Besluit van 8 juli 2011, houdende wijziging van het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft ter implementatie van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen alsmede de daarop berustende uitvoeringsrichtlijnen (Besluit implementatie herziene richtlijn beleggingsinstellingen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 19 april 2011, nr. FM/2011/8691 M;

Gelet op de artikelen 2:122, tweede lid, 2:122a, tweede lid, 2:123, tweede lid, 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, en derde lid, 4:11, derde lid, en 4:14, tweede lid, aanhef en onderdelen a en c, 4:16, derde lid, onderdeel b, 4:17, derde lid, 4:22, eerste lid, 4:25, eerste lid, 4:26, achtste lid, 4:43, tweede lid, 4:49, eerste lid, onderdeel e, 4:57a, tweede lid, 4:57b, vierde lid, 4:57c, vijfde lid, 4:59a, derde lid, 4:59b, tweede lid, 4:59e, tweede lid, 4:61, eerste lid, 4:61a, vijfde lid, 4:61b, vierde lid, 4:62, eerste lid, 4:62b, derde lid, 4:62e, tweede lid, en 4:62g, vierde lid, van de Wet op het financieel toezicht;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 juni 2011, no. W06.11.0138/III);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 6 juli 2011, nr. FM/2011/9060 U.

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht onder «Deel Markttoegang financiële ondernemingen» wordt «2:72, eerste lid tot en met derde lid» vervangen door «2:72, eerste lid», wordt «2:122, eerste lid» vervangen door «2:122, eerste en vierde lid», wordt «2:123, eerste lid» vervangen door «2:123, eerste, derde en vierde lid», en wordt in numerieke volgorde, met boetecategorie 1, ingevoegd: 2:122a, eerste lid.

2. In de tabel met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht onder «Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen» wordt «3:17, eerste» vervangen door «3:17, eerste lid» en wordt «3:18, eerste tot en tweede lid» vervangen door: 3:18, eerste en tweede lid.

3. In de tabel met betrekking tot de Wet op het financieel toezicht onder «Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen» wordt «4:26, eerste, derde tot en met vijfde lid» vervangen door «4:26, eerste tot en met zevende lid», wordt «4:49, eerste tot en met derde lid,» vervangen door «4:49, eerste tot en met vierde lid», wordt «4:51, eerste tot en met derde lid» vervangen door «4:51, eerste tot en met vierde lid», wordt «4:57» vervangen door «4:57, eerste en tweede lid», wordt «4:60, eerste tot en met vijfde lid» vervangen door «4:60, eerste tot en met vierde lid», wordt «4:62, eerste en tweede lid» vervangen door «4:62, eerste tot en met vierde lid», wordt in numerieke volgorde, met boetecategorie 2, ingevoegd: «4:57a, eerste lid»,»4:57b, eerste en tweede lid», «4:57c, eerste tot en met derde lid», «4:59a, eerste en tweede lid», «4:59b, eerste lid», «4:59c, eerste tot en met zevende lid», «4:59d, eerste tot en met zesde lid»,» 4:59e, eerste lid», «4:61a, eerste tot en met vierde lid», «4:61b, eerste tot en met derde lid», «4:62b, eerste en tweede lid», «4:62e, eerste lid», «4:62f, eerste tot en met derde lid», «4:62g, eerste tot en met derde lid», «4:62h, eerste lid», «4:62i», «4:62j, eerste en tweede lid, vierde en vijfde lid» en «4:62k».

4. In de tabel met betrekking tot het Besluit prudentiële regels Wft wordt «24b, eerste en tweede lid» vervangen door «24b, eerste tot en met vijfde lid», wordt «26, eerste tot en met derde lid» vervangen door «26, eerste tot en met vijfde lid» en wordt in numerieke volgorde, met boetecategorie 2, ingevoegd: 23g, eerste tot en met derde lid.

5. In de tabel met betrekking tot het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt «30, eerste tot en met derde lid» vervangen door «30, eerste tot en met zesde lid», wordt «31, eerste tot en met zesde lid» vervangen door «31, eerste tot en met derde lid», wordt «38a, eerste lid» vervangen door «38a, eerste tot en met derde lid», wordt «38d, eerste en tweede lid» vervangen door «38d, eerste lid», wordt «66, eerste tot en met derde lid» vervangen door «66, eerste en tweede lid», wordt «91, eerste en tweede lid» vervangen door «91, eerste tot en met vijfde lid», wordt «133, eerste tot en met vierde lid» vervangen door «133, eerste, derde tot en met zevende lid», wordt «142» vervangen door «142, eerste en tweede lid», wordt «145» vervangen door «145, eerste en tweede lid», worden in numerieke volgorde, telkens met boetecategorie 1, ingevoegd «34d, eerste tot en met derde lid», «92a», «147h, eerste en tweede lid», «147i, tweede lid», «147n», «147w, derde lid», worden in numerieke volgorde, telkens met boetecategorie 2, ingevoegd «31d, eerste en tweede lid», «34a, eerste tot en met vijfde lid», «34b, eerste en tweede lid», «34c, eerste en tweede lid», «38f, eerste en tweede lid», «38g», «38i», «38j», «65a, eerste tot en met vierde lid», «66a, eerste tot en met vierde lid», «116a, eerste en tweede lid», «126a, eerste en tweede lid», «126b, eerste tot en met vierde lid», «126c, eerste tot en met vierde lid», «126d, eerste tot en met vijfde lid», «126e, eerste en tweede lid», «126f, tweede lid», «126g, eerste en tweede lid», «126h, eerste lid», «126i, eerste en tweede lid», «126j, eerste en tweede lid», «131, eerste en tweede lid», «147a, eerste lid», «147b, eerste tot en met vijfde lid», «147c», «147d, tweede, vierde en vijfde lid», «147e», «147f, eerste tot en met zevende lid», «147g», «147i, eerste lid», «147j», «147k», «147l», «147m, eerste lid», «147o», «147p, eerste tot en met derde lid», «147q, tweede tot en met vierde lid», «147r, eerste, vierde en vijfde lid», «147s, tweede tot en met zevende lid», «147u», «147v», «147w, eerste, tweede en vierde lid», «147x, eerste en tweede lid», «147y, eerste en tweede lid», «147z, eerste en tweede lid», «147aa», «147bb, eerste tot en met derde lid», «147cc» en «147dd», worden in numerieke volgorde, telkens met boetecategorie 3, ingevoegd: «38h», «126e, derde lid», en «126f, eerste lid» en vervalt «31b» met de bijbehorende boetecategorie 2.

B

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «66, vierde en vijfde lid» vervangen door «66, derde lid», en wordt «133, vijfde lid» vervangen door: 133, achtste lid.

2. In de tabel vervallen «3:11», «5:4, eerste en tweede lid», «5:5», «5:6», «5:7», «5:8» en «5:9», telkens met de bijbehorende boetecategorie.

C

Na artikel 12b wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 12c

Overtreding van een voorschrift, gesteld in een hierna genoemd artikel van de verordening (EU) nr. 583/2010 van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt (PbEU L 176), is als volgt beboetbaar:

Artikel

Boetecategorie

3, eerste tot en met derde lid

4, eerste tot en met dertiende lid

5, eerste tot en met derde lid

6

7, eerste tot en met vierde lid

8, eerste tot en met vijfde lid

9

10, eerste en tweede lid

11, eerste en tweede lid

12, eerste tot en met derde lid

13, eerste en tweede lid

14

15, eerste tot en met zesde lid

16

17, eerste en tweede lid

18, eerste en tweede lid

19, eerste tot en met vierde lid

20, eerste tot en met derde lid

21, eerste en tweede lid

22, eerste tot en met derde lid

23, eerste tot en met derde lid

24, eerste en tweede lid

25, eerste tot en met derde lid

26, eerste tot en met vijfde lid

27

28

29

30

31, eerste en tweede lid

32

33

34, eerste en tweede lid

35, eerste en tweede lid

36, eerste tot en met zesde lid

37

38, eerste tot en met derde lid

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

1

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

2

ARTIKEL II

Het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

In het opschrift van paragraaf 3.5. wordt de zinsnede «artikel 2:122, tweede lid, van de wet» vervangen door: de artikelen 2:122, tweede lid, 2:122a, tweede lid, en 2:123, tweede lid, van de wet.

B

Artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:

1. De onderdelen c en d worden geletterd f en g.

2. Na onderdeel b worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

  • c. een opgave van de organisatiestructuur van het bijkantoor;

  • d. een beschrijving van de procedures met betrekking tot het beheer van risico’s, bedoeld in artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de wet;

  • e. een beschrijving van de interne klachtenprocedure, bedoeld in artikel 4:17, van de wet;.

C

Na artikel 57 worden in paragraaf 3.5. twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 57a

De gegevens, bedoeld in artikel 2:122a, tweede lid, van de wet zijn:

  • a. een opgave van de lidstaat waar de beheerder voornemens is diensten te verrichten;

  • b. een opgave van de financiële diensten die de beheerder voornemens is te verlenen;

  • c. een beschrijving van de procedures met betrekking tot het beheer van risico’s, bedoeld in artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de wet; en

  • d. een beschrijving van de interne klachtenprocedure, bedoeld in artikel 4:17, van de wet.

Artikel 57b

  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 2:123, tweede lid, van de wet zijn:

    • a. het fondsreglement of de statuten van de instelling voor collectieve belegging in effecten;

    • b. het prospectus van de instelling voor collectieve belegging in effecten;

    • c. de essentiële beleggersinformatie, bedoeld in artikel 1 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft;

    • d. de wijze van in- en verkoop van rechten van deelneming in de andere lidstaat; en

    • e. in voorkomend geval, de laatste jaarrekening en halfjaarcijfers van de instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 2. De kennisgeving, bedoeld in artikel 2:123, tweede lid, van de wet wordt opgesteld op de wijze, bedoeld in artikel 1 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 584/2010 van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft de vorm en inhoud van de gestandaardiseerde kennisgeving en icbe-verklaring, het gebruik van elektronische communicatie tussen bevoegde autoriteiten voor kennisgevingsdoeleinden, alsook procedures voor onderzoeken en verificaties ter plaatse en de uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten (PbEU L 176).

ARTIKEL III

Het Besluit prudentiële regels Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «Een beleggingsonderneming, betaalinstelling,» vervangen door: Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten, beleggingsonderneming, betaalinstelling.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. De risicobeheerfunctie beschikt over de nodige autoriteit en toegang tot alle noodzakelijke informatie om haar taken te kunnen uitoefenen.

B

Na artikel 23f wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23g

  • 1. De beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten vermeldt in het beleid, bedoeld in artikel 23, eerste lid:

    • a. de technieken, instrumenten en regelingen om te allen tijde de risico’s te kunnen meten en beheren waaraan elke door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten is of zou kunnen worden blootgesteld;

    • b. de verantwoordelijkheden binnen de organisatie van de beheerder met betrekking tot het risicobeheer; en

    • c. de voorwaarden, inhoud en frequentie van de rapportage door de risicobeheerfunctie, bedoeld in artikel 23, zesde lid, aan de personen die het dagelijks beleid van de beheerder van de instelling voor collectieve belegging in effecten bepalen en aan het orgaan, indien aanwezig, dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de beheerder.

  • 2. De procedures en maatregelen, bedoeld in artikel 23, derde lid, stellen een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten in staat:

    • a. te allen tijde de risico’s te kunnen meten waaraan de instelling voor collectieve belegging in effecten wordt of zou kunnen worden blootgesteld; en

    • b. de naleving van limieten voor het totale risico en het tegenpartijrisico voor elke door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten, bedoeld in de artikelen 133 en 134 van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, te waarborgen.

  • 3. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten neemt voor de toepassing van het tweede lid de volgende maatregelen:

    • a. zorgen voor procedures en maatregelen, bedoeld in artikel 23, derde lid, die noodzakelijk zijn om te garanderen dat de risico’s van ingenomen posities en het aandeel van deze posities in het totale risicoprofiel nauwkeurig en op basis van degelijke en betrouwbare gegevens worden gemeten en dat deze procedures en maatregelen op adequate wijze zijn gedocumenteerd;

    • b. in voorkomend geval, achteraf uitvoeren van periodieke tests om de geldigheid te evalueren van regels met betrekking tot risicometingregelingen die modelmatige prognoses en ramingen omvatten;

    • c. in voorkomend geval, uitvoeren van periodieke stresstests en scenarioanalyses om de eventueel uit wisselende marktomstandigheden voortvloeiende risico’s aan te pakken die negatieve gevolgen voor de instelling voor collectieve belegging in effecten kunnen hebben;

    • d. het opzetten, implementeren en in stand houden van een gedocumenteerd systeem van interne limieten voor de maatregelen die worden genomen om de relevante risico’s voor elke beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten te beheren en te controleren, waarbij rekening wordt gehouden met relevante risico’s als bedoeld in artikel 23, tweede lid, en waarbij overeenstemming met het risicoprofiel van de instelling voor collectieve belegging in effecten wordt gewaarborgd;

    • e. zorgen dat voor elke door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten de huidige risico-omvang voldoet aan het risicolimietensysteem, bedoeld in onderdeel d; en

    • f. opzetten, implementeren en in stand houden van adequate procedures die in geval van feitelijke en voorzienbare inbreuken op het risicolimietensysteem van de instelling voor collectieve belegging in effecten tot tijdige herstelmaatregelen in belang van de deelnemers leiden.

C

In artikel 24 wordt de zinsnede «Een beleggingsonderneming, betaalinstelling» vervangen door «Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten, beleggingsonderneming, betaalinstelling» en wordt «artikel 23, tweede lid» vervangen door: artikel 23, derde lid.

D

Artikel 24b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt in de aanhef de zinsnede «mag verrichten, of beleggingsonderneming» vervangen door «mag verrichten, een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten, of beleggingsonderneming» en wordt in de onderdelen a en b telkens de zinsnede «bank of beleggingsonderneming» vervangen door: bank, beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten of beleggingsonderneming.

2. In het tweede lid wordt telkens de zinsnede «bank of beleggingsonderneming» vervangen door: bank, beheerder of beleggingsonderneming.

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Het risicobeheer van een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten brengt regelmatig verslag uit aan de personen die het dagelijks beleid van de beheerder bepalen en aan het orgaan, indien aanwezig, dat is belast met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de beheerder over:

    • a. de consistentie tussen de actuele omvang van het risico dat elke door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten loopt, en het risicoprofiel dat voor deze instelling voor collectieve belegging in effecten is overeengekomen;

    • b. de nakoming van het relevante risicolimietensysteem door elke door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten; en

    • c. de deugdelijkheid en effectiviteit van de risicobeheerprocedure, waarbij met name wordt aangegeven of passende maatregelen zijn genomen in het geval van gesignaleerde onvolkomenheden.

  • 4. Het risicobeheer van een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten brengt aan de personen die het dagelijks beleid bepalen van de beheerder:

    • a. advies uit betreffende de identificatie van het risicoprofiel van elke door de beheerder beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten; en

    • b. regelmatig verslag uit over de actuele omvang van het risico dat elke door de beheerder beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten loopt en feitelijke of voorzienbare inbreuken op de limieten van de desbetreffende instelling voor collectieve belegging in effecten opdat onmiddellijk passende maatregelen kunnen worden ondernomen.

  • 5. Het risicobeheer van een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten onderzoekt en ondersteunt in voorkomend geval de procedures en maatregelen, bedoeld in de artikelen 34, eerste lid, onderdeel g, en derde lid, en 34a van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft.

E

Aan artikel 26 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. In voorkomend geval voert een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten stresstests uit die een beoordeling van het liquiditeitsrisico van de instelling voor collectieve belegging in effecten in uitzonderlijke omstandigheden mogelijk maken.

  • 5. De beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten draagt er zorg voor dat voor elke door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten het liquiditeitsprofiel past bij het terugbetalingsbeleid dat in het fondsreglement, in de statuten of in het prospectus is vastgelegd.

ARTIKEL IV

Het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische volgorde wordt een definitie ingevoegd, luidende:

essentiële beleggersinformatie:

een kort document waarin informatie over de in artikel 66a, eerste lid, genoemde onderwerpen is weergegeven met betrekking tot rechten van deelneming in een beleggingsinstelling die niet verhandelbaar zijn of op verzoek van een deelnemer ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald;

2. De definitie van financiële bijsluiter komt te luiden:

financiële bijsluiter:

een document waarin informatie over de in artikel 66, eerste lid, genoemde onderwerpen met betrekking tot een complex product, niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, is weergegeven;

B

De artikelen 30, 31 en 31a komen te luiden:

Artikel 30

  • 1. De bedrijfsvoering van een beheerder, belegginginstelling, beleggingsonderneming of bewaarder, bedoeld in artikel 4:14, eerste lid, van de wet voorziet in:

    • a. duidelijke besluitvormingsprocedures en een duidelijke en adequate organisatiestructuur;

    • b. een duidelijke en adequate verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

    • c. eenduidige rapportagelijnen;

    • d. een adequaat systeem van informatievoorziening en communicatie; en

    • e. adequate interne controleprocedures om te waarborgen dat beslissingen en procedures op alle niveaus in acht worden genomen.

  • 2. De bedrijfsvoering is afgestemd op de aard, omvang, risico’s en complexiteit van de financiële onderneming en de werkzaamheden van de financiële onderneming.

  • 3. De bedrijfsvoering wordt op een inzichtelijke wijze vastgelegd.

  • 4. De financiële onderneming beschikt over procedures en maatregelen om de vertrouwelijkheid en integriteit van informatie en de voortdurende beschikbaarheid en beveiliging van geautomatiseerde gegevensverwerking te waarborgen.

  • 5. De effectiviteit van de organisatie-inrichting en van de procedures en maatregelen, bedoeld in het eerste lid, wordt door de financiële onderneming ten minste jaarlijks getoetst.

    De financiële onderneming voorziet erin dat gesignaleerde tekortkomingen worden opgeheven.

  • 6. De effectiviteit van de organisatie-inrichting en van de procedures en maatregelen wordt bij een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten of een beleggingsonderneming onafhankelijk getoetst. Daartoe beschikt de beheerder of een beleggingsonderneming over een organisatieonderdeel dat een interne controlefunctie uitoefent.

Artikel 31

  • 1. Werknemers van een beheerder of een beleggingsonderneming en andere personen die door de desbetreffende financiële onderneming zijn belast met het beheren van beleggingsinstellingen, het verlenen van beleggingsdiensten of het verrichten van beleggingsactiviteiten beschikken over de nodige vakbekwaamheid en deskundigheid om de hun toevertrouwde verantwoordelijkheid uit te oefenen.

  • 2. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten of een beleggingsonderneming zorgt ervoor dat werknemers die verscheidene functies uitoefenen, daardoor niet worden of kunnen worden belet een van deze functies op degelijke, eerlijke en professionele wijze uit te oefenen.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt rekening gehouden met de aard, omvang en risico’s van de financiële onderneming en de werkzaamheden van de beheerder respectievelijk de beleggingsonderneming.

Artikel 31a

Het organisatieonderdeel, bedoeld in artikel 30, zesde lid, heeft als taak:

  • a. het vaststellen en uitvoeren van een controleplan om de deugdelijkheid en effectiviteit van de systemen, interne controleprocedures en regels van de financiële onderneming te onderzoeken en te beoordelen;

  • b. het doen van aanbevelingen op basis van de resultaten van de werkzaamheden, bedoeld in onderdeel a;

  • c. het controleren of aan deze aanbevelingen gevolg wordt gegeven; en

  • d. het ten minste jaarlijks rapporteren aan de personen die het dagelijks beleid van de financiële onderneming bepalen en aan het orgaan, indien aanwezig, dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de financiële onderneming inzake aangelegenheden met betrekking tot de interne controle en de genomen maatregelen in geval van gesignaleerde tekortkomingen.

C

Artikelen 31b vervalt.

D

Artikel 31c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «een beleggingsonderneming» vervangen door: een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten of een beleggingsonderneming.

2. In het tweede lid wordt «de beleggingsonderneming» telkens vervangen door: de beheerder of de beleggingsonderneming.

3. In het tweede lid, onderdeel b, wordt de zinsnede «het verlenen van beleggingsdiensten of het verrichten van beleggingsactiviteiten» vervangen door: het beheren van instellingen voor collectieve belegging in effecten, het verlenen van beleggingsdiensten of het verrichten van beleggingsactiviteiten.

E

Na artikel 31c wordt in paragraaf 5.1. een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 31d

  • 1. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten zorgt ervoor dat de personen die het dagelijks beleid bepalen van de beheerder:

    • a. verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het algemene beleggingsbeleid voor elke door de beheerder beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten als omschreven in het prospectus, het fondsreglement of de statuten van de beheerder;

    • b. toezicht houden op de goedkeuring van beleggingsstrategieën voor elke door de beheerder beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten;

    • c. erop toezien dat de beheerder over een effectieve compliancefunctie beschikt als bedoeld in artikel 31c, eerste lid, heeft, ook al wordt deze functie door een derde uitgeoefend;

    • d. ervoor zorgen en zich periodiek van vergewissen dat het algemene beleggingsbeleid, de beleggingsstrategieën en de risicolimieten voor elke door de beheerder beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten op behoorlijke en doeltreffende wijze worden uitgevoerd en in acht genomen, ook al wordt de risicobeheerfunctie door een derde uitgeoefend;

    • e. periodiek de deugdelijkheid van de interne procedures voor het nemen van beleggingsbeslissingen voor elke door de beheerder beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten goedkeuren en evalueren, om te zorgen dat deze beslissingen met de goedgekeurde beleggingsstrategieën verenigbaar zijn; en

    • f. periodiek het risicobeheerbeleid en de procedures en maatregelen voor de uitvoering van het risicobeheerbeleid goedkeuren en evalueren, met inbegrip van het risicolimietensysteem voor elke door de beheerder beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 2. De beheerder zorgt ervoor dat ten minste jaarlijks wordt gerapporteerd aan de personen die het dagelijks beleid bepalen van de beheerder over de uitvoering van de beleggingsstrategieën en interne procedures voor het nemen van de beleggingsbeslissingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b tot en met e.

F

Na artikel 34 worden vier artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 34a

  • 1. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten stelt procedures en regelingen vast en past die toe zodat hij in staat is om de Autoriteit Financiële Markten op verzoek zo spoedig mogelijk financiële verslagen te verstrekken die een getrouw beeld geven van zijn financiële positie en die aan alle toepasselijke standaarden en regels voor financiële verslaggeving voldoen.

  • 2. Onverminderd artikel 34 wordt de administratie van een instelling voor collectieve belegging in effecten zodanig gevoerd dat de activa en passiva van de instelling voor collectieve belegging in effecten te allen tijde rechtstreeks kunnen worden geïdentificeerd.

  • 3. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten onderwerpt de waardevaststelling van financiële derivaten, bedoeld in artikel 34, derde lid, aan een adequate, accurate en onafhankelijke toetsing.

  • 4. De procedure met betrekking tot de waardevaststelling van financiële derivaten, bedoeld in artikel 34, derde lid, is adequaat en evenredig gelet op de aard en complexiteit van de desbetreffende financiële derivaten.

  • 5. De procedure, bedoeld in het vierde lid, wordt op adequate wijze vastgelegd.

Artikel 34b

  • 1. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten treft maatregelen die waarborgen dat gegevens ten behoeve van de reconstructie van elke transactie, bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, worden bijgehouden.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, omvatten in ieder geval:

    • a. de naam of een andere omschrijving van de instelling voor collectieve belegging in effecten en van de persoon die voor rekening van de instelling voor collectieve belegging in effecten handelt;

    • b. de bijzonderheden die nodig zijn om het financieel instrument te identificeren;

    • c. het aantal orders of transacties;

    • d. het soort order of transactie;

    • e. de prijs per eenheid;

    • f. met betrekking tot orders, de datum en het tijdstip waarop de order is doorgegeven, en de naam of een andere omschrijving van de persoon aan wie de order is doorgegeven;

    • g. met betrekking tot transacties, de datum en het tijdstip waarop de handelsbeslissing is genomen en de transactie is uitgevoerd;

    • h. de naam van de persoon die de order doorgeeft of de transactie uitvoert;

    • i. in voorkomend geval, de redenen voor het intrekken van een order; en

    • j. voor uitgevoerde transacties, de tegenpartij en de plaats van uitvoering.

Artikel 34c

  • 1. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten treft redelijke maatregelen om te waarborgen dat de gegevens over ontvangen opdrachten tot inschrijving of terugbetaling van rechten van deelneming met betrekking tot de instelling voor collectieve belegging in effecten na ontvangst van een dergelijke opdracht onmiddellijk centraal worden geadministreerd.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, omvatten informatie met betrekking tot de volgende aspecten:

    • a. de betrokken instelling voor collectieve belegging in effecten;

    • b. de persoon die de opdracht tot inschrijving of terugbetaling van rechten van deelneming heeft gegeven of overgedragen;

    • c. de persoon die de opdracht heeft ontvangen;

    • d. de datum en het tijdstip van de ontvangen opdracht;

    • e. de betalingsvoorwaarden en betalingsmiddelen;

    • f. het soort opdracht;

    • g. de datum van uitvoering van de opdracht;

    • h. het aantal rechten van deelneming waarop wordt ingeschreven of dat wordt terugbetaald;

    • i. de prijs van de inschrijving of de terugbetaling voor elk recht van deelneming;

    • j. de totale waarde van de inschrijving of terugbetaling van de rechten van deelneming; en

    • k. de brutowaarde van de opdracht inclusief de kosten van inschrijving of het nettobedrag na aftrek van de kosten van terugbetaling.

Artikel 34d

  • 1. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten bewaart de gegevens, bedoeld in de artikelen 34b, eerste lid, en 34c, eerste lid, gedurende tenminste vijf jaar.

  • 2. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten bewaart de gegevens op een duurzame drager in en zodanige vorm en op zodanige wijze dat:

    • a. de Autoriteit Financiële Markten vlot toegang kan hebben tot de gegevens en elk stadium van de verwerking van een transactie kan reconstrueren;

    • b. alle wijzigingen, alsmede de inhoud van de gegevens voordat wijzigingen zijn aangebracht, gemakkelijk kunnen worden achterhaald; en

    • c. de gegevens niet anderszins gemanipuleerd of gewijzigd kunnen worden.

  • 3. Indien de beheerder zijn verantwoordelijkheden met betrekking tot de instelling voor collectieve belegging in effecten aan een andere beheerder overdraagt, worden maatregelen getroffen zodat de gegevens betreffende de voorafgaande vijf jaar voor de andere beheerder toegankelijk zijn.

G

Artikel 35a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste, tweede en vierde lid wordt telkens «beleggingsonderneming» vervangen door: beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten of beleggingsonderneming.

2. In het derde lid, onderdeel d, wordt de zinsnede «beleggingsdiensten, beleggingsactiviteiten of nevendiensten» vervangen door: werkzaamheden in verband met het beheer van een instelling voor collectieve belegging in effecten onderscheidenlijk beleggingsdiensten, beleggingsactiviteiten of nevendiensten.

3. In het derde lid, onderdeel e, wordt de zinsnede «beleggingsdiensten, beleggingsactiviteiten of nevendiensten» vervangen door: werkzaamheden in verband met het beheer van een instelling voor collectieve belegging in effecten onderscheidenlijk beleggingsdiensten, beleggingsactiviteiten of nevendiensten.

H

Artikel 35b wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten legt de gegevens vast die betrekking hebben op de soorten door of in naam van de beheerder verrichte werkzaamheden in verband met het beheren van beleggingen waarbij een belangenconflict is ontstaan of kan ontstaan dat een wezenlijk risico met zich brengt dat de belangen van een of meer instellingen voor collectieve belegging in effecten of van de deelnemers worden geschaad.

  • 3. De beheerder zorgt ervoor dat de personen die het dagelijks beleid bepalen van de beheerder onmiddellijk in kennis worden gesteld wanneer de getroffen maatregelen voor het voorkomen van en omgaan met belangenconflicten niet volstaan om met redelijke zekerheid te garanderen dat risico’s dat de belangen van de instelling voor collectieve belegging in effecten of de deelnemers ervan worden geschaad, zullen worden vermeden, zodat zij alle nodige beslissingen kunnen nemen om te waarborgen dat de beheerder in ieder geval handelt in het belang van de instelling voor collectieve belegging in effecten en haar deelnemers.

  • 4. De beheerder stelt de deelnemers van een door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten via een duurzame drager op de hoogte van de situaties, bedoeld in het derde lid, met opgave van redenen van de beslissing die de personen die het dagelijks beleid bepalen ter zake hebben genomen.

I

Artikel 35c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, wordt «beleggingsonderneming» vervangen door: beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten of beleggingsonderneming.

2. In het tweede lid wordt «de beleggingsonderneming» vervangen door: de beheerder of beleggingsonderneming.

3. In het tweede lid, onderdeel c, wordt de zinsnede « ter uitvoering van de richtlijn markten voor financiële instrumenten» vervangen door: ter uitvoering van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen of de richtlijn markten voor financiële instrumenten.

J

In artikel 35d wordt «een beleggingsonderneming» vervangen door: een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten of beleggingsonderneming.

JA

Artikel 35e wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste en tweede lid wordt «een beleggingsonderneming» telkens vervangen door: de beheerder of beleggingsinstelling.

2. In het derde lid wordt «de beleggingsonderneming» vervangen door: de beheerder of beleggingsinstelling.

K

In artikel 35f wordt de zinsnede «beheer van een individueel vermogen waarbij het vermogen» vervangen door: beheer van een individueel vermogen of collectief beheer van een beleggingsportefeuille waarbij het vermogen respectievelijk de portefeuille.

L

Artikel 38, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het slot van onderdeel b wordt de puntkomma vervangen door: ; en.

2. Aan het slot van onderdeel c wordt «; en» vervangen door een punt.

3. Onderdeel d vervalt.

M

Onder vernummering van de artikelen 38a tot en met 38j tot 38b tot en met 38k wordt na artikel 38 een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38a

  • 1. Indien een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten voornemens is werkzaamheden uit te besteden, stelt hij de Autoriteit Financiële Markten daarvan in kennis. De Autoriteit Financiële Markten geeft deze informatie onverwijld door aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel van de instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 2. Onverminderd artikel 38 draagt een beheerder die het beheer van een instelling voor collectieve belegging in effecten uitbesteedt aan een derde er zorg voor dat:

    • a. uitbesteding van het beheer van beleggingengeschiedt aan een derde waaraan voor het beheren van beleggingsinstellingen of het beheren van individuele vermogens een vergunning of erkenning is verleend en die aan prudentieel toezicht is onderworpen;

    • b. bij uitbesteding van het beheer van beleggingen aan een derde met zetel in een staat die geen lidstaat of aangewezen staat is, de samenwerking van de toezichthouders met de toezichthoudende instanties van de staat van de zetel van de derde op grond van een overeenkomst is gewaarborgd;

    • c. de belangen van de derde niet strijdig zijn met die van de beheerder zelf, de bewaarder of de deelnemers in de instelling voor collectieve belegging in effecten;

    • d. de uitbesteding niet verhindert dat wordt gehandeld in het beste belang van de deelnemers; en

    • e. hij de nodige deskundigheid behoudt om een doeltreffende controle op de uitbestede werkzaamheden uit te oefenen; en

    • f. hij over de nodige deskundigheid beschikt en de nodige zorgvuldigheid en waakzaamheid in acht neemt bij het aangaan, beheren of beëindigen van overeenkomsten met derden.

  • 3. De beheerder draagt er zorg voor dat de betrokken derde over de nodige deskundigheid en capaciteit beschikt om de uitbestede werkzaamheden op betrouwbare, professionele en doeltreffende wijze uit te oefenen. De beheerder stelt methoden vast voor de doorlopende beoordeling van het prestatieniveau van de desbetreffende derde.

N

In artikel 38f (nieuw) wordt de zinsnede «artikelen 38b en 38c» vervangen door: artikelen 38c en 38d.

O

In artikel 38h (nieuw) wordt «artikel 38f» vervangen door: artikel 38g.

P

In artikel 38k (nieuw) wordt de zinsnede «artikelen 37, 38f, 38g en 38i» vervangen door: artikelen 37, 38g, 38h en 38j.

Q

In artikel 40, aanhef, wordt de zinsnede «beleggingsonderneming of financiëledienstverlener» telkens vervangen door: beheerder, beleggingsonderneming of financiëledienstverlener.

R

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. De beheerder stelt kosteloos informatie over de procedures, bedoeld in het eerste lid, ter beschikking aan de deelnemers in een door hem beheerde beleggingsinstelling.

S

Artikel 49, tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. indien het essentiële beleggersinformatie betreft en het gebruik van de desbetreffende taal door de Autoriteit Financiële Markten is goedgekeurd.

T

Artikel 50, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op beheerders van instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat voor zover het gaat om de soort informatieverschaffing aan de deelnemers.

U

In artikel 52, vierde lid, vervalt de zinsnede «met zetel in een andere lidstaat» en wordt de zinsnede « naar het vereenvoudigd prospectus, bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de richtlijn beleggingsinstellingen» vervangen door: naar de essentiële beleggersinformatie.

V

In de artikelen 58c, zesde lid, en 58e, tweede lid, wordt de zinsnede «Een financiële bijsluiter die voldoet aan het ingevolge artikel 66, tweede en derde lid, van dit besluit bepaalde of een vereenvoudigd prospectus dat voldoet aan artikel 28 van de richtlijn beleggingsinstellingen» telkens vervangen door: De essentiële beleggersinformatie.

W

De opschrift van paragraaf 8.1.5 komt te luiden:

§ 8.1.5. Financiële bijsluiter en essentiële beleggersinformatie

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:22, eerste lid, van de wet

X

Artikel 65 komt te luiden:

Artikel 65

  • 1. Een aanbieder van een complex product, niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, stelt voor dat product een financiële bijsluiter op.

  • 2. Een aanbieder van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling die niet verhandelbaar zijn of die op verzoek van de deelnemers ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald, stelt voor elke beleggingsinstelling waarvan door hem rechten van deelneming worden aangeboden een document met de essentiële beleggersinformatie op.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op complexe producten ten aanzien waarvan uitsluitend financiële diensten worden verleend aan anderen dan consumenten.

  • 4. Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op financiële ondernemingen die een complex product als bedoeld in artikel 1, onder 1°, 4° of 11°, samenstellen en dat product algemeen in de markt verkrijgbaar stellen voor consumenten of, indien het een recht van deelneming in een beleggingsinstelling betreft, cliënten.

Y

Na artikel 65 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 65a

  • 1. Een aanbieder van een complex product houdt een bijgewerkte versie van de financiële bijsluiter respectievelijk de essentiële beleggingsinformatie beschikbaar op zijn website.

  • 2. De aanbieder van een complex product niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling verstrekt de financiële bijsluiter onverwijld kosteloos op verzoek van een consument.

  • 3. Indien een complex product niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling wordt aangeboden door tussenkomst van een bemiddelaar, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent, wordt een financiële bijsluiter door deze bemiddelaar, gevolmachtigde agent onderscheidenlijk ondergevolmachtigde agent onverwijld kosteloos op verzoek van de consument verstrekt, tenzij de aanbieder en de bemiddelaar, gevolmachtigde agent onderscheidenlijk ondergevolmachtigde agent zijn overeengekomen dat de aanbieder zelf aan de verplichting voldoet.

  • 4. Een aanbieder van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling of degene die beleggingsdiensten verleent als bedoeld in artikel 1, onderdelen a, b, of d, van de wet, met betrekking tot rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, verstrekt geruime tijd voorafgaand aan een inschrijving op de rechten van deelneming in een beleggingsinstelling kosteloos de essentiële beleggersinformatie aan de cliënt. De essentiële beleggersinformatie wordt schriftelijk, op een duurzame drager of via een website verstrekt. Op verzoek wordt de essentiële beleggersinformatie kosteloos schriftelijk aan de cliënt verstrekt.

Z

Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt.

2. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot tweede en derde lid.

3. In het tweede lid (nieuw) wordt de zinsnede «eerste of tweede lid» vervangen door: eerste lid.

4. In het derde lid (nieuw) wordt de zinsnede «eerste lid, onderdelen c en g, en het tweede lid, onderdelen d en f» vervangen door: eerste lid, onderdelen c en g.

5. Het vijfde lid vervalt.

AA

Na artikel 66 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 66a

  • 1. In de essentiële beleggersinformatie wordt de volgende informatie over de beleggingsinstelling opgenomen:

    • a. de identificatie van de beleggingsinstelling;

    • b. een korte beschrijving van de beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid;

    • c. het historisch rendement of, indien relevant, toekomstscenario’s;

    • d. de kosten; en

    • e. het risico-opbrengstprofiel van het recht van deelneming, waaronder voldoende toelichting en waarschuwingen met betrekking tot de risico’s die aan het recht van deelneming in de desbetreffende beleggingsinstelling zijn verbonden.

  • 2. De essentiële beleggingsinformatie vermeldt duidelijk:

    • a. waar en hoe aanvullende informatie over de aangeboden rechten van deelneming en het prospectus kan worden verkregen;

    • b. dat de jaarrekening en halfjaarcijfers op de website van de beheerder beschikbaar zijn en dat deze stukken te allen tijde op verzoek kosteloos kunnen worden verkregen bij de beheerder; en

    • c. in welke taal de informatie, bedoeld in de onderdelen a en b, voor de deelnemers beschikbaar is.

  • 3. De essentiële beleggersinformatie wordt zodanig opgesteld dat cliënten de aard en de risico’s verbonden aan de rechten van deelneming in een beleggingsinstelling kunnen begrijpen, zonder dat naar andere documenten wordt verwezen.

  • 4. Een vertaling van de essentiële beleggersinformatie bevat geen andere wijzigingen of aanvullingen ten opzichte van het vertaalde document, dan noodzakelijk vanwege de vertaling.

  • 5. Met betrekking tot de essentiële beleggersinformatie zijn nadere regels gesteld in verordening nr. 583/2010 van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt (PbEU L 176).

  • 6. De verordening, bedoeld in het vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing op aanbieders van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, niet zijnde een instelling voor collectieve belegging in effecten, voor zover de aard van de beleggingsinstelling zich hiertegen niet verzet.

AB

In artikel 82, tweede lid, onder a, vervalt de zinsnede «met zetel in effecten».

AC

Artikel 83, vierde lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:

a. beheerders van instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat die geen instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland beheren, instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat en de eventueel aan die instellingen verbonden bewaarders;

AD

Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «beleggingsinstelling» vervangen door: beleggingsinstelling, niet zijnde een instelling voor collectieve belegging in effecten,

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een beheerder meldt een wijziging van de gegevens, bedoeld in artikel 4:50, eerste lid, met uitzondering van de onderdelen a, d, g en i van de wet, van een door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten ten minste twee weken voorafgaand aan de wijziging schriftelijk aan de Autoriteit Financiële Markten.

3. Er worden drie leden toegevoegd:

  • 3. Een beheerder meldt een wijziging in het fondsreglement of de statuten van een door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten ten minste een maand voorafgaand aan de wijziging schriftelijk aan de Autoriteit Financiële Markten.

  • 4. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten meldt het voornemen tot vervanging van de beheerder of de bewaarder die aan de instelling voor collectieve belegging in effecten is verbonden ten minste een maand tevoren schriftelijk aan de Autoriteit Financiële Markten.

  • 5. De beheerder geeft geen uitvoering aan het voornemen, bedoeld in het derde en vierde lid, voordat de Autoriteit Financiële Markten daarmee heeft ingestemd.

AE

Artikel 92 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt de zinsnede «rechten van deelneming in door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland aanbiedt» vervangen door: een instelling voor collectieve belegging in effecten beheert of rechten van deelneming in door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten in die lidstaat aanbiedt.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Een beheerder die vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor een instelling voor collectieve belegging in effecten beheert of rechten van deelneming in door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten in die lidstaat aanbiedt, meldt aan de Autoriteit Financiële Markten en de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat schriftelijk ten minste een maand tevoren het voornemen tot wijziging van de financiële diensten die hij vanuit het bijkantoor verleent, de organisatiestructuur van het bijkantoor, de procedure voor risicobeheer en de afhandeling van klachten.

AF

Na artikel 92 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 92a

Een beheerder die door middel van het verrichten van diensten een instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat beheert of rechten van deelneming in door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten in een andere lidstaat aanbiedt, meldt een wijziging van de financiële diensten die hij in de andere lidstaat verleent, de procedure voor risicobeheer en de afhandeling van klachten ten minste twee weken voorafgaand aan de wijziging schriftelijk aan de Autoriteit Financiële Markten en de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat.

AG

Het opschrift van paragraaf 9.1.1. komt te luiden:

§ 9.1.1. Beheerders

Bepalingen ter uitvoering van artikel 4:26, achtste lid, van de wet

AH

Artikel 116 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel d, wordt de zinsnede «het recht van de staat waar de beheerder zijn zetel heeft» vervangen door: het recht van de lidstaat waar de beleggingsinstelling haar zetel heeft.

2. In onderdeel g, onder 4°, wordt de zinsnede «overeenkomstig de statuten» vervangen door: overeenkomstig de wet of de statuten.

AI

Na artikel 116 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 116a

  • 1. Onverminderd artikel 116 bevat de te sluiten overeenkomst, bedoeld in artikel 4:43, eerste lid, van de wet tussen een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat en een bewaarder met zetel in een andere lidstaat, tevens de gegevens, genoemd in bijlage G.

  • 2. Verplichtingen tot vertrouwelijkheid die op de beheerder en de bewaarder bij de overeenkomst, bedoeld in artikel 4:43, eerste lid, van de wet van toepassing zijn, beperken niet de toegang van de toezichthouders of de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel van de instelling voor collectieve belegging in effecten tot relevante informatie.

AJ

In artikel 117 wordt «bijlage G» vervangen door: bijlage H.

AK

In artikel 118, eerste en derde lid, wordt telkens «bijlage H» vervangen door: bijlage I.

AL

In de artikelen 122, eerste lid, onderdeel g, 123, eerste lid, onderdeel m, 124, eerste lid, onderdeel j, wordt «95 procent» telkens vervangen door: 85 procent.

AM

Het opschrift van paragraaf 10.3.2. komt te luiden:

§ 10.3.2. Aanvullende regels voor beheerders van instellingen voor collectieve belegging in effecten en instellingen voor collectieve belegging in effecten

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 4:56, eerste lid, 4:59a, derde lid, 4:59b, tweede lid, en 4:59e, tweede lid, 4:60, eerste lid, 4:61, van de wet

AN

Na artikel 126 worden tien artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 126a

  • 1. Het beleid ter zake van het voorkomen van belangenconflicten, bedoeld in artikel 4:59a, eerste lid, van de wet, is gericht op het herkennen van in ieder geval de volgende situaties waarbij een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten, een relevante persoon of een persoon die met de beheerder is verbonden door een zeggenschapsband:

    • a. financieel gewin kan behalen of een financieel verlies kan vermijden ten koste van de instelling voor collectieve belegging in effecten;

    • b. een belang heeft bij het resultaat van een ten behoeve van de instelling voor collectieve belegging in effecten of een cliënt verrichte dienst of activiteit of een namens de instelling voor collectieve belegging in effecten of cliënt uitgevoerde transactie, dat verschilt van het belang van de instelling voor collectieve belegging in effecten bij dit resultaat;

    • c. een financiële of andere drijfveer heeft om het belang van een andere cliënt of groep cliënten te laten voorgaan boven het belang van de instelling voor collectieve belegging in effecten;

    • d. dezelfde werkzaamheden uitoefent voor de instelling voor collectieve belegging in effecten en voor een cliënt die geen instelling voor collectieve belegging in effecten is; of

    • e. van een andere persoon dan de cliënt ten behoeve van de cliënt verrichte werkzaamheden in verband met het beheer van instellingen voor collectieve belegging in effecten een provisie ontvangt die verschilt van de gebruikelijke provisie voor deze dienst, of een dergelijke provisie zal ontvangen.

  • 2. De beheerder houdt bij het bepalen van de soorten van belangenconflicten rekening met:

    • a. zijn eigen belang, inclusief de belangen die voortvloeien uit het feit dat hij deel uitmaakt van een groep of uit het verrichten van diensten en activiteiten, de belangen van cliënten en de verplichtingen van de beheerder ten opzichte van de instelling voor collectieve belegging in effecten; en

    • b. de belangen van door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten.

Artikel 126b

  • 1. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten legt het beleid, bedoeld in artikel 4:59a, eerste lid, van de wet vast en draagt er zorg voor dit beleid te implementeren en in stand te houden. Het beleid is afgestemd op de aard, omvang en complexiteit van zijn bedrijf.

  • 2. Indien de beheerder deel uitmaakt van een groep, heeft het beleid ook betrekking op belangenconflicten die kunnen ontstaan als gevolg van de structuur en bedrijfsactiviteiten van andere ondernemingen die deel uitmaken van de groep.

  • 3. Het beleid omschrijft, onder verwijzing naar de werkzaamheden in verband met het beheer van instellingen voor collectieve belegging in effecten die door of in naam van de beheerder worden verricht, de omstandigheden die een belangenconflict vormen of kunnen doen ontstaan dat een wezenlijk risico met zich brengt dat de belangen van de instelling voor collectieve belegging in effecten of van een of meer cliënten worden geschaad, alsmede de te volgen procedures en te nemen maatregelen voor het omgaan met een dergelijk conflict.

  • 4. Het beleid vermeldt de te volgen procedures en te nemen maatregelen voor het beheersen van een belangenconflict als bedoeld in artikel 4:59a, eerste lid, van de wet.

Artikel 126c

  • 1. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten beschikt over een adequate en effectieve strategie en daarbij behorend beleid waaruit blijkt wanneer en op welke wijze de stemrechten die zijn verbonden aan financiële instrumenten waarin de instelling voor collectieve belegging in effecten belegt, zullen worden uitgeoefend in het uitsluitende voordeel van de betrokken instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 2. De strategie omvat maatregelen en procedures voor:

    • a. het monitoren van relevante gebeurtenissen binnen de onderneming;

    • b. het garanderen dat de uitoefening van stemrechten in overeenstemming met de beleggingsdoelstellingen en het beleggingsbeleid van de betrokken instelling voor collectieve belegging in effecten plaatsvindt; en

    • c. het voorkomen of beheersen van eventuele belangenconflicten die uit de uitoefening van stemrechten voortvloeien.

  • 3. De beheerder stelt een samenvatting van de strategie beschikbaar aan de deelnemers van de door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten.

  • 4. De beheerder verstrekt kosteloos op verzoek informatie met betrekking tot bijzonderheden over de genomen maatregelen op grond van de strategie aan de deelnemers van de door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten.

Artikel 126d

  • 1. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten die een opdracht van een deelnemer tot inschrijving of terugbetaling van rechten van deelneming uitvoert, geeft de deelnemer onverwijld en uiterlijk op de eerste werkdag na uitvoering van de opdracht kennis van de uitvoering op een duurzame drager.

  • 2. Indien de beheerder een bevestiging van de uitvoering van de opdracht ontvangt van een derde, stelt de beheerder de deelnemer daarvan in kennis uiterlijk op de eerste werkdag na ontvangst van de bevestiging van de derde, tenzij de derde de deelnemer reeds onmiddellijk in kennis heeft gesteld.

  • 3. Indien een beheerder periodiek voor een deelnemer opdrachten tot inschrijving of terugbetaling van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging in effecten uitvoert, kan een beheerder de kennisgeving, bedoeld in het eerste en tweede lid, eenmaal per zes maanden verstrekken.

  • 4. Een beheerder verstrekt de deelnemer desgevraagd informatie over de status van zijn opdracht tot inschrijving of terugbetaling.

  • 5. De kennisgeving, bedoeld in het eerste en tweede lid, bevat, voor zover van toepassing, de volgende informatie:

    • a. de identificatiegegevens van de beheerder:

    • b. de naam of een andere omschrijving van de deelnemer;

    • c. de datum en het tijdstip van de opdracht tot inschrijving of terugbetaling en de wijze van betaling;

    • d. de datum van uitvoering;

    • e. de identificatiegegevens van de instelling voor collectieve belegging in effecten;

    • f. de aard van de opdracht;

    • g. het aantal rechten van deelneming waarop de opdracht betrekking heeft;

    • h. de prijs per eenheid waartegen op de rechten van deelneming werd ingeschreven of waartegen deze werden terugbetaald;

    • i. de referentievalutadatum;

    • j. de brutowaarde van de opdracht inclusief inschrijvingskosten of het nettobedrag na aftrek van de terugbetalingskosten; en

    • k. de totale kosten die in rekening zijn gebracht en, indien de deelnemer daarom verzoekt, een specificatie daarvan.

Artikel 126e

  • 1. Een beheerder die orders van instellingen voor collectieve belegging in effecten uitvoert:

    • a. registreert orders die in naam van instellingen voor collectieve belegging in effecten worden uitgevoerd onmiddellijk en correct en wijst deze orders onmiddellijk en correct toe; en

    • b. voert vergelijkbare orders van instellingen voor collectieve belegging in effecten in volgorde van ontvangst en onmiddellijk uit, tenzij de aard van de order of de heersende marktomstandigheden dit onmogelijk maken of in het belang van de instelling voor collectieve belegging in effecten anders moet worden gehandeld.

  • 2. Een beheerder die verantwoordelijk is voor de controle op of de afwikkeling van een uitgevoerde order neemt alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat alle financiële instrumenten of gelden die bij de afwikkeling van de uitgevoerde order worden ontvangen, onmiddellijk op correcte wijze op de rekening van de instelling voor collectieve belegging in effecten worden bijgeschreven.

  • 3. Een beheerder maakt geen misbruik van informatie over lopende orders van instellingen voor collectieve belegging in effecten en neemt alle redelijke maatregelen om misbruik van dergelijke informatie door zijn medewerkers te voorkomen.

Artikel 126f

  • 1. Een beheerder voert een order in naam van een instelling voor collectieve belegging in effecten of een transactie voor eigen rekening niet samen met een andere order van een instelling voor collectieve belegging in effecten of cliënt, tenzij:

    • a. het onwaarschijnlijk is dat de samenvoeging van de orders en transacties nadelig is voor de betrokken instelling voor collectieve belegging in effecten of cliënt; en

    • b. hij een ordertoewijzingsbeleid heeft vastgesteld en geïmplementeerd dat voldoende nauwkeurig voorziet in een billijke toewijzing van samengevoegde orders en transacties en dat onder meer voorschrijft hoe het volume en de prijs van orders bepalend zijn voor de toewijzingen en de behandeling van gedeeltelijke uitvoeringen.

  • 2. Indien een beheerder een order samenvoegt met andere orders van instellingen voor collectieve belegging in effecten of cliënten en de samengevoegde order slechts ten dele wordt uitgevoerd, wijst hij de desbetreffende transacties toe overeenkomstig zijn ordertoewijzingsbeleid.

Artikel 126g

  • 1. Een beheerder die een transactie voor eigen rekening samenvoegt met een order van een instelling voor collectieve belegging in effecten of cliënt, wijst de desbetreffende transactie niet toe op een voor de instelling voor collectieve belegging in effecten respectievelijk cliënt nadelige wijze.

  • 2. Indien een beheerder een order van een instelling voor collectieve belegging in effecten of cliënt samenvoegt met een transactie voor eigen rekening en de samengevoegde order slechts ten dele wordt uitgevoerd, geeft hij de order van de instelling voor collectieve belegging in effecten of cliënt bij de toewijzing van de desbetreffende transactie voorrang op zijn eigen transactie. Het is de beheerder slechts toegestaan een transactie als bedoeld in de vorige volzin naar evenredigheid toe te wijzen overeenkomstig zijn orderuitvoeringsbeleid, bedoeld in artikel 126f, eerste lid, onderdeel b, indien hij kan aantonen dat de order van de instelling voor collectieve belegging in effecten of cliënt niet of niet op dezelfde gunstige voorwaarden had kunnen uitvoeren als deze niet was samengevoegd.

Artikel 126h

  • 1. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten verschaft of ontvangt voor het beheer van de beleggingen of administratie ten behoeve van een instelling voor collectieve belegging in effecten geen beloning of vergoeding, in welke vorm dan ook, die niet noodzakelijk is voor het beheer van de beleggingen of administratie of dit mogelijk maakt.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a. beloningen of vergoedingen die worden verschaft door of aan de instelling voor collectieve belegging in effecten of degene die namens de instelling voor collectieve belegging in effecten optreedt; en

    • b. beloningen of vergoedingen die worden verschaft door of aan een derde of degene die namens de derde optreedt, indien:

      • 1°. de instelling voor collectieve belegging in effecten op uitvoerige, accurate en begrijpelijke wijze mededeling wordt gedaan van het bestaan, de aard en het bedrag of, indien het bedrag niet kan worden achterhaald, de wijze van berekening daarvan, van de beloning of vergoeding voordat tot het beheren van beleggingen of administratie ten behoeve van de instelling voor collectieve belegging in effecten wordt overgegaan; en

      • 2°. de verschaffing van de beloning of vergoeding de kwaliteit van het beheren van beleggingen of administratie ten behoeve van de instelling voor collectieve belegging in effecten ten goede komt en geen afbreuk doet aan de verplichting van de beheerder om zich in te zetten voor de belangen van de instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 3. De beheerder voldoet aan de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel b, onder 1°, indien hij in samengevatte vorm mededeling doet van de essentiële voorwaarden van de regelingen voor beloningen of vergoedingen en hij de deelnemers informeert over de mogelijkheid om nadere informatie te verkrijgen en deze op verzoek van de deelnemer verstrekt.

Artikel 126i

  • 1. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten neemt bij het selecteren en continu monitoren van beleggingen de nodige zorgvuldigheid in acht.

  • 2. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten heeft voldoende kennis en begrip van de activa waarin de door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten beleggen.

Artikel 126j

  • 1. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten zorgt ervoor dat billijke, correcte en transparante prijsbepalingsmodellen en waarderingssystemen worden aangewend.

  • 2. Een beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten moet kunnen aantonen dat de deelnemingen in door hem beheerde instellingen voor collectieve belegging in effecten correct worden gewaardeerd.

AO

In artikel 130, onderdelen d en e, wordt telkens «richtlijn beleggingsinstellingen» vervangen door: herziene richtlijn beleggingsinstellingen.

AP

Artikel 131 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van artikel 130 kan het beheerd vermogen van een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten voor maximaal vijftien procent:

    • a. worden belegd in financiële derivaten, bedoeld in artikel 130, onderdelen g en h, die alleen met het doel om risico af te dekken mogen worden gebruikt;

    • b. indien het een beleggingsmaatschappij betreft: worden belegd in zaken die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar werkzaamheid; of

    • c. worden aangehouden in accessoir liquide middelen.

AQ

Artikel 133 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «regelmatig» vervangen door: ten minste jaarlijks.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot het vijfde tot en met achtste lid, worden drie leden ingevoegd, luidende:

  • 2. De Autoriteit Financiële Markten evalueert de regelmatigheid en de volledigheid van de informatie, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het totale risico van een instelling voor collectieve belegging in effecten wordt dagelijks berekend.

  • 4. Voor de berekening van het totale risico in financiële derivaten van een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten wordt het eigen directe risico in financiële derivaten, bedoeld in artikel 131, tweede lid, onderdeel a, van de feeder-instelling voor collectieve belegging gecombineerd met:

    • a. het reële risico in financiële derivaten van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten naar evenredigheid van de belegging van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten in rechten van deelneming in de master-instelling voor collectieve belegging in effecten; of

    • b. het potentiële totale maximumrisico in financiële derivaten dat de master-instelling voor collectieve belegging in effecten volgens haar fondsreglement of statuten, naar evenredigheid van de belegging van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten in rechten van deelneming in de master-instelling voor collectieve belegging in effecten, mag aangaan.

AR

Artikel 142 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De artikelen 134 tot en met 139 zijn gedurende zes maanden na een fusie niet van toepassing op een verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten. De verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten neemt gedurende die periode de beginselen van risicospreiding in haar beleggingen in acht.

AS

Artikel 145 wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «financiële bijsluiter» wordt vervangen door: essentiële beleggersinformatie.

2. Onder plaatsing van de aanduiding «1.» voor de tekst, wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten zendt wijzigingen in de essentiële beleggersinformatie aan de Autoriteit Financiële markten.

AT

Na artikel 147 worden twee paragrafen toegevoegd, luidende:

§ 10.3.2.1. Aanvullende regels voor master-instellingen voor collectieve belegging in effecten en feeder-instellingen voor collectieve belegging in effecten en de overeenkomst tussen de betrokken accountants en bewaarders

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 4:57a, tweede lid, 4:57b, vierde lid, 4:57c, vijfde lid, 4:61, eerste lid, 4:61a, vijfde lid, en 4:61b, vierde lid, van de wet

Artikel 147a
  • 1. In afwijking van artikel 139, eerste lid, kan het beheerde vermogen van een instelling voor collectieve belegging in effecten voor meer dan twintig procent worden belegd in een bepaalde master-instelling voor collectieve belegging in effecten indien de Autoriteit Financiële Markten daarmee heeft ingestemd. De Autoriteit Financiële Markten neemt een besluit omtrent instemming binnen vijftien werkdagen na ontvangst van de aanvraag van instemming.

  • 2. De Autoriteit Financiële Markten stemt met de aanvraag in, indien de beheerder aantoont dat de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten, haar bewaarder, haar accountant en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten zullen voldoen aan het bepaalde ingevolge de artikelen 4:57a tot en met 4:57c, 4:61a en 4:61b van de wet en het bepaalde in deze paragraaf.

  • 3. De aanvraag van instemming geschiedt onder opgave van de volgende gegevens:

    • a. het fondsreglement of de statuten van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten;

    • b. het prospectus en de essentiële beleggersinformatie van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten;

    • c. de overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten, bedoeld in artikel 147b, eerste lid, of de interne regels met betrekking tot de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 147b, vierde lid;

    • d. indien van toepassing, de aan de deelnemers te verstrekken informatie, bedoeld in artikel 147f, eerste lid;

    • e. indien van toepassing, de overeenkomst tot uitwisseling van informatie, bedoeld in artikel 4:57b van de wet tussen de bewaarder van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de bewaarder van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten;

    • f. indien van toepassing, de overeenkomst tot uitwisseling van informatie, bedoeld in artikel 4:57c van de wet tussen de accountant van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de accountant van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten; en

    • g. indien het een master-instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in een andere lidstaat betreft: een verklaring van de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten dat deze een instelling voor collectieve belegging in effecten is en voldoet aan de onderdelen b en c, in de definitie van master-instelling voor collectieve belegging in effecten in artikel 1 van de wet.

  • 4. De gegevens, bedoeld in het derde lid, worden verstrekt in het Nederlands of in een taal die door de Autoriteit Financiële Markten is goedgekeurd.

Artikel 147b
  • 1. Een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten sluit een overeenkomst tot uitwisseling van informatie met de master-instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 2. De overeenkomst voorziet er in dat de master-instelling voor collectieve belegging in effecten alle informatie aan de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten verstrekt die de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten nodig heeft om te voldoen aan de regels die ingevolge de wet aan haar worden gesteld.

  • 3. De overeenkomst is op verzoek kosteloos beschikbaar voor de deelnemers van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 4. Indien de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten worden beheerd door dezelfde beheerder, kan in afwijking van het eerste lid, worden volstaan met bedrijfsvoeringsregels van de beheerder die waarborgen dat uitwisseling van informatie plaatsvindt tussen de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de interne bedrijfsvoeringsregels.

  • 5. Onverminderd het tweede lid voorziet de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, respectievelijk voorzien de bedrijfsvoeringsregels, bedoeld in het vierde lid, in het bepaalde in bijlage J.

Artikel 147c

De overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen de bewaarders als bedoeld in de artikel 4:57b, eerste lid, van de wet en een overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen accountants als bedoeld in artikel 4:57c, eerste lid, van de wet bevatten de gegevens, genoemd in bijlage J.

Artikel 147d
  • 1. Indien een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en haar master-instelling voor collectieve belegging in effecten beide hun zetel in Nederland hebben is uitsluitend het Nederlands recht van toepassing op de overeenkomst tot uitwisseling van informatie, bedoeld in artikel 147b, eerste lid.

  • 2. Indien de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten of de master-instelling voor collectieve belegging in effecten haar zetel in een andere lidstaat heeft, dan bepaalt de overeenkomst tot uitwisseling van informatie, bedoeld in artikel 147b, eerste lid, dat uitsluitend het Nederlands recht of het recht van die andere lidstaat van toepassing is op die overeenkomst.

  • 3. Het recht van de lidstaat dat op grond van het eerste of tweede lid van toepassing is op een overeenkomst tot uitwisseling van informatie is eveneens van toepassing op een overeenkomst tussen de bewaarders van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:57b, eerste lid, van de wet en een overeenkomst tussen de accountants van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en master-instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:57c, eerste lid, van de wet.

  • 4. Indien de overeenkomst is vervangen door bedrijfsvoeringsregels als, bedoeld in artikel 147b, vierde lid, voorziet een overeenkomst tussen bewaarders als bedoeld artikel 4:57b, eerste lid, respectievelijk tussen accountants als bedoeld in artikel 4:57c, eerste lid, van de wet erin dat het recht van de lidstaat van de zetel van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten of het recht van de lidstaat van de zetel van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten bij uitsluiting van toepassing is op de overeenkomst.

  • 5. De overeenkomsten, bedoeld in de artikelen 4:57b, eerste lid, en 4:57c, eerste lid, van de wet en artikel 147b, eerste lid, bepalen dat de rechter van de lidstaat waarvan het recht van toepassing is op de overeenkomst, wordt aangewezen voor de kennisneming van geschillen welke naar aanleiding van de overeenkomst ontstaan of zullen ontstaan.

Artikel 147e

Een bewaarder van een master-instelling voor collectieve belegging in effecten meldt aan de Autoriteit Financiële Markten in ieder geval de volgende onregelmatigheden op grond van artikel 4:57a, eerste lid, van de wet:

  • a. fouten in de berekening van de intrinsieke waarde van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten;

  • b. fouten in transacties voor afwikkeling van de aankoop van, inschrijving op, het verzoek om inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming in de master-instelling voor collectieve belegging in effecten door de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten;

  • c. door de master-instelling voor collectieve belegging in effecten veroorzaakte fouten bij de betaling of kapitalisatie van inkomsten, of fouten in de berekening van de bronbelasting;

  • d. inbreuken op de beleggingsdoelstellingen, het beleggingsbeleid of de beleggingsstrategie van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten, zoals beschreven in haar fondsreglement of statuten, prospectus of essentiële beleggersinformatie; en

  • e. inbreuken op ingevolge de wet, het fondsreglement, de statuten, prospectus of essentiële beleggersinformatie vastgestelde limieten bij beleggingen of het aangaan van leningen.

Artikel 147f
  • 1. Indien een instelling voor collectieve belegging in effecten voornemens is ten minste 85 procent van haar vermogen in rechten van deelneming in een master-instelling voor collectieve belegging in effecten te beleggen of een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten voornemens is haar rechten van deelneming te beleggen in een andere master-instelling voor collectieve belegging in effecten verstrekt zij de volgende informatie aan haar deelnemers:

    • a. een verklaring dat de Autoriteit Financiële Markten met de voorgenomen belegging in de master-instelling voor collectieve belegging in effecten heeft ingestemd;

    • b. de essentiële beleggersinformatie van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten;

    • c. de datum waarop de instelling voor collectieve belegging in effecten uitvoering zal geven aan haar voornemen; en

    • d. een verklaring dat deelnemers binnen dertig dagen na de informatieverstrekking kunnen eisen dat hun rechten van deelneming worden ingekocht of terugbetaald.

  • 2. Indien de beheerder van een instelling voor collectieve belegging in effecten een kennisgeving heeft gedaan als bedoeld in artikel 2:123, eerste lid, van de wet verstrekt de instelling voor collectieve belegging in effecten de informatie, bedoeld in het eerste lid, in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar zij rechten van deelneming aanbiedt, of in een taal die door de toezichthoudende instantie van de desbetreffende lidstaat is goedgekeurd.

  • 3. De informatie, bedoeld in het eerste lid, wordt ten minste dertig dagen voor de datum, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, verstrekt.

  • 4. De instelling voor collectieve belegging in effecten gaat niet over tot een belegging van meer dan twintig procent van haar beheerd vermogen in rechten van deelneming in de master-instelling voor collectieve belegging in effecten voordat de termijn, bedoeld in het derde lid, is verstreken.

