ARTIKEL I
De Regeling LNV-subsidies wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 2:2 wordt gewijzigd als volgt:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Na het eerste lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
B
Artikel 2:9 komt te luiden:
Artikel 2:9
-
1. In afwijking van artikel 1:4 rangschikt de Minister aanvragen tot subsidieverlening
die in een zelfde aanvraagperiode zijn ingediend in de navolgende volgorde van categorieën:
-
2. Indien het aantal aanvragen hoger is dan het beschikbare budget, worden binnen de
categorie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, aanvragen door loting gerangschikt.
-
3. Indien het aantal aanvragen hoger is dan het beschikbare budget en nadat voor de
aanvragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, een beschikking omtrent subsidieverlening
is afgegeven als bedoeld in artikel 1:10, tweede lid, worden binnen de categorie,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aanvragen door loting gerangschikt.
C
Artikel 2:12, tweede lid, alsmede de aanduiding ‘1.’ voor artikel 2:12, eerste lid,
vervallen.
D
Artikel 2:46, wordt gewijzigd als volgt:
1. Het tweede lid vervalt.
2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
E
Artikel 4a:4 wordt gewijzigd als volgt:
1. In onderdeel a wordt ‘de strategische beleidsprioriteiten van het Ministerie van
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van de beleidsagenda’ vervangen door:
de agenda’s van de topsectoren Agro & Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, de beleidsreactie
van het kabinet op deze agenda’s en de beleidsagenda’s.
2. Onderdeel d komt te luiden:
F
Artikel 4a:7 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het zesde lid, onderdeel c, komt te luiden:
-
c.
de stand van zaken en planning ter zake van de financiën, waarbij de subsidieontvanger
jaarlijks in een door een accountant gecontroleerde jaarrekening, waarin uitgaven
en ontvangsten van het lectoraat inzichtelijk worden gemaakt, verantwoording aflegt
over de uitgaven en ontvangsten van het lectoraat.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
G
Artikel 4a:8, onderdeel b, komt te luiden:
H
Artikel 4a:9, onderdeel b, komt te luiden:
-
b.
de kosten, die aantoonbaar noodzakelijk zijn en daadwerkelijk door de subsidieontvanger
zijn betaald voor het inhuren van ondersteuning, ondersteuningsinstellingen, bedrijven,
maatschappelijke organisaties en onderzoeksinstellingen vanwege hun expertise of specifieke
voorzieningen tot ten hoogste 10% van de subsidiabele kosten, bedoeld in onderdeel
a;.
I
Na artikel 6:3, derde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
4.
Het recht, zoals dat gold voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding van artikel
2:2, tweede lid, blijft van toepassing:
-
a. op aanvragen tot subsidieverlening die zijn ingediend voorafgaand aan dat tijdstip;
-
b. met betrekking tot een subsidie die is of wordt verleend op een aanvraag tot subsidieverlening
als bedoeld in onderdeel a, alsmede de uit die subsidieverlening voortvloeiende rechten,
aanspraken en verplichtingen.
J
Bijlage 2 wordt gewijzigd als volgt:
1. Hoofdstuk 2, punt C, tweede onderdeel a, vervalt.
2. In hoofdstuk 2, punt C, worden de onderdelen b tot en met f verletterd tot a tot en met e.
3. Hoofdstuk 3, punt C, laatste zin, vervalt.
4. Hoofdstuk 7, punt C, derde lid, vervalt.
ARTIKEL II
Het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het tweede lid wordt ‘artikel 2:11, tweede lid, onderdeel b’ vervangen door:
artikel 2:11, tweede lid, onderdeel c.
2. In het derde lid wordt ‘artikel 2:11, tweede lid, onderdeel b’ vervangen door:
artikel 2:11, tweede lid, onderdeel c.
3. Na het vierde lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5.
In afwijking van artikel 1:14, eerste lid, van de regeling, kunnen aanvragen tot subsidievaststelling
worden ingediend tot en met 1 juli 2015.
B
Na titel 2 wordt een titel ingevoegd, luidende:
TITEL 2A. DEMONSTRATIEPROJECTEN
Artikel 11a
-
1.
Aanvragen tot verlening van een subsidie voor de uitvoering van een project als bedoeld
in artikel 2:14, eerste lid, van de regeling kunnen worden ingediend voor projecten
die betrekking hebben op de thema’s, bedoeld in artikel 2:15, eerste lid, onderdeel
g of onderdeel v, voor zover deze projecten zich richten op vernieuwingen die een
bijdrage leveren aan het bereiken van de doelstellingen, genoemd in artikel 2 van
het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren.
-
2.
De aanvragen, bedoeld in het eerste lid, kunnen uitsluitend worden ingediend door
landbouwondernemingen of een samenwerkingsverband van landbouwondernemingen onderling,
dan wel met agro-MKB ondernemingen, bosbouwondernemingen of MKB ondernemingen werkzaam
in de voedselindustrie, met dien verstande dat de landbouwondernemingen werkzaam zijn
in de sectoren: veehouderij, akkerbouw, tuinbouw open teelt, bloembollen, bolbloemen,
paddenstoelen of glastuinbouw.
-
3.
De aanvragen, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden ingediend in de periode van
2 april 2012 tot en met 14 mei 2012.
Artikel 11b
De door de Minister ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van
de aanvragen advies uit in de vorm van een rangschikking.
Artikel 11c
In aanvulling op artikel 2:16 van de regeling wordt een project als bedoeld in artikel
11a, eerste lid, hoger gerangschikt, naarmate het project:
-
a. meer bijdraagt aan de doelstellingen, genoemd in artikel 2 van het convenant Schone
en Zuinige Agrosectoren;
-
b. meer bijdraagt aan de voor de sectoren, genoemd in artikel 11a, tweede lid, relevante
convenantafspraken als bedoeld in de artikelen 6 tot en met 8 van het convenant Schone
en Zuinige Agrosectoren;
-
c. een gunstigere verhouding heeft tussen de kosten en de doelstellingen, genoemd in
artikel 2 van het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren.
Artikel 11d
-
1.
De subsidie bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 11a, eerste
lid, ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.
-
2.
Indien het project wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband van uitsluitend
landbouwondernemingen, bedraagt de subsidie voor aanvragen om subsidie als bedoeld
in artikel 11a, eerste lid, in afwijking van het eerste lid ten hoogste 70% van de
subsidiabele kosten.
Artikel 11e
-
1.
Het subsidieplafond voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 11a, eerste
lid, bedraagt € 4.200.000.
-
2.
In aanvulling op het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, geldt een additioneel
subsidieplafond van het Productschap Tuinbouw van € 202.000 voor projecten ingediend
door glastuinbouwondernemingen, met dien verstande dat per project ten hoogste 20%
van het subsidiebedrag ten laste komt van het additionele subsidieplafond.
Artikel 11f
Artikel 1:19, derde lid, van de regeling is van toepassing.
C
Na artikel 12, tweede lid, wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
3.
In afwijking van artikel 1:14, eerste lid, van de regeling, kunnen aanvragen tot subsidievaststelling
worden ingediend tot en met 1 juli 2015.
D
Na artikel 43 wordt de volgende paragraaf toegevoegd:
§ 3. Duurzame ontwikkeling visserijgebieden
Artikel 43a
-
1. Aanvragen tot verlening van subsidie als bedoeld in artikel 4:33c kunnen voor de
visserijgebieden opgenomen in bijlage 5, onderdeel A, onder 5 en 6, van de regeling
worden ingediend in de periode van 1 mei 2012 tot en met 31 mei 2012.
-
2. Het subsidieplafond bedraagt voor het visserijgebied opgenomen in:
-
a. bijlage 5, onderdeel A, onder 5, van de regeling € 188.758;
-
b. bijlage 5, onderdeel A, onder 6, van de regeling € 800.000.
-
3. Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten waarvan de subsidiabele kosten in
totaal minder bedragen dan € 100.000.
Artikel 43b
Artikel 1:2, tweede lid, van de regeling is niet van toepassing op aanvragen als bedoeld
in artikel 43a met dien verstande dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend
niet zijn aangevangen voor 1 januari 2007.
Artikel 43c
Een aanvraag tot voorschotverlening gaat vergezeld van een liquiditeitsoverzicht of
een overzicht van de gemaakte en betaalde kosten.
Artikel 43d
In afwijking van artikel 4:33f, eerste lid, van de regeling voert de subsidieontvanger
het project waarvoor subsidie is verleend uit voor 1 januari 2016.
Artikel 43e
In aanvulling op artikel 1:15, eerste lid, van de regeling komen kosten die betaald
zijn na 31 december 2015 niet voor subsidie in aanmerking.
E
Na hoofdstuk 4 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 4A. ONDERWIJS
TITEL 1. GROENE PLUS LECTORATEN
Artikel 48a
Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een lectoraat als bedoeld in artikel
4a:3 van de regeling, kunnen worden ingediend in de periode 2 juli 2012 tot en met
14 september 2012.
Artikel 48b
De hoogte van het subsidiebedrag bedraagt maximaal € 120.000 per jaar.
Artikel 48c
De duur van de subsidieverlening bedraagt maximaal 4 jaar.
Artikel 48d
Het subsidieplafond bedraagt € 1.920.000.
F
In artikel 50, eerste lid, wordt ‘de artikelen 10, 13 en 25’ vervangen door: de artikelen
10, 11b, 13 en 25.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2012, met uitzondering van
artikel I, onderdelen A, C, D, I en J, en artikel II, onderdeel C, die in werking
treden met ingang van de eerste dag na publicatie in de Staatscourant waarin zij worden
geplaatst.
TOELICHTING
Deze regeling strekt tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies (verder: Regeling)
en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 (verder: Openstellingsbesluit). De
wijzigingen zullen in de onderstaande paragrafen worden toegelicht. Voorts worden
er paragrafen gewijd aan de administratieve lasten en de inwerkingtreding.
§ 1. Rangschikking bedrijfsadviesdiensten
Uit de toelichting bij de laatste wijziging van artikel 2:9 van de Regeling (Stcrt. 2010, nr. 19326) volgt dat aanvragers die in de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag geen gebruik
hebben gemaakt van de subsidie voorrang krijgen. Dit is in overeenstemming met het
reeds genotificeerde maatregelfiche, binnen het door de Europese Commissie goedgekeurde
Plattelandsontwikkelingsprogramma (verder: POP). In dit maatregelfiche wordt aangegeven
dat voorrang wordt gegeven aan ondernemingen die in de drie jaren voorafgaand aan
de aanvraag geen gebruik hebben gemaakt van de subsidie. Indien het aantal aanvragen
hoger is dan het beschikbare budget, wordt gerangschikt door middel van loting. Dit
volgt echter niet duidelijk genoeg uit de tekst van artikel 2:9 van de Regeling. Derhalve
is de tekst van artikel 2:9 verduidelijkt.
§ 2. Demonstratieprojecten
De subsidiemodule demonstratieprojecten is gericht op projecten die de kennis over
innovatieve projecten in de praktijk verspreiden en die bij kunnen dragen aan de doelstellingen
uit het convenant Schone en Zuinige agrosectoren (verder: convenant). In het convenant
zijn afspraken gemaakt met de volgende zogenoemde agrosectoren:
-
– veehouderij;
-
– akkerbouw;
-
– bos-, natuur-, en landschapsbeheer;
-
– houtverwerkende industrie;
-
– voeding- en genotmiddelenindustrie, en
-
– verwerkers van reststromen uit de bovengenoemde sectoren.
Het convenant is te vinden op:
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/convenanten/2008/12/03/convenant-schone-en-zuinige-agrosectoren
.
Via demonstratie in de praktijk maken ondernemers kennis met hun collega’s en kunnen
zij het geleerde toepassen op het eigen bedrijf. Voorbeelden zijn benutting van elektriciteit,
restwarmte en rest-CO2, de energieneutrale stal, combinatie co-vergisting met glastuinbouw en een ethanolfabriek,
koppeling mestverwerking en kunstmestvervangers, productie groene energie uit mest,
uit reststromen zonder mest, snoeihout voor lokale warmteopwekking enzovoorts. Voorwaarde
is wel dat het project vernieuwend moet zijn.
In artikel 11c van het Openstellingsbesluit is bepaald dat subsidieaanvragen hoger
worden gerangschikt naarmate het project waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft
meer bijdraagt aan de doelstellingen van artikel 2 van het convenant en meer bijdraagt
aan de relevante convenantafspraken gemaakt door de voornoemde agrosectoren. De afspraken
met de glastuinbouw staan in artikel 6 van het convenant, de afspraken met de akkerbouw,
veehouderij en tuinbouw open teelt staan in artikel 7 van het convenant en de afspraken
met de bloembollen, bolbloemen en paddenstoelen sector staan in artikel 8 van het
convenant. Voorts wordt een project hoger gerangschikt naarmate de verhouding tussen
de kosten van het project enerzijds en de baten van het project (het bereiken van
de doelstellingen genoemd in artikel 2 van het convenant) gunstiger zijn.
§ 3. Duurzame ontwikkeling visserijgebieden
In artikel 43a van het Openstellingsbesluit wordt de subsidiemodule voor projecten
gericht op een duurzame ontwikkeling van visserijgebieden voor de vierde maal opengesteld.
Per visserijgebied – het betreft bij deze openstelling gebieden gelegen in de provincies
Zuid-Holland en Friesland – wordt een afzonderlijk subsidieplafond vastgesteld. De
aanvraagperiode loopt voor deze gebieden gelijk en wel gedurende de periode van 1 mei
2012 tot en met 31 mei 2012.
Voor de goede orde zij vermeld dat de provinciale ontwikkelstrategieën ter inzage
liggen bij de desbetreffende provincies en via internet zijn in te zien op de site
van het LNV-loket (www.hetlnvloket.nl).
§ 4. Groene plus lectoraten
Op grond van de artikelen 4a:2 tot en met 4a:10 van de Regeling wordt subsidie beschikbaar
gesteld voor het instellen van groene-plus lectoraten aan agrarische HBO-instellingen.
De doelstelling van groene-plus lectoraten is het vergroten van kennisinnovatie en
daarmee de samenhangende kwaliteitsverbetering van het onderwijs en de realisatie
van de externe oriëntatie naar het bedrijfsleven en de maatschappelijke organisaties.
Het kabinet Rutte heeft gekozen voor een nieuw bedrijfslevenbeleid1 waarin bijzondere aandacht wordt besteed aan negen topsectoren waaronder de topsectoren
Agro&Food en Tuinbouw en Uitgangsmaterialen2. Vooral de adviezen van deze twee topsectoren zijn voor het groene onderwijs van
belang. De adviezen van de topsectoren Agro&Food, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen zijn
gericht op de intensieve, duurzame publiek-private samenwerkingsverbanden tussen bedrijven,
kennisinstellingen en overheid (de gouden driehoek). Deze verbindingen worden in het
groene hoger beroepsonderwijs vooral gelegd door lectoraten.
Bij de beoordeling van de aanvraag tot subsidieverlening voor groene-plus lectoraten
worden de criteria, genoemd in artikel 4a:4, gehanteerd. In de rangschikking wordt
allereerst bezien of het thema past bij de agenda’s (met name de innovatiecontracten)
van de topsectoren, Agro&Food, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, de beleidsreactie van
het kabinet op deze agenda’s én de beleidsagenda van de begroting van het ministerie
van EL&I.
Daarnaast is aan de rangschikkingcriteria een extra beoordelingscriterium toegevoegd
te weten ‘een verdergaande zwaartepuntvorming bij de HBO-instelling passend bij het
profiel van de instelling (zoals beschreven in sectorplan HAO 2011)’. Dit komt overeen
met het beleid van het huidige kabinet om samen met de HBO-instellingen te komen tot
een verdere profilering van het praktijkgericht onderzoek (strategische agenda hoger
onderwijs).
Het is van belang dat de resultaten van de groene-plus lectoraten leiden tot structurele
vernieuwingen en verbeteringen in het gehele groene onderwijs. Om de impact van het
praktijkgericht onderzoek te vergroten en de resultaten ervan beter te benutten, is
het essentieel dat de kennisverspreiding naar het groene mbo gewaarborgd wordt. Daarom
kunnen vanaf 2012 één of twee docenten uit het groene middelbaar beroepsonderwijs,
indien gewenst, deelnemen aan de kenniskring van groene-plus lectoraten. In principe
was dit al mogelijk. Echter, het ministerie van EL&I vraagt nu aan elke groene-plus
lector een expliciete afweging (geen verplichting) te maken om docenten uit het groene
middelbaar beroepsonderwijs te betrekken bij kenniskringen rond het lectoraat.
Ingevolge artikel 48a van het Openstellingsbesluit kunnen aanvragen voor subsidieverlening
voor het instellen van groene-plus lectoraten bij agrarische hogescholen worden ingediend.
De aanvragen kunnen worden ingediend door het bevoegd gezag van een agrarische instelling
voor hoger onderwijs. De aanvragen zullen worden gerangschikt overeenkomstig artikel
4a:4 van de Regeling.
De hoogte van het subsidiebedrag bedraagt maximaal € 120.000 per jaar.
De activiteiten waarvoor deze subsidie is verleend mogen niet meer dan 80% vanuit
overheidswege gefinancierd worden. De subsidieontvanger legt jaarlijks in de door
de accountant gecontroleerde jaarrekening verantwoording af over de uitgaven en ontvangsten
van het lectoraat. In deze jaarrekening dienen uitgaven en ontvangsten (waaronder
ook de ‘in kind’ bijdrage van het bedrijfsleven) van het lectoraat inzichtelijk te
worden gemaakt.
§ 5. Overige wijzigingen
Niet verrekenbare BTW
Voor de modules van hoofdstuk 2 van de Regeling geldt ten algemene dat niet verrekenbare
BTW niet voor subsidie in aanmerking komt. Dit kwam niet op eenduidige wijze in de
Regeling of het Openstellingsbesluit tot uitdrukking. De wijzigingen in artikel I,
onderdelen A, C, D en J voorzien in harmonisatie van de diverse bepalingen. In artikel
I, onderdeel I (artikel 6:3, derde lid, van de Regeling) is voorzien in een overgangsbepaling.
POP-declaraties
Vanwege de POP-declaraties die Nederland bij de Europese Commissie moet indienen,
dienen verzoeken tot vaststelling van subsidie uiterlijk 1 juli 2015 ingediend te
zijn (artikel 7, vijfde lid en artikel 12, derde lid, van het Openstellingsbesluit).
Omissie
Per abuis werd in artikel 7, tweede en derde lid, van het Openstellingsbesluit, verwezen
naar artikel 2:11, tweede lid, onderdeel b. Het artikel had moeten verwijzen naar
artikel 2:11, tweede lid, onderdeel c. Deze omissie wordt thans hersteld (artikel
I, onderdeel A).
§ 6. Administratieve lasten
De onderhavige wijzigingsregeling brengt geen verandering in de administratieve lasten
met zich.
De wijzigingen vervat in de artikelen I, onderdelen A tot en met D, en II, onderdelen
A, C en F, bevatten geen administratieve lasten.
Ten aanzien van de modules ‘demonstratieprojecten’, ‘duurzame ontwikkeling visserijgebieden’
en ‘groene plus lectoraten’ (artikel I, onderdelen E t/m H en artikel II, onderdelen
B, D en E) worden ten opzichte van de vorige openstellingen geen nieuwe administratieve
lasten geïntroduceerd. Voor een berekening van de administratieve lasten die deze
modules met zich brengen, wordt verwezen naar paragraaf 6 van de toelichting van eerdere
regelingen (Stcrt. 2007, nr. 33; Stcrt. 2010, nr. 7577; Stcrt. 2010, nr. 19234).
§ 7. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 april 2012. Dit is overeenkomstig de uitgangspunten
van vaste verandermomenten voor regelgeving inhoudende dat regelingen inwerkingtreden
op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober en tenminste twee maanden voor inwerkingtreding
gepubliceerd worden (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Er wordt een uitzondering gemaakt voor artikel I, onderdelen A, C, D, I, en J,
en artikel II, onderdeel C, omdat deze artikelen mede betrekking hebben op de module
‘Samenwerking bij Innovatie’, die op korte termijn wordt opengesteld.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.