2 Vragenuur: Vragen Slob

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde. 

Vragen van het lid Slob aan de minister voor Wonen en Rijksdienst over het uitblijven van een cao voor overheidspersoneel naar aanleiding van een aangenomen motie (34200, nr. 11). 

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik neem u allen even mee terug naar de derde dinsdag van september 2014. We zaten met elkaar in de Ridderzaal. Onze Koning sprak toen de troonrede uit, zoals we die zo mooi noemen, en daarin zei hij het volgende. "Na een nullijn van jaren kunnen de inkomens van leraren, politieagenten, militairen en ander overheidspersoneel weer meestijgen met de loonontwikkeling in de markt". Dat was verheugend nieuws voor alle mensen die in de publieke sector hun werk doen voor het algemeen belang. 

We zijn nu maanden en maanden verder en leven inmiddels in de maand juni, op 9 juni om precies te zijn. Er zijn echter nog steeds geen cao's afgesloten. In de afgelopen weken en maanden hebben we gemerkt dat er veel onrust is bij dit overheidspersoneel. In september zijn zij blij gemaakt: een situatie waarin ze soms al jaren zaten, namelijk leven op de nullijn, werd doorbroken. Er was weer ruimte. 

De Kamer heeft vorige week een motie aangenomen. In die motie hebben we tegen de regering gezegd dat zij er alles aan moet doen om de impasse rond de cao-onderhandelingen te doorbreken en zo snel als mogelijk afspraken te maken met de vakbonden. Inmiddels leven we weer een week verder. De voor de rijksdienst verantwoordelijke minister is hier aanwezig. Kan hij mij vertellen wat er in de afgelopen week is gebeurd? Hoe ziet de situatie eruit? Kunnen de woorden die in september zijn uitgesproken voor politieagenten, leraren, militairen en al het andere overheidspersoneel, eindelijk een keer worden waargemaakt? 

Minister Blok:

Voorzitter. De heer Slob wijst terecht op de uitspraak in de troonrede van vorig jaar. Er is weer ruimte beschikbaar voor de lonen. Dat is zo, omdat wij de systematiek volgen dat de ruimte bij de overheid wordt vastgesteld door de loonontwikkeling in de markt te volgen. Het Centraal Planbureau raamt dit ieder jaar. De geraamde ruimte voor dit jaar kwam uit op ruim 1%. Die ruimte is beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden. 

In de praktijk betekent dat dat het ABP-bestuur eerst de premie vaststelt. Voor de goede orde: het ABP-bestuur bestaat uit vakbonden en werkgevers, die gelijkelijk vertegenwoordigd zijn. Wat er overblijft, is beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden. De vastgestelde pensioenpremie heeft dit jaar de ruimte opgemaakt. Dat betekent dus dat de gedane toezegging voor het grootste deel in de pensioenpremies is gegaan. Ook de komende jaren zal de ruimte steeds op deze manier vastgesteld worden. Het Centraal Planbureau meet de gemiddelde loonontwikkeling in de markt en op die manier volgt de ruimte in de overheidsbegroting. 

De heer Slob vroeg wat er sindsdien gebeurd is. Ik ben aan tafel gegaan met de bonden en heb daar de mogelijkheden verkend. Voor mij is een belangrijk onderdeel ook het moderniseren van de arbeidsvoorwaarden. Op een aantal onderdelen, met name de ouderenregelingen en de bovenwettelijke WW, zijn de regelingen bij de overheid niet meer van deze tijd. Ze verhinderen een flexibel optreden als werkgever. Ik heb van mijn kant daarom aangegeven waar ik wijzigingen zou willen. Helaas hebben de bonden ruim vijf weken geleden de onderhandelingstafel verlaten. Ik heb ze daarna uitgenodigd om weer om de tafel te komen. Tot op heden zijn ze niet op die uitnodiging ingegaan. Dat betreur ik zeer, want ook ik wil zo snel mogelijk een nieuwe cao afsluiten. 

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik luister goed naar de minister en ik probeer me ondertussen voor te stellen dat ik een van die overheidspersoneelsleden ben. Na jaren op de nullijn te hebben gestaan, hoor ik de minister een vrij technisch verhaal houden. Hij eindigt met de opmerking dat het jammer is dat vijf weken geleden de onderhandelingen zijn gestopt en dat hij die graag zou hervatten, maar dat ze niet komen en dat er dus nu even niets kan gebeuren. Dat geldt ook voor politieagenten, voor leraren en voor militairen. Nu de economie aantrekt en de overheid in de begroting, zelfs meerjarig, een bedrag oplopend tot 1,6 miljard euro heeft opgenomen om iets te doen, verwachten zij gewoon van dezelfde overheid, na jaren op de nullijn te hebben gestaan — dat was te respecteren en te begrijpen in een tijd van crisis — dat er ook stappen gezet gaan worden. Zij verwachten niet dat de overheid, die dat hier in de persoon van de minister eigenlijk wel aardig illustreert, afhoudend en afwachtend is. Zo kan het dus nog wel weken en misschien maanden doorgaan. 

Ik weet, mevrouw de voorzitter, dat de Kamer geen partij is in cao-onderhandelingen en zij moet ook niet op die stoel gaan zitten. Ik wil echter toch via u een klemmend beroep op het kabinet doen, in de richting van deze minister, om de impasse daadwerkelijk te doorbreken, een reëel loonbod te doen en ervoor te zorgen dat er echt iets te bespreken valt. Waar wij zo veel jaren de loyaliteit van deze mensen hebben mogen ervaren als het gaat om de wijze waarop zij in financiële zin zijn behandeld, is het eigenlijk beschamend dat wij deze situatie zo lang laten duren. Als wij niet oppassen, zitten wij straks ver in de zomer en is zo een heel jaar verloren gegaan. Ik vind dat eerlijk gezegd niet te verkopen. Dus via u, mevrouw de voorzitter, in de richting van de minister: kabinet, doe iets! 

Minister Blok:

Ik ben het eens met de heer Slob als hij zegt dat de ambtenaren in Nederland een enorme inzet hebben laten zien en een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het oplossen van het financiële probleem dat door de crisis is ontstaan, door zo lang op de nullijn te moeten leven. Daarin heeft de heer Slob gelijk. De heer Slob heeft geen gelijk als hij het kabinet een afwachtende houding verwijt. Het kabinet is niet weggelopen van de onderhandelingstafel. Dat hebben de bonden gedaan. Ik heb ze nadrukkelijk uitgenodigd om weer aan tafel te komen. Ik heb aangegeven dat er bij het kabinet redelijke wensen leven om de arbeidsvoorwaarden te moderniseren. Het geeft geen pas om een kabinet dat op ieder moment aan tafel wil, afwachtendheid te verwijten als de bonden zijn weggelopen. 

De heer Slob (ChristenUnie):

Wij hebben het kabinet gevraagd om een stap te zetten en de impasse te doorbreken. Dan kun je heel lang op anderen wachten, maar als je wilt praten, zal er ook iets te bespreken moeten zijn. Ik vraag via u, voorzitter, nogmaals aan de minister: wil het kabinet zich ook in de komende dagen weer inzetten om zo snel mogelijk deze impasse te doorbreken en tot reële afspraken te komen? Anders sta ik hier volgende week weer, want wij willen gewoon dat er een keer duidelijkheid komt in de richting van alle mensen die zo trouw in het algemeen belang hun werk doen op de verschillende terreinen. 

Minister Blok:

Ik ben op ieder moment bereid om de agenda leeg te maken om met de bonden te gaan praten, maar om met elkaar te kunnen praten zijn wel twee partijen nodig. Daar waar een partij op dit moment niet wil praten, kan de urgentie die ik bij de heer Slob zo duidelijk bemerk en die bij mij ook leeft, er niet in resulteren dat een akkoord wordt gesloten. Voor dat akkoord heb ik namelijk twee partijen nodig. 

De heer Ulenbelt (SP):

De mensen die de publieke zaak dienen, ambulancepersoneel, politiemannen enz., verdienen respect en waardering. Nu heeft een voorman van de partij waarvan de heer Blok lid is, gezegd: cao's bij het oud vuil. Is de minister nu bezig om die politieke lijn uit te voeren of wil hij wel een cao? Als hij zegt dat hij wel een cao wil, moet hij niet verwijzen naar de bonden maar met een bod komen waarover te praten valt. 

Minister Blok:

Ik heb net in antwoord op de vragen van de heer Slob al aangegeven dat ik zo snel mogelijk een cao wil sluiten. Daarmee is dus de eerste vraag van de heer Ulenbelt beantwoord. Aan de tafel waaraan wij gezeten hebben tot het moment dat de bonden wegliepen, is natuurlijk een bod uitgewisseld. De heer Ulenbelt kan zich ook voorstellen dat ik niet via de microfoon onderhandel. Natuurlijk is daar reëel onderhandeld. Nogmaals, daarmee wil ik graag verdergaan. 

De heer Kerstens (PvdA):

Voordat ik in de Kamer kwam, had ik gewoon een baan en was ik vakbondsbestuurder. Ik heb in die functie veel over cao's mogen onderhandelen. Ik weet dat vakbonden niet gewoon zijn om met krankzinnige eisen te komen en dan aan de onderhandelingspartner te vragen of ze het morgen allemaal kunnen komen ophalen en of de tas die ze meebrengen zo groot moet zijn of nog een maatje groter. Ik heb begrepen dat het tot nu toe helemaal niet gaat om tassen waar looneisen in gestopt worden, maar om een doosje, een sigarendoos. 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

De heer Kerstens (PvdA):

Mijn vraag is: als de minister mensen die al vier jaar lang op de nullijn staan, blij maakt met de mededeling dat die nullijn van tafel is en als hij vervolgens met een aanbod komt dat dichter bij de nul zit dan bij 1% loonsverhoging, begrijpt hij dan de vakbonden even opstappen en zeggen dat hij terug kan komen wanneer hij een serieus aanbod doet? 

Minister Blok:

Ook ik had gewoon een baan voordat ik de politiek in ging. Ik kan dus zeker meevoelen hoe het is om wel of geen loonstijging te ontvangen. Natuurlijk zijn er aan de kant van de vakbonden wensen — daar heb ik ook alle respect voor — maar ook aan de kant van de werkgever zijn er wensen. Nogmaals: wat mij betreft, gaat het daarbij om het moderniseren van de arbeidsvoorwaarden. Ik vind echt dat de overheid flexibeler moet kunnen zijn en dat een aantal regelingen, met name voor ouderen — de bovenwettelijke WW — luxer zijn dan elders gebruikelijk en ook niet meer van deze tijd zijn. Beide partijen hebben dus wensen. Dat is ook normaal. Zij kunnen alleen tot elkaar komen wanneer zij weer in gesprek raken; dat blijft mijn uitnodiging aan de bonden. 

De voorzitter:

Dank u wel voor uw antwoorden en voor uw komst naar de Kamer. 

Naar boven