Besluit van 26 april 2018 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 25 april 2018, nr. WJZ / 18079109;

Gelet op artikel XVIII van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Enig artikel

De Wet van 9 april 2018, tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) (Stb. 2018, 109) treedt in werking met ingang van 1 juli 2018, met uitzondering van:

  • a. artikelen I, onderdelen B, F, G, I, J, subonderdeel 1, K, L, M, N, O, P, Q, R, S, Sa, Sb, T, U, V, W, Wa, X, subonderdelen 1 en 2, Z, Za, AA, AB, AC, AG, AGa en AH, subonderdelen 2, voor zover het betreft de vervanging van «16Aa, derde en vierde lid, 16a, 17, vierde lid, 17a, derde en vierde lid, 18, derde lid» door «16a, 17, vierde lid, 18» en 3, onderdelen b en c, II, onderdelen B, C, D, E, Ia, Ib, Ic, J, K, M, N, subonderdeel 3, O, P, Q, R, S, T, U, Ub, Va, Vb, X, AB, AC, AD, subonderdelen 1, 2 en 3, onderdeel a, AG, AGa, AH, AJ en AJa, VI, VII, VIII, VIIIa, IX, X, XIV, XIVa, XV en XVI, welke in werking treden met ingang van 1 januari 2019;

  • b. artikelen I, onderdelen A, subonderdelen 1a en 1b, C, J, subonderdelen 01, 2 en 3, X, subonderdeel 3, 4 en 5, AG0a, AG00a, AG000a, AG0000a, AH, subonderdeel 2, voor zover het betreft de vervanging van «21, negende lid, tweede volzin» door «21, achtste lid», en AJa, II, onderdelen A, subonderdeel 1, F, G en N, subonderdelen 1 en 2, AE, AI, IV en XI, welke niet in werking treden.

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar, 26 april 2018

Willem-Alexander

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Uitgegeven de achtste mei 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

In dit besluit wordt de inwerkingtreding geregeld van de Wet van 9 april 2018, tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) (Stb. 2018, 109). Deze wet treedt gefaseerd in werking. Per 1 juli 2018 treden de onderdelen samenhangend met het schrappen van de gasaansluitplicht voor nieuwbouwwoningen uit de Gaswet in werking. Ook de onderdelen waarvoor geen lagere regelgeving nodig is, treden per 1 juli 2018 in werking. Een aantal onderdelen treedt per 1 januari 2019 in werking. Tot slot is er een aantal onderdelen waarvoor op een later moment een besluit wordt genomen over de inwerkingtreding.

Het is rijksbeleid om een periode van twee maanden aan de houden tussen publicatie van de wet en de inwerkingtreding. Voor de onderdelen die op 1 juli 2018 in werking treden is de periode in dit geval korter dan twee maanden. Over de gasaansluitplicht is intensief overleg gevoerd met stakeholders. Inwerkingtreding op 1 juli 2018 wordt om die reden niet bezwaarlijk geacht. De andere onderdelen die op 1 juli 2018 in werking treden, betreffen meer technische wijzigingen en wijzigingen die uitvoering geven aan Europese regelgeving of daar een grondslag voor creëren; deze onderdelen zullen geen ingrijpende wijzigingen voor de praktijk met zich brengen, waardoor inwerkingtreding op 1 juli 2018 eveneens niet bezwaarlijk wordt geacht.

Artikelsgewijs

Onderdeel a

In dit onderdeel wordt de inwerkingtreding geregeld van een aantal onderdelen van artikel I (Elektriciteitswet 1998) en II (Gaswet) op 1 januari 2019. Dit betreffen voor zowel de Elektriciteitswet 1998 als de Gaswet de taakafbakening van de netbeheerder en de nevenactiviteiten van het netwerkbedrijf, het investeringsplan en het kwaliteitsborgingsysteem, inclusief de bepalingen over meldingen en voorvallen. Dit onderdeel bevat daarnaast het onderwerp verkabeling in de Elektriciteitswet 1998.

Voor de onderdelen opgenomen in onderdeel a is inwerkingtreding op 1 juli 2018 te vroeg, omdat nog lagere regelgeving in voorbereiding is of de uitvoering in de praktijk meer tijd vraagt.

Met artikel II, onderdeel N, vierde subonderdeel, wordt een nieuw zevende lid ingevoegd in artikel 10 van de Gaswet. Dit onderdeel treedt op 1 juli 2018 in werking. Onderdeel N, derde subonderdeel, dat regelt dat het huidige zevende lid van artikel 10 van de Gaswet vervalt, treedt een half jaar later in werking op 1 januari 2019. Dit heeft tot gevolg dat er tijdelijk twee leden zeven zullen zijn in de Gaswet. In de Gaswet komt een verwijzing naar artikel 10, zevende lid, eenmaal voor in artikel 2b, derde lid. Er kan gelet op de inhoud van het nieuwe lid zeven geen verwarring over bestaan dat in artikel 2b, derde lid, wordt verwezen naar het oude zevende lid.

In dit onderdeel wordt ook de inwerkingtreding geregeld van de wijzigingen in de tariefregulering in de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, die samenhangen met de bepalingen over taken van de netbeheerder en activiteiten van het netwerkbedrijf.

In die tariefbepalingen komen ook verwijzingen voor naar de experimenteerbepalingen in voorgesteld artikel 1i van de Gaswet en artikel 7a, van de Elektriciteitswet 1998. De nieuwe experimenteerartikelen treden nog niet in werking. Indien de experimenteerartikelen later in werking treden dan 1 januari 2019, hebben de verwijzingen daarnaar in de artikelen over tarieven tot die tijd geen betekenis.

Onderdeel b

Voor de in onderdeel b opgenomen onderdelen van artikel I (Elektriciteitswet 1998) en II (Gaswet) is nog geen inwerkingtredingsdatum bekend.

Het gaat in de eerste plaats om de bepalingen in de Elektriciteitswet 1998 over de enkelvoudige storingsreserve voor hoogspanningsverbindingen (N-1) en over garanties en certificaten van oorsprong («full disclosure»). Voor deze onderwerpen is lagere regelgeving in voorbereiding, maar het is nog niet zeker of deze regelgeving op tijd gereed is om op 1 januari 2019 in werking te treden.

Onderdeel b regelt in de tweede plaats ten aanzien van de Gaswet dat de taken voor de gasnetbeheerder om netverliezen in te kopen en om grote aansluitingen te verzorgen nog niet in werking treden. Over de vraag wanneer deze onderdelen precies in werking kunnen treden vindt nog overleg plaats tussen de ACM en de netbeheerders. Dit zijn nieuwe taken voor gasnetbeheerders, welke in de tariefbesluiten die de ACM vaststelt moeten terugkomen. De onderdelen met betrekking tot netverliezen zullen waarschijnlijk op 1 januari 2019 in werking kunnen treden, afhankelijk van de uitkomsten van dit overleg.

Het streven is om in het najaar van 2018 een inwerkingtredings-KB te slaan waarin de inwerkingtreding wordt geregeld van de in onderdeel b genoemde onderdelen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven