Besluit van 10 maart 2022 tot wijziging van het Besluit naturalisatietoets in verband met de overgangssituatie na de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 2 december 2021, directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3675192;

Gelet op de artikelen 8, eerste lid, aanhef en onderdeel d, en 23, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

De Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 2 februari 2022, No.W16.21.0360/II/K);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van (8 maart 2022), directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3865923;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit naturalisatietoets wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel a, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» vervangen door «Onze Minister van Justitie en Veiligheid».

B

Artikel 3, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel h komt te luiden:

2. In onderdeel j wordt «artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inburgering» vervangen door «artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inburgering, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop de Wet inburgering 2021 in werking treedt».

C

In artikel 5, eerste lid, wordt «artikel 7, vierde lid, onderdeel g, van de Wet inburgering» vervangen door «artikel 8, eerste lid, onderdeel g, van de Wet inburgering, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop de Wet inburgering 2021 in werking treedt».

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In dat besluit kan worden bepaald dat dit besluit terugwerkt tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 10 maart 2022

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg

Uitgegeven de achttiende maart 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen deel

1.1. Hoofdlijnen van de regeling

Dit besluit strekt tot wijziging van het Besluit naturalisatietoets (hierna: BNT) in verband met de overgangssituatie na de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021. Het BNT geeft nadere invulling aan de inburgeringsvoorwaarde waaraan een vreemdeling die om naturalisatie verzoekt op grond van artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van de Rijkswet op het Nederlanderschap moet voldoen. De inburgeringsvoorwaarde in het BNT kent twee onderdelen: kennis van de Nederlandse taal en, indien van toepassing ook van het Engels of het Papiaments en kennis van de staatsinrichting en maatschappij. Het op objectieve wijze vaststellen of een verzoeker om naturalisatie voldoet aan deze cognitieve eisen gebeurt met de naturalisatietoets. Het BNT bevat regels over de naturalisatietoets in de verschillende landen en openbare lichamen binnen het Koninkrijk. De landen en openbare lichamen binnen het Koninkrijk der Nederlanden kennen verschillende examens, die per land en openbaar lichaam de inhoud vormen van de aldaar geldende naturalisatietoets. Onderhavig besluit heeft betrekking op de naturalisatietoets voor verzoekers die hun hoofdverblijf hebben in het Europese deel van Nederland of buiten het Koninkrijk. Dit besluit wijzigt niets aan de regels voor de naturalisatietoets in de Caribische delen van het Koninkrijk.

De Wet inburgering 2021 is in werking getreden op 1 januari 2022 en vervangt de oude Wet inburgering zoals die gold tot 1 januari 2022 (hierna: de Wet inburgering 2013). De Wet inburgering 2013 werkte op drie manieren door naar het Besluit naturalisatietoets. In de eerste plaats is het inburgeringsexamen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Wet inburgering 2013 aangewezen als de naturalisatietoets in Europees Nederland (artikel 2, eerste lid, van de Regeling naturalisatietoets Nederland) en als examen voor degenen die woonachtig zijn buiten het Koninkrijk en om naturalisatie verzoeken. Verzoekers om naturalisatie die hun hoofdverblijf hebben in Europees Nederland of buiten het Koninkrijk legden het inburgeringsexamen als bedoeld in de Wet inburgering 2013 af als zijnde de naturalisatietoets. Bij het behalen van de naturalisatietoets ontvingen zij het inburgeringsdiploma als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, van de Wet inburgering 2013. In de tweede plaats zijn verzoekers die hun inburgeringsdiploma onder de Wet inburgering 2013 reeds hebben behaald, op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van het BNT vrijgesteld van de naturalisatietoets. Onder de Wet inburgering 2013 was het uitgangspunt dat inburgeraars hun inburgeringsdiploma behaalden op ten minste het taalniveau A2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen (hierna: ERK). In de derde plaats kennen het Besluit naturalisatietoets en de daarop gebaseerde Regeling naturalisatietoets Nederland een aantal gronden voor (gedeeltelijke) vrijstelling of ontheffing van de naturalisatietoets die corresponderen met en verwijzen naar de gronden voor vrijstelling of ontheffing van de inburgeringsplicht die waren opgenomen in de Wet inburgering 2013 of het Besluit inburgering 2013.

Het is van belang dat deze doorwerking van de Wet inburgering 2013 voorlopig wordt voortgezet na de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021. Het betreft hier een overgangssituatie, omdat de Wet inburgering 2013 op termijn wordt uitgefaseerd en vervangen door het nieuwe stelsel van de Wet inburgering 2021 voor de inburgering van nieuwkomers dat onder verantwoordelijkheid van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is uitgewerkt.1 De Wet inburgering 2021 verhoogt het na te streven taalniveau, overeenkomstig het regeerakkoord 2017–20212, van niveau A2 naar niveau B1 van het ERK en introduceert een maatwerkgerichte benadering van drie leerroutes zodat nieuwkomers op het voor hen hoogst haalbare niveau aan de inburgeringsplicht kunnen voldoen: de B1-route, de onderwijsroute en de zelfredzaamheidsroute (z-route) waarbij inburgeraars op een lager taalniveau dan B1 kunnen voldoen aan de inburgeringsplicht. In het overgangsrecht van artikel 54 van de Wet inburgering 2021 is bepaald dat de Wet inburgering 2013 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de personen op wie deze wet van toepassing was op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.

Het is onder de Wet inburgering 2021 niet langer mogelijk om het inburgeringsexamen aan te wijzen als de naturalisatietoets in Europees Nederland en voor verzoekers die woonachtig zijn buiten het Koninkrijk. De maatwerkgerichte benadering zoals het nieuwe inburgeringsstelsel dat kent, leent zich daar niet voor. Het voornemen is daarom om een separaat regime voor de naturalisatietoets in te stellen. De inrichting daarvan is nog niet gereed op het moment van inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 op 1 januari 2022. Om die reden blijft het voorlopig mogelijk voor verzoekers die willen naturaliseren om de naturalisatietoets in de vorm van het inburgeringsexamen af te leggen onder het regime van de Wet inburgering 2013 en om een beroep te doen op de onder dat regime geldende gronden voor vrijstelling en ontheffing. Het regime van de Wet inburgering 2013 blijft ingevolge artikel 54 van de Wet inburgering 2021 voorlopig van kracht. Voor verzoekers om naturalisatie zullen er voorlopig inburgeringsexamens op het taalniveau A2 van het ERK alsook het examen «Kennis van de Nederlandse samenleving» beschikbaar blijven. Dat betekent dat verzoekers om naturalisatie die de naturalisatietoets afleggen een inburgeringsdiploma als bedoeld in de Wet inburgering 2013 verkrijgen.

Om de doorwerking van de Wet inburgering 2013 na de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 tijdens de overgangsperiode voort te zetten, is aanpassing van het BNT per die datum noodzakelijk. Buiten twijfel moet worden gesteld dat het op basis van de Wet inburgering 2013 behaalde inburgeringsdiploma geldig blijft voor het vrijgesteld worden van de naturalisatietoets. Vreemdelingen die onder de Wet inburgering 2013 aan hun inburgeringsplicht hebben voldaan op ten minste taalniveau A2 of de inburgeraars die onder het overgangsrecht van artikel 54 van de Wet inburgering 2021 vallen en de komende jaren een inburgeringsdiploma behalen dat nog verleend wordt op grond van de ingetrokken Wet inburgering 2013, zijn vrijgesteld van het afleggen van de naturalisatietoets. Ook is van belang dat de gronden voor (gedeeltelijke) vrijstelling of ontheffing waarvoor wordt verwezen naar de Wet inburgering 2013 of het Besluit inburgering 2013 geldig blijven voor verzoekers op wie deze regels van toepassing blijven. Daarom wordt met deze wijziging in de relevante bepalingen van het Besluit naturalisatietoets eerbiedigende werking toegekend aan de Wet inburgering zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 en het Besluit inburgering zoals dat besluit luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit inburgering 2021.

De Regeling naturalisatietoets Nederland kent ook een aantal gronden voor (gedeeltelijke) vrijstelling of ontheffing van de naturalisatietoets waarbij wordt verwezen naar de Wet inburgering 2013 of het Besluit inburgering 2013. Ook deze regels blijven geldig voor verzoekers op wie deze regels van toepassing blijven. Daartoe wordt aan de relevante bepalingen van de Regeling naturalisatietoets Nederland eveneens eerbiedigende werking toegekend.

1.2. Uitvoerings- en administratieve lasten

Het conceptbesluit is aan de IND en de DUO voorgelegd met het verzoek te toetsen op uitvoerbaarheid. Gelet op het feit dat dit besluit strekt tot het voortzetten van de huidige regels met betrekking tot de naturalisatietoets voor verzoekers die hun hoofdverblijf hebben in het Europese deel van Nederland of buiten het Koninkrijk na de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021, levert dit besluit geen nieuwe administratieve lasten op voor burgers en bedrijven.

1.3. Financiële gevolgen

Voor zover verzoekers om naturalisatie na de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021 gebruik blijven maken van het examenstelsel van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden de kosten daarvan, evenals nu, gedekt uit de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

1.4. Advies en consultatie

Gelet op het feit dat dit besluit strekt tot het voortzetten van de huidige regels met betrekking tot de naturalisatietoets voor verzoekers die hun hoofdverblijf hebben in het Europese deel van Nederland of buiten het Koninkrijk na de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021, wordt het besluit niet in (internet)consultatie gegeven. Het gaat hier immers niet om wet- en regelgeving die veel verandering brengt in de rechten en plichten van burgers, bedrijven en instellingen of die grote gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk.3

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

De definitiebepaling van artikel 1 wordt geactualiseerd aan het Besluit van 8 november 2012 houdende departementale herindeling met betrekking tot vreemdelingenzaken (2012) (Stcrt. 2012, 23043), waarbij de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van vreemdelingenzaken zijn overgedragen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Minister van Justitie en Veiligheid.

Onderdeel B

Met onderdeel B, onderdeel 1, wordt artikel 3, eerste lid, onderdeel h, aangepast. Daarmee wordt geregeld dat het op basis van de Wet inburgering 2013 behaalde inburgeringsdiploma geldig blijft voor het vrijgesteld worden van de naturalisatietoets. Zo wordt buiten twijfel gesteld dat alle vreemdelingen die onder de Wet inburgering 2013 aan hun inburgeringsplicht hebben voldaan of de inburgeraars die onder het overgangsrecht van artikel 54 van de Wet inburgering 2021 vallen en de komende jaren een inburgeringsdiploma behalen dat is verleend op grond van de Wet inburgering 2013, worden vrijgesteld van het afleggen van de naturalisatietoets. Dit tot een nieuw Besluit naturalisatietoets mogelijk anders bepaalt in het geval in de toekomst voor naturalisatie in Europees Nederland sprake wordt van een hoger taalbeheersingsniveau van het Nederlands dan A2. Daartoe wordt aan de verwijzing naar de Wet inburgering 2013 in het BNT toegevoegd dat het betreft de Wet inburgering, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop de Wet inburgering 2021 in werking treedt. Van de gelegenheid wordt gebruikt gemaakt om de verouderde verwijzing in het BNT te actualiseren naar artikel 8, eerste lid, onderdeel g, van de oude Wet inburgering. Omwille van de leesbaarheid is de opsommingswijze aangepast.

Onderdeel 2 ziet op de actualisatie van de vrijstellingsgrond voor een verzoeker die ten minste acht jaren tijdens de leerplichtige leeftijd in het Europese deel van Nederland heeft verbleven. Om buiten twijfel te stellen dat verzoekers die onder het regime van de Wet inburgering 2013 vallen zich op deze vrijstellingsgrond kunnen blijven beroepen, wordt de verwijzing aangevuld met de zinsnede dat het betreft de Wet inburgering, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop de Wet inburgering 2021 in werking treedt.

Onderdeel C

Met onderdeel C wordt in artikel 5, eerste lid, een verouderde verwijzing geactualiseerd naar artikel 8, eerste lid, onderdeel g, van de Wet inburgering, zoals die wet luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop de Wet inburgering 2021 in werking treedt. Zoals hiervoor aangegeven zal het voorlopig mogelijk blijven voor verzoekers om naturalisatie om de naturalisatietoets als het inburgeringsexamen af te leggen onder het regime van de Wet inburgering 2013. Het oude regime van de Wet inburgering blijft ingevolge artikel 54 van de Wet inburgering 2021 voorlopig van kracht. Voor verzoekers om naturalisatie zullen er dus voorlopig inburgeringsexamens op het taalniveau A2 van het ERK beschikbaar blijven. Dat betekent dat verzoekers om naturalisatie die de naturalisatietoets afleggen, een inburgeringsdiploma als bedoeld in de Wet inburgering 2013 uitgereikt krijgen.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Het is van belang dat dit besluit vanwege de samenhang met de Wet inburgering 2021 op hetzelfde tijdstip als deze wet in werking treedt. Op grond van artikel 8, zesde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap kan dit besluit niet eerder in werking treden dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het is geplaatst. Van de plaatsing dient onverwijld mededeling te worden gedaan aan beide kamers der Staten-Generaal. Gelet op deze procedure wordt het mogelijk gemaakt aan dit besluit of onderdelen daarvan terugwerkende kracht te verlenen zodat dit besluit of onderdelen daarvan na de inwerkingtreding van dit besluit terugwerken tot aan het tijdstip van de inwerkingtreding van de Wet inburgering 2021.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, E. van der Burg


X Noot
1

Stb. 2021, 38.

X Noot
2

Kamerstukken II 2017/18, 34 700, nr. 34 en bijlage.

X Noot
3

Zie ook Kamerstukken II, 2010/11, nr. 29 279, 121.

Naar boven