Besluit van 10 december 2003, houdende uitvoering van artikel 33, tweede, derde en vierde lid, van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek (Besluit gegevensverwerving CBS)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 12 november 2003, nr. WJZ 3064266;

Gelet op artikel 33, tweede, derde en vierde lid, van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek;

Gehoord de Centrale commissie voor de statistiek;

De Raad van State gehoord (advies van 18 november 2003, nr. W.10.03.0472/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 9 december 2003, nr. WJZ 3070399;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Aanwijzing semi-publiekrechtelijk rechtspersonen

Artikel 1

Krachtens artikel 33, tweede lid, van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek worden aangewezen:

a. arbodiensten als bedoeld in artikel 14, derde lid, tweede volzin, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

b. instellingen die een bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet dan wel de Waterleidingwet geregelde taak uitoefenen;

c. de Stichting Inschrijving Eigen Vervoer SIEV, gevestigd te Zoetermeer;

d. de Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie NIWO, gevestigd te Rijswijk;

e. de Stichting Prismant, gevestigd te Utrecht;

f. het landelijk onderzoeks- en informatiecentrum voor de zorgverzekeraars Vektis BV, gevestigd te Zeist.

§ 2. Aanwijzing categorieën van ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen

Artikel 2

Krachtens artikel 33, derde lid, van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek worden aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die activiteiten ontplooien op het terrein van:

a. de landbouw, jacht en bosbouw;

b. de visserij;

c. de winning van delfstoffen;

d. de industrie;

e. de productie en distributie van elektriciteit, gas en water;

f. de bouwnijverheid;

g. de groothandel en kleinhandel; de reparatie van auto's, motorrijwielen en consumentenartikelen;

h. hotels en restaurants;

i. vervoer, opslag en communicatie;

j. de financiële instellingen;

k. de exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening;

l. het openbaar bestuur en de defensie; de verplichte sociale verzekeringen;

m. het onderwijs;

n. de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening;

o. de overige gemeenschapsvoorzieningen en sociaal-culturele en persoonlijke diensten.

§ 3. Aanwijzing algemene gegevens

Artikel 3

Bij de in artikel 2 aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen kunnen worden opgevraagd gegevens betreffende:

a. de rechtsvorm;

b. het aantal vestigingen en de omvang van de vestigingen;

c. de economische activiteiten;

d. de zeggenschap in andere ondernemingen;

e. de omzet, prijzen en tarieven van verkochte goederen en diensten per afnemer;

f. de in- en uitvoer van goederen en diensten;

g. de kosten, waaronder inkopen van goederen en diensten, lonen, sociale lasten, indirecte belastingen, heffingen, afschrijvingen en subsidies;

h. de resultatenrekening;

i. de balans en balansmutaties;

j. de voorraden;

k. de investeringen, desinvesteringen en lease-activiteiten;

l. de conjunctuur- en investeringsverwachtingen;

m. de lonen, arbeidsuren en andere kenmerken van werknemers en hun dienstverband;

n. het aantal vacatures en de mutaties daarin;

o. het ziekteverzuim en aantal ziekmeldingen;

p. de bedrijfsopleidingen;

q. het aantal personen voor speur- en ontwikkelingswerk en de uitgaven daarvoor;

r. de energiebalans en apparatuur voor energievoorziening;

s. de productie, inzameling en verwerking van afval.

§ 4. Aanwijzing specifieke gegevens

Artikel 4

Buiten de in artikel 3 bedoelde gegevens kunnen bij de in artikel 2 aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die activiteiten ontplooien op het terrein van de winning van delfstoffen en de industrie, gegevens worden opgevraagd betreffende:

a. het verbruik van grond- en hulpstoffen;

b. de productie;

c. de orders;

d. het machinepark en de andere technische installaties;

e. het aantal machine-uren;

f. de uitgaven ter bescherming van het milieu;

g. het aantal leerlingen.

Artikel 5

Buiten de in artikel 3 bedoelde gegevens kunnen bij de in artikel 2 aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die activiteiten ontplooien op het terrein van de productie en distributie van elektriciteit, gas en water, gegevens worden opgevraagd betreffende:

a. de aan afnemers geleverde en teruggeleverde hoeveelheid elektriciteit, gas, warmte of water per aansluiting, de kenmerken per aansluiting en de vergoeding daarvoor;

b. de aan afnemers, vergunninghouders, leveringsbedrijven en handelaren getransporteerde hoeveelheid elektriciteit, gas, warmte of water per aansluiting en de kenmerken per aansluiting;

c. de aan afnemers geleverde hoeveelheid aardolie en aardolieproducten per afnemer, de kenmerken per afnemer en de vergoeding daarvoor.

Artikel 6

Buiten de in artikel 3 bedoelde gegevens kunnen bij de in artikel 2 aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die installaties leveren voor de productie en distributie van elektriciteit, gas en water, gegevens worden opgevraagd betreffende:

a. de kenmerken van het bedrijf per afnemer;

b. de specificaties van de installaties per afnemer.

Artikel 7

Buiten de in artikel 3 bedoelde gegevens kunnen bij de in artikel 2 aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die activiteiten ontplooien op het terrein van de bouwnijverheid, gegevens worden opgevraagd betreffende:

a. de bouw- en materiaalkosten;

b. de productie van gebouwen en andere bouwwerken;

c. het aantal leerlingen.

Artikel 8

Buiten de in artikel 3 bedoelde gegevens kunnen bij de in artikel 2 aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die activiteiten ontplooien op het terrein van hotels en restaurants en van cultuur, sport en recreatie, gegevens worden opgevraagd betreffende de aard en de omvang van de voorzieningen en de aangeboden diensten alsmede het gebruik en de gebruikers daarvan.

Artikel 9

Buiten de in artikel 3 bedoelde gegevens kunnen bij de in artikel 2 aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die activiteiten ontplooien op het terrein van vervoer, opslag en communicatie, gegevens worden opgevraagd betreffende:

a. het vervoersmaterieel;

b. de verkeers- en vervoersprestaties.

Artikel 10

Buiten de in artikel 3 bedoelde gegevens kunnen bij de in artikel 2 aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die activiteiten ontplooien op het terrein van de financiële instellingen, gegevens worden opgevraagd betreffende:

a. het verstrekte en uitstaande consumptief krediet;

b. de gefinancierde afbetalings-, huurkoop- en andere goederentransacties met termijnbetalingen en de afwikkeling van deze transacties;

c. het grensoverschrijdende betalingsverkeer met inbegrip van individuele gegevens van zakelijke cliënten;

d. de spaargelden.

Artikel 11

Buiten de in artikel 3 bedoelde gegevens kunnen bij de in artikel 2 aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen die activiteiten ontplooien op het terrein van de gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening, gegevens worden opgevraagd betreffende:

a. de aard en de omvang van de voorzieningen en de aangeboden diensten alsmede het gebruik daarvan;

b. de aard van de inrichtingen en tehuizen;

c. de financiering van de zorg;

d. de zorgvraag, het zorggebruik en de gezondheids- en welzijnstoestand van zorggebruikers.

§ 5. Termijn gegevensverstrekking

Artikel 12

  • 1. De termijnen, bedoeld in artikel 33, vierde lid, van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek, worden bepaald op:

    a. 10 kalenderdagen, voor zover het betreft gegevens die betrekking hebben op een maand;

    b. 30 kalenderdagen, voor zover het betreft gegevens die betrekking hebben op een kwartaal;

    c. 60 kalenderdagen, voor zover het betreft gegevens die betrekking hebben op een jaar.

  • 2. De directeur-generaal van de statistiek is bevoegd om een in het eerste lid genoemde termijn te verlengen.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 13

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 33 van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek in werking treedt.

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gegevensverwerving CBS

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

histnoot

's-Gravenhage, 10 december 2003

Beatrix

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Uitgegeven de drieëntwintigste december 2003

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

NOTA VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Doel en aanleiding

Het Besluit gegevensverwerving CBS (hierna ook te noemen: besluit) strekt ter uitvoering van artikel 33, tweede, derde en vierde lid, van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek (hierna ook te noemen: CBS-wet) en treedt daarmee gelijktijdig in werking.

Met het besluit worden in artikel 1 een aantal semi-publiekrechtelijke rechtspersonen en in artikel 2 in beginsel alle ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen aangewezen. Daardoor komt op de aangewezenen een informatieverplichting te rusten tot het verstrekken van gegevens op verzoek van de directeur-generaal van de statistiek (verder ook: de directeur-generaal). Daarnaast worden in de artikelen 3 tot en met 11 de gegevens aangewezen die door de directeur-generaal bij de in artikel 2 aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen kunnen worden opgevraagd voor de productie van statistieken. Tot slot worden de termijnen bepaald waarin de gevraagde gegevens aan het CBS moeten worden verstrekt. De directeur-generaal is bevoegd binnen de aangewezen gegevens per opvraging te bepalen welke gegevens precies moeten worden verstrekt.

Lange tijd heeft het CBS zich bij de gegevensverwerving van bedrijven en instellingen kunnen baseren op de wet van 28 december 1936, houdende maatregelen tot het verkrijgen van juiste economische statistieken (Stb. 639DD) en de daarop gebaseerde beschikkingen die veelal op bepaalde bedrijfstakken waren gericht. Nu de (systematiek van) gegevensverwerving in de CBS-wet wordt behandeld, is de wet van 1936 komen te vervallen.

In eerste instantie dient het CBS zijn gegevens zoveel mogelijk te verwerven uit bestaande registraties van de overheid. Dit gebruik van gegevens uit overheidsregistraties is vastgelegd in artikel 33, eerste lid, van de CBS-wet. In tweede instantie kan het CBS gebruik maken van gegevens uit registraties bij in dit besluit aangewezen semi-publiekrechtelijke rechtspersonen. Pas in laatste instantie, «voor zover de in het eerste en tweede lid bedoelde verwerving niet de benodigde gegevens oplevert», zal het CBS overeenkomstig artikel 33, derde lid, van de CBS-wet de in dit besluit aangewezen bedrijven en instellingen enquêteren. Dit gebeurt derhalve alleen voor zover bestaande registraties van de overheid en semi-publiekrechtelijke rechtspersonen niet toereikend zijn, de benodigde gegevens niet tijdig genoeg beschikbaar komen of onvoldoende kwaliteit hebben.

Hoewel het CBS veel meer gebruik maakt van registraties dan vroeger, is het nog steeds noodzakelijk om rechtstreeks gegevens aan bedrijven en instellingen te vragen. Dit zal zo veel mogelijk steekproefsgewijs gebeuren, zodat het aantal bedrijven en instellingen dat benaderd wordt zo beperkt mogelijk kan blijven. Hierbij wordt opgemerkt dat grote ondernemingen doorgaans dermate belangrijk zijn voor de statistiek dat zij integraal moeten worden waargenomen. Om een zo groot mogelijke waarborg te creëren dat enquêteren alleen gebeurt als registraties niet de benodigde gegevens kunnen opleveren, zal er periodiek een onafhankelijke evaluatie van de noodzaak van iedere enquête plaatsvinden.

2. Vermindering administratieve lasten

In paragraaf 5.3 van de memorie van toelichting van het voorstel van Wet op het Centraal bureau voor de statistiek (Kamerstukken II 2001/02, 28 277, nr. 3) is ingegaan op de vermindering van administratieve lasten. In de periode 1996–2000 heeft het CBS de lastendruk voor ondernemingen en instellingen verminderd van circa 2 miljoen uur naar 1,2 miljoen uur. In de periode 2000–2001 daalden de lasten verder tot 0,9 miljoen uur.

De belangrijkste oorzaak van deze ontwikkeling is dat het CBS steeds meer gebruik kan maken van registraties en administraties die voor niet-statistische doeleinden worden bijgehouden, waar het CBS toegang toe heeft gekregen. De CBS-wet geeft hier een nieuwe impuls aan. In de systematiek van artikel 33 van de CBS-wet kan het CBS namelijk alleen gegevens bij ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen opvragen als de gegevens uit registraties niet toereikend zijn.

Meer gebruik maken van registraties is niet de enige manier waarop het CBS de administratieve lastendruk vermindert. Andere manieren zijn het samenwerken met brancheorganisaties, het combineren van verschillende vragenlijsten, het stroomlijnen van vragenlijsten, het verkleinen van steekproeven en het meer gebruik maken van e-mail enquêtering, telefonische enquêtering en elektronische vragenlijsten. Het totaalbedrag van de reductie zal in 2007 € 7 miljoen bedragen op een totaalbedrag van € 30 miljoen in 2002.

3. Europese verplichtingen

Met dit besluit heeft het CBS tevens een basis om te kunnen voldoen aan de steeds toenemende Europese statistische informatiebehoefte. Veelal zijn de nationale statistische bureaus verplicht deze informatie te vervaardigen op grond van Europese statistische verordeningen. Op nationaal niveau is het CBS de instantie die is belast met de productie van communautaire statistieken. De statistische verordeningen dienen daarom door het CBS te worden uitgevoerd. In dit besluit worden in beginsel alle gegevens bij ondernemingen en instellingen aangewezen die het CBS nodig heeft om de statistieken te kunnen samenstellen die krachtens Europese verordeningen verplicht zijn. Dit besluit maakt het dus mogelijk dat Nederland aan de Europese statistische verordeningen voldoet. Voor het overgrote deel waren deze verplichtingen overigens al opgenomen in de uitvoeringsbeschikkingen van de in paragraaf 1 genoemde wet van 1936. Een en ander laat onverlet de statistische taken en bevoegdheden van De Nederlandsche Bank NV ingevolge regelgeving van dan wel afspraken met de Europese Centrale Bank, de Europese Unie en andere (inter)nationale organen.

4. Advisering

Het ontwerp-besluit is voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens, het Adviescollege toetsing administratieve lasten, en de Centrale commissie voor de statistiek.

Het College bescherming persoonsgegevens stelt vast dat in de toelichting geen uiteenzetting is opgenomen over de verhouding tussen dit besluit en de Wet bescherming persoonsgegevens. Op zichzelf bevat dit besluit uitsluitend de aanwijzing van ondernemingen en instellingen, alsmede de termijnen waarbinnen de gegevens moeten worden aangeleverd. Daarom is er geen aanleiding gezien om in te gaan op de wijze waarop aan de verplichtingen die de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek op deze aangewezen ondernemingen en instellingen legt, moet worden voldaan, dan wel op het gebruik van deze gegevens door het Centraal bureau voor de statistiek. Voor zover sprake is van de verwerving respectievelijk het gebruik van gegevens die (bijzondere) persoonsgegevens bevatten in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens moeten waarborgen in acht worden genomen om de belangen van de betrokkenen niet (onevenredig) te schaden. Het gebruik van deze gegevens, onder meer bij personen die een beroepsgeheim in acht moeten nemen, geschiedt overeenkomstig de artikelen 37, 38, 41, 42 en 42a van de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek.

Overeenkomstig het advies van het Adviescollege toetsing administratieve lasten zijn nadere gegevens in deze nota van toelichting opgenomen. Daarnaast wordt opgemerkt dat er geen onderwerpen bijkomen per verplichte statistiek. De verplichte inzendtermijnen hebben geen invloed op de administratieve lastendruk.

De Centrale commissie voor de statistiek benadrukt het belang van een goede toegang tot gegevens. Tevens adviseert deze commissie de termijn van artikel 12, eerste lid, onderdeel b, te verkorten tot 20 dagen. Hieraan is geen gevolg gegeven, omdat een dergelijke verkorting in het verband van de Europese Unie nog niet nodig is.

II. ARTIKELEN

Artikel 1

In dit artikel wordt een aantal semi-publiekrechtelijke rechtspersonen aangewezen. Daarmee heeft het CBS toegang tot de registraties die worden bijgehouden door deze rechtspersonen. De directeur-generaal kan zelf bepalen van welke gegevens uit de desbetreffende registraties hij gebruik wil maken. In de onderdelen a en b zijn de rechtspersonen aangewezen door naar de relevante wettelijke regeling te verwijzen op het terrein waarvan zij een taak uitoefenen.

Artikel 2

Dit artikel bouwt voort op de in paragraaf 1 genoemde wet van 1936. De wet van 1936 vormde tot het tijdstip van intrekking daarvan de basis voor de gegevensverwerving bij bedrijven. In dit artikel worden vooralsnog – net als op grond van de wet van 1936 – in beginsel nagenoeg alle ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen aangewezen. Het gaat om bedrijven en instellingen die economische activiteiten uitoefenen. Voor de goede orde zij opgemerkt dat niet uitsluitend op de hoofdactiviteit hoeft te worden gedoeld. Er kunnen ook nevenactiviteiten onder worden begrepen van een onderneming met een andere hoofdactiviteit. Bij voorbeeld bedrijfsopleidingen, vervoersinspanningen en afvalverwerking vinden ook plaats bij ondernemingen waarvoor dit geen hoofdactiviteit is. In dit artikel is aansluiting gezocht bij de statistische bedrijfsindeling in de Europese Gemeenschappen («NACE Rev. 1», ingesteld bij verordening (EEG) nr. 3037/90 (PbEG L 293), gewijzigd bij verordening (EG) nr. 761/93 (PbEG L 83) en verordening (EG) nr. 29/2002 (Pb EG L 6)).

Niet alle bedrijven en instellingen zullen steeds ook daadwerkelijk worden geënquêteerd. Het CBS maakt – als gezegd – in eerste instantie gebruik van gegevens uit bestaande registraties van de overheid en in tweede instantie van gegevens uit registraties bij de in artikel 1 aangewezen semi-publiekrechtelijke rechtspersonen. Alleen voor zover deze verwerving niet de benodigde gegevens oplevert, zal het CBS de aangewezen bedrijven en instellingen rechtstreeks enquêteren. Verder wordt er altijd gewerkt met steekproeven bij ondernemingen die de gevraagde gegevens moeten verschaffen. Met name de kleinere ondernemingen hoeven hierdoor voor de meeste statistieken nooit of slechts sporadisch gegevens aan het CBS te verschaffen. Door de in paragraaf 2 van het algemeen gedeelte van deze toelichting genoemde maatregelen ter vermindering van de administratieve lastendruk zal het aantal bedrijven dat zelf rechtstreeks gegevens aan het CBS verschaft, in de toekomst nog verder afnemen.

Artikel 3

In dit artikel worden de gegevens aangewezen die het CBS aan de in artikel 2 aangewezen ondernemingen etc. kan vragen. Het gaat hierbij over het algemeen om gegevens betreffende de onderneming of instelling zelf. In een enkel geval, te weten in de artikelen 3, onder e en m, 5, 6 en 11 van dit besluit, gaat het om klanten- of werknemersbestanden die door het CBS efficiënt en veilig aan andere gegevens kunnen worden gekoppeld. Gebruik voor de statistiek van registraties die worden bijgehouden door de overheid en semi-publiekrechtelijke organisaties, is geregeld in artikel 33, eerste en tweede lid, van de CBS-wet. In de resulterende statistieken zijn de individuele eenheden, in overeenstemming met artikel 37 van de CBS-wet, uiteraard onherkenbaar.

Gegevens onder a tot en met d betreffen enkele algemene structuurgegevens over de onderneming. De gegevens onder e tot en met k beschrijven de financieel-economische situatie van de onderneming, onder meer vereist in het kader van de Nationale rekeningen en de Europese verordeningen voor structurele bedrijfsstatistieken (verordening (EG) nr. 58/97 (PbEG L 14), gewijzigd bij verordening (EG) nr. 410/98 (PbEG L 52) en verordening (EG) nr. 2056/2002 (PbEG L 317)) en voor korte termijn statistieken (verordening (EG) nr. 1165/98 (PbEG L 162). Ook kunnen gedetailleerde gegevens worden opgevraagd zoals scannerdata van prijzen en omzetten die voor de berekening van respectievelijk prijsindexcijfers en omzetindicatoren nodig zijn. De gegevens onder l leveren een onmisbare bijdrage aan de statistische beschrijving van de conjunctuur. De gegevens onder m tot en met p zijn noodzakelijk voor de Europees gecoördineerde arbeidsmarktstatistieken en de Nationale rekeningen. De gegevens onder q tot en met s beschrijven ten slotte enkele aspecten van ondernemingen die van groot belang zijn voor respectievelijk het innovatie-, het energie- en het milieubeleid.

Er is niet naar gestreefd de gegevens die gevraagd kunnen worden zo gedetailleerd mogelijk te omschrijven. Dit is gedaan omdat het weergeven van dergelijke detailleringen (specificaties) tot veelvuldige aanpassing van het besluit zou kunnen nopen. Detailleringen en begripsomschrijvingen zijn bovendien vaak mede afhankelijk van de bedrijfstak. Uitgaande van de gegevens zoals die in het besluit zijn aangeduid, zal het CBS de vereiste detaillering aanbrengen bij de vraagstelling.

Overeenkomstig artikel 33, vijfde lid, van de CBS-wet geldt bovendien het volgende. Voor zover de in artikel 33, derde lid, van de CBS-wet bedoelde gegevens liggen op het terrein van het Nederlandse bankwezen en deze door De Nederlandsche Bank NV uit hoofde van haar taken worden verzameld, geschiedt de verwerving van deze gegevens na overleg met en door tussenkomst van De Nederlandsche Bank NV. Ten aanzien van de overige gegevens op het terrein van het Nederlandse bankwezen geschiedt de verwerving van deze gegevens na overleg met De Nederlandsche Bank NV. In aanvulling daarop kan De Nederlandsche Bank NV op verzoek van dan wel in overleg met het CBS gegevens op financieel terrein verzamelen, in het bijzonder als dit een neerwaarts effect heeft op de maatschappelijke rapportagelast.

Artikel 4 tot en met 11

In deze artikelen zijn de specifieke gegevens aangewezen die betrekking hebben op een of meer bedrijfstakken.

De in artikel 5 bedoelde gegevens die kunnen worden opgevraagd ten aanzien van de vergoeding voor geleverde energie, kunnen betrekking hebben op het tarief dat per eenheid wordt betaald, het vastrecht, de netwerkvergoeding, de energiebelasting en op de totale vergoeding die in een bepaalde periode is betaald. In artikel 3, onder r, zijn de voor de energiestatistieken noodzakelijke gegevens genoemd die bij de bedrijven zelf kunnen worden opgevraagd. In artikel 5 gaat het uitsluitend om de zogenaamde klantgegevens die bij een beperkt aantal bedrijven kunnen worden opgevraagd. De inlichtingen ten aanzien van de hoeveelheid gas betreffen in het geval van afnemers met een warmtekrachtinstallatie tevens een aparte opgave van de hoeveelheid gas die de warmtekrachtinstallatie verbruikt.

Tot de in artikel 6 bedoelde installaties behoren onder meer:

– warmtekrachtinstallaties;

– installaties voor opwekking van duurzame energie, zoals windmolens, installaties voor waterkracht, fotovoltaïsche cellen, warmtecollectoren en installaties voor biogas.

Artikel 11, onder d, betreft gegevens over de vraag naar zorg en de aard daarvan, het gebruik van zorg en de gezondheids- en welzijnstoestand op het niveau van de individuele zorggebruikers. De gegevens dienen op het niveau van de individuele zorggebruikers beschikbaar te komen om een koppeling voor statistische doeleinden aan andere bij het CBS beschikbare gegevens mogelijk te maken. De gegevens dienen daartoe ook te zijn voorzien van identificerende variabelen.

Artikel 12

De inzendtermijn in dit besluit is afgestemd op de Europese vereisten. Het Europees beleid vraagt niet alleen om steeds meer informatie – zo werd met de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam het aantal beleidsterreinen van de EU uitgebreid – maar ook om informatie die steeds sneller beschikbaar dient te komen. Daarnaast heeft ook de Europese Centrale Bank meer en tevens meer actuele informatie nodig voor het uitvoeren van haar taken.

In het bijzonder voor het verzamelen, bewerken en publiceren van de intracommunautaire handelsstatistiek gelden vanwege de massaliteit van de gegevens zeer strakke normen. In een aantal gevallen, bij voorbeeld bij afhankelijkheid van de afsluiting van een boekjaar, is het echter weer niet redelijk de gespecificeerde termijn aan te houden. Daarom wordt de directeur-generaal van de statistiek uitdrukkelijk de bevoegdheid gegeven de termijn in het voordeel van de aangewezen ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen te verlengen.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst


XHistnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Economische Zaken.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in het bijvoegsel bij de Staatscourant van 13 januari 2004, nr. 7.

Naar boven