2021D05705 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over Natuur (Kamerstuk 33 576, nr. 199).

De voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Goorden

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

7

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

11

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

12

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

15

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

16

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

18

     

II

Antwoord/Reactie van de Minister

20

     

III

Volledige agenda

20

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken ten behoeve van het schriftelijk overleg Natuur 8 februari 2021 en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de CDA-hebben nog vragen over de ambities in het Programma versterken biodiversiteit. Deze leden lezen: «Een goede basiskwaliteit van de natuur gaat ervan uit dat als de condities voor algemene, (nog) niet bedreigde soorten verbeteren, daarmee ook een positief resultaat behaald wordt voor bedreigde soorten.» Kan de Minister aangeven waarom er geen onderzoek gedaan wordt naar wat de bedreigde soorten precies nodig hebben, in plaats van dat we de basiskwaliteiten op orde willen hebben in de hoop dat dat ervoor zorgt dat die bedreigde soorten terugkomen? Ook wordt er verwezen naar de publicatie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) met een reflectie op de implicaties van het beleidsstreefdoel om de ecologische voetdruk te halveren. De publicatie werd in november 2020 verwacht. Klopt het dat deze nog niet aan de Kamer is aangeboden? Zo ja, wat is daarvan de reden en wat is de huidige planning?

Ten aanzien van de Bossenstrategie lezen de leden van de CDA-fractie op pagina 10: «... is de inzet om administratieve lasten voor uitvoering van stikstofherstelmaatregelen zo veel mogelijk te beperken. Het Rijk zal de wet hierop aanpassen in 2021.» Het is deze leden niet helemaal duidelijk wat hier precies mee bedoeld wordt. Kan de Minister deze zin nader toelichten? Ook lezen zij dat alleen locaties waar de huidige vegetatietypen een lage ecologische verwachting hebben, in aanmerking komen voor ontwikkeling tot bos. Daarbij moet de biodiversiteit per saldo toenemen. Kan de Minister toelichten op welke manier wordt berekend hoeveel de biodiversiteit toeneemt? Welke methode wordt hiervoor gebruikt? Welke partij/organisatie ziet hierop toe? Ook wordt gesteld dat als op basis van de uitgewerkte plannen blijkt dat bosuitbreiding niet budgetneutraal te realiseren is, Rijk en provincies de ambities eventueel kunnen bijstellen. Dit geeft dus aan dat de ambitie geen hard doel is. Kan de Minister toelichten waarom überhaupt gekozen is voor de ambitieuze doelstelling die nu geformuleerd is? Erkent de Minister dat er in Nederland een strijd om de ruimte gaande is en dat dit wellicht niet het moment is om meer te doen dan nodig is? In het kader van de strijd om de ruimte vinden deze leden het wel goed dat het de ambitie is om meervoudig ruimtegebruik te stimuleren. Vooral de combinatie van woonwijken met bossen erin of eromheen is te prijzen. Dat is én goed voor de gezondheid van de bewoners én goed voor de natuur.

De leden van de CDA-fractie lezen dat het de ambitie is om bos aan te leggen op de overgangsgebieden tussen landbouw en natuur, maar liefst op 7.000 hectare. Daarbij staat letterlijk: «De combinatie van bossen met het vernatten van overgangsgebieden kan gunstig uitpakken om ons land klimaat adaptief in te richten en de waterkwaliteit te verbeteren. De landbouw is vaak de grootste grondgebruiker in deze overgangszones.» Wat gaat dit concreet betekenen voor de agrarische eigenaren van deze gronden? Hoe gaat dit traject er concreet uitzien? Wat betekent dit voor de hoeveelheid landbouwareaal? Op welke manier worden deze grondeigenaren benaderd, is het op vrijwillige basis en wat staat er tegenover? Deze leden benadrukken dat ze dit zeer belangrijk vinden. Ook wordt bos op landbouwgrond voorgesteld als verdienmodel voor boeren. Dit klinkt mooi, maar is de Minister zich ervan bewust dat dit in praktijk moeilijk te realiseren is, omdat dit doorgaans niet past binnen het bestemmingsplan en gemeenten niet zomaar overal percelen met bomen ambiëren? Wat gaat de Minister eraan doen om dit te vergemakkelijken? De komende tijd wordt de bijdrage van agroforestry aan de ambities voor de Bossenstrategie verder uitgewerkt. Kan de Minister toezeggen hierbij ook agrarische belangenorganisaties te betrekken? Wat deze leden betreft is in dezen essentieel dat er ruimte geboden wordt aan bosbeheerders om de ambities en uitgangspunten met behulp van eigen vakmanschap in praktijk te brengen. Deelt de Minister deze mening en vindt ze ook dat wanneer die professionele ruimte niet geboden wordt, dat niet erg stimulerend zal werken voor eigenaren om extra bos aan te planten? Kan zij toelichten waarom wel of niet? Klopt het dat hierover recent ook een rapport door Wageningen University & Research (WUR) is gemaakt? Zo ja, wanneer wordt dit aan de Kamer aangeboden?

De leden van de CDA-fractie vragen zich in het kader van het Programma Natuur af of de Minister kan toezeggen dat de 20% die gereserveerd is voor natuurinclusieve landbouw ook echt daaraan besteed wordt. Kan de Minister toelichten hoe zij erop toeziet dat de door de provincies ingestuurde voorstellen voor de besteding van de eerste 300 miljoen euro voldoen aan de kaders die eerder met de Kamer zijn gecommuniceerd, zoals 20% naar hydrologische maatregelen en 20% naar overgangsgebieden? Kan de Minister toelichten of voor de inventarisatie van die voorstellen voldoende breed is uitgevraagd in de provincie bij terreinbeheerders, particuliere eigenaren en hun organisaties, zoals de Federatie Particulier Grondbezit (FPG) en boerenorganisaties zoals BoerenNatuur en LTO? Deze leden merken daarnaast op dat in de opsomming van de maatregelen in de overgangszones twee keer 20% uitgegeven wordt aan de hydrologie, namelijk voor het verhogen van de waterpeilen en voor het verbeteren van de hydrologie rond natuurgebieden. Dit lijkt hen te veel van het goede. Kan de Minister dit toelichten?

De leden van de CDA-fractie hebben nog vragen over de wolf. De wolf is een jachtdier en eet allerlei dieren, zoals herten, reeën, schapen, kippen, hazen, vogels, et cetera. Deze leden vragen zich af, nu de wolf zo oprukt in Nederland en steeds meer schade aanricht, wanneer de grens is bereikt. We zijn immers allerlei maatregelen aan het nemen om de biodiversiteit te herstellen, om bedreigde diersoorten terug te krijgen, maar zolang de populatie van de wolf blijft toenemen, zijn we toch aan het dweilen met de kraan open? En als die grens bereikt is, wat gaat er dan gebeuren? Kan de Minister hier een toelichting op geven? Ook boeren lijden enorme schade door de wolf en dat zal alleen maar toenemen. Op welke manier worden zij tegemoetgekomen? Op welke manier zouden zij zich volgens de Minister kunnen beschermen tegen de wolf, aangezien deze over hekken van een paar meter klimt? Hoe voorkomen we een algehele verrastering van Nederland?

De leden van de CDA-fractie merken op dat voor het Wierdense Veld is berekend dat er een extra buffer nodig is om het Natura 2000-doel hoogveen te halen; de kosten bedragen thans in totaal 39,5 miljoen euro (inclusief nieuwe buffer van waarschijnlijk 20 miljoen euro). Is bij deze berekening ook rekening gehouden met het feit dat de vastgestelde kritische depositiewaarde voor het Wierdense Veld ook gehaald kan worden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de Kamerstukken ten behoeve van het schriftelijk overleg Natuur. Deze leden hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over, gezien de slechte staat van de natuur in Nederland en wereldwijd. Zo is gemiddeld twee derde van de populatieomvang van zoogdieren, vogels, amfibieën, insecten en vissen in de afgelopen vijftig jaar verdwenen. Nooit eerder ging de biodiversiteitachteruitgang zo snel als nu. Zij zijn van mening dat de Minister goede stappen heeft gezet afgelopen kabinetsperiode. Zo is het Deltaplan biodiversiteit omarmd, heeft de Minister de bossenstrategie naar de Kamer gestuurd en is het natuurbudget verdubbeld. Echter, het is essentieel dat de Minister niet blijft hangen in een papieren werkelijkheid en dat de plannen die nu op de plank liggen, zo snel mogelijk worden uitgevoerd.

Zoönose

De leden van de D66-fractie constateren dat de premier heeft gesteld dat het anders moet. Zo gaf hij in september nog aan dat we samen moeten werken om de negatieve trend van biodiversiteitsverlies te stoppen. Deze leden zijn blij te vernemen dat ook de premier tot deze conclusie is gekomen. Zij zijn van mening dat de negatieve trend van biodiversiteitsverlies zo snel mogelijk gestopt moet worden. Dit is vitaal, willen we niet weer met het puin van een zoönose als corona achterblijven. Tijdens de begroting hebben zij de Minister een Zoönose actieplan overhandigd, zodat we de kans op een volgende pandemie kunnen verkleinen. Heeft de Minister dit plan inmiddels gelezen? Wat is haar reactie op het plan? Kan zij nog reageren op het plan middels een brief, waarbij zij de verschillende punten in het plan aanstipt?

High Ambition Coalition for Nature and People

De leden van de D66-fractie zijn verheugd te vernemen dat door een motie van de leden Jetten en De Groot (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1440) Nederland zich inzet voor wereldwijde ambitieuze en bindende natuurdoelstellingen en dat Nederland zich heeft aangesloten bij de High Ambition Coalition for Nature and People. Zo is de doelstelling om 30% van het land en zee te beschermen. Hoe gaat de Minister dit vertalen naar oplossingen voor Nederland?

Natuurprogramma

De leden van de D66-fractie signaleren dat bij de realisatie van het Programma natuur, natuurorganisaties en landbouworganisaties samen aan tafel zitten. Deze leden vragen echter of de natuurorganisaties ook aan tafel zitten bij de landbouwgesprekken, zoals de Minister heeft beloofd. Bovendien is de Minister bezig om de motie van het lid De Groot over de basiskwaliteit van natuur (Kamerstuk 28 286, nr. 1048) uit te werken. Klopt het dat hier pas over vijf jaar beleidsinstrumenten voor zijn ontwikkeld?

De leden van de D66-fractie onderschrijven de ambitie van het Programma natuur maar vragen zich tevens af waarom de focus de komende tien jaar vooral op stikstofgevoelige Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en -soorten is gericht. Op welke manier wordt gezorgd dat de huidige staat van natuur in niet-focusgebieden de aankomende jaren niet achteruitgaat? Kan de garantie worden gegeven dat de natuur te allen tijde erop vooruit gaat? Deze leden lezen tevens dat in de eerste fase van drie jaar provincie, Rijk en maatschappelijke partners starten met de uitvoering van de eerste maatregelen. Welke maatregelen zijn tot op heden uitgevoerd?

De natuurinclusieve samenleving is een van de belangrijkste onderdelen in het Programma natuur. Echter, de leden van de D66-fractie constateren dat er nog steeds niks is gebeurd om dit concept verder uit te werken, terwijl Nederlanders meer dan ooit behoefte hebben aan natuur en weidse aanzichten. Niet alleen in natuurgebieden maar ook daarbuiten. Het kan toch niet zo zijn dat sinds de brief van 24 april 2019, waar de natuurinclusieve ruimtelijke inrichting al werd aangekondigd, deze Minister gewoon de waakvlam heeft aangezet, wachtend op het volgende kabinet? Er liggen immers tal van rapporten klaar, die laten zien hoe dit anders kan, onder andere van de WUR en de commissie-Remkes. Wat doet de Minister hiermee? Wanneer neemt de Minister hier regie? Meer natuur is namelijk niet alleen goed voor de biodiversiteit, maar ook voor de landbouw. Natuur zorgt voor ruimte voor bijen en natuurlijke vijanden van plaagdieren. Maar dan moeten natuur en groene landbouw wel aangesloten zijn op een groenblauwe dooradering, zoals de Europese biodiversiteitsstrategie het noemde.

De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld dat pas in de loop van 2021 de Agenda natuurinclusief naar de Kamer wordt gestuurd. Welke stappen zijn op dit onderwerp gezet sinds de brief van 24 april 2019 waarin de natuurinclusieve ruimtelijke inrichting al werd aangekondigd? Kan tevens worden toegelicht op welke manier het adviesrapport «Niet alles kan overal» van het Adviescollege Stikstofproblematiek wordt meegenomen in de verdere uitwerking? Op welke manier worden de voorgestelde visie op het ruimtelijk gebied en de Agrarische Kaart van Nederland meegenomen? Ziet de Minister ook kans om het adviesrapport «2120» van de WUR mee te nemen in de verdere uitwerking van de Agenda natuurinclusief? Welke partijen zitten aan tafel bij het uitwerken van deze visie? Deze leden zijn van mening dat een algehele visie op de koppeling van de landbouw met de natuur cruciaal is in de ontwikkeling van een robuust natuursysteem. Meer dan ooit hebben Nederlanders behoefte aan ruimte waar gerecreëerd kan worden. Ziet de Minister mogelijkheden om deze richting mee te nemen in de verdere uitwerking van de agenda natuurinclusief?

Nationale parken

De leden van de D66-fractie hebben tijdens de begroting, samen met de leden van de PvdA-fractie, een motie ingediend ten behoeve van het vaststellen van nationale parken van wereldklasse (35 570 XIV, nr. 42). Deze leden vragen de Minister hoe het staat met de uitwerking van deze motie.

Recreatieve hoofdstructuur

De leden van de D66-fractie zien dat tijdens de coronacrisis veel Nederlanders de natuur in zijn getrokken en dat een herwaardering voor natuur heeft plaatsgevonden. Deze leden zien daarom kansen in het creëren van een recreatieve hoofdstructuur. Hoe kijkt de Minister naar dit idee?

Pesticiden

De leden van de D66-fractie hebben meermaals zorgwekkende signalen ontvangen over de aanwezigheid van chemische middelen, biociden en hun afbraakproducten in verschillende natuurgebieden. Naar aanleiding van deze signalen, heeft Natuurmonumenten, samen met TNO, CLM en de VU een onderzoeksvoorstel gedaan om pesticiden in de natuur te onderzoeken. Bovendien is dit voorstel aangeboden aan de Minister. Klopt het dat de Minister nog niet heeft gereageerd op dit onderzoeksvoorstel? Kan de Minister toelichten of dit onderzoek nu van start kan gaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer wel?

Bossen en bomen

De leden van de D66-fractie constateren dat door droogte, 15% tot 20% van de jonge aangeplante bomen sterft. Niet goed voor het klimaat en voor de investeringen die hierin worden gedaan. Is de Minister bekend met het concept Tree mania?1 Zij meten precies hoe en wanneer nieuwe bomen water nodig hebben, zodat we klaar zijn voor de toekomst en droogte aankunnen.

De leden van de D66-fractie hebben de oproep gezien van natuurorganisaties die aandringen op uitstel van de bossenstrategie. Zo hebben de organisaties vraagtekens bij het kappen van bomen, vooral bij kaal- en vlaktekap. De Minister en de provincies willen dat voor maximaal een halve hectare per keer toestaan. Is de Minister het met deze critici eens dat dit nadelig kan werken voor biodiversiteit, het vastleggen van CO2 en dat dit niet bevorderlijk is voor de weerstand van het bos tegen de effecten van klimaatverandering? Hoe beoordeelt de Minister de kritiek van bosbioloog Eef Arnolds dat het compenseren van gekapte bossen onvoldoende is, omdat het bos niet de kans krijgt om oud te worden? Heeft zij het rapport van Arnolds gelezen dat naar de Kamer is gestuurd? Zo ja, wat vindt zij van dit rapport? Gaat de Minister naar aanleiding van deze kritiek veranderingen doorvoeren in de Bossenstrategie? Zo nee, waarom denkt de Minister dat dit niet nodig is?

Daarnaast lezen de leden van de D66-fractie dat de Minister stelt dat een deel van de vijf miljard die is uitgetrokken voor de versterking van de natuur, ook ten goede zal komen aan bestaande en nieuwe bossen.2 Kan de Minister toelichten hoeveel budget hiervoor bestemd is en hoe zij dit geld precies zal inzetten?

Wadden

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de mening van de Minister over de vismonitoring bij het Eems estuarium. Er bestaan naar aanleiding van een monitoringpilot zorgen dat de huidige meetfrequentie onvoldoende aansluit bij het migratiepatroon van de vissen die dienen als de graadmeter voor de Natura 2000-habitats. Deelt de Minister deze zorgen? Zo nee, waarom niet? Kan ze toelichten waarom voor de huidige meetfrequentie is gekozen en of deze volgens haar voldoende aansluiten bij het migratiepatroon van deze vissen?

Ten slotte zijn de leden van de D66-fractie ervan overtuigd dat het bespreken van de Waddenzee eigenlijk niet kan ontbreken bij het laatste schriftelijk overleg over de natuur in Nederland voor de verkiezingen. Het UNESCO-werelderfgoed en grootste natuurgebied van Nederland wordt namelijk aan alle kanten bedreigd, maar deze leden missen de gepaste beleidskeuzes om de bescherming aan het gebied te bieden die het verdient en behoeft. Zij zijn van mening dat het beschermen van het gebied op te gespannen voet staat met de gas- en zoutwinning in het gebied. Zij zijn daarom van mening dat beide activiteiten zo snel mogelijk moeten worden gestopt. Dit betekent volgens hen geen nieuwe vergunningen uitgeven en het afbouwen van de huidige vergunningen. Zij vragen zich af hoe de Minister, als Minister van de Natuur, aankijkt tegen de mijnbouw in het Waddengebied. Is de Minister het met hen eens dat gas- en zoutwinning onverenigbaar zijn met een goede bescherming van het gebied? Zo ja, hoe zet zij zich er op dit moment voor in om dit geluid binnen het kabinet te laten horen? Indien zij dit niet doet, kan zij toelichten waarom zij dit geluid als Minister van Natuur niet wil laten horen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben lang gewacht om de onderstaande onderwerpen met de Minister te bespreken. Helaas kan het niet anders dan dat deze leden dit nu schriftelijk doen. Zij zien dat steeds meer mensen de natuur intrekken als gevolg van de coronamaatregelen. Dat is mooi en daarom is het belangrijk om te blijven zorgen dat er voldoende natuur in Nederland is voor recreatie en om met rust te laten. Zij willen verschillende zaken met de Minister bespreken: natuur in de stad, de Wadden, het Uitvoeringsprogramma natuur, bestrijdingsmiddelen in de natuur, biodiversiteit in internationale context en uiteraard de Bossenstrategie van de Minister.

Natuur in de stad

De leden van de GroenLinks-fractie schrijven, zoals bekend, samen met de leden van de CDA-fractie een initiatiefnota over natuur in de stad. Deze zal volgende week aan de Minister overhandigd worden. Deze leden lezen in de brief van 24 november dat de Minister samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bezig is te onderzoeken welke knelpunten er met betrekking tot natuurinclusief bouwen in stedelijk gebied zijn. Ook is er een onderzoek gestart naar goede voorbeelden op het gebied van gemeentelijk integraal groenbeleid, zo lezen zij. Zij vragen de Minister waar de knelpunten precies liggen. Zitten deze vooral in het Bouwbesluit? Welke middelen heeft de Minister naast het Bouwbesluit nog meer om natuur in de stad te verbeteren?

Wadden

De leden van de GroenLinks-fractie willen specifiek aandacht vragen voor een van onze belangrijkste en grootste natuurgebieden: de Wadden. In de verzamelbrief Wadden van 17 november kondigt het kabinet een onderzoek aan naar de opeenstapeling van effecten op de natuur door alle verschillende menselijke activiteiten op de Wadden. Onder deze activiteiten valt onder andere de winning van zout, gas en overige delfstoffen. Het moge duidelijk zijn dat deze leden dan ook een stop willen op deze winning. Want door de winning daalt de bodem van de Waddenzee en verdrinkt de voor de Wadden zo bijzondere natuur. Is de Minister het met hen eens dat, zolang het onderzoek nog niet is afgerond, het voorzorgsbeginsel moet worden toegepast en vergunningen voor nieuwe winningen van onder andere de Nederlandse Aardoliemaatschappij (NAM) uitgesteld moeten worden? Heeft de Minister het manifest van de lokale fracties van PvdA, D66 en GroenLinks en het waterschap in Friesland gezien? Wat vindt zij hiervan? Denkt de Minister dat het huidige beschermingsniveau op basis van het UNESCO- werelderfgoed voldoende is om de Waddenzee te beschermen? Wat vindt zij er van dat onze buurlanden Duitsland en Denemarken hun waddengebieden omgezet hebben in een nationaal park? Is zij het met deze leden eens dat het tijd is voor een Nationaal Park Waddengebied? Kan zij haar antwoord uitgebreid toelichten?

Uitvoeringsprogramma Natuur en Natuurnetwerk Nederland

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij met de stappen die het afgelopen jaar gezet zijn om beter voor onze natuur te zorgen. De stikstofcrisis heeft het kabinet doen inzien dat investeringen in natuur van groot belang zijn. Toch gaat het nog steeds niet goed met de natuur. De conclusies die voortvloeien uit de Zesde Voortgangsrapportage Natuur baren deze leden grote zorgen. Er is nog maar weinig tijd om de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW) te halen. Zij vragen de Minister dan ook om te versnellen. De Minister zei eerder dat geld geen probleem was voor het realiseren van het Natuurwerk Nederland (NNN). Kan de Minister inzicht geven in welke problemen er dan zijn? Kan het ermee te maken hebben dat de samenwerking met de provincies moeilijk verloopt? Is onteigening een instrument dat ingezet zal moeten worden om het NNN in 2027 te kunnen realiseren? Is de Minister bereid erop toe te zien dat het Rijk met provincies en maatschappelijke organisaties op korte termijn gezamenlijk invulling geeft aan een duidelijke NNN-realisatiestrategie als onderlegger van de aanvullende doelen en ambities zoals al bepaald is in Programma natuur? Deze leden zijn benieuwd of de Minister bij het versnellen van het NNN gebruik kan maken van de landschapselementen, houtwallen en natuurinclusieve landbouw. Kan zij ingaan op de rol die deze zaken (kunnen) spelen bij het bereiken van de NNN-doelstellingen?

Dan willen de leden van de GroenLinks-fractie nog aandacht vragen voor de zogenaamde bufferzones of overgangsgebieden rondom Natura 2000-gebieden. Deze kunnen veel betekenen voor het behalen van de doelen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze leden vragen de Minister om landelijke regie te nemen en met de provincies te komen tot een visie en regie per Natura 2000-gebied voor het vormgeven van overgangsgebieden. Kan zij dit toezeggen? Kan zij hierbij tot verschillende opties voor beleidsinstrumenten komen zodat provincies makkelijk keuzes kunnen maken, bijvoorbeeld voor het combineren met de transitie naar natuurinclusieve landbouw of de klimaatadaptatie-agenda?

Bossenstrategie

De leden van de GroenLinks-fractie zijn tevreden dat de Bossenstrategie van de Minister er is en dat zij er nu eindelijk over kunnen spreken. Over de inhoud zijn deze leden wel teleurgesteld. Zij lezen dat bossen moeten worden gezien als ecosystemen. Toch lijkt een groot gedeelte van de uitvoering van de bossenstrategie ook gericht op houtproductie. Het is hen ook onduidelijk wat een bos nu eigenlijk is. Er zijn natuurbossen, productiebossen met kaalkap, mengvormen van natuurbossen met houtoogst en er zijn bosreservaten die volledig met rust gelaten moeten worden. Het kappen van bomen in natuurbos is nodig om natuurlijke processen te versnellen zo lezen zij. Hoe past vlaktekap hierin? Kan de Minister toelichten welke argumenten er zijn voor de maximale vlaktekap van 0,5ha? Zij vragen zich af waarom natuur geld moet opleveren. Kan de Minister daarom uitleggen waarom er geld verdiend moet worden met de houtoogst in natuurbossen? Kan de Minister ook ingaan op de vraag waarom houtproductie het zou winnen van de economie en van de recreatiesector? Zoals deze leden al eerder aangaven, trekken steeds meer mensen de natuur in als gevolg van de coronacrisis.

De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de in de Bossenstrategie genoemde revitaliserings-uitvoeringsmaatregelen veelal ingrepen zijn als het toepassen van kaalkap bij planten van specifieke loofboomsoorten en exoten en het strooien van steenmeel. De kosten lopen tot 2050 op tot een half miljard euro, terwijl als je bossen met rust laat, ze vanzelf ook divers worden en het natuurlijk evenwicht terug komt. Dat hebben deze leden ook bepleit tijdens de laatste begrotingsbehandeling van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het gaat dan om een vorm van rewilding. Kan de Minister uitleggen waarom zij denkt dat de in de Bossenstrategie genoemde maatregelen effectiever zijn dan bijvoorbeeld het selectief uitdunnen van bossen? Deze leden zijn tevreden dat het onderzoek naar bosreservaten wordt voortgezet. Kan de Minister al iets zeggen over de resultaten van dit onderzoek?

De leden van de GroenLinks-fractie zien veel potentieel van bossen en bomen op landbouwgrond. Deze leden zien dat houtproductie op landbouwgrond een verdienmodel kan zijn voor boeren. Er zijn steeds meer experimenten in de bouw met cross laminated timber (CLT) en daarom zijn er nieuwe relaties te bedenken tussen bijvoorbeeld de bouw en hout producerende boeren. Het is immers niet wenselijk om al het hout voor deze duurzame vorm van bouwen uit het buitenland te halen. Hoe ziet de Minister dit? Kan zij ingaan op het potentieel dat zij ziet voor houtproductie op landbouwgrond in Nederland?

