Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 30 januari 2012, nr. 255774, houdende wijziging van de Regeling LNV-subsidies en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op:

  • verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277);

  • verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van de Europese Unie van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (EVF) (PB L 223);

  • de artikelen 2, 4 en 7 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling LNV-subsidies wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 2:2 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Na het eerste lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van artikel 1:15, derde lid, komt niet verrekenbare BTW niet voor subsidie in aanmerking.

B

Artikel 2:9 komt te luiden:

Artikel 2:9

  • 1. In afwijking van artikel 1:4 rangschikt de Minister aanvragen tot subsidieverlening die in een zelfde aanvraagperiode zijn ingediend in de navolgende volgorde van categorieën:

    • a. aanvragen, afkomstig van ondernemingen die in de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag geen gebruik hebben gemaakt van de subsidie;

    • b. overige aanvragen.

  • 2. Indien het aantal aanvragen hoger is dan het beschikbare budget, worden binnen de categorie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, aanvragen door loting gerangschikt.

  • 3. Indien het aantal aanvragen hoger is dan het beschikbare budget en nadat voor de aanvragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, een beschikking omtrent subsidieverlening is afgegeven als bedoeld in artikel 1:10, tweede lid, worden binnen de categorie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aanvragen door loting gerangschikt.

C

Artikel 2:12, tweede lid, alsmede de aanduiding ‘1.’ voor artikel 2:12, eerste lid, vervallen.

D

Artikel 2:46, wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

E

Artikel 4a:4 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel a wordt ‘de strategische beleidsprioriteiten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van de beleidsagenda’ vervangen door:

de agenda’s van de topsectoren Agro & Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, de beleidsreactie van het kabinet op deze agenda’s en de beleidsagenda’s.

2. Onderdeel d komt te luiden:

  • d. meer kwaliteitswinst in de groene kennisinfrastructuur opleveren, waarbij een landelijke doorwerking van verworven kennis beter geborgd wordt en verdergaande zwaartepuntvorming bij de HBO-instellingen passend bij het profiel van de instellingen verkregen wordt.

F

Artikel 4a:7 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het zesde lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. de stand van zaken en planning ter zake van de financiën, waarbij de subsidieontvanger jaarlijks in een door een accountant gecontroleerde jaarrekening, waarin uitgaven en ontvangsten van het lectoraat inzichtelijk worden gemaakt, verantwoording aflegt over de uitgaven en ontvangsten van het lectoraat.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. De subsidieontvanger dient binnen 3 maanden na aanstelling van een lector een uitgewerkt activiteitenplan in.

G

Artikel 4a:8, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. een door een accountant goedgekeurde financiële verantwoording van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, waarin alle uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het lectoraat inzichtelijk worden gemaakt.

H

Artikel 4a:9, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de kosten, die aantoonbaar noodzakelijk zijn en daadwerkelijk door de subsidieontvanger zijn betaald voor het inhuren van ondersteuning, ondersteuningsinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en onderzoeksinstellingen vanwege hun expertise of specifieke voorzieningen tot ten hoogste 10% van de subsidiabele kosten, bedoeld in onderdeel a;.

I

Na artikel 6:3, derde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het recht, zoals dat gold voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding van artikel 2:2, tweede lid, blijft van toepassing:

    • a. op aanvragen tot subsidieverlening die zijn ingediend voorafgaand aan dat tijdstip;

    • b. met betrekking tot een subsidie die is of wordt verleend op een aanvraag tot subsidieverlening als bedoeld in onderdeel a, alsmede de uit die subsidieverlening voortvloeiende rechten, aanspraken en verplichtingen.

J

Bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. Hoofdstuk 2, punt C, tweede onderdeel a, vervalt.

2. In hoofdstuk 2, punt C, worden de onderdelen b tot en met f verletterd tot a tot en met e.

3. Hoofdstuk 3, punt C, laatste zin, vervalt.

4. Hoofdstuk 7, punt C, derde lid, vervalt.

ARTIKEL II

Het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt ‘artikel 2:11, tweede lid, onderdeel b’ vervangen door:

artikel 2:11, tweede lid, onderdeel c.

2. In het derde lid wordt ‘artikel 2:11, tweede lid, onderdeel b’ vervangen door:

artikel 2:11, tweede lid, onderdeel c.

3. Na het vierde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. In afwijking van artikel 1:14, eerste lid, van de regeling, kunnen aanvragen tot subsidievaststelling worden ingediend tot en met 1 juli 2015.

B

Na titel 2 wordt een titel ingevoegd, luidende:

TITEL 2A. DEMONSTRATIEPROJECTEN

Artikel 11a
  • 1. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor de uitvoering van een project als bedoeld in artikel 2:14, eerste lid, van de regeling kunnen worden ingediend voor projecten die betrekking hebben op de thema’s, bedoeld in artikel 2:15, eerste lid, onderdeel g of onderdeel v, voor zover deze projecten zich richten op vernieuwingen die een bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstellingen, genoemd in artikel 2 van het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren.

  • 2. De aanvragen, bedoeld in het eerste lid, kunnen uitsluitend worden ingediend door landbouwondernemingen of een samenwerkingsverband van landbouwondernemingen onderling, dan wel met agro-MKB ondernemingen, bosbouwondernemingen of MKB ondernemingen werkzaam in de voedselindustrie, met dien verstande dat de landbouwondernemingen werkzaam zijn in de sectoren: veehouderij, akkerbouw, tuinbouw open teelt, bloembollen, bolbloemen, paddenstoelen of glastuinbouw.

  • 3. De aanvragen, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden ingediend in de periode van 2 april 2012 tot en met 14 mei 2012.

Artikel 11b

De door de Minister ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de aanvragen advies uit in de vorm van een rangschikking.

Artikel 11c

In aanvulling op artikel 2:16 van de regeling wordt een project als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, hoger gerangschikt, naarmate het project:

  • a. meer bijdraagt aan de doelstellingen, genoemd in artikel 2 van het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren;

  • b. meer bijdraagt aan de voor de sectoren, genoemd in artikel 11a, tweede lid, relevante convenantafspraken als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 8 van het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren;

  • c. een gunstigere verhouding heeft tussen de kosten en de doelstellingen, genoemd in artikel 2 van het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren.

Artikel 11d
  • 1. De subsidie bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2. Indien het project wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband van uitsluitend landbouwondernemingen, bedraagt de subsidie voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, in afwijking van het eerste lid ten hoogste 70% van de subsidiabele kosten.

Artikel 11e
  • 1. Het subsidieplafond voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, bedraagt € 4.200.000.

  • 2. In aanvulling op het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, geldt een additioneel subsidieplafond van het Productschap Tuinbouw van € 202.000 voor projecten ingediend door glastuinbouwondernemingen, met dien verstande dat per project ten hoogste 20% van het subsidiebedrag ten laste komt van het additionele subsidieplafond.

Artikel 11f

Artikel 1:19, derde lid, van de regeling is van toepassing.

C

Na artikel 12, tweede lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van artikel 1:14, eerste lid, van de regeling, kunnen aanvragen tot subsidievaststelling worden ingediend tot en met 1 juli 2015.

D

Na artikel 43 wordt de volgende paragraaf toegevoegd:

§ 3. Duurzame ontwikkeling visserijgebieden

Artikel 43a
  • 1. Aanvragen tot verlening van subsidie als bedoeld in artikel 4:33c kunnen voor de visserijgebieden opgenomen in bijlage 5, onderdeel A, onder 5 en 6, van de regeling worden ingediend in de periode van 1 mei 2012 tot en met 31 mei 2012.

  • 2. Het subsidieplafond bedraagt voor het visserijgebied opgenomen in:

    • a. bijlage 5, onderdeel A, onder 5, van de regeling € 188.758;

    • b. bijlage 5, onderdeel A, onder 6, van de regeling € 800.000.

  • 3. Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten waarvan de subsidiabele kosten in totaal minder bedragen dan € 100.000.

Artikel 43b

Artikel 1:2, tweede lid, van de regeling is niet van toepassing op aanvragen als bedoeld in artikel 43a met dien verstande dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend niet zijn aangevangen voor 1 januari 2007.

Artikel 43c

Een aanvraag tot voorschotverlening gaat vergezeld van een liquiditeitsoverzicht of een overzicht van de gemaakte en betaalde kosten.

Artikel 43d

In afwijking van artikel 4:33f, eerste lid, van de regeling voert de subsidieontvanger het project waarvoor subsidie is verleend uit voor 1 januari 2016.

Artikel 43e

In aanvulling op artikel 1:15, eerste lid, van de regeling komen kosten die betaald zijn na 31 december 2015 niet voor subsidie in aanmerking.

E

Na hoofdstuk 4 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 4A. ONDERWIJS

TITEL 1. GROENE PLUS LECTORATEN
Artikel 48a

Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een lectoraat als bedoeld in artikel 4a:3 van de regeling, kunnen worden ingediend in de periode 2 juli 2012 tot en met 14 september 2012.

Artikel 48b

De hoogte van het subsidiebedrag bedraagt maximaal € 120.000 per jaar.

Artikel 48c

De duur van de subsidieverlening bedraagt maximaal 4 jaar.

Artikel 48d

Het subsidieplafond bedraagt € 1.920.000.

F

In artikel 50, eerste lid, wordt ‘de artikelen 10, 13 en 25’ vervangen door: de artikelen 10, 11b, 13 en 25.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2012, met uitzondering van artikel I, onderdelen A, C, D, I en J, en artikel II, onderdeel C, die in werking treden met ingang van de eerste dag na publicatie in de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 januari 2012

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

TOELICHTING

Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies (verder: Regeling) en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 (verder: Openstellingsbesluit). De wijzigingen zullen in de onderstaande paragrafen worden toegelicht. Voorts worden er paragrafen gewijd aan de administratieve lasten en de inwerkingtreding.

§ 1. Rangschikking bedrijfsadviesdiensten

Uit de toelichting bij de laatste wijziging van artikel 2:9 van de Regeling (Stcrt. 2010, nr. 19326) volgt dat aanvragers die in de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag geen gebruik hebben gemaakt van de subsidie voorrang krijgen. Dit is in overeenstemming met het reeds genotificeerde maatregelfiche, binnen het door de Europese Commissie goedgekeurde Plattelandsontwikkelingsprogramma (verder: POP). In dit maatregelfiche wordt aangegeven dat voorrang wordt gegeven aan ondernemingen die in de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag geen gebruik hebben gemaakt van de subsidie. Indien het aantal aanvragen hoger is dan het beschikbare budget, wordt gerangschikt door middel van loting. Dit volgt echter niet duidelijk genoeg uit de tekst van artikel 2:9 van de Regeling. Derhalve is de tekst van artikel 2:9 verduidelijkt.

§ 2. Demonstratieprojecten

De subsidiemodule demonstratieprojecten is gericht op projecten die de kennis over innovatieve projecten in de praktijk verspreiden en die bij kunnen dragen aan de doelstellingen uit het convenant Schone en Zuinige agrosectoren (verder: convenant). In het convenant zijn afspraken gemaakt met de volgende zogenoemde agrosectoren:

  • veehouderij;

  • akkerbouw;

  • bos-, natuur-, en landschapsbeheer;

  • houtverwerkende industrie;

  • voeding- en genotmiddelenindustrie, en

  • verwerkers van reststromen uit de bovengenoemde sectoren.

Het convenant is te vinden op:

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/convenanten/2008/12/03/convenant-schone-en-zuinige-agrosectoren .

Via demonstratie in de praktijk maken ondernemers kennis met hun collega’s en kunnen zij het geleerde toepassen op het eigen bedrijf. Voorbeelden zijn benutting van elektriciteit, restwarmte en rest-CO2, de energieneutrale stal, combinatie co-vergisting met glastuinbouw en een ethanolfabriek, koppeling mestverwerking en kunstmestvervangers, productie groene energie uit mest, uit reststromen zonder mest, snoeihout voor lokale warmteopwekking enzovoorts. Voorwaarde is wel dat het project vernieuwend moet zijn.

In artikel 11c van het Openstellingsbesluit is bepaald dat subsidieaanvragen hoger worden gerangschikt naarmate het project waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft meer bijdraagt aan de doelstellingen van artikel 2 van het convenant en meer bijdraagt aan de relevante convenantafspraken gemaakt door de voornoemde agrosectoren. De afspraken met de glastuinbouw staan in artikel 6 van het convenant, de afspraken met de akkerbouw, veehouderij en tuinbouw open teelt staan in artikel 7 van het convenant en de afspraken met de bloembollen, bolbloemen en paddenstoelen sector staan in artikel 8 van het convenant. Voorts wordt een project hoger gerangschikt naarmate de verhouding tussen de kosten van het project enerzijds en de baten van het project (het bereiken van de doelstellingen genoemd in artikel 2 van het convenant) gunstiger zijn.

§ 3. Duurzame ontwikkeling visserijgebieden

In artikel 43a van het Openstellingsbesluit wordt de subsidiemodule voor projecten gericht op een duurzame ontwikkeling van visserijgebieden voor de vierde maal opengesteld. Per visserijgebied – het betreft bij deze openstelling gebieden gelegen in de provincies Zuid-Holland en Friesland – wordt een afzonderlijk subsidieplafond vastgesteld. De aanvraagperiode loopt voor deze gebieden gelijk en wel gedurende de periode van 1 mei 2012 tot en met 31 mei 2012.

Voor de goede orde zij vermeld dat de provinciale ontwikkelstrategieën ter inzage liggen bij de desbetreffende provincies en via internet zijn in te zien op de site van het LNV-loket (www.hetlnvloket.nl).

§ 4. Groene plus lectoraten

Op grond van de artikelen 4a:2 tot en met 4a:10 van de Regeling wordt subsidie beschikbaar gesteld voor het instellen van groene-plus lectoraten aan agrarische HBO-instellingen. De doelstelling van groene-plus lectoraten is het vergroten van kennisinnovatie en daarmee de samenhangende kwaliteitsverbetering van het onderwijs en de realisatie van de externe oriëntatie naar het bedrijfsleven en de maatschappelijke organisaties.

Het kabinet Rutte heeft gekozen voor een nieuw bedrijfslevenbeleid1 waarin bijzondere aandacht wordt besteed aan negen topsectoren waaronder de topsectoren Agro&Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen2. Vooral de adviezen van deze twee topsectoren zijn voor het groene onderwijs van belang. De adviezen van de topsectoren Agro&Food, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen zijn gericht op de intensieve, duurzame publiek-private samenwerkingsverbanden tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheid (de gouden driehoek). Deze verbindingen worden in het groene hoger beroepsonderwijs vooral gelegd door lectoraten.

Bij de beoordeling van de aanvraag tot subsidieverlening voor groene-plus lectoraten worden de criteria, genoemd in artikel 4a:4, gehanteerd. In de rangschikking wordt allereerst bezien of het thema past bij de agenda’s (met name de innovatiecontracten) van de topsectoren, Agro&Food, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, de beleidsreactie van het kabinet op deze agenda’s én de beleidsagenda van de begroting van het ministerie van EL&I.

Daarnaast is aan de rangschikkingcriteria een extra beoordelingscriterium toegevoegd te weten ‘een verdergaande zwaartepuntvorming bij de HBO-instelling passend bij het profiel van de instelling (zoals beschreven in sectorplan HAO 2011)’. Dit komt overeen met het beleid van het huidige kabinet om samen met de HBO-instellingen te komen tot een verdere profilering van het praktijkgericht onderzoek (strategische agenda hoger onderwijs).

Het is van belang dat de resultaten van de groene-plus lectoraten leiden tot structurele vernieuwingen en verbeteringen in het gehele groene onderwijs. Om de impact van het praktijkgericht onderzoek te vergroten en de resultaten ervan beter te benutten, is het essentieel dat de kennisverspreiding naar het groene mbo gewaarborgd wordt. Daarom kunnen vanaf 2012 één of twee docenten uit het groene middelbaar beroepsonderwijs, indien gewenst, deelnemen aan de kenniskring van groene-plus lectoraten. In principe was dit al mogelijk. Echter, het ministerie van EL&I vraagt nu aan elke groene-plus lector een expliciete afweging (geen verplichting) te maken om docenten uit het groene middelbaar beroepsonderwijs te betrekken bij kenniskringen rond het lectoraat.

Ingevolge artikel 48a van het Openstellingsbesluit kunnen aanvragen voor subsidieverlening voor het instellen van groene-plus lectoraten bij agrarische hogescholen worden ingediend. De aanvragen kunnen worden ingediend door het bevoegd gezag van een agrarische instelling voor hoger onderwijs. De aanvragen zullen worden gerangschikt overeenkomstig artikel 4a:4 van de Regeling.

De hoogte van het subsidiebedrag bedraagt maximaal € 120.000 per jaar.

De activiteiten waarvoor deze subsidie is verleend mogen niet meer dan 80% vanuit overheidswege gefinancierd worden. De subsidieontvanger legt jaarlijks in de door de accountant gecontroleerde jaarrekening verantwoording af over de uitgaven en ontvangsten van het lectoraat. In deze jaarrekening dienen uitgaven en ontvangsten (waaronder ook de ‘in kind’ bijdrage van het bedrijfsleven) van het lectoraat inzichtelijk te worden gemaakt.

§ 5. Overige wijzigingen

Niet verrekenbare BTW

Voor de modules van hoofdstuk 2 van de Regeling geldt ten algemene dat niet verrekenbare BTW niet voor subsidie in aanmerking komt. Dit kwam niet op eenduidige wijze in de Regeling of het Openstellingsbesluit tot uitdrukking. De wijzigingen in artikel I, onderdelen A, C, D en J voorzien in harmonisatie van de diverse bepalingen. In artikel I, onderdeel I (artikel 6:3, derde lid, van de Regeling) is voorzien in een overgangsbepaling.

POP-declaraties

Vanwege de POP-declaraties die Nederland bij de Europese Commissie moet indienen, dienen verzoeken tot vaststelling van subsidie uiterlijk 1 juli 2015 ingediend te zijn (artikel 7, vijfde lid en artikel 12, derde lid, van het Openstellingsbesluit).

Omissie

Per abuis werd in artikel 7, tweede en derde lid, van het Openstellingsbesluit, verwezen naar artikel 2:11, tweede lid, onderdeel b. Het artikel had moeten verwijzen naar artikel 2:11, tweede lid, onderdeel c. Deze omissie wordt thans hersteld (artikel I, onderdeel A).

§ 6. Administratieve lasten

De onderhavige wijzigingsregeling brengt geen verandering in de administratieve lasten met zich.

De wijzigingen vervat in de artikelen I, onderdelen A tot en met D, en II, onderdelen A, C en F, bevatten geen administratieve lasten.

Ten aanzien van de modules ‘demonstratieprojecten’, ‘duurzame ontwikkeling visserijgebieden’ en ‘groene plus lectoraten’ (artikel I, onderdelen E t/m H en artikel II, onderdelen B, D en E) worden ten opzichte van de vorige openstellingen geen nieuwe administratieve lasten geïntroduceerd. Voor een berekening van de administratieve lasten die deze modules met zich brengen, wordt verwezen naar paragraaf 6 van de toelichting van eerdere regelingen (Stcrt. 2007, nr. 33; Stcrt. 2010, nr. 7577; Stcrt. 2010, nr. 19234).

§ 7. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 april 2012. Dit is overeenkomstig de uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving inhoudende dat regelingen inwerkingtreden op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober en tenminste twee maanden voor inwerkingtreding gepubliceerd worden (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Er wordt een uitzondering gemaakt voor artikel I, onderdelen A, C, D, I, en J, en artikel II, onderdeel C, omdat deze artikelen mede betrekking hebben op de module ‘Samenwerking bij Innovatie’, die op korte termijn wordt opengesteld.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.


X Noot
1

Kamerstukken II 2011–2012, 32 637, nr. 15.

X Noot
2

Kamerstukken II 2011–2012, 32 637, nr. 14.

Naar boven