4 Verkeersveiligheid

Aan de orde is het VAO Verkeersveiligheid (AO d.d. 13/12).

De voorzitter:

Dan is nu aan de orde het VAO Verkeersveiligheid. Ik heet de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Infrastructuur en Waterstaat van harte welkom. Ik geef de heer Remco Dijkstra namens de VVD-fractie het woord.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Goedemorgen. We hebben een goed algemeen overleg gehad. Ik wil het maatschappelijke probleem van tellerfraude aan de orde stellen, dat jaarlijks leidt tot een schade van 160 miljoen. Dat is becijferd door de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Mensen worden gewoon belazerd en opgelicht doordat er dealers zijn die kilometerstanden terugdraaien en daar zelf aan verdienen, terwijl de eigenaar van de auto daar de dupe van is. Ik heb een aantal voorbeelden genoemd, zoals de koppeling van artikel 70m uit de Wegenverkeerswet, dat tellerfraude strafbaar stelt, in combinatie met artikel 67 van het Wetboek van Strafrecht, zodat je die oplichting ook daadwerkelijk kunt gebruiken. Ik noem ook het eventueel strafbaar stellen van het bezit van apparatuur om de teller terug te draaien en het adverteren daarmee. Er zijn gewoon partijen die langsrijden bij dealers en dat op bestelling doen. Wat mij ook heel logisch lijkt, is het vermelden van de kilometerstand op het vrijwaringsbewijs van de RDW. Misschien kan dit een prioriteit van de politie zijn. Het lijkt mij ook heel goed als de RDW die gratis vermeldt.

Ik wil één motie indienen als dat mag, voorzitter.

De voorzitter:

Als ik u was, zou ik daar gelijk mee beginnen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Precies.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat kilometertellerfraude aan de orde van de dag is met de bedoeling de prijs van een voertuig onrechtmatig op te drijven;

overwegende dat deze vorm van fraude jaarlijks 160 miljoen kost, waarbij zeker een op de vijf auto's die uit Duitsland geïmporteerd worden een onjuiste kilometerstand blijkt te hebben;

constaterende dat kopers te veel betalen voor een auto met een gemanipuleerde lage kilometerstand, maar er ook bij onderhoud vervelende situaties kunnen ontstaan, waarbij niet alleen de consument, maar ook de professionele autohandel hier schade door ondervindt;

overwegende dat er nog geen zaken zijn berecht onder dit speciaal ingevoerde wetsartikel en de bewijslast voor oplichting lastiger blijkt dan voor tellerfraude;

verzoekt de regering de fraude met kilometerstanden adequaat te kunnen aanpakken door maatregelen te nemen, en hierover de Kamer voor het komende algemeen overleg verkeer en verkeersveiligheid te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 645 (29398).

Excuses, u heeft twee minuten terwijl hier één minuut stond. Maar het was prima binnen de tijd. Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Brenk namens 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende de gewenste aandacht voor verkeersveiligheid van kwetsbare groepen, zoals kinderen, ouderen en lichamelijk gehandicapten, in het nieuwe Strategisch Plan Verkeersveiligheid en het Landelijk Actieplan Verkeersveiligheid;

verzoekt de regering speciale aandacht voor deze groepen altijd prominent in beeld te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 646 (29398).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dank u wel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voetgangersbeleid onderdeel is geworden van de NOVI;

overwegende dat veel voetgangersongevallen, met name bij ouderen, plaatsvinden door ongelijke stoeptegels, stoeprandjes en dergelijke;

verzoekt de regering opnieuw in gesprek te gaan met gemeenten en provincies teneinde een hoge prioriteit voor een veilige voetgangersomgeving te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 647 (29398).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dan mijn laatste motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid heeft geconstateerd dat het voertuigontwerp van de scootmobiel voor verbetering vatbaar is;

overwegende dat een snelle eerste optie voor verbetering het aanbrengen van een noodknop is;

verzoekt de regering in kaart te brengen wat er nodig is om een noodknop voor de scootmobiel verplicht te gaan stellen, en de Kamer hierover binnen afzienbare termijn te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 648 (29398).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. Er zijn ruim 300.000 scootmobielen in Nederland. Er wordt geadviseerd om die alle te voorzien van een noodknop. Wij zouden heel graag willen weten hoe de minister gaat zorgen dat daar ook een noodknop op gaat komen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Brenk. Dan geef ik nu het woord aan de heer Laçin namens de SP-fractie.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. We hebben een aantal onderwerpen besproken tijdens het AO. Over de Stint en het Strategisch Plan Verkeersveiligheid komen we nog deze maand te spreken. We hebben veel gewisseld over de helmplicht. Wij staan ook onder een motie daarover die straks ingediend zal worden.

Tot slot het CBR. Dat doet nog steeds pijn bij mij. We kaarten de problemen bij het CBR al heel lang aan. Ik ben blij dat de minister onze signalen ook heeft opgepakt. De wachttijden bij praktijkexamens zijn al aanzienlijk verkort. Er is alleen nog wel één heel groot probleem, en dat is dat beroepschauffeurs in de problemen komen doordat het CBR eigenlijk de afspraken niet nakomt en niet levert. TLN maakte melding van 1.200 beroepschauffeurs die problemen hebben gehad, op non-actief zijn gesteld, zijn ontslagen of ander werk hebben moeten doen. Ik vind dat echt niet kunnen, des te meer omdat het CBR een zelfstandig bestuursorgaan is en deze minister daar gewoon meer regie over moet voeren en moet doorpakken waar noodzakelijk. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat lange wachttijden bij het CBR leiden tot problemen bij het verlengen van rijbewijzen;

constaterende dat onder anderen beroepschauffeurs hierdoor in de problemen zijn gekomen, op non-actief zijn gesteld, ander werk moesten doen of zelfs zijn ontslagen;

overwegende dat deze lange wachttijden bij het CBR grote maatschappelijke gevolgen kunnen hebben voor bijvoorbeeld mantelzorgers;

overwegende dat het onacceptabel is dat problemen bij het CBR tot gevolg hebben dat mensen de weg niet op kunnen als chauffeur;

van mening dat maatwerk en/of compensatie voor gedupeerden gerechtvaardigd is;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe maatwerk geleverd kan worden in deze gevallen en gedupeerden gecompenseerd kunnen worden, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 649 (29398).

Was u klaar, meneer Laçin?

De heer Laçin (SP):

Ja.

De voorzitter:

Oké.

De heer Van Aalst (PVV):

Wij delen natuurlijk de zorgen rondom de problemen bij het CBR. Wij hebben daar ook vragen over gesteld aan de minister. Wij dienen op dit moment geen motie in, omdat we even wachten op die antwoorden. Maar is mijn collega van de SP ervan op de hoogte dat Transport en Logistiek Nederland een spoedprocedure overeen is gekomen met het CBR, en dat er dus in ieder geval voor een hele grote groep, de mensen die aangesloten zijn bij TLN, op dit moment een spoedprocedure is om zo snel mogelijk die wachtlijst weg te werken? En een tweede korte vraag: hoe ziet de SP dat nu voor zich? U roept er met een motie toe op om het te onderzoeken, maar bent u niet bang dat het gewoon alleen maar heel lang gaat duren en dat we daar eigenlijk niets mee opschieten, in ieder geval die chauffeur niet?

De heer Laçin (SP):

In antwoord op de eerste vraag: in ben ervan op de hoogte dat er via TLN een procedure is gestart. Dat is prima. Maar deze motie gaat natuurlijk niet alleen over de mensen die bij TLN aangesloten zijn. Ik noemde bijvoorbeeld ook mantelzorgers, waarvan ik berichten en signalen heb gekregen. Ik vind dat eenieder die door de problemen bij het CBR in de problemen is gekomen, maatwerk verdient en bijvoorbeeld in geval van inkomstenderving daar ook compensatie voor verdient, omdat het onmacht is. Het ministerie moet daar regie op voeren en heeft dat nagelaten. Dan vind ik het gerechtvaardigd dat daar iets voor in de plek komt.

De tweede vraag ben ik heel even kwijt.

De voorzitter:

Ja, dat is het nadeel van een paar vragen stellen.

De heer Van Aalst (PVV):

U vraagt om een onderzoek, maar ik zou liever actie willen.

De heer Laçin (SP):

O ja. Ik ook. Daarom staat in de motie ook "en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren". Zowel de heer Van Aalst als ik weet dat dat niet per se gaat gebeuren, maar daar zijn we zelf bij. Duurt het te lang, dan zullen we aan de bel trekken en de minister snel tot antwoorden proberen te dwingen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Laçin (SP):

U ook bedankt, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Kröger namens GroenLinks.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een goed debat gehad over verkeersveiligheid. Er zijn een aantal wat mij betreft goede toezeggingen gedaan over het belang van de veiligheid rond scholen. Het gaat er vooral om dat we zorgen dat die autoluw worden, dat lopend of fietsend naar school echt de norm wordt en dat we echt proberen te zorgen dat het zo min mogelijk met de auto wordt gedaan.

Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de verkeersveiligheid van schoolkinderen gebaat is bij een autoluwe schoolomgeving;

overwegende dat het voor de verkeersveiligheid van kinderen van groot belang is om (onder begeleiding) zelf actief deel te nemen aan het verkeer door te lopen of te fietsen;

verzoekt de regering om samen met lokale overheden een actieplan voor een autoluwe schoolomgeving uit te werken waar kinderen veilig naar school kunnen lopen of fietsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 650 (29398).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

In het debat hebben we ook het nodige gewisseld over de grote invloed die maximumsnelheid heeft op de verkeersveiligheid. In andere landen wordt daar anders mee omgegaan. Ik heb de volgende motie om te verzoeken dat er onderzoek gedaan wordt naar de relatie tussen verkeersveiligheid, maximumsnelheid en weersomstandigheden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in veel Europese landen een lagere maximumsnelheid op snelwegen geldt als het regent;

overwegende dat slecht weer een belangrijke factor bij ongelukken is;

verzoekt de regering te onderzoeken hoeveel ongelukken kunnen worden voorkomen door bij slecht weer tijdelijk de maximumsnelheid te verlagen, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 651 (29398).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kröger. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Aalst namens de PVV.

De heer Van Aalst (PVV):

Dank u wel, voorzitter. We hebben een goed debat gehad over verkeersveiligheid. We hebben een aantal toezeggingen gehad. Daar zijn we blij mee. Vandaag van onze kant dan ook geen moties. We hebben het net even kort over het CBR gehad, maar ik wil bij de minister nog graag benadrukken dat we de komende weken actie verwachten. Ik dien dus geen motie in, omdat wij willen dat er op korte termijn wat gaat gebeuren. We hoorden met name uit de transportwereld dat er heel veel mensen aan de kant staan. Ik geloof dat er inmiddels tussen de 20 en 50 mensen definitief aan de kant staan. Dat lijkt ons niet de bedoeling.

Verder hebben we de Stint van de agenda gehaald, omdat dit onderwerp een goede plek verdient in het plenaire debat. Dat zullen we waarschijnlijk volgende week gaan bespreken. Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Aalst. Tot slot is het woord aan de heer Von Martels namens het CDA.

De heer Von Martels (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Ik ben blij dat mijn voorgangers hebben aangehaald dat het belangrijk is dat de minister actie onderneemt ten aanzien van het CBR. Ik hoop dat die toezegging vandaag nogmaals gedaan wordt, zodat er echt actie ondernomen wordt om de problemen die daar zijn, het hoofd te bieden. Daarnaast was er tijdens het algemeen overleg heel nadrukkelijk aandacht voor de snorfiets en voor mijn pleidooi om een helmplicht in te voeren. Ik proefde tijdens het debat al dat de minister er nog niet direct een voorstander van is. Daarom een extra aansporing van mijn kant door een motie in te dienen ten aanzien van dit onderwerp. Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de snorfiets in de praktijk vaak een bromfiets is (als je kijkt naar gewicht, vermogen, volume en snelheid);

overwegende dat de oorspronkelijke doelgroep voor de snorfiets de elektrische fiets heeft ontdekt;

overwegende dat de snorfiets verhoudingsgewijs veel bij ongelukken betrokken is;

overwegende dat de SWOV constateert dat een groot deel van het ernstig hoofdletsel onder snorfietsers voorkomen had kunnen worden als een helm gedragen was en dat het percentage hersenletsel onder snorfietsers beduidend hoger is dan onder bromfietsers en motorrijders;

verzoekt de regering de Kamer spoedig een wetsvoorstel voor te leggen waarbij het dragen van een helm verplicht wordt voor snorfietsers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Von Martels, Van der Graaf, Kröger en Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 652 (29398).

De voorzitter:

De heer Remco Dijkstra, over de motie.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Realiseert de indiener zich dat je hiermee eigenlijk de hele categorie snorfietsen, alle 800.000 die er rondrijden, buitenspel zet en het mogelijk meer gevaar oplevert als je ze gedwongen verplaatst naar de rijbaan? In hoeverre is dit nog zorgvuldig na wat we vorig jaar gewisseld hebben, namelijk dat het eigenlijk alleen een probleem is in de grote stad? Het speelt niet op het platteland.

De heer Von Martels (CDA):

Ik weet zeker dat ik niemand buitenspel zet. Het is een eigen afweging of men nog steeds op een snorfiets wil blijven rijden of niet. Ik hou alleen een pleidooi voor een helmplicht. Dat wil niet zeggen dat niemand de snorfiets meer kan gebruiken. U maakt een verschil tussen stad en platteland. Dat deel ik niet met u. Weliswaar hebben we gisteren nog een brief ontvangen van de grotere gemeenten Nederland die mijn pleidooi ondersteunen, maar feit blijft dat de ongelukken overal in het land plaatsvinden en dat die helmplicht gerechtvaardigd is.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Hoe sociaal is het als je mensen hun soms enige vervoermiddel afpakt? Hoe consequent is het ten opzichte van mensen die op een elektrische fiets zitten? Die haalt eigenlijk nog vaak de snorfiets in. Als snorfietsen te hard rijden, dan moet je toch handhaven? Dan moet je ze toch in beslag nemen? Dan moet je toch de etters eruit filteren? Dan moet je niet de mensen die dagelijks afhankelijk zijn van de snorfiets voor hun dagelijks vervoer en hun boodschappen met dergelijke taferelen opzadelen.

De heer Von Martels (CDA):

Nogmaals, ik sluit helemaal niets uit. Iedereen die een snorfiets heeft, kan die snorfiets blijven gebruiken. U noemt net voorbeelden als boodschappen doen of richting de sportactiviteiten gaan. Dat maakt allemaal niet uit. Die snorfiets kan gewoon gebruikt blijven worden, alleen met een helm op. Niets meer en niets minder.

De heer Van Aalst (PVV):

Meneer Von Martels van het CDA geeft eigenlijk zelf het antwoord al. Iedereen mag van hem gewoon een snorscooter blijven rijden. Iedereen mag van mij ook gewoon een helm op zetten. Daar hoeft u helemaal geen verplichting voor op te leggen. Waarom wil het CDA nu weer zo dwingend zijn en iemand verplichten een helm op te zetten? Iedereen is vrij om het wel te doen. Realiseert u zich dat nu ook het CDA ervoor kiest om zo meteen iedereen op een elektrische fiets verplicht een helm te laten dragen? Ze hebben namelijk allemaal dezelfde snelheid. Dat zal zo meteen ook blijken als er onderzoek gedaan wordt. Begrijp ik goed dat alle elektrische fietsers, alle snorscooters, iedereen zo meteen een helm draagt als het aan het CDA ligt?

De heer Von Martels (CDA):

Ik weet niet hoe u mijn motie interpreteert, maar daar is helemaal geen sprake van. Dat heb ik ook niet genoemd. Die verschillen in snelheid zijn er trouwens wel degelijk. De gemiddelde snelheid van de snorfiets is 32 km/u en van de elektrische fiets 19 km/u. Bovendien hebben we deze argumenten allemaal uitgewisseld tijdens het algemeen overleg. In die zin is er niets nieuws onder de zon.

De voorzitter:

Nee.

De heer Von Martels (CDA):

U heeft mij niet kunnen overtuigen van uw gelijk.

De voorzitter:

Geen herhaling van wat in het algemeen overleg is gewisseld, meneer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Nee, maar het is jammer dat er weer een verplichting komt van het CDA richting al die mensen in Nederland in plaats van het echte probleem aan te pakken.

De voorzitter:

U heeft uw punt gemaakt.

De heer Van Aalst (PVV):

Pak dan gewoon dat tuig op die snorscootertjes aan in plaats van weer een verplichting op te leggen aan iedereen. Al die mensen krijgen weer de last van het vreselijke CDA-beleid.

De heer Von Martels (CDA):

Ik weet zeker dat de PVV, als we hier hadden gestaan om te bepleiten dat de gordels in de auto verplicht moeten worden gesteld, zelfs op dat moment gezegd zou hebben dat we dat niet moeten doen. Dit is een heel duidelijk voorstel en ook relevant. Er waren afgelopen jaar weer 46 doden met de snorfiets. Alle reden om te zeggen: helmplicht noodzakelijk.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Von Martels. Ik zie dat er behoefte is aan een korte schorsing van vijf minuten. Dat doen we.

De vergadering wordt van 10.33 uur tot 10.41 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister van Infrastructuur en Waterstaat het woord. Volgens mij begint u met de moties, toch?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De eerste motie is voor mijn collega Grapperhaus.

De voorzitter:

Het maakt mij niet uit. Dat is prima.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Helemaal goed. Dan begin ik met de tweede motie, de motie op stuk nr. 646, want de eerste motie zal door collega Grapperhaus worden behandeld. De motie op stuk nr. 646 is van de hand van mevrouw Van Brenk en verzoekt de regering om speciale aandacht te houden voor kwetsbare groepen en om die altijd prominent in beeld te houden. Daarbij doelt u op het Strategisch Plan Verkeersveiligheid. Ik zie dat wel als een ondersteuning van het beleid en ik kan hier oordeel Kamer op geven.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 647, die ook van de hand van mevrouw Van Brenk is en die de regering verzoekt opnieuw in gesprek te gaan met gemeenten en provincies teneinde een hogere prioriteit voor een veilige voetgangersomgeving te behouden. Ik zou mevrouw Van Brenk willen verzoeken om die motie aan te houden, omdat we nu eigenlijk de fase ingaan waarin we met alle regionale en lokale overheden die risicoanalyse gaan maken om te zien wat er overal moet gebeuren. Ik ben er zelf van overtuigd dat de veilige voetgangersomgeving daarbij echt wel voldoende aan bod zal komen, maar mocht u straks bij het zien van die plannen van oordeel zijn dat dat niet het geval is, dan zou ik u aan willen raden om dit dan in te zetten. Ik zou u dus willen verzoeken om dat vooralsnog eerst af te wachten.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Als de minister een tijdspanne kan aangeven wanneer ik die plannen kan verwachten, weet ik of het reëel is om de motie aan te houden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik kan daar niet helemaal precies een datum aan hangen, omdat het natuurlijk ook aan de lokale overheden is om die analyse zo snel mogelijk te maken, maar ik hoop wel nog in dit voorjaar de afspraak te maken. Wellicht hebt u er dan dus al meer zicht op. Dan hebben we het volgens mij dus over april of mei.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dan ben ik bereid om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van Brenk stel ik voor haar motie (29398, nr. 647) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 648.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja. Die is ook van mevrouw Van Brenk en die verzoekt de regering om in kaart te brengen wat er nodig is om een noodknop op de scootmobiel verplicht te gaan stellen en de Kamer daarover binnen afzienbare termijn te informeren. Er zijn nu geen toelatingseisen voor die scootmobielen. Dit zou dus echt een stelselwijziging zijn. Daarom wil ik u voorstellen om eerst het OVV-onderzoek over de bijzondere voertuigen af te wachten, want de OVV neemt ook al deze aspecten mee. Bovendien zijn we ook nog in gesprek met de fabrikanten van scootmobielen om te kijken wat zij eventueel kunnen doen, maar ik zou u in ieder geval willen voorstellen om de motie aan te houden totdat we het OVV-onderzoek hebben.

De voorzitter:

Kort, mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dezelfde vraag: wanneer wordt dat onderzoek verwacht?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat is natuurlijk aan de OVV; dat kan ik niet zo zeggen. Ik verwacht niet dat het er binnen een paar maanden is. Dat kan nog wel even duren.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dan denk ik nog even na.

De voorzitter:

Dat is goed. U heeft eigenlijk tot dinsdag de tijd, want dan gaan we pas stemmen. Mocht mevrouw Van Brenk de motie niet aanhouden, wat is dan het oordeel?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan ontraad ik de motie, omdat ik het te vroeg vind voor een dergelijke grote stap.

De voorzitter:

Dan is dat ook helder.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 649 is van de hand van de heer Laçin. Eigenlijk hebben anderen daar ook al over gesproken. Iedereen heeft grote zorgen over het CBR. Dat begrijp ik ook helemaal en ik deel die zorgen ook. De heer Laçin vraagt om te onderzoeken hoe gedupeerden gecompenseerd kunnen worden en zo spoedig mogelijk weer de weg op kunnen als chauffeur. Ik ben ontzettend blij dat er nu ook een spoedprocedure is opgestart, waarbij TLN ook een hele belangrijke rol speelt. Voor de gevallen die dan toch nog niet naar tevredenheid op te lossen zijn, staan natuurlijk de gebruikelijke rechtsmiddelen ter beschikking en daar is ook de klachtenprocedure voor. Ik zou deze motie dus willen ontraden. Ik heb goede hoop dat dit de komende tijd de goede kant op zal gaan. Ik kan u ook al melden dat ik volgende week met het CBR om de tafel ga om zelf ook nog een keer met hen en détail door te spreken hoe dit nou echt snel beter kan.

De voorzitter:

Een korte vraag, de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

De minister noemt de standaardklachtenprocedure, maar deze problemen spelen al heel lang. Mensen zijn nu gedupeerd en kunnen hun werk of bijvoorbeeld hun mantelzorg niet uitvoeren omdat zij op dit moment hun rijbewijs gewoon niet meer hebben; dat is in ieder geval niet geldig. Dus daarom juist de vraag om af te wijken van die standaardklachtenprocedure. Het CBR is een zbo en staat onder de regie van deze minister. Zij heeft de mogelijkheden om maatwerk te leveren en mensen te compenseren.

De voorzitter:

De minister.

De heer Laçin (SP):

Het is een gerechtvaardigde vraag. Dus toch de vraag aan de minister om daar wat meer aandacht aan te geven en deze mensen te compenseren.

De voorzitter:

De minister. Dit is een VAO, meneer Laçin.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De heer Laçin vroeg in zijn motie ook om maatwerk. Ik denk dat TLN degenen die denken niet zelfstandig door zo'n klachtenprocedure heen te komen of die daar ontevreden over zijn, ontzettend kan helpen. We hebben natuurlijk een heleboel zbo's in dit land. Voor allemaal hebben we dezelfde procedure en bij allemaal staan dezelfde rechtsmiddelen aan de mensen ter beschikking. Daar zou ik dan ook in dit verband naar verwijzen.

De voorzitter:

Een korte vraag, want de discussie is wel gevoerd.

De heer Laçin (SP):

Een korte opmerking, voorzitter. Ik vind het echt spijtig om te horen dat de minister gewoon zegt: "Er is een standaardprocedure. Deze mensen zijn door toedoen van het CBR in de problemen gekomen, maar ik ga daar voor de rest verder niks aan doen." Het is spijtig om dat te horen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Voorzitter, daar wil ik nog op reageren. Dat heb ik natuurlijk niet gezegd. Ik heb gezegd dat ik het heel belangrijk vind en zelf nog met het CBR in gesprek ga. Als geprobeerd is om maatwerk te leveren, als er nog onvrede is na de klachtenprocedure, dan gaan we natuurlijk kijken of er nog schrijnende gevallen overblijven en hoe we daarmee zullen omgaan.

De voorzitter:

Goed. Ik zie twee Kamerleden staan. Dit is een motie van de heer Laçin. Daar moet geen discussie over gevoerd gaan worden. Het oordeel is al gegeven.

De heer Schonis (D66):

Ik heb een vervolgvraag naar aanleiding van een opmerking van de minister. U zegt: ik ga volgende week in gesprek met het CBR. Dat is fantastisch. Het gaat niet alleen om beroepschauffeurs die die herkeuringen uitgevoerd moeten krijgen, maar ook om ouderen die verlenging van hun rijbewijs ...

De voorzitter:

U moet even in de microfoon praten, want anders hoort niemand wat u zegt. Dat is best wel relevant, lijkt mij.

De heer Schonis (D66):

Inderdaad. Het gaat om de vraag of de minister in het overleg met het CBR ook de ouderen die een herkeuring moeten krijgen, aan de orde wil stellen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De voorzitter had gelijk: het is heel relevant wat de heer Schonis opmerkte. Ik ga natuurlijk in gesprek over de problematiek bij het CBR in brede zin. Ik heb u in het algemeen overleg al gemeld dat ook mijn mailbox volloopt met berichten van mensen, soms ouderen, die op hun auto zijn aangewezen en door de lange wachttijden niet meer op tijd hun rijbewijs krijgen. Dat vind ook ik kwalijk. Ik ga die hele problematiek graag met hen bespreken.

De voorzitter:

De heer Van Aalst. Een korte vraag.

De heer Van Aalst (PVV):

Ja, heel kort een vervolgvraag daarop. Is de minister bereid om ons middels een brief in kennis te stellen van hoe dat gesprek verlopen is en van wat er op korte termijn gaat gebeuren?

De voorzitter:

Ook relevant.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het lijkt me geen probleem om u te informeren over hoe het er dan bij het CBR voor staat.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 650, van de hand van mevrouw Kröger. Zij verzoekt de regering om bijzondere aandacht te hebben voor de situaties rondom scholen. U hebt gelijk: we hebben daarover in het algemeen overleg al goed van gedachten gewisseld. Ik wil hierbij hetzelfde opmerken als wat ik ten aanzien van de voetgangers zei tegen mevrouw Van Brenk. Ik zou u willen verzoeken om deze motie aan te houden, omdat dit nou juist ook een onderwerp is dat in die risicoanalyses van de verschillende gemeenten aan de orde komt. Ik heb er zelf vertrouwen in dat het bij gemeenten echt de aandacht heeft. Ik zeg nu hetzelfde als wat ik tegen mevrouw Van Brenk heb gezegd: mocht u daarna denken dat het er toch onvoldoende in zit, dat het niet serieus is meegenomen, dan zouden we het alsnog kunnen overwegen. Maar het voorstel is om de motie aan te houden totdat we dat actieplan hebben.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dat wil ik op zich best doen, als de minister dan wel aangeeft dat ze de gemeentes heel duidelijk meegeeft dat de bedoeling is dat het onderwerp van de autoluwe scholen onderdeel van die gemeentelijke plannen zou moeten zijn.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik deel helemaal de behoefte die mevrouw Kröger uitspreekt om de schoolomgevingen zo veilig mogelijk te maken. Er zijn misschien ook gemeenten waar het al helemaal goed geregeld is rond de scholen. Die zullen dan niet oppoppen in de risicoanalyses. Maar ik ga ervan uit dat in die gemeentes waar nog wel onveilige situaties zijn of waar het er echt uit springt, wel echt actie wordt ondernomen. Dan kunnen we samen beoordelen of dat in voldoende mate het geval is geweest.

De voorzitter:

Ja. Gaat u verder.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 651, ook van de hand van mevrouw Kröger. Die verzoekt de regering om te onderzoeken hoeveel ongelukken er kunnen worden voorkomen door bij slecht weer tijdelijk de maximumsnelheid te verlagen, en de Kamer hierover te informeren. Ik vind dat een heel sympathiek idee en ik begrijp ook heel goed waaruit dat is ontstaan, want we hebben vanochtend ook weer gezien dat het slechte weer soms tot ongelukken leidt. Toch ontraad ik de motie, omdat niet heel eenduidig te definiëren is wanneer het nou slecht weer is. Dat is plaatselijk ook zo ontzettend verschillend dat onderzoek uit het verleden heeft laten zien dat het eigenlijk niet mogelijk is om dat heel specifiek te regelen, behoudens de hele grove systematiek van de weercodes. Dat neemt niet weg dat onze wegbeheerders natuurlijk ieder hun eigen gebied voortdurend in ogenschouw nemen en het ook daadwerkelijk doen: als het slecht weer is, gaan de matrixborden gewoon op een lagere snelheid. Maar het is niet makkelijk om dat in generieke regels te vatten.

De voorzitter:

Een korte vraag, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

De motie vraagt ook vooral om te kijken hoe andere Europese landen dit doen, aangezien het in andere landen wél een regel is en het ook werkt, en om ook te kijken wat dat dan in Nederland zou betekenen. Dus aangezien de minister het een sympathiek idee vindt, zou ik het fijn vinden als zij zou kijken naar wat bijvoorbeeld in Frankrijk de praktijk is.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Laat ik dan maximaal rekkelijk zijn vandaag en mevrouw Kröger toezeggen dat we voor het volgende algemeen overleg Wegverkeer en verkeersveiligheid in kaart brengen en even op een rijtje zetten hoe dat in andere landen zit. Ja?

De voorzitter:

En dan? Even kijken; het is mij even ontgaan ...

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik heb de motie op zich ontraden, maar ik heb wel deze toezegging aan mevrouw Kröger gedaan.

De voorzitter:

Ja, prima. Mevrouw Kröger?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

En ik houd de motie aan totdat ik dat lijstje heb. Daar ga ik me dan op beraden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (29398, nr. 651) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

En de motie op stuk nr. 650?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ook.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Kröger stel ik voor haar motie (29398, nr. 650) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Nu de motie op stuk nr. 652.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 652, van de hand van de heer Von Martels. Hij verzoekt de regering om zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel voor te leggen waarin het dragen van een helm voor snorfietsers verplicht wordt gesteld. Daar hebben we in het algemeen overleg al voldoende over gewisseld. Ik deel natuurlijk de wens van de heer Von Martels en de andere ondertekenaars om de verkeersveiligheid zo veel mogelijk te bevorderen. Ik heb u ook aangegeven dat het naar mijn idee voor een dergelijke grote stap, een wetsvoorstel, altijd verstandig is om eerst een impactassessment te doen, om eerst te kijken wat het doet voor de totale verkeersveiligheid. Gaan er verschuivingseffecten optreden naar de elektrische fiets et cetera? Ik zou het de goede weg vinden om dat eerst goed in kaart te brengen voordat we meteen de stap zetten naar een verplichting. Om die reden ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Over het door het lid Dijkstra aangeroerde punt hebben wij goed gesproken in het AO. Ik kan u zeggen dat ik zijn punt begrijp en dat zijn motie op stuk nr. 645 wat ons betreft oordeel Kamer krijgt, in die zin dat wij hierop in mei of juni bij het volgende AO zullen terugkomen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit korte overleg.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven