7 Terugkeerregeling voor Syrische vluchtelingen

Aan de orde is de voortzetting van het debat over een terugkeerregeling voor Syrische vluchtelingen.

De voorzitter:

Dan gaan we verder met het debat over een terugkeerregeling voor Syrische vluchtelingen. Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor haar antwoord in de eerste termijn. Ik wil met de leden afspreken, zoals eerder aangekondigd: twee interrupties in tweeën, kort en bondig. Dan kan iedereen tot zijn of haar recht komen.

Het woord is nu aan de staatssecretaris.

De beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dank, voorzitter. Vandaag is er een debat met uw Kamer over het landgebonden asielbeleid Syrië, mede naar aanleiding van een recente aanpassing van het asielbeleid Syrië in Denemarken.

Voor ik uw concrete vragen beantwoord, ga ik eerst in op de totstandkoming van het landenbeleid in het algemeen. Voor belangrijke herkomstlanden wordt landgebonden asielbeleid opgesteld. De ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken vormen een belangrijke basis voor het landgebonden asielbeleid. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de capaciteit om circa vijftien ambtsberichten per jaar op te stellen. Een ambtsbericht bevat feitelijke en objectieve landeninformatie. Het ambtsbericht zelf bevat geen conclusies ten aanzien van het vreemdelingenbeleid. Op basis van het ambtsbericht en andere relevante bronnen, stel ik, binnen de kaders van het internationaal asielrecht, het landgebonden asielbeleid op. Hierbij betrek ik de informatie over de algehele veiligheidssituatie, de positie van specifieke groepen en de rol van betreffende autoriteiten in het betreffende land of delen van het land. Indien het ambtsbericht aanleiding geeft voor een beleidsaanpassing, volgt een brief aan de Tweede Kamer, die ik vervolgens met uw Kamer bespreek. Op korte termijn ontvang ik het ambtsbericht Syrië van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Naast de landeninformatie van het ministerie van Buitenlandse Zaken gebruikt de IND in zijn dagelijkse beslispraktijk landeninformatie uit andere bronnen en eigen IND-landenreportages. Op mijn verzoek heeft de ACVZ (Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken) in het rapport Weten en wegen geadviseerd over het gebruik van deze landeninformatie in de asielpraktijk. In de kabinetsreactie van 2 juli 2020 is een uitgebreide reactie gegeven op dit advies en heb ik aangegeven welke aanbevelingen ik opvolg met als doel de transparantie, herleidbaarheid en eenduidigheid met betrekking tot de gebruikte landeninformatie bij de IND te verbeteren. Tijdens het overleg met uw Kamer op 24 september 2020 en in mijn opvolgende brieven aan uw Kamer van 18 november 2020 en 8 maart 2021 heb ik u uitgebreid nader geïnformeerd over het ACVZ-advies en de uitvoering van de daaraan gerelateerde motie van de leden Groothuizen en Voordewind inzake peerreview EASO en landeninformatieonderzoekers van immigratiediensten uit andere EU-lidstaten. Ik kan u ook melden dat de IND inmiddels aan alle toegezegde maatregelen opvolging heeft gegeven.

Dan nu het beleid voor Syrische vreemdelingen in Nederland, en vervolgens ga ik in op de ontwikkelingen in Denemarken. Voor het huidige landgebonden asielbeleid voor Syrië geldt het uitgangspunt dat mensen uit Syrië die vanuit het buitenland terugkeren, een reëel risico lopen op ernstige schade. Dit betekent dat een asielzoeker uit Syrië in Nederland in de regel een asielvergunning krijgt. Terugkeer is dus niet aan de orde, bevestig ik mevrouw Van der Werf. Uitzondering geldt voor de zogeheten 1F'ers of actieve aanhangers van het Syrische regime. Dit Nederlandse beleid is met name gestoeld op de ambtsberichten van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken.

Uit het meest recente algemeen ambtsbericht van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken van mei 2020 blijkt dat de algehele veiligheidssituatie en mensenrechtenschendingen die gepleegd worden door het Syrische regime en andere partijen, onverkort zorgwekkend zijn. De situatie in Syrië volg ik uiteraard nauwgezet. Of de situatie in Syrië weer veilig genoeg is om naartoe terug te keren, wordt door mij beoordeeld op basis van feiten uit objectieve bronnen over de situatie aldaar, waaronder dus de ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Ik heb het ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd om een nieuw algemeen ambtsbericht op te stellen over de situatie in Syrië. Het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken wordt vóór aanstaande zomer verwacht. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daarbij aangegeven dat het het Deense rapport over de situatie in Syrië zal betrekken bij het opstellen van het ambtsbericht. Dat antwoord geef ik aan de heer Eerdmans en de heer Wiersma. Aan de hand van de feiten in dat ambtsbericht zal ik beoordelen of het asielbeleid voor Syrië aanpassingen behoeft, maar ik loop daar niet op vooruit.

Ik zal uw Kamer vervolgens informeren over de vraag of er aanleiding bestaat het asielbeleid ten aanzien van Syrië te wijzigen. Bij de beoordeling van het landenbeleid wordt het beleid van de ons omringende lidstaten betrokken. Het Nederlandse asielbeleid voor Syrië is momenteel in lijn met het beleid dat door het merendeel van de andere EU-lidstaten wordt gevoerd. Denemarken heeft zijn landenbeleid ten aanzien van Syrië aangepast, zoveel is duidelijk geworden. Niet langer wordt voor elke Syrische vreemdeling een risico bij terugkeer zoals omschreven in artikel 3 van het EVRM aangenomen. In de zaken van Syriërs uit Denemarken die in Nederland asielbescherming vragen, zullen de geldende procedures worden gevolgd. In beginsel komt deze groep niet in aanmerking voor verblijf in Nederland. Deze zaken worden op basis van het uitgangspunt van het interstatelijk vertrouwensbeginsel overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat, en dat is Denemarken.

Net als Nederland is Denemarken lid van de Europese Unie en partij bij het Vluchtelingenverdrag en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, het EVRM. Op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag ik erop vertrouwen dat Denemarken geen asielzoeker zal doen terugkeren naar Syrië, zonder dat beoordeeld is of dit in strijd is met één van de refoulementverboden die zijn neergelegd in de zojuist genoemde verdragen. Er zijn mij geen concrete feiten en omstandigheden bekend waaruit zou blijken dat er aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de Deense asielprocedure bestaan. Als ik dan duid op tekortkomingen, dan kunnen die bijvoorbeeld zijn dat in de Deense asielprocedure ten aanzien van asielzoekers niet op zorgvuldige wijze zou kunnen worden vastgesteld of zij inderdaad in het Vluchtelingenverdrag en het EVRM genoemde risico's lopen als zij naar Syrië zouden moeten terugkeren.

Als een asielverzoek wordt afgewezen, dan wel als de eerder verstrekte vergunning wordt ingetrokken, kan de asielzoekende tegen deze afwijzing of intrekking in Denemarken in beroep gaan bij de Refugee Appeals Board. Dat is Deens. Ter illustratie kan erop worden gewezen dat in een aanzienlijk aantal zaken de Refugee Appeals Board in Denemarken heeft geoordeeld dat de intrekking in de betreffende individuele zaken geen stand heeft kunnen houden.

Als alle nationale Deense rechtsmiddelen zijn uitgeput, kan een vreemdeling zich nog vanuit Denemarken wenden tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, als hij of zij vindt dat Denemarken zijn mensenrechten heeft geschonden. Hiermee is een rechterlijke toets op asielbesluiten binnen het Deense stelsel voldoende gewaarborgd. Binnen de normatieve kaders van deze verdragen hebben lidstaten de ruimte om een eigen beleidsafweging te maken aan de hand van de voor hen beschikbare landeninformatie. Ik wil dan ook terughoudend zijn met het appreciëren van de Deense beleidskeuzes en de appreciatie daarvan door de Deense beroepsinstanties. Ik zie geen aanleiding om te veronderstellen dat Denemarken zich niet gebonden meer zou voelen aan de in voornoemde verdragen — dat zijn het Vluchtelingenverdrag en het EVRM — vastgelegde rechten.

De rol van Nederland als collega-lidstaat is dan ook echt anders dan de rol van bijvoorbeeld de Europese Commissie, want de Europese Commissie is hoeder van de verdragen, hoeder van het acquis. Dat is een andere rol dan die van een collega-lidstaat. Binnen die rolverdeling past het niet dat wij ons naast de Commissie scharen en oordelen over de beleidskeuze van Denemarken, want, zoals ik al zei: lidstaten hebben een eigen beleidsafweging te maken aan de hand van de voor hen beschikbare landeninformatie.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de staatssecretaris, omdat zij een wat uitgebreidere toelichting heeft willen geven. Die is nu afgerond?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja.

De voorzitter:

Dan geef ik eerst het woord aan de heer Eerdmans van JA21 en dan aan de heer Kuzu van DENK.

De heer Eerdmans (JA21):

Dank u, voorzitter. Ik liet de staatssecretaris even een punt zetten in dit blok. Ik zie hier een ontwikkeling. Ik denk dat de staatssecretaris het goed duidt dat Denemarken zich in zijn handelen niet te buiten gaat aan allerlei onrechtsstatelijke situaties. Dat geeft mij te denken dat u feitelijk wel positief aankijkt tegen de manier waarop Denemarken te werk gaat. U bent er in ieder geval niet zwaar tegen gekant. U wilt het nog even uitgezocht hebben en ons laten weten of dat voorbeeld wellicht kan worden gevolgd in Nederland. Ziet u, gelet op de vele partijen ter rechterzijde die dat gevoel ondersteunen en zeggen dat u daar haast mee moet maken, kans om zo snel mogelijk te bezien of Nederland is bereid om mensen uit Syrië inderdaad terug te sturen als dat veilig is? Wilt u daar haast mee maken?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik hoor verschillende vragen en opmerkingen van de kant van de heer Eerdmans. De vraag is natuurlijk of wij ons bemoeien met de situatie zoals Denemarken die schetst en daar ook naar handelt. Of dat voor Nederland ook een handelingsperspectief is? Wij baseren ons op het landenbericht en dat ambtsbericht van Buitenlandse Zaken — daarbij wordt ook gekeken naar de Deense situatie en hoe ze daartoe gekomen zijn — wordt hierbij betrokken. Tot die tijd geldt het landenbericht van 2020 dat we in Nederland hebben. Tot die tijd verandert er niks. Als Denemarken meent dat er sprake is van een andere situatie, dan is dat aan Denemarken. Dat de Europese Commissie maatregelen neemt — mevrouw Johansson is in actie gekomen — is omdat de Europese Commissie de hoeder is van de verdragen en meent dat zij op basis daarvan Denemarken moet aanspreken.

Het tweede deel van de vraag van de heer Eerdmans is, zo begrijp ik, of Nederland Syriërs terug gaat sturen naar Syrië. Heb ik dat goed begrepen, voorzitter? Was dat de vraag? Dan kom ik weer terug op hetgeen ik gezegd heb: op dit moment geldt in Nederland het landenbericht van 2020. Wij sturen geen Syriërs terug naar Syrië. Wij wachten het nieuwe landenbericht af en dan zien we wel wat daarvan de uitkomst is.

De heer Eerdmans (JA21):

Het gaat mij om dat afwachtende. Bent u niet van mening dat dat zo snel mogelijk moet worden gedaan? We hoeven ook geen maanden te wachten om te kijken of het deel van Syrië waarvoor ik gepleit heb, veilig is. Het lijkt mij voor iedereen zinnig om dat snel uit te zoeken. Mijn vraag is dus wanneer u komt met dat nieuwe bericht waarin staat of wij Syriërs wel of niet kunnen terugsturen naar de veilige delen van Syrië.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb gezegd dat het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken voor de zomer en zo snel mogelijk komt. Voor de zomer is best vlot. We hebben juni en half juli en dan begint de zomer. Over een week of zes of acht hebben wij dat landenbericht, althans dat is mijn inschatting als ik zeg: voor de zomer. Het is ongelofelijk belangrijk dat wij ons baseren op de gegevens van alle bronnen die daarvoor gebruikt worden. Het kan niet zo zijn dat ik persoonlijk denk: goh, het zou misschien wel kunnen. Ik ben geen autoriteit op dat gebied. Degenen die er verstand van hebben leveren gegevens aan. Op basis daarvan stelt Buitenlandse Zaken dit ambtsbericht op.

De heer Kuzu (DENK):

Het leek erop dat de staatssecretaris het Deense beleid eigenlijk verdedigde. Ik begrijp dat heel goed, want de houding van dit kabinet is dat het aan individuele lidstaten is om het asielbeleid vorm te geven. Overigens heeft Denemarken ook nog een opt-out binnen de Europese Unie op dit o zo belangrijke thema, waardoor het het draagvlak binnen Europa ook nog eens ondermijnt, maar dat even daargelaten. De staatssecretaris maakte procedurele opmerkingen, maar kan zij in plaats daarvan zeggen wat zij van het Deens beleid vindt? Ik kan mij namelijk niet aan de indruk onttrekken dat de staatssecretaris ook een mening heeft over wat bijvoorbeeld internationale mensenrechtenorganisaties aangeven over het Deense beleid.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Allereerst wil ik de opmerking van de heer Kuzu dat het lijkt alsof ik als staatssecretaris het Deense beleid verdedig, verre van mij werpen. Ik heb gezegd: een land heeft zijn eigen afwegingen in het landenbeleid, maar houdt zich aan de verdragen. Dat is hetgeen waarnaar ik kijk. Ik ga landen niet de maat nemen. Als ik Denemarken vandaag de maat neem of juist niet de maat neem, dan gaat een ander land mij de volgende keer de maat nemen of juist niet de maat nemen. Zo zit het niet in elkaar. We hebben wat dat betreft ook een interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat allereerst.

Kunt u het tweede deel van de vraag nog even herhalen?

De voorzitter:

Wat u van het beleid in Denemarken vindt.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja, wat ik van het beleid in Denemarken vind. Dat heb ik net eigenlijk gezegd. We hebben het Vluchtelingenverdrag, we hebben het EVRM en we hebben alle Europese verdragen, waar Denemarken inderdaad een bijzondere positie in heeft. Dat is zo. Dat geef ik toe in de richting van de heer Kuzu. Maar desalniettemin is het landenbeleid iets wat een land zelf kan invullen op basis van objectieve gegevens die daarvoor worden verstrekt. Het kan dat het ene land het net iets anders inschat dan het andere. In Nederland hebben wij de landenberichten, de ambtsberichten van Buitenlandse Zaken. Die worden vastgesteld op basis van een redelijk groot aantal objectieve bronnen. Wij hebben begrepen dat in dit geval ook de Deense situatie en wat Denemarken tot dat beleid heeft gebracht door Buitenlandse Zaken daarbij wordt betrokken. Ons landenbeleid is gebaseerd op die objectieve gegevens.

De heer Kuzu (DENK):

Mijn kritiek ziet ook niet op het landenbeleid van Nederland, want dat ziet er gewoon goed uit. Dat berust inderdaad op heel veel bronnen waarin ook heel duidelijk wordt aangegeven dat Syrië een onveilig land is. Tegelijkertijd is het zo dat Denemarken niet een klein beetje afwijkt van het landenbeleid van Nederland. Nee, het wijkt er enorm van af omdat het ook heel duidelijk aangeeft: Syrië is op dit moment veilig. Daardoor worden honderden mensen teruggestuurd, of hangt in ieder geval het dreigement dat ze terug moeten naar Syrië, boven het hoofd van heel veel Syrische gezinnen. Dat is dus geen kleine afwijking, maar een behoorlijke afwijking. Ik zou de staatssecretaris willen vragen waarom ze de kritiek van de Eurocommissaris, mevrouw Johansson, niet verder kan onderstrepen. Waarom zet ze die geen kracht bij, in plaats van te zeggen "ja, maar ik ga mijn collega niet bekritiseren"? Dat doen we volgens mij vaak genoeg als het bijvoorbeeld gaat over Hongarije of Polen. De afgelopen week hebben wij tijdens het mondelinge vragenuurtje nog een debat gevoerd over de pushbacks van Kroatië en andere landen. Daar mogen we toch kritiek op hebben? Daar kan de staatssecretaris toch kritiek op hebben?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Volgens mij herinnert de heer Kuzu zich nog goed dat ik mij vorige week in het debat over de pushbacks erover heb uitgelaten dat wat daar gebeurt, niet kan. Dat is helemaal niet goed. We spreken daar de mensen op aan. Je mag nooit twee verschillende dingen met elkaar vergelijken. Het is heel duidelijk dat het landenbeleid een zaak is die een land als Denemarken of welk ander land dan ook zelf bepaalt op basis van de gegevens — ik ga ervan uit dat dit objectieve gegevens zijn — die dat land heeft. Ik moet ook even rechtzetten wat de heer Kuzu zei, namelijk dat Syrië veilig is volgens Denemarken. Nee, Denemarken zegt dat sommige gedeelten van het land veilig zijn. Dat is een beoordeling door Denemarken, zoals Nederland op dit moment de beoordeling heeft dat Syrië een land is waar we geen mensen naartoe terugsturen. We wachten op de nieuwe beoordeling die we daarvan krijgen. Ik heb hier vorige week ook uitgebreid gesproken over de pushbacks. Daar kom ik niet op terug. Maar dit is de situatie: wij wachten op een nieuw ambtsbericht. Nederland zegt, en dat is het enige wat telt: voor Syriërs die wij in Nederland hebben, die in Nederland asiel hebben aangevraagd, geldt het landenbeleid. Daarvoor is het. In 2020 hebben wij in het landenbeleid gezegd dat Syriërs niet worden teruggestuurd. Dat is op dit moment de situatie.

De voorzitter:

Uw tweede interruptie, meneer Kuzu.

De heer Kuzu (DENK):

Eigenlijk miste ik een deel van het antwoord. Ik vroeg de staatssecretaris waarom zij zich niet schaart achter de kritiek van Eurocommissaris Johansson, in plaats van dat de staatssecretaris aangeeft dat Denemarken daar zelf over gaat.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

In het eerste gedeelte heb ik naar voren gebracht dat de Commissie de hoeder is van de verdragen. Vanuit die functie, het bewaken van het acquis van de Europese Unie, spreekt mevrouw Johansson, de Eurocommissaris, Denemarken aan. Dat is niet de positie die Nederland heeft. Nederland is een collega-lidstaat.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik heb twee vragen aan de staatssecretaris. Dank voor uw eerdere antwoorden. Mijn eerste vraag is: weet u hoeveel zaken er op dit moment voorliggen in Denemarken bij de Refugee Appeals Board? Hoeveel Syrische vluchtelingen in totaal zijn in Denemarken in aanmerking gekomen voor de vrijwillige terugkeer? Ik ben heel erg op zoek naar de verhouding en hoe u dit ziet in het kader van de effectiviteit voor het eventueel overnemen van dit beleid door Nederland. Dat is mijn eerste vraag.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Die gegevens heb ik hier niet. Wel kan ik tegen mevrouw Koekkoek zeggen dat er het afgelopen jaar in Denemarken in totaal iets van 1.650 asielzoekers zijn binnengekomen. Dat zijn dus alle asielzoekers die gekomen zijn. Ik weet dus niet hoeveel Syriërs dat geweest zijn en hoeveel asielzoekers uit andere landen. Ter vergelijking: in Nederland zitten we rond de 25.000.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank hiervoor. Ik was op zoek naar de verhouding omdat ik erachter wil komen hoe effectief het Deense beleid is, ook omdat we als lidstaten nog weleens van elkaar willen leren en ik heel benieuwd ben of Nederland van plan is in dit geval te leren van Denemarken, waarvan ik persoonlijk geen voorstander zou zijn.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Nederland heeft zijn eigen landenbeleid. Dat vragen we via een ambtsbericht aan Buitenlandse Zaken. De informatie die Buitenlandse Zaken gebruikt, is objectief. Daarvoor worden allerlei bronnen gebruikt. Naar aanleiding daarvan stelt de IND het landenbeleid vast. Daar heb ik Denemarken dus niet voor nodig. We doen dat zelf, op basis van onze eigen informatie, die wij krijgen van Buitenlandse Zaken.

De voorzitter:

Uw tweede interruptie.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dat is mijn tweede vraag: hoe komt het ambtsbericht tot stand en welke bronnen worden daarvoor gebruikt? Een van mijn vragen daarbij is of de kritiek van de Europese Commissie, als hoeder van het verdrag, zoals u zelf al aangaf, meegenomen wordt als een van de bronnen in ons eigen Nederlandse ambtsbericht. Wordt dan ook de hoeveelheid afgewezen zaken in Denemarken meegenomen als een van de bronnen in ons ambtsbericht?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het ambtsbericht gaat over het peilen van de situatie in een land. Het gaat erover of de situatie heel slecht is of beter is, of wat er allemaal voor vreselijks of niet vreselijks in een land gebeurt. Daarin meenemen of in een andere lidstaat verzoeken worden toegewezen of afgewezen, lijkt mij niet een beoordeling van de situatie in het land waar we het over hebben, bijvoorbeeld Syrië. In het ambtsbericht wordt op basis van objectieve bronnen gekeken hoe de situatie daar in Syrië is.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dat begrijp ik. Mijn andere vraag was: wordt de stevige kritiek van de Europese Commissie als hoeder van het verdrag ook gezien als een van de bronnen voor het ambtsbericht vanuit Nederland?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

U vraagt naar de stevige kritiek van de Commissie als hoeder van de verdragen in het ambtsbericht. Het ambtsbericht gaat over de situatie in het land waar we het over hebben. De beoordeling door de Europese Commissie of een land zich houdt aan de Europese verdragen is een andere situatie dan de beoordeling van de situatie in een land door objectieve bronnen die geraadpleegd worden door Buitenlandse Zaken. In dit geval, dat van Syrië en Denemarken, heeft Buitenlandse Zaken aangegeven dat ze de bronnen die kennelijk door Denemarken geraadpleegd zijn ook gaan raadplegen om te zien hoe zij daartoe gekomen zijn en wat zij daar kennelijk voor bronnen hebben die wij niet hebben. Maar u moet twee dingen onderscheiden: inbreuk maken op de verdragen en de objectieve beoordeling van een situatie in een land door bronnen die daarover gaan.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ik wilde even terug naar de discussie die de staatssecretaris had met de heer Kuzu. Want het gaat er uiteindelijk niet om of wij rechtstatelijk gezien in de positie zijn om Denemarken aan te spreken op zijn beleid, want daarin volg ik de staatssecretaris, maar het staat de staatssecretaris natuurlijk vrij om een mening te hebben over wat er in Denemarken gebeurt. Wat vindt zij van het Deense beleid?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het is mij even niet helemaal duidelijk wat mevrouw Ellemeet wil met mijn mening over het Deense beleid. Ik heb gezegd dat het landenbeleid aan het land zelve is. Dat geldt ook voor Nederland. Misschien vinden wij dadelijk ergens iets veilig — dat kan van alles zijn — terwijl een ander land dat helemaal niet vindt. Maar — ik zeg het nog eens bij herhaling — Buitenlandse Zaken stelt op basis van objectieve bronnen een ambtsbericht samen. Dat ambtsbericht is heel belangrijk voor het landenbeleid dat gevoerd wordt door de IND. Dat is de situatie.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Ik vind dat de staatssecretaris geen recht doet aan haar eigen kennispositie en informatiepositie. Wij hebben heel veel data en gegevens. Gelukkig zijn we ook niet het enige land dat die informatie verzamelt. We zien dat er in allerlei Europese landen heel veel informatie verzameld wordt. We zien ook dat alle Europese lidstaten dezelfde lijn volgen en dat Denemarken daar nu van afwijkt. Dan kan het toch niet zo zijn dat de staatssecretaris beweert dat zij daar geen oordeel over kan vormen? Zij kan op basis van alle informatie die zij heeft, op basis van de internationale gegevens, toch een mening hebben? En ik hoop dat dat dezelfde mening is als die van GroenLinks, namelijk dat wat Denemarken nu doet ongewenst en ongepast is.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Wat van belang is, is de situatie in Nederland. Nederland doet dit niet. Nederland heeft het ambtsbericht van 2020 en wij sturen geen Syriërs terug naar Syrië. Ik denk dat dat het allerbelangrijkste is wat hier speelt.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Toch vind ik dit teleurstellend, want wij vormen samen onderdeel van de Europese Unie. De EU-commissaris heeft niet voor niets haar mening gegeven en een berisping gegeven aan Denemarken. Het staat ons vrij — sterker nog, ik vind dat ook onderdeel van onze verantwoordelijkheid — om onze mening te uiten over zaken die ons aan het hart gaan. En dat is ook asiel- en migratiebeleid. Dat doen we ook op andere terreinen. We uiten ons als er misstanden zijn in andere Europese landen. Waarom dat nu niet hier doen? Er zijn nu wel degelijk mensen de dupe van dit beleid in Denemarken. Ik vind dat het ons vrijstaat, sterker nog, ik vind dat we het aan onszelf verplicht zijn, om ons daarover uit te spreken.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb gezegd dat Buitenlandse Zaken bij het ambtsbericht ook datgene van Denemarken betrekt. Dat vind ik belangrijk, want daardoor krijg ik vanuit dat ambtsbericht ook te horen waarop Denemarken de overwegingen heeft gestoeld om tot deze beslissing te komen. Dan kan ik dat objectief vaststellen. Ik denk dat dat belangrijk is.

De voorzitter:

Dank u wel. De staatssecretaris vervolgt haar betoog.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De heer Wiersma heeft gevraagd hoe het zit met het in het ambtsbericht inzichtelijk maken van de situatie per regio. Als de veiligheidssituatie in het land en delen daarvan daar aanleiding toe geven, zal het ambtsbericht ook zeker ingaan op de situaties per regio. Het ambtsbericht wordt mede opgesteld op basis van de informatiebehoefte van mijn ministerie. Het zal per land van herkomst verschillen, maar voor Syrië verwacht ik dat dat onderscheid naar regio gemaakt zal worden. Uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van Buitenlandse Zaken om tot een objectief en op feiten gebaseerd landenbericht te komen. Ik ben nu in afwachting van het ambtsbericht. Zoals gezegd zal dat voor de zomer verschijnen.

Door de heer Baudet en de heer Eerdmans is gevraagd om na vijf jaar verblijf op basis van een tijdelijke vergunning de asielstatushouders niet langer automatisch een permanente vergunning te geven. Ik moet eerst een misverstand uit de wereld helpen. Na vijf jaar volgt niet automatisch een vergunning voor onbepaalde tijd en zeker niet een naturalisatie. Er moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Die worden individueel, per zaak, beoordeeld. Een belangrijke voorwaarde in dit kader is dat tevens voldaan moet worden aan de inburgeringsplicht. Het is een bewuste keuze van het kabinet geweest om een vreemdeling na vijf jaar tijdelijk en rechtmatig verblijf de mogelijkheid te geven om hier permanent te verblijven en daarmee zekerheid voor de toekomst te geven. Het is namelijk van groot belang dat een vreemdeling die hier voor lange tijd rechtmatig verblijft, een perspectief wordt geboden. Deze mensen, waaronder gezinnen, mogen er dan ook op vertrouwen dat ze hun bestaan in Nederland verder kunnen opbouwen en een bijdrage kunnen leveren aan de Nederlandse samenleving. Dat is geregeld in wetten en andere regelingen en heeft ook zijn basis in het Unierecht.

De heer Wiersma heeft gevraagd hoe de Syrische asielaanvragen door de IND zijn getoetst en wat dat betekent voor een eventuele herbeoordeling als tot een beleidswijziging ten aanzien van Syrië wordt besloten. De IND-toets in asielaanvragen gaat altijd over een aantal algemene aspecten: identiteit, nationaliteit en de eventuele toepasselijkheid van artikel 1F en de veiligheidsrisico's. Ook wordt bekeken of een andere lidstaat verantwoordelijk is — dat is de Dublinverordening — en eveneens of de betrokkene nog een andere nationaliteit heeft en of er mogelijk sprake is van een veilig derde land. Bij de inhoudelijke toets op Syrische asielaanvragen kijkt de IND naar de volgende aspecten. Er wordt gecheckt of er sprake is van actieve aanhangers van het regime, omdat die volgens het beleid niet in aanmerking komen voor een vergunning. Er wordt naar de individuele motieven gevraagd om te bepalen of men in aanmerking komt voor het vluchtelingschap. Dat is bijvoorbeeld het geval bij mannen in de dienstplichtige leeftijd. Als dit het geval is, dus in die zaken, wordt er niet doorgevraagd naar eventuele andere gronden. Dat geldt ook voor een eventuele andere A-grond voor vluchtelingschap; ook dan wordt er niet doorgevraagd. Als er geen sprake is van een A-grond om een asielvergunning te verlenen, is in het algemeen in Syrische zaken een asielvergunning verleend op de B-grond — dat is de subsidiaire bescherming — omdat er bij terugkeer naar Syrië een risico is op schending van artikel 3 EVRM.

De heer Wiersma had ook een vraag over de motie-Becker over mini-Schengen.

De heer Wiersma (VVD):

Het antwoord van de staatssecretaris komt niet helemaal overeen met het beeld dat ik krijg uit het veld, dat aangeeft dat juist niet snel duidelijk is welke statushouders terug moeten keren naar het land van herkomst wanneer het conflict is opgelost en wie dan ook nog recht heeft op asiel, bijvoorbeeld vanwege seksuele geaardheid of politieke activiteiten in het land van herkomst. Ik ben dus iets specifieker benieuwd of u kunt aangeven hoeveel van de Syrische statushouders terug zouden kunnen als ze vanwege het conflict geen gevaar meer lopen en zelf dus ook geen risico lopen op vervolging door het regime. Hoeveel zijn dat er? Dat zit achter mijn vraag om daar een fijnmaziger beeld van te krijgen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De heer Wiersma vraagt een kwantitatief getal van mij. Dat wordt op die manier niet bijgehouden, kan ik u zeggen.

De heer Wiersma (VVD):

Nee, de vraag is ook of het qua informatie wel zou kunnen. Als er geen getal is, maar de informatie is er wel, dan is mijn vraag ook beantwoord. Maar als die informatie er niet is, is mijn vraag hoeveel tijd het in beslag zal nemen om bijvoorbeeld tijdelijke Syrische statushouders opnieuw te beoordelen wanneer de veiligheidssituatie in het land wijzigt. Waar we naar zoeken is natuurlijk dat je bij nieuwe instroom meteen een zo goed mogelijk beeld hebt, zodat je niet later, op het moment dat die veiligheidssituatie wijzigt, alsnog een hele procedure voor herbeoordeling hoeft te doen. Wij krijgen uit het veld het signaal dat daar nog een precisering en een uitbreiding in mogelijk zijn.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat vraagt inderdaad om een precisering en een verfijning. Als u mij vraagt of dat vandaag al kan, is het antwoord: nee, dat kan ik niet doen. Zo wordt het niet bijgehouden. Dat is de situatie, maar ik zal zeker bekijken of er meer mogelijkheden zijn om dat beter te specificeren, want ik zie het belang van wat de heer Wiersma naar voren brengt.

De voorzitter:

Tweede interruptie.

De heer Wiersma (VVD):

Dank. Ik zie het als een toezegging om dat beter in beeld te brengen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voor zover het mogelijk is, hè?

De heer Wiersma (VVD):

Precies. Voor zover dat mogelijk is. Dank.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dan was ik bij de opmerking van de heer Wiersma naar aanleiding van de motie-Becker over "mini-Schengen". Nederland overlegt regelmatig met buurlanden en gelijkgezinde staten, ook over Schengen. Zo hebben de vertegenwoordigers van Nederland verschillende overleggen bijgewoond tussen lidstaten over de interne grenscontrole. Op dit moment is er brede overeenstemming over de noodzaak om de buitengrenzen te versterken en terugkeer te verbeteren. Dat zit ook in alle gedachtes over het nieuwe migratiepact. Er komt een nieuwe Schengenstrategie van de Commissie. Ik hoop dan ook dat ik uw Kamer in de aanloop naar de komende JBZ-Raad hierover nader kan informeren.

De heer Van Dijk verwijst naar een artikel in het Algemeen Dagblad. Ik moet zeggen dat ik de uitlatingen van anonieme individuele functionarissen niet kan verifiëren. Het is wel uitermate cynisch als mensenlevens worden ingezet als geopolitiek instrument. Dat is helaas iets wat we door de eeuwen heen al zien. De ontwikkelingen in de afgelopen periode op de drie voornaamste migratieroutes, recent op Lampedusa en rond de Spaanse enclaves bevestigen nogmaals het belang, Europees en nationaal, om actief de samenwerking met de buurlanden rond de Middellandse Zee te zoeken en die ook te onderhouden. Zoals bekend, gebeurt dat ook. De Commissie voert intensief overleg met deze landen. We moeten wel realistisch zijn als Unie, maar de Unie doet het ook zo veel mogelijk samen met de lidstaten. Dus daar wordt hard aan gewerkt.

Mevrouw Van der Werf vraagt of Nederland bereid is de verklaring van onder andere Frankrijk en Duitsland van 13 maart jongstleden te ondertekenen. Zo heb ik haar vraag begrepen. De verklaring van 13 maart jongstleden die door mevrouw Van der Werf is genoemd, gaat om een veel breder verhaal dan asielbeleid of migratie. De verklaring ligt dan ook meer op het terrein van de ministers van Buitenlandse Zaken en van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Minister Kaag heeft zich in haar speech tijdens een internationale EU- en VN-conferentie over de Syrië-regio — dat was op 30 maart jongstleden — in soortgelijke bewoordingen uitgelaten over de situatie in Syrië, maar ook die speech ging niet specifiek over het migratievraagstuk dat we vandaag bespreken.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Even voor de zekerheid: ik zat mijn vragen driftig terug te lezen, maar die vraag is niet door mij gesteld. Ik denk dat die van mijn collega Ellemeet waren. Even voor de Handelingen.

De voorzitter:

Ja, mevrouw Ellemeet.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

O, neem me niet kwalijk.

De voorzitter:

Het had gekund.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Had gekund, had gekund. Mevrouw Ellemeet en mevrouw Van der Werf, neem het mij niet kwalijk. Maar de vraag is beantwoord in ieder geval. Ik denk dat dat het allerbelangrijkste is.

De voorzitter:

En naar tevredenheid zo te zien.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

En nu ga ik het heel voorzichtig vragen: klopt het dat mevrouw Van der Werf gevraagd heeft wat de stand van zaken is bij de legale immigratiemaatregelen?

De voorzitter:

Ja, dat was mevrouw Van der Werf.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ja, dat was mevrouw Van der Werf. Het kabinet onderstreept de noodzaak van brede, op maat gemaakte partnerschappen met belangrijke herkomst-, transit- en opvangenlanden die voor beide partijen meerwaarde hebben. In lijn met de integrale migratieagenda zouden de partnerschappen een samenwerking omvatten op het gebied van: het adresseren van grondoorzaken, irreguliere migratie, de aanpak van mensenhandel en mensensmokkel, de inzet op het grensbeheer, het verbeteren van terugkeersamenwerking met en ondersteuning aan opvanglanden, asielzoekers en vluchtelingen in nood en het bevorderen van legale migratieroutes waarbij maatwerk per land en per regio van belang is. In de voortgangsreportage van de integrale migratieagenda heb ik uw Kamer geïnformeerd over het kabinetsstandpunt. Maatregelen buiten het bestaande kader om de legale migratie naar Nederland verder te bevorderen zijn aan het volgende kabinet, maar het is nadrukkelijk een van de onderwerpen die in het Europese pact over migratie worden geadresseerd. Het is dus iets waar we met z'n allen druk mee bezig zijn.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Baudet.

De heer Baudet (FVD):

Ik heb een vraag. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat ze het volgende landenrapport of een ambtsbericht daarover wil afwachten — dat komt over zes weken of acht weken of zoiets — en dat de status van Syrië tot nu toe "onveilig" is. Maar dat laatste is echt een politieke keuze, want in eerdere landenrapporten wordt ook al onderscheid gemaakt naar verschillende regio's en worden sommige regio's wel degelijk als veilig verklaard. Mijn vraag is: waarom maakt de staatssecretaris de politieke keuze om Syrië als geheel onveilig te verklaren, terwijl de ambtsberichten tot nu toe veel genuanceerder zijn?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

In het landenbeleid dat in 2020 naar buiten is gebracht wordt Syrië genoemd als een land waar we geen mensen naartoe terugsturen. En daar baseer ik me op. Dat is op dit moment mijn handelingsperspectief, en ik wacht op het nieuwe.

De heer Baudet (FVD):

Daar vroeg ik dus precies niet naar. Waarom kijkt u niet, zo zeg ik via de voorzitter, naar de uitsplitsing naar regio's? Dat wordt al in die landenrapporten gedaan. Een land dat inderdaad heel groot is, dat in een burgeroorlog verwikkeld is geweest en waar het dus in delen ervan onrustig was, hoef je in dezen toch niet als één land te beschouwen? Je kunt toch zeggen dat een groot deel wél veilig is, maar een ander deel niet? Dat is toch een politieke keuze? Dat is toch niet iets wat je kunt afschuiven op ambtenaren of op anderen die dat rapport maken? Dat rapport is genuanceerd genoeg.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik baseer mij telkens op de ambtsberichten van Buitenlandse zaken en de gegevens die wij daarover krijgen. In het bericht, het landenbeleid 2020, wordt gemeld dat Syrië onveilig is. We sturen geen mensen terug naar Syrië. Dat is objectief aangegeven in de informatie die wij daarover via Buitenlandse Zaken gekregen hebben. Dat is voor ons het gegeven. Een volgend gegeven komt voor de zomer, als ik een nieuw ambtsbericht heb, maar tot die tijd werk ik met het ambtsbericht uit 2020.

De heer Baudet (FVD):

Ik probeer het nog een keer. Het is een politieke keuze om het te hebben over een land, om te zeggen dat het hele land — binair — wel of niet veilig is. Ga je het uitsplitsen, dan heb je veel meer mogelijkheden om mensen terug te sturen. Kunt u er dan in ieder geval op aansturen dat dit onderscheid wel wordt gemaakt in het landenbericht dat over vier, zes of acht weken komt? Dan hoeft u niet tot één binaire keuze te komen — Syrië veilig? Ja/nee — maar dan kan dat voor al die regio's: veilig/niet veilig.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Buitenlandse Zaken kijkt speciaal naar de situatie zoals die nu door Denemarken beoordeeld is. Waar zij dat op baseren — dat is naar bepaalde regio's — wordt naar ik heb begrepen meegenomen in het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken. Ik denk dat daarbij een onderscheid wordt gemaakt en dat naar onderdelen, provincies of gebieden in het land wordt gekeken. Daar koers ik op. En overigens, als de heer Baudet de suggestie zou hebben dat we dit nooit doen: er zijn sommige landen, bijvoorbeeld Afghanistan, waar we dat wel mee doen. Maar wat Syrië betreft, is tot nu toe de conclusie, op de objectieve gegevens die we hebben, dat Syrië als geheel niet een land is waar we mensen naartoe terugsturen. Zo simpel is het.

De heer Baudet (FVD):

Ja, en dat is dus de verkeerde conclusie.

De heer Wiersma (VVD):

Ik wil dit toch even scherp krijgen, want ik stelde hier ook een vraag over. Ik begreep net dat de staatssecretaris in antwoord op mijn vraag zei: we proberen ook een zo duidelijk mogelijk beeld van regio's te hebben. Dat is inderdaad ook gebruikelijk in het bericht, en dat kan dus ook betrokken worden bij de beoordeling. Dus begrijp ik nou goed dat bij het volgende ambtsbericht inderdaad wordt gekeken naar een nog fijnmaziger beeld, niet van Syrië als geheel, maar van specifieke regio's binnen Syrië, zodat we daardoor een beter beeld kunnen meenemen in de beoordeling?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Of het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken — zeg maar — de kaart van Syrië voor zich heeft en iedere aparte regio en provincie apart beoordeelt? Ik kan niet zeggen aan de heer Wiersma dat dat zo gebeurt. Wat ik me wel kan voorstellen, is dat Buitenlandse Zaken op basis van de gegevens, de objectieve gegevens, die ze hebben gekregen, zegt: regio X is wel veilig, regio Y is ook veilig, maar niet ... Ik weet niet hoeveel regio's Syrië kent, maar stel dat het er 55 kent, dan denk ik niet dat ze ze allemaal, stuk voor stuk afgaan. Goed? Dan hebben de heer Wiersma en ik elkaar goed begrepen, en dan denk ik dat het zo ook duidelijk is voor de heer Baudet.

Dan is er door mevrouw Koekkoek nog een vraag gesteld over de Terms of Reference: worden die openbaar gemaakt? Bij publicatie van het ambtsbericht worden ook de onderliggende Terms of Reference openbaar gemaakt. Een vraag van mevrouw Koekkoek was ook: wordt in het ambtsbericht ingegaan op de positie van kinderen? Het antwoord daarop is ja. Het ambtsbericht wordt mede opgesteld op basis van de informatiebehoefte van mijn ministerie. In de zogeheten Terms of Reference, die ten grondslag liggen aan het ambtsbericht, worden ook vragen gesteld over de positie van kinderen, bijvoorbeeld over rekrutering, over onderwijs, over documenten en dat soort zaken. Uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van het ministerie van Buitenlandse Zaken om tot een objectief, op feiten gebaseerd landenbericht te komen. En ik ben nu in afwachting — ik heb dat al gezegd — van het ambtsbericht, dat vóór de zomer zal verschijnen.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Ik kijk nog even naar de leden, of er behoefte is aan een tweede termijn. Ja? Ik had al dat vermoeden. Maar de heer Markuszower heeft ook nog behoefte aan een interruptie?

De heer Markuszower (PVV):

Ja, en graag ook een tweede termijn, zodat ik moties in kan dienen. Ik had deze vraag eerst aan de VVD-fractie gesteld, maar ook aan de staatssecretaris. Ik begrijp dat de staatssecretaris helemaal niets wil doen aan al die Syriërs die hier in Nederland zijn, en rustig wacht op een nieuw ambtsbericht, waar vast en zeker ook weer in zal staan dat de staatssecretaris niets hoeft te doen aan al die Syriërs in Nederland. Maar we hebben ook nog een aantal Syriërs in Nederland die terroristen zijn, of die spionnen zijn, of die verkrachters zijn. Kan de staatssecretaris in ieder geval voor die categorie een uitzondering maken? Nogmaals, wat ons betreft kunnen al die Syriërs weg, maar kan de staatssecretaris in ieder geval terroristen, die gewoon een gevaar vormen voor de Nederlandse samenleving, naar Syrië, of waar dan ook, wegsturen, of in ieder geval weg uit Nederland? Wij denken: gewoon terug naar Syrië.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Allereerst in antwoord op de heer Markuszower: naar 1F'ers en mensen die om heel andere redenen dat soort posities hebben bekleed, wordt heel grondig gekeken. En we moeten tijdig kunnen onderkennen of zo iemand wel of niet een verblijfsvergunning kan krijgen als daarvoor gegronde redenen bestaan. Gedurende het hele asielproces gebeurt dat. En als dat zo is, als er informatie beschikbaar over is, of als er eventueel later ook informatie over beschikbaar komt dat iemand bijvoorbeeld 1F tegengeworpen kan worden, dan wordt overgegaan tot een nader onderzoek. En als dat inderdaad aan de orde is, als er inderdaad een 1F van toepassing is, dan wordt er of geen vergunning verleend, of wordt een verleende vergunning ingetrokken. Dat geldt in algemene zin, voor iedereen die asiel aanvraagt, maar dat geldt ook ten aanzien van Syriërs. De belangrijke vraag die de heer Markuszower stelt, is of we dan vervolgens iemand terug kunnen sturen. Het antwoord is: dat is de intentie, maar we lopen wel vaak op tegen artikel 3 EVRM. Dat is de heer Markuszower denk ik ook bekend.

De heer Markuszower (PVV):

Dat EVRM kun je natuurlijk gewoon opzeggen, hè. Nog even over dat eerste gedeelte van het antwoord van de staatssecretaris: volgens mij praten we een beetje langs elkaar heen. Want er zijn natuurlijk terroristen die we hebben binnengelaten of misschien kijken we goed naar mensen en laten we mensen die een bepaalde status hebben niet binnen. Zo begreep ik het antwoord van de staatssecretaris. Maar ik heb het ook over Syriërs die al in Nederland zijn, die leven onder de verblijfsvergunning van de staatssecretaris en die hier in Nederland aanslagen hebben gepleegd. We hebben Malek F., die in Den Haag drie mensen heeft neergestoken met een mes. We hebben Osama I., een Syrische statushouder die een dubbele moord heeft gepleegd. We hebben natuurlijk — volgens mij dient daar vandaag een rechtszaak over — een terrorist die meerdere aanslagen heeft gepleegd op het Joodse, koosjere restaurant HaCarmel. We hebben Ahmed al-K. in het Zeeuwse Kapelle: ook een terrorist. We hebben hier in Nederland dus mensen die al terrorist zijn en die hier ook al aanslagen hebben gepleegd. Die kunnen dan toch ten minste weg?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Daar is ook wet- en regelgeving voor. Daarin staan precies de strafmaten: hoe de strafmaat is enzovoort en bij welke delicten die ingetrokken kan worden. Dat gebeurt ook.

De voorzitter:

Dank u wel. Ja, tot slot.

De heer Markuszower (PVV):

Dat gebeurt níét. Dan heb ik één concrete vraag: hoeveel terroristen van Syrische afkomst zijn dan teruggestuurd? De staatssecretaris zegt net: dat gebeurt ook. Dan vraag ik: hoe vaak is dat de afgelopen zes jaar dan gebeurd?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dat is informatie waar we heel erg zorgvuldig mee zijn en die we liever niet geven. Het loopt namelijk helemaal niet in de honderd- of de duizendtallen, maar het gaat om een beperkt aantal gevallen. Die zijn dan herleidbaar tot personen. Die geven we niet.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de staatssecretaris. Ik heb gezien dat er behoefte is aan een tweede termijn. De heer Baudet heeft nog even wat tijd nodig voor zijn administratie, dus ik wil allereerst even het woord geven aan de heer Kuzu voor zijn tweede termijn. Dan kunnen we in ieder geval doorgaan. Na de heer Kuzu geef ik het woord aan de heer Baudet. Sorry, meneer Kuzu, de heer Baudet is nét op tijd aanwezig.

De heer Baudet (FVD):

Maar ik wil best ruilen.

De voorzitter:

Nou, nee, de heer Baudet is net op tijd. Laten we het dan in de juiste volgorde doen, met dank aan de heer Kuzu voor zijn flexibiliteit.

De heer Baudet (FVD):

Een wonder van souplesse. De staatssecretaris zegt dat we wel een relatie konden hebben. Ook dat. Een latrelatie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Denemarken sinds kort voornemens is om Syrische asielzoekers terug te laten keren naar de delen van Syrië die het veilig heeft verklaard, namelijk Damascus en de gebieden daaromheen;

constaterende dat het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken consequent, in meerdere landenrapporten, precies dezelfde gebieden veilig heeft verklaard;

overwegende dat Nederland kampt met vergelijkbare integratieproblematiek als Denemarken, als gevolg van de massale instroom van Syrische asielzoekers sinds 2015;

verzoekt de regering om de handen ineen te slaan met Denemarken en proactief te kijken naar de mogelijkheden om zo spoedig mogelijk, en in goede onderlinge samenwerking, een veilige terugkeer van Syriërs in Nederland te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet.

Zij krijgt nr. 2727 (19637).

De heer Baudet (FVD):

Dan heb ik nog meer moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat asielzoekers die om welke reden dan ook een tijdelijke verblijfsvergunning krijgen toegewezen, na vijf jaar in 97% van de gevallen een Nederlands paspoort krijgen;

overwegende dat het onwenselijk is dat mensen die we hier tijdelijk opvangen, na slechts vijf jaar al automatisch de mogelijkheid krijgen om voor eeuwig in Nederland te blijven;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat asielzoekers die na vijf jaar niet terug naar huis kunnen, opnieuw een tijdelijke verblijfsvergunning krijgen in plaats van een permanente,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet.

Zij krijgt nr. 2728 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de situatie in grote delen van Syrië al geruime tijd veilig en stabiel is;

constaterende dat de Syrische regering Syrische vluchtelingen meermaals heeft uitgenodigd om terug te keren;

overwegende dat de gevluchte Syriërs in Syrië hard nodig zijn om hun land weder op te bouwen;

constaterende dat al meerdere EU-landen, zoals Denemarken en Polen, een delegatie hebben gestuurd naar Damascus om te kijken hoe het beste een terugkeer van Syriërs te realiseren zou kunnen zijn;

verzoekt de regering een Nederlandse delegatie naar Damascus te sturen om in overleg met de Syrische regering tot een terugkeerbeleid te komen, waarbij zeldzame gevallen van eventuele strafrechtelijke vervolging worden uitgesloten of afgekocht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet.

Zij krijgt nr. 2729 (19637).

De heer Baudet (FVD):

Tot slot.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het landenrapport van het ministerie van Buitenlandse Zaken Syrië in zijn geheel onveilig is verklaard;

verzoekt de regering om net als Denemarken per regio te beoordelen of het wel of niet veilig is in plaats van dus alleen als land als geheel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet.

Zij krijgt nr. 2730 (19637).

De heer Baudet (FVD):

Excuses, maar veel dank. Ik dank de Kamer ook voor dit debat dat ik twee weken geleden had aangevraagd. Ik ben er zeer dankbaar voor.

De voorzitter:

Kijk, dat horen we graag. Dan geef ik het woord aan de heer Kuzu van DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter, dank u wel. De fractie van DENK is het grosso modo eens met het beleid van deze staatssecretaris als het gaat om Syrië. We gaan mensen niet terugsturen naar Syrië, in ieder geval niet tot het volgende landenrapport. Ik houd al wel mijn hart vast, maar als inderdaad alle objectieve data worden verzameld, dan kan er volgens mij maar één uitkomst zijn, kijkend naar de situatie nu. En dat is dat Syrië niet veilig is.

Voorzitter. Er zijn een tweetal moties vanuit de fractie van DENK.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Deense regering Syrië deels "veilig" heeft verklaard en Syrische vluchtelingen wil terugsturen naar Syrië;

overwegende dat talloze internationale organisaties en mensenrechtenorganisaties aangeven dat Syrië niet veilig is;

overwegende dat inmiddels teruggekeerde Syriërs door het Assadregime worden bestempeld als verraders en te maken hebben met martelingen en mishandelingen;

verzoekt de staatssecretaris om aan haar Deense evenknie over te brengen dat Nederland de Deense attitude ten aanzien van het plan om Syriërs terug te sturen veroordeelt, en om steun te vergaren voor dit standpunt in EU-verband,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu, Koekkoek, Simons, Ellemeet en Jasper van Dijk.

Zij krijgt nr. 2731 (19637).

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Ten aanzien van het argument van de staatssecretaris om dat niet te doen: ik wil haar graag in herinnering brengen dat er vanuit de Nederlandse regering kritiek is geweest op het standpunt van Malta, op het standpunt van Hongarije, op het standpunt van Polen. We doen het dus wel, en deze staatssecretaris zou dat ook kunnen doen.

Dan mijn tweede motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat talloze internationale organisaties en mensenrechtenorganisaties aangeven dat Syrië niet veilig is;

overwegende dat inmiddels teruggekeerde Syriërs door het Assadregime worden bestempeld als verraders en te maken hebben met martelingen en mishandelingen;

overwegende dat Assad een misdadige en moordlustige dictator is;

spreekt uit dat Syrië géén veilig land is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu.

Zij krijgt nr. 2732 (19637).

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kuzu. Dan geef ik het woord aan de heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Dank u wel, mevrouw de staatssecretaris, voor uw antwoorden. Goed om te weten dat er in ieder geval binnen zes weken helderheid komt van de kant van het kabinet over …

De voorzitter:

Ik hoor de staatssecretaris zeggen: circa zes weken.

De heer Eerdmans (JA21):

O. En nu hoor ik ineens acht weken.

De voorzitter:

Voor de zomer, geeft zij aan.

De heer Eerdmans (JA21):

Die zomer kan nog wel even op zich laten wachten, als ik zo naar buiten kijk. Feitelijk voor 10 juli? Laten we zoiets zeggen; die indruk heb ik. Hoe dan ook, wij willen haar daarvoor dankzeggen.

Toch heb ik nog twee verzoeken om mee te geven aan de staatssecretaris, aan het kabinet. Hopelijk worden ze gesteund door de Kamer.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Denemarken op basis van gedegen onderzoek delen van Syrië als veilig beoordeelt;

constaterende dat dit Denemarken in de gelegenheid stelt om verblijfsvergunningen van Syrische asielzoekers niet te verlengen, maar in te zetten op terugkeer;

constaterende dat zich in Nederland bijna 50.000 Syriërs met een asielvergunning voor bepaalde tijd bevinden, waarvan ruim 17.000 personen binnen één jaar aanspraak kunnen maken op een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd;

overwegende dat het in dat kader wenselijk en urgent is dat Syriërs in Nederland zo snel mogelijk terugkeren naar hun eigen land;

constaterende dat het Deense beleid slechts als een van vele bronnen wordt meegenomen bij het opstellen van het nieuwe ambtsbericht over de situatie in Syrië;

verzoekt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om op zo kort mogelijke termijn met haar Deense collega in gesprek te gaan teneinde te leren van de Deense beoordeling van de veiligheidssituatie in Syrische regio's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 2733 (19637).

De heer Eerdmans (JA21):

De tweede motie gaat over het verstrekken van asielvergunningen voor onbepaalde tijd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat momenteel bijna 50.000 Syriërs in Nederland over een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beschikken;

constaterende dat meer dan 17.000 van hen binnen één jaar aanspraak kunnen maken op een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd;

constaterende dat Denemarken op basis van gedegen onderzoek delen van Syrië als veilig beoordeelt en in dat kader tijdelijke verblijfsvergunningen voor Syriërs niet verlengt, maar juist inzet op terugkeer;

overwegende dat met het veiliger worden van (delen van) Syrië ook de asielgrond voor Syriërs in Nederland is komen te vervallen;

overwegende dat Nederland het Deense voorbeeld dient te volgen;

verzoekt de regering het verstrekken van verblijfsvergunningen asiel voor onbepaalde tijd aan Syriërs te stoppen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 2734 (19637).

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Markuszower van de PVV. Geeft u uw moties nog even af, meneer Eerdmans?

De heer Markuszower (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de staatssecretaris voor de beantwoording en voor de eerlijkheid. Het was duidelijk: we gaan Syriërs niet terugsturen. Het antwoord was duidelijk en eerlijk: er gaat eigenlijk helemaal niks gebeuren. De VVD maakte nog wat lawaai en zei dat het toch moet gebeuren, maar eigenlijk toch ook weer niet, dus er gaat niks gebeuren. Alles blijft een beetje zoals het was. Er komt een nieuw ambtsbericht, een nieuw landenbericht, en daar zal waarschijnlijk in staan dat de staatssecretaris ook in de toekomst die Syriërs gewoon verblijfsvergunningen moet blijven geven en op termijn ook Nederlandse paspoorten.

Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Denemarken Syrië veilig acht en van plan is Syrische asielzoekers terug te sturen naar huis;

van mening dat de Syrische asielzoekers in Nederland ook moeten en kunnen terugkeren naar hun eigen land;

verzoekt de regering om de tijdelijke verblijfsvergunningen van de in Nederland verblijvende Syriërs in te trekken, deze mensen terug te sturen naar Syrië en de grenzen te sluiten voor alle asielzoekers en voor alle migranten uit islamitische landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower.

Zij krijgt nr. 2735 (19637).

De heer Markuszower (PVV):

Dat was binnen de tijd.

De voorzitter:

Zeker, heel netjes, dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Wiersma van de VVD.

De heer Wiersma (VVD):

Voorzitter, dank. Ik heb één motie; daar kom ik zo op. Los daarvan denk ik dat dit debat in ieder geval heeft opgeleverd dat we weten dat het landenbericht komt en dat we ook weten welke specifieke punten vanuit de Kamer daarvoor belangrijk zijn. Een groot deel van de Kamer heeft gewezen op de regiospecifieke informatie, dus hopelijk vinden we die ook in dat bericht.

Voorzitter. De heer Markuszower had het over iets van lawaai dat ik gemaakt had. Ik heb daar ook nog een motie bij bedacht. Die ga ik u nu voorlezen. Ik hoor nu al waardering.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat personen met een tijdelijke verblijfsstatus asiel terug moeten keren naar het land van herkomst indien dit voor hen veilig is verklaard;

constaterende dat voor het intrekken of niet verlengen van de asielvergunning duidelijk moet zijn of het land voor een individu veilig is, maar dat door een snelle beoordeling bij de verlening van de asielstatus niet altijd volledig duidelijk is op welke gronden een asielstatus allemaal zou moeten worden verleend;

overwegende dat deze werkwijze bijdraagt aan de effectiviteit bij verlening van de asielstatus maar een tijdsintensievere beoordeling vraagt indien sprake kan zijn van terugkeer;

verzoekt de regering uit te werken of en hoe een uitgebreidere beoordeling in eerste instantie kan bijdragen aan soepele terugkeer wanneer het land van herkomst veilig wordt verklaard en wat hiervan de nadelen zijn, en hierover terug te koppelen bij het volgende landenbeleid Syrië,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wiersma.

Zij krijgt nr. 2736 (19637).

Dank u wel, meneer Wiersma.

De heer Wiersma (VVD):

Dat was het. Dank.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Ellemeet van GroenLinks.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de staatssecretaris bedanken voor haar antwoorden. Ik blijf het erg teleurstellend vinden dat zij zich niet wil uitspreken over de situatie in Denemarken. Ik denk dat zij er alle ruimte voor heeft om dat wel te doen en dat zij ook alle kennis en informatie heeft om dat wel te doen. Daarom steun ik de motie van de heer Kuzu van harte. Ik zal ook de motie van mevrouw Koekkoek meeondertekenen, die meer gaat over de positie van kinderen en hoe we daar meer in algemene zin, niet alleen met betrekking tot Syrië, beter rekening mee kunnen houden. Ik wil toch wel met een soort uiting van treurnis concluderen dat we dit debat moeten hebben en dat we op deze manier spreken over kwetsbare groepen die wij in Nederland hebben opgenomen omdat daar geen alternatief voor is. Ik ben het ook zeer met mevrouw Simons eens. We moeten koers houden. We moeten dicht bij onszelf blijven als het gaat om de waarden waar wij voor staan in Nederland. We moeten solidair blijven. We moeten uitnodigend blijven voor die mensen die ons hard nodig hebben. Daar zal GroenLinks ook de komende jaren voor blijven staan.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik heb dit verhaal van GroenLinks ook in eerste termijn gehoord. U stelt zich heel barmhartig op rond de komst van mensen uit verre oorden, maar waar ik u nooit over hoor, is over de druk die dit legt op Nederland. Het is namelijk heel gemakkelijk om te zeggen: we moeten iedereen welkom heten, want dat is heel solidair met de rest van de wereld. Maar waar is nou de bezorgdheid van GroenLinks, en van uw achterban trouwens, voor de grote steden, om maar eens wat te noemen, die zien dat mensen met een enkeltje uit Syrië hier komen, in de bijstand raken, gewoon in een achterstandswijk blijven zitten, hun huis nauwelijks uitkomen, geen werk hebben, niet naar school gaan en amper integreren? Waar is de bezorgdheid van GroenLinks als het daarover gaat? Bent u daar ook voor?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Een nieuwe partij in de Kamer. Ik zou willen zeggen "een nieuw geluid", maar het is geen nieuw geluid, want het geluid sluit heel goed aan bij de partijen aan de rechterkant van deze Kamer: het uitvergroten, het ridiculiseren van situaties, het uit de context trekken van feiten. Het is heel duidelijk waar GroenLinks voor staat: waar mogelijk opvang in de regio, waar noodzakelijk opvang in ons land en altijd oog houden voor alle inwoners, dus ook voor de Nederlanders. Dat betekent ook dat het rechts beleid aangepast zou moeten worden als het gaat om zaken als woningen, woningruimte voor iedereen en steun waar dat nodig is voor mensen om te kunnen gaan werken. We moeten iedereen begeleiden, of je nou uit het buitenland komt en recht hebt om hier te verblijven, of dat je in Nederland geboren bent. Daar gaat het om. En zal ik u wat vertellen? Dat kan. Het kan als we de juiste politieke keuzes maken, dus laat al die luisteraars hier zich geen rad voor ogen draaien: het kan anders. Die mogelijkheden zijn er. Het gaat gewoon om politieke keuzes. Daarin verschillen wij.

De heer Eerdmans (JA21):

Het is wel erg typisch dat u dit nu zegt in antwoord op een vraag van JA21, terwijl u voor de rest altijd achter mevrouw Simons aan holt en hier de heilige samaritaan uithangt, terwijl precies dit de zorgen zijn van veel mensen. Wij moeten er altijd een disclaimer bij doen. En "wij" zeg ik inderdaad ook namens de partijen die ter rechterzijde van JA21 staan. We moeten altijd de disclaimer neerleggen dat we van de hele wereld houden, maar dat we dit inderdaad doen om de druk hier op de Nederlandse rechtsstaat op onze solidariteit in Nederland te verminderen. Dat moeten wij er altijd bij zeggen. Maar u bent altijd zo'n lekkere freeshopper, die maar een beetje het verhaal houdt dat iedereen welkom is. U reageert pas als ik aan GroenLinks de vraag stel wat het doet met de solidariteit onder de Nederlanders als we de grenzen open blijven houden.

De voorzitter:

Mevrouw Ellemeet, tot slot.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Voorzitter. Rechts neoliberaal beleid van de afgelopen jaren heeft ontzettend veel kapotgemaakt in Nederland, niet alleen voor mensen die gevlucht zijn voor oorlog en geweld, maar ook voor mensen die hier geboren zijn. Dáár zouden we wat aan moeten doen en dáár zijn alle Nederlanders bij gebaat.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ellemeet. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Werf van D66.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter, dank voor het woord. Ik zal het heel kort houden. Ik wil de staatssecretaris bedanken voor haar antwoord op de mijns inziens belangrijkste vraag, namelijk: is het nou op dit moment dan inderdaad veilig geworden in Syrië? Dat is het niet. Dat is ook de reden dat wij geen mensen naar Syrië terug gaan sturen. Dat was een heel heldere uitspraak. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat mevrouw Simons van BIJ1 niet in de zaal is. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kuik van het CDA.

De bodes zijn heel snel met het schoonmaken; dat is echt fantastisch.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording. Ik heb nog één motie. Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van belang is dat de eigen bevolking van een land terugkeert, wanneer dat kan, zodat dat land ook weer opgebouwd kan worden;

constaterende dat het beginsel van non-refoulement stelt dat mensen niet worden teruggestuurd naar onveilige gebieden en dat daardoor statushouders noodgedwongen in Nederland moeten blijven en hier een leven moeten gaan opbouwen;

overwegende dat het in het belang is van Nederland én van de statushouder dat er gebruikgemaakt wordt van de competenties en talenten die zij meenemen;

verzoekt de regering knelpunten in de integratie van statushouders in kaart te brengen en waar mogelijk weg te nemen, zodat elders verworven competenties van statushouders ingezet kunnen worden in de Nederlandse samenleving, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuik.

Zij krijgt nr. 2737 (19637).

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Koekkoek van Volt.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank u wel, voorzitter. Het is hier vandaag heel veel gegaan over een ambtsbericht dat eraan zit te komen. Een ambtsbericht is net zo goed als de bronnen die geconsulteerd zijn en de onderzoeksvragen die gesteld zijn. Eerder is aangegeven door organisaties zoals UNICEF Nederland dat kindspecifieke vragen niet voldoende zijn gesteld in eerdere Terms of Reference. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat UNICEF Nederland stelt dat de algemene ambtsberichten onvoldoende aandacht hebben voor de specifieke situatie van kinderen;

overwegende dat actuele kennis over kindspecifieke omstandigheden in een land, en in het bijzonder over het systeem van kinderbescherming, nodig is om onderbouwd en verantwoord te kunnen besluiten of een kind veilig terug zou kunnen keren;

verzoekt de regering in het nieuwe ambtsbericht Syrië volledige en actuele informatie over de situatie van kinderen en kwetsbare groepen op te nemen, inclusief informatie over het systeem van kinderbescherming, conform UNICEF's Child Notice-methodologie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koekkoek en Ellemeet.

Zij krijgt nr. 2738 (19637).

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Koekkoek. De staatssecretaris heeft aangegeven dat ze ongeveer zeven minuutjes nodig heeft om de moties te voorzien van een appreciatie.

De vergadering wordt van 14.42 uur tot 14.50 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris voor haar appreciatie van de moties.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dank, voorzitter. Allereerst de motie-Baudet op stuk nr. 2727 over Denemarken. Die moet ik helaas ontraden, want ik heb uiteengezet hoe ik te werk ga. Ik oordeel op basis van het ambtsbericht. Daarom ontraad ik de motie.

De tweede motie-Baudet op stuk nr. 2728 vraagt om na vijf jaar verblijf met een tijdelijke vergunning niet langer automatisch een permanente vergunning te geven. Ik moet toch eerst een misverstand uit de weg helpen. Na vijf jaar volgt niet automatisch een vergunning voor onbepaalde tijd, ook niet voor naturalisatie. Er zal aan een aantal voorwaarden moeten worden voldaan. Die worden individueel per zaak beoordeeld. Ik verwijs naar hetgeen ik erover in het debat naar voren heb gebracht. Maar die motie moet ik ontraden.

Dan de derde motie van de heer Baudet op stuk nr. 2729. Op dit moment is terugkeer van Syriërs vanuit Nederland niet aan de orde. Om die reden alleen al is de missie om terugkeer te regelen niet aan de orde. Dus ik moet ook die motie ontraden.

Dan de vierde motie van de heer Baudet op stuk nr. 2730. Daarbij verwijs ik ook naar het antwoord dat ik in het debat aan de heer Wiersma heb gegeven. De beleidsbeoordeling in zijn algemeenheid vindt plaats op basis van het ambtsbericht. Ik moet de motie zoals door de heer Baudet naar voren is gebracht, dan ook ontraden. Ik loop niet vooruit op het ambtsbericht.

De heer Baudet (FVD):

Ik heb toch even een vraag. Het ambtsbericht wordt nu opgesteld. Kan de staatssecretaris de motie dan zo lezen dat zij het verzoek doet uitgaan naar haar ambtenaren die bezig zijn met dat ambtsbericht om echt specifiek heel duidelijk per regio in kaart te brengen hoe het zit, dus om niet tot een oordeel te komen over Syrië wel/niet veilig, maar per regio wel/niet veilig?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb in het debat in antwoord op een interruptie van de heer Wiersma zojuist gezegd: als uw gedachte is dat Syrië 55 regio's heeft — ik noem maar wat — en dat ze allemaal stuk voor stuk worden afgevinkt met ja of nee, dan is dat niet de bedoeling. Wat wel gebeurt en wat dus een hele normale gang van zaken is, is dat in een ambtsbericht wordt gezet: het land zelf is onveilig, maar regio x is wel veilig. Dat antwoord heb ik aan de heer Wiersma gegeven. Dat antwoord is de gebruikelijke praktijk bij ambtsberichten, dus daar heb ik niks aan toe te voegen. Maar uw vraag en uw motie zie ik zo van: alle regio's moeten apart worden afgevinkt. Dat moet ik ontraden, want dat is niet aan de orde.

Voorzitter. De motie van de heer Kuzu op stuk nr. 2731 vraagt om het Deense beleid te veroordelen. In de eerste termijn heb ik aangegeven dat het niet aan Nederland en dus niet aan mij is om daarover te oordelen. Er is een ordentelijke rechtsgang mogelijk in Denemarken. Dat is de route. Dus die motie moet ik ontraden.

De tweede motie van de heer Kuzu op stuk nr. 2732 is een spreekt-uitmotie, dus die is niet aan het kabinet.

Dan de motie van de heer Eerdmans op stuk nr. 2733. Die moet ik ook ontraden, want Buitenlandse Zaken zal het Deense rapport betrekken bij het opstellen van het ambtsbericht. Dat lijkt mij de zuivere route. Op basis daarvan zal ik oordelen.

De motie-Eerdmans op stuk nr. 2734 stelt dat ik moet stoppen met het verlenen van permanente vergunningen. Die moet ik ook ontraden, want zolang het beleid is zoals het nu is, kunnen mensen een vergunning voor onbepaalde tijd krijgen als ze aan de voorwaarden voldoen. Maar het is dus geen automatisme. Er moet individueel gekeken worden of iemand voldoet aan de voorwaarden. Op eventueel nieuw beleid loop ik niet vooruit. Dus die motie moet ik ook ontraden.

De motie-Markuszower op stuk nr. 2735 stelt dat ik de tijdelijke vergunningen moet intrekken en dat ik de grenzen dicht moet doen. Even wat het laatste betreft, de heer Markuszower kent de opvatting van het kabinet over het dichtdoen van de grenzen. Dat kan niet. Dat doen wij niet. En wat betreft het intrekken van de tijdelijke vergunningen: ik maak mijn beleidsoordeel op basis van het ambtsbericht van Buitenlandse Zaken. Daar loop ik niet op vooruit, dus ik moet die motie ontraden.

Dan de motie van de heer Wiersma.

De voorzitter:

De heer Markuszower heeft nog een vraag.

De heer Markuszower (PVV):

De grenzen dichtdoen kan natuurlijk wel. Toen het even lastig werd met corona deden we dat ook, dus het kan wel. Het is een kwestie van niet willen. Ik hoop dat de staatssecretaris dat met mij eens is. Graag hoor ik haar mening daarover. Dan het tweede punt, daarvoor geldt hetzelfde. Dat is analoog daaraan. Misschien niet op basis van een ambtsbericht, maar als de staatssecretaris echt wil, kunnen verblijfsvergunningen voor bepaalde tijd wel worden ingetrokken. Het zou mooi zijn als de staatssecretaris daar gewoon eerlijk over is en zegt: dat willen wij niet doen; wij willen die Syriërs graag hier houden. Misschien kan de staatssecretaris haar antwoord daarop aanpassen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik denk dat ik daar in ruime mate op in ben gegaan tijdens dit debat. Ik heb er geen behoefte aan om daar nog nader op in te gaan.

Dan de motie van de heer Wiersma. Misschien is er toch een klein misverstand, dus ik wil nog eens heel duidelijk zeggen dat iedereen die zich meldt bij de IND voor asiel, uit Syrië of van welke nationaliteit dan ook, individueel wordt beoordeeld. Het is niet zo dat gezegd wordt: iemand komt uit Syrië, dús die krijgt een vergunning. Zo werkt het helemaal niet.

De heer Wiersma (VVD):

In kabinetsvocabulaire hoor ik heel vaak "we doen het al". Dan is het toch goed om als Kamer even door te vragen, dus dat doe ik bij dezen dan even. Want er zit natuurlijk nog wel een verschil tussen gewoon een zorgvuldige en individuele beoordeling en het al bij die beoordeling verzamelen van al die informatie, om te voorkomen dat je later, als de veiligheidssituatie in Syrië verandert, alsnog een herbeoordeling en dus nog veel meer extra tijd nodig hebt. Wij krijgen signalen dat daar soms wel licht tussen zit en dat je eens goed zou kunnen kijken of dat dan volledig is. Als de staatssecretaris zegt "dat is zo", dan zou ik zeggen dat dat onderzoek snel afgerond is en dat we daar een oké op kunnen krijgen. Anders krijgen we hier later in de Kamer opnieuw de discussie: ja, wij hebben het toen al gezegd, u zei dat het niet zo was. Dan blijven we een beetje kissebissen. Dus ik zou zeggen: als het dan zo is, dan hebben we dat onderzoek denk ik snel afgerond. Dus mijn vraag is: kunnen we dat dan snel doen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De heer Wiersma vraagt in zijn motie de regering om uit te werken of en hoe een uitgebreidere beoordeling in eerste instantie kan bijdragen aan een soepele terugkeer wanneer het land van herkomst veilig wordt verklaard. Ik lees daar gewoon in dat mensen die zich hier melden kennelijk een etiket krijgen met "die moet terug zodra het kan". Dat etiket hoeft niet, want iedereen wordt individueel heel grondig beoordeeld. Als een situatie in een land veilig is, dan betekent dat dat degenen die uit dat land afkomstig zijn en hier om bescherming gevraagd hebben, terug kunnen, teruggaan, terug moeten als die bescherming niet meer nodig is. Ze krijgen er bericht van dat ze terug kunnen keren naar dat land. Dus van het erbij zetten van een apart vinkje van "zodra het in orde is met dat land moeten ze terug" zeg ik: dat is de staande praktijk.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Wiersma.

De heer Wiersma (VVD):

Het begon natuurlijk met dat ik vroeg: kunt u aangeven hoeveel Syrische statushouders terug zouden kunnen als ze vanwege conflict geen gevaar meer lopen en dus ook geen risico lopen op vervolging door het regime? U zei: dat heb ik niet, misschien is het er wel, maar ik heb het nu niet bij de hand. U heeft net in het debat toegezegd dat u dat eens onder elkaar gaat zetten en dat u dat naar de Kamer gaat sturen. Deze vraag, dit onderzoek is gericht op het volgende. Stel nou dat het iemand is die voor oorlog, maar niet zozeer voor het regime op de vlucht is, en die geen gevaar loopt te worden vervolgd. Hebben we dan in die procedure alles in beeld om later, op het moment dat uit dat fijnmazigere landenbeeld straks komt dat bepaalde regio's wel veilig zijn, niet nog ellenlange herbeoordelingen te hoeven doen? Op basis van die volledige beoordeling in eerste instantie hebben we ook al voldoende beeld om naar te kunnen handelen. Onze signalen zijn dat daar misschien nog wat winst te boeken is. Ik zou zeggen: als de staatssecretaris er zo van overtuigd is dat het niet zo is, oké, dan is dat zo, dan laten we het aan de Kamer. Maar ik zou toch hopen dat we daar nog een onderzoek naar zouden kunnen doen.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik moet wat dat betreft toch ook even bij de heer Wiersma aangeven dat zelfs als wat hij naar voren brengt zo zou zijn, het dan nog steeds mogelijk is dat een individuele asielzoeker zegt: ja, maar er zijn toch nog andere omstandigheden. Die komt dus met een herhaalde asielaanvraag. De informatie voor een herhaalde asielaanvraag is er misschien nog helemaal niet in eerste instantie. Dat laat onverlet dat dat dus nog steeds kan gebeuren: opnieuw een procedure met bezwaar, beroep en hoger beroep, enzovoorts.

Sterker nog, ik noem één herhaalde asielaanvraag, maar we zien heel vaak dat er meerdere herhaalde asielaanvragen zijn. Wat dat betreft is de IND zo zorgvuldig mogelijk, als het maar enigszins mogelijk is, in de individuele beoordeling van asielzoekers. Dat is iets waar ik voor in kan staan. Maar wij kunnen niet voorkomen dat er vervolgens, wanneer blijkt dat iemand te horen krijgt "je moet weg", toch nog informatie boven water komt en er een herhaalde asielaanvraag volgt. Dat is het wettelijke systeem waar we mee te maken hebben. Dus ik moet helaas dan toch zeggen tegen de heer Wiersma dat ik de motie op stuk nr. 2736 moet ontraden, omdat we deze procedure gewoon volgen.

Dan heb ik nog een motie van mevrouw Kuik op stuk nr. 2737 met het verzoek om de integratie van de statushouders in kaart te brengen. Wij doen op dit punt al heel veel. Het Centraal Bureau voor de Statistiek, het Centraal Planbureau en ook de ACVZ brengen heel veel in kaart. Ik moet tegen mevrouw Kuik zeggen dat dit het terrein is van de collega van SZW. Om die reden moet ik de motie ontraden. Ik ga hier niet over, het ligt echt bij SZW.

De motie van mevrouw Koekkoek over de aanbevelingen van UNICEF bij het opstellen van ambtsberichten in verband met kinderen moet ik helaas ook ontraden, want een ambtsbericht moet gaan over de feitelijke situatie in het land. De aanbevelingen van UNICEF zijn eerder aspecten die vervolgens een rol kunnen spelen bij de vaststelling van het beleid. Ik vind ze minder passend bij een ambtsbericht en om die reden ontraad ik de motie.

Dat was het, voorzitter.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat. Ik wil de staatssecretaris van harte bedanken, net als de Kamerleden en de kijkers thuis. We gaan volgende week dinsdag over de moties stemmen. Ik schors de vergadering tot 16.00 uur. Daarna start het debat over de Europese top.

De vergadering wordt van 15.04 uur tot 16.00 uur geschorst.

Naar boven