6 Vragenuur: Vragen Grashoff

Vragen van het lid Grashoff aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over het bericht dat verbod op kankerverwekkende pesticiden uitblijft vanwege TTIP. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Afgelopen zaterdag verscheen het bericht dat Europese wetgeving gericht op een verbod op hormoonverstorende pesticiden onder het tapijt is geschoven. De onderhandelingen over TTIP hebben hierbij een belangrijke rol gespeeld. Dat blijkt uit interne documenten. Zo bleek dat de TTIP-onderhandelingen veroorzaakt hebben dat deze regelgeving niet tot stand kwam en in elk geval ernstig is vertraagd. Blootstelling aan deze pesticiden is erg schadelijk voor de gezondheid. Alleen al binnen de EU worden de zorgkosten op basis van wetenschappelijk onderzoek geschat op 157 miljard tot 270 miljard euro. Dat is een gigantisch bedrag. De WHO, de Wereldgezondheidsorganisatie, geeft overigens aan dat die schade ook al optreedt bij blootstelling aan heel kleine doses. Dat is de discussie over de drempelwaarden. Er zouden geen drempelwaarden bestaan. 

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft meerdere keren verklaard dat er aan Europese en Nederlandse standaarden rondom milieu en gezondheid niet getornd mag worden in een vrijhandelsverdrag tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten. Mijn vraag aan de minister is dan ook hoe zij deze gang van zaken rijmt met haar opvattingen of omgekeerd. Kan zij daarover opheldering geven? Als zij dat nu niet kan doen, op welke termijn kan zij dit dan eventueel wel doen? Welke stappen zal de minister zetten om een verbod op hormoonverstorende pesticiden alsnog centraal op de agenda van de Europese Unie te krijgen? 

Minister Ploumen:

Voorzitter. Goedemiddag en goedemiddag aan de Kamer. Ik dank de heer Grashoff voor zijn vragen. Dit onderwerp staat hoog op de agenda. Twee weken geleden heeft staatssecretaris Mansveld op vragen van mevrouw Thieme van de Partij voor de Dieren een brief over dit onderwerp aan de Kamer geschreven. Daarin werd overigens niet de verbinding met TTIP gelegd zoals wel wordt gedaan in het artikel van One World. 

Het is goed om de zaken op een rijtje te zetten, want ik deel de zorgen van de heer Grashoff, en om te vertellen hoe Nederland hiernaar kijkt. Het voorstel om criteria voor hormoonverstorende stoffen vast te stellen, is op suggestie van de Commissie al enige tijd geleden uitgesteld. Nederland is niet blij met dit uitstel. De Commissie had eigenlijk al op 13 december 2013 zulke criteria moeten vaststellen. De Commissie heeft laten weten dat zij dit uitstelt. Zij wil eerst een impact assessment doen, omdat de wetenschappelijke discussie nog niet is uitgekristalliseerd en de gevolgen van het vaststellen van die criteria verstrekkend kunnen zijn. Nederland maakt zich zorgen over de mogelijke effecten op de gezondheid van mensen en op ecosystemen en wil dat de Commissie die criteria wel zo snel mogelijk formuleert. Die boodschap brengen wij dan ook in Brussel. 

Het is ons bekend dat het bedrijfsleven een lobby voert op dit onderwerp. Wij weten dit, omdat er gelukkig een openbaar lobbyregister is in Brussel, zowel voor de Commissie als voor het Europees Parlement. Het is ons echter niet bekend dat de Commissie onder welke druk dan ook — zij spreekt natuurlijk ook met maatschappelijke organisaties over dit onderwerp — tot het inzicht is gekomen dat zo'n impact assessment moet worden uitgevoerd. Wij hebben ook geen aanwijzingen dat dit met TTIP te maken heeft. 

Dat laatste doet er overigens ook niet toe. De heer Grashoff heeft al gezegd dat wij niet willen dat onze standaarden worden verlaagd. De EU gaat over de vraag hoe wij de gezondheid van onze burgers borgen en dat geldt niet het bedrijfsleven, de Verenigde Staten of welke maatschappelijke organisatie dan ook. Daar gaat de Kamer over. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik ben blij dat de minister mijn zorg deelt, maar is zij wel zorgelijk genoeg? Uit de documenten die tevoorschijn zijn gekomen. blijkt zonneklaar dat de Europese Commissie onder zware druk van de lobby van de industrie en de Amerikanen, tot en met de Amerikaanse Chamber of Commerce, tot dat uitstel is gekomen. Dat verband wordt knalhard aangetoond. Dit betekent dat deze lobby dus niet een beetje succesvol is geweest, maar dat die draconische invloed heeft gehad op het voorgenomen beleid van de Europese Commissie. Dat geeft heel erg te denken. Wil de minister toezeggen dat zij alles in het werk zal stellen om nu omgekeerd druk op te bouwen op de Europese Commissie opdat die criteria zo snel mogelijk worden vastgesteld en de Commissie niet zwicht voor de druk van de internationale chemische bedrijven? 

Minister Ploumen:

Die toezegging doe ik graag, want die past in de lijn die collega Mansveld heeft uitgezet in haar brief. Nog één zin daarover. Naar aanleiding van de vragen van mevrouw Thieme heeft collega Mansveld contact opgenomen met de Commissie. Verder is duidelijk geworden dat het Europees Parlement naar aanleiding van een eerdere publicatie in The Guardian vragen heeft gesteld aan Commissaris Andriukaitis van het Directoraat-Generaal Gezondheid en Voedselveiligheid. Hij verwerpt de indruk die wordt gewekt in het artikel in the Guardian dat het beleid van de Commissie is aangepast als gevolg van druk van de industrie. Dat heeft zij gemeld in die Kamerbrief. Het lijkt mij goed om dat hier te vermelden, omdat dit ook in het Europarlement om dezelfde terechte reden een zorg is. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

De ontkenning van de Eurocommissaris dat er sprake is van enig verband heb ik natuurlijk ook gelezen, alleen is dat wel een heel wonderlijke erkenning, aangezien de bewijzen zich opstapelen. Het geeft eens te meer zorgen of de Europese Commissie wat dit betreft wel voldoende stevig in haar schoenen staat. Ik verzoek de minister nogmaals om de Commissie daar stevig bij te helpen. 

Minister Ploumen:

Ik zeg nogmaals dat dit de lijn is die Nederland volgt. Dus dat zullen wij zeker doen. Op een geëigend moment zullen we ongetwijfeld aan de Kamer laten weten wat daarvan de resultaten zijn. 

De heer Jasper van Dijk (SP):

Uit dit voorbeeld blijkt hoe gevaarlijk dit verdrag is. Het is in feite een couppoging van bedrijven om de democratie uit te schakelen. Mensen zouden zich daar zo goed mogelijk over moeten informeren. Dat kunnen ze bijvoorbeeld aanstaande zaterdag bij het SP-debat in Amersfoort. 

Nu mijn vraag. Deelt de minister de mening dat het onaanvaardbaar is als het TTIP-verdrag in werking zou treden voordat de Tweede Kamer hierover heeft geoordeeld? Dus ook geen voorlopige inwerkingtreding; eerst democratische besluitvorming. Deelt zij die mening? 

Minister Ploumen:

We vervallen een beetje in een herhaling van zetten, hoewel ik het wel met de heer Van Dijk eens ben dat er niet genoeg over gesproken kan worden. Op vrijdagmiddag heeft de Eurofractie van de Partij van de Arbeid een debat daarover in Utrecht. Even voor de precisie het volgende. Daarna kom ik tot de beantwoording van de vraag van de heer Van Dijk. Voor zover wij dat hebben kunnen vaststellen, is er geen verband tussen de wens van de Europese Commissie om een impact assessment te doen rondom de normen en TTIP. Dat hebben wij niet kunnen vaststellen. Dus ik ga ook niet mee met de suggesties die de heer Van Dijk daaromtrent doet. 

Over de tweede vraag van de heer Van Dijk is in een algemeen overleg al herhaaldelijk gedebatteerd. Nederland vindt dat handelsverdragen geratificeerd moeten worden via de nationale parlementen. Dat hebben wij ook herhaaldelijk laten weten aan de Eurocommissaris. Wij zijn daarin ook niet de enigen. Wij wachten dat even af. Wij willen natuurlijk graag de democratische besluitvorming blijven volgen zoals die is vastgelegd en waarover ik ook de Kamer brieven heb gestuurd. Als er nieuwe ontwikkelingen zijn in de Commissie hieromtrent, stel ik voor om die wederom goed te bediscussiëren. 

De heer Verhoeven (D66):

De minister zegt inhoudelijk wel goede dingen, maar zij is veel te voorzichtig. Wij hebben de afgelopen maanden voortdurend over dit onderwerp gedebatteerd. De hele Kamer is het erover eens dat zaken als uitholling van de democratie, pesticiden, chloorkippen en dergelijke Nederland niet mogen worden opgedrongen in het verdrag. De hele Kamer is het daarover eens. De minister zegt elke keer dat zij het daar ook mee eens is. Zij wil geen verlaging van de standaarden. Waarom is zij steeds zo voorzichtig in haar bewoordingen? Hoe actief en hoe hard is zij richting Europa op het moment dat dit soort standpunten van Nederland voor het voetlicht gebracht moeten worden? 

Minister Ploumen:

Er is al genoeg opwinding in de wereld. Daar hoef ik niet aan bij te dragen. Mijn opvatting is heel duidelijk. Die was dat wij geen verlaging van standaarden op het gebied van voedselveiligheid en milieu zullen accepteren. Die blijft zo en die verwoord ik ook zo. Ik zou de Kamer willen uitnodigen om haar oor te luister te leggen in Brussel, waar wij deze positie steeds innemen. Ik geloof niet dat ik daarvoor de stem steeds hoef te verheffen of in overtreffende trap hoef te spreken. Soms is helderheid gewoon de beste manier om het punt te maken. 

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Ouwehand een vraag heeft, maar de heer Vos is eerder. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Mijn fractie gelooft niet zoals de SP in de conspiracy theory van het groot kapitaal tegen de democratie. Het is echter wel degelijk een zorgpunt, ook voor de PvdA, dat TTIP en de lobby van grote bedrijven een halt wordt toegeroepen als de veiligheid van onze burgers in het geding is. Is de minister bereid om nog eens heel goed te kijken naar de informatie die naar buiten is gekomen in de e-mails van de ambtenaren — waarin wel degelijk een link lijkt te zijn tussen TTIP en de hormoonverstorende stoffen, zoals de heer Grashoff al stelde — en de wijze waarop de Commissie daarop heeft gereageerd, en daarover het parlement te berichten? 

Minister Ploumen:

Ik ben daar graag toe bereid. Wel verwijs ik naar de brief die collega Mansveld daarover reeds geschreven heeft. Ik kan mij voorstellen dat er naar aanleiding van de recente berichten behoefte is om wat dieper in te gaan op de materie, dus ik zeg dat graag toe. Ik zal erop ingaan in een AO over dit onderwerp, dan wel in een aparte Kamerbrief; ik zal bekijken wat het meest voor de hand ligt. 

De voorzitter:

De heer Vos wil natuurlijk weten wanneer die brief komt. 

Minister Ploumen:

Voordat de Kamer met reces gaat, zou ik zeggen. Dat lijkt mij wel nuttig. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik wil nog even terugkomen op TTIP, maar ook op de inhoud van het rapport. Dat rapport komt niet uit de lucht vallen. Afgesproken was dat er in 2013 een set met criteria zou liggen op basis waarvan wij de gifstoffen zouden kunnen uitfaseren. Dat is niet gehaald. Vorig jaar heeft de Partij voor de Dieren het kabinet al opgeroepen om zich aan te sluiten bij de rechtszaak van Zweden daarover. In maart van dit jaar bleek dat het rapport op basis waarvan die stoffen zouden kunnen worden uitgefaseerd, wel degelijk beschikbaar was, maar ergens in Brussel in een la was gelegd. Toen de Partij voor de Dieren staatssecretaris Mansveld daarop aansprak, zei zij daar niets van te weten. Nu komen er berichten dat er een duidelijke relatie is met de invloed van de lobby en TTIP. Mijn indruk is dat het kabinet wel erg naïef is in zijn handelen. 

De voorzitter:

Dank u wel. Uw vraag? 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wij zien dat afspraken om tot een eind te komen niet worden nageleefd. Er zijn signalen dat de invloed van de lobby te groot is en dat TTIP van invloed is. Waarom doet het kabinet niet meer? 

Minister Ploumen:

Zoals ik al zei, heeft collega Mansveld nadrukkelijk navraag gedaan bij de Commissie. Zij heeft zich laten informeren over hetgeen het debat in het Europarlement opgeleverd heeft. De positie van Nederland is duidelijk: net als de PvdD en andere in deze Kamer vinden wij dat de Commissie echt voortgang moet maken op dit dossier. Wij zien geen enkele reden op grond waarvan dat niet zou kunnen. Ik zeg nogmaals graag toe nog eens te bekijken of het nodig is om dat opnieuw aan de Commissie te laten weten. Naar mijn weten is de Commissie zeer bekend met die positie. 

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, uw tweede vraag kort graag. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als het kabinet meent dat de bewuste afspraken moeten worden uitgevoerd, hoor ik graag dat het kabinet zegt dat het rapport, dat nu dus in een la ligt, openbaar moet worden. Een impact assessment is niet nodig, want wij hebben al in 2013 afgesproken dat de criteria openbaar moeten worden en dat wij vanaf dat moment de desbetreffende stoffen zouden uitfaseren. Ik dank de minister voor haar toezegging om de Europese Commissies nog eens te vragen hoe het precies zit met de invloed van en de relatie met TTIP, maar ik vind dat het kabinet ook een eigen onderzoek moet doen, op basis van de gegevens die CEO nu heeft gepubliceerd. 

Minister Ploumen:

Ik meen dat wij doen wat mevrouw Ouwehand suggereert. Wij hebben ons aangesloten bij de rechtszaak die Zweden heeft aangespannen tegen de Europese Commissie over het uitblijven van die normen, dus wat dat betreft doen wij wat mevrouw Ouwehand vraagt. Wij zijn het zeer eens met haar oproep. Ook ik zie niet waarom het zo lang moet duren. Via dezelfde voortvarende lijn zullen wij druk blijven uitoefenen op de Europese Commissie. 

De heer Teeven (VVD):

Wij hebben een rondje van links gehoord met bangmakerij over TTIP. De VVD-fractie is heel blij met de realistische lijn die het kabinet volgt. Hulde dus ook aan de minister. 

Blijft de Commissie binnen het mandaat dat de 28 lidstaten hebben afgegeven aan de Europese Commissie bij het onderhandelen over TTIP? Heeft dit er misschien niets mee te maken? Misschien kan de minister dat de Kamer nog eens duidelijk maken. 

Minister Ploumen:

Wij hebben geen aanwijzingen dat dit onderwerp verbonden is geraakt aan de onderhandelingen over TTIP. Er zijn wel aanwijzingen dat er gelobbyd wordt door allerlei partijen, met allerlei belangen. Het register is openbaar, en dat is prima. De Commissie zal dat ongetwijfeld allemaal tot zich nemen. De Nederlandse regering maakt haar eigen afweging en is het eens met wat hier van links tot rechts in de Kamer wordt gevraagd, namelijk om druk uit te oefenen op de Commissie, want we vinden dat er normen moeten komen om die pesticiden uit te faseren. 

De voorzitter:

Dank u wel voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer. Hiermee is een einde gekomen aan het mondelinge vragenuur. 

Naar boven