26 407 Biodiversiteit

33 576 Natuurbeleid

Nr. 137 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2021

Hierbij geef ik u, conform het verzoek van uw vaste commissie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) van 16 december 2020, mijn reactie op het rapport «Nederlands natuurbeleid in internationale context. Voortgang realisatie natuur-en biodiversiteitsbeleid» van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).

Ik vind het waardevol dat het PBL zich in deze verdiepende studie richt op het Nederlandse natuurbeleid in internationale context. Terecht wijst het PBL er op dat nationaal en internationaal natuurbeleid met elkaar vervlochten zijn. Niet alleen omdat Nederland zich gecommitteerd heeft aan internationale afspraken op het gebied van natuur en biodiversiteit, zowel op EU- als op wereldwijd niveau, maar ook omdat ons handelen hier in Nederland effect heeft op de biodiversiteit elders op onze planeet. Het kabinetsbeleid is er mede daarom op gericht om de ecologische voetafdruk van Nederland in de wereld aanzienlijk te verkleinen.

In het rapport kijkt het PBL allereerst terug op de periode 2010–2020 en onderzoekt daarbij welke lessen getrokken kunnen worden voor de toekomst. Vervolgens kijkt het rapport vooruit naar de gemaakte en nog te maken nieuwe internationale afspraken voor de periode 2021–2030 en de betekenis daarvan voor het Nederlandse natuurbeleid.

Terugblikkend op de afgelopen tien jaar hebben we helaas met het PBL moeten vaststellen dat, hoewel op de meeste doelen vooruitgang is geboekt, de in 2010 gestelde doelen niet zijn gehaald. Dat geldt internationaal1, maar die conclusie is ook op Nederland van toepassing. Dit blijkt onder meer blijkt uit de eerder aan uw Kamer toegestuurde landenrapportage in het kader van het wereldwijde Biodiversiteitsverdrag (CBD) (Kamerstuk 26 407, nr. 128) en de rapportage over de uitvoering van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (VHR) (Kamerstuk 26 407, nr. 131).

Dat betekent dat er de komende jaren extra inzet noodzakelijk is voor het versterken van de natuur en de biodiversiteit.

Dat doen we in Nederland enerzijds door het verstevigen en versnellen van het bestaande natuurbeleid, zoals het verbeteren van milieucondities en het natuurbeheer, het realiseren van verbindingen en ontbrekende schakels in het Natuurnetwerk Nederland en het werk maken van overgangsgebieden rondom Natura 2000-gebieden. In het staande natuurbeleid wordt met het Natuurpact gewerkt aan een groter Natuurnetwerk Nederland. In het kader van de stikstofaanpak heeft het kabinet € 3 miljard additioneel beschikbaar gesteld in de periode 2021–2030. Ik verwijs u hiervoor naar het Uitvoeringsprogramma Natuur, dat ik samen met de provincies heb opgesteld en in december 2020 naar uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 33 576, nr. 216). Daarnaast investeert het kabinet € 2 miljard in stikstofbronbeleid.

In Nederland doen we dat anderzijds met het verbreden van onze nationale inzet door middel van een transitie naar een natuurinclusieve samenleving. In de kabinetsreactie op het eerder genoemde IPBES-studie over de wereldwijde biodiversiteit heeft het kabinet aangekondigd een interdepartementaal programma versterken biodiversiteit te starten. Via onder andere dit programma willen we, samen met alle betrokken departementen, ervoor gaan zorgen dat biodiversiteit meer onderdeel wordt van besluitvorming en handelingsperspectieven in andere maatschappelijke en economische sectoren. Alleen dan kunnen de internationale doelen waaraan we ons verbonden hebben worden bereikt en alleen zo kan de ecologische voetafdruk van Nederland in de wereld substantieel worden verkleind. Over de voortgang van dit programma heb ik u oktober 2020 geïnformeerd (Kamerstuk 26 407, nr. 136).

Internationaal zet ik mij in voor nieuwe, langjarige afspraken die enerzijds ambitieus en anderzijds goed uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Deze inzet vindt u terug in de kabinetsreactie op het voorstel voor de Europese Biodiversiteitstrategie van de Europese Commissie (Kamerstuk 22 112, nr. 2897) en deze inzet is, mede ter uitvoering van de motie van de leden Jetten en De Groot (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1440), ook ons uitgangspunt bij de onderhandelingen over een nieuw wereldwijd «Global Biodiversity Framework» in CBD-verband. Samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heb ik u in april 2020 geïnformeerd over de versterking van onze internationale inzet op biodiversiteit (Kamerstuk 26 407, nr. 134).

Het PBL besteedt in zijn rapport terecht veel aandacht aan de implementatie van internationale doelstellingen in nationaal beleid. Het PBL concludeert dat het beleid van de CBD, de Europese Unie en Nederland in lijn ligt met elkaar, maar dat de coherentie tussen internationaal, nationaal en provinciaal beleid kan worden verbeterd. Ik onderschrijf deze conclusie. Ik zal, in overleg met provincies en andere betrokken overheden, zorgdragen voor een directe koppeling tussen de (overeen te komen) nieuwe afspraken in de CBD en de EU en het Nederlandse beleid en voor het monitoren van de voortgang daarvan.

Ik ben van mening dat het PBL-rapport een leerzame terugblik is en voor de komende jaren een ondersteuning vormt van de gekozen beleidslijn. Het rapport biedt bovendien veel handvatten om te gebruiken bij de uitwerking van ons beleid, en de implementatie daarvan, in de komende jaren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Getuige onder andere de door het PBL genoemde «Global assessment report on biodiversity and ecosystem services» van het Intergouvernementeel Platform voor Biodiversiteit en Ecosysteemdiensten (IPBES) (Kamerstuk 26 407, nr. 130), de «Global Biodiversity Outlook» en «The state of nature in the EU» van het Europees Milieuagentschap (EEA).

Naar boven