De leden van de GroenLinks-fractie willen verder nog wat dieper ingaan op bomen en bossen als landschapselement en houtwallen. Deze kunnen de biodiversiteit in het agrarisch gebied flink helpen. Deze leden hebben de Minister eerder gevraagd in beeld te brengen waar deze houtwallen staan. Heeft de Minister hier onderzoek naar gedaan en kan zij laatste stand van zaken delen? Zij hopen dat met dit onderzoek ook voorkomen kan worden dat deze bestaande landschapselementen verdwijnen. Welke middelen heeft de Minister om dit te doen? Zij vragen de Minister voorts ook onderzoek te doen naar waar de houtwallen en andere landschapselementen voorheen hebben gestaan. Welke instrumenten heeft de Minister om te zorgen dat op deze plekken het landschap hersteld wordt?

De leden van de GroenLinks-fractie zien dat de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en het Nationaal Strategisch Plan (NSP) een rol kunnen spelen in de Bossenstrategie. Kan de Minister ingaan op de vraag in hoeverre bomen en bossen een rol spelen naast hun inzet als landschapselementen of agroforesty? Hoe gaat zij dit in het NSP verwerken?

De leden van de GroenLinks-fractie zien dat de Bossenstrategie met veel verschillende stakeholders uitgevoerd moet gaan worden. Kan de Minister ingaan op hoe zij gaat monitoren dat de in de in de Bossenstrategie gestelde doelen behaald gaan worden? Hoe kan zij tussendoor aansturen op eventuele versnelling wanneer blijkt dat de ambities niet waargemaakt gaan worden?

De leden van de GroenLinks-fractie willen verder nog aandacht vragen voor twee door hun ingediende moties tijdens het notaoverleg Nationaal Bomenplan. Als eerste over de motie van de leden Smeulders en Beckerman over het aanwijzen van monumentale bomen als rijksmonumenten (Kamerstuk 35 309, nr. 11). Deze leden zijn verontwaardigd over het feit dat de Minister weigert deze aangenomen motie uit te voeren. Het gaat hier om een wens van de Kamer. Het argument dat de Minister hiervoor geeft is dat de overheid terughoudend is met de aanwijzing van Rijksmonumenten, zo lezen zij. Zij vragen de Minister dan ook waarom er zo min mogelijk monumenten bij moeten komen. Welke middelen heeft zij dan om oude bomen te beschermen? Als tweede is er de motie van de leden Beckerman en Smeulders die vroeg om een onderzoek naar de «ecologische effecten van vlaktekap op de kwaliteit van bosecosystemen» (Kamerstuk 35 309, nr. 5). Deze motie werd toen ingediend omdat er zorgen werden geuit over uitspraken over de introductie van vlaktekap tot 0,5 hectare als norm voor regulier bosbeheer. Er heerste hier onduidelijkheid over. Echter, er is nu nog steeds geen duidelijkheid. Wij begrijpen dat de rapporten van enerzijds de heer Rabbinge en anderzijds de heer Mohren tot verschillende conclusies gaan komen. Hoe verklaart de Minister die verschillen? Hoe neemt zij de zorgen van mensen over vlaktekap weg? Deelt de Minister de zorgen over de conclusie van de heer Rabbinge dat vlaktekap schadelijk is voor biodiversiteit, bodemvruchtbaarheid en klimaat, en ook financieel verliesgevend is? Kan zij dit toelichten? De heer Rabbinge heeft zelfs een vervangende paragraaf geschreven voor de Bossenstrategie. Kent de Minister dit «amendement»? Wat vindt zij daarvan?

Als laatste hebben de leden van de GroenLinks-fractie nog enkele vragen over de financiële uitvoerbaarheid van de Bossenstrategie. Van het totaal van de ambitie van 37.000 hectare bosuitbreiding in 2030, is voor 19.000 hectare de ambitie nog niet geconcretiseerd of budgettair gedekt. Dit is een groot risico, met de ervaringen over de uitvoering van de NNN in het achterhoofd. Hoe kan de Minister garanderen dat er voldoende financiële middelen beschikbaar zijn voor het realiseren van de Bossenstrategie? Kan de Minister een concretisering geven van waar deze 19.000 hectare bos zouden kunnen komen? In hoeverre spelen houtwallen en andere landschapselementen een rol bij het invullen van deze 19.000 hectare?

Natuurbeleid in internationale context

Dan willen de leden van de GroenLinks-fractie nog aandacht vragen voor het PBL-rapport «Nederlands natuurbeleid in internationale context. Voortgang realisatie natuur-en biodiversiteitsbeleid». Hierin concludeert het PBL dat de coherentie tussen internationaal, nationaal en provinciaal beleid kan worden verbeterd. Deze leden zien dat dit ook geldt voor het verschil tussen de internationale ambities voor bindende doelstellingen en de slappe reactie op de doelstellingen in de Europese biodiversiteitsstrategie, waar zij in de verschillende schriftelijke overleggen over de Landbouw- en Visserijraad ook al aandacht aan hebben besteed. Wat gaat de Minister doen om dit gat te dichten? Daarnaast lezen zij dat Nederland 150 miljoen euro heeft beloofd om ontbossing wereldwijd tegen te gaan. Dit is niets in vergelijking met de 4 miljard die het Verenigd Koninkrijk voor het tegengaan van ontbossing heeft uitgetrokken. Waar is deze 150 miljoen euro op gebaseerd? Hoe verklaart de Minister het verschil tussen de middelen die het Verenigd Koninkrijk en Nederland uittrekken? Is de Minister het met deze leden eens dat juist Nederland een belangrijke rol zou moeten spelen in het tegengaan van wereldwijde ontbossing omdat wij een grote importeur zijn van aan ontbossing-gerelateerde producten?

Bestrijdingsmiddelen in de natuur

Als laatste willen de leden van de GroenLinks-fractie nog aandacht vragen voor bestrijdingsmiddelen in de natuur. Vorig jaar bleek al dat er een cocktail van landbouwgif in de Drentse natuur gevonden werd, in beschermde Natura 2000-gebieden zelfs. Dat vinden deze leden ontzettend zorgelijk; in deze gebieden leven immers bedreigde soorten. Dit levert alleen maar meer vragen op: zijn de aangetroffen stoffen representatief voor andere natuurgebieden in Nederlandse provincies? Wat is de herkomst van de stoffen? Welke effecten hebben de (cocktails van) stoffen op de natuur? Is de Minister daarom bereid het vervolgonderzoek van Natuurmonumenten, TNO, CLM, de Universiteit Leiden en de VU naar de aanwezigheid van chemische middelen, biociden en hun afbraakproducten financieel te ondersteunen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie constateren dat Nederlanders in de afgelopen decennia nooit vaker geconfronteerd zijn met hoezeer wij de natuur nodig hebben dan in dit coronajaar. In sommige gebieden zijn bezoeken aan natuurgebieden zo talrijk geweest dat terreinbeherende organsiaties mensen soms zelfs hebben moeten ontmoedigen. Deze leden vragen zich in dit kader af of er niet meer mogelijk is om bezoekers te enthousiasmeren voor de natuurgebieden die minder bezocht worden. Kan de Minister hierop reflecteren? Maar het belangrijkste antwoord op te druk bezochte natuur is voor deze leden natuurlijk meer natuur. Door de stikstofcrisis komt de komende jaren 3 miljard euro beschikbaar voor natuur, een ongekend bedrag. Laten we dat geld dan ook vooral gebruiken voor het uitbreiden van onze natuurgebieden, zo suggereren deze leden. Zij verwijzen bijvoorbeeld naar de vragen die het lid Wassenberg heeft ingediend over het inzetten van een voormalig defensieterrein bij Den Haag als versterking van een natuurgebied. Deze leden juichen een verschuiving van militair groen naar ecologisch groen toe en hopen dat de verschillende overheidspartijen deze kans niet onbenut zullen laten. Maar er is nog veel meer mogelijk. Is de Minister bereid om met de provincies een inventarisatie te houden van de meest kansrijke gebieden om de natuur met uitbreiding te versterken, zeker daar waar er een rol is voor het Rijksvastgoedbeleid?

De leden van de SP-fractie zijn teleurgesteld over de uitwerking van het Uitvoeringsprogramma natuur een, met slechts 30% van de inzet op verwerving en inrichting van nieuwe natuur. Deze leden zijn ervan overtuigd dat meer nodig is, ook in het kader van het aanpakken van andere problemen als de afname van de biodiversiteit en CO2-opvang. Logische stap zou in ieder geval het verbinden van alle natuurgebieden moeten zijn. Dat kan niet zonder substantiële inzet. Erkent de Minister dat een ambitieuzere doelstelling voor aankoop en verwerving bevorderlijk zou zijn voor niet alleen de stikstofproblematiek, maar ook voor andere maatschappelijke doelstellingen?

De leden van de SP-fractie constateren dat er weinig is dat voor zo veel lokale maatschappelijke beroering zorgt als boomkap. Mensen voelen zich verbonden met natuur in hun eigen omgeving en plotseling verdwijnen dan bomen door kap. Zeker als dit gebeurt door organisaties wiens kerntaak het beheren van natuur is, leidt dit tot veel onbegrip. Daarnaast ondermijnt het ook het draagvlak voor natuurbeleid in het algemeen, zeker als het hout rechtstreeks verdwijnt in gesubsidieerde biomassacentrales met dubieuze klimaateffecten. Deze leden accepteren dat in sommige gevallen kap niet helemaal te vermijden is, bijvoorbeeld bij ziekte, maar verder zouden we zeer terughoudend moeten zijn met het vernielen van kostbare natuur. Dat geldt zeker in deze demissionaire tijd. Daarnaast zien deze leden nu twee rapporten met verschillende inzichten over de gevolgen van vlaktekap. Zij zouden de Minister dringend willen vragen om Staatsbosbeheer op te dragen een moratorium voor vlaktekap in te stellen, behalve bij ziekte of calamiteiten, tot een nieuw kabinet een nieuw beleid op het gebied van kap kan vaststellen. Is de Minister hiertoe bereid?

In algemene zin kunnen de leden van de SP-fractie zich ook niet vinden in de gekozen grens van een halve hectare als grens voor vlaktekap in de bossenstrategie, 0,1 hectare lijkt een ecologisch verantwoord maximum. Deze leden vinden het op zich goed dat er een Bossenstrategie ligt en ook dat deze gericht is op uitbreiding. Deze leden hebben verdergaande ambities op dat vlak samen met de GroenLinks-fractie bepleit in hun initiatiefnota Nationaal bomenplan. Zij constateren wel dat de 37.000 hectare uitbreiding te beperkt is in het licht van de 100.000 hectare die zij denken dat nodig is. Ook vrezen zij dat de uitbreiding het verlies van bosoppervlak door kap voor biomassacentralen niet zal kunnen compenseren. Deelt de Minister hun mening dat het gebruik van gekapt hout voor biomassacentrales in essentie niet bevorderlijk is voor het beperken van de CO2-uitsoot?

Waar de leden van de SP-fractie ook constateren dat de bossenstrategie tegenvalt in ambitie is op het gebied van agroforestry, en specifiek voedselbossen. De Minister stelt de ambities van andere organisaties van 25.000 hectare agroforestry en 100 hectare voedselbossen na 2030 te delen. Maar organisaties als stichting Voedselbosbouw Nederland en het Louis Bolk instituut willen dit doel juist uiterlijk 2030 invoeren. De Minister is dus beduidend minder ambitieus dan deze organisaties, met een schamele 7.000 hectare agroforestry in deze strategie. Dat zou dan in dezelfde verhouding een schamele 280 hectare voedselbos zijn. Deze leden constateren dat dit nog niet eens een verdubbeling in tien jaar van wat we nu hebben is. Kan dit niet ambitieuzer?

De leden van de SP-fractie hebben verder geconstateerd dat de Minister een uitzondering heeft gemaakt voor de jacht op wilde zwijnen en vossen bij de avondklok. Deze leden vragen de Minister dit besluit te onderbouwen. Zij hebben moeite te begrijpen waar een dergelijke uitzondering op is gebaseerd. Waar zij nog zien dat er bij zwijnen het dubieuze argument van het bestrijden van de varkenspest is, is een dergelijk acuut risico bij vossen al helemaal niet aanwezig. Welk dringend risico voor de nationale veiligheid brengen vossen met zich mee, dat een dergelijke uitzondering gelegitimeerd wordt, zo vragen zij zich af.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de stukken geagendeerd voor het schriftelijk overleg Natuur en enkele aanvullende stukken die de Minister recent aan de Kamer heeft doen toekomen en willen haar nog een aantal vragen voorleggen.

De leden van de PvdA-fractie lezen in de brief van 5 februari 2021 over de aangenomen moties met betrekking tot de bestrijding van de watercrassula dat de Minister voornemens is om de watercrassula, tezamen met enkele andere exoten, voor te dragen voor plaatsing op de Europese Unie-lijst voor zorgwekkende invasieve uitheemse soorten. Deze leden vinden dit een goede stap, maar vrezen dat met het doorlopen van de procedure veel tijd is gemoeid. Is de Minister, hierop gelet, bereid om met de brancheorganisaties van verkopers van deze exoten in overleg te treden en hen te verzoeken om de verkoop op vrijwillige basis te staken, hangende het doorlopen van de procedure tot plaatsing op de EU-lijst? Is de Minister bereid de Kamer over de uitkomsten te informeren? Plaatsing op de EU-lijst brengt met zich mede dat decentrale overheden de bestrijding (verder) ter hand moeten. Wordt in de bekostiging van die taak de toepassing van artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet betrokken? In bovengenoemde brief wordt gesteld dat wordt onderzocht of in bepaalde gebieden extra maatregelen ter bestrijding van de watercrassula moeten worden genomen. Worden hieronder verstaan de Waddeneilanden, mede gelet op de unieke en grote natuurwaarden, het belang van toerisme en recreatie en gelet op het gegeven dat de eilanden tamelijk geïsoleerd zijn gelegen? Worden er extra middelen beschikbaar gesteld voor de bestrijding van exoten die de natuur- en instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden bedreigen en aantasten, indien en voor zover de kosten additioneel gemaakt moeten worden op de aanpak van de stikstofproblematiek in deze gebieden?

Met betrekking tot de brief d.d. 5 februari 2021over het bosbeheer, meer specifiek de vlaktekap, willen de leden van de PvdA-fractie het volgende onder de aandacht van de Minister brengen. Deze leden hadden de motie van de leden Beckerman en Smeulders (Kamerstuk 35 309, nr. 5) zo verstaan dat gevraagd werd naar de effecten van vlaktekap in oppervlakken tot een halve hectare. Kaalkap op grotere schaal was reeds ongewenst en vergunningsplichtig verklaard. De commissie-Den Ouden/Mohren gaat echter uit van de premisse dat beneden een halve hectare sprake is van regulier beheer, waar geen nadelige ecologische effecten zullen zijn. De ecologische effecten die door de commissie-Rabbinge in beeld worden gebracht, worden genegeerd. Het rapport van de Minister geeft derhalve geen antwoord op het in de motie gestelde verzoek. Kan de Minister aangeven wat de exacte argumenten zijn die haar ertoe brengen toch vast te houden aan haar voornemen vlaktekap tot een halve hectare als norm voor regulier beheer te stellen?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Minister geen melding maakt van het feit dat aan de beide commissies was opgedragen, respectievelijk verzocht, een verslag te maken van de overeenkomsten en de verschillen tussen hun rapporten. De commissie-Den Ouden/Mohren heeft zich daaraan om onduidelijke reden onttrokken, met als resultaat de boven geschetste onjuiste voorstelling van zaken. Waarom heeft de Minister geaccepteerd dat de commissie-Den Ouden/Mohren niet voldaan heeft aan haar formele opdracht, te weten mee te werken aan een gezamenlijk verslag van de beide commissies? In de brief wijst de Minister de resultaten van de commissie-Rabbinge bijna terloops af en de motivering lijkt te berusten op feitelijke onjuistheden.3 De Minister steunt de conclusies van de commissie-Den Ouden/Mohren; de conclusies van de commissie-Rabbinge, zowel ten aanzien van de biodiversiteit, de klimaateffecten, de koolstofhuishouding en de waarden voor de volksgezondheid worden daarmee echter genegeerd. Kan de Minister in detail aangeven op grond van welke argumenten zij de conclusies van de commissie-Rabbinge meent te moeten afwijzen? Is hier voor de Minister reden om het standpunt te heroverwegen?

De leden van de PvdA-fractie menen dat de jaarlijks oppervlakte aan vlaktekap wordt onderschat c.q. te laag geraamd. Ten onrechte wordt uitgegaan van alleen de gekapte oppervlakten groter dan een halve hectare. De 600 tot 1.000 hectare met oppervlakten kleiner dan een halve hectare die jaarlijks als regulier beheer worden kaalgekapt, worden blijkbaar buiten beschouwing gelaten. De commissie-Den Ouden/Mohren geeft aan dat jaarlijks 300 tot 500 hectare wordt kaalgekapt die niet als vlaktekap wordt beschouwd, waardoor de aanzienlijke effecten op het gebied van biodiversiteit, klimaatefficiëntie, koolstofhuishouding en volksgezondheid worden ontkend. Kan de Minister uitleggen waarom zij deze desastreuze beheervorm als regulier beheer accepteert?

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af waarom de commissie-Den Ouden/Mohren niet gezamenlijk met de commissie-Rabbinge verslag heeft uitgebracht, gelet op het gegeven dat de Minister aan beide commissies had opgedragen, respectievelijk verzocht, een verslag te maken van de overeenkomsten en de verschillen tussen hun rapporten. Waarom heeft de Minister geaccepteerd dat de commissie-Den Ouden/Mohren niet voldaan heeft aan haar formele opdracht, te weten mee te werken aan een gezamenlijk verslag van de beide commissies?

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af, of in het licht van het verzoek in de eerder genoemde motie, het rapport-Den Ouden/Mohren wel bruikbaar is. De vlaktekapnorm van de commissie-Den Ouden/Mohren is gebaseerd op een ernstige rekenfout en onjuiste aannames. De veronderstelling dat er pas ecologische schade optreedt als kapvlaktes groter zijn dan 5.000 m2 wordt met wetenschappelijke argumenten door de commissie-Rabbinge weerlegd. Zoals door de commissie-Den Ouden/Mohren en ook door de commissie-Rabbinge word onderkend, treedt er bij kaalkap substantiële schade aan de bosbodem op zodra meer dan de helft van de bodem van de gekapte opening in het bos onder invloed komt te staan van direct zonlicht. Die grens ligt echter niet, zoals aangenomen door de commissie-Den Ouden/Mohren, bij 5.000 m2, maar al bij een kapvlakte van 1.000 m2. Door die verkeerde aanname worden kapvlaktes kleiner dan 5.000 m2 getypeerd als «zonder ecologische effecten» en wordt nader onderzoek ook niet nodig geacht. Is de Minister bereid haar standpunten over vlaktekap op te schorten en de beide wetenschappelijke rapporten nader te laten bezien, bijvoorbeeld door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW)? Deelt de Minister het standpunt dat, mede op de in het geding zijnde belangen, een standpunt over bosbeheer en kapbeleid moet berusten op voldoende mate van consensus over de effecten van vlaktekap bij minder dan 5.000 m2?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat kaalkap van grotere oppervlakten vaak weerstand en afkeer van burgers oproept. Zou dat voor de Minister mede reden moeten vormen om, naast alle andere ecologische belangen, het bosbeheer en het kapbeleid te funderen op de principes natuurvolgend en op basis van verantwoorde uitdunning?

Ten slotte vragen de leden van de PvdA-fractie zich af waarom het rapport eerst op 5 februari 2021 naar de Kamer is gestuurd. Ware het niet mogelijk en beter geweest het rapport dat op of omstreeks 22 december 2020 is uitgebracht, eerder naar de Kamer te sturen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUniefractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister over het onderwerp natuur. Deze leden zijn blij met de inzet van de Minister op het gebied van natuurbescherming in de afgelopen kabinetsperiode en kijken uit naar de uitkomst van de trajecten die in gang zijn gezet.

De leden van de ChristenUnie-fractie willen allereerst benadrukken dat de biodiversiteitscrisis hen grote zorgen baart. De mensheid wordt geconfronteerd met een afname van biodiversiteit die sneller gaat dan ooit in de menselijke geschiedenis. De zeer forse afname van insecten, die bekend werd in 2017, maakte duidelijk hoe dringend deze problematiek ook speelt in Nederland. De biodiversiteit vormt een onmisbaar fundament voor ons ecosysteem en daarmee voor onze leefbaarheid en voedselvoorziening. Meer kennis is nodig, en dus steunen deze leden de Minister in haar voornemen om op basis van advies van de WUR op diverse onderwerpen onderzoeken en monitoringsprogramma’s naar de afname van biodiversiteit te starten.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn daarnaast van mening dat naast onderzoeken en monitoring, ingrijpen op basis van de kennis en ambities die al wel geformuleerd zijn, noodzakelijk is. Deze leden zijn dan ook, met de Minister, teleurgesteld dat Nederland haar internationaal gestelde doelen ten aanzien van natuur niet gehaald heeft en ook nog niet op schema ligt. Hoe vinden de internationale biodiversiteitsambities, zoals de afspraken die Nederland heeft gemaakt binnen het Biodiversiteitsverdrag van Rio de Janeiro (CBD), de Europese Biodiversiteitsstrategie en de agenda van de VN Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen voor 2030 (SDG’s), hun concrete uitwerking op korte termijn? Kan de Minister een inhaalslag ten aanzien van internationale doelen formuleren?

Volgens de leden van de ChristenUnie-fractie zou de draagkracht van de natuur de kaders moeten vormen voor ieder beleid. Deze leden steunen de Minister dan ook in de visie om de aanpak van de biodiversiteitscrisis integraal vorm te geven en op verschillende beleidsterreinen, zoals gebouwde omgeving, landbouw, waterveiligheid en circulaire economie dit vraagstuk neer te leggen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over de Bossenstrategie. Bomen leveren naast biodiversiteit een hele belangrijke bijdrage in de strijd tegen klimaatverandering. Deze leden erkennen dat er veel werk verzet moet worden. De opwarming van de aarde gaat echter snel en de effecten van klimaatverandering zijn dan ook nu al merkbaar door droogte, extremer weer en bosbranden. Welke mogelijkheden ziet de Minister om nog meer haast te maken met de aanplanting van bos?

Daarnaast hebben de leden van de ChristenUnie-fractie kennisgenomen van de zorgen die leven bij natuur- en bosorganisaties over de kaal- of vlaktekap die met de Bossenstrategie als maatregel wordt aangedragen om de kwaliteit van het bos te verbeteren. Deze leden begrijpen de zorgen dat bij deze methode het bos mogelijk de kans niet krijgt om oud te worden, omdat ook jonge bomen worden gekapt. Hiermee is nieuwe aanplant dus geen voldoende compensatiemaatregel en lijkt deze kap ongunstig voor het klimaat te zijn. Er zijn ook zorgen over de impact op het ecosysteem van het bos. Deelt de Minister de opvatting dat een goede staat van instandhouding betekent dat er sprake is van een gezond ecosysteem dat zo veel mogelijk zichzelf op een goede manier in stand kan houden? Hoe verhoudt dit zich tot het voorgestelde beheer? Kent de Minister de kritiek dat de Bossenstrategie te veel geschreven zou zijn vanuit het belang van bosbeheer in plaats van dat van klimaat en biodiversiteit? Wat is haar reactie daarop?

Tot slot willen de leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot het vervolgonderzoek naar het voorkomen van bestrijdingsmiddelen in de natuur. Deze leden maken zich zorgen over deze ongewenste verspreiding van bestrijdingsmiddelen, die veelal schadelijk zijn voor de biodiversiteit.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat er in dit laatste overleg over de natuur uit deze regeerperiode veel op de agenda staat: biodiversiteit, insectensterfte, weidevogels, bossen en het natuurbeleid. Al die onderwerpen hebben echter een rode draad. Het gaat niet goed met de natuur. Nederland haalt haar natuurdoelen niet. Het is zorgelijk dat veel natuurgebieden in de afgelopen jaren opnieuw niet verbeterd, maar verslechterd zijn. En nog steeds lijkt de urgentie van de achteruitgang van de natuur onvoldoende tot de Minister te zijn doorgedrongen. Zo moest in mei 2019 de hoogste rechter eraan te pas komen om Nederland te dwingen om de bescherming van natuurgebieden tegen stikstof ter hand te nemen.

De Zesde Voortgangsrapportage Natuur, onderdeel van de agenda van dit schriftelijk overleg, stelt: «Zoals we in de vorige VNR hebben geconcludeerd blijken deze afspraken onvoldoende om de biodiversiteit helemaal te herstellen. Daarom hebben Rijk en provincies tijdens de Natuurtop in 2019 aanvullende ambities uitgesproken.» Dit illustreert volgens deze leden het Nederlandse natuurbeleid: er is geen centrale regie op het gebied van natuurbeleid, gemaakte afspraken zijn kennelijk te verblijvend, waardoor de biodiversiteit onvoldoende wordt hersteld en in reactie op dat falen worden er opnieuw ambities uitgesproken. Zij vragen de Minister daarom om voor het halen van de biodiversiteitsdoelen bindende doelstellingen op te stellen.

Ook het Louis Bolk Instituut4 stelt dat er een gevoel van urgentie nodig is om tot verandering te komen. Maar het vraagt zich af of de sterke achteruitgang in biodiversiteit, met name van insecten, voldoende als ramp wordt ervaren om tot het gevoel van urgentie te komen dat nodig is voor veranderingsgezindheid. Beaamt de Minister dat we ons in een zesde uitstervingsgolf bevinden en dat biodiversiteit urgent bescherming nodig heeft? Zo ja, wat zijn de concrete voorstellen van de Minister om het gevoel van urgentie in de samenleving te verhogen?

Rapport Verenigde Naties

In de context van de afname van de biodiversiteit wijzen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie er opnieuw op dat de grootste bedreiging het intensieve landbouwsysteem is. Vorige week toonde een nieuw rapport van de Verenigde Naties aan dat het voedselsysteem de grootste bedreiging vormt voor de biodiversiteit.5 Wereldwijd gaat 80% van de landbouw op aan veevoer, en draagt uiteindelijk voor slechts 18% bij aan onze calorieën. Het rapport stelt dat biodiversiteitsverlies zal blijven toenemen zonder hervorming van het voedselsysteem. Het rapport pleit voor een natuurinclusieve landbouw, een meer plantaardig dieet en het teruggeven van grond aan de natuur.6 Hierbij stelt het rapport dat met name de overgang naar een natuurinclusieve landbouw en het vrijspelen van meer grond voor de natuur gelinkt zijn aan de overstap naar een meer plantaardig dieet, dus aan veel minder dieren. Graag ontvangen deze leden van de Minister een reactie op het rapport «Food Systems impact on Biodiversity Loss 2021» van het United Nations Environmental Program (UNEP), Chatham Housen en Compassion in World Farming (CIWF).

Bossenstrategie

De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben kennisgenomen van de Bossenstrategie. De ambitie om meer bomen te planten en het bos meer biodivers en klimaatrobuust te maken klinkt goed. Het doel is om 10% meer bos bij te planten in 2030, zo’n 37.000 hectare. Maar bij de uitwerking van de strategie plaatsen deze leden veel vraagtekens. Zo moet de helft (18.000 hectare) van het aantal geambieerde bomen in het bestaande NNN komen. Dat betekent dat de ene natuur voor de andere wordt ingeruild. Beaamt de Minister dat 3.500 hectare van de 18.000 hectare bomen compensatie is voor bomen die in Natura 2000-gebieden gekapt zijn na 2017? Waarom is 2017 als ijkjaar gekozen? Hoeveel bomen zijn er in de afgelopen vijf jaar buiten Natura 2000-gebieden gekapt? De overige 19.000 geplande hectares nieuw bos komen deels in beek- en rivierdalen en open landschappen. Kan de Minister aangeven welke natuur, die geen onderdeel is van het NNN, daarvoor wordt opgeofferd? Hoeveel van de geplande 19.000 hectare bos zal in de plaats komen van bebouwing, kortom van steen naar groen? Hoeveel van de aanplant van 19.000 hectare extra bos maakt deel uit van de opgave om 38.530 hectare extra natuur te realiseren in 2027, zoals afgesproken in het Natuurpact?

De leden van de Partij voor de Dierenfractie merken op dat het Nederlandse bos vooral een jong bos is. De Minister stelt daarom voor om oudere bomen te stimuleren door houtoogst uit te stellen.7 Dit betekent echter alleen uitstel en geen afstel; het betekent ook dat de oudere bomen later alsnog gekapt worden. Daarnaast worden er bomen gekapt voor verjonging en voor het omvormen van het bos naar andere natuur. De Minister zet in om maximaal te kappen tot een halve hectare. Deze vlaktekap kan dan zonder ontheffing plaatsvinden.8 Echter, uit de onderzoeken over vlaktekap van WUR en van Stichting NatuurAlert blijkt dat hoe groter het kapoppervlak, hoe groter de verstoring en hoe meer bodemvruchtbaarheid, klimaat en bosontwikkeling hebben te lijden. Beaamt de Minister dat kappen van bomen tot een minimumaantal hectare moet worden beperkt? Zo ja, waarom kiest de Minister ervoor om kappen tot 5.000 m2 zonder vergunning toe te staan?

Biodiversiteit

Bij het Programma versterken biodiversiteit merken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op dat er geen concrete doelstellingen, wet- en regelgeving en fiscale maatregelen of aanpassingen van de economie worden voorgesteld als onderdeel van het programma. Beaamt de Minister dat de overheid concrete doelstellingen moet opstellen om bovenstaande ambities waar te maken? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

Natura 2000

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over het aanwijzen en intekenen van Natura 2000-leefgebieden als zoekgebieden en het behandelen van deze gebieden als stikstofgevoelig.

In Natura 2000-gebied Rijntakken is het habitattype kamgrasweide aangewezen als leefgebied voor de kwartelkoning. Dit leefgebied is ook als stikstofgevoelig aangemerkt en als zodanig opgenomen in AERIUS. De leden van de SGP-fractie constateren op basis van de beschrijving van de bedreigingen voor de kwartelkoning dat niet stikstof het probleem is, maar het ontbreken van extensief graslandbeheer. Deze leden horen graag waarom dit leefgebied desondanks in AERIUS is opgenomen. In het verlengde hiervan vragen zij of de Minister ervoor wil zorgen dat alle leefgebieden waarbij de stikstofgevoeligheid geen (dominante) bedreigende factor is voor de soorten die afhankelijk zijn van deze leefgebieden wil verwijderen uit AERIUS.

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat in de Rijntakken ook stukken grasland zijn ingetekend als stikstofgevoelig leefgebied voor weidevogels, terwijl hier geen weidevogels voorkomen omdat er bomen staan. Klopt deze constatering? Is de Minister bereid ervoor te zorgen dat dergelijke leefgebieden uit AERIUS verwijderd worden?

De leden van de SGP-fractie constateren dat in Natura 2000-gebied De Biesbosch kamgrasweide is ingetekend als stikstofgevoelig leefgebied voor de grutto en de bruine kiekendief. Experts van Witteveen+Bos concluderen na een veldbezoek en op basis van natuurdata dat de habitat helemaal niet kwalificeert als kamgrasweide, dat de grutto er helemaal niet voorkomt en dat de kiekendief er nauwelijks komt en vooral elders in De Biesbosch fourageert. Deze leden horen graag hoe het kan dat zo’n habitat toch als stikstofgevoelig leefgebied in AERIUS is opgenomen.

De leden van de SGP-fractie constateren dat er verschillende definities van zoekgebieden zijn. Deze leden ontvangen graag een uitgebreide toelichting op de verschillende definities en het gebruik ervan. Wanneer wordt een Natura 2000-habitattype respectievelijk een leefgebied ingetekend als zoekgebied en als zodanig in AERIUS opgenomen? Wordt een habitat nu alleen als zoekgebied meegenomen als het voorkomen van het habitattype zeer waarschijnlijk is, maar nog niet formeel vastgesteld, en niet als alleen sprake is van een te verwachten ontwikkeling van een habitattype door (potentiële, toekomstige) herstelmaatregelen? Jurisprudentie leert dat het bevoegd gezag beleidsvrijheid heeft met betrekking tot het intekenen van zoekgebieden in het kader van Natura 2000. Wordt hier heel terughoudend mee omgegaan?

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor twee uitspraken van de Raad van State in het stikstofdossier: ECLI:NL:RVS:2021:105 en ECLI:NL:RVS:2021:71. Deze leden horen graag wat deze uitspraken betekenen voor de druk op de beschikbare stikstofruimte. Zij horen ook graag wat de gevolgen zijn voor de rechtszekerheid van bedrijven die intern salderen. Zonder vergunning zijn zij kwetsbaarder voor wijzigingen in bijvoorbeeld de AERIUS-systematiek en van emissiefactoren. Hoe gaat de Minister nieuwe knelgevallen voorkomen?

De leden van de SGP-fractie horen graag wat de stand van zaken is met betrekking tot de toezegging dat gekeken zal worden naar het vergoeden van de (adviseurs)kosten die PAS-melders moeten maken voor het inleveren van allerlei documenten en gegevens, terwijl ze eerder te goeder trouw gehandeld hadden.

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat in de regeling gerichte opkoop piekbelasters toch weer een beroepsverbod zal komen voor bedrijven zonder productierechten. Deze leden vragen of de Minister dit beroepsverbod wil schrappen in zoverre de bedrijfsemissies niet toenemen, zodat een bestaand bedrijf op afstand van een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied overgenomen kan worden.

De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de gang van zaken rond het Natura 2000-gebied Westerschelde. De Vlaams Nederlandse Schelde Commissie lijkt aan te sturen op nieuwe ontpolderingen. Als je uitgaat van een optimaal systeem zou de vaargeul ondieper moeten worden. De haven van Antwerpen wil echter verder uitbreiden en een diepere vaargeul. Gaat de Minister zich verzetten tegen nieuwe ontpolderingen en tegen verdieping van de vaargeul?

Bossenstrategie

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen over de Bossenstrategie. In de strategie wordt aangegeven dat op vele hectares fauna- en kruidenrijk grasland binnen het NNN bomen zouden moeten komen. Deze leden willen erop wijzen dat extensief beheerd kruidenrijk grasland zeker zoveel CO2 op kan slaan als bossen, of zelfs meer. Dit fauna- en kruidenrijk grasland is juist bedoeld voor weidevogels. Die zijn niet gebaat bij de aanplant van bomen. Hoe weegt de Minister deze analyse?

In de strategie wordt tevens aangegeven dat op duizenden hectares landbouwgrond bomen zouden moeten komen. De leden van de SGP-fractie horen graag wat dit betekent voor weide- en akkervogels die gebaat zijn bij een open landschap en voor de druk op landbouwgrond.

De leden van de SGP-fractie willen graag een pas op de plaats als het gaat om zogenaamde vlaktekap, het in een keer omkappen van grotere stukken bos, inclusief soms zelfs het weghalen van de bovenste laag met veel organisch materiaal. Ook al komt er jonge aanplant voor terug, de aanslag op de CO2-vastlegging en biodiversiteit is groot. Experts pleiten voor uitdunnen in plaats van vlaktekap. Deze leden constateren dat de WUR (Den Ouden/Mohren) veronderstelt dat onder de halve hectare geen negatieve ecologische effecten optreden. De «commissie-Rabbinge» denkt hier anders over. Is het mogelijk dat de «commissie-Den Ouden/Mohren» inhoudelijk reageert op de analyse van de «commissie-Rabbinge»? Is de veronderstelling juist dat significante schade aan de bosbodem optreedt zodra meer dan de helft van de bodem van de gekapte opening in het bos onder invloed komt te staan van direct zonlicht en dat deze grens al bij een kapvlakte van 1000 m2 overschreden wordt?

Natuurcompensatie

De leden van de SGP-fractie hebben twee jaar geleden een paar voorstellen gepresenteerd voor inzet van natuurcompensatiemiddelen op de plek waar dat het meest nodig is, bijvoorbeeld voor natuur op en bij landbouwgronden. Nu gaat het te vaak om schaamgroen en blijft er geld lang op de plank liggen. De Minister zou het voorstel voor een werkgroep voorleggen aan de provincies en de kwartiermakers van het Deltaplan biodiversiteit (Kamerstuk 33 576, nr. 161). Deze leden horen graag hoe dit opgepakt is.

Wolven

De leden van de SGP-fractie hebben gelezen dat Duitse onderzoekers pleiten voor actiever wolvenbeheer en inzet op versoepeling van de regels hiervoor. De onderzoekers wijzen erop dat vermindering van begrazing en het plaatsen van afrastering in reactie op de wolf juist negatief uit kan pakken voor andere Natura 2000-soorten en -habitats. Die worden wel bedreigd, terwijl dat bij de wolf niet het geval is. De onderzoekers pleiten voor het afschieten van probleemwolven. Deze leden horen graag de reactie van de Minister op dit onderzoek. Pakt de Minister dit op?

II Antwoord/Reactie van de Minister

III Volledige agenda

Hoofdlijnen van het gezamenlijk programma Natuur

Kamerstuk 35 334, nr. 131 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 10 juli 2020

Onderzoek en monitoring van insecten

Kamerstuk 33 576, nr. 199 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 21 september 2020

Reactie op verzoek commissie over het commentaar van het Interprovinciaal Overleg (IPO) ten behoeve van het algemeen overleg natuur van 22 juni 2020

Kamerstuk 33 576, nr. 198 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 4 september 2020

Zesde Voortgangsrapportage Natuur 2019 (VRN)

Kamerstuk 33 576, nr. 200 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 26 oktober 2020

Programma versterken biodiversiteit

Kamerstuk 26 407, nr. 136 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 16 oktober 2020

Uitwerking ambities en doelen landelijke Bossenstrategie en beleidsagenda 2030

Kamerstuk 33 576, nr. 202 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 18 november 2020

Ontwikkelingen in het natuurbeleid

Kamerstuk 33 576, nr. 201 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 23 november 2020

Actualisatie Bruinvisbeschermingsplan

Kamerstuk 29 675, nr. 196 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 16 november 2020

Reactie op de uitspraak van de Raad van State over handhaven Houtverordening

Kamerstuk 30 196, nr. 736 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 2 december 2020

Aanvalsplan grutto en initiatiefnota «Weidse blik op de weidevogels»

Kamerstuk 33 576, nr. 218 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 15 december 2020

Uitvoeringsprogramma natuur

Kamerstuk 33 57, nr. 216 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 8 december 2020

Nieuwe rapportage Floriade

Kamerstuk 35 570 XIV, nr. 68 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 4 december 2020

Mosselconvenant/MZI-beleid 2021–2026

Kamerstuk 29 675, nr. 197 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten,7 december 2020

Beantwoording vragen commissie over de toelichting op de onderzoeksopzet van de voorgenomen beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 12 «Natuur, biodiversiteit en gebiedsgericht werken» over de begrotingen van 2015–2019

Kamerstuk 31 104, nr. 10 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 26 november 2020

Nazending van de CW 3.1 bijlage bij het uitvoeringsprogramma Natuur |

Kamerstuk 33 576, nr. 217 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 17 december 2020

Landelijke Actie CITES 2020: Operatie Cactus

Kamerstuk 31 379, nr. 23 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten, d.d. 21 december 2020

Resultaten actualisatie onderzoek maatschappelijk draagvlak wolf

Kamerstuk 33 576, nr. 219 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 25 januari 2021

Reactie op verzoek commissie over het PBL-rapport natuurbeleid in internationale context

Kamerstuk 26 407, nr. 137 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 25 januari 2021

Ecologische effecten van vlaktekap

Kamerstuk 2021Z02490 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 5 februari 2021

Reactie op verzoek commissie over uitvoering van moties betreffende de bestrijding van watercrassula (Kamerstuk 33 576, nrs. 214 en 215)

Kamerstuk 2021Z0249 – Brief Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten d.d. 5 februari 2021


X Noot
2

2021Z02481

X Noot
3

Bijvoorbeeld: het rapport-Rabbinge zou vooral ingaan op effecten die optreden op de locatie waar de kap plaats vindt; het gaat echter ook en vooral uitvoerig in op vlaktekap als regulier systeem waarbij alle bos in een cyclisch proces, gebaseerd op de omlooptijd, periodiek wordt afgebroken, zich vervolgens opnieuw moet vestigen en zich derhalve nooit kan ontwikkelen tot ouder, rijker en diverser bos.

X Noot
5

Food Systems impact on Biodiversity Loss 2021 UNEP, Chatham House, and Compassion in World Farming

X Noot
6

Dit heef inderdaad minder opbrengst en minder biodiversiteit per hectare dan een natuurpark ten gevolge, maar geen negatieve gevolgen buiten de landbouw.

X Noot
7

Uit de Bossenstrategie, blz. 28 «Door een aanpassing in het subsidiestelsel (SNL) kan de aanwezigheid van oudere bomen worden gestimuleerd. De subsidies voor beheer in natuurbossen staan houtoogst toe tot 20% van de jaarlijkse bijgroei. Binnen het huidige stelsel is het ook mogelijk dit op te sparen om op gezette tijden oude bomen te oogsten. Het gevolg is dat onvoldoende bomen oud worden en kunnen aftakelen en dat er onvoldoende dood hout in natuurbos aanwezig is. Door deze mogelijkheid in te perken zullen meer oude bomen blijven staan en kunnen aftakelen. Op lange termijn, als het stadium van zelfregulerend natuurbos is bereikt, kan de mogelijkheid om bijgroei te oogsten worden afgebouwd. Om een goede balans te vinden tussen toename van biodiversiteiten houtoogst is het essentieel dat ook in overige bossen revitalisering plaatsvindt. Dit kan de bijgroei lokaal verdubbelen en mogelijkheden voor houtoogst vergroten in balans met biodiversiteit.»

X Noot
8

Brief Minister (DGNVLG / 20318796) over de reactie op de rapporten over vlaktekap: «Voor vlaktekap tot 0,5 ha kan gebruik worden gemaakt van de vrijstelling van een gedragscode; voor een kapvlakte groter dan 0,5 ha is een ontheffing nodig op grond van de Wet natuurbescherming.»

Naar boven