Besluit van 24 mei 2013 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 (gezinsmigratie ongehuwde partners)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 17 april 2013, nr. 374474, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 14, derde lid, 15 en 16, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 15 mei 2013, no. W03.13.0107/II);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 23 mei 2013, nr. 388639;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, onderdeel r, wordt «de echtgenoot of geregistreerde partner» vervangen door: de echtgenoot, geregistreerde partner of niet-geregistreerde partner.

B

In artikel 1.28, aanhef, wordt «artikel 2p, eerste lid, onder a, van de Wet» vervangen door: artikel 2x, eerste lid, onder a, van de Wet.

C

In artikel 3.1b, tweede lid, onder a, wordt «de echtgenoot dan wel de geregistreerde partner» vervangen door «de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel de ongehuwde partner» en wordt «die echtgenoot, geregistreerde partner of houder van de Europese blauwe kaart» vervangen door: die echtgenoot, partner of houder van de Europese blauwe kaart.

D

De artikelen 3.4, eerste lid, onder s, en 3.5, tweede lid, onder k, vervallen onder vervanging van de puntkomma’s aan het slot van artikel 3.4, eerste lid, en 3.5, tweede lid, door punten.

E

Artikel 3.14 wordt gewijzigd als volgt:

1. Na onderdeel a vervalt «of».

2. Onderdeel b wordt geletterd tot onderdeel c.

3. Na onderdeel a wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • b. de vreemdeling van 21 jaar of ouder, die met de hoofdpersoon een naar behoren geattesteerde duurzame en exclusieve relatie onderhoudt, waarin de partners:

    • 1°. niet tot elkaar in een zodanig nauwe relatie staan dat die naar Nederlands recht een huwelijksbeletsel zou vormen, en

    • 2°. ongehuwd zijn en geen in Nederland geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, tenzij het huwelijk door wettelijke beletselen waarop geen invloed kan worden uitgeoefend, niet is ontbonden; of

F

In artikel 3.16 wordt «één echtgenoot of geregistreerde partner» vervangen door: één echtgenoot, geregistreerde partner of partner.

G

Artikel 3.23a wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt «de echtgenoot dan wel de geregistreerde partner» vervangen door «de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel de ongehuwde partner» en wordt «die echtgenoot, geregistreerde partner of langdurig ingezetene» vervangen door «die echtgenoot, partner of langdurig ingezetene».

2. In het eerste lid, onderdelen a tot en met e, wordt «dat kind, die echtgenoot of geregistreerde partner» vervangen door: dat kind, die echtgenoot of partner.

H

Artikel 3.23b, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef wordt «de echtgenoot dan wel de geregistreerde partner» vervangen door «de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel de ongehuwde partner» en wordt «die echtgenoot, geregistreerde partner of houder van de Europese blauwe kaart» vervangen door «die echtgenoot, partner of houder van de Europese blauwe kaart».

2. In de onderdelen a, b, c en d wordt «dat kind, die echtgenoot of die geregistreerde partner» telkens vervangen door: dat kind, die echtgenoot of die partner.

I

Artikel 3.29 vervalt.

J

In artikel 3.46 vervalt het derde lid, luidende «De aanvraag wordt ... artikel 64 van de Wet».

K

In artikel 3.59d wordt «de datum verbreking of ontwrichting van het huwelijk» vervangen door: de datum van verbreking of ontwrichting van het huwelijk, geregistreerd partnerschap of de duurzame en exclusieve relatie.

ARTIKEL II

In artikel I, onderdeel GGG, onder 3, van het Besluit modern migratiebeleid wordt «het zevende lid» vervangen door: het elfde lid.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2013, met dien verstande dat op die dag artikel II van dit besluit in werking treedt voordat artikel I, onderdeel GGG, onder 3 van het Besluit modern migratiebeleid in werking treedt. Indien het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 mei 2013, treedt dit besluit in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Wassenaar, 24 mei 2013

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Uitgegeven de dertigste mei 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

Per 1 oktober 2012 is de mogelijkheid van gezinshereniging met ongehuwde partners vervallen als gevolg van een daartoe strekkende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 die tot stand is gekomen onder het vorige kabinet.1 Met deze wijziging werd beoogd meer objectieve zekerheid te verkrijgen omtrent de exclusiviteit en duurzaamheid van de relatie. Een huwelijksakte of akte van partnerschapsregistratie was daartoe het enige geaccepteerde middel van bewijs. Het kabinet wil eveneens zekerheid over de duurzaamheid en exclusiviteit van de relatie. Echter, het wil partners vrij laten in hun keuze van de samenlevingsvorm. Zoals in het regeerakkoord is opgenomen, zet het kabinet in op strengere controle op schijnhuwelijken en -relaties.2

Met dit besluit zijn relaties waarbij de levenspartners noch zijn gehuwd noch een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan (hierna: niet-geregistreerde partnerschappen) opnieuw een grond voor gezinshereniging in de zin van de gezinsherenigingsrichtlijn.3

Deze maatregel volgt uit het regeerakkoord4 en betekent dat van buiten de EU afkomstige partners van derdelanders5 of van Nederlanders ook indien zij niet in het bezit zijn van een huwelijksakte of een akte van geregistreerd partnerschap, in aanmerking kunnen komen voor gezinshereniging indien zij bij de IND kunnen aantonen dat zij een duurzame, exclusieve relatie hebben. De eisen voor de toelating van ongehuwde partners zijn dezelfde eisen die golden vóór 1 oktober 2012; ze zijn niet versoepeld of aangescherpt.

Tevens is met dit besluit de zogenoemde trouwvergunning vervallen (artikel 3.29 Vreemdelingenbesluit 2000). Deze verblijfsvergunning diende om een huwelijk of geregistreerd partnerschap in Nederland aan te gaan indien de partners in het land van herkomst als gevolg van wettelijke beletselen geen mogelijkheid hadden tot het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Deze verblijfsvergunning is niet meer noodzakelijk nu een huwelijk of geregistreerd partnerschap geen vereiste meer is voor gezinsmigratie.

In mijn brief van 21 december 2012 aan de Tweede Kamer heb ik aangegeven dat ik, aangezien er sindsdien concreet zicht is op een algemene maatregel van bestuur die de toelating van ongehuwde partners opnieuw introduceert, bij wijze van overgangsmaatregel aanleiding zie tot toepassing van artikel 3.13, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000. Dat betekent dat ik op aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf of verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op basis van een ongehuwde relatie, gedaan tussen 1 oktober 2012 en de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit, positief zal beslissen met toepassing van artikel 3.13, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000, mits aan de overige voorwaarden voor gezinsmigratie is voldaan.6

De reikwijdte van dit besluit is beperkt tot gezinsmigratie van derdelanders waarbij de hoofdpersoon een derdelander is of een Nederlander die als EU-burger geen gebruik heeft gemaakt van zijn vrijverkeersrechten. Dit besluit heeft geen betrekking op gezinsmigratie van derdelanders waarbij de hoofdpersoon een EU-burger is die wel zijn vrijverkeersrechten heeft gebruikt en dus aanspraken ontleent aan de richtlijn vrij verkeer van personen.7 Die richtlijn bevat namelijk geen facultatieve bepalingen inzake beperking tot het kerngezin, een wachttermijn en de termijn voor voortgezet verblijf. De grond voor de toelating van (derdelands) ongehuwde partners van EU-burgers is nooit vervallen en daarom ook na 1 oktober 2012 blijven bestaan.8

Het kabinet definieert gezinsmigratie als de toelating van de partners en de minderjarige kinderen in het gezin. Uitgangspunt van dit kabinet is dat partners die een verblijfsvergunning vragen in verband met gezinsmigratie een duurzame en exclusieve relatie met elkaar moeten hebben en dit kunnen aantonen. Idealiter toont men een duurzame en exclusieve relatie aan door middel van een huwelijksakte of akte van partnerschapsregistratie. In het geval men niet gehuwd is en geen partnerschapsregistratie is aangegaan vindt het kabinet het niet langer zinvol om mensen met een duurzame relatie maar die hun relatie niet formaliseren in een huwelijk of registratie, uit te sluiten van het uitoefenen van gezinsleven in Nederland.

Het kabinet is van oordeel dat de lidstaten de ruimte moeten hebben met het toelatingsbeleid ten aanzien van gezinnen zo veel mogelijk aan te sluiten bij hetgeen in de betreffende lidstaat met betrekking tot het onderhouden van een relatie als gebruikelijk wordt beschouwd. Echter, men moet wel met documenten aan de IND aantonen dat er sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. De bewijslast ligt bij beide partners.

De ongehuwde staat wordt aangetoond door middel van een gelegaliseerde ongehuwdverklaring uit het land van herkomst. Zowel de vreemdeling als de referent in Nederland moet aantonen dat zij ongehuwd zijn.

De duurzaamheid en exclusiviteit wordt getoetst door middel van een aantal bescheiden. Er is bij een aanvraag voor verblijf bij partner de verplichting voor de vreemdeling in het buitenland en voor de referent in Nederland om een partnervragenlijst in te vullen. Verder dient de aanvraag met zoveel mogelijk stukken te worden onderbouwd. Voorts moet er na inreis van de vreemdeling bij aanvraag van verblijfsvergunning door beide partners een relatieverklaring worden ondertekend, waarin zij verklaren een duurzame en exclusieve relatie te onderhouden, een gemeenschappelijke huishouding te voeren en feitelijk samen te wonen op het genoemde adres.

In de relatieverklaring moet duidelijk worden vermeld dat bij het beëindigen van de relatie dit terstond aan de IND gemeld moet worden en dat er aangifte zal worden gedaan indien er fraude wordt onderkend. Verder kunnen, indien er tijdens de procedure twijfel is omtrent de relatie, de vreemdeling of de referent of beiden (simultaan) worden gehoord. Als voor de komst van de vreemdeling naar Nederland fraude niet bewezen kan worden maar het vermoeden bestaat dat daarvan sprake is, kan bij verlenging van de verblijfsvergunning nogmaals kritisch gekeken worden naar de zaak.

Ten slotte bestaat de mogelijkheid om door de vreemdelingenpolitie adrescontrole te laten uitvoeren om te constateren of de beide partners daadwerkelijk een gezamenlijke huishouding voeren.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Artikel 1.1, onderdeel r

In de definitie van gezinsvorming wordt de «niet-geregistreerde partner» heropgenomen vanwege de herinvoering van het partnerbeleid.

Artikel 1.28

Dit is een correctie van een onjuiste verwijzing uit het Besluit modern migratiebeleid.

Artikel 3.1b, tweede lid

Artikel 3.1b regelde reeds dat de houder van een door een andere lidstaat afgegeven Europese blauwe kaart die gebruikmaakt van zijn intracommunautaire mobiliteit en naar Nederland verhuist, de beslissing tot het verlenen van de (Nederlandse) blauwe kaart samen met zijn gezinsleden in Nederland mag afwachten. Dit artikel vormt de reeds bestaande implementatie van artikel 18, vijfde lid, van de richtlijn Europese blauwe kaart.9 Diezelfde richtlijn definieert in artikel 2, onder f, «gezinsleden» als «onderdanen van derde landen in de zin van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2003/86/EG». Onder die definitie worden voortaan ook weer ongehuwde partners begrepen.

Artikelen 3.4 en 3.5

Het verblijfsdoel «het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap» is niet langer noodzakelijk aangezien een huwelijk of geregistreerd partnerschap geen vereiste meer is voor gezinshereniging. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij het vervallen van het artikel 3.29.

Artikel 3.14

Het nieuwe artikelonderdeel komt woordelijk overeen met de tekst zoals deze luidde tot en met 30 september 2012. De eisen voor de toelating van ongehuwde partners zijn dezelfde eisen die golden vóór 1 oktober 2012; ze zijn niet versoepeld of aangescherpt. De zinsnede «naar behoren geattesteerde» in artikel 3.14 is echter nieuw. Deze is toegevoegd conform het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (advies van 3 april 2013) en komt overeen met het criterium uit artikel 4, derde lid, van de gezinsherenigingsrichtlijn.

De originele versie van artikel 3.14, onder b, is toegelicht in het oorspronkelijke Vreemdelingenbesluit 2000.10 Aldaar is reeds gemeld dat bij de beoordeling van de verwantschap aansluiting is gezocht bij de huwelijksbeletselen in het Nederlandse privaatrecht. Indien het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek betreffende de huwelijksleeftijd, de huwelijksbeletselen, de nietigverklaring van een huwelijk en de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken (Wet tegengaan huwelijksdwang)11 tot wet wordt verheven, zal de nieuwe definitie van huwelijksbeletselen doorwerken in artikel 3.14.

De passage «tenzij het huwelijk door wettelijke beletselen waarop geen invloed kan worden uitgeoefend, niet is ontbonden» ziet op echtscheidingen die mislukken als gevolg van wettelijke beletselen waarop geen invloed kan worden uitgeoefend. Men kan naar Nederlands recht gescheiden zijn, maar nog de nationaliteit hebben van een land dat die echtscheiding niet erkent. Dan kan men er zelf niets aan doen dat het huwelijk daar formeel nog in stand is. Dan is men voor het toelatingsbeleid ongehuwd, maar formeel zou men in dat herkomstland nooit een ongehuwdverklaring kunnen krijgen.

Artikelen 3.29 en 3.70

Deze artikelen inzake de introductie van het verblijfsdoel «het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap» zijn niet langer noodzakelijk aangezien een huwelijk of geregistreerd partnerschap geen vereiste meer is voor gezinshereniging. Dit betekent dat de zogenoemde trouwvergunning is vervallen. Deze verblijfsvergunning diende om een huwelijk of geregistreerd partnerschap in Nederland aan te gaan indien de partners in het land van herkomst als gevolg van wettelijke beletselen geen mogelijkheid hadden tot het aangaan van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Deze verblijfsvergunning is niet meer noodzakelijk nu een huwelijk of geregistreerd partnerschap geen vereiste meer is voor gezinsmigratie. Artikel 3.70 is vervallen door artikel I, onderdeel AAA van het Besluit modern migratiebeleid.

Artikel 3.46

Hiermee vervalt een tweede lid 3, ontstaan door het Besluit modern migratiebeleid.

Artikel II

Dit artikel herstelt een onjuiste wijzigingsopdracht uit het Besluit modern migratiebeleid. Zonder dit herstel zou artikel 3.77, zevende lid, eerste volzin, van het Vreemdelingenbesluit 2000 abusievelijk worden overschreven, terwijl is beoogd om het elfde lid, eerste volzin te overschrijven.

Artikel III

Het onderhavige besluit treedt in werking op 1 juni 2013, de datum waarop eveneens het Besluit nationale visa en het Besluit modern migratiebeleid in werking treden.12 Conform de voorrangsregels uit aanwijzing 173a van de Aanwijzingen voor de regelgeving worden op 1 juni eerst de wijzigingsopdrachten uit het Besluit nationale visa en het Besluit modern migratiebeleid actief en onmiddellijk daarna die van het onderhavige besluit. Daarom is bij de formulering van het voorliggende besluit uitgegaan van het Vreemdelingenbesluit 2000, zoals dat luidt na inwerkingtreding van het Besluit modern migratiebeleid, zoals dat is gewijzigd door artikel II van het Besluit van 27 maart 2012 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit modern migratiebeleid en het Besluit inburgering (aanscherping eisen gezinsmigratie) (Stb. 2012, 148).

Uitzondering is artikel II van het onderhavige besluit, dat nog in werking moet treden vóórdat het Besluit modern migratiebeleid in werking treedt.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Besluit van 27 maart 2012 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit modern migratiebeleid en het Besluit inburgering (aanscherping eisen gezinsmigratie) (Stb. 2012, 148).

X Noot
2

Kamerstukken II 2012/13, 33 410, nr. 15, blz. 19.

X Noot
3

Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PbEG 2003, L 251).

X Noot
4

Kamerstukken II 2012/13, 33 410, nr. 15, blz. 28.

X Noot
5

Onder derdelander wordt verstaan een burger van buiten de EU, Europese Economische Ruimte of Zwitserland.

X Noot
6

Kamerstukken II 2012/13, 32 175, nr. 47.

X Noot
7

Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PbEG 2004, L 229).

X Noot
8

Artikel 8.7, vierde lid, Vreemdelingenbesluit 2000.

X Noot
9

Richtlijn 2009/50/EG van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (PbEU 2009, L 155).

X Noot
10

Stb. 2000, 497, blz. 103–104.

X Noot
11

Het bij koninklijke boodschap van 26 november 2012 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek betreffende de huwelijksleeftijd, de huwelijksbeletselen, de nietigverklaring van een huwelijk en de erkenning van in het buitenland gesloten huwelijken (Wet tegengaan huwelijksdwang) (Kamerstukken 33 488).

X Noot
12

Voor het inwerkingtredingsbesluit daarvan wordt verwezen naar Stb. 2013, 165: het Besluit van 24 april 2013 tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van onderdelen van de Wet van 24 mei 2012 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (Stb. 2012, 258), het Besluit van 29 juni 2012, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, het Besluit modern migratiebeleid, het Besluit politiegegevens en het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet in verband met nationale visa en enkele andere onderwerpen (Stb. 2012, 308), de Wet modern migratiebeleid en het Besluit modern migratiebeleid.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven