Besluit van 22 februari 2019 tot wijziging van het Besluit van 26 april 2018 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) (Stb. 2018, 129) en van het Besluit van 19 juni 2018 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Verzamelwet EZK en LNV 2018 (Stb. 2018, 207)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 19 februari 2019, nr. WJZ / 19045615;

Gelet op artikel XVIII van de wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) en artikel XVII van de Verzamelwet EZK en LNV 2018;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het enige artikel van het Besluit van 26 april 2018 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) (Stb 2018, 129), laatstelijk gewijzigd door het Besluit van 5 december 2018 tot wijziging van het Besluit van 26 april 2018 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) (Stb. 2018, 462), wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van onderdeel b tot onderdeel c wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. artikel II, onderdelen A, subonderdeel 1, N, subonderdelen 1 en 2, P, U, AE, AG, AI, AJ, subonderdeel 1, en XI, welke in werking treedt met ingang van 1 januari 2020;.

2. Onderdeel c (nieuw) komt te luiden:

  • c. artikelen I, onderdelen A, subonderdelen 1a en 1b, C, J, subonderdelen 01, 2 en 3, X, subonderdeel 3, 4 en 5, AG0a, AG00a, AG000a, AG0000a, AH, subonderdeel 2, voor zover het betreft de vervanging van «21, negende lid, tweede volzin» door «21, achtste lid», en AJa, II, onderdelen F, G en IV, welke niet in werking treden.

ARTIKEL II

Onderdeel b van het enige artikel van het Besluit van 19 juni 2018 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Verzamelwet EZK en LNV 2018 (Stb. 2018, 207) komt te luiden:

  • b. de artikelen III, onderdeel D, en XVIa, die in werking treden met ingang van 1 januari 2020.

ARTIKEL III

De volgende artikelen treden in werking in de hieronder aangegeven volgorde:

  • a. de artikelen II, onderdeel N, subonderdeel 2, en XI van de Wet van 9 april 2018 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) (Stb. 2018, 109);

  • b. de artikelen III, onderdeel D, en XVIa van de Verzamelwet EZK en LNV 2018.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 februari 2019

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Uitgegeven de achtentwintigste februari 2019

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

Dit besluit wijzigt het Besluit van 26 april 2018 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) (Stb. 2018, 129) (hierna: Wet voortgang energietransitie) en het Besluit van 19 juni 2018 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Verzamelwet EZK en LNV 2018 (Stb. 2018, 207).

Met dit besluit wordt bepaald dat de onderdelen van de Wet voortgang energietransitie en de Verzamelwet EZK en LNV 2018 die betrekking hebben op de vernieuwde aansluittaak van de gasnetbeheerder op 1 januari 2020 in werking treden. Tevens wordt bepaald dat de in de Wet voortgang energietransitie opgenomen taak voor gasnetbeheerders om zogenoemde netverliezen in te kopen op 1 januari 2020 in werking treedt.

De datum van 1 januari 2020 is gekozen om de volgende redenen. De kosten voor genoemde taken dienen, voor zover deze doelmatig zijn, te worden verdisconteerd in de tarieven. Tot 1 januari 2019 was het niet mogelijk om kosten voor nieuwe wettelijke taken gedurende een tariefreguleringsperiode in de tarieven te verdisconteren zonder basis in een methodebesluit en x-factorbesluit van de Autoriteit Consument en Markt (hierna: de ACM). Met de Wet van 5 december 2018 tot aanpassing van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat naar aanleiding van de departementale herindeling en het herstellen van enige wetstechnische gebreken en leemten (Stb. 2018, 487), die de Gaswet wijzigt, is met ingang van 1 januari 2019 in de Gaswet in een wettelijke grondslag voorzien om doelmatige kosten voor nieuwe wettelijke taken waar geen rekening mee is gehouden bij het methodebesluit en x-factorbesluit rechtstreeks in de tarieven te verdisconteren. Met de aanwezigheid van een grondslag voor de rechtstreekse verwerking van de kosten voor nieuwe taken in de tarieven, kunnen de taken om netverliezen in te kopen en de vernieuwde aansluittaak ook in werking treden. Gelet op de benodigde voorbereidingstijd bij netbeheerders en de ACM en gelet op het moment van vaststellen van de tariefbesluiten voor 2020 door de ACM in 2019, is de inwerkingtreding van de vernieuwde aansluittaak en de taak om netverliezen in te kopen gesteld op 1 januari 2020.

Met de inwerkingtreding van de vernieuwde aansluittaak gaan de bestaande taken met betrekking tot de aansluiting op in de vernieuwde aansluittaak. Dit betekent dat de inkomsten voor de vernieuwde aansluittaak deels worden gebaseerd op het vastgestelde methodebesluit en x-factorbesluit. De inkomsten voor het nieuwe deel van de vernieuwde aansluittaak worden op grond van bovengenoemde wettelijke grondslag bepaald in de tarievenbesluiten.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven