

De module ‘verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU) staat beter bekend als de investeringsregeling milieuvriendelijke maatregelen. De investeringsregeling milieuvriendelijke maatregelen kent zes categorieën. Elk jaar wordt de afweging gemaakt welke categorieën worden opengesteld, voor welke machines of installaties binnen deze categorieën subsidie kan worden aangevraagd en onder welke voorwaarden. Bij deze afweging wordt gebruikt gemaakt van de ervaringen die zijn opgedaan met eerdere openstellingen en signalen uit de praktijk. Ook andere instrumenten, zoals de stimuleringsregeling duurzame energie, de regeling GLB inkomenssteun 2006, andere modules binnen de regeling, de milieu investeringsaftrek en de willekeurige afschrijving milieu-investeringen worden hierbij meegenomen.

De subsidieregeling staat open voor landbouwondernemingen met een economische bedrijfsomvang van 25.000 Standaard Output of meer. Deze omvang wordt getoetst aan de landbouwtelling van het voorgaande jaar. Net als in voorgaande jaren zijn glastuinbouwondernemingen uitgesloten van de categorieën 4 en 5 (bijlage 2, hoofdstuk 7, onderdeel B).

Categorie 1: mestbewerking of mestverwerking

De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel om de eigen dierlijke meststoffen op zodanige wijze te be- of verwerkt, dat daardoor de toepassingsmogelijkheden van die meststoffen voor landbouwdoeleinden wordt vergroot.

De bewerking of verwerking van dierlijke meststoffen kan uit één of meerdere stappen bestaan. Er wordt alleen subsidie verstrekt voor de apparatuur, machines of installaties die genoemd staan in bijlage 2, hoofdstuk 7, onderdeel A, van de regeling. Voor andere apparatuur, machines of installaties die voor dit doel kunnen worden ingezet, wordt geen subsidie verstrekt. Voor deze apparatuur, machines of installaties kan gebruik worden gemaakt van de zogenoemde regeling ‘Stimulering duurzame energie +’.

In de offerte dient duidelijk aangegeven te worden voor welke apparatuur, machines of installaties de subsidie wordt aangevraagd en wat de maximale capaciteit is van de mestbewerking of mestverwerking. Dit volgt uit bijlage 2, hoofdstuk 7, onderdeel D.

Deze categorie wordt opengesteld van 2 tot en met 27 juli 2012 (artikel 25f, eerste lid, van het openstellingsbesluit).

Categorie 2: precisielandbouw

De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel om (dierlijke) meststoffen en brandstof doeltreffender te gebruiken en om in te spelen op de specifieke lokale (bodem) omstandigheden.

Deze categorie wordt opengesteld van 2 tot en met 27 juli 2012 (artikel 25f, eerste lid, van het openstellingsbesluit).

Categorie 3: mestsilo’s

De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel om de bestaande opslagcapaciteit van dierlijke meststoffen te vergroten, waardoor op bedrijfsniveau meer flexibiliteit ontstaat om dierlijke meststoffen uit te rijden. Dit levert een bijdrage aan het verminderen van de verliezen van nutriënten naar het milieu.

De minimumopslagcapaciteit van dierlijke meststoffen is zeven maanden. In de offerte dient duidelijk aangegeven te worden hoeveel opslagcapaciteit er nodig is om dierlijke meststoffen gedurende zeven maanden op te slaan en om deze gedurende minimaal twaalf maanden op te kunnen slaan. Alleen de meerkosten komen in aanmerking voor subsidie.

Deze categorie wordt opengesteld van 1 tot en met 30 november 2012 (artikel 25f, tweede lid, van het openstellingsbesluit).

Categorie 4 en 5: energie

De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel om hernieuwbare energie te produceren of om energie of warmte te besparen of her te gebruiken. Dit om het eigen energie- of warmtegebruik te compenseren.

Deze categorie wordt opengesteld van 1 tot en met 30 november 2012 (artikel 25f, tweede lid, van het openstellingsbesluit).

Categorie 6 (water) wordt dit jaar niet opengesteld.

§ 5. Duurzame stallen en houderijsystemen rond N2000 (artikel II, onderdeel E)

De module ‘investeringen in integraal duurzame stallen en houderijsystemen’ heeft primair tot doel om de uitstoot van ammoniak rondom Natura 2000-gebieden met een significante stikstofproblematiek te verminderen.

De openstelling zal dit jaar plaatsvinden van 15 juli 2012 tot en met 31 augustus 2012 (artikel 25k, vijfde lid, van het openstellingsbesluit). Deze openstelling verschilt ten opzichte van eerdere openstellingen op twee punten.

Deze openstelling beperkt zich -in tegenstelling tot eerdere jaren- tot landbouwbedrijven die ten hoogste 3.000 meter zijn verwijderd van Natura 2000-gebieden met een significante stikstofproblematiek. Deze gebieden staan in bijlage 2. Het primaire doel hiervan is om de uitstoot van ammoniak rondom deze gebieden te verminderen. Dit leidt enerzijds tot een vermindering van de depositie van stikstof in deze gebieden en anderzijds tot meer (ontwikkelruimte voor) economische activiteiten.

Deze beperking leidt daarnaast tot een afbakening met de module ‘investeringen in integraal duurzame stallen en houderijsystemen’ die in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 wordt opengesteld. Dit betekent dat landbouwondernemingen slechts één aanvraag kunnen indienen, ofwel op basis van de Regeling LNV-subsidies ofwel op basis van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006. Het instrumentarium wordt efficiënter ingezet. De verwachting is dat dit leidt tot het honoreren van meer aanvragen.

De tweede wijziging ten opzichte van eerdere jaren betreft een nieuw criterium voor rangschikking. Op grond van artikel 25l, tweede lid, onderdeel e, van het besluit is bepaald dat subsidieaanvragen hoger worden gerangschikt naarmate de vermindering van de uitstoot van ammoniak hoger is. Dit criterium ondersteunt het primaire doel van deze regeling, namelijk het verminderen van de uitstoot van ammoniak rondom Natura 2000-gebieden met een significante stikstofproblematiek.

Het subsidieplafond is vastgesteld op € 8 miljoen. Voor aanvragers, gevestigd in Limburg en in het gebied Groot Wilnis Vinkeveen in de provincie Utrecht, geldt een additioneel subsidieplafond (artikel 25n van het openstellingsbesluit).

§ 6. Overige wijziging (artikel I, onderdelen A en C)

Aan artikel 1:4 van de regeling wordt een vierde lid toegevoegd, op grond waarvan een beoordelingscommissie de Minister kan adviseren om een aanvraag tot subsidieverlening af te wijzen, indien deze aanvraag niet of niet voldoende bijdraagt aan de doelstelling van de subsidiemodule. Met deze bepaling wordt beoogd te borgen dat de beschikbare budgetten doelmatig worden besteed. De Minister ontleent zijn bevoegdheid om aanvragen af te wijzen aan artikel 1:2 van de regeling.

Per abuis wordt in artikel 2:41, onderdeel a, onder 1°, verwezen naar verordening (EG) nr. 1998/2005. Dit moet echter een verwijzing naar verordening (EG) nr. 1698/2005 zijn. Deze omissie wordt thans hersteld.

§ 7. Administratieve lasten

De onderhavige wijziging brengt geen verandering in de administratieve lasten met zich. Voor de administratieve lasten die met de bestaande openstelling samenhangen, wordt verwezen naar § 6 van de toelichting van eerdere regelingen (Stcrt. 2007, nr. 33 en Stcrt. 2010, nr. 7577). Voor de administratieve lasten die met de openstellingen in hoofdstuk 4 samenhangen, wordt verwezen naar § 2 van de toelichting bij hoofdstuk 4 van de regeling (Stcrt. 2007, nr. 228).

§ 8. Vaste Verandermomenten

In lijn met de uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving (zie Kamerstukken II 2007–2008, 29 515 en 31 201, nr. 243) treedt deze wijziging in werking op 1 juli 2012. Ingevolge de vaste verandermomenten dient deze wijzigingsregeling uiterlijk 1 mei te worden gepubliceerd, met het oog op de implementatie en de uitvoeringsvoorbereiding. De wijziging is niet tijdig gepubliceerd, nu deze enkele dagen na 1 mei is gepubliceerd. Echter ook met deze overschrijding van de publicatiedatum wordt nog steeds een ruime invoeringstermijn gegarandeerd waarmee bedrijfsleven, burgers en met de uitvoering belaste diensten voldoende voorbereidingstijd wordt geboden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

Naar boven