ARTIKEL I
De Regeling LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1:1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsomschrijving ‘Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ komt te luiden: Dienst
regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
2. Voor de omschrijving van het begrip ‘EG-maatregel’ wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
3. De begripsomschrijving ‘Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ wordt vervangen door: Minister van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.
4. Voor de omschrijving van het begrip ‘verordening (EG) nr. 1698/2005’ wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
B
Artikel 1:3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, wordt ‘subsidieverlening’ vervangen door: subsidieverlening, subsidievaststelling of subsidieverstrekking’.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
C
Het derde lid van artikel 1:8 vervalt.
D
Artikel 1:10 komt te luiden:
Artikel 1:10. Beslistermijn subsidieverlening
1. Bij toepassing van de procedure, bedoeld in artikel 1:4, wordt een beschikking omtrent subsidieverlening gegeven binnen 22
weken na afloop van de periode voor het aanvragen van de subsidie.
2. Bij toepassing van de procedures, bedoeld in de artikelen 1:5 en 1:6, wordt een beschikking omtrent subsidieverlening gegeven
binnen 13 weken na afloop van de periode voor het aanvragen van de subsidie.
E
Artikel 1:12 wordt als volgt gewijzigd.
Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
8. Indien de verleende subsidie minder bedraagt dan € 125.000 zijn het tweede tot en met het vierde lid niet van toepassing;
in dat geval levert de subsidie-ontvanger tot vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling desgevraagd
die gegevens die nodig zijn om aan te tonen dat de subsidiabele activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn verricht
en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
9. In afwijking van het achtste lid zijn het tweede tot en met het vierde lid van toepassing op verleende Europese subsidies
lager dan € 125.000.
F
Aan artikel 1:13 wordt een lid toegevoegd, luidende:
G
Artikel 1:14 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Tenzij de beschikking tot subsidieverlening tevens de subsidievaststelling inhoudt, dient de subsidie-ontvanger zijn aanvraag
om subsidievaststelling in, binnen dertien weken na het tijdstip waarop de activiteiten moeten zijn voltooid, tenzij de Minister
bij subsidieverlening een andere periode voor het indienen van de aanvraag heeft vastgesteld.
2. De volgende leden worden toegevoegd, luidende:
5. Indien de verleende subsidie minder bedraagt dan € 125.000 is het derde lid niet van toepassing; in dat geval overlegt de
subsidie-ontvanger de gegevens die nodig zijn om aan te tonen dat de subsidiabele activiteiten zijn verricht en dat is voldaan
aan de subsidie verbonden verplichtingen.
6. In afwijking van het vijfde lid is het derde lid van toepassing op Europese subsidies die minder bedragen dan € 125.000.
H
Onder verlettering van artikel 1:14a tot 1:14e worden na artikel 1:14 de volgende artikelen ingevoegd:
Artikel 1:14a. Beslistermijn subsidievaststelling
De Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.
Artikel 1:14b. Subsidievaststelling bij subsidies onder de € 25.000
1. Indien de verleende subsidie minder bedraagt dan € 25.000 wordt de subsidie:
a. direct vastgesteld zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening, of
b. ambtshalve vastgesteld, uiterlijk op een in een voorafgaande beschikking tot subsidieverlening vermelde datum, doch niet later
dan tweeëntwintig weken nadat de activiteiten op grond van de beschikkingen moeten zijn verricht.
2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt gegeven, vermeldt de beschikking
tot subsidieverlening de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.
3. Desgevraagd overlegt de subsidie-ontvanger de gegevens die nodig zijn om aan te tonen dat de subsidiabele activiteiten zijn
verricht en dat is voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.
4. De artikelen betreffende subsidieverlening in dit hoofdstuk zijn van overeenkomstige toepassing op aanvragen tot subsidievaststelling,
als bedoeld in onderdeel a van het eerst lid.
5. Indien de subsidie direct wordt vastgesteld, vindt de betaling van het subsidiebedrag in één keer plaats.
Artikel 1:14c. Europese subsidies onder de € 25.000
Artikel 1:14b is niet van toepassing op verleende Europese subsidies die minder bedragen dan € 25.000.
Artikel 1:14d. Meldplicht
De subsidieontvanger doet onverwijld een schriftelijke melding zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie
is verleend, niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de
subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
I
Artikel 1:17 komt te luiden:
Artikel 1:17. Voorschotverlening
1. De Minister verstrekt voor een subsidie die nog niet is vastgesteld binnen twee weken na de datum van de beschikking tot
subsidieverlening ambtshalve een voorschot, tenzij de Minister deze mogelijkheid bij de openstelling, bedoeld in artikel 1:3,
eerste lid, heeft uitgesloten.
2. Het voorschot bedraagt 80% van het ten hoogste te verstrekken subsidiebedrag.
3. Bevoorschotting vindt plaats aan de hand van het bevoorschottingsregime dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt
vastgesteld.
4. De Minister kan bij de openstelling, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, bepalen dat een aanvraag tot subsidieverlening vergezeld
gaat van een overzicht van liquiditeitsbehoefte.
5. In afwijking van het tweede lid, bedraagt het voorschot 100% van de maximale hoogte van de subsidie indien de verleende subsidie
minder bedraagt dan € 25.000.
J
Aan artikel 1:19 wordt een lid toegevoegd:
3. De Minister kan bij de openstelling, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, in afwijking van het tweede lid bepalen dat ingeval
een subsidie wordt verstrekt aan een samenwerkingsverband, onverschuldigde betaalde subsidiebedragen overeenkomstig artikel
4:57 van de Algemene wet bestuursrecht worden teruggevorderd bij iedere deelnemer aan het samenwerkingsverband voor wat betreft
het door de deelnemer ontvangen deel van de onverschuldigde betaalde subsidiebedragen.
K
In artikel 1:20, zevende lid, wordt de zinsnede ‘kan de Minister uitsluitend voorschot verlenen’ vervangen door: kan de Minister
op aanvraag uitsluitend voorschot verlenen.
L
In artikel 2:2, onderdeel a, wordt ‘niet-permanente’ vervangen door: éénjarige.
M
Artikel 2:9 komt te luiden:
Artikel 2:9. Rangschikking in categorieën
1. In afwijking van artikel 1:4 rangschikt de Minister aanvragen tot subsidieverlening die in een zelfde aanvraagperiode zijn
ingediend in de navolgende volgorde van categorieën:
2. Binnen de categorieën, bedoeld in het eerste lid, worden aanvragen gerangschikt in volgorde van ontvangst.
3. Indien het aantal aanvragen hoger ligt dan het beschikbare budget, worden binnen de categorieën, bedoeld in het eerste lid,
aanvragen door loting gerangschikt.
N
In artikel 2:15, tweede lid, onderdeel e, wordt ‘€ 15.000’ vervangen door: € 25.000.
O
Artikel 2:17 komt te luiden:
Artikel 2:17. Indiening aanvraag subsidieverlening
De aanvraag tot subsidieverlening gaat vergezeld van een op het project toegesneden communicatieplan waarin wordt aangegeven
wie de doelgroep is.
P
Artikel 2:18, vierde lid, komt te luiden:
Q
Artikel 2:20, onderdeel a, komt te luiden: a. kosten gemoeid met het demonstreren van de producten, procedés en technologieën;.
R
Aan artikel 2:21 wordt het volgende lid toegevoegd:
4. De subsidie bedraagt voor landbouwondernemingen ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten, indien het project wordt uitgevoerd
door een landbouwonderneming of een samenwerkingsverband van landbouwondernemingen en het project strekt tot uitvoering van
een activiteit in verband met een prioriteit als bedoeld in artikel 16 bis van Verordening (EG) 1698/2005.
S
In artikel 2:67 wordt ‘voorschotverlening’ vervangen door: subsidieverlening.
T
Hoofdstuk 3, titel 4, vervalt.
U
Artikel 3:35 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerst lid, wordt ‘subsidieverlening, subsidievaststelling of voorschotverlening’ vervangen door:
subsidieverlening of subsidievaststelling.
2. In het eerste lid wordt ‘Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ vervangen door: Ministerie van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.
V
Artikel 3:54 wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede ‘subsidieverlening, subsidievaststelling of voorschotverlening’ wordt vervangen door: subsidieverlening of subsidievaststelling.
2. De zinsnede ‘Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ wordt vervangen door: Ministerie van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie.
W
Artikel 3:60, tweede lid, komt te luiden:
X
Artikel 3:62 komt te luiden:
Artikel 3:62. Indienen van een aanvraag
In afwijking van artikel 1:8, eerste lid, wordt de aanvraag tot subsidieverlening ingediend bij de Directeur Agroketens en
Visserij van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Y
Aan artikel 4:34 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:
Z
In artikel 4:37, tweede lid, wordt het zinsdeel ‘behoudens toestemming van de Minister tot gedeeltelijke uitvoering buiten
Nederland’ vervangen door: behoudens toestemming van de Minister tot gehele of gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland.
AA
In onderdeel a van artikel 4a:4 wordt het zinsdeel ‘strategische beleidsprioriteiten van LNV van de beleidsagenda in de begroting
van LNV’ vervangen door: strategische beleidsprioriteiten van EL&I van de beleidsagenda in de begroting van EL&I in het domein
Landbouw en Natuurlijke omgeving.
BB
Artikel 4a:7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid, komt te luiden:
3. De subsidieontvanger moet in elk geval meer dan 40% van de kosten, bedoeld in artikel 4a:9, onderdeel a, gebruiken voor docenten
van de aanvragende instelling.
2. In het zesde lid, wordt ‘Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ vervangen door: Ministerie van Economische
Zaken, Landbouw en Innovatie.
CC
Artikel 4a:9 komt te luiden:
Artikel 4a:9. Subsidiabele kosten
a. de loonkosten van het bij de uitvoering van de in artikel 4a:3 bedoelde activiteiten betrokken personeel van de subsidieontvanger,
waarbij de loonkosten van docenten uitsluitend in aanmerking komen tot ten hoogste het bedragdat als normbedrag is opgenomen
in de Handleiding Overheidstarieven van het Ministerie van Financiën, behorende bij schaal 11, en de loonkosten van de lectoren
uitsluitend in aanmerking komen tot ten hoogste het bedrag dat als normbedrag is opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven
van het Ministerie van Financiën, behorende bij ten hoogste salarisschaal 16.
b. de kosten, die aantoonbaar noodzakelijk zijn en daadwerkelijk door de subsidieontvanger zijn betaald voor het inhuren van
ondersteuningsinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en onderzoeksinstellingen vanwege hun expertise of specifieke
voorzieningen tot ten hoogste 10% van de subsidiabele kosten, bedoeld in onderdeel a;
c. materiële kosten die aantoonbaar noodzakelijk zijn en daadwerkelijk door de subsidieontvanger zijn betaald voor de uitvoering
van de activiteiten tot ten hoogste 15% van de subsidiabele kosten, bedoeld in onderdeel a.
DD
In artikel 6:1, onderdelen a, b en c, worden de zinsneden ‘Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ vervangen
door: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
EE
De aanduiding van Bijlage 1 komt als volgt te luiden: Bijlage 1. Bijlage bij artikel 1:14e
FF
‘Hoofdstuk 1. Investeringen op het terrein van energiebesparing’ van ‘Bijlage 2. Bijlage bij de artikelen 2:37, eerste lid,
2:38 en 2:40, vierde lid’ wordt als volgt gewijzigd:
1. In ‘§ 2. Tweede energieschermen, niet zijnde teeltkundig noodzakelijke gevelschermen of wettelijk verplichte lichtafschermingsschermen’, onderdeel D, vervalt in het eerste tekstblok, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van sub-onderdeel b door een
punt, sub-onderdeel c.
2. In ‘§ 4. Meerinvestering kasdek met antireflectie gecoat kasdekglas of kasdekkunststof’:
– wordt ‘§ 4. Meerinvestering kasdek met antireflectie gecoat kasdekglas of kasdekkunststof’ vervangen door: § 4. Meerinvestering kasdek met antireflectie gecoat kasdekglas;
– wordt in het eerste tekstblok van onderdeel A, ‘Kasdekglas of kasdekkunststof’ vervangen door ‘Kasdekglas’ en wordt ‘glas/kunststof’
vervangen door: glas;
– wordt in de eerste zin van onderdeel C, ‘kasdekglas of kasdekkunststof’ vervangen door ‘kasdekglas’, wordt ‘niet-gecoate kasdekglas
of kasdekkunststof’ vervangen door ‘niet-gecoate kasdekglas’ en wordt in de tweede zin ‘kasdekglas of kasdekkunstof’ vervangen
door: kasdekglas;
– wordt in het eerste tekstblok van onderdeel D, ‘kasdekglas of kasdekkunststof’ vervangen door: kasdekglas;
– wordt in de eerste opsomming van onderdeel D, in sub-onderdeel a, de twee zinsneden ‘kasdekglas of kasdekkunststof’ vervangen
door: kasdekglas;
– vervalt in de eerste opsomming van onderdeel D, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van sub-onderdeel b door een
punt, sub-onderdeel c;
– wordt in onderdeel D na de zinsnede ‘De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot antireflectie gecoat’, de zinsnede
‘kasdekglas of kasdekkunststof’ vervangen door: kasdekglas;
– wordt in de tweede opsomming in onderdeel D, in sub-onderdeel a, de twee zinsneden ‘kasdekglas of kasdekkunststof’ vervangen
door: kasdekglas.
3. Na het tekstblok van ‘§ 5. Warmtebuffersysteem’ wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 6 Verticale ventilatoren
A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.
Ventilatoren met een verticaal gerichte luchtuitworp voor het homogeniseren van kaslucht met als doel de benodigde stookenergie
te reduceren. Verticale ventilatoren inclusief montage en ondersteunde software.
B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:
energie-extensieve en energie-intensieve glastuinbouwondernemingen.
C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.
In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking van subsidie:
a. de door de aanvrager te maken kosten voor het materieel, bestaande uit:
– het bedieningsmechanisme, inclusief bedieningssoftware;
– de verticale ventilatoren;
– het overige voor de werking van het systeem noodzakelijk materieel;
b. de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit:
D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel
2:38.
De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot de verticale ventilatoren gaat vergezeld van:
a. een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van de verticale ventilatoren , waarop in ieder
geval de typering van het product en het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;
b. bedrijfskaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte opstanden van de onderneming en met gearceerd ingetekend de oppervlakte
waarop de investering betrekking heeft.
De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot de verticale ventilatoren gaat vergezeld van:
a. facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit
blijkt dat de verticale ventilatoren volgens de offerte zijn geplaatst waarop in ieder geval de typering van het product en
het onderscheid tussen de kostenonderdelen is aangegeven;
b. bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.
4. In ‘§ 7. Energieclusters’:
– vervalt in het eerste tekstblok van onderdeel A de zinsnede ‘twee of drie’;
– vervalt in sub-onderdeel b van onderdeel B de zinsnede ‘twee of drie’;
– wordt in sub-onderdeel b van onderdeel C ‘twee of drie’ vervangen door: meerdere.
5. In ‘§ 8. Hogedruk vernevelingssysteem ten behoeve van kaskoeling’:
– wordt in onderdeel B, na ‘energie-extensieve glastuinbouwondernemingen’ toegevoegd: en energie-intensieve- glastuinbouwondernemingen;
– vervalt in het eerste tekstblok van onderdeel D, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van sub-onderdeel b door een
punt, sub-onderdeel c.
6. In ‘§ 9. Gevelscherm’:
– wordt in de opsomming onder A na ‘gevelschermdoek’ ingevoegd ‘en’ en vervalt ‘- het draden bed, en’;
– vervalt in de eerste opsomming van onderdeel D, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van sub-onderdeel b door een
punt, sub-onderdeel c.
7. In ‘§ 10. Energiebesparend ventilatiesysteem met warmteterugwinning en/of voorverwarming’:- - -- -- wordt ‘§ 10. Energiebesparend ventilatiesysteem met warmteterugwinning en/of voorverwarming’ vervangen door: § 10. Energiebesparend ventilatiesysteem met voorverwarming en/of warmteterugwinning;
– komt de beschrijving van de investering in onderdeel A te luiden:
Een ventilatiesysteem met voorverwarming en/of warmteterugwinning is een systeem waarbij de vochtbeheersing direct bij het
gewas verbeterd wordt op een energiebesparende wijze. Kenmerkend is de afvoer van vocht uit het klimaat rond het gewas door
het inbrengen van (voorverwarmde) drogere buitenlucht en/of opmenging van drogere kaslucht onder gelijktijdige vermindering
van warmtetoevoer aan en warmtetoevoer van de kas door intensiever gebruik van een of meerdere energieschermen en minder gebruik
van luchtramen door ontvochting.
– wordt in onderdeel B het woord ‘en’ vervangen door: of
– worden in onderdeel C sub-onderdelen a en b vervangen door:
a. de door de aanvrager te maken kosten voor het materieel, bestaande uit:
– de ventilatiesystemen inclusief warmtewisselaar en luchtverdeelsysteem, zonder voorzieningen voor kasluchtrecirculatie;
– ondersteunende energiezuinige verticale ventilatoren voor het homogeniseren van kaslucht, in combinatie met de ventilatiesystemen
bedoeld onder a, danwel aanvullend op de ventilatiesystemen bedoeld onder a.
– het bedieningsmechanisme, inclusief bedieningssoftware;
– het overige voor de werking van het systeem noodzakelijk materieel.
b. de door de aanvrager te maken installatiekosten, bestaande uit de door de leverancier in rekening gebrachte kosten voor het
monteren van het materieel in een kas, zodanig dat de functie van de ventilatiesystemen volledig kan worden benut.;
– wordt in onderdeel D de zinsnede ‘met betrekking tot de ventilator of lucht-luchtwarmtewisselaar’ vervangen door: met betrekking
tot de ventilatiesystemen;
– wordt in sub-onderdeel a van de eerste opsomming van onderdeel D de zinsnede ‘leverancier van de ventilator of lucht-luchtwarmtewisselaarluchtwarmtewisselaar’
vervangen door: leverancier van de ventilatiesystemen;
– vervalt in de eerste opsomming van onderdeel D na sub-onderdeel b, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel
b door een punt, sub-onderdeel c;
– wordt in onderdeel D de zinsnede ‘subsidievaststelling met betrekking tot de ventilator of lucht-luchtwarmtewisselaar’ vervangen
door: subsidievaststelling met betrekking tot de ventilatiesystemen;
– wordt in sub-onderdeel a van de tweede opsomming van onderdeel D ‘blijkt dat de ventilator of lucht-luchtwarmtewisselaar volgens
de offerte is geplaatst’ vervangen door: blijkt dat de ventilatiesystemen volgens de offerte zijn geplaatst.
8. In ‘§ 11. Diffuus glas’:
– wordt ‘§ 11.Diffuus glas’
vervangen door:
§ 11. Meerinvestering diffuus glas;
– wordt in onderdeel B het woord ‘en’ vervangen door: of;
– vervalt in de eerste opsomming van onderdeel D, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van sub-onderdeel b door een
punt, sub-onderdeel c.
9. Na het tekstblok van ‘§ 11. Diffuus glas’ worden twee paragrafen ingevoegd luidende:
§ 12. Biomassa gestookte ketelinstallatie
A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.
Biomassa gestookte ketel met toebehoren bestemd voor het produceren van warmte die vrijkomt bij de verbranding van biomassa
die aan de definitie in Richtlijn 2001/80/EG voldoen.
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien:
– de energie of warmte uitsluitend wordt gebruikt door de landbouwonderneming die de subsidie heeft aangevraagd ten behoeve
van glastuinbouwdoeleinden van die onderneming;
– de biomassa staat op de witte lijst.
B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:
Energie-extensieve of energie-intensieve glastuinbouwondernemingen.
C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.
In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:
a. de door de aanvrager te maken kosten voor materieel, bestaande uit:
– de biomassa gestookte ketel, brander, branderkamer, onderbouw;
– de noodzakelijke ketelappendages en thermische beveiliging;
– de biomassaopslag (zoals bijvoorbeeld bunker of container);
– het biomassa invoersysteem (zoals bijvoorbeeld walking floor, schraperketting, vijzel of hydraulische invoer);
– een (automatische) vlambuisreiniging en/of bordes met trap en persluchtinstallatie;
– een rookgasventilator, de (thermische isolatie) rookgasafvoerkanalen en schoorsteen;
– de rookgasreiniging (fijnstof filter; zoals bijvoorbeeld een multi-cycloon, doekenfilter, elektrostatisch filter, deNOx-systeem);
– het rookgas-recirculatie systeem en shunt (ter voorkoming van condens);
– het biomassa-as afvoersysteem en de as container;
– het noodzakelijke aansluitmaterieel op het centrale verwarmingsnet/ waterzijdige aansluiting;
– de noodzakelijke bekabeling, besturing en regelkast;
– de noodzakelijke pompen- en meters, en
– de noodzakelijke bouw- en isolatiematerialen;
b. de door de aanvrager te maken kosten bij oplevering van de biomassa gestookte ketelinstallatie waardoor de functie van het
systeem volledig kan worden benut, bestaande uit:
– de levering op locatie;
– het installeren en aansluiten op het centrale verwarmingsnet/ waterzijdige aansluiting;
– het aansluiten elektrische bekabeling, besturing- en regelkast, pompen- en meters;
– de noodzakelijke graaf- en bouwwerkzaamheden.
D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel
2:38.
De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot een biomassa gestookte ketelinstallatie gaat vergezeld van:
a. facturen of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit blijkt
dat de biomassa gestookte ketelinstallatie volgens offerte is geleverd en geplaatst. Op de facturen worden tenminste onderstaande
kostenonderdelen aangegeven:
– het merk, het type en het vermogen (kW benutbare warmte) van de biomassa gestookte ketel(s);
– de rookgasreinigingsystemen (fijnstof- en eventuele deNOx-systeem);
– de biomassaopslag en het aanvoersysteem;
– het besturingssysteem;
– het transport en de installatie;
– de graaf en bouwwerkzaamheden;
– de bouw- en isolatiematerialen;
b. bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.
§ 13. Aansluiting op een energie- of CO2netwerk
A. Beschrijving van de investering, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid.
Een voorziening voor de aansluiting van een glastuinbouwonderneming op een energie- of CO2netwerk voor het afnemen van warmte, en/of CO2 en/of biogas met als doel fossiele energiebesparing, bestaande uit: leidingwerk voor warmte-, CO2- en biogastransport, warmtemeter(s), CO2meter(s), biogasmeter(s), besturingsysteem, warmtebuffersysteem en het noodzakelijk klein materieel voor de aansluiting op
het energie- en of CO2netwerk.
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de warmte, de CO2 of het biogas uitsluitend wordt afgenomen en gebruikt wordt door de landbouwonderneming die de subsidie heeft aangevraagd
ten behoeve van glastuinbouwdoeleinden van die onderneming.
B. De landbouwondernemingen, bedoeld in artikel 2:37, eerste lid, zijn:
energie-extensieve of energie-intensieve glastuinbouwondernemingen;
C. Beschrijving van de kosten, bedoeld in artikel 2:40, vierde lid.
In afwijking van artikel 2:40, eerste lid, komen uitsluitend de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:
a. de door de aanvrager te maken kosten voor materieel, bestaande uit:
– leidingwerk voor warmtetransport;
– leidingwerk voor CO2-transport;
– leidingwerk voor biogastransport;
– warmtemeter(s);
– CO2meter(s);
– biogasmeter(s);
– besturingsysteem;
– warmtebuffersysteem, en
– het noodzakelijk klein materiaal voor de installatie van het energie- of CO2netwerk;
b. de door de aanvrager te maken kosten voor het aansluiten op het energie- of CO2netwerk waardoor de functies van het energie- of CO2netwerk volledig benut kunnen worden;
D. Bij de aanvraag tot subsidieverlening en de aanvraag tot subsidievaststelling mee te sturen documenten als bedoeld in artikel
2:38.
De aanvraag tot subsidieverlening met betrekking tot een aansluiting op het energie- of CO2netwerk gaat vergezeld van:
a. een op naam van de aanvrager gestelde originele offerte van een leverancier van de installaties voor de aansluiting op een
energie- of CO2 netwerk, waarop in ieder geval de typeringen van de producten en het onderscheid tussen de kostenonderdelen zijn aangegeven;
b. een kaart met daarop ingetekend de totale oppervlakte van de betrokken opstand en met gearceerd ingetekend de oppervlakte
waarop de investering betrekking heeft inclusief opgave van lengte van de voorziening in meters en de afstand tussen de onderneming
en het energie- of CO2netwerk in meters.
De aanvraag tot subsidievaststelling met betrekking tot een aansluiting op het energie- of CO2netwerk gaat vergezeld van:
a. facturen en/of andere schriftelijke bewijsstukken, waarop prijzen inclusief en exclusief BTW worden opgevoerd, en waaruit
blijkt dat de aansluiting op het energie- of CO2netwerk volgens de offerte is gerealiseerd waarop in ieder geval de typeringen van de producten en het onderscheid tussen
de kostenonderdelen zijn aangegeven;
b. een getekende overeenkomst waaruit blijkt dat de aanvrager warmte, en/of CO2 en/of biogas afneemt van een energie- of CO2netwerk;
c. bankafschriften waaruit de betaling van de facturen blijkt.
GG
‘Hoofdstuk 2. Marktintroductie energieinnovaties’ van bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. in de tweede opsomming van onderdeel A komt sub-onderdeel d te luiden: d. investeringen in door biomassa gestookte ketelinstallatie
zoals gesubsidieerd door § 12 van hoofdstuk 1 van deze bijlage komen niet voor subsidie in aanmerking;
2. het tekstblok na sub-onderdeel d van de tweede opsomming van onderdeel A wordt vervangen door:
Aanvullend op de hiervoor vermelde voorwaarden komen investeringen in energiesystemen, niet zijnde semi-gesloten kassystemen,
die tevens in het kader van een aardwarmteproject plaatsvinden, uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien:
a. een locatiespecifiek geologisch onderzoek van een ISO 9001 gecertificeerde onderneming inzicht geeft in:
– de potentiële warmteproductie van het bronnenpaar;
– het benodigd pompvermogen van het bronnenpaar;
– een grafiek van het debiet en het vermogen in relatie tot de slagingskans;
b. een opsporingsvergunning is verkregen;
c. de terugverdientijd aannemelijk wordt gemaakt bij een 80% slaagkans (P80) en een 90% slaagkans (P90).
d. subsidie-ontvanger de resultaten van het geologisch onderzoek en de puttest(en) binnen vier weken na voltooiing van het aardwarmteproject
openbaar maakt.
3. In het derde en vierde tekstblok van onderdeel D worden de zinsneden ‘Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’
vervangen door: Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
HH
In‘Hoofdstuk 4. Investeringen in integraal duurzame stallen en houderijsystemen’ van bijlage 2 vervalt in de eerste zin van onderdeel D ‘, voorschotverlening’.
II
De aanduiding van Bijlage 5 komt als volgt te luiden: Bijlage 5. Bijlage bij de artikelen 4:33a, 4:33b en 4:33d (Duurzame
ontwikkeling visserijgebieden).
JJ
In Bijlage 5 wordt:
1. na onderdeel A, onder 5, toegevoegd:
2. onderdeel B, onder 5, vervangen door:
3. na onderdeel B, onder 5, toegevoegd:
4. aan onderdeel C een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.
TOELICHTING
§ 1. Inleiding
Deze wijzigingsregeling strekt tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies (hierna: de Regeling). De Regeling is het integrale
stelsel voor subsidies die worden verstrekt door de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
Deze wijzigingsregeling betreft de implementatie van de Regeling van de Minister-President, houdende vaststelling van Aanwijzingen
voor subsidieverstrekking die op 1 januari 2010 in werking is getreden (hierna: Aanwijzingen) (Stcrt. Nr. 20306) en een beperkt aantal wijzigingen van technische en inhoudelijke aard. De implementatie van de Aanwijzingen en de overige
wijzigen worden hierna toegelicht.
§ 2. Aanwijzingen voor subsidieverstrekking
De Aanwijzingen uniformeren en vereenvoudigen de regels voor de uitvoering en verantwoording van alle rijkssubsidies en subsidies
van ZBO’s. Dit leidt tot minder lasten voor burgers, bedrijven, instellingen en de overheid. De besparing van de Aanwijzingen
op rijkssubsidies en subsidies van ZBO’s wordt indicatief geraamd op 30% van de administratieve lasten (AL) voor subsidieontvangers
en op ruim 20% van de uitvoeringslasten (UL) van de overheid. Dit komt indicatief neer op een structurele besparing van per
saldo ± 75 miljoen per jaar (± 57 miljoen AL en ± 18 miljoen UL).
De Aanwijzingen zijn van toepassing op alle Rijkssubsidies die zijn aangevraagd of verstrekt op grond van subsidieregelingen
die na 1 januari 2010 in werking treden. Voor bestaande subsidieregelingen geldt een overgangstermijn tot 2012 waarbinnen
de wet- en regelgeving zal moeten worden aangepast. Voor subsidies voor bedrijven is de doelstelling dat deze 1 januari 2011
volledig lastenarm zijn ingericht volgens de Aanwijzingen. Dit vloeit voort uit het programma Regeldruk voor bedrijven.
Met de invoering van de Aanwijzingen wordt meer uniformiteit bereikt in uitvoerings- en verantwoordingsarrangementen voor
de uitvoering van subsidieregelingen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van drie standaardarrangementen voor uitvoering en verantwoording,
en wordt meer uniformiteit betracht ten aanzien van begrippen en verplichtingen (termijnen, voorschotten en rapportages).
De arrangementen onderscheiden zich van elkaar door de voorwaarden en verplichtingen die worden gesteld aan de uitvoering
en verantwoording van de subsidie. Hoe lager het subsidiebedrag is dat verstrekt wordt, hoe minder verantwoordingseisen er
worden gesteld en hoe eenvoudiger de uitvoering is. Bij een subsidiebedrag tot € 25.000 wordt door de subsidieontvanger alleen
desgevraagd verantwoord over de prestatie (arrangement 1). Bij een verleend subsidiebedrag van € 25.000 tot € 125.000 wordt
door de subsidieontvanger altijd en alleen verantwoord over de prestatie (arrangement 2) en bij een verleend subsidiebedrag
boven de € 125.000 wordt door de subsidieontvanger altijd verantwoord over de kosten en prestaties (arrangement 3). Het subsidiebedrag
genoemd in de beschikking tot subsidieverlening bepaalt het arrangement dat van toepassing is.
Met de onderhavige wijziging van hoofdstuk 1 van de regeling sluit deze aan bij deze verantwoordingsarrangementen. In dit
hoofdstuk worden namelijk de algemene bepalingen geregeld die van toepassing zijn op alle hoofdstukken. In Aanwijzing 4 van
de Aanwijzingen wordt geregeld dat als toepassing van de Aanwijzingen in strijd is met EU-regelgeving, de laatstgenoemde regelgeving
voor gaat. Dit brengt met zich dat indien er geen Europese voorschriften gelden op het gebied waar de Aanwijzingen zich op
richten of waar de Aanwijzingen zonder conflict met of aanvullend op Europese voorschriften kan worden toegepast, dit ook
dient te gebeuren. Op het terrein van Landbouw en Visserij speelt Europese regelgeving een grote rol. Veel van de op ondernemers
gerichte subsidiemodules in hoofdstuk 2 en 4 vloeien voort uit de Verordening Plattelandsontwikkeling (EG) nr. 1698/2005)
en de Europese VisserijFonds-verordening (EG) nr. 1198/2006). Indien de subsidieactiviteit geheel of gedeeltelijk met Europese
gelden uit deze verordeningen wordt gefinancierd, gelden de Europese voorschriften gericht op verantwoording van de uitgaven.
Dit brengt met zich dat de kosten altijd door de subsidieontvanger moeten worden verantwoord. Arrangement 3 is derhalve altijd
van toepassing op deze subsidies, ongeacht de hoogte van het subsidiebedrag. Een ander geval waarbij de Aanwijzingen niet
onverkort van toepassing zijn in verband met Europese voorschriften is de situatie waarbij subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen,
waarvoor de staatssteun regels gelden. Uit aanwijzing 5 van de Aanwijzingen vloeit voort dat de Aanwijzingen niet van toepassing
zijn voor zover zij strijdig zijn met Europeesrechtelijke regels (op het gebied van staatssteun). In het geval van staatsteun
moet worden geborgd dat het subsidiebedrag niet boven de toegestane steunpercentages en steunplafonds uitkomt. Dit brengt
met zich dat de aanvrager zijn kosten dient te verantwoorden en derhalve arrangement 3, ongeacht de hoogte van het subsidiebedrag,
van toepassing is. In het kader van het bovenstaande worden er in een aantal artikelen in hoofdstuk 1 uitzonderingen geregeld
op de hoofdregels, voor wat betreft Europese subsidies. Indien hiervan sprake is dan worden de (strengere) regels gehanteerd
die voortvloeien uit de Europese regelgeving.
§ 3. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I, onderdeel A
De begripsomschrijvingen van ‘Dienst regelingen’ en ‘Minister’ zijn gewijzigd in verband met de samenvoeging van het Ministerie
van Economische Zaken en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit tot het Ministerie van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie. Tevens is in artikel 1:1 van de Regeling het begrip ‘Europese subsidies’ ingevoegd in verband met de
implementatie van de Aanwijzingen.
Artikel 1, onderdeel B
In artikel 1:3, vijfde lid, van de Regeling wordt geregeld dat de Minister bij de openstelling aanwijst welke subsidiemodules
Europese subsidies zijn. Voor het kalenderjaar 2011 wordt dit geregeld in artikel 2 van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies
2011.
Artikel I, onderdeel C
Het derde lid van artikel 1:8 van de Regeling is vervallen, nu de subsidieregeling Bioraffinage is afgelopen.
Artikel I, onderdeel D
In artikel 1:10 van de Regeling staan de beslistermijnen voor subsidieverlening die zijn vastgesteld in aanwijzing 17 van
de Aanwijzingen.
Artikel I, onderdeel E
De administratieplicht geldt alleen voor verleende subsidies die meer dan € 125.000 bedragen, omdat uit de aanwijzingen 9
en 13 volgt dat het niet toegestaan is om voor te schrijven dat een administratie wordt bijgehouden of overgelegd van de inkomsten
en uitgaven inzake de gesubsidieerde activiteiten, indien de subsidie minder dan € 125.000 bedraagt. Het niet opnemen van
de administratieplicht laat overigens de algemene administratieverplichting van het Burgerlijk Wetboek in artikel 2:10 lid
1 (voor rechtspersonen) en artikel 3:15a (voor ondernemingen en vrije beroepsbeoefenaren) en de daaraan gekoppelde algemene
bewaarplicht onverlet. De administratieplicht geldt – behalve voor verleende subsidies die meer dan € 125.000 bedragen – ook
ongeacht de hoogte van het bedrag voor Europese subsidies.
Artikel I, onderdeel F
Conform aanwijzing 9 van de Aanwijzingen worden er geen tussentijdse verslagen opgevraagd in het geval van verleende subsidies
die minder bedragen dan € 25.000.
Artikel I, onderdeel G
Artikel 1:14 van de Regeling bevat de termijn waarbinnen een aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden gedaan
door de subsidieontvanger indien de subsidie niet direct wordt vastgesteld of wordt vastgesteld zonder aanvraag daartoe. Daarnaast
wordt in dit artikel ook geregeld dat indien de subsidie minder bedraagt dan € 125.000 er alleen een verantwoording plaats
vindt over de prestaties. Dit vloeit voort uit de aanwijzingen 9 en 13 van de Aanwijzingen. Indien er sprake is van een Europese
subsidie dan dient de subsidieontvanger wel een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen en worden de kosten
altijd verantwoord.
Artikel I, onderdeel H
Artikel 1:14a bevat de termijn waarbinnen de subsidieverlener een beschikking tot subsidievaststelling moet worden verstrekt.
Ingevolge aanwijzing 17 van de Aanwijzingen kan direct een beschikking tot subsidievaststelling worden verstrekt bij het verstrekken
van een subsidie lager dan € 25.000, maar het is ook mogelijk dat eerst een beschikking tot subsidieverlening wordt verstrekt,
met vermelding van de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht en van de datum waarop de subsidie uiterlijk
ambtshalve wordt vastgesteld. Dit vloeit voort uit aanwijzing 8 van de Aanwijzingen. Verder dienen de prestaties volgens aanwijzing
8 alleen desgevraagd verantwoord te worden. Dit wordt daarom ook geregeld in het derde lid van artikel 1:14b van de Regeling.
In het vierde lid van artikel 1:14b van de Regeling wordt geregeld dat de artikelen met betrekking tot de aanvraag tot subsidieverlening
ook van toepassing zijn op de aanvraag tot subsidievaststelling, indien de subsidie direct wordt vastgesteld zonder voorafgaande
beschikking tot subsidieverlening.
In artikel 1:14c van de Regeling wordt op artikel 1:14b van de Regeling een uitzondering gemaakt voor Europese subsidies.
In het geval van Europese subsidies is het namelijk niet mogelijk om de subsidie direct vast te stellen indien de activiteiten
moeten worden verricht. Dit vloeit voort uit het feit dat er sprake moet zijn van een ‘stimulerend effect’. Het Europese steunkader
verlangt dat van de steunverlenende autoriteiten de voor financiering in aanmerking komende kosten niet vóór de datum van
indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan. Bovendien is het ambtshalve vaststellen van een Europese subsidie geen optie
nu de kosten altijd dienen te worden verantwoord.
De meldingsplicht die geregeld wordt in artikel 1:14d van de Regeling vloeit voort uit de aanwijzingen 8, 12 en 16 van de
Aanwijzingen. De subsidieontvanger moet altijd een melding doen zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie
is verstrekt niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de subsidie verbonden
verplichtingen zal worden voldaan. Bij het niet voldoen aan deze plicht kan, ook indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing
van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken omdat de ontvanger wist of behoorde te weten dat de
vaststelling onjuist was.
Artikel I, onderdeel I
Ingevolge aanwijzing 18 van de Aanwijzingen moeten voorschotten automatisch (ambtshalve) verstrekt worden volgens het in de
subsidieregeling of de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsregime. Als de subsidie € 25.000 of minder bedraagt,
geschiedt de verlening van het voorschot gelijktijdig met de beschikking tot subsidieverlening. Dan bedraagt het voorschot
100% van het subsidiebedrag. Indien de subsidie direct wordt vastgesteld dan vindt de betaling van het subsidiebedrag in één
keer plaats. Artikel 1:17 van de Regeling is hierop aangepast.
Artikel I, onderdeel J
Diverse subsidies kunnen op grond van deze regeling worden verstrekt aan een samenwerkingsverband. De hoofdregel, zoals opgenomen
in het tweede lid van artikel 1:19 van de Regeling, is dat alle deelnemers hoofdelijk kunnen worden aangesproken op de nakoming
van de verplichtingen alsmede op eventuele terugvordering. Het nieuwe derde lid van artikel 1:19 van de Regeling regelt voor
wat betreft de financiële aansprakelijkheid dat bij de openstelling kan worden geregeld dat de deelnemers van het samenwerkingsverband
alleen aansprakelijk zijn voor wat betreft het door hun ontvangen deel van de onverschuldigde betaalde subsidiebedragen.
Artikel I, onderdeel M
Artikel 2:9 is gewijzigd. Rangschikking van de aanvragen vindt niet meer plaats in volgorde van ontvangst maar in rangschikking
in geschiktheid. Dit is in overeenstemming met het reeds genotificeerde maatregelfiche, binnen het door de Europese Commissie
goedgekeurde Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP). In dit maatregelfiche wordt aangegeven dat voorrang wordt gegeven aan
ondernemingen die in de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag geen gebruik hebben gemaakt van de subsidie. Vorige openstelling
werd afgeweken van dit criterium in verband met de vele wijzigingen in de checklist GLB 2010, zoals gepubliceerd op: http://www.hetlnvloket.nl/.
Deze checklist bevat het totaal van de randvoorwaarden waar een landbouwer, die rechtstreekse betalingen ontvangt, rekening
mee moet houden. Momenteel is er geen overwegende reden meer om van het bovengenoemde criterium af te wijken en krijgen aanvragers
die in de drie jaren voorafgaand aan de aanvraag geen gebruik hebben gemaakt van de subsidie weer voorrang.
Artikel I, onderdeel N
Met de onderhavige wijziging van de module ‘demonstratieprojecten’ worden in artikel 2:15 van de Regeling de minimale subsidiabele
kosten verhoogd van € 15.000 naar € 25.000.
Artikel I, onderdeel O t/m R
Voor demonstratieprojecten geldt, ingevolge artikel 2:17 van de Regeling dat in het op het project toegesneden communicatieplan
de aanvrager dient aan te geven wie de doelgroep is. Hierbij dient ook de grootte van de doelgroep te worden aangegeven.
Aan de subsidieontvanger kunnen aanvullende verplichtingen worden opgelegd omtrent de wijze van openbaarmaking van de kennis
en informatie die met het demonstratieproject zijn opgedaan. Een voorbeeld hiervan is dat de uitvoerder van het demonstratieproject
door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie kan worden uitgenodigd voor een (pers)bijeenkomst.
Indien een demonstratieproject het demonstreren in de praktijk van vernieuwingen op het gebied van een prioriteit als bedoeld
in artikel 16 bis van Verordening (EG) 1698/2005, dan bedraagt de subsidie ten hoogste 100%. De prioriteiten genoemd in artikel
16 bis zijn: klimaatverandering, waterbeheer, hernieuwbare energie en biodiversiteit. Dit wordt geregeld in het vierde lid
van artikel 2:21 van de Regeling.
Artikel I, onderdelen S, U t/m X en GG
Nu als gevolg van artikel 1:17 van de Regeling, voorschotten ambtshalve worden verleend, zijn er een aantal artikelen gewijzigd
waarin werd aangegeven dat de aanvrager een aanvraag tot voorschotverlening dient in te dienen.
Artikel I, onderdeel T
Titel 4 van hoofdstuk 3 heeft betrekking op subsidie voor behoud van particuliere historische buitenplaatsen. Met ingang van
2011 wordt de subsidie aan de Stichting tot behoud van Particuliere Historische Buitenplaatsen beëindigd en houdt deze stichting
op te bestaan. De instandhouding van buitenplaatsen vindt vanaf dan plaats op basis van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding
monumenten (Brim) van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat ten behoeve van dit groene erfgoed is aangepast.
Derhalve is de subsidiemodule geschrapt.
Artikel 1, onderdeel Y
Voor deze subsidie geldt dat op grond van het Operationeel Programma ‘Perspectief voor een duurzame visserij’ van 17 december
2007 aan eigenaren van vissersvaartuigen die gebruik maken van artikel 4:34 van de regeling gedurende de gehele programmaperiode
van het EVF (1 januari 2007 tot 31 december 2013) niet meer financiële steun per vaartuig mag worden toegekend dan een kwart
van de nieuwwaarde van het betreffende vaartuig. Gelet op de hoogte van de nieuwwaarde van vaartuigen en de tot op heden beperkt
verstrekte subsidies, zal deze grens niet makkelijk overschreden worden. Deze voorwaarde is desalniettemin voor de goede orde
opgenomen in artikel 4:34, derde lid, van de regeling. De nieuwwaarde van een vaartuig wordt bepaald aan de hand van de prijs
van het vissersvaartuig op de nationale markt of de verzekerde waarde ervan (artikel 23, derde lid, onderdeel a, van de EVF-verordening)
Artikel I, onderdeel Z
Het tweede lid van artikel 4:37 van de Regeling is aangepast aangezien het bij sommige investeringen noodzakelijk kan zijn
de uitvoering geheel in het buitenland te laten verrichten. Voor het geheel of gedeeltelijk uitvoeren van de activiteiten
in het buitenland is ingevolge genoemd artikellid toestemming van de Minister vereist.
Artikel 1, onderdelen AA t/m CC
Op grond van de artikelen 4a:2 tot en met 4a:9 van de regeling wordt subsidie beschikbaar gesteld voor het instellen van groene-plus
lectoraten aan agrarische HBO-instellingen. De doelstelling van groene-plus lectoraten is het vergroten van kennisinnovatie
en daarmee de samenhangende kwaliteitsverbetering van het onderwijs en de realisatie van de externe oriëntatie naar het bedrijfsleven
en de maatschappelijke organisaties.
Bij de beoordeling van de aanvraag tot subsidieverlening voor groene-plus lectoraten worden de criteria, genoemd in artikel
4a:4, gehanteerd. In de rangschikking wordt allereerst bezien of het thema van het groene-plus lectoraat in de aanvraag aansluit
bij de strategische beleidsprioriteiten in de beleidsagenda van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie in het domein Landbouw en Natuurlijke omgeving. In 2011 dienen de aanvragen aan te sluiten bij de thema’s die
uit het programmeringscyclus in maart en april 2011 komen. De lijst met thema’s en onderwerpen wordt opgenomen in het aanvraagformulier
en in de toelichting op de aanvraag. Het is van belang dat de resultaten van de groene-plus lectoraten leiden tot structurele
vernieuwingen en verbeteringen in het groene onderwijs. De kenniskring moet na afloop van het lectoraat niet verloren gaan.
Daarom dient de voortzetting van de kenniskring na afloop van het lectoraat te worden gewaarborgd door de instelling (indien
mogelijk in de Groene Kennis Coöperatie).
Ter verduidelijking is in artikel 4a:9, onderdeel a, van de Regeling opgenomen dat de loonkosten van de lectoren tot ten hoogste
het bedrag dat als normbedrag is opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven van het Ministerie van Financiën, behorende
bij ten hoogste salarisschaal 16 bedragen.
Artikel 1, onderdeel EE
Het opschrift van Bijlage 1 is gewijzigd, in verband met de vernummering van artikel 1:14a tot 1:14e.
Artikel I, onderdelen FF en GG
Twee onderdelen van de module ‘Bedrijfsmodernisering’ van Hoofdstuk 2 van de Regeling betreffen de op de glastuinbouw gerichte
‘Investeringen op het terrein van energiebesparingen (IRE)’ en de ‘Marktintroductie energieinnovaties (MEI)’.
Wat betreft de MEI moet voor aardwarmteprojecten de terugverdientijd bij 80% slaagkans en 90% slaagkans aannemelijk worden
gemaakt, zodat een betere beoordeling mogelijk wordt. Tevens wordt het openbaar maken van de resultaten van het geologisch
onderzoek en de puttest(en) binnen vier weken na voltooiing van het aardwarmteproject verplicht ten behoeve van het versnellen
van de kennisopbouw van de ondergrond.
Met de onderhavige wijziging van de IRE wordt het mogelijk gemaakt om óók subsidie te verlenen voor investeringen in biomassa
gestookte ketelinstallaties, verticale ventilatoren en de aansluiting op een energie- of CO2netwerk. De biomassa gestookte ketelinstallaties zijn bestemd voor het produceren van warmte die vrijkomt bij de verbranding
van biomassa zoals genoemd in de witte lijst. De witte lijst bevat de lijst van biomassa die voldoet aan de definitie uit
de richtlijn 2001/80/EG (Zie http://www.infomil.nl/onderwerpen/klimaat-lucht/stookinstallaties/bva/witte_en_gele_lijst). Deze
techniek werd eerder vanwege de nieuwe toepassing in de glastuinbouw gesubsidieerd door de MEI. De verticale ventilatoren
voor het homogeniseren van de kaslucht, kunnen nu als onderdeel van het energiebesparend ventilatiesysteem aangevraagd worden,
maar ook als zelfstandige investering. De aansluiting op een energie- of CO2netwerk maakt aansluiting op een niet-glastuinbouwbedrijf mogelijk onder de voorwaarde dat de glastuinbouwonderneming energie
of CO2 afneemt. Het aantal deelnemers aan energieclusters is niet langer gelimiteerd tot maximaal drie. Wat betreft de IRE zijn
verder enkele aanpassingen doorgevoerd, welke samenhangen met de laatste technische ontwikkelingen van betreffende CO2 en energiereducerende energiesystemen. Daarnaast is het vereiste van de eindafrekening van de energieleveranciers weggehaald
bij de submodules die openstaan voor zowel energie-extensieve als energie-intensieve bedrijven. Voor deze bedrijven is het
namelijk niet nodig om het energiegebruik te controleren. Dit vermindert ook de administratieve lasten voor deze bedrijven.
Artikel 1, onderdeel II en JJ
Bijlage 5 van de Regeling is aangepast. De provinciale ontwikkelstrategieën liggen ter inzage bij de desbetreffende provincies
en via internet zijn ze in te zien op de site van het LNV-loket (www.hetlnvloket.nl).
§ 4. Administratieve lasten
De invoering van het rijksbrede subsidiekader leidt tot een aanpassing van de gestandaardiseerde elementen in het algemene
deel van deze regeling, zoals de verantwoordingsverplichtingen en termijnen voor subsidieverlening en -vaststelling. Deze
aanpassing leidt op zich niet tot een vermindering van de administratieve lasten, omdat dit effect pas optreedt nadat een
subsidiemodule in de regeling opengesteld wordt in het Openstellingsbesluit. De kwantificering van de administratieve lasten
zal dus plaatsvinden bij elke wijziging van dit Openstellingsbesluit.
Zoals in paragraaf twee van deze toelichting is aangegeven is het echter wel zo dat de vermindering van de administratieve
lasten beperkt zal zijn, omdat het gewenste effect niet zal gelden voor de Europese subsidies zoals genoemd in artikel 2 van
het Openstellingsbesluit 2011. Hiervoor geldt in dat niet kan worden afgeweken van de Europese verantwoordingsregimes.
§ 5. Vaste Verandermomenten
In lijn met de LNV-uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving (zie Kamerstukken II 2007–2008, 29 515 en 31 201, nr. 243) treedt deze wijziging van de Regeling in werking op 1 januari 2011. Indien de wijziging van de Regeling op 1 januari 2011
in werking treedt, dan dient deze uiterlijk 1 november te worden gepubliceerd, met het oog op de implementatie en de uitvoeringsvoorbereiding.
De wijziging van deze Regeling is niet tijdig gepubliceerd, nu deze na 1 november is gepubliceerd, echter ook met deze beperkte
overschrijding van de publicatiedatum wordt nog steeds een ruime invoeringstermijn gegarandeerd waarmee bedrijfsleven, burgers
en met de uitvoering belaste diensten voldoende voorbereidingstijd wordt geboden.
De Staatssecretaris van
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,