  • 5. De instelling voor collectieve belegging in effecten brengt bij inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, geen andere kosten in rekening dan desinvesteringskosten.

  • 6. De instelling voor collectieve belegging in effecten kan de informatie, bedoeld in het eerste lid, in plaats van schriftelijk op een andere duurzame drager verstrekken na toestemming van de deelnemer en indien dat past in de context waarin zij, of in voorkomend geval de beheerder, met de deelnemer zaken doet.

  • 7. De verstrekking van informatie door de instelling voor collectieve belegging in effecten aan de deelnemer via elektronische mededelingen past in de context waarin de instelling voor collectieve belegging in effecten respectievelijk haar beheerder met de deelnemer zaken doet of gaat doen, indien is bewezen dat de deelnemer regelmatig toegang heeft tot internet. Het gegeven dat de deelnemer een e-mailadres opgeeft om zaken te kunnen doen geldt in ieder geval als bewijs hiervan.

Artikel 147g

Een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten vermeldt in alle door of namens haar verstrekt of beschikbaar gestelde relevante informatie dat zij ten minste 85 procent van haar beheerd vermogen belegt in rechten van deelneming in een master-instelling voor collectieve belegging in effecten.

Artikel 147h
  • 1. Een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten zendt een afschrift van het prospectus, de essentiële beleggersinformatie en alle wijzigingen daarin, het jaarverslag en de halfjaarcijfers van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten waarin zij belegt aan de Autoriteit Financiële Markten.

  • 2. Een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten verstrekt haar deelnemers, op verzoek, kosteloos een afschrift van het prospectus, het jaarverslag en halfjaarcijfers van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten waarin zij belegt.

Artikel 147i
  • 1. Het jaarverslag van een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten bevat een verklaring met betrekking tot de totale kosten van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 2. Het jaarverslag en de halfjaarcijfers van een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten vermelden de plaats waar het jaarverslag en de halfjaarcijfers van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten waarin de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten belegt, verkregen kunnen worden.

Artikel 147j

Een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten waarin zij belegt, voorkomen dat hun deelnemers op verschillende tijdstippen worden geïnformeerd over de intrinsieke waarde van de deelnemingen door het treffen van maatregelen om het tijdstip van de berekening en de publicatie van de intrinsieke waarde te coördineren.

Artikel 147k

Een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten controleert de werkzaamheden van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten. Zij baseert zich hierbij op de informatie die is verstrekt door de master-instelling voor collectieve belegging in effecten of diens beheerder, bewaarder of accountant tenzij de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van deze informatie.

Artikel 147l

Een beloning of vergoeding die een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten, haar beheerder dan wel een derde die namens de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten of haar beheerder optreedt, ontvangt in verband met de belegging in rechten van deelneming van een master-instelling voor collectieve belegging in effecten, komt ten gunste van de activa van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten.

Artikel 147m
  • 1. Een master-instelling voor collectieve belegging in effecten verstrekt de Autoriteit Financiële Markten onverwijld de naam van elke feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten die in haar rechten van deelneming belegt.

  • 2. Indien de feeder-icbe een zetel heeft in een andere lidstaat, stelt de Autoriteit Financiële Markten de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel van de feeder-icbe in kennis van de belegging, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 147n

Een master-instelling voor collectieve belegging in effecten houdt alle informatie die zij ingevolge het recht, het fondsreglement of statuten beschikbaar moet houden, beschikbaar voor de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten of, indien van toepassing, haar beheerder, en voor de Autoriteit Financiële Markten, de bewaarder en de accountant van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten.

Artikel 147o

Een master-instelling voor collectieve belegging in effecten brengt geen inschrijvingskosten of inkoopkosten in rekening voor het deelnemen van een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten in haar rechten van deelneming of voor de vervreemding daarvan.

Artikel 147p
  • 1. Uiterlijk twee maanden na de datum van de bekendmaking van een voornemen tot liquidatie van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61a, eerste lid, van de wet, zendt de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten de volgende gegevens aan de Autoriteit Financiële Markten:

    • a. indien de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten voornemens is ten minste 85 procent van haar beheerd vermogen te beleggen in rechten van deelneming in een andere master-instelling voor collectieve belegging in effecten:

      • 1°. een aanvraag van instemming voor het beleggen in rechten van deelneming in een andere master-instelling voor collectieve belegging in effecten;

      • 2°. een aanvraag van instemming met de voorgestelde wijzigingen van het fondsreglement of statuten;

      • 3°. de wijzigingen van het prospectus en de essentiële beleggersinformatie; en

      • 4°. de documenten, bedoeld in artikel 147a, derde lid, onderdelen c tot en met g;

    • b. indien de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten voornemens is zich om te zetten in een instelling voor collectieve belegging in effecten, niet zijnde een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten:

      • 1°. een aanvraag van instemming met de voorgestelde wijzigingen van het fondsreglement of de statuten; en

      • 2°. de wijzigingen van het prospectus en de essentiële beleggersinformatie;

    • c. indien de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten voornemens is om tot liquidatie over te gaan, een kennisgeving van dat voornemen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, zendt de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten de gegevens, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk binnen drie maanden voorafgaand aan de aanvang van de voorgenomen liquidatie van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten aan de Autoriteit Financiële Markten, indien de master-instelling voor collectieve belegging in effecten de bekendmaking van het voornemen tot liquidatie meer dan vijf maanden voor de datum van de aanvang van de liquidatie aan de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten heeft bekendgemaakt.

  • 3. De feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten informeert haar deelnemers onverwijld over een voornemen tot liquidatie van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten.

Artikel 147q
  • 1. De Autoriteit Financiële Markten neemt binnen vijftien werkdagen na ontvangst van alle gegevens een besluit op een aanvraag van instemming als bedoeld in artikel 147p, eerste lid, onderdeel a of b.

  • 2. De feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten informeert de master-instelling voor collectieve belegging in effecten over een besluit van de Autoriteit Financiële Markten als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten neemt na ontvangst van de instemming, bedoeld in artikel 147p, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, zo spoedig mogelijk maatregelen om aan het bepaalde in artikel 147f te voldoen.

  • 4. Uitbetaling van liquidatieopbrengsten van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten aan de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten die plaatsvindt voorafgaand aan de datum waarop de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten haar beleggingsbeleid overeenkomstig artikel 147p, eerste lid, onderdeel a of b, wijzigt, behoeft instemming van de Autoriteit Financiële Markten. De Autoriteit Financiële Markten stemt in met de uitbetaling indien:

    • a. de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten de uitbetaling van de liquidatieopbrengsten ontvangt:

      • 1°. in contanten; of

      • 2°. in de vorm van een gehele of gedeeltelijke overdracht van activa in natura, indien de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten dit wenst en voor zover de overeenkomst tot uitwisseling van informatie, bedoeld in artikel 147b, eerste lid, onderscheidenlijk de bedrijfsvoeringsregels, bedoeld in artikel 147b, vierde lid, en het besluit tot liquidatie daarin voorzien; en

    • b. de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten de contanten uitsluitend herbelegd met het oog op een efficiënt contantenbeheer.

  • 5. De feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten heeft het recht de overgedragen activa in natura geheel of gedeeltelijk te verzilveren.

Artikel 147r
  • 1. Binnen een maand nadat een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten informatie met betrekking tot een voorgenomen fusie of splitsing van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 4:61b, derde lid, van de wet heeft ontvangen, zendt de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten de volgende gegevens aan de Autoriteit Financiële Markten:

    • a. indien de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten voornemens is ten minste 85 procent van haar activa te beleggen in rechten van deelneming van dezelfde master-instelling voor collectieve belegging in effecten:

      • 1°. een aanvraag van instemming met het beleggen in rechten van deelneming in dezelfde master-instelling voor collectieve belegging in effecten;

      • 2°. indien van toepassing, een aanvraag van instemming met de voorgestelde wijzigingen van het fondsreglement of statuten; en

      • 3°. indien van toepassing, de wijzigingen van het prospectus en de essentiële beleggersinformatie;

    • b. indien de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten voornemens is ten minste 85 procent van haar activa te beleggen in rechten van deelneming van een andere master-instelling voor collectieve belegging in effecten:

      • 1°. een aanvraag van instemming met het beleggen in rechten van deelneming in de desbetreffende master-instelling voor collectieve belegging in effecten;

      • 2°. een aanvraag van instemming met de voorgestelde wijzigingen van het fondsreglement of statuten;

      • 3°. de wijzigingen van het prospectus en de essentiële beleggersinformatie; en

      • 4°. de documenten, bedoeld in artikel 147a, derde lid, onderdelen c tot en met g;

    • c. indien de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten voornemens is zich om te zetten in een instelling voor collectieve belegging in effecten, niet zijnde een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten:

      • 1°. een aanvraag van instemming met de voorgestelde wijzigingen van het fondsreglement of de statuten; en

      • 2°. de wijzigingen van het prospectus en de essentiële beleggersinformatie;

    • d. indien de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten voornemens is om tot liquidatie over te gaan een kennisgeving van dat voornemen.

  • 2. Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, is van toepassing indien:

    • a. de master-instelling voor collectieve belegging in effecten de verkrijgende master-instelling voor collectieve belegging in effecten is bij een voorgenomen fusie; en

    • b. de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten een deelnemer wordt van een uit een splitsing voortkomende instelling voor collectieve belegging in effecten die materieel niet afwijkt van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 3. Het onder het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is van toepassing indien:

    • a. de master-instelling voor collectieve belegging in effecten de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten is en de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten door de voorgenomen fusie een deelnemer wordt van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten; en

    • b. de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten een deelnemer wordt van een uit een splitsing voortkomende instelling voor collectieve belegging in effecten die materieel afwijkt van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 4. In afwijking van het eerste lid zendt de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten de gegevens, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk drie maanden voor de beoogde ingangsdatum van de fusie of splitsing van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten aan de Autoriteit Financiële Markten, indien de master-instelling voor collectieve belegging in effecten de informatie, bedoeld in artikel 4:61b, derde lid, van de wet, meer dan vier maanden voor de beoogde ingangsdatum van de fusie of splitsing aan de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten heeft verstrekt.

  • 5. De feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten informeert haar deelnemers en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten onverwijld over haar voornemen tot liquidatie.

Artikel 147s
  • 1. De Autoriteit Financiële Markten neemt binnen vijftien werkdagen na ontvangst van alle gegevens, een besluit op een aanvraag van instemming als bedoeld in artikel 147r, eerste lid, onderdeel a, b of c.

  • 2. De feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten informeert de master-instelling voor collectieve belegging in effecten over een besluit van de Autoriteit Financiële Markten als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten neemt na ontvangst van de instemming op een aanvraag, als bedoeld in artikel 147r, eerste lid, onderdeel b, onder 1° en 2°, zo spoedig mogelijk de maatregelen om aan het bepaalde in artikel 147f te voldoen.

  • 4. Indien de Autoriteit Financiële Markten nog geen besluit heeft genomen op een aanvraag van instemming als bedoeld in artikel 147r, eerste lid, onderdeel b of c, biedt de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten haar rechten van deelneming in de master-instelling voor collectieve belegging in effecten ter inkoop of terugbetaling aan op grond van de artikelen 4:61b, tweede lid, en 4:62h van de wet, op de werkdag voorafgaand aan de laatste dag waarop de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten haar rechten van deelneming in de master-instelling voor collectieve belegging ter inkoop of terugbetaling kan aanbieden.

  • 5. De feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten biedt haar rechten van deelneming in de master-instelling voor collectieve belegging in effecten op grond van het vierde lid tevens aan om te zorgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan het recht van haar deelnemers, bedoeld in artikel 147f, eerste lid, onderdeel d.

  • 6. Alvorens de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten haar rechten van deelneming in een master-instelling voor collectieve belegging in effecten op grond van het vierde lid ter inkoop of terugbetaling aanbiedt, onderzoekt zij alternatieve oplossingen die kunnen bijdragen de transactiekosten of andere negatieve effecten voor haar eigen deelnemers te vermijden of te verminderen.

  • 7. De feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten ontvangt opbrengsten van de inkoop of terugbetaling van haar rechten van deelneming in de master-instelling voor collectieve belegging in effecten:

    • a. in contanten; of

    • b. in de vorm van een gehele of gedeeltelijk overdracht van activa in natura, indien de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten dit wenst en de overeenkomst tot uitwisseling van informatie, bedoeld in artikel 147b, eerste lid, onderscheidenlijk de bedrijfsvoeringsregels, bedoeld in artikel 147b, vierde lid, daarin voorzien.

  • 8. De feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten heeft het recht de overgedragen activa in natura geheel of gedeeltelijk te verzilveren.

  • 9. De Autoriteit Financiële Markten stemt in met het herbeleggen van contanten als bedoeld in het zevende lid voorafgaand aan de datum waarop de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten in de nieuwe master-instelling voor collectieve belegging in effecten of in overeenstemming met haar nieuwe beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid zal gaan beleggen, indien de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten uitsluitend herbelegd met het oog op een efficiënt contantenbeheer.

§ 10.3.2.2. Fusies tussen instellingen voor collectieve belegging in effecten

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 4:62b, derde lid, 4:62e, tweede lid, en 4:62g, vierde lid, van de wet

Artikel 147t
  • 1. De bij de kennisgeving van de voorgenomen fusie te verstrekken gegevens, bedoeld in artikel 4:62b, derde lid, van de wet zijn:

    • a. het door de betrokken instellingen voor collectieve belegging in effecten goedgekeurde gemeenschappelijk fusievoorstel;

    • b. een actuele versie van het prospectus en de essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten indien deze haar zetel heeft in een andere lidstaat;

    • c. een verklaring van elk van de betrokken bewaarders van de instellingen voor collectieve belegging in effecten waarin wordt bevestigd dat de in artikel 147u, onderdelen a, f en g, bedoelde gegevens in overeenstemming zijn met het fondsreglement of de statuten van de desbetreffende instelling voor collectieve belegging in effecten; en

    • d. de informatie over de voorgenomen fusie die de betrokken instellingen voor collectieve belegging in effecten aan hun deelnemers voornemens zijn te verstrekken.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt in de Nederlandse taal en, indien van toepassing, de officiële taal van de lidstaat van de zetel van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten of in een andere taal die door de Autoriteit Financiële Markten en de toezichthoudende instantie van de betrokken lidstaat is goedgekeurd.

Artikel 147u

Het gemeenschappelijk fusievoorstel, bedoeld in artikel 4:62e, eerste lid, van de wet, bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a. het soort fusie en de betrokken instellingen voor collectieve belegging in effecten;

  • b. de achtergrond en redenen van de voorgenomen fusie;

  • c. de verwachte gevolgen van de voorgenomen fusie voor de deelnemers van zowel de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten als de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten;

  • d. de criteria die zijn vastgesteld voor de waardering van de activa, en indien van toepassing, de passiva;

  • e. de berekeningsmethode voor de ruilverhouding;

  • f. de beoogde ingangsdatum van de fusie;

  • g. de regels die van toepassing zijn op de overdracht van activa, respectievelijk het omruilen van de rechten van deelneming in de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten tegen rechten van deelneming in de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten; en

  • h. in geval van een nieuw op te richten instelling voor collectieve belegging in effecten het fondsreglement of de statuten van die instelling voor collectieve belegging in effecten.

Artikel 147v

Een bewaarder van een verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten en de bewaarder van een verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten gaat na of de in het gemeenschappelijk fusievoorstel opgenomen gegevens, bedoeld in artikel 147u, onderdelen a, f en g, in overeenstemming zijn met hetgeen ingevolge de wet is bepaald en met het fondsreglement of de statuten van de desbetreffende instelling voor collectieve belegging in effecten.

Artikel 147w
  • 1. De te verstrekken informatie over de voorgenomen fusie aan de deelnemers van de betrokken instellingen voor collectieve belegging in effecten, bedoeld in artikel 4:62g, vierde lid, van de wetis beknopt en in niet-technische bewoordingen opgesteld en omvat in ieder geval:

    • a. de achtergrond en redenen van de voorgenomen fusie;

    • b. de verwachte gevolgen van de voorgenomen fusie voor de deelnemers, waaronder in elk geval de wezenlijke verschillen in beleggingsbeleid en beleggingsstrategie, de kosten, de verwachte resultaten, periodieke rapportage en mogelijke verwatering van de resultaten;

    • c. de eventuele fiscale consequenties van de fusie;

    • d. de bijzondere rechten van de deelnemers, waaronder in elk geval het recht op aanvullende informatie, het recht op een afschrift van het verslag van de accountant indien daarom wordt verzocht, het recht op het laten inkopen of laten terugbetalen van rechten van deelneming of zo mogelijk laten omzetten van hun rechten van deelneming in een andere instelling voor collectieve belegging in effecten en tot welke datum de bijzondere rechten kunnen worden uitgeoefend;

    • e. de relevante procedurele aspecten en de beoogde ingangsdatum van de fusie; en

    • f. een afschrift van de actuele essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 2. De essentiële beleggersinformatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, wordt aan de deelnemers van de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten verstrekt en wordt tevens aan de deelnemers van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten verstrekt indien de essentiële beleggersinformatie is gewijzigd met het oog op de voorgenomen fusie.

  • 3. Indien aan het begin van het document met informatie over de voorgenomen fusie een samenvatting van de hoofdpunten van het fusievoorstel wordt verstrekt, wordt verwezen naar de delen van het document waar nadere informatie over die hoofdpunten is opgenomen.

  • 4. Artikel 147f, zesde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing op het verstrekken van informatie over de voorgenomen fusie, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 147x
  • 1. De te verstrekken informatie, bedoeldin artikel 147w, eerste lid, onderdeel b, aan de deelnemers van de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten omvat:

    • a. alle verschillen in de rechten van de deelnemers van de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten voordat en nadat de voorgenomen fusie van kracht wordt;

    • b. een vergelijking van de verschillen in risico-indicatoren indien in de essentiële beleggersinformatie van de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten en de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten risico-indicatoren in verschillende categorieën worden beschreven of in de begeleidende beschrijving op verschillende materiële risico’s wordt gewezen;

    • c. een vergelijking van de kosten voor beide instellingen voor collectieve belegging in effecten op basis van de in de essentiële beleggersinformatie bekendgemaakte bedragen;

    • d. indien de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten een prestatievergoeding toepast, een toelichting op welke wijze deze zal worden toegepast totdat de fusie ingaat;

    • e. indien de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten een prestatievergoeding toepast, een beschrijving op welke wijze deze verder zal worden toegepast om de eerlijke behandeling te waarborgen van de deelnemers die voorheen rechten van deelneming in de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten bezaten;

    • f. indien kosten in verband met de voorbereiding en afronding van de fusie bij de verdwijnende of verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten of bij een van de deelnemers ervan in rekening kunnen worden gebracht, een beschrijving hoe deze kosten worden toegewezen; en

    • g. een toelichting of de beheerder van de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten voornemens is een herschikking van de portefeuille door te voeren voordat de fusie van kracht wordt.

  • 2. De aan de deelnemers van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten te verstrekken informatie, bedoeld in artikel 147w, eerste lid, onderdeel b, omvat tevens een toelichting of de beheerder van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten verwacht dat de fusie enig materieel effect op de portefeuille van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten zal hebben en of het voornemen bestaat een herschikking van de portefeuille door te voeren voordat of nadat de fusie ingaat.

Artikel 147y
  • 1. De te verstrekken informatie aan de deelnemers, bedoeldin artikel 147w, eerste lid, onderdeel d,omvat:

    • a. informatie over hoe zal worden omgegaan met alle nog te ontvangen inkomsten in de instellingen voor collectieve belegging in effecten; en

    • b. informatie op welke wijze het verslag van de accountant, bedoeld in artikel 4:62f, tweede lid, van de wet, kan worden verkregen.

  • 2. Indien het gemeenschappelijk fusievoorstel een bepaling omvat betreffende een bijbetaling als bedoeld in artikel 4:62a, onderdeel a of b, wordt informatie verstrekt over de bijbetaling en onder meer over wanneer en op welke wijze deelnemers van de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten de bijbetaling zullen ontvangen.

Artikel 147z
  • 1. De te verstrekken informatie aan de deelnemers, bedoeld in artikel 147w, eerste lid, onderdeel e, omvat:

    • a. indien van toepassing de procedure op grond waarvan de algemene vergadering zal worden gevraagd een besluit tot fusie te nemen en op welke wijze de deelnemers over het resultaat zullen worden geïnformeerd;

    • b. nadere informatie over een voorgenomen opschorting van de verhandeling van rechten van deelneming; en

    • c. informatie over wanneer de fusie van kracht zal worden.

  • 2. Indien op grond van artikel 317 of 330 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek een besluit tot fusie wordt genomen door de algemene vergadering, bevat de informatie aan de deelnemers een aanbeveling van de beheerder of van degenen die het dagelijks beleid bepalen van de beleggingsmaatschappij zonder aparte beheerder.

Artikel 147aa

Onverminderd de artikelen 147w, 147x, eerste lid, 147y en 147z omvat de te verstrekken informatie over de voorgenomen fusie aan de deelnemers van de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten tevens:

  • a. de termijn waarbinnen het inschrijven op of vragen om terugbetaling van rechten van deelneming in de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten mogelijk blijft;

  • b. de termijn waarbinnen de deelnemers, die niet binnen de termijn gebruik hebben gemaakt van hun rechten op grond van artikel 4:62h, van de wet, hun rechten als deelnemer van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten kunnen uitoefenen; en

  • c. een toelichting dat indien een besluit tot fusie dient te worden genomen door de algemene vergadering van de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten op grond van artikel 317 of 330van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboeken het fusiebesluit met de vereiste meerderheid is genomen, de deelnemers die niet hebben gestemd, tegen het fusievoorstel hebben gestemd, of niet binnen de termijn gebruik hebben gemaakt van hun rechten op grond van artikel 4:62h, van de wet, deelnemers worden van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten.

Artikel 147bb
  • 1. De aan de deelnemers van de verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten te verstrekken informatie over de voorgenomen fusie voldoet aan de behoeften van de deelnemers die geen voorafgaande kennis over de kenmerken en de bedrijfsvoering van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten hebben. De verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten wijst haar deelnemers op de essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten en benadrukt de wenselijkheid om die te lezen.

  • 2. De aan de deelnemers van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten te verstrekken informatie spitst zich toe op de voorgenomen fusie en de potentiële gevolgen daarvan voor de verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten.

  • 3. Bij een voorgenomen grensoverschrijdende fusie licht de instelling voor collectieve belegging in effecten met zetel in Nederland in begrijpelijke taal alle termen en procedures betreffende de andere instelling voor collectieve belegging in effecten toe die verschillen van die welke in Nederland worden gebruikt.

Artikel 147cc

Indien de informatie over de voorgenomen fusie, bedoeld in artikel 147w, aan de deelnemers van de betrokken instellingen voor collectieve belegging in effecten is verstrekt, wordt dezelfde informatie verstrekt tot de dag waarop de fusie van kracht wordt aan een ieder die rechten van deelneming in de verdwijnende of verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten aankoopt of daarop inschrijft of verzoekt om het fondsreglement of de statuten, het prospectus of essentiële beleggersinformatie van een van de betrokken instellingen voor collectieve belegging in effecten.

Artikel 147dd

Indien de beheerder van een verdwijnende instelling voor collectieve belegging in effecten of een verkrijgende instelling voor collectieve belegging in effecten op grond van de artikelen 2:123 en 2:124a van de wet rechten van deelneming in een door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten aanbiedt in een andere lidstaat verstrekt de desbetreffende instelling voor collectieve belegging in effecten de informatie, bedoeld in artikel 147w, aan haar deelnemers in de officiële taal van die andere lidstaat of in een door de toezichthoudende instantie van die andere lidstaat goedgekeurde taal.

AU

In artikel 171 wordt telkens de zinsnede «bijlage I» vervangen door: bijlage K.

AV

De bijlagen G en H worden geletterd H en I.

AW

Na bijlage F wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE G, behorend bij artikel 116a

1. Gegevens betreffende de door de partijen bij de overeenkomst te verrichten diensten en te volgen procedures:
  • a. een beschrijving van de procedures, inclusief de procedure betreffende bewaarneming, die moeten worden vastgesteld voor elke soort activa van de instelling voor collectieve belegging in effecten die aan de bewaarder wordt toevertrouwd;

  • b. een beschrijving van de te volgen procedures indien de beheerder het fondsreglement of het prospectus van een instelling voor collectieve belegging in effecten wil wijzigen, en het aangeven van de situaties waarin de bewaarder in kennis dient te worden gesteld, of waarin een voorafgaande goedkeuring van de bewaarder is vereist om de wijziging door te voeren;

  • c. een beschrijving van de procedures aan de hand waarvan de bewaarder een onderzoek kan instellen naar het gedrag van de beheerder en de kwaliteit van de meegedeelde informatie kan beoordelen, inclusief via bezoeken ter plaatse;

  • d. een beschrijving van de procedures aan de hand waarvan de beheerder de prestaties van de bewaarder in het kader van diens contractuele verplichtingen kan beoordelen;

  • e. indien niet in een andere schriftelijke overeenkomst opgenomen: een beschrijving van de middelen en procedures aan de hand waarvan de bewaarder aan de beheerder alle relevante informatie meedeelt die zij nodig heeft voor de uitoefening van haar taken, met inbegrip van een beschrijving van de middelen en procedures voor de uitoefening van eventueel aan financiële instrumenten verbonden rechten, alsook van de aangewende middelen en procedures om de beheerder en de instelling voor collectieve belegging in effecten in staat te stellen tijdige en accurate toegang tot informatie betreffende de rekening van de instelling voor collectieve belegging in effecten te verkrijgen; en

  • f. indien niet in een andere schriftelijke overeenkomst opgenomen: een beschrijving van de middelen en procedures aan de hand waarvan de bewaarder toegang verkrijgt tot alle relevante informatie die hij nodig heeft om zijn taken te kunnen uitoefenen.

2. Gegevens betreffende de uitwisseling van informatie, de verplichtingen inzake vertrouwelijkheid en het witwassen van geld en de financiering van terrorisme:
  • a. een lijst van alle informatie die tussen de instelling voor collectieve belegging in effecten, haar beheerder en de bewaarder dient te worden uitgewisseld betreffende de inschrijving, terugbetaling, uitgifte, intrekking en inkoop van rechten van deelneming in de instelling voor collectieve belegging in effecten;

  • b. de verplichtingen met betrekking tot vertrouwelijkheid die op de beheerder en de bewaarder van toepassing zijn; en

  • c. informatie over de taken en verantwoordelijkheden van de beheerder en de bewaarder met betrekking tot de verplichtingen betreffende de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, voor zover van toepassing.

3. Indien de beheerder of bewaarder het voornemen heeft om werkzaamheden uit te besteden aan een derde:
  • a. een door de beheerder en de bewaarder bij de overeenkomst gedane toezegging om op gezette tijden bijzonderheden te verstrekken over de derden waaraan de beheerder of de bewaarder werkzaamheden heeft uitbesteed; en.

  • b. een toezegging dat, op verzoek van de beheerder of de bewaarder, de andere partij informatie zal verstrekken over de gehanteerde criteria voor het selecteren van de derde en de genomen maatregelen om toezicht te houden op de werkzaamheden die door de geselecteerde derde worden uitgevoerd.

4. Gegevens betreffende mogelijke wijzigingen in en de beëindiging van de overeenkomst:
  • a. de duur van de overeenkomst;

  • b. de voorwaarden waaronder de overeenkomst kan worden gewijzigd of beëindigd; en

  • c. de voorwaarden die vereist zijn om de overgang naar een andere bewaarder te vergemakkelijken en, ingeval van een dergelijke overgang, de procedure aan de hand waarvan de bewaarder alle relevante informatie aan de andere bewaarder verstrekt.

5. Overige gegevens met betrekking tot de overeenkomst:
  • a. dat op de overeenkomst het recht van de lidstaat van de zetel van de instelling voor collectieve belegging in effecten van toepassing is;

  • b. de instellingen voor collectieve belegging in effecten waar de overeenkomst betrekking op heeft; en

  • c. indien de beheerder en de bewaarder overeenkomen dat alle informatiestromen tussen hen geheel of gedeeltelijk langs elektronische weg plaatsvinden, bepalingen die garanderen dat over dergelijke informatie gegevens worden bijgehouden.

AX

Bijlage H wordt geletterd I en wordt als volgt gewijzigd:

1. In de onderdelen 3.4. en 3.5. wordt telkens de zinsnede «voordat drie maanden zijn verstreken» vervangen door: voordat een maand is verstreken.

2. In onderdeel 5.11. wordt «95 procent» vervangen door: 85 procent.

3. Onderdeel 5.12. wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «95 procent» vervangen door: 85 procent.

2. In onderdeel b, onder 1°, wordt «richtlijn beleggingsinstellingen» vervangen door: herziene richtlijn beleggingsinstellingen.

3. In onderdeel b, onder 3°, wordt «een mededeling» vervangen door: een aanvraag van instemming.

4. Na onderdeel 5.19. wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 5.20. Indien het een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten betreft:

    • a. een verklaring dat zij een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten van een bepaalde master-instelling voor collectieve belegging in effecten is en als zodanig ten minste 85 procent van haar beheerd vermogen belegt in rechten van deelneming in deze master-instelling voor collectieve belegging in effecten;

    • b. vermelding van het feit dat de beleggingsdoelstelling en het beleggingsbeleid van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten identiek zijn dan wel in welke mate en waarom zij van elkaar afwijken, met inbegrip van een omschrijving van de beleggingen overeenkomstig artikel 131, tweede lid;

    • c. een beknopte beschrijving van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten, haar structuur en haar beleggingsdoelstelling en beleggingsbeleid en een vermelding hoe het prospectus van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten verkregen kan worden;

    • d. een samenvatting van de overeenkomst tussen de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten, bedoeld in artikel 147a, eerste lid, of van de regels omtrent de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 147a, vierde lid;

    • e. de wijze waarop deelnemers informatie kunnen verkrijgen over de master-instelling voor collectieve belegging in effecten en de overeenkomst, bedoeld in artikel 147b, eerste lid;

    • f. een beschrijving van alle kosten die voor rekening van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten komen op grond van haar belegging in rechten van deelneming in de master-instelling voor collectieve belegging in effecten, alsmede de totale kosten van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten; en

    • g. een beschrijving van de fiscale gevolgen van de belegging in de master-instelling voor collectieve belegging in effecten.

5. Onder vernummering van de onderdelen 6.12. tot en met 6.14. tot 6.10. tot en met 6.12. vervallen de onderdelen 6.10. en 6.11..

6. Onder vernummering van de onderdelen 10 tot en met 14 tot 9 tot en met 13 vervalt onderdeel 9.

AY

Na bijlage I (nieuw) wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

BIJLAGE J, behorend bij de artikelen 147b, vijfde lid, en 147c

1. Inhoud van een overeenkomst als bedoeld in artikel 147b, eerste lid
1.1. Informatie

Een overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en een master-instelling voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 147b, eerste lid, voorziet met betrekking tot de toegang tot de informatie in het volgende:

  • a. de wijze en het tijdstip waarop de master-instelling voor collectieve belegging in effecten de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten een afschrift van haar fondsreglement of de statuten, het prospectus, de essentiële beleggersinformatie en alle wijzigingen ervan verstrekt;

  • b. de wijze en het tijdstip waarop de master-instelling voor collectieve belegging in effecten de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten informeert over het uitbesteden van werkzaamheden met betrekking tot het beheer van beleggingen of het risicobeheer aan derden in overeenstemming met het ingevolge de artikelen 3:18 en 4:16 van de wet bepaalde;

  • c. in voorkomend geval, de wijze en het tijdstip waarop de master-instelling voor collectieve belegging in effecten aan de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten interne operationele documenten, zoals documenten betreffende het risicobeheerproces en nalevingsverslagen, verstrekt;

  • d. van welke details met betrekking tot inbreuken door de master-instelling voor collectieve belegging in effecten op de wet, het fondsreglement of de statuten en de overeenkomst tussen de master-instelling voor collectieve belegging in effecten en de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten, de master-instelling voor collectieve belegging in effecten de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten in kennis zal stellen en de wijze van en het tijdschema voor de kennisgeving;

  • e. als de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten financiële derivaten gebruikt met als doel om risico af te dekken, de wijze en het tijdstip waarop de master-instelling voor collectieve belegging in effecten aan de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten informatie zal verstrekken over haar werkelijke risico in financiële derivaten, teneinde de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten in staat te stellen haar eigen totale risico te berekenen als bedoeld in artikel 133, vierde lid, onderdeel a; en

  • f. een verklaring dat de master-instelling voor collectieve belegging in effecten de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten informeert over alle met derden gesloten overeenkomsten inzake informatie-uitwisseling en, in voorkomend geval, op welke wijze en op welk tijdstip de master-instelling voor collectieve belegging in effecten deze andere overeenkomsten inzake informatie-uitwisseling voor de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten beschikbaar stelt.

1.2. Grondslag voor een belegging in en vervreemding van rechten van deelneming door een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten

Een overeenkomst als bedoeld in artikel 147b, eerste lid, voorziet ten aanzien van de grondslag voor de belegging in en vervreemding van rechten van deelneming door de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten in het volgende:

  • a. welke categorieën van rechten van deelneming van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten voor belegging door de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten beschikbaar zijn;

  • b. de door de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten te dragen lasten en uitgaven, en details over alle kortingen op of teruggaven van lasten of uitgaven door de master-instelling voor collectieve belegging in effecten; en

  • c. in voorkomend geval, de voorwaarden waaronder een eerste of volgende overdracht van activa in natura van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten aan de master-instelling voor collectieve belegging in effecten mag plaatsvinden.

1.3. Standaardregelingen voor verhandeling

Een overeenkomst als bedoeld in artikel 147b, eerste lid, voorziet ten aanzien van standaardregelingen voor verhandeling in het volgende:

  • a. coördinatie van de frequentie van en het tijdschema voor de berekening van de intrinsieke waarde en de publicatie van de prijzen van de rechten van deelneming;

  • b. coördinatie van de doorgifte van handelsorders door de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten waaronder, in voorkomend geval, de rol van derden;

  • c. in voorkomend geval, alle regelingen die nodig zijn om rekening te houden met het feit dat een van beide of beide instellingen voor collectieve belegging in effecten op een secundaire markt noteren of verhandeld worden;

  • d. voor zover nodig, andere passende maatregelen om de naleving van artikel 147j te verzekeren;

  • e. voor zover de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten een andere valuta hanteren, de grondslag voor omrekening van handelsorders;

  • f. afwikkelingscycli en betalingsdetails voor aankoop van of inschrijving op en inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten waaronder, voor zover tussen de partijen overeengekomen, de voorwaarden waaronder de master-instelling voor collectieve belegging in effecten een verzoek tot terugbetaling door middel van een overdracht van activa in natura aan de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten mag afwikkelen, met name in de gevallen, bedoeld in de artikelen 4:61a en 4:61b van de wet;

  • g. procedures om te waarborgen dat verzoeken om inlichtingen en klachten van deelnemers op passende wijze worden afgehandeld; en

  • h. voor zover de master-instelling voor collectieve belegging in effecten aan haar fondsreglement of statuten en prospectus bepaalde rechten of bevoegdheden met betrekking tot deelnemers ontleent en besluit de uitoefening van die rechten en bevoegdheden met betrekking tot de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten geheel of gedeeltelijk te beperken of op te geven, een verklaring met betrekking tot de desbetreffende voorwaarden.

1.4. Op regelingen voor verhandeling van invloed zijnde gebeurtenissen

Een overeenkomst als bedoeld in artikel 147b, eerste lid, voorziet ten aanzien van op regelingen voor verhandeling van invloed zijnde gebeurtenissen in het volgende:

  • a. de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door een van beide instellingen voor collectieve belegging in effecten van de tijdelijke opschorting en de hervatting van de inkoop, terugbetaling, aankoop van of inschrijving op rechten van deelneming van die instelling voor collectieve belegging in effecten; en

  • b. regelingen voor kennisgeving en oplossing van prijsstellingsfouten bij de master-instelling voor collectieve belegging in effecten.

1.5. Standaardregelingen voor een accountantsverslag

Een overeenkomst als bedoeld in artikel 147b, eerste lid, voorziet ten aanzien van standaardregelingen voor het accountantsverslag in het volgende:

  • a. indien de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten dezelfde afsluitingsdatum van het boekjaar aanhouden, de coördinatie of de periodieke verslagen; en

  • b. indien de afsluitingsdatum van het boekjaar van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten afwijkt van de afsluitingsdatum van het boekjaar van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten, regelingen op grond waarvan de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten alle informatie verkrijgt die nodig is om haar periodieke verslagen tijdig te kunnen opstellen en wordt gewaarborgd dat de accountant van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten in staat is op de afsluitingsdatum van het boekjaar van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten een ad hoc-verslag als bedoeld in artikel 4:57c, tweede lid, van de wet op te stellen.

1.6. Wijzigingen van doorlopende regelingen

Een overeenkomst als bedoeld in artikel 147b, eerste lid, voorziet ten aanzien van wijzigingen van doorlopende regelingen in het volgende:

  • a. de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door de master-instelling voor collectieve belegging in effecten van voorgestelde en van kracht zijnde wijzigingen van haar fondsreglement of statuten, prospectus en essentiële beleggersinformatie, indien deze details verschillen van de standaardregelingen voor kennisgeving aan deelnemers in het fondsreglement, de statuten of het prospectus van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten;

  • b. de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door de master-instelling voor collectieve belegging in effecten van een voorgenomen liquidatie, fusie of splitsing;

  • c. de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door een van beide instellingen voor collectieve belegging in effecten dat zij ophoudt of zal ophouden te voldoen aan de voorwaarden voor een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten respectievelijk een master-instelling voor collectieve belegging in effecten;

  • d. de wijze van en het tijdschema voor de kennisgeving door een van beide instellingen voor collectieve belegging in effecten van haar voornemen om haar beheerder, haar bewaarder, haar accountant of enige derde waaraan taken in verband met beheer van beleggingen of risicobeheer zijn uitbesteed te vervangen; en

  • e. de wijze van en het tijdschema voor de kennisgeving van andere wijzigingen van doorlopende regelingen waartoe de master-instelling voor collectieve belegging in effecten zich verbindt.

2. Inhoud van de regels over de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 147b, vierde lid
2.1. Belangenconflicten

Voor zover de door de beheerder genomen maatregelen om te voldoen aan de artikelen 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, en 4:14 van de wet daarin niet voorzien, wordt in de regels omtrent de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 147b, vierde lid, voorzien in maatregelen om te waarborgen dat belangenconflicten tussen de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten of tussen de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en andere deelnemers van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten worden beperkt.

2.2. Grondslag voor een belegging in en vervreemding van rechten van deelneming door een feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten

De regels over de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 147b, vierde lid, voorzien ten aanzien van de grondslag voor de belegging in en vervreemding van rechten van deelneming door de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten in het volgende:

  • a. welke categorieën van rechten van deelneming van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten voor belegging door de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten beschikbaar zijn;

  • b. de door de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten te dragen lasten en uitgaven, en details over alle kortingen op of teruggaven van lasten of uitgaven door de master-instelling voor collectieve belegging in effecten; en

  • c. in voorkomend geval, de voorwaarden waaronder een eerste of volgende overdracht van activa in natura van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten aan de master-instelling voor collectieve belegging in effecten mag plaatsvinden.

2.3. Standaardregelingen voor verhandeling

De regels over de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 147b, vierde lid, voorzien met betrekking tot standaardregelingen voor verhandeling in het volgende:

  • a. coördinatie van de frequentie van en het tijdschema voor de berekening van de intrinsieke waarde en de publicatie van de prijzen van de rechten van deelneming;

  • b. coördinatie van de doorgifte van handelsorders door de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten waaronder, in voorkomend geval, de rol van derden;

  • c. in voorkomend geval, alle regelingen die nodig zijn om rekening te houden met het feit dat een van beide of beide instellingen voor collectieve belegging in effecten op een secundaire markt zijn genoteerd of verhandeld worden;

  • d. voor zover nodig, andere passende maatregelen om de naleving van artikel 147j te verzekeren;

  • e. voor zover de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten een andere valuta hanteren, de grondslag voor omrekening van handelsorders;

  • f. afwikkelingscycli en betalingsdetails voor aankoop en terugbetaling van rechten van deelneming van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten waaronder, voor zover tussen de partijen overeengekomen, de voorwaarden waaronder, de master-instelling voor collectieve belegging in effecten een verzoek tot terugbetaling door middel van een overdracht van activa in natura aan de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten mag afwikkelen, met name in de gevallen, bedoeld in de artikelen 4:61b en 4:61c van de wet; en

  • g. voor zover de master-instelling voor collectieve belegging in effecten aan haar fondsreglement of statuten en prospectus bepaalde rechten of bevoegdheden met betrekking tot deelnemers ontleent en besluit de uitoefening van die rechten en bevoegdheden met betrekking tot de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten geheel of gedeeltelijk te beperken of op te geven, een verklaring met betrekking tot de desbetreffende voorwaarden.

2.4. Op regelingen voor verhandeling van invloed zijnde gebeurtenissen

De regels over de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 147b, vierde lid, voorzien ten aanzien van op regelingen voor verhandeling van invloed zijnde gebeurtenissen in het volgende:

  • a. de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door een van beide instellingen voor collectieve belegging in effecten van de tijdelijke opschorting en de hervatting van de inkoop, terugbetaling, aankoop van of inschrijving op rechten van deelneming van die instelling voor collectieve belegging in effecten; en

  • b. regelingen voor kennisgeving en oplossing van prijsstellingsfouten bij de master-instelling voor collectieve belegging in effecten.

2.5. Standaardregelingen voor een accountantsverslag

De regels over de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 147b, vierde lid, voorzien ten aanzien van standaardregelingen voor het accountantsverslag in het volgende:

  • a. indien de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten dezelfde afsluitingsdatum van het boekjaar aanhouden, de coördinatie of de periodieke verslagen; en

  • b. indien de afsluitingsdatum van het boekjaar van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten afwijkt van de afsluitingsdatum van het boekjaar van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten, regelingen op grond waarvan de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten alle informatie verkrijgt die nodig is om haar periodieke verslagen tijdig te kunnen opstellen en wordt gewaarborgd dat de accountant van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten in staat is op de afsluitingsdatum van het boekjaar van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten een ad hoc-verslag als bedoeld in artikel 4:57c, tweede lid, van de wet op te stellen.

3. Inhoud van een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:57b, eerste lid, van de wet
3.1. Bewaarders

Een overeenkomst tot uitwisseling van informatie als bedoeld in artikel 4:57b, eerste lid, van de wet voorziet in het volgende:

  • a. de vaststelling van de documenten en soort informatie die tussen de bewaarder van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten en de bewaarder van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten systematisch worden uitgewisseld en of de documenten en de informatie door de ene bewaarder aan de andere bewaarder worden verstrekt dan wel op verzoek beschikbaar worden gesteld;

  • b. de wijze van en het tijdschema, waaronder alle geldende uiterste termijnen, voor het verstrekken van informatie door de bewaarder van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten aan de bewaarder van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten;

  • c. de coördinatie van de rol van beide bewaarders in de mate die passend is gezien hun verplichtingen op grond van de wet met betrekking tot operationele aangelegenheden, waaronder:

    • 1°. de procedure voor de berekening van de intrinsieke waarde van elke instelling voor collectieve belegging in effecten, waaronder alle maatregelen die voorkomen dat deelnemers op verschillende tijdstippen worden geïnformeerd over de intrinsieke waarde van de deelnemingen; en

    • 2°. de verwerking van instructies door de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten voor de aankoop van, inschrijving op, het verzoek om inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming in de master-instelling voor collectieve belegging in effecten, en de afwikkeling van die transacties, waaronder alle regelingen voor overdracht in natura van activa;

  • d. de coördinatie van boekhoudkundige werkzaamheden bij het afsluiten van het boekjaar;

  • e. welke details met betrekking tot inbreuken door de master-instelling voor collectieve belegging in effecten op de wet en het fondsreglement of de statuten de bewaarder van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten aan de bewaarder van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten verstrekt en de wijze van en het tijdschema voor verstrekking;

  • f. de procedure voor de behandeling van ad hoc-verzoeken om bijstand van de ene bewaarder aan de andere; en

  • g. vaststelling van bepaalde onzekere gebeurtenissen waarvan door de ene bewaarder aan de andere bewaarder ad hoc kennis wordt gegeven, en de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving.

4. Inhoud van een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:57c, eerste lid, van de wet
4.1. Accountants

Een overeenkomst tot uitwisseling van informatie als bedoeld in artikel 4:57c, eerste lid, van de wet voorziet in het volgende:

  • a. de vaststelling van de documenten en soort informatie die tussen de accountant van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten en de accountant van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten systematisch worden uitgewisseld en of de documenten en de informatie door de ene accountant aan de andere accountant worden verstrekt dan wel op verzoek beschikbaar worden gesteld;

  • c. de wijze van en het tijdschema, waaronder alle geldende uiterste termijnen, voor het verstrekken van informatie door de accountant van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten aan de accountant van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten;

  • d. de coördinatie van de rol van elke accountant bij de boekhoudkundige werkzaamheden bij het afsluiten van het boekjaar voor de desbetreffende instelling voor collectieve belegging in effecten;

  • e. vaststelling van aangelegenheden die als onregelmatigheden worden aangemerkt en in het accountantsverslag van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten worden opgenomen zodat de accountant van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten kan voldoen aan artikel 4:57c, derde lid, van de wet;

  • f. de wijze van en het tijdschema voor behandeling van ad hoc-verzoeken om bijstand van de ene accountant aan de andere accountant, waaronder verzoeken om nadere informatie over in het accountantsverslag van de accountant van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten openbaar gemaakte onregelmatigheden;

  • g. bepalingen over het opstellen van de accountantsverslagen, bedoeld in artikel 4:57c, tweede lid, van de wet en de wijze van en het tijdschema voor het verstrekken van het accountantsverslag van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten en concepten van dat accountantsverslag aan de accountant van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten; en

  • h. indien de afsluitingsdatum van het boekjaar van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten afwijkt van de afsluitingsdatum van het boekjaar van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten, de wijze van en het tijdschema voor het opstellen door de accountant van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten van het ad hoc-verslag, bedoeld in artikel 4:57c, tweede lid, van de wet en voor het verstrekken van het ad hoc-verslag en concepten van dat verslag.

AZ

Bijlage I wordt geletterd K.

ARTIKEL V

A

Een aanbieder van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling stelt uiterlijk 1 juli 2012 een document met essentiële beleggersinformatie op indien voor de desbetreffende beleggingsinstelling voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit een financiële bijsluiter is opgesteld. Voor zover de aanbieder de financiële bijsluiter van een beleggingsinstelling tot genoemd tijdstip nog niet heeft vervangen door een document met essentiële beleggersinformatie, blijft het ingevolge de artikelen 65 en 66 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft bepaalde, zoals dit luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing.

B

De Autoriteit Financiële Markten kan na de inwerkingtreding van dit besluit tot drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan de handhavingsbevoegdheden van hoofdstuk 4 van het Algemeen deel van de wet aanwenden ter zake van een overtreding van het ingevolge de artikelen 65 en 66 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft bepaalde, zoals dit luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL VI

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

ARTIKEL VII

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit implementatie herziene richtlijn beleggingsinstellingen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 8 juli 2011

Beatrix

De Minister van Financiën,

J. C. de Jager

Uitgegeven de eenentwintigste juli 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

Dit besluit wijzigt het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector, het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft, het Besluit prudentiële regels Wft en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo). De wijzigingen hebben plaatsgevonden ter uitvoering van de herziene richtlijn belegginginstellingen1 en de daarbij behorende uitvoeringsrichtlijnen. Aan het merendeel van de bepalingen van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen is reeds uitvoering gegeven in de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) en het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit besluit voorziet in de implementatie van de resterende bepalingen van de richtlijn, met name ten aanzien van de essentiële beleggersinformatie, fusies tussen instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) en master-feeder structuren.

De onderstaande uitvoeringsrichtlijnen worden geïmplementeerd:

  • richtlijn 2010/42/EU van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie ten aanzien van sommige bepalingen betreffende fusies van fondsen, master-feederconstructies en de kennisgevingsprocudure (PbEU L 176); en

  • richtlijn 2010/43/EU van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft organisatorische eisen, belangenconflicten, bedrijfsvoering, risicobeheer en inhoud van de overeenkomst tussen een bewaarder en een beheermaatschappij (PbEU L 176).

De regels met betrekking tot het via een bijkantoor of via het verrichten van diensten uitoefenen van werkzaamheden in een andere lidstaat door een beheerder en het zogenaamde productpaspoort zijn uitgewerkt in het Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft. Voorts zijn de regels omtrent risicobeheer nader uitgewerkt in het Besluit prudentiële regels Wft. De regels die verband houden met het nakomen van de risicospreidingsregels zijn opgenomen in het Bgfo. Tenslotte zijn de regels met betrekking tot de bedrijfsvoering van de beheerder, fusies tussen icbe’s, master-feeder structuren en de essentiële beleggersinformatie nader uitgewerkt in het Bgfo.

2. Hoofdpunten van het besluit

2.1. Bedrijfsvoering en risicobeheer van de beheerder

De bedrijfsvoering van een beheerder voorziet onder meer in duidelijke besluitvormingsprocedures en een duidelijke en adequate organisatiestructuur, een duidelijke taakverdeling, een adequaat systeem van informatievoorziening en communicatie en adequate interne controleprocedures. De bedrijfsvoering is afgestemd op de aard, omvang, risico’s en complexiteit van de onderneming en de werkzaamheden van de beheerder. De beheerder dient te beschikken over een interne controlefunctie die de effectiviteit van de organisatie-inrichting en van de procedures en maatregelen onafhankelijk toetst. Tevens dient de beheerder te beschikken over een organisatieonderdeel dat op een onafhankelijke en effectieve wijze een compliancefunctie uitoefent. De administratie van een icbe dient zodanig te worden gevoerd dat de activa en passiva van de icbe te allen tijde rechtstreeks kunnen worden geïndentificeerd.

Een beheerder dient verder te beschikken over procedures en maatregelen voor het voorkomen van en het omgaan met belangenconflicten en met betrekking tot persoonlijke transacties.

Voorts dient een beheerder maatregelen te treffen die waarborgen dat gegevens ten behoeve van de reconstructie van elke transactie worden bijgehouden. De gegevens over ontvangen opdrachten tot inschrijving of terugbetaling van rechten van deelneming dienen onmiddellijk na ontvangst van de opdracht centraal te worden geadministreerd. Deze gegevens dienen gedurende tenminste vijf jaar te worden bewaard.

Met betrekking tot het uitbesteden van werkzaamheden door een icbe-beheerder waren reeds regels gesteld. In dit besluit wordt een aantal extra eisen aan het uitbesteden gesteld. De uitbesteding mag niet verhinderen dat wordt gehandeld in het beste belang van de deelnemers in de icbe. De beheerder dient verder de nodige deskundigheid te behouden om een doeltreffende controle op de uitbestede werkzaamheden uit te kunnen oefenen. Voorts dient de beheerder over de nodige deskundigheid te beschikken en de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen bij het aangaan, beheren of beëindigen van overeenkomsten met derden.

In het Besluit prudentiële regels Wft wordt de risicobeheerfunctie voor de icbe-beheerder geïntroduceerd. Een icbe-beheerder voert een beleid gericht op het beheersen van relevante risico’s. Voor een icbe zullen dat met name marktrisico’s, liquiditeitsrisico’s, tegenpartijrisico’s en operationele risico’s betreffen. Het beleid ziet op elke icbe die deze beheerder beheert. Het beleid dient de beheerder in staat te stellen om risico’s van de ingenomen posities binnen de beheerde portefeuille en het aandeel van deze individuele risico’s in het totale risicoprofiel van de portefeuille in te schatten. Een icbe-beheerder dient er op toe te zien dat op systematische wijze de procedures en maatregelen ter beheersing van de relevante risico’s worden nageleefd en te zorgen dat gesignaleerde tekortkomingen of gebreken worden opgeheven. Om een beoordeling van het liquiditeitsrisico van de icbe in uitzonderlijke omstandigheden mogelijk te maken dient een icbe-beheerder stresstests uit te voeren. Het liquiditeitsprofiel van de beleggingen van de icbe dient te passen bij het terugbetalingsbeleid dat in het fondsreglement, in de statuten of, in het prospectus is vastgelegd.

2.2. Master-feederstructuren

Het beheerde vermogen van een icbe kan alleen voor meer dan twintig procent worden belegd in een bepaalde master-icbe nadat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) daarmee heeft ingestemd. Deze afwijking van de spreidingsregels is gerechtvaardigd omdat de feeder-icbe alleen mag beleggen in een andere icbe, de master-icbe, die op haar beurt onderworpen is aan de spreidingsregels. Derhalve voldoet de feeder-icbe indirect aan de spreidingsregels. De AFM neem een besluit omtrent instemming binnen vijftien werkdagen na ontvangst van de aanvraag van instemming.

Een feeder-icbe en de master-icbe dienen een overeenkomst tot informatie-uitwisseling aan te gaan. Indien de master-icbe en de feeder-icbe verschillende bewaarders hebben, dienen deze bewaarders onderling eveneens een overeenkomst tot uitwisseling van informatie aan te gaan. Hetzelfde geldt in het geval dat de master-icbe en de feeder-icbe verschillende accountants hebben. De regels over de inhoud van de overeenkomst tot uitwisseling van informatie zijn opgenomen in een bijlage bij het Bgfo.

Verder dient een icbe die voornemens is ten minste 85 procent van haar vermogen in rechten van deelneming in een master-icbe te beleggen of een feeder-icbe voornemens is haar rechten van deelneming te beleggen in een andere master-icbe daarover informatie aan de deelnemers te verstrekken. De deelnemers kunnen dan binnen dertig dagen eisen dat hun rechten van deelneming worden ingekocht of terugbetaald. Een master-icbe dient de AFM onmiddellijk in kennis te stellen van de identiteit van elke feeder-icbe die in haar rechten van deelneming belegt.

Indien de master-icbe besluit tot liquidatie, kan de feeder-icbe gaan beleggen in een andere master-icbe of de feeder-icbe omvormen tot een icbe, niet zijnde een feeder-icbe. Deze voornemens behoeven instemming van de AFM. De feeder-icbe kan ook overgaan tot liquidatie. Hiervoor is geen instemming van de AFM nodig. Indien de master-icbe besluit tot een fusie of splitsing dan kan de feeder-icbe blijven beleggen in dezelfde master-icbe, gaan beleggen in een andere master-icbe die voortkomt uit de voorgenomen fusie of splitsing van de master-icbe of zich omzetten in een icbe, niet zijnde een feeder-icbe. Voor alle drie de situaties geldt dat de AFM daarmee dient in te stemmen.

Na instemming van de AFM dient de feeder-icbe haar deelnemers te informeren en aan te geven dat zij binnen dertig dagen na de informatieverstrekking kunnen eisen dat hun rechten van deelneming kunnen worden ingekocht of terugbetaald.

2.3. Fusies tussen icbe’s

In het Bgfo is opgenomen welke gegevens het gemeenschappelijk fusievoorstel in ieder geval dient te bevatten. De bewaarder van elke icbe die bij de fusie is betrokken, gaat na of de gegevens in het gemeenschappelijk fusievoorstel over het soort fusie, de betrokken icbe’s, de beoogde ingangsdatum van de fusie en de regels die van toepassing zijn op de overdracht van activa, respectievelijk de omruiling van rechten van deelneming, in overeenstemming zijn met het ingevolge de Wft bepaalde en met, het fondsreglement of de statuten van de desbetreffende icbe.

Voorgeschreven wordt welke informatie over de voorgenomen fusie aan de deelnemers van de betrokken icbe’s dient te worden verstrekt. De verdwijnende of verkrijgende icbe mag in verband met de voorgenomen fusie relevante informatie toevoegen. Aan de deelnemers dient informatie over de voorgenomen fusie te worden verstrekt zodat de deelnemers met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen met betrekking tot de mogelijke gevolgen ervan voor hun beleggingen en de deelnemers hun rechten kunnen uitoefenen (zie artikel 4:62h van de wet).

Nieuwe (potentiële) deelnemers dienen dezelfde informatie over de voorgenomen fusie te ontvangen als bestaande deelnemers van de betrokken icbe’s.

2.4. Essentiële beleggersinformatie

De essentiële beleggersinformatie vervangt de financiële bijsluiter die een beleggingsinstelling aan (potentiële) beleggers moest verstrekken. De regels met betrekking tot de essentiële beleggersinformatie gelden zowel voor een icbe als voor een beleggingsinstelling, niet zijnde een icbe (met uitzondering van de verhandelbare closed-end beleggingsinstellingen). Op deze manier kunnen beleggers alle beleggingsinstellingen beter met elkaar vergelijken. Verordening (EU) nr. 583/2010 van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via de website wordt verstrekt (PbEU L 176) is van overeenkomstige toepassing verklaard op beleggingsinstellingen, niet zijnde icbe’s.

3. Gevolgen voor het bedrijfsleven

In paragraaf 5 van het algemeen deel van de memorie van toelichting bij de Wet ter implementatie van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen (Kamerstukken II, 2010/11, 32 622, nr. 3) is een totaaloverzicht weergegeven van de bedrijfseffecten die de Wet ter implementatie van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en de daarbij behorende lagere regelgeving naar verwachting zullen brengen voor het bedrijfsleven. In dit besluit zijn geen andere normen opgenomen als die voortkomen uit de uitvoeringsrichtlijnen en die destijds uitgangspunt waren bij het maken van de kostenberekeningen.

4. Marktconsultaties

Een ontwerp van dit voorstel is op 29 december 2010 ter consultatie voorgelegd aan marktpartijen en toezichthouders. Het ontwerp is daarnaast gepubliceerd op de website van het ministerie van Financiën. Er zijn reacties ontvangen van Robeco Institutional Asset Management B.V., Shell Asset Management Company B.V., Compliance & Legal Consultancy Services, de Autoriteit Financiële Markten (AFM), Dutch fund and asset management association (Dufas), en Nauta Dutilh. De ontvangen commentaren vormden aanleiding om de tekst op verschillende plaatsen aan te passen of te verduidelijken. De belangrijkste inhoudelijke punten worden hierna, per onderwerp, besproken. Met de meer technische punten is zoveel mogelijk rekening gehouden.

Essentiële beleggersinformatie

Verschillende organisaties hebben aangegeven dat geen rekening is gehouden met de verhandelbare closed end beleggingsinstellingen die vallen onder de richtlijn prospectus en derhalve dienen te worden uitgezonderd van de vereisten met betrekking tot de essentiële beleggersinformatie. Dit is overgenomen in paragraaf 8.1.5.

Verder hebben verschillende organisaties aangegeven dat artikel 64 Bgfo (reikwijdtebepaling ten aanzien van onder meer de essentiële beleggersinformatie) dient te worden aangepast aan de nieuwe situatie dat beheerders en icbe’s in verschillende lidstaten gevestigd kunnen zijn. De reikwijdte van paragraaf 8.1.5. is voor de desbetreffende organisaties onduidelijk.

Artikel 64 Bgfo is niet aangepast, maar de toelichting bij paragraaf 8.1.5. omtrent de reikwijdte van paragraaf 8.1.5. is wel verduidelijkt. Uit artikel 94, eerste lid, eerste alinea, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen volgt dat de zetel van de icbe bepalend is of paragraaf 8.1.5. van het Bgfo van toepassing is en of de beheerder essentiële beleggersinformatie dient op te stellen voor die desbetreffende icbe. Artikel 64, eerste lid, bepaalt dat paragraaf 8.1.5. van het Bgfo niet van toepassing is op beheerders van icbe’s met zetel in een andere lidstaat. Dit betekent dat indien een beheerder van een icbe met zetel in een andere lidstaat deelnemingsrechten in Nederland aanbiedt, hij niet hoeft te voldoen aan paragraaf 8.1.5. Ten aanzien van icbe’s met zetel in Nederland geldt de verplichting om de essentiële beleggersinformatie conform paragraaf 8.1.5. van het Bgfo op te stellen.

Regels inzake risicobeheer

De AFM, Dufas, Shell Asset Management Company B.V. en Robeco hebben aangegeven dat de regels inzake risicobeheer verspreid in het besluit zijn opgenomen: een deel is in het Besluit prudentiële regels Wft verwerkt en een gedeelte is verwerkt in het Bgfo en in de Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft. Door de desbetreffende organisaties wordt aangegeven dat betrokkenheid van twee toezichthouders het risico van overlap in zich heeft en tot minder efficiënt toezicht kan leiden.

Zij pleiten voor een eenduidige toedeling van de regels rond risicobeheer aan één toezichthouder, de AFM, en pleiten ervoor deze regels zoveel mogelijk te concentreren in het Bgfo.

Voor wat betreft de taakverdeling tussen de Nederlandsche Bank (DNB) en de AFM is zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige systematiek van de Wft. Regels met betrekking tot risicobeheer zijn in de eerste plaats van belang voor de soliditeit en continuïteit van de financiële onderneming en daarom prudentieel van aard. DNB is dus voor het toezicht op het risicobeheer de aangewezen toezichthouder. Voor de regels met betrekking tot het risicobeheer van een icbe-beheerder wordt daarom dan ook aangesloten bij de reeds bestaande regels in het Besluit prudentiële regels Wft die gelden voor beleggingsondernemingen en andere financiële ondernemingen. Regels die direct samenhangen met de risicospreiding en de waardering van de activa van een icbe waren reeds opgenomen in het Bgfo (en in lijn daarmee in de Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft) en zijn gehandhaafd. De AFM blijft de toezichthouder met betrekking tot deze aspecten en de overige gedragsaspecten. Om overlap in het toezicht te voorkomen wordt ervan uitgegaan dat DNB en de AFM onderling goede afspraken maken omtrent de samenwerking zoals ook op andere terreinen is gebeurd.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

In artikel 10 zijn de boetes opgenomen behorende bij de artikelen die zijn opgenomen in het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen (Kamerstukken II 2010/11, 32 622, nr. 2) en onderhavig besluit.

B

In artikel 11 zijn de boetecategorieën opgenomen behorende bij de artikelen in de Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft. Aangezien een aantal artikelen in deze regeling is vervallen, hoeven die artikelen niet meer beboetbaar te worden gesteld.

C

De Verordening (EU) nr. 583/2010 van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via de website wordt verstrekt (PbEU L 176) verplicht de lidstaten voorschriften vast te stellen met betrekking tot sancties die van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen uit de verordening. In dit artikel worden deze beboetbare bepalingen ingedeeld in de categorieën 1 tot en met 3 volgens de criteria uit de memorie van toelichting bij de Wet wijziging boetestelsel financiële wetgeving (Kamerstukken II, 2008/09, 31 458, nr. 3).

Artikel II

A

De aanhef van paragraaf 3.5. is gewijzigd aangezien niet alleen gegevens dienen te worden verstrekt voor het voor de eerste maal beheren van een icbe met zetel in een andere lidstaat of het aanbieden van rechten van deelneming vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor maar ook voor het voor de eerste maal via het verrichten van diensten uitoefenen van werkzaamheden in een andere lidstaat en indien een beheerder het voornemen heeft rechten van deelneming in een door hem beheerde icbe met zetel in Nederland in een andere lidstaat aan te bieden.

B

Artikel 57 is gebaseerd op artikel 2:122, tweede lid, van de wet en verwerkt artikel 17, tweede lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen waarin is bepaald welke gegevens de kennisgeving dient te bevatten indien een beheerder het voornemen heeft voor de eerste maal vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor zijn werkzaamheden uit te oefenen.

C

Artikel 57a is gebaseerd op artikel 2:122a, tweede lid, van de wet en verwerkt artikel 18, eerste lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen. In artikel 18, eerste lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen is bepaald welke gegevens de kennisgeving van een beheerder dient te bevatten die het voornemen heeft voor de eerste maal een icbe met zetel in een andere lidstaat te beheren of rechten van deelneming in door hem beheerde icbe’s in een andere lidstaat aan te bieden door middel van het verrichten van diensten.

Artikel 57b is gebaseerd op artikel 2:123, tweede lid, van de wet en verwerkt artikel 93, eerste lid, tweede alinea en tweede lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen. In artikel 93, tweede lid, is bepaald welke gegevens opgenomen dienen te worden in de kennisgeving indien de beheerder het voornemen heeft rechten van deelneming in een door hem beheerde icbe met zetel in Nederland in een andere lidstaat aan te bieden. De kennisgeving dient te worden opgesteld op de wijze bedoeld in artikel 1 van uitvoeringsverordening (EU) nr. 584/2010 van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft de vorm en inhoud van de gestandaardiseerde kennisgeving en icbe-verklaring, het gebruik van elektronische communicatie tussen bevoegde autoriteiten voor kennisgevingsdoeleinden, alsook procedures voor onderzoeken en verificaties ter plaatse en de uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten (PbEU L 176).

Artikel III

A

Dit artikel is gebaseerd op artikel 3:17, tweede lid, aanhef en onderdeel c, en derde lid, van de Wft en verwerkt artikel 38, eerste en tweede lid, van de richtlijn 2010/43/EU van de Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft organisatorische eisen, belangenconflicten, bedrijfsvoering, risicobeheer en inhoud van de overeenkomst tussen een bewaarder en een beheermaatschappij (hierna: uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU). In artikel 23 zijn regels opgenomen voor onder meer beleggingsondernemingen en betaalinstellingen die vergelijkbaar zijn met de regels in artikel 38 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Daarom is in de opsomming in artikel 23, eerste lid, eveneens een beheerder van een instelling voor collectie belegging in effecten (icbe) opgenomen.

Onder «beleid voeren» wordt in ieder geval voor wat betreft een icbe-beheerder het volgende verstaan: beleid vaststellen, implementeren en in stand houden. Het beleid van een icbe-beheerder als bedoeld in artikel 23, eerste lid, ziet op elke icbe die deze beheerder beheert. Het risicobeheerbeleid omvat procedures die noodzakelijk zijn om de beheerder in staat te stellen voor elke door hem beheerde icbe de relevante risico’s te beoordelen. Voor een icbe zullen dat met name marktrisico’s, liquiditeitsrisico’s, tegenpartijrisico’s en operationele risico’s betreffen. De organisatie van het risicobeheerbeleid moet adequaat en evenredig zijn gelet op de aard, schaal en complexiteit van de activiteiten van de beheerder en de door hem beheerde icbe’s.

Een icbe-beheerder heeft een onafhankelijke risicobeheerfunctie (zesde lid). Het zevende lid verwerkt artikel 12, vierde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Artikel 12, vierde lid, bepaalt dat de risicobeheerfunctie van een icbe-beheerder dient te beschikken over de nodige autoriteit en toegang dient te hebben tot alle dienstige informatie. Dit vereiste is ook van toepassing verklaard op de risicobeheerfunctie van andere financiële ondernemingen aangezien het ook voor die risicobeheerfuncties van belang is om over een zekere autoriteit te beschikken en toegang te hebben tot alle noodzakelijke informatie.

B

Artikel 23g, eerste lid, verwerkt artikel 38, eerste lid, derde alinea, onderdelen a en b, en tweede lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Het eerste lid bepaalt welke informatie de icbe-beheerder in zijn beleid dient te vermelden. Het beleid dient de beheerder in staat te stellen om risico’s van de ingenomen posities binnen de beheerde portefeuilles en het aandeel van deze individuele risico’s in het totale risicoprofiel van de portefeuille in te schatten. In het beleid dient te worden aangegeven welke technieken, instrumenten en regelingen de beheerder heeft getroffen om te allen tijde de risico’s te kunnen meten en beheren waaraan de door hem beheerde icbe’s zijn of zouden kunnen worden blootgesteld. Daarnaast worden in het beleid de verantwoordelijkheden binnen de organisatie van de beheerder met betrekking tot het risicobeheer aangegeven. Tenslotte dienen in het beleid de voorwaarden, inhoud en frequentie van de rapportage van de risicobeheerfunctie aan personen die het dagelijks beleid van de icbe-beheerder bepalen en indien aanwezig aan het toezichtsorgaan te worden vermeld.

Het tweede lid verwerkt artikel 40, eerste lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. De procedures en maatregelen die een beheerder dient te treffen, stellen de beheerder in staat te allen tijde de risico’s te kunnen meten waaraan de icbe wordt of zou kunnen worden blootgesteld en zorgen ervoor dat de limieten voor het totale risico en tegenpartijrisico worden nageleefd.

Het derde lid verwerkt artikel 40, tweede lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU en geeft aan welke maatregelen de icbe-beheerder dient te nemen om aan het tweede lid te kunnen voldoen.

C

Doordat artikel 24b is aangepast en ook van toepassing is op een icbe-beheerder, is ook artikel 24 aangepast. Een beheerder van instelling voor collectieve belegging in effecten dient er op toe te zien dat op systematische wijze de procedures en maatregelen, bedoeld in artikel 23, derde lid, worden nageleefd en te zorgen dat gesignaleerde tekortkomingen of gebreken worden opgeheven. Anders kan niet de deugdelijkheid en effectiviteit van de genomen maatregelen om gesignaleerde tekortkomingen of gebreken op te heffen worden gecontroleerd zoals artikel 24b, eerste lid, onderdeel c, voorschrijft.

D

In artikel 24b, eerste lid, aanhef en de onderdelen a en b, is in de opsomming ook een icbe- beheerder opgenomen. Het eerste lid verwerkt artikel 39, eerste lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Hierdoor ontstaat voor een icbe-beheerder de verplichting om controle uit te oefenen op de deugdelijkheid en effectiviteit van het risicobeheerbeleid zelf, de naleving van dit beleid en de effectiviteit van de maatregelen die zijn genomen om gesignaleerde tekortkomingen of gebreken op te heffen. Onder controle uitoefenen wordt in ieder geval voor wat betreft een icbe-beheerder het volgende verstaan: toetsen, monitoren en periodiek evalueren.

Artikel 24b, tweede lid, verwerkt artikel 9, vierde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU.

Artikel 24b, derde tot en met vijfde lid, verwerkt artikel 12, derde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. De beheerder dient DNB van wezenlijke wijzigingen in de risicobeheerprocedure in kennis te stellen.

E

Aan artikel 26 worden twee nieuwe leden toegevoegd. De leden vier en vijf verwerken artikel 40, derde lid, tweede alinea, en vierde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Het vierde lid bepaalt dat een beheerder van een icbe stresstests uitvoert die een beoordeling van het liquiditeitsrisico van de icbe in uitzonderlijke omstandigheden mogelijk maken. Het vijfde lid bepaalt dat het liquiditeitsprofiel van de beleggingen van de icbe past bij het terugbetalingsbeleid dat in het fondsreglement, in de statuten of in het prospectus is vastgelegd.

Artikel IV

A
Definitie essentiële beleggersinformatie

In artikel 78 van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen is opgenomen dat een beheerder voor elke door hem beheerde icbe een kort document met de essentiële beleggersinformatie dient op te stellen. De informatie is vergelijkbaar met de informatie die in de financiële bijsluiter is opgenomen maar wijkt daarvan wel af. Alle beleggingsinstellingen dienen op grond van dit besluit essentiële beleggersinformatie op te stellen met uitzondering van de zogenaamde «verhandelbare closed-end» beleggingsinstellingen (zie artikel 65, tweede lid). Verhandelbare rechten van deelneming in een closed-end beleggingsinstelling kwalificeren niet als complex product (zie de definitie van complex product in artikel 1 van het Bgfo). Dergelijke rechten van deelneming zijn uitgezonderd van de definitie van complex product omdat zij onder de reikwijdte van de richtlijn prospectus2 vallen en voor dergelijke deelnemingsrechten een uitgebreid prospectus dient te worden opgesteld ingevolge artikel 5:2 van de Wft. De verhandelbare closed-end beleggingsinstellingen waren ook uitgezonderd van het opstellen van de financiële bijsluiter. Voor een nadere toelichting op de essentiële beleggersinformatie wordt verwezen naar de onderdelen W en X.

Definitie financiële bijsluiter

De definitie van financiële bijsluiter is aangepast aangezien voor het aanbieden van rechten van deelneming in een icbe op grond van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen essentiële beleggersinformatie dient te worden verstrekt. In dit besluit is opgenomen dat ook voor het aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling, niet zijnde een icbe, essentiële beleggersinformatie dient te worden verstrekt met uitzondering van de zogenaamde «verhandelbare closed-end» beleggingsinstellingen. Op deze manier kunnen beleggers de verschillende beleggingsinstellingen het beste met elkaar vergelijken. De essentiële beleggersinformatie bevat andere informatie dan de financiële bijsluiter. Daarom is ervoor gekozen om voor beleggingsinstellingen de term «essentiële beleggersinformatie» te gebruiken en voor andere complexe producten de term «financiële bijsluiter». Zie voor een nadere toelichting onderdeel W van dit besluit.

B

Artikel 30 is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de wet en verwerkt artikel 4 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft organisatorische eisen, belangenconflicten, bedrijfsvoering, risicobeheer en inhoud van de overeenkomst tussen een bewaarder en een beheermaatschappij (PbEU L 176) (hierna: uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU).

Het eerste tot en met derde lid verwerkt artikel 4, eerste lid, van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Een beheerder, belegginginstelling, beleggingsonderneming of bewaarder beschikt over duidelijke besluitvormingsprocedures en een duidelijke en adequate organisatiestructuur (onderdeel a). Bovendien beschikt de financiële onderneming over een adequate verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden (onderdeel b). De verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden dient alle niveaus en onderdelen van de financiële onderneming te omvatten. Ook binnen de raad van bestuur en de raad van commissarissen dient een duidelijke taakverdeling te bestaan. De rapportagelijnen moeten hiermee in overeenstemming zijn. De taakverdeling en de rapportagelijnen dienen op zodanige wijze te zijn vastgelegd en gecommuniceerd dat alle geledingen van de financiële onderneming een goed begrip hebben van hun taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, hun rol in de organisatie en het beheersingsproces en de manier waarop zij verantwoording afleggen.

In onderdeel d is opgenomen dat de financiële onderneming beschikt over een adequaat systeem van informatievoorziening en communicatie. Voor een adequaat systeem van communicatie is het van belang dat interne communicatiekanalen zodanig zijn opgezet dat alle relevante informatie tijdig aan de juiste personen en functies ter beschikking wordt gesteld. Verder is het van belang dat het bestuur en lijn management tijdig betrouwbare informatie ontvangen omtrent de voor hen relevante ondernemingsdoelstellingen en operationele processen.

Onderdeel e bepaalt dat een financiële onderneming dient te beschikken over adequate interne controleprocedures om te waarborgen dat beslissingen en procedures op alle niveaus van de financiële onderneming in acht worden genomen.

Uit het derde lid blijkt dat de besluitvormingsprocedures, organisatiestructuur, rapportagelijnen en de verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op een inzichtelijke wijze worden vastgelegd. De financiële onderneming past deze procedures ook daadwerkelijk toe.

Het vierde lid verwerkt artikel 4, tweede en derde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. De financiële onderneming dient procedures en maatregelen te hebben om de vertrouwelijkheid en integriteit van informatie te waarborgen. Een financiële onderneming dient voorts te zorgen dat bij een onderbreking haar systemen en procedures kritieke gegevens en bedrijfsfuncties beschermd zijn en de werkzaamheden kunnen worden voortgezet. Wanneer dit niet mogelijk is, dient de financiële onderneming te zorgen dat de gegevens en bedrijfsfuncties zo spoedig mogelijk worden hersteld en haar werkzaamheden zo spoedig mogelijk worden hervat. Een financiële onderneming dient daartoe maatregelen te treffen respectievelijk procedures in te stellen. Gedacht kan worden aan back-up (veiligheidkopieën) en herstelmaatregelen en een calamiteitenplan dat regelmatig wordt geactualiseerd en op een goede werking wordt getest.

Het vijfde lid verwerkt artikel 4, vijfde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU en bepaalt dat de effectiviteit van de organisatie-inrichting en de procedures en maatregelen door de financiële onderneming tenminste jaarlijks wordt getoetst. Een icbe-beheerder of een beleggingsonderneming dient daartoe over een organisatie-onderdeel te beschikken die deze interne controlefunctie onafhankelijk uitvoert (zesde lid). Dit zesde lid verwerkt artikel 11, eerste lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Met onafhankelijk wordt hier bedoeld onafhankelijk van het lijnmanagement en los van de controlemaatregelen die in de diverse bedrijfsprocessen zijn geïntegreerd. De invulling van deze verplichting hangt af van de aard, omvang, risico’s, en complexiteit van het bedrijf en de werkzaamheden van de beheerder of de beleggingsonderneming.

Bij de meeste ondernemingen ligt het voor de hand dat de onafhankelijke interne toetsing wordt uitgevoerd door een organisatieonderdeel dat de interne controlefunctie uitoefent. Het is voorstelbaar dat een interne controle functie gelet op de aard, omvang, risico’s en complexiteit van de onderneming en de werkzaamheden niet altijd passend en evenredig is. Kleinere financiële ondernemingen kunnen een dergelijke toetsing overlaten aan een onafhankelijke derde. Onafhankelijke interne toetsing is een continu proces, waarbij rekening wordt gehouden met veranderende interne en externe omstandigheden, nieuwe producten, diensten en ondersteunende processen. De financiële onderneming draagt er zorg voor dat de organisatie-inrichting en de procedures en maatregelen zodanig worden bijgesteld dat de gesignaleerde tekortkomingen en gebreken worden opgeheven.

Artikel 31 is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de wet en verwerkt artikel 5, eerste, derde en vierde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU.

In het eerste lid is opgenomen dat werknemers van een beheerder, een beleggingsinstelling of een beleggingsonderneming over de nodige vakbekwaamheid, kennis en deskundigheid beschikken om de hun toevertrouwde verantwoordelijkheden uit te oefenen. Dit betekent dat niet alleen klantmedewerkers maar ook medewerkers van zogenaamde back-offices deskundig dienen te zijn. Er hoeft geen arbeidsrelatie te bestaan tussen de desbetreffende onderneming en de medewerker. De organisatorische eis geldt ook indien medewerkers op basis van een uitzend- of detacheringsrelatie of een overeenkomst tot het verrichten van diensten voor de beheerder of de beleggingsonderneming diensten verrichten. De invulling van de vakbekwaamheid, kennis en deskundigheid wordt overgelaten aan de beheerder respectievelijk de beleggingsonderneming.

Artikel 31a is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel a, en verwerkt de artikelen 9, vierde lid, en 11, tweede lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU.In het controleplan wordt vastgelegd welke procedures en regels van een icbe-beheerder of een beleggingsonderneming worden onderzocht en beoordeeld door de interne controlefunctie. Op basis van de resultaten van het onderzoek doet de interne controlefunctie aanbevelingen (aan de verantwoordelijke leiding) en wordt ook nagegaan of aan deze aanbevelingen gevolg wordt gegeven.

De interne toetsing is een continue proces, waarbij rekening wordt gehouden met de veranderde interne en externe omstandigheden, nieuwe producten, diensten en ondersteunende processen. Ten minste jaarlijks dient de interne controlefunctie te rapporteren aan de personen die het dagelijks beleid van de beheerder of de beleggingsonderneming bepalen en aan het orgaan, indien aanwezig, dat is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de beheerder of de beleggingsonderneming (de leden van de raad van commissarissen of raad van toezicht). Vooral het melden van de genomen maatregelen bij gesignaleerde tekortkomingen is van belang.

C

Artikel 31b kan vervallen omdat het artikel is opgenomen in artikel 30, vierde lid.

D

De wijziging in artikel 31c is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de wet en verwerkt de artikelen 9, vierde en zesde lid, en 10 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Artikel 31c is door de wijziging ook van toepassing op een icbe-beheerder.

E

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de wet en verwerkt artikel 9 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Artikel 31d wijst verantwoordelijkheden toe aan de personen die het dagelijks beleid bepalen van de beheerder. Dit houdt onder meer in dat de personen die het dagelijks beleid bepalen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het algemene beleggingsbeleid. De personen die het dagelijks beleid bepalen moeten eveneens de verantwoordelijkheid voor de beleggingsstrategieën behouden, die algemene aanwijzingen voor de strategische toewijzing van activa van de icbe inhouden, en voor de beleggingstechnieken die nodig zijn om het beleggingsbeleid op een adequate en doeltreffende wijze uit te voeren. De duidelijke scheiding van verantwoordelijkheden moet er eveneens voor zorgen dat een adequate controle voorhanden is om te garanderen dat de activa van de icbe overeenkomstig het fondsreglement of de statuten en de toepasselijke wettelijke bepalingen worden belegd en dat de risicolimieten van elke icbe worden nageleefd.

F
Artikel 34a

Artikel 34a is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de wet en verwerkt de artikelen 4, vierde lid, en 8, eerste en derde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU.

Het eerste lid bepaalt dat een icbe-beheerder procedures en regelingen vaststelt en toepast die hem in staat stellen om op verzoek van de toezichthouder (de AFM of DNB) zo spoedig mogelijk financiële verslagen te verstrekken die een getrouw beeld geven van zijn financiële positie en die aan alle toepasselijke standaarden en regels voor financiële verslaggeving voldoen.

Het tweede lid bepaalt dat de administratie van een icbe zodanig wordt gevoerd dat de activa en passiva van de icbe te allen tijde rechtstreeks kunnen worden geïdentificeerd. Indien een icbe verschillende subfondsen heeft, worden afzonderlijke administraties voor deze subfondsen gevoerd. Een beheerder stelt verder procedures vast om een correcte en accurate waardering van de activa en passiva van de door hem beheerde icbe’s. Deze voorschriften voor icbe’s gelden in aanvulling op de voorschriften zoals opgenomen in artikel 34.

Artikel 34a, derde tot en met vijfde lid, is gebaseerd op artikel 44, tweede lid, tweede en derde alinea, en vierde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU en stelt nadere eisen aan de procedure met betrekking tot de waardevaststelling van financiële derivaten die niet op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld. Op grond van het derde lid dient de waardevaststelling van financiële derivaten aan een adequate, accurate en onafhankelijke toetsing te worden onderworpen. De procedure met betrekking tot de waardevaststelling van financiële derivaten dient adequaat en evenredig te zijn gelet op de aard en complexiteit van de desbetreffende financiële derivaten (vierde lid). Verder dient op grond van het vijfde lid de procedure op adequate wijze te worden vastgelegd.

Artikel 34b

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de wet en verwerkt de artikelen 7, eerste lid, en 14 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Artikel 34a bepaalt dat een beheerder gegevens dient bij te houden met betrekking tot uitgevoerde transacties met betrekking tot de portefeuille. De beheerder dient daartoe over geschikte elektronische systemen te beschikken om de transactie tijdig en naar behoren te registreren zodat de AFM in staat is na te gaan of de voor de beheerder en de icbe’s geldende regels worden nageleefd en met name of de onderneming alle verplichtingen jegens haar cliënten is nagekomen.

Artikel 34c

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de wet en verwerkt de artikelen 7, eerste lid, en 15 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Artikel 34c bepaalt dat een beheerder gegevens dient bij te houden met betrekking tot van cliënten ontvangen opdrachten tot inschrijving op of terugbetaling van rechten van deelneming. De beheerder dient over geschikte elektronische systemen te beschikken om de transactie tijdig en naar behoren te registreren zodat de AFM in staat is na te gaan of de voor de beheerder en de icbe’s geldende regels worden nageleefd en met name of de onderneming alle verplichtingen jegens haar cliënten is nagekomen.

Artikel 34d

Artikel 34d is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel c, en dient ter omzetting van artikel 16 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Een icbe-beheerder dient gegevens met betrekking tot uitgevoerde transacties en orders gedurende tenminste vijf jaar te bewaren.

Van de mogelijkheden die artikel 16, eerste lid, tweede alinea, en tweede lid, eerste alinea, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU wordt geen gebruik gemaakt. De bewaarplichten van het eerste lid zijn voor de AFM voldoende om toezicht te kunnen houden. De bewaarplicht is niet van toepassing indien de beheerder niet langer over een vergunning beschikt.

In het tweede lid is artikel 16, derde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU opgenomen. De beheerder dient de gegevens op een duurzame drager te bewaren waarop informatie zo kan worden opgeslagen dat de AFM deze later kan raadplegen. Dit dient in zodanige vorm en op zodanige wijze te geschieden dat de AFM vlot toegang heeft tot de gegevens en elk belangrijk stadium van de verwerking van elke transactie kan reconstrueren. Daarnaast dienen alle correcties of andere wijzigingen, alsmede de inhoud van de gegevens alvorens dergelijke correcties of wijzigingen zijn aangebracht, door de AFM eenvoudig te kunnen worden achterhaald. In algemene zin geldt de aanvullende voorwaarde dat de gegevens niet anderszins gemanipuleerd of gewijzigd kunnen worden.

In het derde lid wordt bepaald dat een beheerder die het beheer van door hem beheerde icbe’s overdraagt aan een andere beheerder maatregelen dient te treffen zodat de gegevens met betrekking tot orders, transacties respectievelijk opdrachten tot inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming betreffende de voorafgaande vijf jaar voor de andere beheerder toegankelijk zijn.

G

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de wet en verwerkt artikel 19 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU.

Uit dit artikel volgt dat een icbe-beheerder net als een beleggingsonderneming over te volgen procedures en te nemen maatregelen voor het omgaan met belangenconflicten moet beschikken.

H

Het in artikel 35b bepaalde is gebaseerd op artikel 4:14, tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de wet en verwerkt artikel 20 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. De personen die het dagelijks beleid bepalen van de beheerder worden onmiddellijk in kennis gesteld wanneer de getroffen maatregelen voor het voorkomen of omgaan met belangenconflicten niet volstaan om te garanderen dat de belangen van de icbe of haar deelnemers niet worden geschaad. De personen die het dagelijks beleid bepalen kunnen vervolgens beslissingen nemen om te waarborgen dat de beheerder in ieder geval in het belang van de icbe en haar deelnemers handelt.

I

Artikel 35c is gebaseerd op de artikelen 4:11, derde lid, en 4:14, tweede lid, onderdeel c, onder 6°, van de wet en verwerkt artikel 13, eerste lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU.

Een icbe-beheerder dient evenals een beleggingsonderneming te beschikken over procedures en maatregelen met betrekking tot persoonlijke transacties. Artikel 13 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU komt overeen met de artikelen 11 en 12 van de uitvoeringsrichtlijn MiFID.

J

De artikelen 35d en 35e zijn gebaseerd op de artikelen 4:11, derde lid, en 4:14, tweede lid, onderdeel c, onder 6°, van de wet en verwerken artikel 13, tweede lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU.

K

Artikel 35f is gebaseerd op de artikelen 4:11, derde lid, en 4:14, tweede lid, onderdeel c, onder 6°, van de wet verwerkt artikel 13, derde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU.

L

Artikel 38, eerste lid, onderdeel d vervalt. De regels die specifiek van toepassing zijn op het uitbesteden van werkzaamheden door een icbe-beheerder zijn opgenomen in artikel 38a (nieuw).

M

Artikel 38a is gebaseerd op artikel 4:16, derde lid, onderdeel b, van de wet. De beheerder is te allen tijde verantwoordelijk voor de door derden uitgevoerde werkzaamheden. Een beheerder mag zijn werkzaamheden niet in die mate uitbesteden dat het een brievenbusmaatschappij wordt. Het eerste lid verwerkt artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen. Een icbe-beheerder die voornemens is werkzaamheden uit te besteden, stelt de AFM daarvan in kennis. De beheerder blijft altijd verantwoordelijk voor de door derden uitgevoerde werkzaamheden. Dit houdt onder meer in dat de beheerder primair aanspreekpunt blijft voor de AFM en dat de beheerder zich tegenover deelnemers noch tegenover de AFM, kan beroepen op tekortkomingen in de uitvoering van de opdracht door de derde.

Het tweede lid dient ter omzetting van artikel 13, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de herziene richtlijn belegginginstellingen en de artikelen 5, tweede lid, en 23, vierde lid, tweede alinea, van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Het tweede lid komt deels overeen met het voormalige artikel 38, eerste lid, onderdeel d, onder 1° tot en met 3°. Verder zijn drie onderdelen toegevoegd.

Onderdeel d bepaalt dat de uitbesteding niet verhindert dat wordt gehandeld in het beste belang van de deelnemers. Onderdeel e bepaalt dat de beheerder de nodige deskundigheid dient te behouden om een doeltreffende controle op de uitbestede werkzaamheden uit te kunnen oefenen. Het uitoefenen van controle op de uitbestede werkzaamheden houdt ook in dat de beheerder toezicht dient te houden op de aan de uitbesteding verbonden risico’s.

Het tweede lid, onderdeel f, en het derde lid verwerken artikel 23, vierde lid, tweede alinea, van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. De beheerder dient op grond van het eerste lid, onderdeel f, bij het aangaan, het beheer en het beëindigen van de uitbestedingsovereenkomst, de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en waakzaamheid aan de dag te leggen. Op grond van het derde lid dient de betrokken derde over de nodige deskundigheid en capaciteit te beschikken om de werkzaamheden op betrouwbare, professionele en doeltreffende wijze uit te oefenen. Indien de waardering van financiële derivaten die niet op een gereglementeerde markt of een andere markt in financiële instrumenten worden verhandeld, wordt uitbesteed aan een derde is het ook van belang dat die derde op betrouwbare, professionele en doeltreffende wijze de waardering van financiële derivaten uitvoert (zie artikel 44, tweede lid, vierde alinea, van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU).

N, O, P

Dit betreft een technische wijziging.

Q

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:17, derde lid, van de wet en verwerkt artikel 6, eerste en tweede lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Op grond van artikel 6, tweede lid, van de uitvoeringsrichtlijn dient een icbe-beheerder ook over een administratie van klachten te beschikken. Aangezien het bepaalde in artikel 4:17, eerste lid, van de wet met betrekking tot de zorg voor een adequate behandeling van klachten van deelnemers ook van toepassing is op een beheerder van een beleggingsinstelling, niet zijnde een icbe, is artikel 40 van toepassing op een beheerder van beleggingsinstellingen.

R

Artikel 42, tweede lid, verwerkt artikel 6, derde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Een beheerder dient kosteloos informatie te verstrekken aan de deelnemer in de door hem beheerde beleggingsinstellingen over de procedures die waarborgen dat klachten zorgvuldig, verifieerbaar, consistent en binnen een redelijke termijn worden afgehandeld.

S

Artikel 49, tweede lid, onderdeel c, verwerkt artikel 94, eerste lid, onderdeel b, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen. De essentiële beleggersinformatie kan worden verstrekt in de Nederlandse taal of in een taal die door de AFM is goedgekeurd.

T

In artikel 50, vierde lid, worden icbe-beheerders met zetel in een andere lidstaat van dit artikel uitgezonderd voor zover het gaat om de soort informatieverschaffing aan de deelnemers. Indien een beheerder van een icbe met zetel in een andere lidstaat deelnemingsrechten in Nederland aanbiedt, hoeft hij niet te voldoen aan artikel 50 voor zover het de soort informatieverschaffing betreft. In artikel 4:62, eerste lid, van de wet wordt bepaald dat een beheerder die in Nederland rechten van deelneming aanbiedt in een door hem beheerde icbe met zetel in een andere lidstaat in Nederland de gegevens en bescheiden met betrekking tot die icbe die hij openbaar dient te maken overeenkomstig de regels, gesteld door de andere lidstaat, beschikbaar stelt. Indien de beheerder op grond van de regels van de andere lidstaat gegevens en bescheiden beschikbaar dient te stellen die overeenkomen met de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 50, dan dienen deze gegevens en bescheiden wel te worden verstrekt op de in artikel 50 voorgeschreven wijze.

U

Dit betreft een technische wijziging. De term financiële bijsluiter is vervangen door de term essentiële beleggersinformatie.

V

Dit betreft een technische wijziging.

W

In hoofdstuk IX van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen zijn regels gesteld met betrekking tot «essentiële beleggingsinformatie» die de aanbieder van rechten van deelneming in een icbe dient te verstrekken aan een (potentiële) cliënt. De financiële bijsluiter en de essentiële beleggersinformatie hebben beide tot doel de consument, onderscheidenlijk, de cliënt, door middel van een begrijpelijk en kort document passende informatie te bieden over het aangeboden product, zodat zij redelijkerwijs in staat zijn de aard en de risico’s van het aangeboden product te begrijpen en op basis van die kennis een weloverwogen beslissing kunnen nemen over de aankoop van het product. Vanwege dezelfde doelstelling zijn de regels met betrekking tot de essentiële beleggersinformatie opgenomen in paragraaf 8.1.5. van het Bgfo en waar mogelijk geïntegreerd met de regels omtrent de financiële bijsluiter. De richtlijn beleggingsinstellingen die is vervangen door de herziene richtlijn beleggingsinstellingen bevatte in de artikelen 27 tot en met 33 al soortgelijke bepalingen. In de richtlijn beleggingsinstellingen werd het document waarin informatie over de beleggingsinstelling is opgenomen het «vereenvoudigd prospectus» genoemd. De bepalingen over het vereenvoudigd prospectus waren geïmplementeerd in paragraaf 8.5.1. van het Bgfo en werden in de Nederlandse regelgeving «financiële bijsluiter» genoemd. De artikelen in de herziene richtlijn beleggingsinstellingen met betrekking tot de essentiële beleggersinformatie zijn gedetailleerder dan de artikelen met betrekking tot het vereenvoudigd prospectus in de richtlijn beleggingsinstellingen. Bovendien zijn de regels van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen nader uitgewerkt in verordening nr. 583/2010 van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt (PbEU L 176) (hierna: Verordening essentiële beleggersinformatie).

De Verordening essentiële beleggersinformatie schrijft voor dat de titel «Essentiële Beleggersinformatie» duidelijk zichtbaar bovenaan de eerste bladzijde van het document met essentiële beleggersinformatie dient te staan. Gelet hierop is gekozen voor de term essentiële beleggersinformatie voorzover het gaat om informatie over rechten van deelneming in beleggingsinstellingen en niet voor de term financiële bijsluiter. De term financiële bijsluiter blijft wel in gebruik voor overige complexe producten.

Voorts nog een tweetal specifieke opmerkingen over de implementatie van de essentiële beleggersinformatie in het Bgfo.

Ten eerste de reikwijdte van de artikelen met betrekking tot de essentiële beleggersinformatie. De reikwijdte is geregeld in artikel 64 van het Bgfo. Artikel 64, eerste lid, bepaalt dat paragraaf 8.1.5. van het Bgfo niet van toepassing is op beheerders van icbe’s met zetel in een andere lidstaat. Dit betekent dat indien een beheerder van een icbe met zetel in een andere lidstaat deelnemingsrechten in Nederland aanbiedt, hij niet hoeft te voldoen aan paragraaf 8.1.5. Door de introductie van het zogenaamde beheerderspaspoort kan echter verwarring ontstaan over het toepassingsbereik van deze paragraaf. De beheerder hoeft niet langer zijn zetel te hebben in dezelfde lidstaat als de icbe. De zetel van de icbe is echter bepalend of paragraaf 8.1.5. van het Bgfo van toepassing is en of de beheerder essentiële beleggersinformatie dient op te stellen voor die desbetreffende icbe. Dit volgt uit artikel 94, eerste lid, eerste alinea, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen. Dit artikel bepaalt «Indien een icbe haar rechten van deelneming in een lidstaat van ontvangst verhandelt, verstrekt zij de beleggers op het grondgebied van deze lidstaat alle informatie en documenten die zij ingevolge Hoofdstuk IX aan de beleggers in haar lidstaat van herkomst moet verstrekken.» In afdeling 3 van hoofdstuk IX zijn de artikelen met betrekking tot de essentiële beleggersinformatie opgenomen.

Ten aanzien van icbe’s met zetel in Nederland geldt derhalve wel een verplichting om de essentiële beleggersinformatie conform paragraaf 8.1.5. van het Bgfo op te stellen.

