Besluit van 21 maart 2018, houdende regels voor een systeem van informatie-uitwisseling betreffende bovengrondse en ondergrondse infrastructuur van netten en netwerken ter voorkoming van graafschade en ter bevordering van de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid (Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, gedaan mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 december 2017, nr. WJZ/17195871;

Gelet op richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronischecommunicatienetwerken met hoge snelheid (PbEU 2014, L 155) en de artikelen 8, derde lid, 22, 28, eerste tot en met derde lid, 29, eerste lid, en 30 van de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken en artikel 3.37, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 december 2017, No.W18.17.0390/IV);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, uitgebracht mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 maart 2018, nr. WJZ/18013217;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

beheerdersinformatie:

informatie die een beheerder of netwerkexploitant verstrekt ingevolge artikel 11, eerste lid, of 12, eerste lid en tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de wet;

wet:

Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

Artikel 2

  • 1. Een beheerpolygoon, oriëntatiepolygoon en graafpolygoon wordt weergegeven door een tekening van een vlak aan de hand van coördinaten van het rijksdriehoekstelsel op door de Dienst verstrekt kaartmateriaal.

  • 2. De beheerder respectievelijk netwerkexploitant stelt een beheerpolygoon op voor elk net respectievelijk netwerk dat hij beheert.

  • 3. De omvang en vorm van het gebied van de beheerpolygoon is gerelateerd aan de ligging van het net of netwerk dat binnen dat gebied wordt beheerd, waarbij in het geval van een net rekening wordt gehouden met een zorgvuldigheidsmarge tussen de ligging van het net en de grens van het gebied.

  • 4. De Dienst verricht de registratie, bedoeld in artikel 20, vierde lid, onderdeel b, van de wet, overeenkomstig de gebiedsaanduiding die desgevraagd door de gemeente in wier grondgebied het net zich bevindt, is gegeven.

  • 5. De oriëntatiepolygoon past binnen een vierkant waarvan de zijdes langs de x- en y-coördinaten lopen en waarvan de zijdes een lengte van 2,5 kilometer hebben.

  • 6. De graafpolygoon past binnen een vierkant waarvan de zijdes langs de x- en y-coördinaten lopen en waarvan de zijdes een lengte van 500 meter hebben. Indien overeenkomstig artikel 14 van de wet graafmeldingen gezamenlijk worden gedaan door tussenkomst van een door Onze Minister aangewezen organisatie, past de graafpolygoon binnen een vierkant waarvan de zijdes langs de x- en y-coördinaten lopen en waarvan de zijdes een lengte van 1.500 meter hebben.

  • 7. Het tweede lid is niet van toepassing op:

    • a. een netwerkexploitant die uitsluitend antenne-opstelpunten beheert en de informatie als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de wet middels het antenneregister toegankelijk heeft gemaakt; of

    • b. een netwerkexploitant die reeds als beheerder een beheerpolygoon voor zijn net en netwerk heeft opgesteld.

Artikel 3

  • 1. Beheerders, netwerkexploitanten, aanbieders, opdrachtgevers, grondroerders, en bestuursorganen hebben toegang tot en aansluiting op het informatiesysteem, mits zij zich daartoe tevoren hebben aangemeld bij de Dienst.

  • 2. Een grondroerder of opdrachtgever heeft slechts toegang tot en aansluiting op het informatiesysteem indien hij in het kader van de uitoefening van een beroep of een bedrijf graafwerkzaamheden onder zijn verantwoordelijkheid of leiding laat verrichten, respectievelijk opdracht geeft tot het uitvoeren van een werk waarbij graafwerkzaamheden worden verricht.

  • 3. Een aanbieder heeft slechts toegang tot en aansluiting op het informatiesysteem indien hij om gebiedsinformatie verzoekt ten behoeve van het voorbereiden van een verzoek tot medegebruik of coördinatie.

  • 4. Een netwerkexploitant die uitsluitend antenne-opstelpunten beheert en de informatie als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de wet door middel van het antenneregister toegankelijk heeft gemaakt, heeft geen toegang tot en aansluiting op het informatiesysteem.

  • 5. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de in het eerste lid bedoelde aanmelding, met inbegrip van de verstrekking van gegevens omtrent de aan te melden organisatie en personen.

Artikel 4

  • 1. De registratiemelding, het oriëntatieverzoek en de graafmelding worden gedaan en het graafbericht wordt verzonden via het elektronisch informatiesysteem, met dien verstande dat:

    • a. het oriëntatieverzoek en de graafmelding door tussenkomst van de Dienst kunnen worden gedaan;

    • b. graafmeldingen voor graafwerkzaamheden als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de wet overeenkomstig artikel 14 van de wet gezamenlijk kunnen worden gedaan door tussenkomst van een door Onze Minister aangewezen organisatie.

  • 2. De registratiemelding omvat een aanduiding van de functie van het desbetreffende net of netwerk overeenkomstig een bij ministeriële regeling te bepalen functie-indeling.

  • 3. De graafmelding omvat de aanvangsdatum van de voorgenomen graafwerkzaamheden en een aanduiding van de aard van deze werkzaamheden. De eerste volzin is niet van toepassing op graafmeldingen die overeenkomstig artikel 14 van de wet gezamenlijk worden gedaan door tussenkomst van een door Onze Minister aangewezen organisatie.

  • 4. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop en de vorm waarin een registratiemelding, een oriëntatieverzoek, een graafmelding, een ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 10, onderdeel a, van de wet, of een graafbericht wordt gedaan, en over de hierbij te verstrekken gegevens.

Artikel 5

  • 1. De liggingsgegevens die deel uitmaken van de beheerdersinformatie hebben betrekking op elk in de oriëntatiepolygoon of graafpolygoon gelegen net of netwerk, en worden weergegeven door een tekening op een bij ministeriële regeling te bepalen schaalgrootte.

  • 2. De liggingsgegevens die deel uitmaken van de beheerdersinformatie, hebben betrekking op de horizontale ligging en zijn gebaseerd op de meest nauwkeurige metingen die voor de beheerder of netwerkexploitant beschikbaar zijn, met dien verstande dat de metingen ten minste een nauwkeurigheid van een meter hebben.

  • 3. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat op de in het eerste lid bedoelde tekening markeringen en afzonderlijke elementen van het net of netwerk als zodanig worden weergegeven, en kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van de weergave van deze gegevens.

  • 4. De beheerdersinformatie omvat de volgende gegevens:

    • a. de functie van het net of netwerk overeenkomstig de bij ministeriële regeling te bepalen functie-indeling;

    • b. indien meer dan één door de beheerder respectievelijk netwerkexploitant beheerd net respectievelijk netwerk op onderling zo geringe afstand is gelegen dat deze op de in het eerste lid bedoelde kaart niet afzonderlijk kunnen worden weergegeven: het aantal netten of netwerken;

    • c. andere, bij ministeriële regeling bepaalde gegevens.

  • 5. Het vierde lid, onderdeel b, is niet van toepassing voor zover het netten betreft die deel uitmaken van een stervormig aangelegd aansluitnetwerk en indien wordt voldaan aan de bij ministeriële regeling gestelde regels.

  • 6. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop beheerdersinformatie wordt verstrekt en over de daarbij te verstrekken contactgegevens.

  • 7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de gebiedsinformatie die op grond van artikel 13 van de wet aan degene die het oriëntatieverzoek of de graafmelding heeft gedaan wordt verstrekt en over de wijze waarop deze gebiedsinformatie wordt verstrekt.

Artikel 6

De maximale diepgang, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de wet, bedraagt 50 centimeter.

Artikel 7

  • 1. Indien als gevolg van een calamiteit onverwijld graafwerkzaamheden noodzakelijk zijn om persoonlijk letsel of grote schade te voorkomen zijn de artikelen 2, 8 en 15 van de wet niet van toepassing.

  • 2. Indien graafwerkzaamheden worden verricht als bedoeld in het eerste lid, draagt de opdrachtgever er zorg voor dat deze graafwerkzaamheden zo veel mogelijk op zorgvuldige wijze kunnen worden verricht, rekening houdend met de urgentie van de werkzaamheden.

  • 3. De grondroerder verricht de in het eerste lid bedoelde graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze, rekening houdend met de urgentie van de werkzaamheden.

  • 4. De grondroerder stelt voorafgaand aan de in het eerste lid bedoelde graafwerkzaamheden de Dienst daarvan in kennis, waarna de Dienst onverwijld de contactgegevens van de beheerders van netten die op de graaflocatie zijn gelegen en informatie over de functie van deze netten aan de grondroerder verstrekt. De Dienst draagt in verband hiermee zorg voor permanente bereikbaarheid van de Dienst.

  • 5. De Dienst kan de uitvoering van het vierde lid opdragen aan een instelling die permanent bereikbaar is.

  • 6. De grondroerder wint voor zover mogelijk bij de beheerders van netten die zijn gelegen op de graaflocatie, informatie in over de precieze ligging van netten op de graaflocatie. De grondroerder neemt in elk geval contact op met de beheerders van een net met gevaarlijke inhoud dat op de graaflocatie is gelegen.

  • 7. De beheerder van een net met gevaarlijke inhoud zorgt dat hij met het oog op de uitvoering van het zesde lid permanent telefonisch bereikbaar is voor het verschaffen van informatie en het treffen van voorzorgsmaatregelen voor zover dat nodig en mogelijk is.

  • 8. De opdrachtgever meldt onder opgaaf van redenen uiterlijk de eerstvolgende werkdag bij Onze Minister indien hij opdracht heeft gegeven tot graafwerkzaamheden als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8

  • 1. De gebieden, met inbegrip van de daarin gelegen fysieke infrastructuur en civiele werken, bedoeld in artikel 30 van de wet, zijn:

    • a. de luchthavens Schiphol, Rotterdam, Lelystad, Maastricht, Eelde, Leeuwarden, Volkel, Eindhoven, De Peel, Gilze Rijen, Woensdrecht en De Kooy;

    • b. de plaatsen van vestiging van de inrichtingen die beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet;

    • c. de marinehavens van Den Helder en Vlissingen;

    • d. de plaatsen van vestiging van militaire zend- en ontvangstinstallaties die naar hun aard een bijzondere vorm van informatiebeveiliging vereisen.

  • 2. In dit artikel wordt onder gebiedsbeheerder verstaan:

    • a. voor de in het eerste lid, onder a, bedoelde burgerluchthavens: exploitant van de luchthaven;

    • b. voor de in het eerste lid, onder a, bedoelde militaire luchthavens: Onze Minister van Defensie;

    • c. voor de in het eerste lid, onder b, bedoelde gebieden: houder van de vergunning; en

    • d. voor de in het eerste lid, onder c en d, bedoelde gebieden: Onze Minister van Defensie.

  • 3. De gebiedsbeheerder doet bij de Dienst opgave van de begrenzing van de gebieden, bedoeld in het eerste lid, waarover hij het beheer voert en stelt onverwijld de Dienst in kennis van wijzigingen van die begrenzing.

  • 4. Indien een oriëntatieverzoek of graafmelding betrekking heeft op gebied als bedoeld in het eerste lid:

    • a. verstrekt de gebiedsbeheerder geen liggingsgegevens over netten of netwerken die hij beheert aan de Dienst;

    • b. verstrekt de Dienst gebiedsinformatie onverwijld, doch uiterlijk binnen twee werkdagen na verzending van het graafbericht, aan de gebiedsbeheerder;

    • c. indien de gebiedsbeheerder niet degene is die het oriëntatieverzoek of de graafmelding heeft ingediend, verstrekt hij onverwijld de van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie en beheerdersinformatie over eigen netten die zijn gelegen in de oriëntatiepolygoon of de graafpolygoon aan degene die het oriëntatieverzoek of de graafmelding heeft gedaan, voor zover dit naar zijn oordeel noodzakelijk is voor het zorgvuldig verrichten van de graafwerkzaamheden en geen afbreuk doet aan het vereiste niveau van informatiebeveiliging.

  • 5. Op de verstrekking van informatie door de gebiedsbeheerder zijn artikel 13, derde lid, van de wet en de krachtens artikel 28 en 29 van de wet gestelde regels van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

De bewaarplicht, bedoeld in artikel 22 van de wet, geldt voor een periode van vijf jaar.

Artikel 10

In artikel 14, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt «de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten» vervangen door: de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

Artikel 11

Artikel 1, onderdeel beheerdersinformatie, komt te luiden:

beheerdersinformatie:

informatie die een beheerder of netwerkexploitant verstrekt ingevolge artikel 5a, 11, eerste lid, of 12, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, van de wet.

Artikel 12

Het Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten wordt ingetrokken.

Artikel 13

  • 1. Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel 11, in werking op het tijdstip waarop de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken in werking treedt.

  • 2. Artikel 11 treedt in werking op het tijdstip waarop zowel de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken in werking is getreden als artikel I, onderdeel C, van het bij koninklijke boodschap van 23 juni 2017 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (evaluatie WION en regeling bevoegde rechter) (Kamerstukken 34 745).

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 21 maart 2018

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Uitgegeven de dertigste maart 2018

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

Met dit besluit worden, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, regels gesteld ter uitvoering van de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (hierna: WIBON) en ter uitvoering van de verplichting tot informatie-uitwisseling in richtlijn 2014/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake maatregelen ter verlaging van de kosten van de aanleg van elektronischecommunicatiewerken met hoge snelheid (hierna: richtlijn breedband). Met deze richtlijn wordt een verdere bijdrage geleverd aan het verwezenlijken van een van de doelstellingen uit de mededeling van de Commissie met als titel «Digitale agenda voor Europa: digitale impulsen voor de Europese groei» (hierna: Digitale Agenda), namelijk dat alle Europeanen in 2020 toegang hebben tot sneller internet (30 Mbps of meer). De richtlijn breedband voorziet daartoe in een aantal transparantieverplichtingen die waarborgen dat aanbieders die openbare communicatienetwerken aanbieden, toegang hebben tot bepaalde minimuminformatie wanneer zij een breedbandnetwerk willen aanleggen. Deze toegang tot minimuminformatie moet ervoor zorgen dat bij de aanleg van breedbandige netwerken de mogelijkheden voor medegebruik van netwerken en coördineren van civiele werken goed ingeschat kunnen worden en daar desgewenst gebruik van kan worden gemaakt zodat de aanleg doelmatig en kostenefficiënt kan worden gerealiseerd. Voor een nadere toelichting op de inhoud van de richtlijn breedband wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de WIBON (Kamerstukken II 2016/17, 34 739, nr. 3, blz. 1 tot en met 3).

Voor bovenbedoelde informatie-uitwisseling is in de WIBON aangesloten bij de informatie-uitwisseling die al plaatsvond op grond van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (hierna: WION) ter voorkoming van graafschade. De WIBON vervangt de WION en voorziet in de uitbreiding van het bestaande regime voor de uitwisseling van informatie over ondergrondse netten ter voorkoming van schade bij graafwerkzaamheden, naar informatie-uitwisseling over fysieke infrastructuur en civiele werken ter bevordering van medegebruik en coördinatie. De bepalingen van de WION zijn één-op-één overgenomen in de WIBON en de bepalingen die nodig zijn ter implementatie van de richtlijn breedband zijn ingevoegd in de systematiek van de WION-bepalingen. Hierop is nader ingegaan in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de WIBON (Kamerstukken II 2016/17, 34 739, nr. 3, blz. 1 tot en met 3).

Op dezelfde wijze voorziet het onderhavige besluit in vervanging van het op de WION gebaseerde Besluit informatie-uitwisseling ondergrondse netten (hierna: BION). De bepalingen van het BION zijn één-op-één overgenomen in het onderhavige besluit en de bepalingen die nodig zijn ter implementatie van de richtlijn breedband zijn ingevoegd in de systematiek van de BION-bepalingen. De procedure voor en de verplichtingen tot informatie-uitwisseling zoals deze al in het BION waren vastgelegd ten aanzien van graafwerkzaamheden gelden nu ook ten behoeve van de informatie-uitwisseling tussen aanbieders, netbeheerders en netwerkexploitanten in het kader van medegebruik en coördinatie.

De Dienst voor het kadaster en de openbare registers (hierna: Dienst) fungeert hiervoor als het centrale loket voor het uitwisselen van informatie. De uitwisseling van informatie vindt plaats via het bestaande elektronisch informatiesysteem in beheer bij de Dienst (het zogenoemde KLIC-systeem).

Bij de opstelling van dit besluit is overleg gevoerd met betrokken marktpartijen en overheidsinstellingen.

De in de richtlijn breedband opgenomen implementatietermijnen zijn inmiddels verstreken. Hierover is de Tweede Kamer verschillende keren geïnformeerd (zie onder meer de brief van de Minister van Economische Zaken van 14 november 2016 (Kamerstukken II 2016/17, 33 613, nr. 7) en de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 20 oktober 2017 (Kamerstukken II 2016/17, 21 109, nr. 230)). De gevolgen van de termijnoverschrijding zijn evenwel relatief beperkt. Hierop is nader ingegaan in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de WIBON (Kamerstukken II 2016/17, 34 739, nr. 3, blz. 6).

In paragraaf 2 wordt nader ingegaan op de belangrijkste onderwerpen. Daarbij wordt voornamelijk aandacht besteed aan de bepalingen die gewijzigd zijn ten opzichte van die in het BION.

2. Belangrijkste onderwerpen

Ten eerste wordt een aantal begripsomschrijvingen gegeven (artikel 1). Het begrip beheerdersinformatie omvat nu naast door de beheerder te verstrekken informatie als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet, tevens de informatie die door de netwerkexploitant ingevolge artikel 12, eerste lid en tweede lid, onderdeel a, wordt verstrekt. De door de Dienst op grond van artikel 13 van de wet te verstrekken informatie (gebiedsinformatie) betreft een bundeling van de beheerdersinformatie die door elk van de afzonderlijke beheerders of netwerkexploitanten wordt verstrekt. Momenteel zijn vrijwel alle netwerkexploitanten die onder de verplichting tot informatieverstrekking vallen op grond van artikel 12, eerste en tweede lid, van de wet tevens beheerders. Er zijn twee netwerkexploitanten die geen beheerder in de zin van de wet zijn, omdat zij enkel antenne-opstelpunten beheren. Zij zijn op grond van artikel 12, derde lid, van de wet uitgezonderd van de verplichting tot het verstrekken van informatie via het elektronische informatiesysteem, voor zover zij die informatie via het antenneregister toegankelijk hebben gemaakt. Zoals hierna bij de artikelen 2 en 3 aangegeven hoeven deze netwerkexploitanten op grond van dit besluit geen beheerdersinformatie te verstrekken.

Ten tweede worden nadere regels gesteld over gebieden waarbinnen netten en netwerken worden beheerd respectievelijk waarop de oriëntatieverzoeken betrekking hebben: de beheer-, oriëntatie- en graafpolygonen (artikel 2). Voor de polygonen ten behoeve van medegebruik en coördinatie van fysieke infrastructuur is volledig aangesloten bij de geldende afmetingen en overige vereisten zoals deze reeds golden voor polygonen ten behoeve van de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten ter voorkoming van graafschade in het BION. Het tweede lid van artikel 2 verplicht een beheerder respectievelijk netwerkexploitant een beheerpolygoon op te stellen voor elk net respectievelijk netwerk dat hij beheert. Ingevolge artikel 2, zevende lid, geldt deze verplichting niet voor netwerkexploitanten die tevens beheerder zijn voor zover zij al een beheerpolygoon hebben opgesteld voor hun net en netwerk. Deze verplichting geldt evenmin voor de bovengenoemde twee netwerkexploitanten die geen beheerder zijn, die enkel antenne-opstelpunten beheren en die de gevraagde informatie al via het antenneregister toegankelijk hebben gemaakt. Zij zijn op grond van artikel 12, derde lid, van de wet dan immers uitgezonderd van de verplichting tot het verstrekken van informatie en hoeven in dat geval geen beheerpolygoon op te stellen voor de antenne-opstelpunten die zij beheren.

In het geval een beheerpolygoon betrekking heeft op een net, dient ingevolge artikel 2, derde lid, rekening te worden gehouden met een zorgvuldigheidsmarge tussen de ligging van het net en de grens van het gebied. Als een net op de grens van een beheerpolygoon gelegen is, kan dat ertoe leiden dat in een aanpalend gebied wordt gegraven zonder dat de grondroerder ervan op de hoogte is dat er zich zeer dichtbij een net bevindt. Om te voorkomen dat daardoor alsnog schade ontstaat, moet de beheerder een zorgvuldigheidsmarge aanhouden bij het opstellen van de beheerpolygoon. Aangezien dit risico zich niet openbaart bij medegebruik van netwerken en coördinatie civiele werken, hoeft bij het opstellen van de beheerpolygoon ten behoeve daarvan geen zorgvuldigheidsmarge te worden aangehouden.

Ten derde zijn bepalingen opgenomen over de toegang en aansluiting op het elektronisch informatiesysteem (artikel 3). Alleen na aanmelding kunnen de betrokken partijen toegang tot en aansluiting op het elektronisch informatiesysteem verkrijgen voor het doen van een melding of het verstrekken van informatie, respectievelijk het ontvangen van berichten of informatie.

Om het gebruik van het elektronische informatiesysteem voor oneigenlijke doeleinden te voorkomen, zijn in dit besluit enkele waarborgen opgenomen met betrekking tot de toegang en aansluiting. Ingevolge artikel 3, tweede lid, kunnen alleen professionele grondroerders en opdrachtgevers toegang krijgen tot het systeem. Andere grondroerders en opdrachtgevers kunnen verzoeken en meldingen doen door tussenkomst van de Dienst, zoals bepaald in artikel 4. Ingevolge artikel 3, derde lid, heeft een aanbieder enkel toegang tot en aansluiting op het informatiesysteem voor zover dit nodig is om gebiedsinformatie te verkrijgen ten behoeve van het voorbereiden van een verzoek tot medegebruik of coördinatie. Het is een aanbieder niet toegestaan zijn toegang tot en aansluiting op het informatiesysteem te gebruiken om informatie te verkrijgen voor andere doeleinden. Verder zijn netwerkexploitanten die uitsluitend antenne-opstelpunten beheren en de informatie middels het antenneregister hebben verstrekt, uitgesloten van toegang tot en aansluiting op het informatiesysteem. In de regel verloopt de informatie-uitwisseling met betrekking tot het medegebruik van antenne-opstelpunten door middel van het antenne-register. Het informatieregime van de WIBON laat onverlet dat aanbieders gebruik kunnen maken van de informatie-uitwisseling via het antenne-register met betrekking tot medegebruik van antenne-opstelpunten.

Ten vierde zijn, op grond van artikel 28, eerste lid, onderdeel a, en derde lid, onderdelen b en d, van de wet nadere regels gesteld over registratiemeldingen, oriëntatieverzoeken en graafmeldingen, respectievelijk ontvangstberichten en graafberichten. Voor de efficiënte werking van het elektronisch informatiesysteem is het van belang dat deze meldingen, verzoeken en berichten op een uniforme wijze worden gedaan en duidelijkheid bestaat over welke informatie daarbij moet worden verstrekt. In artikel 4 wordt daarom geregeld op welke wijze en met welke gegevens registratiemeldingen, oriëntatieverzoeken en graafmeldingen bij de Dienst gedaan moeten worden. Voor de informatie-uitwisseling ten behoeve van het voorbereiden van een verzoek tot medegebruik of coördinatie is aangesloten bij de bestaande nadere regels ten behoeve van de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten ter voorkoming van graafschade zoals die in het BION waren gesteld. Daarbij geldt, net als in het BION het geval was, dat rekening wordt gehouden met de omstandigheid dat niet alle partijen intensief deelnemen aan de uitwisseling van informatie. Voor partijen waarvoor deze uitwisseling slechts incidenteel aan de orde is, is het mogelijk door tussenkomst van de Dienst informatieverzoeken in te dienen. De grondroerder of aanbieder kan bijvoorbeeld contact opnemen met de Dienst en met ondersteuning van de Dienst de graaf- of oriëntatiepolygoon bepalen. In artikel 5 is krachtens artikel 28, eerste lid, onderdeel a, van de wet op onderdelen nadere invulling gegeven aan de artikelen 11 en 12 van de wet, waarin is bepaald welke informatie de beheerder of netwerkexploitant ten minste moet verstrekken ten behoeve van de grondroerder of aanbieder.

Ten vijfde zijn in artikel 8 gebieden, met inbegrip van de daarin gelegen fysieke infrastructuur en civiele werken, aangewezen waarbinnen om veiligheidsredenen een specifiek regime van toepassing is. Op grond van artikel 30 van de wet, dat mede strekt tot implementatie van artikel 4, zevende lid, en artikel 6, vijfde lid, van de richtlijn breedband, kunnen gebieden, fysieke infrastructuur en civiele werken worden aangewezen waarvoor om veiligheidsredenen kan worden afgeweken van de voorschriften ten aanzien van de informatie-uitwisseling. Het gaat erom misbruik te voorkomen van informatie over de ligging van netten of netwerken voor (bijvoorbeeld terroristische) aanslagen op vitale infrastructuur. Voor de in artikel 8 genoemde gebieden, onder andere Schiphol en een aantal defensieterreinen, geldt een afwijkend informatie-regime. Deze gebieden worden aangewezen vanuit veiligheidsredenen, waarbij het begrip «veiligheidsredenen» ruim moet worden uitgelegd en ook de integriteit van netwerken omvat. Overigens is inherent aan de opzet van het elektronische informatiesysteem dat er slechts informatie wordt uitgewisseld voor zover dat doelmatig en nodig is. Door de systematiek waarop een informatieverzoek betrekking moet hebben (bij oriënterende werkzaamheden een oriëntatiepolygoon en bij graafwerkzaamheden een graafpolygoon) heeft de informatie-uitwisseling enkel betrekking op een afgebakend gebied en een beperkt deel van een netwerk. Daarnaast gaat het om een gesloten systeem van informatie-uitwisseling. De informatie is alleen bestemd voor de partijen die toegang hebben tot het informatiesysteem en moet op grond van de wet vertrouwelijk behandeld worden en niet aan derden worden verstrekt.

Vanwege deze redenen is het afdoende om het uitsluiten van informatieverplichtingen in verband met kritieke nationale infrastructuur te baseren op veiligheidsbelangen. Voor het uitsluiten van verplichtingen tot informatie-uitwisseling in geval van medegebruik en coördinatie is aangesloten bij het regime van de WION. De in dit artikel genoemde gebieden waren al aangewezen ten behoeve van de informatie-uitwisseling over ondergrondse netten ter voorkoming van schade bij graafwerkzaamheden. Het specifieke regime is nu ook van toepassing in deze gebieden voor informatie-uitwisseling ter bevordering van medegebruik en coördinatie.

Ten slotte is in artikel 9 de termijn voor het bewaren van gegevens bepaald. Deze termijn geldt op grond van dit besluit ook voor de gegevens die worden uitgewisseld in het kader van de informatie-uitwisseling ten behoeve van de bevordering van medegebruik en coördinatie.

3. Regeldruk

Dit besluit heeft geen effecten op de administratieve lasten voor bedrijven en een zeer beperkt effect op de inhoudelijke nalevingskosten voor bedrijven. Voor een uitgebreide toelichting hierop wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de WIBON (Kamerstukken II 2016/17, 34 739, nr. 3, blz. 33 tot en met 36).

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft geconstateerd dat de regeldrukgevolgen volledig in beeld zijn gebracht en heeft geadviseerd om het ontwerpbesluit in te dienen (advies van 21 november 2017, kenmerk MvH/RvZ/PO/bs/ATR0093/2017-U059).

4. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

In zijn uitvoeringstoets van 21 juni 2016 (Kenmerk 16.047297) heeft de Dienst enkele opmerkingen gemaakt. Dit heeft niet geleid tot aanpassingen in het ontwerp-besluit.

5. Consultatie

Het ontwerpbesluit is tezamen met de overige uitvoeringsregelgeving ter implementatie van de richtlijn breedband geconsulteerd door middel van een internetconsultatie op Overheid.nl in de periode van 13 juli tot en met 31 augustus 2016. Er zijn met betrekking tot het ontwerpbesluit twee openbare reacties ontvangen (zie https://www.internetconsultatie.nl/kostenreductie).

Een organisatie vroeg zich af of de verwijzingen in het conceptbesluit naar de WION wel correct waren en of er in het wetsvoorstel definities worden opgenomen van onder andere «netwerkexploitant», «netwerk» en «aanbieders». In reactie hierop wordt opgemerkt dat in het conceptbesluit is verwezen naar het wetsvoorstel voor de WIBON. In de WIBON, die de WION vervangt, zijn de artikelen van de WION één-op-één overgenomen en aangevuld met artikelen ter implementatie van de richtlijn breedband. In verband met de implementatie zijn onder meer in de WIBON definities opgenomen van het begrip «netwerkexploitant», «netwerk» en «aanbieder» (artikel 1 van de WIBON). De wijziging van de WION in verband met de evaluatie, waarnaar in de consultatiereactie wordt verwezen, zal uiteindelijk in de WIBON worden geïntegreerd. In de paragrafen 1 en 7 (toelichting op de artikelen 11 en 13) van deze nota van toelichting is hierop nader ingegaan.

Een andere partij had een opmerking over de verplichtingen tot informatieverstrekking voor aanbieders voor mobiele netwerken. Gewezen wordt op de uitzondering die in artikel 12, derde lid, van de WIBON is opgenomen voor aanbieders die uitsluitend antenne-opstelpunten beheren. Omdat deze aanbieders geen ondergronds net beheren, zijn zij geen beheerder in de zin van de WION en hoeven zij zich niet te registreren bij de Dienst. Derhalve geldt voor deze aanbieders dat de informatie-uitwisseling via het antenneregister verloopt. Volgens deze partij zou deze uitzondering ook dienen te gelden voor aanbieders van mobiele netwerken die zowel antenne-opstelpunten als ondergrondse netten beheren. In reactie hierop wordt opgemerkt dat de uitzondering, bedoeld in artikel 12, derde lid, van de WIBON is opgenomen om – in verband met de daarmee samenhangende lasten – te voorkomen dat aanbieders die uitsluitend bovengrondse infrastructuur, zoals antenne-opstelpunten in beheer hebben, hun netwerk zouden moeten registreren in het elektronische informatiesysteem dat de Dienst beheert. Dit zou voor deze aanbieders namelijk een nieuwe verplichting inhouden en gepaard gaan met extra kosten. Die verplichting bestond daarentegen wel voor aanbieders met zowel ondergrondse als bovengrondse infrastructuur. Zij waren immers wel beheerder in de zin van de WION en waren op grond van die wet verplicht hun netten te registeren (artikel 6 van de WION). De WIBON neemt de volledige registratie van het netwerk van die aanbieders dan ook als uitgangspunt. Ingevolge artikel 6, derde lid, onderdeel a, van de WIBON hoeft de huidige groep van beheerders geen nieuwe beheerpolygoon of registratiepolygoon in te dienen. Dit vindt zijn weerslag in artikel 2, zevende lid, onderdeel b, van het onderhavige besluit, waarin is voorzien in een uitzondering voor het opstellen van een beheerpolygoon voor een netwerkexploitant die reeds als beheerder een beheerpolygoon voor zijn net en netwerk heeft opgesteld. Het informatieregime van de WIBON laat overigens de mogelijkheid van informatie-uitwisseling via het antenne-register wat betreft het medegebruik van antenne-opstelpunten onverlet. Een aanbieder is namelijk niet verplicht om de Dienst te verzoeken om gebiedsinformatie ten behoeve van het voorbereiden van een verzoek tot medegebruik (zie artikel 7, tweede lid, van de WIBON).

6. Notificatie

Het besluit strekt uitsluitend tot omzetting van de richtlijn breedband. Notificatie van het ontwerpbesluit op grond van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEG 2006, L 376) en Richtlijn 2015/1535/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015 L 241), is derhalve niet vereist.

7. Artikelen

Artikel 1

In dit artikel zijn de begrippen «wet» en «beheerdersinformatie» gedefinieerd. Op het laatstgenoemde begrip is nader ingegaan in paragraaf 2 van deze nota van toelichting.

Artikel 2

In dit artikel zijn nadere regels gesteld over de zogenoemde beheer-, oriëntatie- en graafpolygonen. Hierop is nader ingegaan in paragraaf 2 van deze nota van toelichting, de toelichting op artikel 2 van het BION (Stb. 2008, 233, blz. 11 tot en met 13) en de nota van toelichting bij de wijziging van het BION (Stb. 2011, 349, blz. 4, 5, 7 en 8).

Artikel 3

In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over de toegang tot en aansluiting op het elektronische informatiesysteem. Hierop is nader ingegaan in paragraaf 2 van deze nota van toelichting en de toelichting op artikel 3 van het BION (Stb. 2008, 233, blz. 13).

Artikel 4

Dit artikel bevat nadere regels over registratiemeldingen, oriëntatieverzoeken en graafmeldingen, respectievelijk ontvangstberichten en graafberichten. Hierop is nader ingegaan in paragraaf 2 van deze nota van toelichting, de toelichting op artikel 4 van het BION (Stb. 2008, 233, blz. 13 en 14) en de nota van toelichting bij de wijziging van het BION (Stb. 2011, 349, blz. 4, 5, 7 en 8).

Artikel 5

In dit artikel is nadere invulling gegeven aan artikel 13 van de wet, waarin is bepaald welke informatie de beheerder ten minste moet verstrekken ten behoeve van de grondroerder. Dit artikel is, afgezien van aanpassing aan de nieuwe nummering, ongewijzigd overgenomen uit het BION. Voor een nadere toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de toelichting op artikel 5 van het BION (Stb. 2008, 233, blz. 14 tot en met 16) en de nota van toelichting bij de wijziging van het BION (Stb. 2011, 349, blz. 7 en 8).

Artikel 6

In dit artikel is bepaald tot welke diepte graafwerkzaamheden mogen plaatsvinden in het kader van de vrijstelling voor graafwerkzaamheden, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de wet. Dit artikel is ongewijzigd overgenomen uit het BION. Voor een nadere toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de toelichting op artikel 6 van het BION (Stb. 2008, 233, blz. 16).

Artikel 7

Dit artikel bevat een zogenoemde calamiteitenprocedure. Deze heeft betrekking op situaties waarin door de geboden spoed, de in hoofdstuk 4 van de wet geregelde procedure van zorgvuldig graven niet kan worden gevolgd. Dit artikel is, afgezien van aanpassing aan de nieuwe nummering, ongewijzigd overgenomen uit het BION. Voor een nadere toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de toelichting op artikel 7 van het BION (Stb. 2008, 233, blz. 16 en 17).

Artikel 8

In dit artikel zijn nadere regels gesteld over de zogenoemde veiligheidsgebieden, bedoeld in artikel 30 van de wet. Hierop is nader ingegaan in paragraaf 2 van deze nota van toelichting, de toelichting op artikel 8 van het BION (Stb. 2008, 233, blz. 17 tot en met 19) en de nota van toelichting bij de wijzigingen van het BION (Stb. 2009, 412, blz. 37, en Stb. 2011, 349, blz. 5 en 8).

Artikel 9

In dit artikel is de termijn voor het bewaren van gegevens bepaald. Hierop is nader ingegaan in paragraaf 2 van deze nota van toelichting en de toelichting op artikel 9 van het BION (Stb. 2008, 233, blz. 20).

Artikel 10

Dit artikel bevat een technische aanpassing van het Besluit externe veiligheid buisleidingen. De verwijzing naar de WION in dat besluit is vervangen door een verwijzing naar de WIBON.

Artikel 11

Dit artikel bevat een voorziening die samenhangt met de samenloop van de WIBON met het bij koninklijke boodschap van 23 juni 2017 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (evaluatie WION en regeling bevoegde rechter) (Kamerstukken 34 745) in verband met het begrip «beheerdersinformatie», bedoeld in artikel 1 van dit besluit. Als gevolg van dat voorstel kunnen beheerders er namelijk voor kiezen om gegevens over de ligging van hun netten, relevante informatie over hun netten, informatie over voorzorgsmaatregelen voor voorkomende gevallen en contactgegevens bij een voorziening van de Dienst op te slaan en heeft het begrip «beheerdersinformatie» ook betrekking op die centraal opgeslagen informatie. Met dit artikel wordt voorzien in aanpassing van dit besluit aan deze uitbreiding van het begrip «beheerdersinformatie».

Artikel 12

In dit artikel is de intrekking van het BION geregeld. Hierop is nader ingegaan in paragraaf 1 van deze nota van toelichting.

Artikel 13

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van het besluit. Het besluit treedt, met uitzondering van artikel 11, in werking op het tijdstip waarop de WIBON in werking treedt. Gelet op de implementatietermijn van de richtlijn breedband van 1 juli 2016 wordt afgeweken van de zogenoemde vaste verandermomenten. Dit geldt voor zowel het tijdstip van inwerkingtreding als het tijdstip van publicatie.

Artikel 11 treedt in werking op het tijdstip waarop zowel de WIBON in werking is getreden als artikel I, onderdeel C, van het bij koninklijke boodschap van 23 juni 2017 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (evaluatie WION en regeling bevoegde rechter) (Kamerstukken 34 745). Hierop is ingegaan in de toelichting op artikel 11 van dit besluit.

8. Transponeringstabel

In de onderstaande tabel is opgenomen welke artikelen van de richtlijn breedband worden geïmplementeerd met het onderhavige besluit. Voor een uitgebreid overzicht van de implementatie van de artikelen van de richtlijn breedband wordt verwezen naar de transponeringstabel die is opgenomen in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel voor de WIBON (Kamerstukken II 2016/17, 34 739, nr. 3, blz. 78 tot en met 84).

Bepaling van Richtlijn 2014/61/EU aanleg elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid

Bepaling in implementatieregeling of in bestaande regelgeving: toelichting indien niet geïmplementeerd of uit zijn aard geen implementatie behoeft

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting van keuze(n) bij de invulling van beleidsruimte

Artikel 4, eerste lid, tweede alinea

Artikelen 2, 4 en 5 BIBON

geen

 

eerste lid, derde alinea

Artikelen 3 en 8 BIBON

Lidstaten kunnen informatieverstrekking beperken als dat noodzakelijk is met het oog op o.a. de veiligheid en integriteit van de netwerken, volksgezondheid of openbare veiligheid.

Van deze beleidsruimte wordt gebruik gemaakt.

zevende lid, eerste en tweede volzin

Artikel 8 BIBON

Lidstaat kan kritieke nationale infrastructuur, fysieke infrastructuur die technisch niet geschikt is voor de aanleg van elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid, of civiele werken van gering belang uitzonderen.

Grondslag om dat bij nadere regeling te doen (zie paragraaf 4.1 memorie van toelichting bij wetsvoorstel WIBON: «Gelet op de veiligheidsoverwegingen voor deze gebieden is deze bijzondere informatie-uitwisseling eveneens nodig wanneer om informatie wordt verzocht met het oog op medegebruik van fysieke infrastructuur en coördineren van civiele werken.»).

       

Artikel 6, eerste lid, tweede alinea, eerste volzin

Artikelen 2 en 4 BIBON

geen

 

vijfde lid, eerste en tweede volzin

Artikelen 3 en 8 BIBON

Lidstaten kunnen informatieverstrekking beperken als dat noodzakelijk is met het oog op o.a. de veiligheid en integriteit van de netwerken, volksgezondheid of openbare veiligheid.

 

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven