Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2025, 138 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Ministerie van Economische Zaken | Staatsblad 2025, 138 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 18 februari 2025, nr. WJZ/ 97031288;
Gelet op artikel 33, tweede en derde lid, van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 9 april 2025 nr. W18.25.00038/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 17 april 2025, nr. WJZ / 98249457;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit gegevensverwerving CBS wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d komt te luiden:
d. de productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht;
2. Onderdeel e komt te luiden:
e. de winning en distributie van water, het afval- en afvalwaterbeheer en sanering;
3. In onderdeel g vervalt «en reparatie van auto’s».
4. De onderdelen i tot en met n komen te luiden:
i. logies-, maaltijd- en drankverstrekking;
j. uitgeverijen, omroepen en productie en distributie van content;
k. telecommunicatie, computerprogrammering, consultancy, informatica-infrastructuur en andere informatiediensten;
l. de financiële dienstverlening en verzekeringen;
m. de exploitatie van en handel in onroerende goederen;
n. specialistische professionele dienstverlening, wetenschappelijke en technische activiteiten;.
5. Onder verlettering van de onderdelen o tot en met r tot q tot en met t worden de volgende onderdelen ingevoegd, luidende:
o. verhuur van roerende zaken en overige zakelijke dienstverlening;
p. het openbaar bestuur, overheidsdiensten en de verplichte sociale verzekeringen;.
6. In onderdeel s (nieuw) wordt «cultuur» vervangen door: «kunst en cultuur».
B
De artikelen 5, 5a en 6 komen te luiden:
Buiten de in artikel 3 bedoelde gegevens kunnen bij de in artikel 2 aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die activiteiten ontplooien op het terrein van energie, waaronder het netbeheer ten aanzien van de daarbij gebruikte netwerken, gegevens worden opgevraagd die nodig zijn ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen inzake statistieken op het terrein van energie betreffende:
a. de behandeling of het gebruik van energieproducten, met name productie, handel, voorraden, omzetting of verbruik, of de structurele kenmerken van het energiesysteem, bedoeld in artikel 2, onderdelen d en e, van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende energiestatistieken (PbEG 2008, L 304), per energieproduct per afnemer dan wel per energiesysteem;
b. de aan afnemers, vergunninghouders, leveringsbedrijven en handelaren geleverde en door hen teruggeleverde hoeveelheid energieproducten per aansluiting dan wel per afnemer, en de kenmerken per aansluiting dan wel per afnemer;
c. de kenmerken van het bedrijf en de specificaties van het energiesysteem per afnemer.
Buiten de in artikel 3 bedoelde gegevens kunnen bij de in artikel 2 aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die activiteiten ontplooien op het terrein van het energieverbruik, gegevens worden opgevraagd betreffende:
a. de prijzen van aardgas en elektriciteit, waaronder netwerkkosten, belastingen, vergoedingen, heffingen of kosten, en de verbruiksvolumes van aardgas en elektriciteit, bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 2016/1952 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende Europese statistieken over de prijzen van aardgas en elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 2008/92/EG (PbEU 2016, L 311) per afnemer;
b. energiebelastingen als bedoeld in bijlage II, deel 3, van Verordening (EU) nr. 691/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen (PbEU 2011, L 192) die producenten en verbruikers, met name huishoudens en niet-ingezetenen, van energie betalen.
Buiten de in artikel 3 bedoelde gegevens kunnen bij de in artikel 2 aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen:
a. die activiteiten ontplooien op het terrein van de productie, levering, handel en opslag van water alsmede het netbeheer ten aanzien van de daarbij gebruikte netwerken, gegevens worden opgevraagd betreffende:
1°. de aan afnemers geleverde en teruggeleverde hoeveelheid water per aansluiting, de kenmerken per aansluiting en de vergoeding daarvoor;
2°. de aan afnemers, vergunninghouders, leveringsbedrijven en handelaren getransporteerde hoeveelheid water per aansluiting en de kenmerken per aansluiting;
b. die installaties leveren voor de productie en distributie van water, gegevens worden opgevraagd betreffende:
1°. de kenmerken van het bedrijf per afnemer;
2°. de specificaties van de installaties per afnemer.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 23 april 2025
Willem-Alexander
De Minister van Economische Zaken, D.S. Beljaarts
Uitgegeven de twintigste mei 2025
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
Met dit wijzigingsbesluit wordt het Besluit gegevensverwerving CBS (hierna: het Besluit) geactualiseerd door twee aanpassingen aan te brengen.
Ten eerste wordt de bevoegdheid van het Centraal bureau voor de statistiek (hierna: CBS) om aangewezen gegevens op te kunnen vragen bij aangewezen categorieën ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen (hierna: bedrijven) uitgebreid om (beter) verplichte energiestatistieken te kunnen produceren op grond van de volgende (gewijzigde) Europese verordeningen:
– Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende energiestatistieken (PbEG 2008, L 304) (hierna: verordening 1099/2008);
– Verordening (EU) nr. 2016/1952 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende Europese statistieken over de prijzen van aardgas en elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 2008/92/EG (PbEU 2016, L 311) (hierna: verordening 2016/1952);
– Verordening (EU) nr. 691/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen (PbEU 2011, L 192) (hierna: verordening 691/2011).
De tweede aanpassing betreft de actualisering van de aanwijzing van de categorieën van bedrijven in artikel 2 van het Besluit. Aanleiding hiervoor is de gedelegeerde verordening (EU) 2023/137 van de Commissie van 10 oktober 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 (PbEU 2023, L 19) (hierna: verordening 2023/137).
Beide aanpassingen in het wijzigingsbesluit strekken tot uitvoering van de (wijzigingen in) bovengenoemde verordeningen. Met dit wijzigingsbesluit worden alleen de grondslagen van gegevensverwerving in het Besluit opgenomen die nodig zijn om die (wijzigingen uit de) Europese verordeningen goed uit te kunnen voeren en niet meer dan dat. Er worden dus geen aanvullende regels of bevoegdheden opgenomen in het Besluit.
Net als bij het oorspronkelijke Besluit en de vorige actualiseringen van het Besluit zijn voor dit wijzigingsbesluit geen transponeringstabellen opgesteld. De drie bovengenoemde Europese verordeningen betreffende energiestatistieken richten zich uitsluitend tot de lidstaten en bevatten feitelijk verplichtingen voor nationale statistische instanties om energiegegevens aan de Europese Commissie (Eurostat) te rapporteren. Die te rapporteren statistische energiegegevens zijn opgenomen in de bijlagen van de verordeningen. Deze bijlagen, met name van verordening 1099/2008, zijn omvangrijk, complex, technisch en gedetailleerd, en zijn meerdere keren door de Commissie uitgebreid. Het is ondoenlijk om in een transponeringstabel per onderdeel van die bijlagen aan te geven hoe dit al dan niet is geïmplementeerd. Een transponeringstabel die zich beperkt tot de artikelen uit de (basis)verordeningen zou geen inzicht bieden in hoe de gedetailleerde bijlagen met de gegevens die het CBS moet rapporteren aan Eurostat, zijn geïmplementeerd. Gelet hierop is als alternatief voor een transponeringstabel een uitgebreide toelichting op de aangebrachte wijzigingen en de verhouding daarvan tot de verordeningen opgenomen in paragraaf 2.3.
In het Besluit zijn categorieën bedrijven aangewezen die op verzoek van de directeur-generaal van de statistiek (hierna: DG CBS) gegevens verstrekken die bij het Besluit zijn aangewezen. In paragraaf 2 wordt dit nader toegelicht, waarbij aandacht wordt besteed aan de systematiek die het CBS bij het verwerven van gegevens hanteert. Ook wordt een beschrijving gegeven van de wijzigingen in de Europese verordeningen die aanleiding zijn voor het wijzigingsbesluit.
Artikel 5 van verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PbEG 2009, L 87) (hierna: verordening 223/2009) schrijft voor dat elke lidstaat een nationale instantie voor de statistiek aanwijst die verantwoordelijk is voor de coördinatie van alle activiteiten op nationaal niveau in verband met de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken. Op basis daarvan is in de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek (hierna: CBS-wet) de wettelijke taak van het CBS bepaald: het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van die statistieken (artikel 3) en de productie van Europese statistieken (artikel 4). Bij de uitvoering van de wettelijke taak van het CBS zijn de statistische beginselen van artikel 2 van verordening 223/2009 van toepassing. Artikel 18 van de CBS-wet bepaalt dat de DG CBS de methoden bepaalt waarmee de in de werk- en meerjarenprogramma’s opgenomen onderzoeken worden uitgevoerd en de wijze waarop die openbaar gemaakt worden. Om aan de Europese statistiekverplichtingen te kunnen voldoen, dient het CBS de daarvoor benodigde gegevens te kunnen verwerven. Artikel 33 van de CBS-wet geeft de DG CBS hiertoe de bevoegdheid. Om bij de gegevensverwerving de administratieve lasten voor bedrijven en burgers zoveel mogelijk te beperken, voorziet artikel 33 van de CBS-wet in een drietrapsbenadering (Kamerstukken II 2001/02, 28 277, nr. 3, paragrafen 5.2 en 5.3).
Voorafgaand aan de toepassing van artikel 33 van de CBS-wet bepaalt het CBS bij de productie van statistieken als eerste stap in het statistisch proces of de benodigde gegevens binnen de eigen omgeving beschikbaar zijn of uit enquêtes1 of met bijschattingen kunnen worden verkregen. Daarop volgt de drietrapsbenadering, zoals beschreven in artikel 33 van de CBS-wet. Daarbij dient het CBS in eerste instantie zoveel mogelijk gegevens te verwerven uit bestaande registraties van publiekrechtelijke diensten en instellingen (artikel 33, eerste lid, van de CBS-wet). In tweede instantie kan het CBS gebruikmaken van gegevens uit registraties bij de in het Besluit aangewezen rechtspersonen die een wettelijke taak uitvoeren of waarvan de financiering plaatsvindt met rijksmiddelen of wettelijke heffingen (artikel 33, tweede lid, van de CBS-wet). Dit zijn bijvoorbeeld gegevens uit registraties van netbeheerders. Pas in laatste instantie zal het CBS bij de in het Besluit aangewezen bedrijven (klant)gegevens opvragen (artikel 33, derde lid, van de CBS-wet). Dit gebeurt alleen voor zover de in artikel 33, eerste en tweede lid, van de CBS-wet bedoelde gegevensverwerving niet toereikend is, de benodigde gegevens niet tijdig genoeg beschikbaar komen of onvoldoende kwaliteit hebben (Stb. 2003, 552, p. 6).
Het doel van de CBS-wet is het waarborgen van de Europese statistiekproductie en de gegevensverzameling door het CBS (Kamerstukken II 2001/02, 28 277, nr. 3, p. 4). In het verlengde daarvan geeft het Besluit uitvoering aan de delegatiegrondslagen die zijn opgenomen in artikel 33, tweede, derde en vierde lid, van de CBS-wet. Het doel van dit wijzigingsbesluit is het waarborgen dat aan de (nieuwe) Europese energiestatistiekverplichtingen kan worden voldaan. Het Besluit biedt de grondslag op basis waarvan de DG CBS, conform de genoemde drietrapsbenadering (zoals bepaald in artikel 33, eerste tot en met vierde lid, van de CBS-wet), bevoegd is ten behoeve van statistische doeleinden bij het Besluit aangewezen gegevens kosteloos op te vragen bij (de aangewezen categorieën) bedrijven. Door de (nieuwe) statistische verplichtingen in verordening 1099/2008, verordening 691/2011 en verordening 2016/1952 behoeft het Besluit wijziging, zodat de DG CBS bevoegd is om bij aangewezen bedrijven de daarvoor benodigde energiegegevens op te vragen, voor zover de eigen omgeving, de vrijwillige enquêtes, de bijschattingen en de in artikel 33, eerste en tweede lid, van de CBS-wet genoemde registraties (waaronder die van netbeheerders) niet de benodigde gegevens opleveren. Dit wordt hieronder nader toegelicht.
De registraties van de overheid en rechtspersonen die een wettelijke taak uitvoeren of waarvan de financiering plaatsvindt met rijksmiddelen of wettelijke heffingen, zoals netbeheerders, leveren niet de benodigde gegevens op om aan deze (nieuwe) Europese energiestatistiekverplichtingen te voldoen. Enquêtes, onderzoeken, bijschattingen en verzoeken aan bedrijven om vrijwillig de benodigde (klant)gegevens te verstrekken, leveren ook niet de benodigde energiegegevens op. Daarbij heeft het in hoge mate toepassen van bijschattingen op enquêtes negatieve gevolgen voor de kwaliteit van de te produceren Europese energiestatistieken, waardoor het risico bestaat dat niet aan de vereiste kwaliteitscriteria, zoals beschreven in artikel 12 van verordening 223/2009, voor de Europese statistiekverplichtingen kan worden voldaan. Zonder dit wijzigingsbesluit kan de DG CBS op grond van artikel 3, onderdeel r (oud), van het Besluit via een-op-een verplichte enquêtes een deel van de benodigde gegevens voor de (nieuwe) energiestatistieken bij de in artikel 2 aangewezen bedrijven, dus direct bij de bedrijven zelf, opvragen. Omdat de productie van statistieken op basis van vele (additionele) een-op-een enquêtes bij bedrijven en burgers – in plaats van het opvragen van gegevens bij een kleinere groep bedrijven met klantenbestanden van afnemers – een grote toename van regeldruk als gevolg heeft, is dit ook geen optie. Daarmee zou het CBS niet voldoen aan de plicht in artikel 2, onderdeel f, van verordening 223/2009 (statistisch beginsel van kosteneffectiviteit) om bij het verwerven van gegevens het regeldrukeffect bij bedrijven en burgers maximaal te reduceren. Daarnaast had de DG CBS op grond van de artikelen 3, onderdeel e (oud), 5 (oud), 5a (oud) en 6 (oud) van het Besluit al een beperkte bevoegdheid tot het opvragen van energie(klant)gegevens bij een beperkte categorie aangewezen bedrijven. Omdat deze beperkte bevoegdheid niet voldoende is om aan alle (nieuwe) Europese energiestatistiekverplichtingen te voldoen, is uitbreiding van deze bevoegdheid in het Besluit nodig. Om deze redenen maakt dit wijzigingsbesluit het mogelijk voor de DG CBS om bij een categorie aangewezen bedrijven de (nieuwe) benodigde aangewezen energie(klant)gegevens te verwerven door klantenbestanden van deze bedrijven op te vragen.
Zonder dit wijzigingsbesluit zullen sommige bedrijven (blijven) weigeren om de benodigde gegevens te delen. Ten eerste stellen sommige bedrijven zich op het standpunt dat de bevoegdheid van de DG CBS ontbreekt om op basis van het Besluit de benodigde gegevens verplicht op te vragen. Ook wensen sommige bedrijven de gegevens vanuit privacyoverwegingen niet te delen, gelet op het feit dat een deel van die gegevens persoonsgegevens van afnemers bevat, waardoor bij hen de vraag speelt of expliciete toestemming van afnemers nodig is. Paragraaf 3 gaat hier nader op in. Tot slot geven de bedrijven aan een risico te zien dat de onderlinge concurrentiepositie geschaad wordt, mochten andere bedrijven de gegevens niet delen. Om aan deze bezwaren tegemoet te komen en te waarborgen dat aan de Europese statistiekverplichtingen ingevolge de (gewijzigde) verordeningen kan worden voldaan, wordt met dit wijzigingsbesluit een duidelijke grondslag gecreëerd voor de DG CBS om energie(klant)gegevens bij bedrijven op te kunnen vragen (die bedrijven dan verplicht zouden moeten leveren). Hierbij beperkt het CBS zich tot de frequentie die volgt uit de verordeningen (jaarlijks of maandelijks). De periode waarop de op te vragen gegevens betrekking hebben, varieert afhankelijk van de op te leveren energiestatistieken. Daarnaast zal het CBS zich, in samenspraak met de aangewezen bedrijven, bij het opvragen van de energiegegevens beperken tot het minimaal benodigde detailniveau om aan de Europese statistiekverplichtingen te voldoen.
In deze paragraaf worden de wijzigingen van de Europese verordeningen inzake energiestatistieken die noodzaken tot dit wijzigingsbesluit nader toegelicht.
Verordening 1099/2008 stelt een gemeenschappelijk kader vast voor de productie, indiening, evaluatie en verspreiding van vergelijkbare energiestatistieken in de Europese Unie. Het Besluit bevat reeds bepalingen om deze verordening uit te voeren, namelijk in de eerdergenoemde artikelen 5 (oud), 5a (oud) en 6 (oud). Sinds de inwerkingtreding van de verordening in 2008 zijn zeven wijzigingsverordeningen2 gepubliceerd waarin diverse aanpassingen zijn doorgevoerd.
Verordening 1099/2008, met name wat betreft de bijlagen, is met die wijzigingsverordeningen niet alleen inhoudelijk uitgebreid, maar in de loop van de tijd ook aangepast voor wat betreft structuur en nummering. De wijzigingen zijn daarmee omvangrijk, complex, technisch en gedetailleerd. Met de meest recente wijzigingsverordening, te weten verordening (EU) 2024/264 van de Commissie van 17 januari 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende energiestatistieken, wat de uitvoering van de herzieningen van de jaarlijks, de maandelijks en de maandelijks op korte termijn in te dienen energiestatistieken betreft (hierna: verordening 2024/264) zijn alle bijlagen bij verordening 1099/2008 (namelijk bijlage A tot en met D) opnieuw vastgesteld. In deze Bijlagen worden de begrippen energieproducten en aggregaten nader gespecifieerd en de te produceren energiestatistieken uitgebreid. Met de gewijzigde verordening 1099/2008 moet het CBS nieuwe en meer gedetailleerde statistieken produceren. Zo verplicht de verordening na de wijzigingen tot het maken van statistieken voor vele aggregaten over met name de productie, handel, voorraden, omzetting of het verbruik van een bepaald energieproduct of de structurele kenmerken van het energiesysteem. De gewijzigde verordening heeft hierdoor een grote reikwijdte. Bijvoorbeeld voor het energieproduct waterstof verplicht de gewijzigde verordening 1099/2008 tot het maken van statistieken voor productie (Bijlage B, onderdeel 7.1.1.1. Binnenlandse productie van waterstof), voorraden (Bijlage B, onderdeel 7.1.1.4. Voorraadwijzigingen), verbruik (Bijlage B, onderdeel 7.1.5. Eind energieverbruik industrie), omzetting (Bijlage B, onderdeel 7.1.1.1.5. Uit niet-hernieuwbaar afval), handel (Bijlage B, onderdeel 7.1.1.2. Invoer) en energiesystemen (Bijlage B, onderdeel 7.2. Productiecapaciteit).
De definitie van energieproducten en aggregaten staat in artikel 2 van de verordening 1099/2008. Energieproducten zijn brandstoffen, warmte, hernieuwbare energie, elektriciteit of een andere vorm van energie (onderdeel d). Aggregaten zijn op nationaal niveau geaggregeerde gegevens over de behandeling of het gebruik van energieproducten, met name productie, handel, voorraden, omzetting, verbruik, en de structurele kenmerken van het energiesysteem, zoals het geïnstalleerd vermogen voor elektriciteitsproductie en de productiecapaciteit voor olieproducten (onderdeel e).
De verplichtingen voor het CBS om statistieken te produceren en aan de Commissie (Eurostat) te leveren staan in de artikelen 4 en 5, eerste lid, van de gewijzigde verordening 1099/2008. In de Bijlagen (A, B, C en D) bij deze verordening, waar in artikel 4 naar verwezen wordt, wordt beschreven welke nationale statistieken moeten worden gerapporteerd. Deze statistieken worden met de volgende frequenties ingediend: jaarlijks voor de energiestatistieken beschreven in Bijlage B, maandelijks voor de energiestatistieken beschreven in Bijlage C en maandelijks op korte termijn voor de energiestatistieken beschreven in bijlage D. Bijlage A bevat de toelichting op de terminologie en een nadere specificatie van wat onder energieproducten en aggregaten valt. Daarmee bepaalt Bijlage A ook de reikwijdte van de verplichting om statistieken te produceren, tenzij deze statistiekverplichting anders gespecificeerd is in de Bijlagen B, C of D (Bijlage A, aanhef, van de gewijzigde verordening 1099/2008).
De energiestatistieken die het CBS ingevolge (de bijlagen waarnaar wordt verwezen in) artikel 4 van de gewijzigde verordening 1099/2008 dient te produceren, zijn laatstelijk met verordening 2024/264 gewijzigd. Door de gewijzigde verordening, met name de uitbreiding van de bijlagen op grond van artikel 4, is uitbreiding van de bevoegdheid van de DG CBS nodig om meer aangewezen energie(klant)gegevens op te kunnen vragen. Afwijken hiervan is slechts mogelijk na goedkeuring door de Commissie (Eurostat) van een naar behoren gemotiveerd verzoek van een lidstaat, vanwege de buitensporige last voor bedrijven en burgers (artikel 5, vierde lid, van de gewijzigde verordening 1099/2008). Van deze mogelijkheid tot het indienen van een dergelijk verzoek is geen gebruik gemaakt. Daarom gelden deze gewijzigde Europese statistiekverplichtingen onverkort en is voor een goede uitvoering daarvan deze wijziging van het Besluit nodig zodat de DG CBS conform de drietrapsbenadering bevoegd is bij aangewezen bedrijven aangewezen energie(klant)gegevens op te vragen, zoals nog zal worden toegelicht. Naast deze uitbreiding van de aangewezen gegevens, wordt ook de categorie aangewezen bedrijven verduidelijkt, namelijk het terrein van energie wordt expliciet opgenomen in artikel 5, aanhef, van het Besluit. De overige bepalingen van de gewijzigde verordening 1099/2008 behoeven geen aanvullende uitvoering in regelgeving, omdat het CBS met artikel 33 van de CBS-wet en de overige artikelen in het Besluit reeds aan de statistiekverplichtingen in de gewijzigde verordening 1099/2008 kan voldoen.
Hieronder volgt een beschrijving van de relevante wijzigingen van de bijlagen bij verordening 1099/2008 die aanleiding zijn voor dit wijzigingsbesluit. Sinds de inwerkingtreding van verordening 1099/2008 zijn meer wijzigingen in de verordening doorgevoerd dan de hieronder genoemde. Voor dit wijzigingsbesluit zijn alleen wijzigingen van de verordening relevant die nopen tot gegevensverwerving waartoe de DG CBS nog niet bevoegd was en waartoe het CBS niet met andere methoden als bedoeld in paragraaf 2.1 of op een andere manier in de drietrapsbenadering kan volstaan.
Bijlage A, onderdeel 2.6.3.2, en Bijlage B, onderdeel 8.1.4, van de gewijzigde verordening bepalen dat statistieken geproduceerd moeten worden over het totale energieverbruik van de gedefinieerde uitsplitsing van huishoudens voor ruimteverwarming, ruimtekoeling, waterverwarming, koken, verlichting en elektrische apparatuur en overig eindgebruik.
Het CBS ontvangt op basis van artikel 33, tweede lid, van de CBS-wet en artikel 1 van het Besluit uit registraties van de netbeheerders gegevens over de leveringen van energieproducten (aardgas en elektriciteit) aan huishoudens. Het (finaal) energieverbruik van de gedefinieerde uitsplitsing van huishoudens is niet af te leiden uit deze gegevens. Om te kunnen voldoen aan de hierboven genoemde verplichting uit de gewijzigde verordening gebruikte het CBS een schatting, gebaseerd op een studie van ECN uit december 2013 genaamd: «Methodiek voor opsplitsing CBS statistiek huishoudelijk gas- en elektriciteitsverbruik». Om aan (de vereiste kwaliteit van) de Europese verplichtingen voor deze energiestatistieken te voldoen, is het noodzakelijk om het verbruik nauwkeuriger te bepalen. Hiertoe zijn onder meer gegevens uit slimme thermostaten, slimme meters of energiemanagers nodig, die specifiek het energieverbruik bijhouden. Artikel 5 (oud) van het Besluit wordt hiertoe gewijzigd.
Bijlage A, onderdeel 2.6.2, van de gewijzigde verordening bepaalt dat de statistieken over het energieverbruik voor de vervoeractiviteiten uitgesplitst moeten worden naar meer verschillende typen wegvoertuigen, bijvoorbeeld onderdeel 2.6.2.1.1. (Hogesnelheidsspoor) en onderdeel 2.6.2.1.3. (Metro en tram). Daarnaast is het CBS verplicht om voor alle energieproducten, die in bijlage A zijn gespecificeerd, meer gedetailleerdere statistieken over het energieverbruik van de vervoeractiviteiten van de verschillende typen wegvoertuigen te produceren (Bijlage B, onderdeel 8.1.2, van de gewijzigde verordening 1099/2008). Hierbij geldt dat het energieverbruik van huishoudens voor vervoersactiviteiten (zoals het thuisladen van een elektrische auto) apart in de sector vervoer moet worden vermeld en niet onder huishoudens.
Op basis van de artikelen 5 (oud) en 5a (oud) van het Besluit kon het CBS bijvoorbeeld via tankpassen voor enkele energieproducten gegevens over het energieverbruik door het zakelijk wegvervoer afleiden. Om aan de nieuwe statistiekverplichtingen in de gewijzigde verordening 1099/2008 te voldoen, heeft het CBS onder meer gegevens over nieuwe energieproducten nodig (zoals waterstof) die door wegvoertuigen verbruikt worden en meer gedetailleerde gegevens over energieverbruik van meer typen wegvoertuigen (zoals metro en tram). Deze gegevens zijn aanwezig bij bedrijven, die zich bezighouden met het identificeren van het geleverde energieproduct per klant, bijvoorbeeld door middel van het kenteken van een voertuig. Het CBS kan daaruit afleiden welk wegvoertuigtype het betreft en daarmee voldoen aan bovengenoemde verplichtingen uit de gewijzigde verordening die het energieverbruik van vervoersactiviteiten betreffen.
Het CBS stelt de verbruikscijfers van elektriciteit door privé-wegvervoersactiviteiten vast via de gereden kilometers vanuit kilometerstanden van elektrische auto’s. Om het elektriciteitsgebruik van vervoer beter vast te kunnen stellen, maakte het CBS voor het verbruik van voertuigen per kilometer ook gebruik van kengetallen van de Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO). Dit zijn gegevens uit testomstandigheden en niet uit de praktijk. Het CBS verwierf deze gegevens deels van de overheidsorganisatie Dienst Wegverkeer (RDW) en deels van TNO middels vrijwillige levering. Deze gegevens zijn onvoldoende om aan de statistische verplichtingen uit de genoemde bepalingen uit de verordening te voldoen voor privé-wegvervoer. Deze kunnen wel afgeleid worden uit hoogfrequente slimme meter gegevens en uit laadpaalgegevens van aansluitingen aan woningen (die geen aansluiting op het openbare net hebben). Met deze gegevens kan het CBS ook een goede splitsing maken tussen het energieverbruik in de woning en het energieverbruik van een elektrische auto voor vervoersactiviteiten. Artikel 5 (oud) van het Besluit wordt hiertoe gewijzigd.
Op grond van Bijlage A, onderdeel 2.6.3.1, (Commerciële en openbare diensten) van de gewijzigde verordening 1099/2008 moeten statistieken worden geproduceerd over de hoeveelheden brandstoffen die worden verbruikt door bedrijven en kantoren in de particuliere en openbare sector, uitgesplitst naar de economische activiteiten van de verschillende sectoren op basis van de zogenoemde NACE-indelingen (in verordening 2023/137). De verdere uitbreiding van de NACE-indelingen in Bijlage A, onderdeel 2.6.3.1, van de gewijzigde verordening 1099/2008 leidt tot een aantal extra subsectoren zoals het verbruik van energieproducten voor de verwarming en de verlichting op treinstations en luchthavens.
Om aan deze statistiekverplichtingen te voldoen, vroeg het CBS op basis van artikel 1 van het Besluit gegevens op over de energieleveringen via het openbare net uit de registraties van rechtspersonen, zoals netbeheerders. Het CBS koppelde deze gegevens vervolgens aan andere gegevens die bij het CBS beschikbaar zijn en bepaalde na een analyse de energielevering per sector en waar mogelijk per bedrijf. Omdat de gewijzigde verordening een verdere uitsplitsing van energieproducten en uitbreiding van de subsectoren bevat, dient het CBS het energieverbruik van de diverse sectoren nauwkeuriger te bepalen. Hiervoor heeft het CBS extra kenmerken nodig om het energieverbruik van een afnemer die onder de genoemde NACE-indelingen valt nauwkeuriger te bepalen, zoals het KvK-nummer van de afnemer. Artikel 5 (oud) van het Besluit wordt hiertoe gewijzigd.
Voor het CBS bestond reeds de verplichting om diverse energiestatistieken over zonne-energie op te leveren overeenkomstig Bijlage B. Met de bovengenoemde wijzigingen in verordening 1099/2008 is het CBS verplicht om meer gedetailleerde statistieken over de productie, omzetting en verbruik van zonne-energie te produceren. Zo is met de toevoeging van de onderdelen 3.5.3.1.1 (Dakinstallatie) en 3.5.3.1.2 (off-grid3) in bijlage A sprake van een verdere gedefinieerde uitsplitsing van zonne-energie.
In 2008 was de bijdrage van zonne-energie aan de totale productie van energie in Nederland minder dan 0,1 procent.4 Hierdoor was zonne-energie nog relatief onbelangrijk en volstond voor de productie van statistieken een simpele, goedkope, deels modelmatige methode. Door de toename van de bijdrage van zonne-energie aan de totale productie van energie volstaat de deels modelmatige methode niet meer om aan de vereiste kwaliteit van de energiestatistiekverplichtingen te voldoen. Zo was in 2023 de bijdrage van zonne-energie (aan de totale productie van energie) opgelopen tot 18 procent en in de lente en de zomer is dit aandeel nog een stuk groter.5 Tegenwoordig wordt in de praktijk de productie van zonne-energie veelal vastgelegd door omvormers van zonne-energie installaties en geregistreerd in databases van beheerders of leveranciers van omvormers. Omdat in 2023 kleine zonne-energie installaties circa 45 procent van de totale productie van zonne-energie verzorgden6 heeft het CBS voor de zonne-energie statistieken tevens de gegevens7 van de kleine zonne-energie installaties nodig om te kunnen voldoen aan de bovengenoemde Europese statistiekverplichtingen. Artikel 5 (oud) wordt hiertoe gewijzigd.
Uit bovengenoemde bepalingen vloeit voort dat het CBS statistieken produceert over omgevingswarmte die door middel van warmtepompen, die tevens elektriciteit of een andere aanvullende energiebron nodig hebben om te functioneren, wordt geëxtraheerd (gewonnen ofwel geproduceerd). Op basis van de gewijzigde Bijlage A, onderdeel 3.5.9. (Omgevingswarmte), moet het CBS statistieken over warmtepompen produceren, ook als de geproduceerde warmte niet wordt verkocht.
Het CBS schatte de productie van warmtepompen op basis van gedateerde Europese kengetallen.8 Hierbij gaat het CBS voor de hernieuwbare energie uit omgevingswarmte uit van de onnauwkeurigheid van 40 procent.9 De verwachting is dat het gebruik van warmtepompen in de energievoorziening verder zal toenemen10 waarmee het belang van een meer nauwkeurige waarneming – en dus ook het belang en het detailniveau van de benodigde gegevens – stijgt. Met dit wijzigingsbesluit wordt de bevoegdheid uitgebreid om de benodigde gegevens bij bedrijven op te vragen. Artikel 5 (oud) wordt hiertoe gewijzigd.
Op basis van bovengenoemde bepalingen is het CBS verplicht om over de productie, handel, voorraden, omzetting, verbruik van en installaties voor waterstof, die als grondstof, brandstof of energieproduct/opslag wordt gebruikt, statistieken te produceren. Deze verplichting heeft betrekking op alle waterstof, ook indien zelf geproduceerd of zelf verbruikt. Aanvullend daarop bepaalt Bijlage B, onderdeel 7, dat de volgende statistieken over waterstof geproduceerd moeten worden: binnenlandse productie, internationale handel, voorraden, omzetting, levering aan internationaal vervoer en eindverbruik alsmede de productiecapaciteit. Om een vollediger overzicht te kunnen geven van de waterstofeconomie moeten op basis van de definitie in bijlage A, onderdeel 2.3.16, van verordening 1099/2008 ook de hoeveelheden brandstoffen die als energie worden verbruikt voor de ondersteuning van de productie, liquefactie (ofwel vloeibaar maken) en vergassing van waterstof worden gerapporteerd.
Omdat het eerste referentiejaar voor de statistiekverplichtingen met betrekking tot waterstof 2024 is, heeft het CBS nog geen methode voor de productie van deze statistieken. Het is nog onbekend welke van de benodigde gegevens uit registraties van de overheid en rechtspersonen met een wettelijke taak of een bekostiging met rijksmiddelen of uit heffingen, zoals netbeheerders, gehaald kunnen worden. Als het gebruik van waterstof zo sterk toeneemt als wordt voorspeld11, zal de regeldruk minder zijn bij het opvragen van klantenbestanden bij een beperkt aantal bedrijven dan bij het uitzetten van een-op-een enquêtes door het CBS bij de waterstofverbruikende bedrijven zelf. Dit wijzigingsbesluit geeft het CBS voor de productie van statistieken over waterstof, de bevoegdheid om bij de aangewezen bedrijven de aangewezen benodigde energie(klant)gegevens op te kunnen vragen. Artikel 5 (oud) van het Besluit wordt hiertoe gewijzigd.
Bijlage B, onderdeel 3.2.16, van de gewijzigde verordening verplicht het CBS om statistieken over de opslagcapaciteit of energiecapaciteit van accu’s, die op het netwerk zijn aangesloten en als opslag-/balanceerelement worden gebruikt, te produceren. Deze verplichting geldt sinds het jaar 2022. Hierbij gaat het alleen om (grote) accu’s met een opslagcapaciteit van 1 MWh of meer en alleen uitwisselingen met het netwerk moeten worden vermeld. Hiervoor moet het CBS (in ieder geval) statistieken produceren over de opslagcapaciteit van accu’s (Bijlage B, onderdeel 3.2.16.1), nominaal vermogen van accu’s (Bijlage B, onderdeel 3.2.16.2), elektriciteit die in het net wordt geïnjecteerd vanuit accu’s (Bijlage B, onderdeel 3.2.16.3) en elektriciteit die aan het net wordt ontleend om accu’s op te laden (Bijlage B, onderdeel 3.2.16.4).
Het CBS verzamelt de gegevens voor de statistieken op het gebied van grote accu’s via vrijwillige enquêtering van de betreffende bedrijven die accu’s hebben en aan gebruikers verhuren. Dit betrof voor het referentiejaar 2022 tien grote bedrijven die het CBS als eigenaar van de accu’s benaderde. Het leidt tot minder regeldruk als het CBS de beheerders van accu-installaties zou benaderen. Sommige van deze bedrijven zijn terughoudend om deze gegevens vrijwillig te delen. Door de toename van het gebruik van accu’s in de toekomst12, is deze werkwijze om eigenaren van accu's te benaderen niet voldoende om aan de verplichtingen in de verordening en het zoveel mogelijk verminderen van het regeldrukeffect voor bedrijven (artikel 1, onderdeel f, van verordening 223/2009) te voldoen.
Om de verplichte statistieken op het gebied van accu’s te produceren, wordt in het wijzigingsbesluit de bevoegdheid gecreëerd voor het CBS om de benodigde klantgegevens bij bedrijven op te kunnen vragen. Artikel 5 (oud) van het Besluit wordt hiertoe gewijzigd.
Op basis van bovengenoemde bepaling moet het CBS uitgesplitst naar de opgesomde installaties en activiteiten statistieken produceren over de netto elektriciteitsproductie en de nettowarmteproductie voor alleen elektriciteit, voor alleen warmte en voor warmtekrachteenheden.
Deze verplichting geldt vanaf het jaar 2022 en daarvoor heeft het CBS-gegevens nodig van energieleveranciers. Het gaat bijvoorbeeld om gegevens over het verbruik van aardgas bij elektriciteitsproductie en warmteproductie. Aardgas is de belangrijkste brandstof voor de gelijktijdige productie van elektriciteit en warmte in warmtekrachteenheden. Daarom is het nodig te weten hoeveel aardgas elke sector inzet voor elektriciteitsproductie. Deze gegevens kan het CBS niet bij de Belastingdienst opvragen, omdat de belastinginning in de meeste gevallen wordt uitgevoerd door de energieleveranciers. Het CBS kan deze gegevens dus alleen opvragen bij de energieleveranciers. Artikel 5 (oud) van het Besluit wordt hiertoe gewijzigd.
Volgens bovengenoemde bepalingen moet het CBS statistieken produceren over de totale nettoproductie van elektriciteit en het deel dat zelf wordt verbruikt (zonder opsplitsing tussen producent als hoofdactiviteit en zelfopwekker). Dit moet het CBS afzonderlijk produceren voor huishoudens, commerciële en openbare diensten, energiesector, industrie en andere sectoren voor diverse groepen brandstoffen (de onderdelen 3.2.11.1 t/m 3.2.11.5), zoals Bijlage B, onderdelen 3.2.11.1 (Zon-PV) en 3.2.11.4 (Aardgas).
De bovengenoemde verplichtingen gelden vanaf het jaar 2022. Om aan deze verplichtingen te kunnen voldoen, heeft het CBS gegevens nodig die het CBS nog niet tot zijn beschikking heeft en niet via vrijwillige enquêtes of bijschattingen kan verwerven. Deze gegevens zijn ook niet beschikbaar in registraties van de overheid en rechtspersonen met een wettelijke taak of een bekostiging met rijksmiddelen of uit heffingen. Daarnaast leidt het verwerven van deze gegevens via een-op-een enquêtering bij bedrijven zelf tot een toename van regeldruk voor bedrijven. In het wijzigingsbesluit wordt artikel 5 (oud) van het Besluit hiertoe gewijzigd.
Door de grote reikwijdte van de gewijzigde verordening 1099/2008 is de doelgroep van dit wijzigingsbesluit ook omvangrijk. De doelgroep van het wijzigingsbesluit naar aanleiding van de gewijzigde verordening 1099/2008 betreft bedrijven die activiteiten ontplooien op het terrein van energie alsmede het netbeheer ten aanzien van de daarbij gebruikte netwerken. Deze bedrijven verzamelen bij het verrichten van deze activiteiten energie(klant)gegevens, bijvoorbeeld bedrijven die een energiecontract met afnemers voor de levering van elektriciteit afsluiten. Om de doelgroep nader te specificeren zijn de diverse categorieën bedrijven waarbij het CBS de diverse categorieën energie(klant)gegevens kan opvragen, hieronder beschreven:
1. Bedrijven die activiteiten ontplooien op het gebied van het (finaal) energieverbruik van huishoudens van (alle) energieproducten of hiervoor energiesystemen of energiegerelateerde diensten aan afnemers aanbieden en over klantgegevens beschikken (Bijlage A, onderdeel 2.6.3.2, van de gewijzigde verordening 1099/2008). Dit zijn bijvoorbeeld energieleveranciers, maar ook bedrijven die slimme thermostaten en energiemanagers aan afnemers aanbieden en of beheren.
2. Bedrijven die activiteiten ontplooien op het gebied van het energieverbruik van vervoersactiviteiten van (alle) energieproducten of hiervoor energiesystemen of energiegerelateerde diensten aan afnemers leveren en over klantgegevens beschikken (bijlage A, onderdelen 2.6.2 en 2.6.3.2, van de gewijzigde verordening 1099/2008). Dit zijn bijvoorbeeld leveranciers, installateurs en of beheerders van laadpunten, maar ook tankstations die de leveringen van waterstof aan wegvoertuigen aanbieden.
3. Bedrijven die activiteiten ontplooien op het gebied van het energieverbruik in de commerciële en openbare diensten van (alle) energieproducten of hiervoor energiesystemen of energiegerelateerde diensten aan deze afnemers leveren en over klantgegevens beschikken (bijlage A, onderdeel 2.6.3.1, van de gewijzigde verordening 1099/2008). Dit zijn bijvoorbeeld energieleveranciers, maar ook bedrijven die slimme thermostaten en energiemanagers aan afnemers aanbieden en of beheren.
4. Bedrijven die activiteiten ontplooien op het gebied van de productie, omzetting of verbruik van zonne-energie of hiervoor energiesystemen of energiegerelateerde diensten aan afnemers leveren en over klantgegevens beschikken (Bijlage A, onderdeel 3.5.3, van de gewijzigde verordening 1099/2008). Dit zijn bijvoorbeeld bedrijven die zonnepanelen, omvormers of zonneboilers aanbieden of de data van deze energiesystemen beheren.
5. Bedrijven die activiteiten ontplooien op het gebied van productie, omzetting of verbruik van omgevingswarmte, welke door middel van warmtepompen wordt gewonnen en gebruikt en voor energieproductie wordt ingezet, of hiervoor energiesystemen of energiegerelateerde diensten aan afnemers leveren en over klantgegevens beschikken (Bijlage A, onderdeel 3.5.9, van de gewijzigde verordening 1099/2008). Dit zijn bijvoorbeeld warmtepomp leveranciers, installateurs van warmtepompen en beheerders van warmtepompen.
6. Bedrijven die activiteiten ontplooien op het gebied van productie, handel, voorraden, omzetting of verbruik van waterstof of hiervoor energiesystemen of energiegerelateerde diensten aan afnemers leveren (Bijlage A, onderdeel 3.6. en bijlage B, onderdeel 7, van de gewijzigde verordening 1099/2008). Dit zijn bijvoorbeeld waterstof producerende bedrijven.
7. Bedrijven die activiteiten ontplooien op het gebied van de opslag van energieproducten in accu’s (batterijen) die op het netwerk zijn aangesloten en als opslag-/balanceerelement worden gebruikt of hiervoor energiesystemen of energiegerelateerde diensten aan afnemers leveren en over klantgegevens beschikken (Bijlage B, onderdeel 3.2.16, van de gewijzigde verordening 1099/2008). Dit zijn bijvoorbeeld beheerbedrijven van accu’s (batterijen).
8. Bedrijven die activiteiten ontplooien op het gebied van netto-elektriciteitsproductie of nettowarmteproductie voor alleen elektriciteit, warmte en warmtekrachteenheden of hiervoor energiesystemen of energiegerelateerde diensten aan afnemers leveren en over klantgegevens beschikken (Bijlage B, onderdeel 3.2.10, van de gewijzigde verordening 1099/2008). Dit zijn bijvoorbeeld energieleveranciers.
9. Bedrijven die activiteiten ontplooien op het gebied van netto-elektriciteitsproductie of hiervoor energiesystemen of energiegerelateerde diensten aan afnemers leveren en over klantgegevens beschikken (Bijlage B, onderdeel 3.2.11). Dit zijn bijvoorbeeld ook energieleveranciers.
Verordening 2016/1952 is onder meer bedoeld om de transparantie over de kosten en prijzen van energie en ook over de mate van overheidssteun te bevorderen.13 Sinds de inwerkingtreding van verordening 2016/1952 zijn twee uitvoeringsverordeningen14 vastgesteld. Die hebben betrekking op de vorm en wijze van indiening van gegevens door lidstaten.
De verplichtingen om statistieken te produceren en aan de Commissie (Eurostat) te leveren, staan in de artikelen 3 en 5, eerste lid, van de verordening 2016/1952. In de Bijlagen (I en II) van deze verordening, waar in de artikelen 3 en 5 naar verwezen wordt, wordt beschreven welke nationale statistieken moeten worden gerapporteerd. Voor een goede uitvoering van deze Europese statistiekverplichtingen is wijziging van het Besluit nodig zodat de DG CBS conform de drietrapsbenadering bevoegd is om bij de aangewezen bedrijven aangewezen energie(klant)gegevens op te kunnen vragen.
Conform de artikelen 3 en 5, eerste lid, van verordening 2016/1952 heeft het CBS de verplichting om in overeenstemming met Bijlagen I en II statistieken over de prijzen van aardgas en elektriciteit te produceren voor huishoudelijke afnemers en niet-huishoudelijke eindafnemers. Specifieke aanleiding voor dit wijzigingsbesluit is dat deze statistieken in overeenstemming met artikel 3, bijlagen I, onder 6, en II, onder 5, van verordening 2016/1952, over verbruiksvolumes van aardgas en elektriciteit moeten worden uitgesplitst naar de prijzen voor energie en levering, netwerk, belastingen, vergoedingen, heffingen en kosten. Deze statistieken moet het CBS jaarlijks en halfjaarlijks produceren. De artikelen 3, onderdeel e (oud), 5 (oud) en 5a (oud) van het Besluit gaven het CBS reeds de bevoegdheid om klantgegevens over de prijzen, energiebelastingen en vergoedingen van elektriciteit en aardgas bij de aangewezen bedrijven op te kunnen vragen. Volgens de nota van toelichting bij het Besluit vallen onder gegevens betreffende «de omzet, prijzen en tarieven van verkochte goederen en diensten per afnemer en per product» in artikel 3, onderdeel e, namelijk ook klantenbestanden. Daarnaast wordt de term «vergoeding» in de artikelen 5 (oud) en 5a (oud) van het Besluit breed opgevat en vallen hieronder volgens de artikelsgewijze toelichting bij de artikelen 4 tot en met 11 van het Besluit ook belasting en kosten (Stb. 2003, 552, p. 9): «het tarief dat per eenheid wordt betaald, het vastrecht, de netwerkvergoeding, de energiebelasting en de totale vergoeding die in een bepaalde periode is betaald.»
Omdat de verplichting tot het leveren van de voor de uitvoering van de verordening benodigde energie(klant)gegevens niet expliciet uit de tekst van het Besluit zelf bleek en discussies over de bescherming van persoonsgegevens speelden, weigerden bedrijven echter om deze gegevens te verstrekken. Aangezien een expliciete grondslag tot verwerving van deze energie(klant)gegevens (en daarmee een expliciete leveringsverplichting voor bedrijven) met het oog op de bescherming van persoonsgegevens nodig is, wordt deze met het wijzigingsbesluit in het Besluit opgenomen. De term vergoeding wordt met dit wijzigingsbesluit gewijzigd in «de prijzen van aardgas en elektriciteit, waaronder netwerkkosten, belastingen, vergoedingen, heffingen of kosten» (zie artikel I, onderdeel B (artikel 5a, onderdeel a).
Naast deze verduidelijking van de aangewezen gegevens, wordt ook de categorie aangewezen bedrijven verduidelijkt, namelijk «bedrijven die activiteiten ontplooien op het terrein van energieverbruik» wordt expliciet opgenomen in artikel 5a, aanhef, van het Besluit. De overige bepalingen van verordening 2016/1952 behoeven geen aanvullende uitvoering in regelgeving, omdat het CBS met artikel 33 van de CBS-wet en de overige artikelen in het Besluit reeds aan de statistiekverplichtingen van verordening 2016/1952 kan voldoen.
De doelgroep van het wijzigingsbesluit naar aanleiding van verordening 2016/1952 betreft bedrijven die activiteiten ontplooien op het gebied van het energieverbruik, met name de verbruiksvolumes van aardgas of elektriciteit of die energiesystemen of energiegerelateerde diensten aan afnemers leveren en hiervoor een vergoeding vragen, waarvan prijzen voor energie en levering, netwerkkosten, belastingen, vergoedingen, heffingen en kosten deel uitmaken en over klantgegevens beschikken (artikel 3 en bijlagen I, onder 5 en 6, en II, onder 4 en 5, van verordening 2016/1952). Dit zijn bijvoorbeeld energieleveranciers.
Verordening 691/2011 stelt een gemeenschappelijk kader vast voor het verzamelen, samenstellen, toezenden en evalueren van Europese milieu-economische rekeningen (artikel 1 van deze verordening). Sinds de inwerkingtreding van verordening 691/2011 zijn hierin met twee verordeningen15 wijzigingen doorgevoerd.
De verplichtingen voor het CBS om statistieken te produceren en aan de Commissie (Eurostat) te leveren, staan in de artikelen 3 en 6, eerste lid, van de gewijzigde verordening 691/2011. In de Bijlagen I, II en III, waar in artikel 3 naar verwezen wordt, wordt beschreven welke nationale statistieken moeten worden gerapporteerd. Voor een goede uitvoering van deze statistische verplichtingen is wijziging van dit Besluit nodig, zodat de DG CBS conform de drietrapsbenadering bevoegd is om bij de aangewezen bedrijven de benodigde aangewezen energie(klant)gegevens op te vragen.
Het CBS moet op basis van artikel 3, eerste lid, onder b, en Bijlage II, deel 3, van de gewijzigde verordening 691/2011 statistieken produceren over milieugerelateerde belastingen, waaronder het kenmerk energiebelastingen. Deze statistieken moet het CBS jaarlijks produceren. De artikelen 5 en 5a (oud) van het Besluit gaven het CBS reeds de bevoegdheid om klantgegevens over de betaalde energiebelasting op elektriciteit, warmte, (aard)gas, aardolie en aardolieproducten op te vragen bij bedrijven. Net als bij de verplichtingen uit verordening 2016/192 volgt deze bevoegdheid van het CBS uit de term «vergoeding» in de artikelen 5 (oud) en 5a (oud) van het Besluit. Volgens de nota van toelichting bij het Besluit valt onder de term «vergoeding» onder meer «de energiebelasting die in een bepaalde periode is betaald» (Stb. 2003, 552, p. 9). Omdat dit niet expliciet uit de tekst van het Besluit zelf volgde, weigerde een deel van de bedrijven die over deze klantgegevens beschikken om deze gegevens aan het CBS te verstrekken. Deze bedrijven vonden dat met het oog op de bescherming van persoonsgegevens en ter verduidelijking van het Besluit een expliciete grondslag hiervoor in het Besluit nodig was. Om toch aan deze verplichting in de gewijzigde verordening 691/2011 te voldoen, schatte het CBS de energiebelastingen op basis van het fysieke verbruik van energieproducten. Deze schatting combineerde het CBS met tarieven van de Belastingdienst voor energiebelastingen. Dit leidde gelet op bestaande verminderingen en vrijstellingen in de energiebelastingen tot een overschatting. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als een klant bij de inzet van aardgas in warmtekrachtinstallaties de vrijgestelde of verminderde energiebelasting via de energieleverancier laat verrekenen. Voor het CBS is het slechts voor een deel van de vrijstellingen (zoals bij de inzet van warmte-krachtkoppeling) mogelijk om een correctie aan te brengen.
Ter verduidelijking van het Besluit, met het oog op de bescherming van persoonsgegevens en om aan de vereiste statistische kwaliteit16 te (blijven) voldoen, zijn daarom wijzigingen in het Besluit aangebracht. De term «vergoeding» in de artikelen 5 (oud) en 5a (oud) van het Besluit wordt met dit wijzigingsbesluit gewijzigd in energiebelastingen als bedoeld in Bijlage II, deel 3, van de gewijzigde verordening 691/2011 (zie artikel I, onderdeel B, artikel 5a, tweede lid, onderdeel b (nieuw). Naast deze verduidelijking van de aangewezen gegevens wordt ook de categorie aangewezen bedrijven verduidelijkt, namelijk het terrein van energieverbruik wordt expliciet opgenomen in artikel 5a, aanhef, van het Besluit. De overige artikelen van de gewijzigde verordening 691/2011 behoeven geen implementatie, omdat het CBS met artikel 33 van de CBS-wet en de overige artikelen in het Besluit reeds aan de statistieken verplichtingen in de gewijzigde verordening 691/2011 voldoet.
De doelgroep van het wijzigingsbesluit naar aanleiding van de gewijzigde verordening 691/2011 betreft bedrijven die activiteiten ontplooien op het gebied van energieverbruik of die hiervoor energiesystemen of energiegerelateerde diensten aan afnemers leveren en die hiervoor energiebelasting innen en afdragen en die over klantgegevens beschikken (artikel 3, eerste lid, onderdeel b, in samenhang met bijlage II, deel 3, van de gewijzigde verordening 691/2011). Dit zijn bijvoorbeeld energieleveranciers.
De tweede aanpassing van het Besluit betreft zoals genoemd in paragraaf 1 de actualisering van de aanwijzing van categorieën van bedrijven in artikel 2 van het Besluit. In artikel 2 van het Besluit worden de categorieën bedrijven aangewezen, waarbij de DG CBS ingevolge artikel 33, derde lid, van de CBS-wet gegevens kan opvragen. Bij deze categorieën gaat het om bedrijven die activiteiten ontplooien op bepaalde terreinen, zoals landbouw, industrie of onderwijs. De categorieën zijn gebaseerd op Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2027/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PbEU 2006, L 393) (hierna: verordening 1893/2006).
De Europese Commissie heeft een nieuwe versie van de statistische nomenclatuur van economische activiteiten (NACE) in de EU vastgesteld, door een wijziging van Bijlage I van verordening 1893/2006 ingevolge artikel 1 van verordening 2023/137. Om aan de statistiekverplichtingen aan de Commissie (Eurostat) te voldoen, moet het CBS in beginsel vanaf 1 januari 2025 statistieken in lijn met de nieuwe NACE-indeling rapporteren (artikel 2, eerste lid, van verordening 2023/137). Naar aanleiding van de nieuwe NACE-indeling wordt artikel 2 van het Besluit gewijzigd. Daarbij wordt aangesloten bij de NACE-indeling (secties) van de gewijzigde Bijlage I van verordening 1893/2006.
In deze paragraaf wordt met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens ingegaan op diverse aspecten van het wijzigingsbesluit.
Met dit wijzigingsbesluit kan de DG CBS de aangewezen nieuwe benodigde gegevens uit klantenbestanden van de aangewezen bedrijven opvragen. Door de (toegenomen) Europese statistische verplichtingen in de Europese verordeningen is deze uitbreiding van de bevoegdheid van de DG CBS noodzakelijk, zoals toegelicht in paragraaf 2. De verschillende energie(klant)gegevens die deze bedrijven aan het CBS verstrekken, kunnen ook persoonsgegevens van afnemers betreffen die het CBS voor de uitvoering van deze Europese statistische verplichtingen nodig heeft. Het gaat met name om de volgende persoonsgegevens:
– De NAW-gegevens van het gebouw of de locatie waar(in) energieproducten worden verbruikt, geproduceerd, opgeslagen of omgezet of waar energiesystemen geïnstalleerd of in gebruik zijn, of van afnemers van energieproducten waarvoor energiebelastingen betaald worden, voor zover het gaat om een privéwoning of een eenmanszaak. De eerstgenoemde NAW-gegevens heeft het CBS nodig om voor de uitvoering van Europese statistiekverplichtingen vast te stellen of dergelijke gebouwen of locaties een woning of een bedrijf betreffen. Een dergelijk onderscheid is bij het verstrekken van de gegevens door de aangewezen bedrijven niet (altijd) te maken. Verder kan in een woning ook een bedrijf actief zijn; in dat geval moeten de betreffende gegevens zowel aan de woning als het bedrijf worden toegekend.
– Het KvK-nummer van een bedrijf waar energieproducten worden verbruikt, geproduceerd, opgeslagen of omgezet of waar energiesystemen geïnstalleerd of in gebruik zijn of dat energiebelastingen betaalt, voor zover het gaat om eenmanszaak. Dit KvK-nummer heeft het CBS nodig om ter uitvoering van de Europese statistiekverplichtingen te bepalen in welk type sector het bedrijf opereert. Klanten (ofwel afnemers) zijn niet altijd verplicht om bij het afsluiten van een overeenkomst, zoals een energiecontract, met de in het Besluit aangewezen bedrijven het KvK-nummer te verstrekken, waardoor deze aangewezen bedrijven niet altijd over het KvK-nummer van die klanten beschikken. In dat geval valt het CBS voor het bepalen van het type sector terug op de NAW-gegevens van de klant.
– Het kentekennummer van privé-wegvoertuigen die energie verbruiken voor vervoersactiviteiten. Dit is nodig om het energieverbruik van elk type wegvoertuig te kunnen bepalen.
– Het adres of de locatiegegevens van een laadpunt. Die heeft het CBS nodig om op grond van de Europese statistiekverplichtingen vast te kunnen stellen of de (terug)levering van elektriciteit van en naar een wegvoertuig via een private laadpaal verloopt of via een laadpaal op de openbare weg. Indien de (terug)levering van elektriciteit van en naar een wegvoertuig via een private laadpaal verloopt, moet het CBS bij het energieverbruik van een woning onderscheid maken tussen de energie die voor apparaten in de woning gebruikt worden en de energie die voor het opladen van een elektrisch wegvoertuig gebruikt wordt. Als de energie van de accu van een wegvoertuig aan een woning teruggeleverd wordt, moet er onderscheid worden gemaakt tussen het verbruik door het wegvoertuig en het huishouden.
– De gegevens over het energieverbruik van en de energielevering aan een gebouw van een huishouden of een bedrijf. Deze persoonsgegevens heeft het CBS nodig om de verschillende verplichte Europese energiestatistieken te produceren. Dit is de kern van deze statistiekverplichting. Zonder deze gegevens kan het CBS niet voldoen aan de kwaliteitsverplichting die het CBS hierbij heeft.
Deze persoonsgegevens worden op grond van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119) (hierna: AVG) geclassificeerd als gewone persoonsgegevens, omdat deze gegevens veel informatie (kunnen) prijsgegeven over de persoonlijke levenssfeer van een afnemer/betrokkene. Hierdoor zijn de afnemers wier persoonsgegevens het aangaat, (in)direct belanghebbende (ofwel de betrokkenen) bij het wijzigingsbesluit. Specifiek gaat het hierbij om afnemers die goederen en diensten afnemen van de bedrijven die activiteiten ontplooien op het terrein van energie(verbruik), waaronder het netbeheer ten aanzien van de daarbij gebruikte netwerken (hierna: de afnemers). Het CBS heeft, als nationaal statistiekbureau, bij het maken van de energiestatistieken de verplichting om het recht op bescherming van persoonsgegevens en de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens te garanderen zoals voorgeschreven in verordening 223/2009.17 Dit is met het statische beginsel van «statistische geheimhouding» gewaarborgd.18
Uit artikel 6, eerste lid, onder e, van de AVG volgt dat de grondslag voor een rechtmatige verwerking van persoonsgegevens, het verwerken van persoonsgegevens ten behoeve van de vervulling van een taak van algemeen belang kan zijn. Het algemeen belang dient vastgesteld te zijn in Unierecht of nationale recht dat op de verwerkingsverantwoordelijke van toepassing is (artikel 6, derde lid, van de AVG). In het algemeen kan worden gesteld dat het CBS met de uitoefening van zijn taak een zwaarwegend algemeen belang dient (Kamerstukken II 2001/02, 28 277, nr. 3, p. 33). Deze taak is tevens vastgesteld in Unierecht en nationale wet- en regelgeving, respectievelijk in artikel 5 van de verordening 223/2009 en de artikelen 3 en 4 van de CBS-wet, namelijk de productie en het niet herleidbaar naar één persoon of een zeer homogene groep openbaar maken van statistieken die volgen uit diverse Europese statistiek- verordeningen. Voor de uitvoering van de (nieuwe) statistiekverplichtingen die volgen uit de gewijzigde verordening 1099/2008, verordening 2016/1952 en de gewijzigde verordening 691/2011, heeft het CBS nieuwe energie(klant)gegevens met persoonsgegevens van de aangewezen bedrijven nodig. Dit wijzigingsbesluit is dus nodig voor de vervulling van de taak van algemeen belang die het CBS heeft en daarmee is het rechtmatig om persoonsgegevens te kunnen verwerken. In artikel 15 van de CBS-wet is bepaald dat het CBS jaarlijks een werkprogramma vaststelt en dat de Minister van Economische Zaken dit werkprogramma moet goedkeuren. De Minister mag alleen goedkeuring weigeren als het werkprogramma niet past binnen de financiële en organisatorische voorwaarden die zijn opgenomen in zijn met de ministerraad afgestemde standpunt (artikel 15, zesde lid, van de CBS-wet). Daarnaast bepaalt de DG CBS op basis van artikel 18 van de CBS-wet de methoden waarmee de in de werk- en meerjarenprogramma's opgenomen onderzoeken worden uitgevoerd en de wijze waarop de resultaten van die onderzoeken openbaar worden gemaakt. Ook is het CBS als zelfstandig bestuursorgaan, door de toepasselijkheid van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, met openbaar gezag bekleed en niet hiërarchisch ondergeschikt aan de Minister. Op grond van deze wettelijke bepalingen kan vastgesteld worden dat het CBS na de ontvangst van energie(klant)gegevens met persoonsgegevens verwerkingsverantwoordelijke is en niet verwerker (artikel 4, zevende lid, AVG). Daarnaast is het CBS de ontvanger van de betreffende persoonsgegevens die de aangewezen bedrijven op verzoek van het CBS verstrekken. Daarmee past dit wijzigingsbesluit binnen de reikwijdte van artikel 6, eerste lid, onder e, en derde lid, van de AVG, waarin de voorwaarden van rechtmatige verwerking van persoonsgegevens zijn beschreven. Het wijzigingsbesluit (de artikelen 5 (nieuw) en 5a (nieuw), in samenhang met artikel 33, derde en vierde lid, van de CBS-wet, geeft de bevoegdheid aan de DG CBS om bij de aangewezen bedrijven de aangewezen energie(klant)gegevens op te kunnen vragen. De DG CBS heeft daarnaast de bevoegdheid om in geval van geen respons een bestuurlijke boete of last onder dwangsom op te kunnen leggen (de artikelen 43, 51 en 52 van de CBS-wet). Hierdoor zijn de aangewezen bedrijven verplicht om op verzoek van de DG CBS de aangewezen energie(klant)gegevens met persoonsgegevens, te verstrekken. Dit is een wettelijke verplichting voor de aangewezen bedrijven als verwerkingsverantwoordelijke als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder c, en lid 3 van de AVG. Daarmee passen de gegevensverwerkingen van de aangewezen bedrijven naar aanleiding van dit wijzigingsbesluit binnen de reikwijdte van artikel 6, eerste lid, onder c, en derde lid, van de AVG, waarin de voorwaarden van rechtmatige verwerking van persoonsgegevens zijn beschreven.
Voor dit wijzigingsbesluit is een Data Protection Impact Assessment (hierna: DPIA) uitgevoerd. Met behulp hiervan is de noodzaak onderzocht van de verwerking van de aangewezen energie(klant)gegevens met persoonsgegevens en zijn op gestructureerde wijze de gevolgen en risico’s van de beoogde verwerkingen van persoonsgegevens in kaart gebracht. Hierbij is in het bijzonder aandacht besteed aan de beginselen van geschiktheid (doelbinding), dataminimalisatie, rechtszekerheid (reikwijdte en voorspelbaarheid), proportionaliteit en subsidiariteit. Uiteraard is hiernaast in de DPIA aandacht besteed aan de overige vereisten uit de AVG, zoals het vereiste van een goede (technische en organisatorische) beveiliging, de bewaartermijn en de waarborging van de rechten van de betrokkenen (oftewel de afnemers). Op deze vereisten wordt hieronder kort ingegaan.
De aangewezen energie(klant)gegevens met persoonsgegevens die de aangewezen bedrijven op basis van het wijzigingsbesluit aan het CBS verstrekken, worden in eerste instantie voor andere doeleinden verzameld door deze bedrijven. Die doeleinden zijn bijvoorbeeld het beheren van de eigen administratie en het bijhouden van klantbestanden met de adressen van de afnemers waarmee deze bedrijven een contract hebben. Ook worden de energiegegevens bijvoorbeeld met de inzet van een energiemanager of een slimme thermostaatmeter, in de vorm van een dienst, voor de afnemers verzameld en inzichtelijk gemaakt. Zoals in paragraaf 3.1 is beschreven, biedt het wijzigingsbesluit zowel voor het CBS (artikel 6, eerste lid, onder e, en derde lid, van de AVG) als voor de aangewezen bedrijven (artikel 6, eerste lid, onder c, en derde lid, van de AVG) een grondslag om bij de verstrekking en ontvangst van de energie(klant)gegevens de daar bijhorende persoonsgegevens rechtmatig te verwerken.
Ten aanzien van de proportionaliteit moet worden beoordeeld of de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als gevolg van de verwerking van persoonsgegevens evenredig is met het belang van de verwerkingsdoeleinden die volgen uit het wijzigingsbesluit. Als geen sprake is van evenredigheid, dient te worden beoordeeld of door het nemen van compenserende maatregelen de evenredigheid kan worden hersteld. Het verwerkingsdoel dat uit dit wijzigingsbesluit volgt, is reeds in de paragrafen 2.2, 2.3.1, 2.3.2 en 2.3.3 toegelicht en in paragraaf 3.1 is de rechtmatige verwerking van persoonsgegevens die daaruit voortvloeit, toegelicht. Tevens beschrijven de paragrafen 2.3.1, 2.3.2, 2.3.3 en 3.1 waarom de betreffende persoonsgegevens onmisbaar en noodzakelijk zijn om aan de statistiekverplichtingen te voldoen. Verder wordt bij de uitvoering van dit wijzigingsbesluit, ten behoeve van de productie van Europese energiestatistieken door het CBS, op de volgende punten een evenredige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen:
– Artikel 3 van de CBS-wet bepaalt als onderdeel van de wettelijke taak van het CBS «het openbaar maken van de samengestelde statistieken». De openbaarmaking van statistieken in het kader van dit wijzigingsbesluit kan in beginsel een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen met zich brengen. Om de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen te beschermen bepaalt artikel 37, derde lid, van de CBS-wet dat de publicatie van de door het CBS ter uitvoering van de wettelijke taak ontvangen statistische gegevens enkel mogelijk is indien de gegevens nooit te herleiden zijn naar één persoon of een zeer homogene groep van personen.
– Het CBS kan de persoonsgegevens die het CBS ontvangt op basis van dit wijzigingsbesluit aan andere persoonsgegevens waarover het CBS reeds beschikt koppelen, al dan niet ter uitvoering van andere EU-verordeningen. Door dit wijzigingsbesluit kan het CBS over meer identificerende gegevens van personen beschikken. De inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen wordt hierdoor groter. Om hierbij de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen te beschermen, moet het CBS op basis van het statistische beginsel «statistische geheimhouding» en op grond van artikel 37, eerste lid, van de CBS-wet de persoonsgegevens die het CBS op basis van dit wijzigingsbesluit ontvangt, beschermen en deze mogen slechts voor statistische doeleinden gebruikt worden. Op grond van artikel 37, tweede lid, worden de gegevens niet verstrekt aan anderen dan degenen die belast zijn met de uitvoering van de taak van het CBS.
– In afwijking daarvan kan het CBS op verzoek (slechts) aan enkele partijen indirect identificeerbare (gepseudonimeerde) statistische persoonsgegevens, en daarmee dus ook de ontvangen energie(klant)gegevens die het CBS op basis van dit wijzigingsbesluit ontvangt, (tijdelijk) beschikbaar stellen, bijvoorbeeld aan onderzoekers. Het wijzigingsbesluit heeft geen betrekking op de wijze waarop het CBS deze energie(klant)gegevens aan deze partijen verstrekt. De kaders en voorwaarden die daarvoor gelden volgen uit de artikelen 39 tot en met 42 van de CBS-wet. Hierbij willigt de DG CBS een dergelijk verzoek slechts in indien naar het oordeel van de DG CBS door de betreffende partij passende maatregelen zijn genomen om herkenning van afzonderlijke personen, huishoudens, ondernemingen of instellingen te voorkomen.
Op basis van het bovenstaande is in het kader van dit wijzigingsbesluit voorzien in zodanige waarborgen dat de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen niet onevenredig wordt geschaad en kan geconcludeerd worden dat de gegevensverwerkingen die uit dit wijzigingsbesluit volgen, ten aanzien van de nagestreefde verwerkingsdoeleinden proportioneel zijn. De motivering daarvoor is dat iedere te onderscheiden handeling met betrekking tot de persoonsgegevens deel uitmaakt van het geheel aan handelingen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de taak van het CBS, inhoudende de productie en het openbaar maken van Europese statistieken. Daarbij worden de rechten van betrokkenen zoveel mogelijk beschermd.
Het subsidiariteitsbeginsel ziet op de vraag of de verwerkingsdoeleinden van dit wijzigingsbesluit in redelijkheid niet met andere, voor de betrokkenen minder ingrijpende middelen kunnen worden bereikt. In de uitvoering past het CBS het statistische proces en de drietrapsbenadering toe zoals beschreven in de paragrafen 2.1 en 2.2. In het statistische proces wordt standaard afgewogen of hetzelfde resultaat met een andere handeling (bijvoorbeeld in het kader van minder regeldrukeffect voor bedrijven, of door minder gedetailleerde gegevens bij de aangewezen bedrijven op te vragen of met een ander minder vergaand middel) kan worden behaald. Zoals eerder in de paragrafen 2.2 (tweede en derde alinea), 2.3.1, 2.3.2 en 2.3.3 beschreven, zijn reeds alternatieve werkwijzen onderzocht om te kunnen voldoen aan de Europese statistische verplichtingen voor energie. Hieruit blijkt dat het CBS voor het uitvoeren van statistische verplichtingen uit de Europese verordeningen, anders dan dit wijzigingsbesluit, geen andere, minder vergaande, middelen tot zijn beschikking heeft die even effectief zijn. Daarmee kan worden vastgesteld dat de gegevensverwerkingen naar aanleiding van dit wijzigingsbesluit ten opzichte van de verwerkingsdoeleinden subsidiair zijn.
Om bij de uitvoering van dit wijzigingsbesluit de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen zo veel mogelijk te beschermen kan de DG CBS als uitwerking van de norm dataminimalisatie (artikel 5, eerste lid, onder c, AVG) voor de Europese statistiekverplichtingen enkel de in het wijzigingsbesluit aangewezen energie(klant)gegevens opvragen bij de aangewezen categorieën bedrijven. Paragraaf 2 geeft een nadere toelichting op de reikwijdte van deze bevoegdheid van de DG CBS. Verder waarborgt het CBS in het kader van het statistische beginsel «statistische geheimhouding» (artikel 2, onder e, van verordening 223/2009) ook dat de aangewezen energie(klant)gegevens die bij de aangewezen bedrijven opgevraagd kunnen worden slechts de persoonsgegevens bevatten die voor de uitvoering van de Europese statistiekverplichtingen noodzakelijk en onmisbaar zijn. Voor de productie van de energiestatistieken worden de meeste energie(klant)gegevens eenmaal per jaar opgevraagd bij de aangewezen bedrijven en een enkele keer halfjaarlijks of per maand. Dit is conform de statistiekverplichtingen in de Europese verordeningen (zie de paragrafen 2.3.1, 2.3.2 en 2.3.3).
Voor de aangewezen energie(klant)gegevens (de ruwe bestanden) die de DG CBS op grond van het wijzigingsbesluit bij de aangewezen bedrijven opvraagt, wordt een maximale bewaartermijn van 2,5 jaar na afloop van het verslagjaar waarop de energie(klant)gegevens betrekking hebben, aangehouden. Dit betekent dat de energie(klant)gegevens met persoonsgegevens na de termijn van 2,5 jaar vernietigd of gepseudonimiseerd (ofwel als microdata) bewaard worden. De grondslag voor deze duur van 2,5 jaar is gebaseerd op de «Selectielijst van het CBS»19 Deze Selectielijst is op 6 juli 2021 in de Staatscourant (Stcrt. 2021, 34311) gepubliceerd. Via de privacy audits die door een externe auditor uitgevoerd worden, komen ook aspecten van informatiebeveiliging, toezicht op de bewaartermijn en de vernietiging of archivering van gegevens aan de orde.
Het CBS treft diverse generieke organisatorische maatregelen waardoor bij de verwerkingen van persoonsgegevens die uit dit wijzigingsbesluit voortvloeien de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen zo veel mogelijk zal worden beschermd. Zo vallen alle gegevensverwerkingen van het CBS op grond van de criteria die in het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie 2013 (VIRBI 2013) zijn genoemd onder het vertrouwelijkheidsniveau Departementaal Vertrouwelijk (Dep.V.). Ook neemt het CBS maatregelen om de risico’s van de gegevensverwerkingen te beheersen. Specifiek voor dit wijzigingsbesluit geldt dat voorafgaand aan gegevensverwerkingen voor de statistiekproductie een risicoanalyse wordt uitgevoerd op de privacy- en beveiligingsaspecten. Doel van deze analyse is om vast te stellen of voldoende maatregelen zijn genomen om risico’s, op het gebied van privacybescherming en informatiebeveiliging, tot een aanvaardbaar niveau te reduceren.
Op grond van de AVG hebben de betrokkenen een aantal rechten met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens. De wijze waarop het CBS bij de uitvoering van de wettelijke taak deze rechten van betrokkenen waarborgt staat beschreven in het privacybeleid van het CBS dat op de website20 van het CBS is gepubliceerd. Hierin staat beschreven hoe het CBS over het algemeen bij de uitvoering van de wettelijke taak omgaat met de rechten van betrokkenen. De verwerkingen van persoonsgegevens die het wijzigingsbesluit mogelijk maakt vallen hier ook onder.
Uitgangspunt in verordening 223/2009 en de CBS-wet (drietrapsbenadering), zoals toegelicht in paragraaf 2.1, is dat het CBS bij de productie van kwalitatieve statistieken de regeldrukeffecten voor bedrijven zoveel mogelijk beperkt.
Aanleiding voor dit wijzigingsbesluit is, zoals genoemd in paragraaf 2, de (nieuwe) verplichtingen in de gewijzigde verordening 1099/2008, de verordening 2016/1952 en de gewijzigde verordening 691/2011. Voor de uitvoering van deze Europese statistiekverordeningen en de wettelijke taak van het CBS kan de DG CBS met dit wijzigingsbesluit de aangewezen energie(klant)gegevens kosteloos opvragen bij aangewezen bedrijven, die over energie(klant)gegevens van afnemers (waaronder huishoudens) beschikken (artikel 33, derde en vierde lid, van de CBS-wet). De DG CBS kan met het wijzigingsbesluit geen gegevens bij huishoudens zelf opvragen. Hieronder zijn de gevolgen van de regeldruk voor de aangewezen bedrijven beschreven.
Op grond van artikel 3, onderdeel r (oud), van het Besluit kon via additionele een-op-een verplichte enquêtes een deel van de benodigde gegevens voor de (nieuwe) energiestatistieken bij de in artikel 2 aangewezen bedrijven, dus direct bij de bedrijven zelf, worden opgevraagd. Door de (gewijzigde) Europese energiestatistiekverplichtingen is dit geen optie, omdat het verwerven van gegevens via additionele een-op-een verplichte enquêtes de benodigde energie(klant)gegevens niet garandeert. Met de inzet van additionele een-op-een verplichte enquêtes zijn deze benodigde energie(klant)gegevens namelijk niet toereikend, niet tijdig genoeg beschikbaar of van onvoldoende kwaliteit. Daarom nopen de Europese statistiekverplichtingen tot aanpassingen in het Besluit zodat de bevoegdheid van de DG CBS om meer energie(klant)gegevens op te kunnen vragen uitgebreid wordt, zoals toegelicht in paragraaf 2.
Op grond van artikel 5 (nieuw) en 5a (nieuw) van het Besluit krijgt de DG CBS uitbreiding van de bevoegdheid om bij de aangewezen bedrijven met klantenbestanden meer en nieuwe gedetailleerde energie(klant)gegevens op te kunnen vragen. Dit leidt tot een toename van de regeldruk voor deze aangewezen bedrijven. Het opvragen van deze energie(klant)gegevens via additionele een-op-een verplichte enquêtes bij bedrijven en burgers zelf op grond van artikel 3, onderdeel r (oud), van het Besluit zou – naast de bezwaren van bedrijven zoals toegelicht in paragraaf 2.2 – een enorme verzwaring van de regeldrukkosten betekenen, namelijk afgerond 405.000 euro per jaar. Met dit wijzigingsbesluit kan de DG CBS de benodigde energie(klant)gegevens opvragen bij een kleinere groep bedrijven met klantenbestanden van afnemers. Dit betekent ook dat het CBS gegarandeerd aan de Europees statistiekverplichtingen kan voldoen en dat de regeldrukkosten voor de kleinere groep bedrijven met klantenbestanden vele malen lager zijn (ongeveer 11 keer). Opgemerkt wordt dat het CBS, om de hoge mate van regeldrukkosten voor bedrijven te voorkomen, tot nu toe geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om op grond van artikel 3, onderdeel r (oud), van het Besluit energie(klant)gegevens via additionele een-op-een verplichte enquêtes bij bedrijven en burgers zelf, op te vragen. Om toch aan de Europees statistiekverplichtingen te voldoen heeft het CBS, zoals toegelicht in de paragrafen 2.3.1, 2.3.2 en 2.3.3, andere methodes toegepast die niet bijdragen aan de kwaliteit van de statistieken. Alhoewel dit wijzigingsbesluit ten opzichte van de huidige situatie tot een toename van de regeldruk voor de aangewezen bedrijven leidt, is deze toename ten opzichte van de inzet van een-op-een enquêtes die een enorme verzwaring van de regeldrukkosten tot gevolg zou hebben, beperkt in omvang. De volgende alinea’s gaan hier verder op in.
Het CBS schat in dat na doorvoering van dit wijzigingsbesluit bij ongeveer 50 bedrijven, van de in paragrafen 2.3.1, 2.3.2 en 2.3.3 (laatste alinea’s) beschreven doelgroep, de benodigde energie(klant)gegevens opgevraagd kunnen worden. Dit betreft bijvoorbeeld energieleveranciers van aardgas, elektriciteit, warmte en waterstof, bedrijven die over klantgegevens beschikken van energiesystemen zoals zonne-energieinstallaties, warmtepompen en accu’s, en bedrijven die laadpalen beheren en over klantgegevens beschikken. Voor de productie van de energiestatistieken bepaalt het CBS of en bij welke in het Besluit aangewezen bedrijven met klantenbestanden de DG CBS de benodigde energieklantgegevens zal opvragen. Dit wordt in de voorbereiding van de uitvraag op basis van het advies van methodologen van het CBS vastgesteld. Hierbij weegt het aantal energieklantgegevens waarover een bedrijf beschikt mee. Bedrijven met «grote»21 klantbestanden hebben vaak goede kennis over de data waarover zij beschikken. Daardoor kost het hen verhoudingsgewijs minder inspanning om de benodigde energie(klant)gegevens van voldoende kwaliteit desgevraagd te verstrekken dan (kleine) bedrijven die over «kleine» klantbestanden beschikken. Daarom hanteert het CBS een werkwijze waarbij het CBS de aangewezen benodigde energie(klant)gegevens zoveel als nodig opvraagt bij de aangewezen bedrijven die over «grote» klantbestanden beschikken en of over klantenbestanden beschikken die een groot deel van de Nederlandse burgers en bedrijven representeren. Aanvullend daarop kan het CBS bij de overige aangewezen bedrijven steekproefsgewijs energie(klant)gegevens opvragen. Hierbij bestaat de mogelijkheid om te rouleren tussen groepen partijen die om en om bevraagd kunnen worden. Bijvoorbeeld in 2023 waren er circa 60 energieleveranciers met een leveringsvergunning actief.22 Om voor een bepaald deel van de energiestatistieken de kwaliteit te borgen, die nodig is op grond van de EU-verordeningen, en het regeldrukeffect van bedrijven zoveel mogelijk te beperken heeft het CBS voor de productie van deze energiestatistieken aangenomen dat het opvragen van energie(klant)gegevens bij 10 van deze 60 energieleveranciers voldoende is. Bij de bedrijven met grote klantenbestanden is al sprake van een hoge mate van digitalisering en daarom zijn gegevens door zulke partijen naar verwachting relatief eenvoudig te ontsluiten. Bijvoorbeeld bedrijven uit de zonnepanelen-branche delen al digitaal gegevens over de opbrengst van zonnepanelen met de klanten.
Met het advies van de methodologen en deze werkwijze beperkt het CBS niet alleen de eenmalige kosten die aangewezen bedrijven voor het inregelen van de eerste oplevering van de opgevraagde energie(klant)gegevens maken. Het CBS beperkt hiermee ook de mogelijkheid dat meerdere aangewezen bedrijven, die over dezelfde energie(klant)gegevens beschikken deze (dubbel) moeten verstrekken. Bijvoorbeeld een energieleverancier of een zonnepaneel-installateur die beiden over de verbruiksgegevens van de opgewekte zonne-energie van een huishouden of een bedrijf beschikken.
Het CBS zal over een deel van de benodigde energie(klant)gegevens niet beschikken. Dit komt doordat het CBS zoals hierboven toegelicht niet bij alle aangewezen bedrijven de benodigde aangewezen energie(klant)gegevens opvraagt en de energiegegevens van sommige burgers en bedrijven niet via elektronische meters zijn vastgelegd (maar bijvoorbeeld via de analoge energiemeter, de voorloper van de slimme energiemeter). Dit onbekende deel van de benodigde energie(klant)gegevens schat het CBS op basis van het bekende deel van de energie(klant)gegevens en statistisch onderbouwde methoden bij.
Zoals eerder toegelicht heeft de DG CBS de uitbreiding van de bevoegdheid om de aangewezen energie(klant)gegevens bij de aangewezen bedrijven op te kunnen vragen nodig om aan de Europese statistiekverplichtingen te voldoen. Naar aanleiding van dit wijzigingsbesluit zullen sommige bedrijven verhoudingsgewijs meer belast worden met een groter deel van de regeldruk. Het gaat dan met name om bedrijven die activiteiten ontplooien op het gebied van de productie, omzetting of het verbruik van zonne-energie, of bedrijven die hiervoor energiesystemen en energiegerelateerde diensten aan afnemers leveren en over klantgegevens beschikken. Desalniettemin dienen alle aangewezen categorieën bedrijven naar aanleiding van dit wijzigingsbesluit op grond van artikel 33, vierde lid, van de CBS-wet op verzoek van de DG CBS kosteloos de aangewezen gegevens te verstrekken. Verordening 223/2009, de gewijzigde verordening 1099/2008, de verordening 2016/1952 en de gewijzigde verordening 691/2011 schrijven namelijk niet voor dat het CBS verplicht is om (Europese) compenserende vergoedingen aan de aangewezen bedrijven te verstrekken. Bovendien is hiervoor geen Europese voorziening ingericht. Dit neemt niet weg dat het uitgangspunt van dit wijzigingsbesluit is om de regeldrukeffecten voor alle aangewezen bedrijven zoveel mogelijk te beperken. Dit uitgangspunt wordt naar aanleiding van artikel 2, onderdeel f, van verordening 223/2009 (statistisch beginsel van kosteneffectiviteit) onder meer met de eerdergenoemde drietrapsbenadering gewaarborgd. Daarnaast spant het CBS zich op diverse manieren in om de regeldruk voor de aangewezen bedrijven zoveel mogelijk te beperken.23 Dat doet het CBS bijvoorbeeld door in samenwerking met de bedrijven de gegevens die het CBS opvraagt zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij wat de aangewezen bedrijven administreren. Verder breidt het CBS de mogelijkheden voor geautomatiseerde leveringen van gegevens vanuit de bedrijfsadministraties continue uit.
Volgens een ruwe inschatting van het CBS zal de eerste oplevering van de aangewezen energie(klant)gegevens door de aangewezen bedrijven op basis van dit wijzigingsbesluit vijfmaal zoveel tijd kosten als de periodiek terugkerende levering in de daaropvolgende jaren. Het CBS schat in dat het een bedrijf voor deze eerste oplevering van gegevens 5 tot 40 uur kost om de benodigde energie(klant)gegevens te verstrekken, afhankelijk van de complexiteit van de dataset van het bedrijf. Aangezien de aangewezen bedrijven volgens de verwachtingen van het CBS voor de eerste oplevering van de aangewezen energie(klant)gegevens geen investeringskosten zullen maken, bevat deze een tijdsbesteding van 5 tot 40 uur inclusief alle overige nalevingskosten zoals het aanpassen van ICT-systemen en het betrekken van interne of externe adviseurs. Voor oplevering van de aangewezen energie(klant)gegevens in de opvolgende keren schat het CBS in dat het een bedrijf 1 tot 8 uur per levering kost om de benodigde aangewezen energie(klant)gegevens te verstrekken. Ook dit is inclusief alle nalevingskosten voor het eventueel aanpassen van ICT-systemen en het betrekken van interne of externe adviseurs. De totale tijdsbesteding van de aangewezen bedrijven voor het verstrekken van de aangewezen energie(klant)gegevens in de opvolgende keren komt uit op afgerond 780 uur per jaar (zonder wijzigingsbesluit komt dit uit op afgerond 12.440 uur per jaar). De afgeronde 780 uur is berekend door voor elk van de aangewezen categorieën energie(klant)gegevens24 het aantal aangewezen bedrijven bij wie het CBS gegevens kan opvragen te vermenigvuldigen met het aantal uur dat dit hen bij het verstrekken van de gegevens per jaar kost (1 tot 8 uur) en de frequentie van aanlevering (maand of jaar). Hierna zijn de totalen van de tijdsbestedingen door de aangewezen bedrijven voor het verstrekken van de energie(klant)gegevens opgeteld. Bij een standaarduurtarief van 47 euro (conform Handboek meting regeldrukkosten) komen de regeldrukkosten voor deze bedrijven bij de opvolgende verstrekking van gegevens in totaal op afgerond 37.000 euro per jaar (door vermenigvuldiging van het tarief met het aantal uur). Omdat de eerste oplevering van de opgevraagde energie(klant)gegevens door de aangewezen bedrijven (op basis van het wijzigingsbesluit) vijfmaal zoveel tijd kost als de opvolgende leveringen, zijn de regeldrukkosten voor deze bedrijven in het initiële jaar afgerond 89.000 euro (en afgerond op 1.000 euro).
Zonder het wijzigingsbesluit zou de DG CBS via vele een-op-een (vrijwillige) enquêtes bij bedrijven en burgers een deel van de benodigde energiegegevens kunnen opvragen met een verhoogd regeldrukeffect van afgerond 405.000 euro per jaar (11,1 maal hoger dan met het wijzigingsbesluit) als gevolg. Hierbij is uitgegaan van een totale tijdsbesteding van afgerond 12.440 uur per jaar voor het verstrekken van de aangewezen energie(klant)gegevens in de opvolgende keren door de aangewezen bedrijven en een tijdsbesteding van 0,25 tot 0,5 per levering. Hierna is het totaal van de tijdsbesteding door de aangewezen bedrijven voor het verstrekken van de energie(klant)gegevens opgeteld. Het standaarduurtarief bedraagt (conform Handboek meting regeldrukkosten) 47 euro per uur voor bedrijven en 17 euro per uur voor burgers. De een-op-een enquêtes zouden zowel naar bedrijven als burgers worden verstuurd. Bij het berekenen van de regeldrukkosten is een tarief van 17 of 47 euro per uur gebruikt of van 32 euro per uur voor enquêtes die zowel aan bedrijven als burgers zouden worden voorgelegd. Voor de opvolgende oplevering van gegevens komen de regeldrukkosten hiermee zodoende in totaal uit op afgerond 405.000 euro per jaar. Zonder het wijzigingsbesluit geldt ook dat de eerste oplevering van de opgevraagde energie(klant)gegevens door de aangewezen bedrijven vijfmaal zoveel tijd kost als de opvolgende leveringen. Hierdoor zijn de regeldrukkosten voor deze bedrijven in het initiële jaar afgerond 1.401.000 euro zijn (en afgerond op 1.000 euro).
De regeldrukkosten zijn hierboven berekend door een vermenigvuldiging van de kosten per handeling maal het aantal handelingen per jaar. Voor de energie(klant)gegevens verschillen de kosten per uitvraag en het aantal uitvragen per jaar. Samenvattend kan geconcludeerd worden dat dit wijzigingsbesluit door het verstrekken van gegevens in de opvolgende keren leidt tot jaarlijks terugkerende regeldrukkosten van afgerond 37.000 euro per jaar, dit is inclusief alle nalevingskosten. Zonder het wijzigingsbesluit zouden de regeldrukkosten voor oplevering van de aangewezen energie(klant)gegevens in de opvolgende keren oplopen tot afgerond 405.000 euro per jaar inclusief alle nalevingskosten. Dit is 11,1 maal hoger dan de regeldrukkosten die zijn verbonden aan het wijzigingsbesluit. De regeldrukkosten van de opleveringen in het eerste jaar bedragen met en zonder wijzigingsbesluit respectievelijk afgerond 89.000 en 1.401.000 euro per jaar.
De actualisering van de aanwijzing van categorieën van bedrijven in artikel 2 van het Besluit kent in zijn geheel geen regeldrukeffect voor bedrijven. Dit leidt immers niet tot een uitbreiding of beperking van de aangewezen bedrijven of de aangewezen gegevens om aan de Europese statistiekverplichtingen te voldoen.
Uitgangspunt van een MKB-toets bij Europese wet- en regelgeving is dat deze zo vroeg mogelijk in de voorbereidende fase wordt uitgevoerd (Kamerstukken II 2018/19, 32 637, nr. 360, p. 2). Op deze manier kan de uitkomst van de MKB-toets worden betrokken bij de Nederlandse stellingname ten aanzien van het Europese voorstel, zodat waar nodig vroegtijdig in het Europese besluitvormingsproces kan worden geïntervenieerd. Omdat de verplichting om een MKB-toets uit te voeren sinds 2017 van toepassing is, is voor verordening 1099/2008, verordening 2016/1952 en verordening 691/2011 geen MKB-toets uitgevoerd. Daarnaast is in de voorbereidende fase van de gewijzigde verordeningen voor de uitvoering van de gewijzigde verordening 1099/2008, de verordening 2016/1952 en de gewijzigde verordening 691/2011 het realiseren van wezenlijke aanpassingen niet meer mogelijk voor een lidstaat. Daarmee is het nut en de noodzaak van een MKB-toets in deze fase beperkt. Om deze reden is voor dit wijzigingsbesluit geen MKB-toets uitgevoerd.
Het CBS heeft de uitvoerbaarheid, naleving en handhaafbaarheid van dit wijzigingsbesluit geanalyseerd, inclusief de bijbehorende financiële gevolgen. Tevens zijn eventuele benodigde aanpassingen in informatiesystemen en de daaruit voortvloeiende financiële gevolgen geanalyseerd. In deze paragraaf komen de uitkomsten en analyse van het CBS aan bod.
Dit wijzigingsbesluit verruimt de bevoegdheid van de DG CBS om, voor de uitvoering van de Europese statistiekverordeningen op het terrein van energie, bij de aangewezen bedrijven meer gedetailleerdere gegevens uit klantenbestanden op te vragen. De verwachting is dat dit niet tot een toename van financiële kosten voor het CBS zal leiden. Het CBS heeft voor de uitvoering van dit wijzigingsbesluit dus geen additionele middelen nodig. Dit komt doordat het CBS voor de uitvoering van dit wijzigingsbesluit reeds over voldoende capaciteit beschikt, de ICT-voorzieningen voldoende zijn toegerust en de benodigde automatisering en werkprocessen voorhanden zijn. Een ander belangrijk aspect is dat het CBS binnen de wettelijke kaders (waaronder de drietrapsbenadering van artikel 33 van de CBS-wet) de methoden bepaalt waarmee de Europese statistieken geproduceerd worden. Hierdoor heeft het CBS binnen die kaders ruimte om, bij de productie van de nieuwe verplichte energiestatistieken, financiële consequenties mee te wegen.
Het toezicht op en de handhaving van de verplichtingen betreffende energiestatistieken uit het wijzigingsbesluit voor de bedrijven wordt door het CBS uitgevoerd. De DG CBS beschikt hiertoe over de handhavingsbevoegdheden zoals opgenomen in de artikelen 43, 51 en 52 van de CBS-wet. Deze geven de DG CBS de mogelijkheid tot het opleggen van een last onder dwangsom of bestuurlijke boete aan de overtreder in het geval van het niet naleven van de responsverplichting. De hoogte van deze sancties wordt bepaald aan de hand van de Tarieventabel Handhaving CBS (Stcrt. 2024, 11231).
Dit wijzigingsbesluit voegt, in het kader van toezicht en handhaving, geen nieuwe taken of verantwoordelijkheden toe aan het takenpakket van het CBS. De verwachting is dat de aangewezen bedrijven in grote mate op verzoek van het CBS de ingevolge dit wijzigingsbesluit aangewezen energie(klant)gegevens zullen verstrekken. Het niet-verstrekken van de opgevraagde energie(klant)gegevens door de aangewezen bedrijven kan het voldoen aan de kwaliteitseisen bij Europese verplichte statistieken nadelig beïnvloeden. Dergelijke risico’s van het niet-naleven acht het CBS klein.
Dit wijzigingsbesluit leidt door de toename van het opvragen van gegevens bij bedrijven met klantenbestanden tot een beperkte toename van de handhaving door het CBS. Desondanks is dit wijzigingsbesluit het meest efficiënt en effectief uit het oogpunt van handhaving. De reden daarvoor is dat dit, in verhouding tot de handhaving van de energie(klant)gegevens die door middel van een-op-een steekproef enquêtes en op basis van artikel 3 (oud) van het Besluit bij meer bedrijven zelf worden opgevraagd, minder handhaving vergt. Daarnaast worden voor de handhaving van dit wijzigingsbesluit naar verwachting nauwelijks extra kosten verwacht. Dit komt doordat de handhaving aansluit bij een bestaand proces en bestaande werkwijzen van het CBS en de kosten van eventuele extra handhavingsinspanningen ten dele worden gecompenseerd door de opbrengsten daarvan.
Het wijzigingsbesluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: ATR) en de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP). De volgende paragrafen gaan hierop in.
In het advies van 9 oktober 2024, kenmerk 2024-U111, adviseert het ATR om het voorstel van het wijzigingsbesluit in te dienen nadat met de adviespunten rekening is gehouden.
Ten eerste merkt het ATR op dat de noodzaak van dit wijzigingsbesluit overtuigend is toegelicht. De mate van complexiteit en gedetailleerdheid van de Europese eisen ligt niet ter toetsing voor, zo merkt het ATR op. Op basis van deze opmerking zijn dan ook geen wijzigingen aangebracht in het wijzigingsbesluit en de nota van toelichting. Hoofdstuk 1 (laatste alinea) van de nota van toelichting licht deze complexiteit en uitgebreidheid van de Europese statistiekverordeningen toe en daarnaast is een uitgebreide toelichting op de aangebrachte wijzigingen in het wijzigingsbesluit en de verhouding daarvan tot de verordeningen opgenomen in paragraaf 2.3.
Ten tweede wijst het ATR naar aanleiding van extrapolatie erop dat een specifieke en vrij kleine groep bedrijven met de hoofdmoot van de regeldruk te maken zal krijgen en hierdoor ten opzichte van de overige categorieën bedrijven onevenredig wordt geraakt. Het ATR concludeert dat compensatie van deze specifieke groep bedrijven op dit moment niet aan de orde is en geeft daarom in overweging om de gegevens-uitvraag ten aanzien van deze bedrijven zo veel mogelijk te faciliteren en lastenluw vorm te geven. Paragraaf 4.1.1. van de toelichting is naar aanleiding van deze opmerkingen aangevuld.
Het ATR gaat ten derde in op de werkbaarheid van dit wijzigingsbesluit en concludeert dat het wijzigingsbesluit de wijze van uitvragen van gegevens niet veranderd. De beschrijving van werkbaarheid geeft volgens het ATR geen aanleiding tot opmerkingen.
Tot slot merkt het ATR op dat in de nota van toelichting staat dat het wijzigingsvoorstel een hypothetische besparing van de regeldruk oplevert en ook dat de regeldruk met dit voorstel wordt beperkt. Het ATR geeft aan dat dit een ongelukkige voorstelling van zaken is. Alhoewel het voorstel bewerkstelligt dat deze toename gering is door het gekozen scenario, neemt de regeldruk vergeleken met de huidige situatie toe. Het ATR adviseert daarom om de nota van toelichting daarop aan te passen. Dit advies is overgenomen en op diverse onderdelen in paragraaf 4.1.1. van de nota van toelichting verwerkt.
In het advies van 19 december 2024, kenmerk 2024-021339, geeft de AP aan geen aanmerkingen op het voorstel van het wijzigingsbesluit van 11 juli 2024 te hebben.
Dit wijzigingsbesluit is van 26 augustus 2024 tot en met 30 september 2024 voor brede consultatie op internet geplaatst (https://www.internetconsultatie.nl/internetconsultatie_nl_besluitcbsopvragenenergiegegevens). Er is één (niet openbare) consultatiereactie ontvangen.
Naar aanleiding van de consultatie is de nota van toelichting op één onderdeel aangevuld. Op de reactie wordt hieronder nader ingegaan.
De enige reactie op de consultatie roept op om in het besluit duidelijk te maken dat de bevoegdheid tot het opvragen van gegevens niet ziet op individuele dagen voor individuele leveringspunten. De verduidelijking dat het veelal gaat om verbruiksperiodes van meerdere dagen zou het besluit voor wat betreft privacy beter afbakenen. Naar aanleiding van deze bijdrage is in paragraaf 2.2 van de nota van toelichting een passage opgenomen die duidelijk maakt dat de DG CBS zich daarbij beperkt tot de frequentie die volgt uit de verordeningen (jaarlijks of maandelijks). De periode waarover het CBS de energiegegevens opvraagt bij de aangewezen bedrijven is afhankelijk van de verplichtingen die uit de Europese statistiekverordeningen met betrekking tot energie voortvloeien. Daarnaast zal het CBS zich, in samenspraak met de aangewezen bedrijven, bij het opvragen van energiegegevens beperken tot het minimaal benodigde detailniveau om aan de Europese statistiekverplichtingen te voldoen.
Dit wijzigingsbesluit zal in werking treden met ingang van de eerste dag van de kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst. Daarmee wordt niet aangesloten bij de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat een algemene maatregel van bestuur met ingang van 1 januari of 1 juli in werking zal treden. Daarnaast wordt afgeweken van de regel dat minimaal twee maanden moet zitten tussen het moment van publicatie en de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit. Dit is gerechtvaardigd, omdat het hier de uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen betreft, bedoeld in aanwijzing 4.17, vijfde lid, onderdeel d, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
Met dit artikel worden enkele actualisaties doorgevoerd met betrekking tot de categorieën in de onderdelen van artikel 2 van het Besluit. Zoals toegelicht in paragraaf 2.4 van deze nota van toelichting wordt per 1 januari 2025 een nieuwe NACE-indeling ingevoerd met verordening 2023/137. Artikel 2 van het Besluit is in lijn gebracht met deze nieuwe NACE-indeling door het herbenoemen, herindelen en verder uitsplitsen van categorieën. Op basis van artikel 4, eerste lid, van verordening 1893/2006 wordt in enkele categorieën een terminologie gehanteerd die enigszins afwijkt van de Nederlandse vertaling van de NACE-indeling in de verordening 2023/137. Daarbij zijn soms de subtitels van de NACE-indelingen in plaats van de hoofdtitels overgenomen. Het gaat hierbij enkel om een verduidelijking van de terminologie en niet om een inhoudelijke afwijking van de NACE-indeling. Dergelijke keuzes zijn gemaakt, omdat de bewoordingen in de Nederlandse vertaling niet altijd aansluiten bij de gangbare economische formuleringen in Nederland of in de Nederlandse taal ongebruikelijk zijn.
Met artikel I, onderdeel B, wordt artikel 5 van het Besluit aangepast naar aanleiding van de gewijzigde verordening 1099/2008. Zoals toegelicht in paragraaf 2.3 van deze nota van toelichting bevatten de bijlagen van deze verordening gewijzigde lijsten met energieproducten en aggregaten waarover het CBS, op grond van artikel 4 van die verordening, energiestatistieken moet produceren.
De onderstaande alinea's geven een nadere toelichting op de verschillende wijzigingen in artikel 5. Eerst zal worden ingegaan op de aanhef van het artikel, met name op de uitbreiding van de terreinen waarop de aangewezen bedrijven activiteiten ontplooien. Vervolgens worden de onderdelen van het artikel toegelicht waarin de wijzigingen zijn verwerkt in (en daarmee uitbreidingen van) de aan te wijzen, en daarmee de door CBS op te vragen, energie(klant)gegevens.
Artikel 5 (nieuw), aanhef, bevat het terrein waarop de aangewezen bedrijven activiteiten ontplooien, namelijk het terrein «energie» in plaats van de «productie, levering, handel en opslag van elektriciteit, gas, warmte en water» uit artikel 5 (oud), aanhef. Dit vloeit voort uit de vergrote reikwijdte van de verordening 1099/2008, zoals toegelicht in paragraaf 2.3 van deze nota van toelichting.
De zinsnede «het netbeheer ten aanzien van de daarbij gebruikte netwerken» stond al in de aanhef van artikel 5 als terrein waarop de aangewezen bedrijven activiteiten ontplooien. Bij de wijziging van het Besluit in 2008 is dat opgenomen, toen in de wetgeving voorzieningen zijn getroffen om de activiteiten die samenhangen met de levering van gas en elektriciteit af te zonderen van de activiteiten die samenhangen met het beheer van de netwerken en infrastructuur waarmee de levering plaatsvindt, zodat het niet meer vanzelfsprekend is dat de ondernemer die de zaken levert, ook de netten en infrastructuur beheert (Stb. 2008, 338, artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel B).
Verder wordt aan de aanhef van artikel 5 over de gegevens die worden opgevraagd, toegevoegd: «die nodig zijn ter uitvoering van bindende EU-rechtshandelingen inzake statistieken op het terrein van energie», zodat duidelijk is dat het CBS alleen die energiegegevens kan opvragen die nodig zijn om de volgens Europese rechtshandelingen verplichte energiestatistieken te produceren (Artikel I, onderdeel B). Dit is vergelijkbaar met artikel 11d van het Besluit, ten behoeve van landbouwstatistieken.
Daarnaast vervalt het terrein water in deze aanhef, en dit wordt in artikel 6 (nieuw) apart opgenomen. De genoemde Europese verordeningen inzake energiestatistieken hebben geen betrekking op water. Zie daarvoor verder de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel B, ten aanzien van artikel 6 (nieuw).
Artikel 5, onderdeel a, is nieuw en bevat nieuwe categorieën energie(klant)gegevens die het CBS kan opvragen bij de in de aanhef aangewezen bedrijven. Het betreft energie(klant)gegevens betreffende de behandeling of het gebruik van energieproducten, met name productie, handel, voorraden, omzetting of verbruik, of de structurele kenmerken van het energiesysteem. Dit vloeit eveneens voort uit de vergrote reikwijdte van verordening 1099/2008 zoals toegelicht in paragraaf 2.3 van deze nota van toelichting.
Daarbij wordt voor energieproducten verwezen naar artikel 2, onderdeel d, van verordening 1099/2008 (definitie energieproducten): brandstoffen, warmte, hernieuwbare energie, elektriciteit of andere vormen van energie. Verder wordt verwezen naar de definitie van aggregaten in artikel 2, onderdeel e, van die verordening: «(gegevens over) de behandeling of het gebruik van energieproducten, met name productie, handel, voorraden, omzetting, verbruik en de structurele kenmerken van het energiesysteem (zoals het geïnstalleerd vermogen voor elektriciteitsproductie en de productiecapaciteit voor olieproducten)».
Energiesysteem is een bredere term dan de term «installaties voor de productie en distributie van elektriciteit, gas, warmte en water», die in artikel 6 (oud), aanhef, van het Besluit was opgenomen. In artikel 2, onderdeel e, van verordening 1099/2008 wordt met energiesysteem installatie uit de energiesector bedoeld, waaronder ook aardolieraffinaderijen en installaties voor de winning van zonne-energie. Omdat deze term aan artikel 5 (aanhef, en onderdeel c) wordt toegevoegd, kan artikel 6 van het Besluit komen te vervallen, hetgeen hieronder nader zal worden toegelicht bij artikel 5, onderdeel c (nieuw). In paragraaf 2.3.1 van deze nota van toelichting worden deze verschillende nieuwe gegevens over afnemers die het CBS bij bedrijven kan uitvragen, toegelicht. Daaruit blijkt ook waarom hier tot slot in onderdeel a (nieuw) «per energieproduct per afnemer dan wel per energiesysteem» is toegevoegd. «Per afnemer» volgt uit de bijlagen waarin op verschillende plaatsen staat dat onder meer het verbruik «per energieproduct» moet worden opgegeven, waaronder het totale energieverbruik van bijvoorbeeld huishoudens of bedrijven, wat alleen kan worden afgeleid van het verbruik per huishouden, of per bedrijf, dus «per afnemer». «Per energiesysteem» volgt eveneens uit de bijlagen bij de verordening waarin op verschillende, reeds toegelichte, plaatsen staat dat de aggregaten «per energiesysteem» moeten worden opgegeven.
Onderdeel b is inhoudelijk niet nieuw. Deze wijziging, eveneens in artikel I, onderdeel B, betreft een samenvoeging van de onderdelen a en b van artikel 5 en 5a (oud) in een nieuw onderdeel b in artikel 5 (nieuw). Dit betreft de (bestaande) klantgegevens over de levering van energieproducten. De aan afnemers, vergunninghouders, leveringsbedrijven en handelaren geleverde en teruggeleverde hoeveelheid energieproducten per aansluiting dan wel per afnemer, en kenmerken per aansluiting dan wel per afnemer (b nieuw) vervangt:
– de aan afnemers geleverde en teruggeleverde hoeveelheid elektriciteit, gas en warmte per aansluiting, de kenmerken per aansluiting en de vergoeding daarvoor (artikel 5, onderdeel a, oud);
– en de aan afnemers, vergunninghouders, leveringsbedrijven en handelaren getransporteerde hoeveelheid elektriciteit, gas, warmte of water per aansluiting en de kenmerken per aansluiting (artikel 5, onderdeel b, oud);
– de aan afnemers geleverde hoeveelheid aardolie en aardolieproducten per afnemer, de kenmerken per afnemer en de vergoeding daarvoor (artikel 5a oud).
De partijen waaraan de energieproducten geleverd worden, zijn derhalve ongewijzigd, en worden enkel samengevoegd.
Getransporteerde hoeveelheid in artikel 5, onderdeel b, (oud) kan komen te vervallen, omdat deze hoeveelheid voor de statistiek alleen relevant is als het een levering betreft.
Ook hier worden «elektriciteit, gas en warmte» vervangen door «energieproducten», in lijn met artikel 2, onderdeel d (definitie energieproducten), artikel 3 (statistieken over energieproducten) en de gewijzigde bijlagen van verordening 1099/2008 zoals hierboven en in paragraaf 2.3 van de nota van toelichting toegelicht.
Nieuw is dat niet alleen gegevens kunnen worden opgevraagd over de hoeveelheid energieproducten per aansluiting, of de kenmerken per aansluiting, maar dat dat ook per afnemer mogelijk is. Deze wijziging is nodig omdat voor nieuwe energieproducten zoals biomassa geen sprake is van een aansluiting en gegevens over de levering per aansluiting daarom niet te verstrekken zijn. Voor aardolie gold dat ook al op grond van artikel 5a (oud) van het Besluit (Staatsblad 2008, 338). Verder vervalt de vergoeding uit artikel 5, onderdeel a (oud) waarover gegevens kunnen worden opgevraagd. Dit onderdeel wordt apart geregeld in artikel 5a (nieuw), waarbij ook verwezen wordt naar de betreffende verordeningen. Zie daarvoor de toelichting hieronder bij artikel I, onderdeel B, artikel 5a, onderdeel a en b (nieuw).
Ook dit onderdeel c is inhoudelijk niet nieuw. In dit onderdeel is geregeld dat gegevens opgevraagd kunnen worden over de kenmerken van het bedrijf en de specificaties van de energiesystemen per afnemer. Dit onderdeel c vervangt daarmee artikel 6 (oud). Artikel 6 (oud) bepaalde dat bij de in artikel 2 aangewezen bedrijven die installaties leveren voor de productie en distributie van elektriciteit, gas, warmte en water, gegevens kunnen worden opgevraagd betreffende: a. de kenmerken van het bedrijf per afnemer (dit betreft bijvoorbeeld het KvK-nummer of het type bedrijf) en b. de specificaties van de installaties per afnemer (dit betreft technische specificaties zoals de soort of vorm van de installatie). Tot die installaties behoren onder meer warmtekrachtinstallaties en installaties voor opwekking van duurzame energie, zoals windmolens, installaties voor waterkracht, fotovoltaïsche cellen, warmtecollectoren en installaties voor biogas (zie de artikelsgewijze toelichting bij artikel 6 (oud) van het Besluit (Staatsblad 2003, 552). De term installaties wordt hier vervangen door de term energiesystemen om beter aan te sluiten bij deze term in artikel 2, onderdeel e, (definitie aggregaten) en artikel 3 (statistieken aggregaten) van verordening 1099/2008.
Artikel 5, onderdeel c (nieuw), bevat verder geen inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van artikel 6 (oud). Alleen is het onderdeel water ondergebracht bij artikel 6 (zie artikel I, onderdeel B, en de artikelsgewijze toelichting daarbij hieronder).
Met het wijzigingsartikel I, onderdeel B, komen de bepalingen over aardolie(producten), zoals opgenomen in artikel 5a (oud), te vervallen. Aardolie(producten) behoeft geen apart artikel meer, omdat het onder energieproducten valt en daarmee onder artikel 5 (nieuw).
Artikel 5a (nieuw) regelt in een apart artikel de gegevens die kunnen worden opgevraagd over prijzen en belastingen voor (bepaalde vormen van) energie. Dit vervangt hetgeen in de artikelen 5, onderdeel a, (oud), en 5a (oud) ten aanzien van de vergoeding opgenomen was. Onder vergoeding viel zoals toegelicht in paragraaf 2.3.2 onder meer ook belastingen en kosten.
In de aanhef van het artikel wordt het terrein van die bedrijven genoemd waarbij het CBS de benodigde klantgegevens over prijzen en belastingen voor (bepaalde vormen van) energie kan opvragen. Dat terrein is energieverbruik. Dit vloeit voort uit artikel 3 van verordening 2016/1952 (met name verbruiksvolumes), en artikel 3 en bijlage II, deel 3, van verordening 691/2011 (met name energiebelastingen).
In dit onderdeel is geregeld dat gegevens kunnen worden opgevraagd over de prijzen van aardgas en elektriciteit. De oude term vergoedingen vervalt. Dit onderdeel vervangt hetgeen in artikel 5, onderdeel a (oud) en in artikel 5a (oud) ten aanzien van de vergoeding opgenomen was. In artikel 5, onderdeel a, (oud) was bepaald dat gegevens kunnen worden opgevraagd betreffende de aan afnemers geleverde en door hen teruggeleverde hoeveelheid elektriciteit, gas, warmte of water per aansluiting, de kenmerken per aansluiting en de vergoeding daarvoor. Voor aardolie(producten) was een vergelijkbare bepaling opgenomen in artikel 5a (oud).
De term vergoeding wordt dus gewijzigd in: prijzen van aardgas en elektriciteit, waaronder netwerkkosten, belastingen, vergoedingen, heffingen en kosten. Dit vloeit voort uit artikel 3, bijlage I, deel 6 en bijlage II, deel 5, van verordening 2016/1952. In bijlage I, deel 6, van die verordening is bepaald dat prijzen van aardgas in de genoemde afzonderlijke deelcomponenten wordt opgesplitst. Hetzelfde volgt uit bijlage II, deel 5, van die verordening, ten aanzien van elektriciteit.
Naast deze statistieken over prijzen moet het CBS ook statistieken produceren over verbruiksvolumes van aardgas en elektriciteit als bedoeld in artikel 3, en bijlage I, deel 7 (aardgas), respectievelijk bijlage II, deel 6 (elektriciteit), van verordening 2016/1952.
Dit onderdeel b bepaalt dat het CBS bij de aangewezen bedrijven gegevens kan opvragen over bepaalde energiebelastingen. Dit vloeit voort uit artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van verordening 691/2011 waarin is bepaald dat de samen te stellen milieu-economische rekeningen de module voor milieubelastingen naar economische activiteit bevat, zoals beschreven in bijlage II. In bijlage II, deel 3, staat dat lidstaten statistieken over milieubelastingen opstellen overeenkomstig, onder meer, het kenmerk energiebelastingen. Hierbij gaat het om de energiebelastingen die producenten en verbruikers van energie betalen. Dit is toegelicht in paragraaf 2.3.3 van deze nota van toelichting.
Met dit wijzigingsartikel wordt artikel 6 van het Besluit vervangen.
Het nieuwe artikel 6 bevat de bepalingen over water die in artikel 5 (oud) (wat betreft productie, levering, handel en opslag van water) en in artikel 6 (dus wat betreft installaties voor de productie en distributie van water) waren opgenomen. Deze bepalingen zijn in artikel 6 (nieuw) ongewijzigd overgenomen.
Artikel 6 (oud) bepaalde dat bij de in artikel 2 aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die installaties leveren voor de productie en distributie van elektriciteit, gas, warmte en water, gegevens kunnen worden opgevraagd betreffende: a. de kenmerken van het bedrijf per afnemer en b. de specificaties van de installaties per afnemer. Zoals toegelicht, vervalt dat artikel omdat dit is opgenomen onder artikel 5, onderdeel c (nieuw). Alleen het onderdeel installaties voor de productie en distributie van water wordt daar echter niet opgenomen, maar met dit wijzigingsartikel apart in artikel 6 (nieuw) opgenomen.
Dit artikel is reeds toegelicht in paragraaf 7 van deze nota van toelichting.
De Minister van Economische Zaken, D.S. Beljaarts
Een-op-een enquêtes die het CBS bij burgers uitzet betreffen altijd vrijwillige enquêtes. Bij een-op-een enquêtes die het CBS bij bedrijven uitzet kan het om vrijwillige enquêtes gaan, maar het kan ook verplichte enquêtes op basis van artikel 3 van het Besluit betreffen.
Verordening (EU) Nr. 844/2010 van de Commissie van 20 september 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende energiestatistieken, wat betreft de vaststelling van een reeks jaarstatistieken over kernenergie en de aanpassing van de verwijzingen naar NACE Rev. 2 voor de methoden (PbEU 2010, L 258);
– Verordening (EU) Nr. 147/2013 van de Commissie van 13 februari 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende energiestatistieken, wat de uitvoering van herzieningen van de maandelijkse en jaarlijkse energiestatistieken betreft (PbEU 2013, L 50);
– Verordening (EU) Nr. 431/2014 van de Commissie van 24 april 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende energiestatistieken, wat de uitvoering van de jaarlijkse statistieken over het eindgebruik van energie in huishoudens betreft (PbEU 2014, L 131);
– Verordening (EU) 2017/2010 van de Commissie van 9 november 2017 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende energiestatistieken, wat de herzieningen van de jaarlijkse en maandelijkse energiestatistieken betreft (PbEU 2017, L 292);
– Verordening (EU) 2019/2146 van de Commissie van 26 november 2019 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende energiestatistieken, wat de uitvoering van de herzieningen van de jaarlijks, de maandelijks en de maandelijks op korte termijn in te dienen energiestatistieken betreft (PbEU 2019, L 325);
– Verordening (EU) 2022/132 van de Commissie van 28 januari 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende energiestatistieken, wat de uitvoering van de herzieningen van de jaarlijks, de maandelijks en de maandelijks op korte termijn in te dienen energiestatistieken betreft (PbEU 2022, L 20);
– en Verordening (EU) 2024/264 van de Commissie van 17 januari 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende energiestatistieken, wat de uitvoering van de herzieningen van de jaarlijks, de maandelijks en de maandelijks op korte termijn in te dienen energiestatistieken betreft (PbEU 2024, L 264).
Off-grid zijn zonne-energie installaties die vanuit het oogpunt van productie van het net zijn losgekoppeld (bijlage A, onderdeel 3.3.1, van de gewijzigde verordening 1099/2008).
Hernieuwbare energie; verbruik naar energiebron, techniek en toepassing
Gewijzigd op: 17 november 2023: https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/84917NED/table?dl=9FBBA
Elektriciteitsbalans; aanbod en verbruik: https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/84575NED/table?dl=A5ADE
Klimaat- en Energieverkenning 2023, Ramingen van broeikasgasemissies, energiebesparing en hernieuwbare energie op hoofdlijnen, p. 89, tabel 4.2, Planbureau voor de Leefomgeving
– P. 105, Bijlage 2, Klimaat- en Energieverkenning 2023, Ramingen van broeikasgasemissies, energiebesparing en hernieuwbare energie op hoofdlijnen, Planbureau voor de Leefomgeving : hier is vermeld dat er een verplichting komt om een accu’s te installeren bij zonneparken – 2023 juni 15, TenneT’s position on Battery Energy Storage Systems (BESS), TenneT
Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2169 van de Commissie van 21 november 2017 betreffende het formaat en de modaliteiten voor de indiening van Europese statistieken over de prijzen van aardgas en elektriciteit overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1952 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2017, L 306);
en Uitvoeringsverordening (EU) 2019/803 van de Commissie van 17 mei 2019 betreffende de technische voorschriften voor de inhoud van kwaliteitsverslagen over Europese statistieken over de prijzen van aardgas en elektriciteit overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1952 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L 132).
Verordening (EU) Nr. 538/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen (PbEU 2011, L 158);
en gedelegeerde verordening (EU) 2022/125 van de Commissie van 19 november 2021 tot wijziging van de bijlagen I tot en met V bij Verordening (EU) nr. 691/2011 van het Europees Parlement en de Raad inzake Europese milieu-economische rekeningen (PbEU 2022, L 20).
Artikel 2, onder e, van verordening 223/2009: „statistische geheimhouding»: vertrouwelijke gegevens betreffende individuele statistische eenheden die direct voor statistische doeleinden of indirect uit administratieve of andere bronnen zijn verkregen, moeten worden beschermd, wat betekent dat het verboden is de verkregen gegevens voor niet-statistische doeleinden te gebruiken of ze op onrechtmatige wijze openbaar te maken.
Art. 5 van de Archiefwet 1995 jo. artikel 2 van het Archiefbesluit jo. Selectielijst van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vanaf 2004 en de Centrale Commissie voor de Statistiek (CCS) voor de periode 2004–2016 | Nationaal Archief
Of een aangewezen bedrijf over «grote» of «kleine» klantbestanden beschikt hangt af van de aangewezen categorie energie(klant)gegevens waarover zij beschikken. Denk aan bedrijven die momenteel activiteiten ontplooien op het gebied van waterstof. Deze bedrijven zullen momenteel over relatief minder klantbestanden beschikken dan bedrijven die activiteiten ontplooien op het gebied van elektriciteit. Over een periode van 10 jaar kan dit anders zijn.
Hiermee worden de verschillende aangewezen categorieën energie(klant)gegevens zoals beschreven in de paragrafen 2.3.1, 2.3.2 en 2.3.3 bedoeld.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2025-138.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.