Ten tweede de aansprakelijkheid van de aanbieder van deelnemingsrechten in een icbe (artikel 79, tweede lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen). Artikel 79, tweede lid, bepaalt dat een aanbieder van deelnemingsrechten in een icbe niet uitsluitend op basis van de essentiële beleggersinformatie aansprakelijk kan worden gesteld, tenzij de essentiële beleggersinformatie misleidend, onnauwkeurig of niet in overeenstemming is met de relevante delen van het prospectus. Voorts dient de essentiële beleggersinformatie een waarschuwing aangaande de beperkte aansprakelijkheid te bevatten. Voor de implementatie van artikel 79, tweede lid, wordt aangesloten bij de implementatie van de nagenoeg gelijkluidende aansprakelijkheidsbeperking voor de samenvatting van het prospectus zoals opgenomen in artikel 6, tweede lid, van de richtlijn prospectus (Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 345). Artikel 6, tweede lid, van de richtlijn prospectus is verwerkt in artikel 5:14, tweede lid, onderdeel d, van de Wft. Artikel 5:14, tweede lid, onderdeel d, van de Wft bepaalt dat de samenvatting van het prospectus de mededeling dient te bevatten dat de samenvatting uitsluitend tot aansprakelijkheid kan leiden indien de samenvatting misleidend, onjuist of inconsistent is in samenhang met de andere onderdelen van het prospectus. Een soortgelijke waarschuwing dient te worden opgenomen in de essentiële beleggersinformatie. Aangezien dit reeds is geregeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel e, van de Verordening essentiële beleggersinformatie, hoeft het Bgfo op dit punt niet te worden aangepast. In artikel 20, eerste lid, onderdeel e, van de verordening is bepaald dat in de essentiële beleggersinformatie een verklaring dient te worden opgenomen dat de beleggingsmaatschappij of de beheerder uitsluitend aansprakelijk kan worden gesteld op grond van de essentiële beleggersinformatie indien de informatie misleidend of incorrect is in samenhang met de desbetreffende delen van het prospectus van de desbetreffende icbe.

X

Het nieuwe artikel 65 is gebaseerd op artikel 4:22, eerste lid, van de wet en verwerkt artikel 78, eerste lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen. In het eerste en tweede lid wordt een onderscheid gemaakt tussen de financiële bijsluiter en de essentiële beleggersinformatie. Een financiële bijsluiter dient te worden opgesteld door alle aanbieders van een complex product niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling. De essentiële beleggersinformatie dient te worden opgesteld door de aanbieder van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling (= de beheerder).

De artikelen met betrekking tot de essentiële beleggingsinformatie zijn niet alleen van toepassing op de aanbieder van rechten van deelneming in een icbe, maar op het aanbieden van rechten van deelneming in alle beleggingsinstellingen, met uitzondering van de verhandelbare closed-end beleggingsinstellingen. Op deze manier kan de cliënt de rechten van deelneming in beleggingsinstellingen beter met elkaar vergelijken. De uitzondering voor verhandelbare closed-end beleggingsinstellingen gold ook voor de financiële bijsluiter. Een aanbieder van een complex product moest op grond van artikel 65, eerste lid, van het Bgfo een financiële bijsluiter beschikbaar houden op zijn website. Onder complex product vallen niet de verhandelbare closed-end beleggingsinstellingen (zie definitie van complex product in artikel 1 van het Bgfo). De verhandelbare closed-end beleggingsinstellingen vallen onder de richtlijn prospectus.3 Derhalve dient voor deze beleggingsinstellingen een samenvatting van het prospectus te worden opgesteld. Het tweede lid verwerkt artikel 78, eerste lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en bepaalt dat een aanbieder van deelnemingsrechten in een beleggingsinstelling een kort document met de essentiële beleggersinformatie dient op te stellen. In artikel 78, eerste lid, is ook bepaald dat de woorden «essentiële beleggersinformatie» duidelijk in dit document moeten worden vermeld. Aangezien dit ook in de Verordening essentiële beleggersinformatie is geregeld, hoeft dit niet te worden geïmplementeerd.

Het derde en vierde lid zijn inhoudelijk niet gewijzigd maar zijn redactioneel aangepast in verband met de introductie van de essentiële beleggersinformatie in artikel 65, tweede lid (nieuw).

Y

Artikel 65a is gebaseerd op artikel 4:22, eerste lid, en verwerkt de artikelen 80 en 81 van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen. Op grond van het eerste lid dient een aanbieder van een complex product een bijgewerkte versie van de financiële bijsluiter respectievelijk de essentiële beleggersinformatie beschikbaar te houden op zijn website. Dat wil zeggen dat de verplichting tot het beschikbaar houden van een financiële bijsluiter respectievelijk de essentiële beleggersinformatie op de website rust op de aanbieder van het complexe product, ongeacht of deze het complexe product rechtstreeks verkoopt aan de consument of cliënt dan wel via een beleggingsonderneming, bemiddelaar, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent.

Het tweede lid schrijft voor dat de aanbieder van een complex product niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling de consument, wanneer deze hierom vraagt, onverwijld kosteloos een financiële bijsluiter verstrekt. De aanbieder dient de financiële bijsluiter in dat geval schriftelijk of via een andere duurzame drager aan de consument te verstrekken.

Het derde lid komt overeen met het oude tweede lid. Het derde lid bepaalt dat indien de aanbieder van een complex product niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling gebruik maakt van de diensten van een bemiddelaar, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent, de verplichting om de financiële bijsluiter aan de consument te verstrekken op de bemiddelaar onderscheidenlijk (onder) gevolmachtigde agent rust, tenzij de aanbieder en de bemiddelaar onderscheidenlijk (onder) gevolmachtigde agent zijn overeengekomen dat de aanbieder zelf aan de verplichting voldoet.

Het vierde lid verwerkt artikel 80, eerste en tweede lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en bevat de verplichting van de aanbieder van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling om geruime tijd voorafgaand aan een voorgenomen inschrijving op rechten van deelneming in een beleggingsinstelling essentiële beleggersinformatie aan de cliënt te verstrekken. De verplichting rust in de eerste plaats op de beheerder (= aanbieder). De essentiële beleggersinformatie kan schriftelijk, op een andere duurzame drager of via de website aan de cliënt worden verstrekt.

De cliënt dient geruime tijd voorafgaand aan de voorgenomen inschrijving op de rechten van deelneming in een beleggingsinstelling kennis te kunnen nemen van de essentiële beleggersinformatie. Wanneer sprake is van geruime tijd kan van geval tot geval verschillen. Doel is dat de cliënt met kennis van zaken beleggingsbeslissingen kan nemen. De cliënt moet daarom voldoende tijd hebben om de verstrekte informatie te doorgronden en desgewenst op basis van de verstrekte informatie verschillende beleggingsinstellingen te vergelijken.

Indien de deelnemingsrechten worden geadviseerd door tussenkomst van een derde (bijvoorbeeld een beleggingsonderneming) dient degene die de beleggingsdiensten verleent de essentiële beleggersinformatie geruime tijd voorafgaand aan de inschrijving op de rechten van deelneming aan de cliënt te verstrekken. Op grond van artikel 81 van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen kan de informatie ook via een website aan de cliënt worden verstrekt. Echter op verzoek van de cliënt dient de essentiële beleggersinformatie kosteloos schriftelijk te worden verstrekt. Op grond van artikel 4:99, eerste lid, van de Wft dient een beheerder op verzoek de essentiële beleggersinformatie te verstrekken aan bijvoorbeeld een beleggingsonderneming die deelnemingsrechten in een door hem beheerde beleggingsinstelling wil verkopen of advies wil verlenen over mogelijke beleggingen in een door hem beheerde beleggingsinstelling.

Z

Artikel 66 is zodanig gewijzigd dat dit artikel uitsluitend betrekking heeft op de financiële bijsluiter die dient te worden verstrekt door een aanbieder van complexe producten niet zijnde rechten van deelneming in een beleggingsinstelling. De beheerder die rechten van deelneming aanbiedt in door hem beheerde icbe’s dient aan de cliënt essentiële beleggersinformatie te verstrekken (zie artikel 65a, vierde lid). Artikel 66 is gebaseerd op artikel 4:22, eerste lid, van de wet. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd ten aanzien van regels met betrekking tot de financiële bijsluiter.

AA

Artikel 66a heeft uitsluitend betrekking op de essentiële beleggersinformatie en is gebaseerd op artikel 4:22, eerste lid, van de wet. Het eerste tot en met derde lid verwerken artikel 78, derde, vierde en zesde lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen. In deze leden zijn regels over de inhoud van de essentiële beleggersinformatie opgenomen. De verplicht te adresseren onderwerpen in de essentiële beleggersinformatie komen niet geheel overeen met de informatie die op grond van artikel 66 in verband met andere complexe producten dient te worden verstrekt. Daarom zijn de onderwerpen die dienen te worden opgenomen in de essentiële beleggersinformatie opgenomen in een apart artikel. De essentiële beleggersinformatie bevat informatie over de voornaamste kenmerken van de beleggingsinstelling zodat de cliënt redelijkerwijs in staat is de aard en de risico’s van de aangeboden deelnemingsrechten te begrijpen en derhalve met kennis van zaken beleggingsbeslissingen kan nemen. De deelnemer moet de essentiële beleggersinformatie kunnen begrijpen zonder dat naar andere documenten wordt verwezen (zie het derde lid).

Nadere regels omtrent de inhoud en de wijze van verstrekking van de essentiële beleggersinformatie zijn gesteld in de Verordening essentiële beleggersinformatie. Deze verordening heeft rechtstreekse werking en behoeft derhalve niet te worden omgezet in nationale regelgeving. Omwille van de duidelijkheid is in artikel 66a, vijfde lid, wel een verwijzing opgenomen naar de Verordening essentiële beleggersinformatie. In het zesde lid is bepaald dat de Verordening essentiële beleggersinformatie van overeenkomstige toepassing is op aanbieders van rechten van deelneming in beleggingsinstellingen, niet zijnde icbe’s. De verordening stelt immers uitsluitend regels voor de icbe’s. Om voor de overige beleggingsinstellingen dezelfde regels te laten gelden als voor de icbe’s is het noodzakelijk dat deze verordening van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op de essentiële beleggersinformatie van overige beleggingsinstellingen. Sommige regels uit de verordening kunnen echter niet van toepassing zijn op alle beleggingsinstellingen. Dit betreft in ieder geval artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Verordening essentiële beleggersinformatie. In dit onderdeel is opgenomen dat in de essentiële beleggersinformatie wordt vermeld dat een belegger op verzoek rechten van deelneming in een icbe kan verzilveren. Deze bepaling is niet verenigbaar met de aard van een niet verhandelbaar closed-end beleggingsinstelling. Derhalve is in het zesde lid bepaalt dat de verordening van overeenkomstige toepassing is op een beleggingsinstelling niet zijnde een icbe voorzover dit niet in strijd is met de aard van de beleggingsinstelling.

AB

Het betreft een tekstuele wijziging.

AC

Artikel 83 is gebaseerd op artikel 4:25, eerste lid, van de wet. In artikel 83 zijn regels omtrent de zorgplicht opgenomen. In het eerste lid wordt bijvoorbeeld geregeld dat een beheerder dient te handelen in het belang van de deelnemers van de beleggingsinstelling. Door de implementatie van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen kan een beheerder met zetel in een andere lidstaat ook een icbe met zetel in Nederland beheren. In een dergelijk geval dient de beheerder ook aan de regels met betrekking tot de zorgplicht te voldoen. Het vierde lid, onderdeel a, is derhalve aangepast.

AD

Artikel 91 verwerkt artikel 5, zesde lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:26, achtste lid, van de wet. Het eerste lid is uitsluitend van toepassing op het melden van een wijziging van de gegevens door een beheerder van een beleggingsinstelling, niet zijnde een icbe. Het tweede lid bepaalt dat een icbe-beheerder wijzigingen in bepaalde gegevens ten minste twee weken voor afgaand aan de wijziging meldt aan de AFM.

Een icbe-beheerder meldt een wijziging in het fondsreglement of de statuten van een door hem beheerde icbe ten minste een maand voorafgaand aan de wijziging schriftelijk aan de Autoriteit Financiële Markten. Tevens meldt een icbe-beheerder het voornemen aan de AFM dat een andere beheerder de desbetreffende icbe zal gaan beheren of dat de bewaarder verbonden aan de desbetreffende icbe zal worden vervangen. De beheerder stelt de AFM hiervan ten minste een maand van te voren op de hoogte. De beheerder geeft geen uitvoering van het voornemen voordat de AFM daarmee heeft ingestemd.

AE

Artikel 92 verwerkt artikel 17, achtste lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen. Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:26, achtste lid, van de wet. Het betreft wijzigingen in onderwerpen waarover op grond van artikel 2:122, tweede lid, van de wet verstrekking van gegevens is voorgeschreven. Op grond van het tweede lid dient een beheerder die vanuit een in een andere lidstaat gelegen bijkantoor een icbe beheert of rechten van deelneming in door hem beheerde icbe’s in die lidstaat aanbiedt, ten minste een maand tevoren het voornemen tot wijziging van die gegevens door te geven aan de AFM en de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar het bijkantoor is gelegen.

De beheerder kan de wijziging pas doorvoeren als de AFM daarmee heeft ingestemd.

AF

Artikel 92a verwerkt artikel 18, vierde lid, eerste alinea, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:26, achtste lid, van de wet. Het betreft wijzigingen in onderwerpen waarover op grond van artikel 2:122a, tweede lid, van de wet gegevens dienen te worden verstrekt aan de AFM. De beheerder die door middel van het verrichten van diensten een icbe met zetel in een andere lidstaat beheert of rechten van deelneming in door hem beheerde icbe’s in een andere lidstaat aanbiedt, meldt ten minste twee weken voorafgaand aan de wijziging schriftelijk aan de AFM en de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat het voornemen tot wijziging van de financiële diensten die hij in de andere lidstaat verleent, de procedure voor risicobeheer en de procedure voor de interne afhandeling van klachten.

Er is geen instemming van de AFM of van de toezichthoudende instantie van de andere lidstaat vereist.

AG

Door wijziging van artikel 4:26 zal het achtste lid van artikel 4:26 de grondslag vormen voor de artikelen in deze paragraaf. Daarom is het opschrift van deze paragraaf aangepast.

AH

Artikel 116, onderdeel d, is gewijzigd en verwerkt de artikelen 24 en 34 van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en artikel 32, onderdeel c, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. De artikelen 24 en 34 van de richtlijn schrijven voor dat de bewaarder volgens het nationale recht van de lidstaat waar de icbe haar zetel heeft jegens de icbe en de deelnemers aansprakelijk is voor alle door hen geleden schade voor zover de schade het gevolg is van verwijtbare niet-nakoming of gebrekkige nakoming van zijn verplichtingen. Op grond van artikel 32, onderdeel c, geldt dit ook indien de bewaarder de bij hem in bewaring gegeven activa geheel of gedeeltelijk aan een derde heeft toevertrouwd. Artikel 116, onderdeel d, is in lijn gebracht met de bovenstaande richtlijnartikelen.

In artikel 22, derde lid, onderdeel b, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen staat dat de bewaarder van een beleggingsfonds zich ervan dient te vergewissen dat de waarde van de rechten van deelneming wordt berekend overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving of het fondsreglement. In artikel 116, onderdeel g, onder 4, ontbrak het voorschrift dat de bewaarder zich dient te vergewissen dat de waarde van de rechten van deelneming zijn berekend overeenkomstig de wet.

AI

Artikel 116a verwerkt de artikelen 30 tot en met 37 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU en is gebaseerd op artikel 4:43, tweede lid, van de wet. De verplichting tot het sluiten van een overeenkomst tussen de beheerder en de bewaarder is in de wet zelf vastgelegd. De mogelijkheid van de beheerder om icbe’s met zetel in een andere lidstaat te beheren, leidt tot veranderingen in de relatie tussen de beheerder en bewaarder. Om de informatie-uitwisseling tussen de beheerder en de bewaarder goed te laten verlopen, bevat de te sluiten overeenkomst inzake beheer en bewaring tussen een beheerder met zetel in Nederland van een icbe met zetel in een andere lidstaat en een bewaarder met zetel in een andere lidstaat, naast de gegevens zoals opgenomen in artikel 116 tevens de gegevens genoemd in bijlage G.

AJ en AK

Het betreft een tekstuele wijziging.

AL

De drempel voor een master-feeder structuur bedraagt op grond van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen 85 procent. In dit verband is de drempel voor master-feeder structuren voor alle beleggingsinstellingen verlaagd van 95 procent naar 85 procent.

AM

Het opschrift van paragraaf 10.3.2. is aangepast zodat uit het opschrift blijkt dat de paragraaf van toepassing is op icbe’s en de daaraan verbonden bewaarders. Verder zijn een aantal grondslagen toegevoegd waarop de artikelen in deze paragraaf zijn gebaseerd. De nieuwe artikelen hebben betrekking op het voorkomen van belangenconflicten en het verstrekken van informatie aan de deelnemer over de uitvoering van de opdracht tot inkoop of verkoop van deelnemingsrechten, de verwerking van orders en het verschaffen of ontvangen van een beloning of vergoeding in verband met het beheer van de beleggingen of administratie ten behoeve van een icbe.

AN
Artikel 126a

Dit artikel verwerkt artikel 17 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU en is gebaseerd op artikel 4:59a, derde lid, van de wet.

In artikel 126a, eerste lid, is een aantal situaties opgesomd die kunnen leiden tot belangenconflicten waardoor belangen van een cliënt kunnen worden geschaad. Een beheerder dient bij het verrichten van diensten of activiteiten over beleid te beschikken dat gericht is op het signaleren van dergelijke situaties.

Artikel 126b

Artikel 126b verwerkt artikel 18 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU en is gebaseerd op artikel 4:59a, derde lid, van de wet. Het eerste en tweede lid strekken tot implementatie van artikel 18, eerste lid. Op grond van het eerste lid dient een beheerder het beleid inzake belangenconflicten vast te leggen en dit beleid te implementeren binnen de organisatie en in stand te houden. Het beleid is afgestemd op de aard, omvang en complexiteit van het bedrijf van de beheerder. Het tweede lid ziet op het geval dat een beheerder deel uitmaakt van een groep.

Het derde lid verwerkt artikel 18, tweede lid, onderdeel a, en geeft aan welke omstandigheden in het beleid inzake belangenconflicten dienen te worden omschreven. De omstandigheden moeten betrekking hebben op gevallen waarin er een conflict bestaat of kan ontstaan tussen enerzijds de belangen van de beheerder of bepaalde personen die verbonden zijn met de beheerder of groep waarvan de beheerder deel uitmaakt, en anderzijds de verplichtingen van de beheerder jegens de icbe of een of meer cliënten.

Het vierde lid verwerkt artikel 18, tweede lid, onderdeel b, en bepaalt dat het vastgestelde beleid inzake belangenconflicten de te volgen procedures en te nemen maatregelen voor het beheersen van belangenconflicten moet vermelden.

Artikel 126c

Artikel 126c is gebaseerd op artikel 4:59a, derde lid, van de wet en verwerkt artikel 21 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU.

Een icbe-beheerder dient een adequate en effectieve strategie vast te leggen, toe te passen en in stand te houden voor de uitoefening van de stemrechten die verbonden zijn aan financiële instrumenten die de door hem beheerde icbe’s aanhouden om te garanderen dat deze rechten in het uitsluitende voordeel van de icbe’s worden uitgeoefend. In het tweede lid is aangegeven welke maatregelen en procedures een dergelijke strategie dient te omvatten.

Informatie met betrekking tot de strategie en de toepassing ervan moet kosteloos ter beschikking worden gesteld aan de deelnemers, onder meer via een website. De beheerder dient altijd de mogelijkheid te behouden om zelf te stemmen (zie overweging 16 bij de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU).

Artikel 126d

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:59b, tweede lid, van de wet en verwerkt artikel 24 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU.

Het eerste lid bepaalt dat een icbe-beheerder onverwijld en uiterlijk de eerste werkdag na uitvoering van de opdracht tot inschrijving of terugbetaling van rechten van deelneming de deelnemer in kennis dient te stellen van de uitvoering daarvan. De deelnemer is dan in staat de uitvoering van de opdracht te controleren. In het tweede lid wordt vervolgens aangegeven dat indien de beheerder een bevestiging van de uitvoering van de opdracht ontvangt van een derde, de beheerder de deelnemer daarvan in kennis dient te stellen uiterlijk op de eerste werkdag na ontvangst van de bevestiging van deze derde. De beheerder hoeft de deelnemer niet in kennis te stellen van de uitvoering van de opdracht tot inschrijving of terugbetaling van rechten van deelneming indien de derde de deelnemer reeds daarvan in kennis heeft gesteld. In het vijfde lid is uitgewerkt welke informatie de kennisgeving dient te bevatten.

Het derde lid verwerkt artikel 24, derde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. De bepaling is alleen relevant voor een situatie waarin een beheerder periodiek voor een deelnemer opdrachten uitvoert. In die situatie kan de desbetreffende beheerder onverwijld na uitvoering van de opdracht tot inschrijving of terugbetaling van deelnemingsrechten de deelnemer in kennis stellen van de uitvoering van de opdracht (eerste lid) of de beheerder kan de informatie ten minste eenmaal per zes maanden verstrekken aan de deelnemer.

Het vierde lid verwerkt artikel 24, vierde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Indien een deelnemer daarom verzoekt dient een beheerder informatie te verschaffen waaruit de deelnemer kan opmaken wat de status is van zijn opdracht.

Het vijfde lid verwerkt artikel 24, tweede lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. De kennisgeving dient de informatie te bevatten die in dit lid wordt genoemd. De bewoordingen «voorzover van toepassing» geven aan dat het kan zijn dat genoemde informatie voor bepaalde opdrachten niet beschikbaar is. In dat geval is er geen verplichting tot het opnemen van die informatie in de kennisgeving. Onder de aard van de opdracht wordt verstaan een opdracht tot inschrijving of terugbetaling van deelnemingsrechten.

Artikel 126e

Artikel 126e is gebaseerd op de artikelen 4:59b, tweede lid, en 4:59e, tweede lid, van de wet en verwerkt artikel 27, eerste en tweede lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU.

Artikel 126f

Artikel 126f is gebaseerd op de artikelen 4:59b, tweede lid, en 4:59e, tweede lid, van de wet en verwerkt artikel 28, eerste en tweede lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Op grond van dit artikel is het onder bepaalde voorwaarden toegestaan een order van een icbe samen te voegen met een transactie voor eigen rekening of met een andere order van een icbe of cliënt. Indien een beheerder een order samenvoegt met andere orders van icbe’s of cliënten en de samengevoegde order slechts ten dele wordt uitgevoerd, wijst hij de desbetreffende transactie toe overeenkomstig zijn ordertoewijzingsbeleid.

Artikel 126g

Artikel 126g is gebaseerd op de artikelen 4:59b, tweede lid, en 4:59e, tweede lid, van de wet en verwerkt artikel 28, derde en vierde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU.

Artikel 126h

Artikel 126h verwerkt artikel 29 van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:59b, tweede lid, van de wet. De in dit artikel opgenomen norm wordt aangeduid als de inducement-norm en is voor beleggingsondernemingen opgenomen in artikel 168a van het Bgfo.

Het eerste lid vult het in artikel 4:59b van de wet opgenomen vereiste dat een beheerder zich op loyale, billijke en professionele wijze inzet voor de icbe nader in. Het eerste lid bepaalt dat een beheerder geen beloning of vergoeding, in welke vorm dan ook, mag verschaffen of ontvangen die niet noodzakelijk is voor het beheren van beleggingen of administratie van de desbetreffende icbe of dit mogelijk maakt. Beloningen of vergoedingen die noodzakelijk kunnen zijn voor het beheren van beleggingen zijn bijvoorbeeld bewaarloon, afwikkelings- en beursvergoedingen, wettelijke heffingen of juridische kosten.

In het tweede lid is artikel 29, eerste lid, onderdelen a en b, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU verwerkt. Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing indien de beloningen of vergoedingen worden verschaft door of aan de icbe. Op grond van het tweede lid, aanhef en onderdeel b, onder 1°, is het verbod eveneens niet van toepassing indien de beloning of vergoeding wordt verschaft door of aan een derde en op uitvoerige, accurate en begrijpelijke wijze mededeling wordt gedaan van het bestaan, de aard en het bedrag van de beloning of vergoeding aan de icbe voordat tot het beheren van beleggingen of administratie ten behoeve van de icbe wordt overgegaan. Op grond van het tweede lid, aanhef en onderdeel b, onder 2°, geldt de voorwaarde dat de verschaffing van een beloning of vergoeding de kwaliteit van het beheer van de beleggingen of de administratie ten behoeve van de icbe ten goede moet komen en dat de beloning of vergoeding geen afbreuk mag doen aan de op de beheerder rustende verplichting om zich in te zetten voor de belangen van de icbe. Deze voorwaarden gelden cumulatief.

In geval een persoon optreedt namens de icbe of een derde, geldt het bepaalde in het tweede lid voor degene die namens de icbe of derde optreedt.

Het derde lid strekt ter implementatie van artikel 29, tweede lid, van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Het biedt beheerders de mogelijkheid om de transparantieverplichting van het tweede lid in samengevatte vorm te verstrekken. Essentiële voorwaarden mogen hierin echter niet ontbreken, opdat de deelnemers nog altijd een goed inzicht wordt geboden in de regelingen voor beloningen of vergoedingen die van invloed zouden kunnen zijn op de verhouding tussen de beheerder en de icbe. De uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU stelt bovendien het vereiste dat een beheerder desgevraagd nadere bijzonderheden dient te verstrekken aan de deelnemer, en deze verplichting vervolgens ook nakomt. Het is hiertoe noodzakelijk dat de deelnemer op de hoogte wordt gesteld door de beheerder van de mogelijkheid om te kunnen verzoeken om nadere informatie, zodat deze norm eveneens is opgenomen in het derde lid.

Artikel 126i

Dit artikel verwerkt artikel 23, eerste en tweede lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de wet. In het belang van de icbe’s en de integriteit van de markt dient een beheerder bij de selectie en het continue monitoren van beleggingen de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen. De beheerder dient eveneens voldoende kennis en begrip te hebben van de activa waarin de door hem beheerde icbe’s beleggen.

Artikel 126j

Artikel 126j verwerkt artikel 22, derde lid, van de uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de wet.

De waardering van de deelnemingen in icbe’s dient op billijke, correcte en transparante wijze te geschieden. Daarvoor zijn billijke, correcte en transparante prijsbepalingsmodellen en waarderingssystemen nodig. Tevens dient de beheerder aan te tonen dat de deelnemingen in door hem beheerde icbe’s correct zijn gewaardeerd.

AO

Het betreft een tekstuele wijziging.

AP

Artikel 131, tweede lid, verwerkt artikel 58, tweede lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61 van de wet. Een feeder-icbe belegt ten minste 85 procent van haar beheerd vermogen in een master-icbe. Het tweede lid bepaalt hoe de overige maximaal vijftien procent van het beheerd vermogen kan worden belegd, namelijk in één of meer van de volgende beleggingsmogelijkheden: financiële derivaten die alleen mogen worden gebruikt met het doel risico af te dekken (onderdeel a); roerende en onroerende zaken (bedrijfsmiddelen) voor eigen gebruik (onderdeel b) en liquide middelen in afwachting van een (her)belegging of met het oog op de liquiditeit die het open-end karakter vereist (onderdeel c).

AQ

Het huidige eerste lid van artikel 133 en het ingevoegde tweede en derde lid, verwerken de artikelen 41, tweede lid, en 45 van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU. Op grond van artikel 45, eerste lid, dient een beheerder tenminste jaarlijks de AFM mededeling te doen van de tot de activa van de door hem beheerde instelling voor collectieve belegging in effecten behorende soorten financiële derivaten, de onderliggende risico’s, de kwantitatieve begrenzingen en de methodes die zijn gekozen om de aan transacties in deze financiële instrumenten verbonden risico’s te ramen. De verplichting dat aan de AFM tenminste jaarlijks hiervan mededeling wordt gedaan, is verwerkt in artikel 133, eerste lid. Artikel 133, derde lid (nieuw) verwerkt artikel 41, tweede lid, van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU en bepaalt dat het totale risico van een icbe ten minste dagelijks moet worden berekend. Op grond van het nieuwe achtste lid heeft de AFM de bevoegdheid om technische voorschriften te stellen voor de wijze van berekening van het totale risico van de icbe. De artikelen 41 en 42 van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU zullen worden opgenomen in de Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft. Artikel 43 van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU betreffende de berekening van het tegenpartijrisico zal eveneens in de Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft worden opgenomen.

Artikel 133, vierde lid (nieuw), verwerkt artikel 58, tweede lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de wet. Een feeder-icbe loopt mogelijk een dubbel risico met betrekking tot financiële derivaten. Enerzijds via haar eigen belegging in financiële derivaten, bedoeld in artikel 131, tweede lid, onderdeel a, en anderzijds via een eventuele belegging in financiële derivaten van de master-icbe waar zij in deelneemt. Om het totale risico in financiële derivaten van de feeder-icbe te berekenen moet deze dan ook rekening houden met het risico dat de master-icbe loopt met betrekking tot financiële derivaten. Dit betekent dat de feeder-icbe haar eigen risico met betrekking tot financiële derivaten moet combineren met ofwel het reële risico dat de master-icbe loopt ofwel het potentiële totale maximumrisico dat de master-icbe in financiële derivaten mag aangaan. Deze risico’s van de master-icbe worden meegenomen in de berekening naar evenredigheid van de belegging van de feeder-icbe in rechten van deelneming in de master-icbe.

AR

Dit artikel verwerkt artikel 39, zesde lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de wet. Met dit artikel wordt aan verkrijgende instellingen voor collectieve belegging in effecten de gelegenheid gegeven om gedurende een overgangsperiode van zes maanden hun beleggingsactiviteiten in overeenstemming te brengen met de artikelen 134 tot en met 139 van het Bgfo.

AS

De wijziging van artikel 145 verwerkt artikel 82 van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de wet. Artikel 145 bepaalt dat de essentiële beleggersinformatie of wijzigingen in de essentiële beleggersinformatie altijd ter kennisgeving naar de AFM dient te worden gezonden.

AT
Artikel 147a

Artikel 147a verwerkt artikel 59 van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de wet. In afwijking van artikel 139, eerste lid, kan het beheerde vermogen van een icbe voor meer dan twintig procent worden belegd in een bepaalde master-icbe indien de AFM daarmee heeft ingestemd. Aangezien dit een afwijking is van de spreidingsregels zoals opgenomen in artikel 139, eerste lid, is voorafgaande instemming van de AFM vereist. De afwijking van de spreidingsregels is gerechtvaardigd omdat de feeder-icbe alleen mag beleggen in een andere icbe, de master-icbe, die op haar beurt onderworpen is aan de spreidingsregels. Derhalve voldoet de feeder-icbe indirect aan de spreidingsregels. De vereiste instemming van de AFM dient ter bescherming van de deelnemers in de feeder-icbe. De instemming van de AFM is alleen vereist voor de eerste belegging waardoor de feeder-icbe de grenzen voor het beleggen in een andere beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 139, eerste lid, overschrijdt. Voor alle toekomstige beleggingen in de master-icbe is geen instemming meer vereist. De AFM neemt een besluit omtrent instemming binnen vijftien werkdagen na ontvangst van de aanvraag tot instemming. De AFM kan pas een besluit nemen na ontvangst van alle gegevens. De termijn van vijftien werkdagen begint derhalve pas te lopen vanaf het moment dat alle gegevens door de AFM zijn ontvangen.

Het tweede lid bepaalt dat de AFM met de aanvraag instemt, indien de beheerder aantoont dat de feeder-icbe, haar bewaarder, haar accountant en de master-icbe zullen voldoen aan het bepaalde ingevolge de artikelen 4:57a tot en met 4:57c, 4:61a en 4:61b van de wet en het bepaalde in paragraaf 10.3.2.1.

Daartoe dient de icbe-beheerder de gegevens, bedoeld in het derde lid, te verstrekken. Deze gegevens dienen te worden verstrekt in het Nederlands of in een taal die door de AFM is goedgekeurd.

Artikel 147b

Artikel 147b verwerkt de artikelen 60, eerste lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de Wft. Het eerste lid bepaalt dat de feeder-icbe en de master-icbe een overeenkomst tot informatie-uitwisseling aangaan. De aanduiding in de herziene richtlijn beleggingsinstellingen dat deze overeenkomst wordt gesloten alvorens de feeder-icbe meer dan twintig procent van haar beheerd vermogen in de master-icbe belegt, wordt in de tekst achterwege gelaten. Deze aanduiding is niet nodig omdat artikel 147a, eerste lid, bepaalt dat het beheerde vermogen van een icbe pas voor meer dan twintig procent kan worden belegd in een bepaalde master-icbe nadat de AFM daarmee heeft ingestemd. Artikel 147a, derde lid, bepaalt dat de overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen de master-icbe en de feeder-icbe bij de aanvraag van instemming van de AFM moet worden gevoegd. Hieruit blijkt dat de overeenkomst moet zijn gesloten voordat meer dan twintig procent van het beheerde vermogen is belegd in de master-icbe.

De overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen de feeder-icbe en de master-icbe is nodig om te waarborgen dat een feeder-icbe alle informatie van de master-icbe krijgt die zij nodig heeft om de belangen van haar deelnemers te behartigen. Om deze reden is in het tweede lid opgenomen dat de overeenkomst in ieder geval moet bepalen dat de master-icbe alle informatie aan de feeder-icbe verschaft die de feeder-icbe nodig heeft om aan de op haar van toepassing zijnde regels te voldoen. De overeenkomst tot uitwisseling van informatie wordt op grond van het derde lid kosteloos beschikbaar gesteld aan de deelnemers in de feeder-icbe.

Een dergelijke overeenkomst is niet noodzakelijk als de feeder-icbe en de master-icbe worden beheerd door dezelfde beheerder. In dat geval kan worden volstaan met de interne bedrijfsvoeringsregels van de beheerder. De bedrijfsvoeringsregels dienen te waarborgen dat informatie-uitwisseling plaatsvindt tussen de feeder-icbe en de master-icbe zodat de feeder-icbe kan voldoen aan de regels die ingevolge de wet worden gesteld. Het vijfde lid geeft aan dat onverminderd het tweede lid de overeenkomst tussen de feeder-icbe en de master-icbe respectievelijk de interne bedrijfsvoeringsregels voorzien in het bepaalde in bijlage J.

De bijlage verwerkt de artikelen 8 tot en met 13 en 15 tot en met 19 van Richtlijn 2010/42/EU van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie ten aanzien van sommige bepalingen betreffende fusies van fondsen, master-feederconstructies en de kennisgevingsprocedure (PbEU 2010, L 176) (hierna: richtlijn 2010/42). Omdat deze richtlijn gedetailleerde regels bevat waarin de overeenkomst tot uitwisseling van informatie en de interne bedrijfsvoeringsregels moeten voorzien, zijn deze opgenomen in een bijlage.

Artikel 147c

Artikel 147c en de onderdelen 3.1 en 4.1 in bijlage J verwerken de artikelen 24 en 27 van richtlijn 2010/42. Het artikel is gebaseerd op de artikelen 4:57b, vierde lid, en 4:57c, vijfde lid, van de wet. Artikel 4:57b, eerste lid, van de wet schrijft voor dat, in het geval de master-icbe en de feeder-icbe verschillende bewaarders hebben, deze bewaarders onderling een overeenkomst tot uitwisseling van informatie aangaan. Artikel 4:57c, eerste lid, van de wet regelt hetzelfde in het geval de master-icbe en de feeder-icbe verschillende accountants hebben. Omdat het gaat om een grote hoeveelheid gedetailleerde regels over de inhoud van de overeenkomst tot uitwisseling van informatie zijn de gegevens die dienen te worden opgenomen in die overeenkomsten opgenomen in een bijlage.

Artikel 147d

Artikel 147d, eerste en tweede lid, verwerkt artikel 14 van richtlijn 2010/42/EU en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de wet. Indien zowel de feeder-icbe als de master-icbe haar zetel in Nederland heeft, is het Nederlands recht van toepassing en regelt de overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen de feeder-icbe en de master-icbe dat de Nederlandse rechter exclusief wordt aangewezen als bevoegde rechter. Indien de feeder-icbe en de master-icbe hun zetel in verschillende lidstaten hebben, wordt in de overeenkomst een keuze gemaakt welk recht van toepassing is en, daaraan verbonden, de rechter aan wie exclusief geschillen over de overeenkomst worden voorgelegd. Redactioneel sluit de formulering van artikel 147d zoveel mogelijk aan bij de terminologie die wordt gebruikt in artikel 8, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Het derde en vierde lid verwerken de artikelen 25 en 28 van richtlijn 2010/42. In deze leden wordt het toepasselijk recht geregeld en de bevoegde rechter voor geschillen over overeenkomsten tussen de bewaarders en de accountants van de feeder-icbe en de master-icbe. Het toepasselijk recht voor deze overeenkomsten komt overeen met het recht dat van toepassing is op de overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen de feeder-icbe en de master-icbe (derde lid). Indien geen overeenkomst tot uitwisseling van informatie is gesloten maar interne bedrijfsvoeringsregels van toepassing zijn, voorziet de overeenkomst tussen de bewaarders respectievelijk de overeenkomst tussen de accountants erin dat het recht van de lidstaat van de zetel van de feeder-icbe of het recht van de lidstaat van de zetel van de master-icbe bij uitsluiting van toepassing is (vierde lid). Ook voor deze overeenkomsten geldt dat de rechter van de lidstaat waarvan het recht van toepassing is op de overeenkomst, wordt aangewezen voor de kennisneming van geschillen welke naar aanleiding van de overeenkomst ontstaan of zullen ontstaan.

Artikel 147e

Artikel 147e verwerkt artikel 26 van richtlijn 2010/42 en is gebaseerd op artikel 4:57a, tweede lid, van de wet. Dit artikel bepaalt welke onregelmatigheden de bewaarder van de master-icbe in ieder geval moet melden aan de AFM, de feeder-icbe, of, indien van toepassing, de beheerder en bewaarder van de feeder-icbe. De aangegeven onregelmatigheden zijn niet limitatief. Er kunnen nog andere onregelmatigheden worden geconstateerd die de bewaarder dient te melden aan de AFM.

Artikel 147f

Artikel 147f verwerkt artikel 64 van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de Wft. Dit artikel bepaalt dat indien een icbe voornemens is minimaal 85 procent van haar beheerd vermogen in rechten van deelneming in een master-icbe of een feeder-icbe voornemens is haar rechten van deelneming te beleggen in een andere master-icbe zij haar deelnemers dient te informeren. Deze voornemens houden een fundamentele wijziging van het beleggingsbeleid in. Immers, een icbe mag slechts tot twintig procent van haar beheerd vermogen beleggen in een andere beleggingsinstelling (zie artikel 139, eerste lid). Indien een «gewone» icbe zich omvormt tot een feeder-icbe wordt minimaal 85 procent van het beheerd vermogen belegd in een andere icbe (de master-icbe). Een dergelijke wijziging kan grote gevolgen hebben voor de deelnemers van de icbe. Hetzelfde geldt voor het voornemen van een feeder-icbe om haar rechten van deelneming te gaan beleggen in een andere master-icbe. De deelnemers moeten dan ook voldoende geïnformeerd worden over de gevolgen van de omzetting van een «gewone» icbe in een feeder-icbe en van het voornemen van een feeder-icbe om haar rechten van deelneming te beleggen in een andere master-icbe. De deelnemers kunnen dan beslissen of zij hun deelneming in de icbe willen handhaven of hun deelnemingsrechten ter inkoop of terugbetaling willen aanbieden. Welke informatie een icbe respectievelijk feeder-icbe aan haar deelnemers moet verstrekken is opgenomen in het eerste lid. Deze informatie moet op grond van het tweede lid worden verstrekt ten minste dertig dagen voor de datum waarop de icbe voornemens is minimaal 85 procent van haar beheerd vermogen in de desbetreffende master-icbe te beleggen of de datum waarop de feeder-icbe zal gaan beleggen in een andere master-icbe. Het derde lid bepaalt dat een icbe respectievelijk feeder-icbe (onder de definitie van icbe valt ook een feeder-icbe vandaar dat in de leden twee, vier en vijf wordt gesproken van icbe) ook daadwerkelijk die dertig dagen moet wachten alvorens over te gaan tot de belegging in de desbetreffende master-icbe. Deelnemers in de icbe kunnen die dertig dagen gebruiken om een oordeel te vormen over de omzetting van de icbe in een feeder-icbe respectievelijk het voornemen van een feeder-icbe om te gaan beleggen in een andere master-icbe en om eventueel binnen deze periode uit te treden. Als deelnemers kiezen om uit te treden en hun rechten van deelneming ter inkoop of terugbetaling aan te bieden mag de icbe respectievelijk de feeder-icbe geen andere kosten dan desinvesteringskosten aan de deelnemers in rekening brengen.

Het zesde en zevende lid verwerken artikel 7 van de richtlijn 2010/42/EU. In het zesde lid is bepaald dat de icbe informatie over het voornemen, bedoeld in het eerste lid, aan haar deelnemers in plaats van schriftelijk – op papier – op een andere duurzame drager (bijvoorbeeld via email) kan verstrekken indien dit past binnen de context van de relatie met de deelnemer en de deelnemer, wanneer deze voor de keuze wordt gesteld tussen informatie op papier of op een andere duurzame drager, hier uitdrukkelijk toestemming voor geeft. Het gebruik van een andere duurzame drager is onder deze cumulatieve voorwaarden toegestaan.

Het begrip toestemming geeft aan dat de deelnemer uitdrukkelijk zijn keuze voor een andere duurzame drager moet hebben gemaakt.

Het zevende lid bepaalt dat informatieverstrekking via elektronische mededelingen (emailberichten) voor de toepassing van dit artikel wordt geacht te passen in de context waarin de icbe respectievelijk haar beheerder met de deelnemer zaken doet of gaat doen, indien door de icbe bewezen is dat de deelnemer regelmatig toegang heeft tot internet. Dit wordt als bewezen aangemerkt indien de deelnemer een e-mailadres aan de icbe respectievelijk de beheerder opgeeft om zaken te doen. Dit kan ook impliciet blijken uit de betrekkingen die de cliënt met de icbe heeft. De zinsnede «in ieder geval» biedt de icbe ruimte om met andere bewijzen aan te tonen dat de deelnemer regelmatig toegang heeft tot internet. Voor de betekenis van duurzame drager wordt verwezen naar artikel 1:1 van de Wft en artikel 49 van het Bgfo.

De icbe hoeft haar deelnemers niet rechtstreeks te informeren, maar kan de informatie ook verstrekken door deze aan de bewaarder of aan bijvoorbeeld een beleggingsonderneming of een andere derde die beleggingsdiensten verleent door te geven mits gewaarborgd is dat alle deelnemers de informatie tijdig ontvangen.

Artikel 147g

Artikel 147g verwerkt artikel 63, vierde lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de Wft. Dit artikel regelt de verplichting van een feeder-icbe om in alle relevante informatie te vermelden dat zij ten minste 85 procent van haar beheerd vermogen belegt in rechten van deelneming in een master-icbe. De zinsnede «relevante informatie» betekent dat de feeder-icbe in bijvoorbeeld reclame-uitingen op radio of televisie niet hoeft te vermelden dat zij tenminste 85 procent van haar beheerd vermogen belegt in rechten van deelneming in een master-icbe. Artikel 147g dient ter bescherming van de deelnemers in de feeder-icbe. De deelnemers moeten kennis kunnen nemen van de specifieke kenmerken van de master-feeder structuur.

Artikel 147h

Artikel 147h verwerkt artikel 63, derde en vijfde lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de Wft. Het eerste lid bepaalt dat een feeder-icbe het prospectus en de essentiële beleggersinformatie van haar master-icbe alsmede het jaarverslag en halfjaarverslag van de master-icbe aan de AFM zendt. Deze informatie over de master-icbe is noodzakelijk voor de AFM om adequaat toezicht te kunnen uitoefenen op de feeder-icbe. Een feeder-icbe belegt ten minste 85 procent van haar beheerd vermogen in een master-icbe, waardoor de beleggingen in de master-icbe van grote invloed zijn op de (resultaten en de risico’s van de) feeder-icbe.

Het tweede lid bepaalt dat een feeder-icbe tevens kosteloos een afschrift van het prospectus, het jaarverslag en het halfjaarverslag van de master-icbe op verzoek aan de deelnemers moet verstrekken. Vanwege de grote invloed van de master-icbe op de feeder-icbe moeten deelnemers in de feeder-icbe een goed beeld kunnen krijgen van de risico’s verbonden aan de belegging in de master-icbe.

Artikel 147i

Artikel 147i verwerkt artikel 63, tweede lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de Wft. Op grond van het eerste lid moet het jaarverslag van een feeder-icbe een verklaring bevatten met betrekking tot de totale kosten van de feeder-icbe en de master-icbe. Onder totale kosten wordt de Total Expanse Ratio (TER) verstaan, die elke beleggingsinstelling op grond van artikel 123, eerste lid, van het Bgfo moet opnemen in de toelichting op de balans en de winst- en verliesrekening. Dit is van belang vanwege het specifieke beleggingsbeleid en de kosten die gemaakt worden bij de master-icbe die van invloed kunnen zijn op de rendementen van de feeder-icbe. Het tweede lid bepaalt dat het jaarverslag en de halfjaarcijfers van een feeder-icbe vermelden waar het jaarverslag en de halfjaarcijfers van de master-icbe verkrijgbaar zijn. Het jaarverslag en de halfjaarcijfers van de master-icbe kunnen immers relevante informatie bevatten voor de deelnemers van de feeder-icbe.

Artikel 147j

Artikel 147j verwerkt artikel 60, tweede lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de Wft. Een verschil in het tijdstip van berekening en publicatie van de intrinsieke waarde van de feeder-icbe en de master-icbe kan ertoe leiden dat deelnemers op verschillende momenten – direct dan wel indirect – worden geïnformeerd over de intrinsieke waardeontwikkeling in dezelfde icbe, hetgeen tot market timing kan leiden wat arbitrage kan uitlokken. Als bijvoorbeeld de feeder-icbe als eerste een intrinsieke waarde publiceert zegt dit indirect iets over de intrinsieke waardeontwikkeling van de master-icbe waarover de overige deelnemers in de master-icbe nog niet geïnformeerd zijn. Een feeder-icbe en een master-icbe dienen derhalve te voorkomen dat hun deelnemers op verschillende tijdstippen worden geïnformeerd over de intrinsieke waarde van de deelnemingen door het treffen van maatregelen om op die manier het tijdstip van de berekening en de publicatie van de intrinsieke waarde te coördineren.

Artikel 147k

Artikel 147k verwerkt artikel 65, eerste lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de Wft. Op grond van dit artikel moet een feeder-icbe de werkzaamheden van een master-icbe controleren teneinde de belangen van haar deelnemers te behartigen. Hierbij kan de feeder-icbe zich in beginsel baseren op informatie die zij ontvangt van de master-icbe, diens beheerder, bewaarder of accountant. Dit is alleen anders als de feeder-icbe reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van deze informatie. In een dergelijk geval moet zij nader onderzoek doen naar de juistheid van de door of namens de master-icbe verstrekte informatie.

Artikel 147l

Artikel 147l verwerkt artikel 65, tweede lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de Wft. Het artikel bepaalt dat elke beloning of vergoeding in verband met een belegging in rechten van deelneming van een master-icbe ten gunste komt van de activa van de feeder-icbe. Het maakt hierbij niet uit wie de beloning of vergoeding int, de feeder-icbe, diens beheerder of een derde die namens één van beiden optreedt. Ook is niet van belang in welke vorm de beloning of vergoeding wordt verstrekt. Dit om te voorkomen dat de beloning of vergoeding onder een andere noemer niet aan de activa van de feeder-icbe wordt toegevoegd. Het kan gaan om bijvoorbeeld een distributieprovisie of commissie.

Artikel 147m

Artikel 147m verwerkt artikel 66, eerste lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de Wft. Het artikel regelt dat een master-icbe de AFM onmiddellijk in kennis stelt van de identiteit van elke feeder-icbe die in haar rechten van deelneming belegt. Indien de master-icbe haar zetel heeft in Nederland en de feeder-icbe een zetel heeft in een andere lidstaat, stelt de Autoriteit Financiële Markten de toezichthoudende instantie van de lidstaat van de zetel van de feeder-icbe in kennis van de belegging, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 147n

Artikel 147n verwerkt artikel 66, derde lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de Wft. Om te waarborgen dat een feeder-icbe over alle, voor haar belegging in de master-icbe relevante, informatie beschikt bepaalt dit artikel dat een master-icbe alle informatie die zij uit enige hoofde beschikbaar moet houden, tevens beschikbaar houdt voor een feeder-icbe die in de master-icbe belegt of, indien van toepassing, haar beheerder, alsmede voor de AFM, de bewaarder en de accountant van de desbetreffende feeder-icbe.

Artikel 147o

Artikel 147o verwerkt artikel 66, tweede lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:61, eerste lid, van de wet. De master-icbe mag geen inschrijvings- of inkoopkosten in rekening brengen voor de belegging door de feeder-icbe in haar rechten van deelneming of voor de vervreemding daarvan om te voorkomen dat deelnemers in de feeder-icbe dubbel worden belast met deze kosten, zowel op het niveau van de feeder-icbe als op het niveau van de master-icbe.

Artikel 147p

Artikel 147p verwerkt artikel 20 van richtlijn 2010/42 en is gebaseerd op artikel 4:61a, vijfde lid, van de wet. Wanneer de master-icbe besluit tot een liquidatie, heeft de feeder-icbe drie verschillende mogelijkheden die worden genoemd in artikel 4:61a van de wet:

  • 1. Het voornemen om het vermogen te beleggen in een andere master-icbe. Dit wordt nader geregeld in het eerste lid, onderdeel a. Met dit voornemen dient de AFM in te stemmen omdat dit leidt tot een fundamentele wijziging van het beleggingsbeleid. Daartoe moet de feeder-icbe een aanvraag van instemming bij de AFM indienen, tezamen met het voorgenomen gewijzigde fondsreglement dan wel de gewijzigde statuten, het gewijzigde prospectus, de gewijzigde essentiële beleggersinformatie en de andere documenten, bedoeld in artikel 147a, derde lid, onderdelen c tot en met g. Deze laatste documenten moeten ook aan de AFM worden verstrekt wanneer een feeder-icbe (voor het eerst) wordt opgericht.

  • 2. Het voornemen om de feeder-icbe om te vormen tot een icbe, niet zijnde een feeder-icbe. Dit wordt nader geregeld in het eerste lid, onderdeel b. Dit voornemen behoeft eveneens instemming van de AFM. Daartoe dient de feeder-icbe een aanvraag van instemming in te dienen bij de AFM, tezamen met de wijziging van het fondsreglement, dan wel de gewijzigde statuten van de icbe, het gewijzigde prospectus en de gewijzigde essentiële beleggersinformatie.

  • 3. De feeder-icbe kan ook overgaan tot liquidatie. Hiervoor is geen instemming van de AFM nodig. De feeder-icbe dient de AFM wel in kennis te stellen van het voornemen om tot liquidatie over te gaan (artikel 147p, eerste lid, onderdeel c). Artikel 147p, derde lid, bepaalt dat de feeder-icbe haar deelnemers onverwijld informeert over het voornemen tot liquidatie.

De feeder-icbe moet de aanvraag van instemming, bedoeld in artikel 147p, eerste lid, onderdeel a of b, binnen twee maanden na de datum van de bekendmaking van het voornemen tot liquidatie van de master-icbe aan de AFM zenden. Indien de periode tussen de bekendmaking en de aanvang van de liquidatie van de master-icbe meer dan vijf maanden bedraagt, dan dient de feeder-icbe, op grond van het tweede lid, de aanvraag van instemming met het gewijzigde beleid uiterlijk binnen drie maanden voor de aanvang van de voorgenomen liquidatie te zenden aan de AFM.

Artikel 147q

Artikel 147q verwerkt artikel 21 van richtlijn 2010/42 en is gebaseerd op artikel 4:61a, vijfde lid, van de wet. Dit artikel regelt de verplichtingen van de AFM bij een wijziging van het beleggingsbeleid van de feeder-icbe als gevolg van een liquidatie van een master-icbe. De AFM moet binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag van instemming, bedoeld in artikel 147p, eerste lid, onderdeel a of b, een besluit nemen. Deze korte termijn is noodzakelijk omdat na ontvangst van de aanvraag nog slechts één maand resteert tot de liquidatie van de master-icbe. De periode van 15 dagen begint echter pas te lopen wanneer de aanvraag volledig is, dat wil zeggen dat alle vereiste documenten in goede orde zijn ontvangen. Wanneer de AFM geen instemming verleent voorafgaand aan de datum van liquidatie van de master-icbe, dan zal de feeder-icbe ook worden geliquideerd (zie artikel 4:61a, derde lid, van de wet).

De feeder-icbe dient de master-icbe te informeren over een besluit van de AFM op de aanvraag van instemming (tweede lid). Voor de master-icbe is dit van belang omdat zij zekerheid moet hebben over de gevolgen van haar liquidatie.

Het derde lid regelt dat een feeder-icbe die voornemens is 85 procent van haar beheerd vermogen te beleggen in deelnemingsrechten van een andere master-icbe zo spoedig mogelijk maatregelen neemt om te voldoen aan artikel 147f. Dit betreft de informatie die de feeder-icbe aan haar deelnemers moet verstrekken. Tevens bepaalt artikel 147f, vierde lid, dat de feeder-icbe dertig dagen moet wachten na het verstrekken van die informatie voordat de feeder-icbe mag beleggen in de (nieuwe) master-icbe. Dit houdt verband met het recht van de deelnemers om gedurende dertig dagen hun rechten van deelneming ter inkoop of terugbetaling aan te bieden vanwege de wijziging van het beleggingsbeleid. Indien de termijn tot de aanvang van de liquidatie van de master-icbe kort is, kan dit ertoe leiden dat de feeder-icbe nog een periode moet wachten na de liquidatie van de oude master-icbe voordat het kan beleggen in de nieuwe master-icbe. Het is immers theoretisch mogelijk dat de AFM pas vijftien dagen voor de liquidatie van de master-icbe instemt met de aanvraag om te beleggen in de nieuwe master-icbe. Daarna moet de feeder-icbe de informatie verstrekken aan haar deelnemers, waarna er nog dertig dagen gewacht moet worden voordat de feeder-icbe meer dan twintig procent van haar beheerd vermogen kan beleggen in de nieuwe master-icbe.

Artikel 147q, vierde lid, stelt regels met betrekking tot de uitbetaling van liquidatieopbrengsten door de master-icbe aan de feeder-icbe met het oog de op handen zijnde liquidatie, voordat de feeder-icbe zal gaan beleggen in rechten van deelneming in een andere master-icbe of zich zal omzetten in een icbe, niet zijnde een feeder-icbe. De AFM dien in een dergelijke situatie in te stemmen met de uitbetaling van de liquidatieopbrengsten. De voorwaarden voor de instemming zijn opgenomen in het vierde lid. Het uitgangspunt is dat de opbrengsten aan de feeder-icbe worden uitbetaald in contanten. Uitbetaling in de vorm van activa in natura (dat wil zeggen in rechten van deelneming), is mogelijk wanneer de feeder-icbe dit wenst, de overeenkomst met betrekking tot informatie-uitwisseling tussen de feeder-icbe en de master-icbe dit toelaat en het besluit tot liquidatie van de master-icbe daarin voorziet. Dan ontstaat de vraag wat de feeder-icbe met het vrijgekomen vermogen kan doen. De AFM heeft immers nog niet ingestemd met het gewijzigde beleggingsbeleid. Het vierde lid, onderdeel b, regelt dat het herbeleggen van de contanten mogelijk is met het oog op een efficiënt contantenbeheer. Deze bepaling voorkomt dat de feeder-icbe niets met het vermogen kan doen waardoor grote verliezen voor de deelnemers kunnen ontstaan. Het vijfde lid bepaalt vervolgens dat indien de liquidatieopbrengsten worden uitbetaalt in activa in natura, de feeder-icbe altijd het recht heeft de overgedragen activa in natura te verzilveren. Hiervoor is geen voorafgaande instemming van de AFM vereist.

Artikel 147r

Artikel 147r verwerkt artikel 22, van richtlijn 2010/42 en is gebaseerd op artikel 4:61b, vierde lid, van de wet. Artikel 147r stelt regels met betrekking tot de feeder-icbe in geval van een fusie of splitsing van de master-icbe. In dat geval zijn er voor de feeder-icbe de volgende mogelijkheden:

  • 1. De feeder-icbe blijft beleggen in dezelfde master-icbe. Het tweede lid bepaalt dat hiervan sprake is wanneer de master-icbe de verkrijgende icbe is bij de voorgenomen fusie of de feeder-icbe deelnemer wordt van een uit een splitsing voortkomende icbe die materieel niet afwijkt van de «oude» master-icbe.

  • 2. De feeder-icbe deelnemer wordt in een andere master-icbe die voortkomt uit de voorgenomen fusie of splitsing van de master-icbe. Het derde lid bepaalt dat hiervan sprake is wanneer de master-icbe bij de fusie niet de verkrijgende icbe is, of de master-icbe die bij de opsplitsing ontstaat (sterk) afwijkt van de oorspronkelijke master-icbe.

  • 3. De feeder-icbe zet zich om in een icbe, niet zijnde een feeder-icbe.

  • 4. De feeder-icbe kan overgaan tot liquidatie.

Voor de situaties onder 1 tot en met 3 geldt dat de AFM daarmee dient in te stemmen. Daartoe dient de feeder-icbe binnen een maand nadat zij over de voorgenomen fusie of splitsing door de master-icbe is geïnformeerd (artikel 4:61b, derde lid) een aanvraag van instemming in bij de AFM. Deze aanvraag van instemming gaat, voor zover van toepassing, vergezeld met een aanvraag van instemming met het gewijzigde fondsreglement dan wel gewijzigde statuten, het gewijzigde prospectus en essentiële beleggersinformatie, en de informatie genoemd in artikel 147a, derde lid, onderdelen c tot en met g.

Het vierde lid bepaalt dat indien de master-icbe meer dan vier maanden voor de beoogde ingangsdatum van de fusie of splitsing informatie aan de feeder-icbe over de voorgenomen fusie of splitsing heeft verstrekt, de feeder-icbe de gegevens, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk drie maanden voor de beoogde ingangsdatum van de fusie of splitsing van de master-icbe zendt aan de AFM.

Op grond van het vijfde lid dient de feeder-icbe haar deelnemers en de master-icbe onverwijld te informeren over haar voornemen tot liquidatie.

Artikel 147s

Artikel 147s verwerkt artikel 23 van richtlijn 2010/42 en is gebaseerd op artikel 4:61b, vierde lid, van de wet. De AFM dient binnen vijftien werkdagen na ontvangst van alle gegevens een besluit te nemen op de aanvraag van instemming, bedoel in artikel 147r, eerste lid, onderdeel a, b, of c. De feeder-icbe dient de master-icbe te informeren over een besluit van de AFM op de aanvraag van instemming (tweede lid). Verder stelt dit artikel regels over de opbrengsten van de inkoop of terugbetaling door de feeder-icbe van haar rechten van deelneming in de master-icbe. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 147q.

Artikel 147t

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:62b, derde lid, van de wet en verwerkt artikel 39, tweede lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen. De verdwijnende icbe met zetel in Nederland verstrekt de AFM het gemeenschappelijk fusievoorstel, een recente versie van het prospectus en de essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende icbe indien deze een zetel heeft in een andere lidstaat. Verder wordt aan de AFM een verklaring van elk van de bewaarders van de betrokken icbe’s verstrekt waarin de bewaarder bevestigt dat bepaalde gegevens die in het fusievoorstel zijn opgenomen (bijvoorbeeld het soort fusie en de betrokken icbe’s, de beoogde ingangsdatum van de fusie) in overeenstemming zijn met het fondsreglement of de statuten van de desbetreffende icbe. Tenslotte wordt aan de AFM de informatie over de voorgenomen fusie verstrekt die de verdwijnende icbe en de verkrijgende icbe aan hun deelnemers willen verstrekken.

Deze informatie wordt verstrekt in de Nederlandse taal en, indien van toepassing, de officiële taal van de lidstaat van de zetel van de verkrijgende icbe of in een andere taal die door de AFM en de toezichthoudende instantie van de betrokken lidstaat is goedgekeurd.

Artikel 147u

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:62e, tweede lid, van de wet en verwerkt artikel 40, eerste lid, tweede alinea, en tweede lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen.

Het gemeenschappelijk fusievoorstel bevat in ieder geval de in dit artikel genoemde informatie. Daarnaast kunnen de verdwijnende icbe en de verkrijgende icbe besluiten om andere informatie in het gemeenschappelijk fusievoorstel op te nemen.

Artikel 147v

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:62e, tweede lid, van de wet en vloeit voort uit artikel 41 van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen. De bewaarder van elke icbe die bij de fusie is betrokken, gaat na of de gegevens in het gemeenschappelijk fusievoorstel over het soort fusie, de betrokken icbe’s, de beoogde ingangsdatum van de fusie en de regels die van toepassing zijn op de overdracht van activa, respectievelijk de omruiling van rechten van deelneming, in overeenstemming zijn met het ingevolge de wet bepaalde en met, het fondsreglement of de statuten van de desbetreffende icbe.

Artikel 147w

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:62g, vierde lid, van de wet en verwerkt artikel 43, derde lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen. In dit artikel is opgenomen welke informatie over de voorgenomen fusie aan de deelnemers van de betrokken icbe’s dient te worden verstrekt. De verdwijnende of verkrijgende icbe mag echter in verband met de voorgenomen fusie relevante informatie toevoegen.

Aan de deelnemers van de betrokken icbe’s dient informatie over de voorgenomen fusie te worden verstrekt zodat de deelnemers met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen met betrekking tot de mogelijke gevolgen ervan voor hun beleggingen en de deelnemers hun rechten op grond van de artikel 4:62h van de wet kunnen uitoefenen.

Het tweede lid verwerkt artikel 5 van richtlijn 2010/42/EU. Het tweede lid bepaalt dat aan de deelnemers van de verdwijnende icbe een actuele versie van de essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende icbe wordt verstrekt. Tevens wordt de essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende icbe verstrekt aan de deelnemers van de verkrijgende icbe indien de essentiële beleggersinformatie is gewijzigd met het oog op de voorgenomen fusie.

Indien aan het begin van het document met informatie over de voorgenomen fusie een samenvatting van de hoofdpunten van het fusievoorstel is opgenomen, wordt de icbe niet van de verplichting ontheven om in de rest van het document het gebruik van lange of technische toelichtingen te vermijden (artikel 4, achtste lid, van richtlijn 2010/42/EU).

Op de wijze van verstrekking van de informatie aan de deelnemers is artikel 147f, zesde en zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 147x

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:62g, vierde lid, van de wet en verwerkt artikel 4, eerste en tweede lid, van richtlijn 2010/42/EU. In het eerste lid is aangegeven welke gegevens de informatie, bedoeld in artikel 147w, eerste lid, onderdeel b, omvat en dient te worden verstrekt aan de deelnemers van de verdwijnende icbe. In het tweede lid is aangegeven dat de informatie, bedoeld in artikel 147w, eerste lid, onderdeel b, aan de deelnemers van de verkrijgende icbe tevens een toelichting omvat of de beheerder van de verkrijgende icbe verwacht dat de fusie enig materieel effect op de portefeuille van de verkrijgende icbe zal hebben en of het voornemen bestaat een herschikking van de portefeuille door te voeren voordat of nadat de fusie ingaat.

Artikel 147y

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:62g, vierde lid, van de wet en verwerkt artikel 4, derde en vierde lid, van richtlijn 2010/42/EU. De informatie, bedoeld in artikel 147w, eerste lid, onderdeel d, die aan de deelnemers van zowel de verdwijnende als verkrijgende icbe dient te worden verstrekt omvat informatie over hoe zal worden omgegaan met alle nog te ontvangen inkomsten in de icbe’s en op welke wijze het verslag van de accountant kan worden verkregen. Indien in het gemeenschappelijk fusievoorstel is aangegeven dat de fusie zal plaatsvinden met een bijbetaling als bedoeld in artikel 4:62a, onderdeel a of b, wordt informatie verstrekt over die bijbetaling en onder meer over wanneer en op welke wijze deelnemers van de verdwijnende icbe de bijbetaling zullen ontvangen.

Artikel 147z

Artikel 147z is gebaseerd op artikel 4:62g, vierde lid, van de wet en verwerkt artikel 4, vijfde en zesde lid, van richtlijn 2010/42/EU. Artikel 147z geeft aan welke informatie aan de deelnemers van zowel de verdwijnende als verkrijgende icbe dient te worden verstrekt met betrekking tot de procedurele aspecten rondom het nemen van een besluit tot fusie en over de beoogde ingangsdatum van de fusie.

Artikel 147aa

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:62g, vierde lid, van de wet en verwerkt artikel 4, zevende lid, van richtlijn 2010/42/EU. In aanvulling op de informatie die op grond van de artikelen 147w, 147x, eerste lid, 147y en 147z dient te worden verstrekt aan de deelnemers van een verdwijnende icbe omvat de te verstrekken informatie over de voorgenomen fusie aan de deelnemers van een verdwijnende icbe de in artikel 147aa beschreven informatie.

Artikel 147bb

Artikel 147bb is gebaseerd op artikel 4:62g, vierde lid, van de wet en verwerkt artikel 3 van de richtlijn 2010/42/EU. Dit artikel bepaalt dat de informatie over de voorgenomen fusie voldoet aan de behoeften van de deelnemers van de verdwijnende icbe die geen voorafgaande kennis over de kenmerken en de bedrijfsvoering van de verkrijgende icbe hebben. De verdwijnende icbe wijst haar deelnemers op het belang de essentiële beleggersinformatie te lezen. De aan de deelnemers van de verkrijgende icbe te verstrekken informatie is vooral gericht op de potentiële gevolgen van de voorgenomen fusie voor de verkrijgende icbe.

Bij een voorgenomen grensoverschrijdende fusie licht de icbe met zetel in Nederland in begrijpelijke taal alle termen en procedures betreffende de andere icbe toe die verschillen van die welke in Nederland worden gebruikt.

Artikel 147cc

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:62g, vierde lid, van de wet en verwerkt artikel 6 van de richtlijn 2010/42/EU. Nieuwe (potentiële) deelnemers dienen dezelfde informatie over de voorgenomen fusie te ontvangen als bestaande deelnemers van de betrokken icbe’s. In dit artikel is bepaald dat aan een ieder, die rechten van deelneming in de verdwijnende of verkrijgende icbe koopt of daarop inschrijft of verzoekt om het fondsreglement of de statuten, het prospectus of essentiële beleggersinformatie van een van de betrokken icbe’s, dezelfde informatie wordt verstrekt over de voorgenomen fusie tot de dag waarop de fusie van kracht wordt.

Artikel 147dd

Dit artikel is gebaseerd op artikel 4:62g, vierde lid, van de wet en verwerkt artikel 43, vierde lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen. Indien de beheerder van een verdwijnende icbe of een verkrijgende icbe met zetel in Nederland de notificatieprocedure op grond van de artikelen 2:123 en 2:124a van de wet heeft gevolgd en rechten van deelneming in een door hem beheerde icbe met zetel in Nederland aanbiedt in een andere lidstaat verstrekt de desbetreffende icbe de informatie over de voorgenomen fusie aan haar bestaande deelnemers in de officiële taal van die andere lidstaat of in een door de toezichthoudende instantie van die andere lidstaat goedgekeurde taal. De icbe die de informatie moet verstrekken is verantwoordelijk voor de vertaling. De vertaling vertoont een getrouwe weergave van het origineel.

AU

Aangezien de bijlagen zijn verletterd is in artikel 171 bijlage I vervangen door bijlage K.

AV

Dit betreft een tekstuele aanpassing.

AW

Bijlage G verwerkt de artikelen 30 tot en met 37 van uitvoeringsrichtlijn 2010/43/EU.

In deze bijlage is aangegeven welke aanvullende gegevens dienen te worden opgenomen in de overeenkomst inzake beheer en bewaring tussen een bewaarder en een beheerder indien de bewaarder is gevestigd in een andere lidstaat dan de beheerder.

AX

In artikel 4:47, derde en vierde lid, van de wet is de termijn van drie maanden vervangen door de termijn van een maand waarna wijzigingen in voorwaarden, waardoor bijvoorbeeld het beleggingsbeleid van de beleggingsinstelling wordt gewijzigd, kunnen worden ingevoerd. In de onderdelen 3.4. en 3.5. van bijlage I (nieuw) is derhalve ook de termijn van een maand opgenomen.

In de onderdelen 5.11. en 5.12. is het percentage van 95 procent vervangen door 85 procent zodat de master-feeder structuur voor een beleggingsinstelling, niet zijnde een icbe, aansluit bij de master-feeder structuur voor icbe’s.

In bijlage I vervallen verder de onderdelen 6.10., 6.11. en 9. (gegevens over het behaalde rendement van de beleggingsinstelling). Deze onderdelen schrijven voor dat de actuele kosten gerelateerd aan de intrinsieke waarde (TER) en de rendementsweergave moeten worden opgenomen in het prospectus. Deze bepalingen zijn overbodig omdat dezelfde informatie ook moet worden weergegeven in het jaarverslag en in de essentiële beleggersinformatie. Zie voor het jaarverslag de artikelen 122, eerste lid, onderdeel c, en 123, eerste lid, onderdeel i, van het Bgfo en voor de essentiële beleggersinformatie de artikelen 10 en 15 tot en met 19 van de Verordening essentiële beleggersinformatie. Het is echter niet nodig om deze gegevens in drie verschillende documenten op te nemen. Het ligt dan ook voor de hand om niet langer voor te schrijven dat deze gegevens dienen te worden opgenomen in het prospectus omdat het prospectus als meer statisch wordt gezien en bovendien voor overige gegevens niet jaarlijks behoeft te worden gewijzigd. Het schrappen van deze onderdelen leidt tot een vermindering van de nalevingskosten voor de beheerders van beleggingsinstellingen.

In bijlage I wordt een onderdeel 5.20. toegevoegd. Onderdeel 5.20. verwerkt artikel 63 van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen en is gebaseerd op artikel 4:49, eerste lid, onderdeel e. Artikel 63, eerste lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen schrijft voor dat een feeder-icbe in het prospectus bepaalde informatie moet opnemen ten aanzien van de master-feeder structuur. Deze informatie is opgenomen in dit nieuwe onderdeel van bijlage I (nieuw). De feeder-icbe moet extra informatie opnemen in het prospectus, zoals het vermelden wat de master-feeder structuur inhoudt, namelijk een belegging van ten minste 85 procent van het beheerd vermogen in deelnemingsrechten in een master-icbe. Daarnaast moet de feeder-icbe vermelden dat de beleggingsdoelstelling en het beleggingsbeleid van de feeder-icbe en de master-icbe gelijk zijn. Mochten deze van elkaar afwijken dan moet worden aangegeven in welke mate en waarom. Omdat de feeder-icbe in belangrijke mate afhankelijk is van de master-icbe moet de feeder-icbe ook informatie aan haar deelnemers verstrekken over deze master-icbe. Zij moet de structuur uitleggen en aangeven wat de beleggingsdoelstelling en het beleggingsbeleid van de master-icbe is. Bovendien moet aangegeven worden hoe deelnemers van de feeder-icbe het prospectus van de master-icbe kunnen verkrijgen. Het prospectus van de feeder-icbe moet een samenvatting bevatten van de overeenkomst tussen de feeder-icbe en de master-icbe, bedoeld in artikel 147b, eerste lid. Daarnaast moet de feeder-icbe aangeven op welke wijze deelnemers informatie kunnen verkrijgen over deze overeenkomst alsmede over de master-icbe. Omdat een master-feeder structuur minder doorzichtig is voor de deelnemers, met name ook voor wat betreft kosten die ten laste van (de deelnemers in) de feeder-icbe worden gebracht, is bepaald dat in het prospectus van de feeder-icbe een beschrijving moet worden opgenomen van alle kosten die de feeder-icbe op grond van de belegging in de master-icbe voor haar rekening moet nemen. Ook moeten de totale (gecombineerde) kosten van de master-icbe en feeder-icbe worden opgenomen. Tenslotte dient in het prospectus een beschrijving te worden opgenomen van eventuele fiscale gevolgen van het beleggen in deelnemingsrechten van de master-icbe.

AY

In bijlage J zijn de artikelen 8 tot en met 13, 15 tot en met 19, 24 en 27 van richtlijn 2010/42/EU verwerkt.

De onderdelen 1.1. tot en met 1.6. hebben betrekking op de informatie die in de overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen een feeder-icbe en een master-icbe dient te worden opgenomen. Deze onderdelen verwerken de artikelen 8 tot en met 13 van de richtlijn 2010/42/EU.

De onderdelen 2.1. tot en met 2.5. bepalen waarin de regels met betrekking tot de bedrijfsvoering van de beheerder, die waarborgen dat uitwisseling van informatie plaatsvindt tussen de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten en de master-instelling voor collectieve belegging in effecten, dienen te voorzien. De onderdelen 2.1. tot en met 2.5. verwerken de artikelen 15 tot en met 19 van richtlijn 2010/42/EU.

Onderdeel 3.1. heeft betrekking op de inhoud van de overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen de bewaarder van de master-icbe en de bewaarder van de feeder-icbe. Dit onderdeel verwerkt artikel 24 van de richtlijn 2010/42/EU.

Onderdeel 4.1. heeft betrekking op de inhoud van de overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen de accountant van de master-instelling voor collectieve belegging in effecten en de accountant van de feeder-instelling voor collectieve belegging in effecten. Dit onderdeel verwerkt artikel 27 van uitvoeringsrichtlijn 2010/42/EU.

AZ

Dit betreft een tekstuele wijziging.

Artikel V

A

Dit onderdeel heeft betrekking op de wijzigingen in de artikelen 65 en 66 met betrekking tot de vervanging van de financiële bijsluiter door essentiële beleggersinformatie met betrekking tot de deelnemingsrechten in een bestaande beleggingsinstelling.

Op grond van artikel 118, tweede lid, van de herziene richtlijn beleggingsinstellingen dient uiterlijk op 1 juli 2012 het vereenvoudigd prospectus (dat in het Bgfo financiële bijsluiter wordt genoemd) te zijn vervangen door de essentiële beleggersinformatie. Een aanbieder van deelnemingsrechten in een nieuwe beleggingsinstelling dient een document met essentiële beleggersinformatie op te stellen. Indien een aanbieder de financiële bijsluiter van een beleggingsinstelling heeft vervangen door essentiële beleggersinformatie zijn de artikelen met betrekking tot de essentiële beleggersinformatie eveneens van toepassing. Indien voor een beleggingsinstelling voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit een financiële bijsluiter is opgesteld mag tot 1 juli 2012 de financiële bijsluiter worden gebruikt. Op deze financiële bijsluiter blijft het ingevolge de artikelen 65 en 66 van het Bgfo bepaalde, zoals dit luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit, van toepassing. Bovendien dient de AFM tot 1 juli 2012 eveneens het vereenvoudigd prospectus te accepteren van icbe’s met zetel in een andere lidstaat waarin in Nederland deelnemingsrechten worden aangeboden.

B

Dit onderdeel regelt de situatie dat indien sprake is van overtreding van de artikelen 65 en 66 van het Bgfo zoals deze luidden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit, de AFM tot drie jaren na de dag waarop de overtreding is begaan haar handhavingsbevoegdheden (zoals het geven van een aanwijzing of het opleggen van een bestuurlijke boete) kan aanwenden. De situatie kan zich bijvoorbeeld voordoen dat een aanbieder van deelnemingsrechten in een beleggingsinstelling artikel 66, tweede lid, van het Bgfo met betrekking tot de inhoud van de financiële bijsluiter heeft overtreden en dat deze overtreding door de AFM pas wordt ontdekt na inwerkingtreding van dit besluit. Zonder deze overgangsbepaling zou de AFM niet kunnen optreden tegen een dergelijke overtreding. Op grond van dit artikel kan de AFM haar handhavingsbevoegdheden ook na inwerkingtreding van dit besluit aanwenden.

De Minister van Financiën,

J. C. de Jager

BIJLAGE

Transponeringstabel I

Implementatie van richtlijn nr. 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (herschikking) (PbEU L 302).

Richtlijn

Wft

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuzen bij de invulling van de beleidsruimte

Artikel 1 lid 2 2e alinea

Artikel 1:1, definitie van subfonds, 1:13, lid 6

Nvt

Nvt

Artikel 1 lid 3 onder b

Artikel 1:1

Nvt

Nvt

Artikel 2 lid 1 onder e

Behoeft geen implementatie, volgt uit de systematiek van de wet.

Nvt

Nvt

Artikel 2 lid 1 onder m, p, q, r

Artikel 1:1, 4:62a

Nvt

Nvt

Artikel 2 lid 5

Artikel 1:1, definitie gekwalificeerde deelneming, 5:45

Nvt

Nvt

Artikel 4

Artikel 1:13

Nvt

Nvt

Artikel 5 lid 1 en 2

Behoeft geen implementatie (artikel 2:65, 2:67, 2:69)

Nvt

Nvt

Artikel 5 lid 3

Artikel 1:13, 4:59, 4:60 lid 3

Nvt

Nvt

Artikel 5 lid 4 1e alinea aanhef onder a en b

Artikel 2:72

Nvt

Nvt

Artikel 5 lid 4 2e alinea

Artikel 1:102

lid 4

Nvt

Nvt

Artikel 5, lid 4, 3e en 4e alinea

Behoeft geen implementatie (artikel 2:67, 4:10)

Nvt

Nvt

Artikel 5 lid 6

Artikel 4:26 en artikel 91 Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 5 lid 7

Artikel 1:109b

Nvt

Nvt

Artikel 6 lid 1

Artikel 2:65 lid 1 en 2

Nvt

Nvt

Artikel 12 lid 1

Artikel 3:17 lid 3 en (4:14)

Nvt

Nvt

Artikel 13 lid 1 aanhef, onder a

Artikel 38a lid 1 Bgfo

(artikel 4:16, 1.3. van bijlage I Bgfo)

Nvt

Nvt

Artikel 15

Artikel (4:14 lid 2 onder c), 4:17, (4:61)

Nvt

Nvt

Artikel 16 lid 1, 1e alinea

Artikel 2:122, 2:122a, 2:123

Nvt

Nvt

Artikel 16, lid 1, 2e alinea

Artikel 2:123

Nvt

Nvt

Artikel 16, lid 3

Artikel 2:72, 2:122, 2:122a, 4:59 lid 1

 

Nvt

Artikel 17 lid 1

Artikel 2:122 lid 1

Nvt

Nvt

Artikel 17 lid 2 onder b

Artikel 2:122 lid 2 + artikel 57 Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft

Nvt

Nvt

Artikel 17, lid 3, 1e en 3e alinea

Artikel 2:124 lid 4

Nvt

Nvt

Artikel 17 lid 4 t/m 8

Artikel 2:124 lid 4, 4:8 en 4:12, en artikel 92 Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 17, lid 9, 2e alinea

Artikel 1:61

lid 3

Nvt

Nvt

Artikel 18, lid 1 aanhef en onder b

Artikel 2:122a lid 2 en artikel 57a Besluit Markttoegang

Nvt

NVt

Artikel 18 lid 2, 3e en 4e alinea

Artikel 2:122a

Nvt

Nvt

Artikel 18 lid 3 en 4

Artikel 1:61 lid 3, 4:8, 4:12, 4:26, artikel 92a Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 19

3:53 lid 1, 3:57 lid 1, 4:8, Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 20

Artikel 1:60a, 2:72

 

Nvt

Artikel 21 lid 2 1e en 2e alinea

Behoeft geen implementatie (artikel 1:74)

Nvt

Nvt

Artikel 21 lid 2 3e alinea

Artikel 1:58

Nvt

Nvt

Artikel 21 lid 3 t/m 5

Artikel 1:58, (1:59)

Nvt

Nvt

Artikel 21 lid 6

(3:46 Algemene wet bestuursrecht)

Nvt

Nvt

Artikel 21, lid 8 en 9

Artikel (1:59), 1:71

Nvt

Nvt

Artikel 22, lid 1

Behoeft geen implementatie (artikel 4:42)

Nvt

Nvt

Artikel 22, lid 3 onder a, d en e

Artikel 116 onderdeel g Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 23 lid 1 en 2

Artikel 4:9, 4:57, 3:17 lid 3, 3:53 lid 1

Nvt

Nvt

Artikel 23 lid 4 t/m 6

Artikel 116 en 116a Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 27 3e alinea

Behoeft geen implementatie (artikel 4:40)

Nvt

Nvt

Artikel 29 lid 2

Behoeft geen implementatie (artikel 1:102)

Nvt

Nvt

Artikel 33 lid 2

Artikel 3:17

lid 3

Nvt

Nvt

Artikel 33 lid 4 t/m 6

Artikel (4:43) en 4:57 lid 2, artikelen 116 en 116a

Nvt

Nvt

Artikel 37

Artikel 1:13

lid 6

Nvt

Nvt

Artikel 38

Artikel 4:62a

Nvt

Nvt

Artikel 39, lid 1, lid 3 t/m 5

Artikel 4:62b, 4:62c en 4:62d

Nvt

Nvt

Artikel 39,

lid 2 en 6

Artikel 142, 147t Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 40

Artikel 4:62e, artikel 147u Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 41

Artikel 147v

Nvt

Nvt

Artikel 42

Artikel 4:62f

De richtlijn biedt de keuze om de bewaarder of de accountant de juistheid van de gegevens te laten onderzoeken

Gekozen is om de accountant de juistheid van de gegevens te laten onderzoeken,

Artikel 43 lid 1 en 2, 5 t/m 8

Artikel 4:62g

Nvt

Nvt

Artikel 43 lid 3

Artikel 147w Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 43 lid 4

Artikel 147dd Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 44

Artikel 2:317 lid 6 en 2:330 lid 1 BW

Nvt

Nvt

Artikel 45

Artikel 4:62h

Nvt

Nvt

Artikel 46

Artikel 4:62i

Nvt

Nvt

Artikel 47 lid 1 en 2

Artikel 4:62j lid 1 t/m 4 en 2:318 BW titel 4 boek 3 BW

Artikel 47 laat de bepaling van de datum waarop de fusie ingaat, over aan de wetgeving van de lidstaten

BW.

Artikel 47 lid 3

4:62j lid 5

Nvt

Nvt

Artikel 48 lid 1 t/m 3

Behoeft geen implementatie ( 2:309, 2:311 BW, titel 4 boek 3 BW)

Nvt

Nvt

Artikel 48 lid 4

Artikel 4:62k

Nvt

Nvt

Artikel 49

Artikel 1:13

lid 6

Nvt

Nvt

Artikel 50 lid 1 aanhef

Behoeft geen implementatie

(artikel 130 Bgfo)

Nvt

Nvt

Artikel 50 lid 3

Behoeft geen implementatie

(artikelen 131 en 132 Bgfo)

Nvt

Nvt

Artikel 51 lid 1 3e alinea

Behoeft geen implementatie

(artikel 133 lid 1 Bgfo)

Nvt

Nvt

Artikel 54 lid 3

Behoeft geen implementatie

(artikel 136 lid 2 jo. artikel 55 lid 3 onderdeel d Bgfo)

Nvt

Nvt

Artikel 56 lid 1 1e alinea

Behoeft geen implementatie

(artikel 140 lid 1 Bgfo)

Nvt

Nvt

Artikel 56 lid 2 1e alinea aanhef

Behoeft geen implementatie

(artikel 140 lid 2 Bgfo)

Nvt

Nvt

Artikel 58 lid 1

Artikel 1:1, definitie van feeder-icbe

Nvt

Nvt

Artikel 58 lid 2

Artikel 131 lid 2 Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 58 lid 3 en 4

Artikel 1:1, definitie van master-icbe

Nvt

Nvt

Artikel 59

Artikel 147a Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 60 lid 1

Artikel 147b Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 60 lid 2

Artikel 147j

Nvt

Nvt

Artikel 60 lid 3

Artikel 4:55b

Nvt

Nvt

Artikel 60 lid 4

Artikel 4:61a

Nvt

Nvt

Artikel 60 lid 5

Artikel 4:61b

Nvt

Nvt

Artikel 61 lid 1

Artikel 4:57b lid 1

Nvt

Nvt

Artikel 61 lid 2 en 3

Artikel 4:57a en 147e Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 62

Artikel 4:57c

Nvt

Nvt

Artikel 63 lid 1

Onderdeel 5.20 van bijlage I Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 63 lid 2

Artikel 147i Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 63 lid 3 en 5

Artikel 147h lid 1 en 2 Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 63 lid 4

Artikel 147g Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 64

Artikel 147f Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 65 lid 1

Artikel 147k Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 65 lid 2

Artikel 147l Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 66 lid 1

Artikel 147m Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 66 lid 2

Artikel 147o Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 66 lid 3

Artikel 147n Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 67

Artikel 1:59a

Nvt

Nvt

Artikel 68 lid 1

Behoeft geen implementatie

(artikel 4:49, 4:50 lid 2, en 4:51, 4:52 lid 1 en lid 2)

Nvt

Nvt

Artikel 69 lid 1 en 2

Artikel 4:49 lid 2 en 118 Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 70 lid 2 en 3

Behoeft geen implementatie (artikel 118, onderdelen 5.18 en 5.19 van bijlage I)

Nvt

Nvt

Artikel 71

Behoeft geen implementatie (Artikel 118, onderdelen 4.3 en 4.4. van bijlage I)

Nvt

Nvt

Artikel 72

Artikel 4:49 lid 3

Nvt

Nvt

Artikel 74

Artikel 4:51 lid 1 en 2

Nvt

Nvt

Artikel 75 lid 1 en 2

Behoeft geen implementatie (artikel 4:49 lid 1, 4:50, lid 2, 4:52 lid 3 en 120 lid 1 en 2 Bgfo)

Nvt

Nvt

Artikel 75 lid 3

Artikel 66a lid 2 onderdeel b en 118, onderdeel 4.2 van bijlage I

Nvt

Nvt

Artikel 77

Behoeft geen implementatie (artikel 4:19 en 52 lid 4 Bgfo)

Nvt

Nvt

Artikel 78 lid 1

Artikel 4:22, 4:62 lid 1 en 65 lid 2 Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 78 lid 2

Artikel 4:19 en 65 lid 2 Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 78 lid 3

Artikel 66a lid 1 en 3 Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 78 lid 4

Artikel 66a lid 2 Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 78 lid 5

Behoeft geen implementatie (artikel 4:19 lid 2)

Nvt

Nvt

Artikel 78 lid 6

Artikel 66a lid 4 Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 78 lid 7

Behoeft geen implementatie

Nvt

Nvt

Artikel 79 lid 1

Behoeft geen implementatie (artikel 4:19)

Nvt

Nvt

Artikel 79 lid 2

Artikel 66b Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 80

Artikel 65a lid 4 Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 81

Artikel 65a lid 1 Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 82 lid 1

Artikel 145 lid 1 Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 82 lid 2

Artikel 65a lid 1 Bgfo

Nvt

Nvt

Artikel 90

Behoeft geen implementatie (artikel 128 Bgfo)

Nvt

Nvt

Artikel 91

2:123 lid 5 en 2:124a, lid 3.

Nvt

Nvt

Artikel 92

Behoeft geen implementatie (artikel 4:62

lid 2)

Nvt

Nvt

Artikel 93

Artikel 2:123, 2:124a, 4:26 en 57b Besluit Markttoegang financiële ondernemingen Wft

Nvt

Nvt

Artikel 94

Artikel 4:62, lid 1

Nvt

Nvt

Artikel 94, lid 1, onder a

Artikel 50, lid 4, Bgfo

   

Artikel 94, lid 1, onder b

Artikel 4:62, lid 2 en 49, lid 2, onder c, Bgfo

   

Artikel 94, lid 1, onder c

Artikel 4:62, lid 3

   

Artikel 96

Behoeft geen implementatie (artikel 4:53)

Nvt

Nvt

Artikel 97

Behoeft geen implementatie (artikel 1:24 en 1:25)

Nvt

Nvt

Artikel 98

Behoeft geen implementatie (artikelen 1:52, 1:55, 1:56, 1:58, 1:59, Hoofdstuk 1.4)

Nvt

Nvt

Artikel 99 lid 1 en 3

Artikel 1:79,1:80, 1:81; afdeling 1.5.2.

Nvt

Nvt

Artikel 99 lid 2

Artikel 10, onder 5 en 12c Besluit bestuurlijke boetes financiële sector

Nvt

Nvt

Artikel 100

Artikel 4:17 lid 2 onderdeel a

Nvt

Nvt

Artikel 101 lid 1

Behoeft geen implementatie (artikel 1:51)

Nvt

Nvt

Artikel 101 lid 2 t/m 8

Artikel 1:51, lid 3 en 4, 1:51b lid 1 t/m 3, 1:55, lid 3, 1:56 lid 3, 1:56b, 1:58, 1:59, eerste lid, (1:90)

Nvt

Nvt

Artikel 102 lid 2 2e alinea

Behoeft geen implementatie (artikel 1:90)

Nvt

Nvt

Artikel 102 lid 5

Artikelen 1:90, 1:91, 1:92 en 1:93

Nvt

Nvt

Artikel 102 lid 5

Behoeft geen implementatie (artikelen 1:90, 1:91, 1:92 en 1:93)

Nvt

Nvt

Artikel 107 lid 1 en 2

(3:46 en 6:12 Algemene wet bestuursrecht)

Nvt

Nvt

Artikel 107 lid 3

Behoeft geen implementatie

Nvt

Nvt

Artikel 108 lid 1 1e alinea

Artikel 4:38

Nvt

Nvt

Artikel 108 lid 1 2e alinea, 4 t/m 6

Artikel 1:58

Nvt

Nvt

Artikel 108 lid 2

Artikel 1:61

Nvt

Nvt

Artikel 109 lid 2

Artikel 1:58

Nvt

Nvt

Artikel 109 lid 3 en 4

Artikel 1:51b lid 2 en 3

Nvt

Nvt

Artikel 110

Behoeft geen implementatie (artikel 1:55 lid 1, 1:56 lid 1)

Nvt

Nvt

Transponeringstabel II

Richtlijn 2010/42/EU van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie ten aanzien van sommige bepalingen betreffende fusies van fondsen, master-feeder constructies en de kennisgevingsprocedure (PbEU L 176)

Uitvoeringsrichtlijn 2010/42

Geïmplementeerd in de artikelen

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuzen bij de invulling van de beleidsruimte

Artikel 1

Behoeft geen implementatie

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 2

Artikel 1 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 3 lid 1

Artikel 147w lid 1 aanhef, 147bb lid 3 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 3 lid 2 en 3

Artikel 147bb lid 1 en 2 Bgfo

   

Artikel 4 lid 1 en 2

Artikel 147x Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 4 lid 3 en 4

Artikel 147y lid 1 en 2 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 4 lid 5 en 6

Artikel 147z lid 1 en 2 Bgfo

n.v.t.

n.v.t

Artikel 4 lid 7 en 8

Artikel 147w lid 3, 147aa Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 5

Artikel 147w lid 1 onderdeel f, en lid 2 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 6

Artikel 147cc Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 7

Artikel 147w, lid 4, 147f, lid 6 en 7 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 8

Artikel 1.1 bijlage J Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 9

Artikel 1.2 bijlage J Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 10

Artikel 1.3 bijlage J Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 11

Artikel 1.4 bijlage J Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 12

Artikel 1.5 bijlage J Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 13

Artikel 1.6 bijlage J Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 14

Artikel 147d lid 1 en 2 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 15

Artikel 2.1 bijlage J Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 16

Artikel 2.2 bijlage J Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 17

Artikel 2.3 bijlage J Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 18

Artikel 2.4 bijlage J Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 19

Artikel 2.5 bijlage J Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 20

Artikel 147p Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 21

Artikel 147q Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 22

Artikel 147r Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 23

Artikel 147s Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 24

Artikel 3.1 bijlage J Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 25

Artikel 147d lid 3 t/m 5 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 26

Artikel 147e Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 27

Artikel 4.1 bijlage J Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 28

Artikel 147d lid 3 t/m 5 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 29

Artikel 147f lid 6 en 7 Bgfo

n.v.t

n.v.t.

Artikel 30

Artikel 1:109b lid 1 onderdeel a, van de wet

n.v.t

n.v.t.

Artikel 31

Artikel 2:123 lid 3 van de wet

n.v.t

n.v.t.

Artikel 32

Artikel 2:124a lid 4 van de wet

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 33

Toelichting bij artikel 2:124a lid 4 van de wet

n.v.t.

n.v.t.

Transponeringstabel III

Richtlijn 2010/43/EU van de Europese Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie wat betreft organisatorische eisen, belangenconflicten, bedrijfsvoering, risicobeheer en inhoud van de overeenkomst tussen een bewaarder en een beheermaatschappij ( PbEU L 176)

Richtlijn 2010/43

Geïmplementeerd in de artikelen

Omschrijving beleidsruimte

Toelichting op de keuzen bij de invulling van de beleidsruimte

Artikel 1

Behoeft geen implementatie

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 2

Behoeft geen implementatie. Volgt uit de systematiek van de Wft

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 3

Behoeft geen implementatie (artikel 1 van de wet, artikel 1 Bgfo, artikel 1 Bpr)

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 4, lid 1 t/m 3

Artikel 30 lid 1 t/m 4 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 4, lid 4

Artikel 34a lid 1 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 4 lid 5

Artikel 30 lid 5 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 5, lid 1, 3 en 4

Artikel 31 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 5, lid 2

Artikel 38d lid 2 onderdeel e Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 6

Artikel 40 aanhef en onderdeel a en 42 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 7

Artikel 30 lid 4, 34b, 34c Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 8

Artikel 34a Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 9, lid 1 t/m 3, lid 5

31d Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 9, lid 4 en 6

Artikel 24b lid 2 Bpr, 31a, onderdeel d, 31c lid 2, onderdeel e, Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 10

Artikel 31c Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 11

Artikel 31a Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 12

Artikel 23 lid 7, 24b lid 3 t/m 5 Bpr

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 13 lid 1

Artikel 35c Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 13 lid 2, onderdeel a

Artikel 35d Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 13 lid 2, onderdelen b en c

Artikel 35e Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 13 lid 3

Artikel 35f Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 14

Artikel 34b lid 1 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 15

Artikel 34c Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 16

Artikel 34d Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 17

Artikel 4:59a lid 3 van de wet, 126a Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 18

Artikel 4:59a lid 3 van de wet, 126b Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 19

Artikel 35a Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 20

Artikel 35b Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 21

Artikel 126c Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 22 lid 1

Artikel 4:59 lid 1 van de wet, (artikel 83 lid 1 en 2 Bgfo)

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 22 lid 2

Artikel 4:59b lid 1 van de wet

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 22 lid 3

Artikel 126j Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 22 lid 4

(Artikel 83 lid 3 Bgfo)

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 23 lid 1 en 2

Artikel 126i lid 1 en 2 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 23 lid 3 en 4

Artikelen (34 lid 1 onderdeel b), 38a, lid 2 onderdelen e en f en lid 3 Bgfo, artikel 23 lid 1 Bpr

   

Artikel 24

Artikel 126d Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 25

Artikel 4:59c van de wet

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 26

Artikelen 4:59b en 4:59d van de wet

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 27

Artikel 126e Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 28 lid 1 en 2

Artikel 126f Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 28 lid 3 en 4

Artikel 126g Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 29

Artikel 126h Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 30

Bijlage G, onder 1, Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 31

Bijlage G, onder 2, Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 32

Artikel 116, onderdeel d, 116a,

Bijlage G, onder 3, Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 33

Bijlage G, onder 4, Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 34

Bijlage G, onder 5, Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 35

Bijlage G, onder 5, Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 36

Bijlage G, onder 5, Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 37

Bijlage G, onder 1, onderdelen e en f, Bgfo

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 38

Artikel 23 en 23g lid 1 Bpr (24b lid 2 en 4 Bpr)

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 39

Artikel 24b lid 1 Bpr

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 40

Artikel 23g lid 2 en 3 Bpr, 26 lid 4 en 5 (lid 3) Bpr

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 41

Artikel 133 lid 3 en 5 Bgfo en NR gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 42

NR gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 43

NR gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 44

Artikel 34a lid 3 t/m 5, 38a lid 2, onderdeel e, en 38a, lid 3, Bgfo (artikel 34 lid 1 onderdeel g en lid 3 Bgfo)

n.v.t.

n.v.t.

Artikel 45

Artikel 133 lid 1 en 2 Bgfo

n.v.t.

n.v.t.


X Noot
1

Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) (PbEU L 302).

X Noot
2

Richtlijn nr. 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 345).

X Noot
3

Richtlijn nr. 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van richtlijn 2001/34/EG (PbEU L 345).

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven