32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 14 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2011

In mijn brief van 4 februari jl. (kamerstuk 32 637, nr. 1) heb ik aangekondigd in samenspraak met bedrijfsleven en kennisinstellingen voor negen topsectoren van de Nederlandse economie een samenhangende beleidsagenda te ontwikkelen. Ook heb ik aangegeven de hoofdkantoren daarbij te betrekken. Om hier invulling aan te geven zijn tien topteams, met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, mkb, wetenschap en de overheid, in het leven geroepen met als doel om vanuit gezamenlijk perspectief tien sectorale actieagenda’s op te stellen.

Deze teams zijn vol energie en enthousiasme aan de slag gegaan. Dat heeft geleid tot tien rapporten met voorstellen die moeten bijdragen aan de versterking van het concurrentievermogen van de Nederlandse economie. Deze versterking is nodig om te zorgen dat de sectoren tot de top van de wereld behoren en de groeiende concurrentie uit bijvoorbeeld Azië aankunnen. Daarnaast hebben de Topteams mij een gezamenlijke brief gestuurd over wat in hun ogen nodig is om van de uitvoering van de agenda’s een succes te maken. De actieagenda’s heb ik vandaag in ontvangst mogen nemen. Ik zend u de rapporten en de brief van de topteams bij deze toe.1

Onderzoekers en ondernemers zitten door de nieuwe werkwijze voor het eerst samen aan het stuur. Hierdoor weten ondernemers en wetenschappers elkaar beter te vinden, ook nadat ze deze adviezen hebben opgeleverd. De Topteams spannen zich in voor meer onderzoek en ontwikkeling en hebben concrete doelstellingen geformuleerd. De rapporten van de Topteams bevatten daarmee kansrijke voorstellen om de positie van Nederland in de wereld te versterken.

Een uitgebreidere kabinetsreactie op de adviezen van de Topteams zal voor Prinsjesdag 2011 in de vorm van de in het Regeerakkoord aangekondigde nota bedrijfslevenbeleid naar uw Kamer worden gestuurd. Door middel van deze brief meld ik uw Kamer, mede namens de bewindspersonen van Financiën en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, alvast een aantal maatregelen die ik van plan ben te nemen.

1. Innovatiefonds MKB+

Uit een aantal rapporten blijkt dat bedrijven in de negen topsectoren moeite hebben met het verkrijgen van kapitaal voor risicovolle innovatieve activiteiten.

Ik wil daarom deze kabinetsperiode € 500 mln uittrekken voor een Innovatiefonds MKB+. Dit fonds is bedoeld om innovatieve ondernemers te ondersteunen bij het vinden van financiering voor innovatieve projecten die niet volledig uit de markt gefinancierd kunnen worden. Uitgangspunt hierbij is dat dit risicokapitaal bij succesvolle innovaties weer wordt terugbetaald, zodat met het beschikbare geld weer nieuwe innovatieve projecten mogelijk kunnen worden gemaakt. Betrokkenheid van het innovatiefonds kan ook andere financiers van de onderneming over de streep trekken. De komende jaren wordt het innovatiefonds in stappen gevuld, in 2015 bedraagt de omvang van het fonds € 500 mln. In 2012 zorg ik ervoor dat voor het Innovatiekrediet nagenoeg € 100 mln beschikbaar is. Dit betekent een verdubbeling van de huidige middelen voor innovatiekredieten voor midden- en kleinbedrijven.

2. Research & Development Aftrek (RDA)

Het kabinet zet, mede in het kader van een verdere vereenvoudiging van de regelgeving en de uitvoering, in op een verschuiving van specifiek naar generiek beleid. Het kabinet schrapt voor € 500 mln aan specifieke subsidies, met name voor innovatie en zet die om in generiek fiscaal beleid. Belangrijke overweging hierbij is dat generieke maatregelen in de regel eenvoudiger en toegankelijker zijn dan specifieke subsidies, vooral ook voor het mkb, en voor de overheid leiden tot lagere uitvoeringskosten. Om het innovatieklimaat te borgen, stellen de boegbeelden voor een generieke fiscale faciliteit op R&D in te voeren. Dit voorstel wordt door het kabinet positief ontvangen. Daarom zal in de komende maanden, bij de verdere inpassing in de Fiscale Agenda, aandacht worden besteed aan de effectiviteit, de Europeesrechtelijke en budgettaire aspecten en de uitvoeringskosten.

3. Deelnemingsrente

De staatssecretaris van Financiën heeft de voorzitter van het Topteam hoofdkantoren verzocht een opinie te formuleren met betrekking tot de aftrekbaarheid van deelnemingsrente. Het Topteam hoofdkantoren bepleit het behoud van een stabiel en aantrekkelijk vestigingsklimaat met daarbij het behoud van een generieke aftrek voor deelnemingsrente; anderzijds wordt aangegeven dat als onbedoeld gebruik van de renteaftrek proporties van misbruik heeft aangenomen, de aftrek kan worden beperkt. Het kabinet neemt de richting van deze evenwichtige analyse over en zal bezien hoe deze visie verder kan worden uitgewerkt in samenhang met de uitvoering van de Fiscale Agenda. Daarmee wil het kabinet de discussie over de rente-aftrek afsluiten en de stabiliteit van het vestigingsklimaat zekerstellen.

4. Publiek-private samenwerking

Een sterkere samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en de overheid is het fundament van het bedrijvenbeleid van dit kabinet. Dit kabinet ziet publiek-private samenwerking, juist in een tijd van budgettaire krapte, dan ook als een kansrijke route op verschillende terreinen. De afgelopen jaren zijn er al verschillende succesvolle samenwerkingsverbanden opgebouwd, waar de diverse technologische topinstituten een goed voorbeeld van zijn. Juist deze samenwerkingsverbanden tussen bedrijven, kennisinstellingen en de overheid brengen partijen dichter bij elkaar en zorgen voor internationale profilering van sterke kennisclusters. De Topteams benadrukken het belang hiervan en maken zich zorgen over de continuïteit van deze Technologische Topinstituten en andere vormen van publiek-private samenwerking in 2012 en verder.

Ik zal in mijn begroting 2012 ruimte reserveren om de financiering voor 2012 waar nodig zeker te stellen. Daarnaast zal ik een perspectief schetsen op de manier waarop publiek-private initiatieven met voldoende commitment vanuit het bedrijfsleven in 2013 en volgende jaren onderdeel kunnen zijn van het bedrijvenbeleid.

5. Aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt

De topteams pleiten voor een verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Bijvoorbeeld door sterkere samenwerking van bedrijfsleven en onderwijs te belonen, zodat het onderwijsaanbod beter aansluit bij de behoeften van ondernemers. Het betekent ook dat onderwijsinstellingen meer worden uitgedaagd zich te specialiseren door te kiezen voor het aanbieden van opleidingen waar ze goed in zijn. Dit leidt er toe dat mensen beter worden opgeleid voor beroepen waar ondernemers behoefte aan hebben.

Ik sta positief tegenover een meer duurzame samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Daarom ga ik me, samen met de staatssecretaris van Onderwijs, sterk maken om in elk van de topsectoren de komende jaren één of meerdere publiek-private samenwerkingsverbanden, zoals de Centers of Expertise, tot stand te laten komen.

Ik ben van plan over bovenstaande maatregelen zo snel mogelijk duidelijkheid te geven, zodat ondernemers en kennisinstellingen hierop kunnen inspelen. In de nota bedrijfslevenbeleid geef ik een uitgebreide kabinetsreactie op de adviezen, met daarin de vervolgmaatregelen en vervolgaanpak. De bal ligt daarbij bij bedrijven en kennisinstellingen; zij moeten er samen uit komen. De overheid heeft een ondersteunende rol.

De minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M. J. M. Verhagen


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven