36 441 Wijziging van de Gaswet en Mijnbouwwet in verband met de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld

F NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET TWEEDE VERSLAG

Ontvangen 11 april 2024

Door middel van deze brief bied ik u de validatie van DNV aan. Sinds 2018 valideert DNV de jaarlijkse raming van GTS voor de besluitvorming over de inzet van het Groningenveld. De validatie van DNV voorziet dat er, in tegenstelling tot GTS, geen potentieel volumetekort is vanaf het komende gasjaar, ook niet bij een gasjaar met een koud temperatuurprofiel. Wel schat DNV een iets groter potentieel capaciteitstekort dan GTS. De validatie heb ik gelijktijdig aan de Tweede Kamer aangeboden.

Daarnaast doe ik u de nota naar aanleiding van het tweede verslag over het wetsvoorstel in verband met de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld toekomen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief

Hoofdstuk I Algemeen

1. Inleiding

De fractieleden van BBB, VVD, JA21 en 50PLUS hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag. Zij willen daarover graag een aantal nadere vragen stellen aan de regering.

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen van de leden van de fracties van de BBB, de VVD, JA21 en 50PLUS. Hieronder ga ik graag in op de gestelde vragen.

2. Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De Nederlandse staat is de afgelopen 60 jaar onzorgvuldig omgegaan met de verschillende belangen rond de gaswinning in Groningen, zo stellen de fractieleden van de BBB. Het Hollands Gas werd Gronings Verdriet. Het gebrek aan zorgvuldigheid vanuit de overheid en het onvermogen van uitvoeringsorganisaties om fysieke schade en de gevolgen voor welzijn en welbevinden te adresseren werden pijnlijk duidelijk in de parlementaire enquête. Veel leden van de BBB zijn lid geworden van de BBB en politiek actief geworden vanwege het onrecht in Groningen. We leven vanuit de BBB-fractie mee met de Groningers!

Deze wet dwingt onomkeerbaarheid van het besluit af door zowel het beëindigen van de vergunning als ook de ontmanteling van de winningsinfrastructuur, inclusief het onbruikbaar maken van de winningsputten en legt een moratorium op gasboren in de Waddenzee. Een wet met grote impact. Het gaat over de strategische autonomie en energie-zekerheid van Nederland, die nooit meer ten koste mag gaan van de veiligheid van Groningers. De fractieleden van de BBB hebben, na bestudering van de nota naar aanleiding van het verslag van 29 maart jongstleden, alsmede het commissiedebat in de Tweede Kamer van 3 april 2024 daarover, nog een aantal vragen.

1. De fractieleden van de BBB zijn en blijven voor de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld, daarover geen twijfel. Los daarvan horen deze leden graag van de regering een visie op de toekomst. Waar komt het gas dan vandaan?

Nederland is al sinds circa 2018 netto-importeur van gas en sindsdien geldt ook dat de productie uit het Groningenveld is geminimaliseerd tot het absolute minimum nodig om te voorzien in de vraag nadat alle andere gasmiddelen zijn ingezet («niet meer dan nodig»). Sindsdien geldt dus dat ons gas niet uit het Groningenveld komt, maar primair uit een samenstel van diverse bronnen: er vindt productie in Nederland plaats uit kleine velden en er is import, zowel via pijpleidingen uit Noorwegen, België en het VK, als in de vorm van LNG (voornamelijk uit de VS) via de LNG-terminals in Rotterdam en de Eemshaven. Het CBS publiceert periodiek de cijfers over de herkomst van het gas waarmee is voorzien in de vraag.1 Door energiebesparing en de energietransitie daalt onze vraag naar aardgas gestaag. Zo lang er nog vraag naar aardgas is, zal blijven gelden dat sprake is van een (zo divers mogelijke) mix van bronnen. In het Nationaal Plan Energiesysteem is voorts beschreven hoe het energiesysteem in 2050 en de weg daarnaar toe eruit zien. Door verdere besparing en opbouw van duurzame alternatieven neemt de vraag naar aardgas in de komende jaren verder af en daarmee ook de afhankelijkheid van geïmporteerd aardgas. Hierbij wordt een groeiend deel van ons energieverbruik gedekt door eigen duurzame energieproductie, zoals met wind op zee, zon en wind op land, kernenergie, biogrondstoffen en lokaal geproduceerde warmte

2. In het vorige verslag vroegen de fractieleden van de BBB het volgende:

«De afhankelijkheid van gasgestookte energiecentrales, zeker nu kolencentrales verboden worden en de gasgestookte centrales een steeds groter deel van de piekbelasting op moeten kunnen vangen wanneer zon en wind onvoldoende energie leveren, neemt toe. De leden van de BBB-fractie vragen hoe deze ontwikkelingen zijn opgenomen in de analyses en hoe de regering de conclusie van de DNV (rapportage januari 2023) hierbij beoordeelt.2 Welke impact heeft de verdere integratie van elektriciteitsnetten met omliggende landen en de verwachte versnelling van elektrificatie hierop? De fractieleden van de BBB vragen zich af of we hierdoor niet tegen vergelijkbare risico’s aanlopen als we op dit moment ervaren met de netcongestie en het tekort aan drinkwater?»

De fractieleden van de BBB concluderen dat de regering geen antwoord geeft op de vraag, omdat deze validatie een analyse van een vorig gasjaar betreft. Op dit moment is er nog geen nadere validatie van gasjaar 2024/2025 beschikbaar. Daarom wensen de leden van de BBB-fractie een antwoord op de gestelde vraag hoe de regering de afwijkende beoordeling van het DNV apprecieert.

3. Uit de brief van 9 februari 2024 blijkt dat de regering het rapport van de Gasunie Transport Services (hierna: GTS) voor gasjaar 2024/2025 ook laat valideren.3 De fractieleden van de BBB vragen of deze validatie ondertussen klaar is. Is deze beschikbaar voor de Kamer? Zo ja, zit in die validatie een vergelijkbaar verschil (impact door opname verwachting gascentrales) als door het DNV geduid in de validatie van 2023/2024?

Antwoord vraag 2 en 3:

De nieuwe validatie van DNV is donderdagmiddag 28 maart opgeleverd. Deze is als bijlage opgenomen bij de beantwoording van uw vragen. DNV ziet in afwijking van GTS vanaf aankomend gasjaar ook onder een koud temperatuurprofiel geen volumetekorten meer. Dit laatste komt doordat DNV een lagere export van H-gas naar Duitsland en L-gas naar Frankrijk voorziet dan GTS. DNV voorziet tevens een hogere import van H-gas via de EemsEnergy Terminal (EET). Dit betekent dat DNV geen problemen ziet met het vullen van de gasopslagen tot 90% na een koude winter.

In de nieuwe validatie acht DNV het capaciteitstekort iets groter dan GTS voor 2024–2025. Dit komt inderdaad door een verschil in inschatting van de capaciteitsvraag van gascentrales. In lijn met het Planbureau voor de Leefomgeving verwacht DNV dat deze 23,7 GW bedraagt, terwijl GTS 18,1 GW hanteert. Dit resulteert overigens niet in een vergelijkbaar verschil in de inschattingen van de potentiële capaciteitstekorten. GTS schat een mogelijk tekort in op 9,6 GW, terwijl DNV noemt dat deze 11,7 GW bedraagt. Hierbij geldt dat tekorten mogelijk pas kunnen optreden bij een gemiddelde effectieve etmaaltemperatuur vanaf – 11° Celsius of lager en een gelijktijdige volledige uitval van een capaciteitsmiddel met een uitzendcapaciteit ter grootte van gasopslag Norg. De kans op een dergelijke extreme situatie is echter bijzonder klein, zie ook vraag 6 van uw fractie.

4. In het antwoord op de hierboven uitgeschreven vraag over gasgestookte energiecentrales in de nota naar aanleiding van het verslag verwijst de regering verder naar de brief van 11 maart.4 Hoe verhoudt de hier gestelde conclusie zich tot de rapportage van de GTS van 27 maart 2024 waarin hij concludeert dat de capaciteitsbalans niet kloppend is?5 De BBB-fractie ontvangt hierop graag een toelichting.

De brief van 11 maart jl. (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 487) van de Minister voor Klimaat en Energie handelt over de leveringszekerheid van elektriciteit. De rapportage van GTS van 27 maart jl. handelt over de leveringszekerheid van gas zonder daarbij specifiek in te gaan op gasgestookte elektriciteitscentrales. GTS constateert alleen in algemene zin dat zich in de komende twee jaar een capaciteitstekort zou kunnen voordoen indien er sprake is van een effectieve gemiddelde etmaaltemperatuur van – 11 °C of kouder met gelijktijdige volledige uitval van een zeer groot capaciteitsmiddel voor gas, waarbij het tekort zich vooral zal voordoen tijdens de ochtendpiek (ca. 8u–10u). De kans hierop is bijzonder klein (zie ook het antwoord op vraag 6 van uw fractie). Of dit gevolgen heeft voor de elektriciteitsvoorziening maakt de rapportage van GTS niet duidelijk, maar wel kan in algemene zin worden opgemerkt dat een eventueel capaciteitstekort vooral betrekking zal hebben op laagcalorisch gas terwijl het overgrote deel van de gasgestookte elektriciteitscentrales gebruik maakt van hoogcalorisch gas.

Overigens heeft de Minister voor Klimaat en Energie, mede in het licht van de op 5 maart 2024 aangenomen motie van de leden Erkens en Grinwis (Kamerstukken II 2023/24, 36 197, nr. 15), toegezegd om de Kamer uiterlijk eind 2024 te informeren over de mogelijkheden om de leveringszekerheid van elektriciteit na 2030 te versterken. Daarbij zal uiteraard ook aandacht worden besteed aan de positie van gasgestookte elektriciteitscentrales.

5. In de nota naar aanleiding van het verslag en in antwoord op de vragen van de leden van de BBB-fractie betreffende de uitgangpunten van de statistische berekeningen (1–20 winter/30 jaar data) versus 50 jaar, verwijst de regering naar de gaswet 2019. Daarmee voldoet de regering wellicht aan de wet en beantwoordt zij technisch «de waarom-vraag van de BBB-fractie», maar de intentie van de vraag (en nadere vragen) van de fractie waren breder. Anders geformuleerd, deze vragen nu in één vraag samengevat: kan de regering kwantitatief aangeven wat de impact van het nemen van een 1–50 winter en 50 jaar data als uitgangspunten voor de berekeningen is op de hier gestelde conclusies?

Hier is geen kwantitatief antwoord op te geven omdat deze berekeningen niet zijn gemaakt. GTS heeft bij het opstellen van de raming voor gasjaar 2024–2025 op basis van artikel 3a, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling Gaswet gekeken naar de temperatuurprofielen van de afgelopen dertig jaar. Daarnaast heeft GTS, conform artikel 5, eerste lid, van EU-verordening 2017/1938, de capaciteitsvraag bepaald op basis van een dag van uitzonderlijk hoge gasvraag die met een statistische waarschijnlijkheid van eens in de 20 jaar voorkomt.

GTS hoeft dus voor wat betreft de temperatuurprofielen en de bepaling van de capaciteitsvraag geen langere periode te beschouwen dan respectievelijk 30 en 20 jaar. Dit heeft GTS om die reden dus ook niet gedaan.

6. In het antwoord op de inbreng van de BBB-fractie over gemodelleerde onbeschikbaarheid van de stikstof- en menginstallaties geeft de regering geen antwoorden op de feitelijke vragen rond faalcurves en effecten van de energietransitie. De regering geeft aan dat de back-up analyse niet meer gedaan is vanwege de «sluiting» en dat er zonder extreme omstandigheden voor het gasjaar 2024/2025 voldoende volume en capaciteit in het systeem beschikbaar is. De essentie van de vraag is dus niet beantwoord, want deze was gericht op het begrip van de risico's (aard en omvang). Het verzoek aan de regering dat alsnog te doen.

In de afgelopen jaren had het Groningenveld een back-up-functie voor het geval van bijvoorbeeld verstoringen in het gassysteem, technische storingen of transportbeperkingen. In die situaties kon er een beperkt aanvullend beroep van maximaal 1,5 miljard Nm3 op het Groningenveld worden gedaan. In gasjaar 2023–2024 is de back-up grotendeels ingevuld met andere middelen dan het Groningenveld. De back-up-functie van het Groningenveld kon in gasjaar 2023–2024 alleen worden ingezet als bij voorspelde gemiddelde effectieve etmaaltemperaturen van – 6,5 graden Celsius of lager zou worden opgestart om voldoende aanbod van capaciteit te garanderen. In gasjaar 2024–2025 kan er volgens GTS pas een capaciteitstekort ontstaan als er sprake is van een gemiddelde effectieve etmaaltemperatuur van – 11 graden Celsius of lager in combinatie met de volledige uitval van een capaciteitsmiddel ter grootte van UGS Norg. De kans hierop is erg klein. Norg is erg robuust en ontworpen om ook in koud weer te functioneren. Norg bestaat uit twee delen die onafhankelijk van elkaar gas kunnen produceren. Als er een storing is hoeft dit dus niet te betekenen dat alle capaciteit wegvalt. De kans op volledige uitval is dus nog kleiner. Ruwe inschatting, op basis van temperatuurgegevens van het KNMI en REMIT6-meldingen over de uitval van de gasopslag Norg, is dat een dergelijke koude dag gecombineerd met de volledige uitval van de gasopslag Norg grofweg eens in de tweeduizend jaar zou voorkomen.

7. Naar aanleiding van vragen van de leden van de BBB-fractie betreffende redundantie in de infrastructuur (bronnen/opslagen/import faciliteiten) beoordeelt de BBB-fractie dat de GTS in haar rapportage van 27 maart 2024 minder positief is over de waarde (volume & capaciteit) van de LNG-infrastructuur.7 Zij beoordeelt dat aanvullende LNG-capaciteit noodzakelijk is om voorzieningszekerheid te garanderen. Kan de regering uiteenzetten waarom/waardoor de conclusies van de regering en de GTS verschillen?

De conclusies van GTS en het kabinet lopen niet wezenlijk uiteen. Zoals de Minister voor Klimaat en Energie in zijn update gasleveringszekerheid van 27 maart jl. heeft aangegeven (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 494) is het door GTS geschetste potentiële tekort aan importcapaciteit tijdelijk opgelost met de uitbreiding van de Gate LNG-terminal vanaf oktober 2026. In aanvulling daarop wordt de importcapaciteit van de EemsEnergy Terminal (EET) per eind dit jaar uitgebreid van 8 naar 9 bcm per jaar en is een verdere uitbreiding naar 10 bcm per jaar voorzien. GTS stelt dat het potentiële tekort mogelijk weer ««terug» is na afloop van de termijn voor de tijdelijke LNG-terminal in de Eemshaven in september 2027, zij het in veel beperktere omvang en ook beperkt in de tijd. Verder geldt dat het potentiële tekort dat GTS aangeeft zich alleen voordoet in een zeer specifiek scenario gebaseerd op een aantal aannames. GTS schetst in een scenario van twee koude winters op rij het risico van een volumetekort in de tweede winter. DNV ziet dit tekort niet. Het KNMI heeft aangegeven dat de kans op twee opeenvolgende dergelijke koude winters 1 op ongeveer 80 duizend is. Zoals hiervoor is toegelicht in het antwoord op vraag 3, is de raming van GTS gevalideerd door DNV. DNV ziet in afwijking van GTS vanaf aankomend gasjaar ook onder een koud temperatuurprofiel geen volumetekorten meer. Mijn ambtenaren zijn nog in gesprek met Gasunie over de mogelijkheden om voldoende LNG-importcapaciteit voor de komende jaren te behouden, uiteraard met behoud van perspectief op transitie naar een toekomstig duurzaam energiesysteem. Daarnaast lopen er nog haalbaarheidsstudies naar de twee marktinitiatieven voor (een) mogelijke nieuwe LNG-terminal(s). De verwachting is dat voor de zomer meer bekend zal worden over een van deze initiatieven.

8. Verschillende vragen van de BBB-fractie maar ook van andere fracties betreffende prijs- en prijsrisico-management worden in het verslag beantwoord met verwijzingen naar marktpartijen waarbij tevens wordt opgemerkt dat lange termijncontracten geen zekerheid geven over gasprijsniveaus. Nu is ook in 2022 gebleken dat marktpartijen niet noodzakelijk een oplossing bieden voor zeer hoge gasprijzen wat heeft geleid tot ingrepen in de markt, prijsplafonds en energiesubsidies. Kan de regering duiden hoe zij de gasprijs (en het gasprijsniveau) mee heeft genomen in haar risico afwegingen? Een specifieke vraag van de fractieleden van de BBB is hier bijvoorbeeld wat voor de regering een gasprijsniveau is waarbij zij ingrepen in marktdynamiek rechtvaardigt. Heeft de regering overwogen om naast «leveringscontracten ter dekking van fysieke leveringszekerheid» ook de termijnmarkt te gebruiken ter dekking van prijsonzekerheid? Welke overwegingen heeft de regering hierin?

Ik heb een afweging gemaakt tussen veiligheid van de Groningers en veiligheid in de zin van leveringszekerheid, zoals het huidige wettelijk kader voorschrijft. Ik kijk daarbij naar het risico op gastekorten; de gasprijs of financiële overwegingen spelen geen rol bij het besluit van het kabinet om de gaswinning defintief te beëindigen. In de nota naar aanleiding van het verslag heb ik toegelicht dat het sluiten van het Groningenveld naar verwachting geen effect op de energieprijzen heeft. De winning uit het Groningenveld is de afgelopen jaren al teruggebracht tot nagenoeg nul. Met het sluiten van het veld valt er dus geen significant gasaanbod weg. Het besluit om zo snel mogelijk te sluiten is al in 2018 aangekondigd en bekend bij marktpartijen. Ook tijdens de energiecrisis is altijd duidelijk gemaakt dat sluiting van het Groningenveld doorgang zou vinden.

Wat betreft de specifieke vraag over bij welk niveau ingrijpen in de prijs te overwegen valt is het Europese kader relevant. Als de prijzen enorm stijgen, dan wordt, anders dan in de aanloop naar het prijsplafond, inmiddels op Europees niveau (in de Gasrichtlijn waarvoor in december 2023 overeenstemming bereikt is en die later dit jaar in werking treedt) voorzien in de mogelijkheid om in te grijpen in de prijs richting consumenten en kleinverbruikers. Kort gezegd wordt voorzien dat de Europese Raad op voorstel van de Europese Commissie in de toekomst kan besluiten om een prijscrisis uit te roepen, waardoor crisismaatregelen door de Lidstaten (zoals een prijsplafond) om in de markt in te grijpen toegestaan worden. Er moet op basis van de Gasrichtlijn sprake zijn van zeer hoge gemiddelde prijzen op de groothandelsmarkten voor aardgas. Hierbij moet sprake zijn van een prijs die ten minste tweeënhalf maal zo hoog is als de gemiddelde prijs van de voorgaande vijf jaar en ten minste 180 EUR/MWh, inclusief de verwachting dat deze prijzen minstens zes maanden zullen aanhouden. Tevens moet er een sterke stijging van de retailhandelsprijzen voor aardgas van ongeveer 70% zijn, die naar verwachting minstens drie maanden zal aanhouden.

Hierdoor zijn de eerdere hordes die bestonden voor de vorige prijscrisis, namelijk: »mag het van Europa en is het uitvoerbaar?» weggenomen. Zo kunnen we sneller inspelen op toekomstige crisissituaties met hoge energieprijzen om alle huishoudelijke eindafnemers te beschermen bij het uitroepen van een prijscrisis.

Wat betreft de vraag over de termijnmarkt wijs ik op het rapport van Strategy& inzake langetermijncontracten dat op 28 maart jl. aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 496), zie ook vraag 5 van de VVD. Hierin zijn de onderzoekers ook ingegaan op de vraag of een groter aandeel langetermijncontracten in een inkoopportfolio bijdraagt aan prijsstabiliteit (in vergelijking met een portfolio dat vooral is gebaseerd op de korte termijnmarkt). Zij concluderen dat een groter aandeel langetermijncontracten niet zonder meer bijdraagt aan meer prijsstabiliteit. Ten eerste omdat er ook in langetermijncontracten toch sprake is van een zekere koppeling met de actuele marktprijzen en ten tweede omdat per leverancier verschilt in hoeverre eventuele verschillen tussen de contractprijs en de korte termijnmarkt prijs worden doorgegeven aan de klant.

9. In het GTS-visiedocument van 27 maart 2024 stelt GTS dat er een reëel risico aanwezig is dat er in de zomer van 2025 onvoldoende aanbod capaciteit is om voorzieningszekerheid te garanderen en dat een dergelijke zekerheid pas aanwezig is in het gasjaar 2026/2027.8 Hoe beoordeelt de regering deze conclusie? En hoe gaat de regering dit oplossen zonder dat dit ten koste gaat van de veiligheid van de Groningers?

De kans op een volumetekort in gasjaar 2024–2025 is vanwege de afgelopen milde winter en de huidige vulgraad van de gasopslagen uiterst klein. GTS schetst in een scenario van twee koude winters (met als referentie het koude jaar 1996) op rij het risico van een volumetekort in de tweede winter. DNV ziet dit tekort niet. Het KNMI heeft aangegeven dat de kans op twee opeenvolgende dergelijke koude winters op 1 op ongeveer 80 duizend is. Desalniettemin blijft het kabinet zich inzetten om het restrisico ten aanzien van volume zoveel mogelijk te mitigeren. Zo is het de verwachting dat EemsEnergy Terminal (EET) eind 2024 haar importcapaciteit heeft uitgebreid van 8 miljard Nm3 naar 9 miljard Nm3 per jaar. Momenteel wordt er gewerkt aan de additionele warmtevoorziening en de benodigde vergunningen voor deze installaties, zodat EET volledig zelfvoorzienend kan zijn vanaf 2025. Daarna streeft EET naar een uitbreiding richting de 10 miljard Nm3 per jaar door een verdere optimalisatie van een aantal operationele processen, en is uitbreiding van de Gate LNG-terminal vanaf oktober 2026 voorzien.

Verder behoort het vergroten van de binnenlandse productie door gaswinning vanuit kleine velden op land en zee de komende jaren eveneens nog tot de mogelijkheden, hoewel het potentieel van deze velden onzeker is. De kleine gasvelden op de Noordzee wordt de grootste potentie toegedicht. In het kader hiervan loopt op dit moment een versnellingstraject en de Kamer wordt in de zomer van 2024 geïnformeerd over aanvullende versnellingsmaatregelen.

10. In het GTS-visiedocument van 27 maart 2024 concludeert GTS betreffende de EU-infrastructuur norm dat het niet haalbaar is op korte termijn het mogelijke capaciteitstekort op te vangen door capaciteitsaanbod en zij beveelt aan marktmaatregelen te treffen, omdat aanbodmaatregelen vooralsnog niet voorzienbaar zijn.9 Hoe beoordeelt de regering deze conclusie? Wat gaat de regering hieraan doen, zo vragen de leden van de BBB-fractie.

Volgens GTS kan er in gasjaar 2024–2025 een beperkt capaciteitstekort ontstaan. De kans hierop is bijzonder klein. Volgens de raming van GTS treedt er mogelijk een capaciteitstekort op bij een gemiddelde effectieve etmaaltemperatuur van – 11 graden Celsius of lager in combinatie met de volledige uitval van een capaciteitsmiddel met de omvang van UGS Norg. De kans hierop is heel erg klein. Zie ook vraag 6 van uw fractie. Er wordt op dit moment onderzocht of en welke mitigerende maatregelen de capaciteitsvraag verder zouden kunnen beperken in het geval van gemiddelde effectieve etmaaltemperaturen van – 11 graden Celsius of lager. Een publiekscampagne die erop is gericht om de capaciteitsvraag over de dag te spreiden lijkt hierbij een mogelijkheid. Ik zal hier verder op ingaan in mijn brief over aanvullende mitigerende maatregelen aan de Tweede Kamer welke voorzien is aan eind deze maand. Tot slot is het van belang te benoemen dat het door GTS gesignaleerde mogelijke tekort niet tot gevolg heeft dat er sprake is van het niet naleven van de EU-infrastructuurnorm door Nederland. Nederland beschikt over voldoende capaciteit om te voldoen aan de EU-infrastructuurnorm, dit met de kanttekening dat deze geen rekening houdt met export. Gezien het belang van de Nederlandse gasinfrastructuur voor de doorvoer van gas aan andere lidstaten acht ik het, net als GTS, echter van belang dat in aanvulling op hetgeen de infrastructuurnorm eist ook voldoende capaciteit beschikbaar is voor de export van gas.

11. Vanuit de analyses van de GTS in de rapportage van 27 maart 2024 hebben de leden van de BBB-fractie de vraag welke vulnormen de Staat verwacht na te streven boven het eigen wettelijk kader en/of het EU-kader ter dekking van de door GTS aanbevolen noodvoorraad nu een door de voorliggende wet wegevallen back-up volume van circa 15 TWh alleen opgevangen kan worden met een nieuwe bron/berging.10

Zoals de Minister voor Klimaat en Energie onder meer in zijn update gasleveringszekerheid van 27 maart jl. heeft aangegeven (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 494), heeft het kabinet de ambitie om de gasopslagen gemiddeld voor minimaal 90% gevuld te hebben. Zo ook in 2024. Dit sluit ook aan bij de visie van GTS op gasleveringszekerheid. GTS stelt daarin dat op 1 november 2024 een vulling van circa 125 TWh nodig is (circa 88%). Deze ambitie van het kabinet gaat uit boven hetgeen overigens volgens het EU-kader nodig is (dat is namelijk ca. 75%).11 Daarbij geldt ook dat het EU-kader voor gasopslagen eind 2025 afloopt. Mede daarom wil het kabinet in het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel gasleveringszekerheid ook bepalingen ten aanzien van het vullen van de gasopslagen opnemen. Daarbij zal ook worden ingegaan op de door GTS aanbevolen noodvoorraad. Het kabinet is echter, zoals eerder uitgelegd in de visie gasopslagen (Kamerstukken II 2022/23, 29 023, nr. 442), geen voorstander van het aanhouden van een ijzeren of strategische gasvoorraad in de zin van een voorraad die in principe alleen onder zeer extreme omstandigheden kan worden aangesproken. In lijn met de adviezen van Kyos en GTS, zal met het wetsvoorstel wel een stap worden gedaan naar meer zekerheid en wordt een meer dynamisch model uitgewerkt, waarbij de rol van een nog aan te wijzen vulagent zal worden gecombineerd met het opbouwen en aanhouden van een gasreserve: doordat de vulagent de rol krijgt om ’s winters waar mogelijk gas in de opslag te houden door gas aan te kopen om aan de aangegane verkoopverplichtingen te voldoen, blijft er bij gemiddelde en warme winters na iedere winter gas in de opslag zitten. In koude winters kan dit gas gebruikt worden; de exacte voorwaarden voor het gebruik van dit gas en de wijze waarop en door of ten behoeve van welke partijen een dergelijke reserve kan worden aangewend, worden nog nader uitgewerkt.

12. Vanuit het TK-commissie debat van 3 april trekt de BBB-fractie de conclusie dat die vulgraad voor het komende gasjaar tenminste 90% zal zijn. Klopt deze uitleg en heeft de regering overwegingen om dit beleid voor een langere termijn vorm te geven dan het komende gasjaar? Waarom neemt de regering, nu gasprijzen significant lager zijn, niet de gelegenheid het volledige restrisico voor de komende twee tot drie gasjaren weg te nemen door vulgraden naar 100% te brengen? En welk wettelijk instrumentarium, mandaat of autoriteit kan een dergelijke verhoogde vulgraad verzekeren of afdwingen?

Deze uitleg is juist, zie het antwoord op vraag 11 van de leden van de BBB-fractie. Het is de ambitie van het kabinet dat de opslagen ook in 2024 voor minimaal 90% gevuld te hebben. Het is in eerste instantie aan marktpartijen om gas op te slaan. Dat gebeurt door GasTerra in Norg, Grijpskerk en Alkmaar en door diverse marktpartijen in Bergermeer. Aanvullend heeft het kabinet aan EBN wederom de taak gegeven om tot 20 TWh aan gas in Bergermeer op te slaan, voor zover marktpartijen dat niet doen.

Voor wat betreft het tweede deel van de vraag geldt dat een vulgraad van 100% niet noodzakelijk is. GTS geeft aan dat een vulgraad van ca. 88% afdoende is, terwijl volgens het geldende EU-kader een vulgraad van ca. 75% volstaat. Verder zou een vulgraad van 100% het resterende capaciteitsrisico niet wegnemen, want een dergelijke vulgraad verandert niets aan de uitzendcapaciteit van de opslagen (de hoeveelheid gas die per tijdseenheid maximaal op het net kan worden ingevoed). Als we bovendien bedrijven zouden verplichten tot het nastreven van een 100% vuldoelstelling dan zou dat voor hen leiden tot een onnodige kostenpost, omdat er meer moet worden gevuld dan maatschappelijk en economisch nodig is.

13. In het debat van de EZK-commissie van de Tweede Kamer van 3 april 2024 gaf de Staatssecretaris aan een sterkere rol van Energie Beheer Nederland (hierna: EBN) te overwegen. De fractieleden van de BBB vragen welke dilemma's de regering hier heeft. Wat weerhoudt de regering ervan om een versterking van de rol en mandaat van EBN spoedig in te regelen? En in welke mate biedt een dergelijke versterking van de rol van EBN als staatsdeelneming dan ook het perspectief een volwaardige marktpartij te zijn?

In het TK-commissiedebat van 3 april 2024 heb ik – in het kader van het versnellingsplan voor de gaswinning op de Noordzee – aangegeven te overwegen om de rol van EBN uit te breiden om zo extra investeringen in exploratie te realiseren en de daling van de binnenlandse productie van aardgas op de Noordzee af te remmen. Andere mogelijke maatregelen om de exploratie van aardgas op de Noordzee te versnellen zijn een wijziging van het stelsel voor opsporingsactiviteiten waarmee exploratieboringen worden aangemoedigd of het beperken of wegnemen van financiële risico’s bij operators. Daarnaast kijken we naar onze buurlanden en hoe zij de risico’s bij opsporingsactiviteiten proberen te beperken. Het vergroten van het aandeel van EBN tijdens de exploratiefase (in specifieke gevallen) kan de opsporing van aardgas op de Noordzee bevorderen. Een groter aandeel van EBN zou namelijk economisch winbare projecten kunnen realiseren die anders blijven liggen. Dit is een verregaande maatregel die een zorgvuldige afweging, afstemming en een Mijnbouwwetswijziging vergt. In de Mijnbouwwet is een maximaal percentage van 40% toegestaan12. Een instemming voor een groter aandeel in de vorm van nevenactiviteiten13 is momenteel niet toegestaan vanwege deze wettelijk begrenzingen op 40%.

EBN is 100% eigendom van de Staat en een beleidsdeelneming. Inzet van een staats- of beleidsdeelneming is een vergaande vorm van overheidsinterventie. De Staat mag dan ook niet lichtvaardig overgaan tot het inzetten van een staats- of beleidsdeelneming of het vergroten van hun inzet. Dit mag, ingevolge het kabinetsbeleid inzake deelnemingen (Nota Deelnemingenbeleid rijksoverheid 2022, Kamerstukken II 2021/22, 28 165, nr. 370), slechts indien dit noodzakelijk is ter borging van een publiek belang. Met de inzet van een staats- of beleidsdeelneming als EBN wordt beoogt om op een doelmatige, zakelijke manier de activiteiten die bijdragen aan de borging van publieke belangen te organiseren. Een deelneming voorziet bedrijfsmatig in een product of dienst. Deelnemingen krijgen de ruimte om te ondernemen en in te spelen op de behoeften van de klant en maatschappij. De Staat gaat als aandeelhouder niet over de dagelijkse bedrijfsvoering van deze ondernemingen, dat is aan de deelnemingen zelf. EBN functioneert dus als marktpartij. De Staat went daarbij wel haar invloed als aandeelhouder – conform de nota deelnemingenbeleid14 – aan om te garanderen dat EBN het publiek belang zo goed mogelijk borgt.

14. Indien de regering het advies van de GTS volgt om via een vulverplichting een noodvoorraad te realiseren, vragen de leden van de BBB-fractie of de regering kan aangeven op welke wijze (door welke partijen en vanuit welke regeling/of overeenkomst) die noodvoorraad dan beschikbaar gesteld gaat worden.

Zie het antwoord op vraag 11 van de leden van de BBB-fractie. De exacte voorwaarden voor het gebruik van het gas en de wijze waarop en door of ten behoeve van welke partijen een dergelijke reserve kan worden aangewend, worden uitgewerkt in het kader van het wetsvoorstel gasleveringszekerheid.

15. In het debat van de EZK-commissie van de Tweede Kamer van 3 april werd gesproken over de tijdelijkheid van de vergunning voor de LNG-terminal in Eemshaven. Overweegt de regering om deze tijdelijke vergunning een meer permanent karakter te geven en daarmee invulling te geven aan de door partijen verwachte noodzaak voor uitbreiding van de LNG-import capaciteit? Welke belemmeringen moeten er weggenomen worden om een verlenging van de vergunning te realiseren, zo vragen de leden van de BBB-fractie.

Op dit moment is het ministerie in gesprek met Gasunie over de mogelijkheden om voldoende LNG-importcapaciteit voor de komende jaren te behouden, rekening houdend met de mate waarin extra importcapaciteit de komende jaren nodig is (zie hierover het antwoord op vraag 7 van de leden van de BBB-fractie). Hierbij worden alle opties verkend en onderzocht, waarbij ook eventuele belemmeringen in kaart worden gebracht. Het uitgangspunt is daarbij nog steeds dat de infrastructuur in de toekomst wordt ingezet voor het importeren van duurzame energiedragers. Gelet op dit uitgangspunt is het niet de bedoeling dat LNG importcapaciteit een permanent karakter krijgt, met het risico op een fossiele lock-in: er moet voldoende LNG-importcapaciteit zijn zo lang als die nodig is.

16. Uit het debat van de EZK-commissie van de Tweede Kamer van 3 april blijkt nogmaals dat de snelheid waarmee strategische gasvoorraden in de Noordzee aangeboord worden te wensen over laat, terwijl de beschikbaarheid over deze voorraden hard nodig is. Welke aanvullende instrumenten kan de regering inzetten om de snelheid van de exploratie en de aantrekkelijkheid voor partijen daarin te investeren te vergroten en daarmee ook het winbare volume te vergroten en capaciteit van de velden te versterken? De fractieleden van de BBB vragen in welke mate investeerders zekerheid wordt gegeven dat investeringen ook voldoende kans krijgen te renderen en dat ze kunnen investeren onder langjarige zekerheid van verworven exploitatierechten.

Op 29 januari jl. ben ik in gesprek gegaan met de operators verenigd in Element NL om te identificeren waarom de beoogde versnelling nog niet gerealiseerd wordt. De operators hebben in dat gesprek aangegeven dat zij met name obstakels zien in de voorspelbaarheid van het vergunningentraject, het politieke draagvlak, en de aanvaarbaarheid van de investeringsrisico’s.

Op dit moment wordt een versterkte samenwerking met de sector vormgegeven om concreet invulling te geven aan de beoogde versnelling. Het proces rond de vergunningverlening, om dit proces waar mogelijk voorspelbaarder en sneller te maken zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit en zorgvuldigheid, is hier onderdeel van. Ook wordt bekeken of middels de rol van EBN, als staatsdeelneming in olie- en gasprojecten, tevens een bijdrage kan worden geleverd aan de versnelling van de gasproductie op de Noordzee en daarmee het risico voor de operators te verkleinen waardoor zij bereid zijn om in nieuwe projecten te investeren. In totaal kan een versnelling van de gaswinning leiden tot een additionele productie van 2 tot 4 miljard m3 per jaar over een periode van 10 jaar. De Noordzee heeft nog veel potentie, maar het ontwikkelen van gasvelden op zee kost tijd en vergt investeringsbereidheid voor de langere termijn.

Ik heb tijdens het commissiedebat gasmarkt en leveringszekerheid van 3 april jl. aan het Tweede Kamer lid Erkens toegezegd om met de sector te komen tot afspraken en daarover aan de Tweede Kamer voor het zomerreces te rapporteren. Ik heb tijdens dat debat aangegeven daarin bereid te zijn om toe te werken naar een sectorakkoord. Daarbij heb ik aangetekend dat een sectorakkoord slechts een instrument is om toe te werken naar het doel, namelijk om samen met de sector daadwerkelijk een afvlakking van de daling van de gasproductie op de Noordzee te bewerkstelligen. Een sectorakkoord kan daarom een manier zijn om de maatregelen en afspraken met elkaar vast te leggen. Of de maatregelen in een sectorakkoord worden vastgelegd of op een andere manier worden vormgegeven zou ik daarom vooralsnog niet op vooruit willen lopen.

De langjarige zekerheid die mijnbouwbedrijven hebben dat hun investeringen ook voldoende kans krijgen om te renderen onder verworven exploitatierechten is vervat in het winningsplan. Het mijnbouwbedrijf dient voorafgaand aan de start van de exploitatie van een veld een verzoek tot instemming met een winningsplan in bij mij ter goedkeuring. Hierin wordt onder andere beschreven welke volumes de operator denkt te gaan winnen en binnen welk tijdsbestek.

17. In het BNC-fiche over de Klimaatdoelstelling 204015 staat dat de commissie vindt dat bij de afbouw van olie-en gasgebruik het belangrijk is de gevolgen voor Europa in ogenschouw te nemen. Heeft er in Europees verband overleg plaatsgevonden zodat de Groningers straks niet verrast gaan worden, maar er in het kader van hun veiligheid op kunnen vertrouwen dat Groningen definitief dicht gaat?

Ja. Er is regelmatig overleg over de Europese gasmarkt in EU-verband en tussen lidstaten. Zie bijvoorbeeld de recente Kamerbrief (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 494) over de laatste stand van zaken omtrent de verplichtingen uit de EU-verordening 2017/1938 inzake gasleveringszekerheid. Daarnaast werk ik al sinds 2013 nauw samen met België, Duitsland en Frankrijk aan de afbouw van de export van laagcalorisch gas naar die landen. Deze samenwerking is in 2018 sterk geïntensiveerd en heeft onder meer geleid tot de gezamenlijke oprichting van de Task Force Monitoring L-gas Market Conversion. Dit heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de afbouw van de gaswinning uit het Groningenveld (zie onder meer: Kamerstukken II 2023/24, 33 529, nr. 1214, voor de meest recente rapportage van de Task Force).

18. Tot slot merken de leden van de fractie van de BBB op dat er door TNO op verzoek van onder meer de Tweede Kamer onderzoek is gedaan naar drukstabilisatie. De informatie zou van belang kunnen zijn voor de veiligheid van de Groningers. Kunnen de fractieleden van de BBB dit rapport ontvangen?

De leden van de BBB-fractie hebben verzocht of de Kamer een rapport van TNO over drukvereffening kan ontvangen. TNO werkt mee aan een onderzoek van NAM, in opdracht van SodM, naar de geïnduceerde seismiciteit tijdens de drukvereffeningsfase. Dit onderzoek is nog niet gereed. Ik heb in december 2023 de Tweede Kamer gemeld dat SodM heeft aangegeven dat het onderzoek vertraging heeft ondervonden en dat de oplevering van het onderzoek in de eerste helft van 2024 wordt verwacht (Kamerstukken II 2023/24, 33 529, nr. 1202). Daarnaast doet TNO theoretisch onderzoek naar de effecten van injectie op de seismiciteit in het Groningenveld. Ik heb de Tweede Kamer daarover in november 2022 geïnformeerd (Kamerstukken II 2022/23, 33 529, nr. 1086). Dit onderzoek zal in de loop van dit jaar worden afgerond. In mijn Kamerbrief heb ik ook aangegeven dat we dit onderzoek niet doen om deze techniek in het Groningenveld toe te passen. In het Groningenveld gaan we geen experimenten doen.

3. Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de beëindiging van de gaswinning in het Groningenveld, die dit wetsvoorstel regelt, noodzakelijk is. Daarmee komt er zekerheid voor de inwoners van Groningen. De fractieleden van de VVD zullen daarom voor dit wetsvoorstel stemmen. Wel hebben deze leden nog enkele vragen over de energievoorziening op middellange en lange termijn, die immers ook geborgd moet worden zonder het Groningenveld.

1. Zonder Gronings gas is het cruciaal dat we onze eigen gasvelden onder de Noordzee goed benutten voor een zekere energievoorziening. Dat is op dit moment echter nog niet het geval. De opvoering van de winning uit die velden gaat heel erg traag, en het ingezette versnellingsplan van de regering heeft geen effect gehad. Hier is dringend nodig dat er een sectorakkoord komt, hetgeen de regering op 3 april aan de Tweede Kamer heeft toegezegd. Verder is het nodig dat er harde deadlines voor de vergunningsverlening komen en dat er een gunstig en voorspelbaar fiscaal klimaat wordt geschapen voor deze vorm van energieproductie. De fractieleden van de VVD vragen welke concrete maatregelen de regering, met welk concreet tijdpad, neemt om die gasproductie inderdaad te vergroten en wat er nodig is om die maatregelen wél te laten slagen.

Gas uit Nederland, zoals uit de Noordzee, heeft drie voordelen ten opzichte van geïmporteerd gas. Het draagt bij aan de importonafhankelijkheid, levert inkomsten voor de staatskas op en is met name beter voor het klimaat door de lagere CO2 voetafdruk. Daarom is er, mede op verzoek van de Tweede Kamer, medio 2022 een versnellingsplan gaswinning Noordzee opgesteld waarin ingegaan is op de mogelijkheden om de productie uit de kleine velden op de Noordzee te vergroten, of beter gezegd, daarmee de sterk dalende lijn van de binnenlandse gasproductie iets af te vlakken.

Op 29 januari jl. ben ik in gesprek gegaan met de operators verenigd in Element NL om te identificeren waarom de beoogde versnelling nog niet gerealiseerd wordt. De operators hebben in dat gesprek aangegeven dat zij met name obstakels zien in de voorspelbaarheid van het vergunningentraject, het politieke draagvlak, en de aanvaarbaarheid van de investeringsrisico’s.

Op dit moment wordt een versterkte samenwerking met de sector vormgegeven om concreet invulling te geven aan de beoogde versnelling. Het proces rond de vergunningverlening, om dit proces waar mogelijk voorspelbaarder en sneller te maken zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit en zorgvuldigheid, is hier onderdeel van. Ook wordt bekeken of middels de rol van EBN, als staatsdeelneming in olie- en gasprojecten, tevens een bijdrage kan worden geleverd aan de versnelling van de gasproductie op de Noordzee door het risico voor de operators te verkleinen waardoor zij bereid zijn om in nieuwe projecten te investeren. In totaal kan een versnelling van de gaswinning leiden tot een additionele productie van 2 tot 4 miljard m3 per jaar over een periode van 10 jaar. De Noordzee heeft nog veel potentie, maar het ontwikkelen van gasvelden op zee kost tijd en vergt investeringsbereidheid voor de langere termijn.

Ik heb tijdens het commissiedebat gasmarkt en leveringszekerheid van 3 april jl. aan het Tweede Kamer lid Erkens toegezegd om met de sector te komen tot afspraken en daarover aan de Tweede Kamer voor het zomerreces te rapporteren. Ik heb tijdens dat debat aangegeven daarin bereid te zijn om toe te werken naar een sectorakkoord. Daarbij heb ik aangetekend dat een sectorakkoord slechts een instrument is om toe te werken naar het doel, namelijk om samen met de sector daadwerkelijk een afvlakking van de daling van de gasproductie op de Noordzee te bewerkstelligen. Een sectorakkoord kan daarom een manier zijn om de maatregelen en afspraken met elkaar vast te leggen. Of de maatregelen in een sectorakkoord worden vastgelegd of op een andere manier worden vormgegeven zou ik daarom vooralsnog niet op vooruit willen lopen.

2. Zonder Gronings gas is het ook cruciaal dat onze huidige gasopslagen te allen tijde maximaal gevuld zijn, om de vergrootte vraag tijdens een koude winter of een dip in de import op te kunnen vangen. Volgens de GTS is dat voor de middellange en lange termijn een punt van zorg.16 Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat de hoogte van vulnorm steeds zou moeten worden vastgesteld op de hoogste van de twee geldende vulnormen, te weten die van GTS en de Europese volumevereisten? Alléén de bevoegdheid om een vulverplichting in te stellen is daarom niet toereikend, die vulverplichting zelf zou wettelijk verankerd moeten zijn. Is de regering dat met de leden van de VVD-fractie eens en hoe ver is de regering met het vormgeven van die verplichte vulgraad? Welke acties is de regering van plan op dit punt te nemen? Kan de regering zekerheid geven dat de gasopslagen in Norg en Grijpskerk niet gesloten worden voordat er voldoende alternatieve opslagcapaciteit is gerealiseerd?

In zijn update gasleveringszekerheid van 27 maart jl. (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 494) is de Minister voor Klimaat en Energie uitgebreid ingegaan op de plannen van het kabinet ten aanzien van de gasopslagen en hoe het daar met het wetsvoorstel gasleveringszekerheid invulling aan wil geven. Daarbij geldt overigens dat GTS op basis van het nu bij de Eerste Kamer voorliggende wetsvoorstel al de taak krijgt om jaarlijks te adviseren over de vulniveaus van gasopslagen (artikel I, onderdeel B waarmee artikel 10a, eerste lid, onderdeel q, van de Gaswet gewijzigd wordt).

In het wetsvoorstel gasleveringszekerheid zal ook de vraag worden geadresseerd aan wie een vulverplichting kan c.q. moet worden opgelegd. Het kabinet heeft daarover verschillende adviezen gekregen die worden meegenomen in de aanstaande internetconsultatie van het wetsvoorstel.

Wat betreft het sluiten van opslagen geldt dat dit volgens vigerende EU-wetgeving17 alleen kan en mag indien niet aan technische en veiligheidseisen wordt voldaan of indien de certificeringsinstantie (in Nederland is dat de Autoriteit Consument en Markt), na een beoordeling te hebben uitgevoerd en rekening houdend met een advies van het ENTSB voor gas, tot de conclusie komt dat een dergelijke stopzetting de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau niet vermindert. Dit geldt dus ook voor de opslagen Norg en Grijpskerk.

3. De fractieleden van de VVD stellen dat het daarnaast cruciaal is dat Nederland voldoende LNG-importcapaciteit heeft. Volgens de GTS is dat nu nog een punt van zorg.18 Erkent de regering dat de behoefte aan LNG-import de komende jaren niet zal afnemen? Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat er daarom haast gemaakt moet worden met het verlengen van de vergunning voor de gasterminal in de Eemshaven en dat die vergunning niet ingetrokken mag worden totdat alternatieve LNG-importcapaciteit is gerealiseerd die de langjarige behoeften dekt? Kan de regering daar zekerheid over geven? Kan de regering aangeven hoe de import van LNG vanuit met name de Verenigde Staten is geborgd, óók als na de aanstaande presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten zij mogelijk de export hiervan zullen beperken om prioriteit te geven aan het voorzien in de eigen binnenlandse energiebehoefte?

Conform de raming van GTS van 31 januari 2024 verwacht het kabinet dat de behoefte aan LNG-import de komende jaren blijft bestaan. Daarom zijn ambtenaren van mijn ministerie ook in gesprek met Gasunie over de mogelijkheden om voldoende LNG-importcapaciteit voor de komende jaren te behouden. Uit deze analyse moet blijken welke opties er precies zijn om de LNG-importcapaciteit uit te breiden, voor zover dat nodig is naast de uitbreidingen die op dit moment reeds gepland zijn (zie de antwoorden op vragen [PM] van leden van de BBB-fractie). De Minister voor Klimaat en Energie houdt de Tweede Kamer hierover op de hoogte.

Wat betreft de import van LNG uit de Verenigde Staten, zijn er op dit moment geen aanwijzingen dat de Verenigde Staten beperkingen zullen opleggen en prioriteit zullen geven aan de binnenlandse vraag. Zoals de onderzoekers van Strategy& in het rapport «Onderzoek langetermijnbehoefte LNG in Nederland» (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 496) constateren, is de afhankelijkheid van LNG weliswaar groter geworden, maar is de toegankelijkheid voldoende geborgd doordat LNG goed verkrijgbaar is op liquide internationale, korte- en langetermijnmarkten. Marktpartijen, waaronder uit de VS, dienen contractuele afspraken over leveringen dan ook na te komen.

Bovendien is vorig jaar de gaswinning in de Verenigde Staten aanzienlijk toegenomen (4%, 40 bcm), tot een record van 1065 bcm in 2023, waarbij de binnenlandse vraag met slecht 0,8% (7 bcm) toenam (IEA, Gas Market Report Q1–2024). Daarnaast verwacht het IEA in de komende jaren een aanzienlijke uitbreiding van de LNG-productiecapaciteit in de Verenigde Staten (IEA, World Energy Outlook 2023). Deze ontwikkelingen wijzen dan ook niet op een (dreigend) tekort in de Verenigde Staten.

4. Bovendien is het cruciaal dat we onze strategische gasreserves vergroten, aldus de leden van de VVD-fractie. Volgens de GTS schiet de regering daar nu nog in tekort. GTS adviseert de aanleg van een noodvoorraad te starten met in eerste instantie een omvang van circa 15 TWh.19 Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat die noodvoorraad er dient te komen? Kan de regering daar zekerheid over geven?

In het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel gasleveringszekerheid zal ook worden ingegaan op de door GTS aanbevolen noodvoorraad. Het kabinet is echter, zoals eerder uitgelegd in de visie gasopslagen (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 442), geen voorstander van het aanhouden van een ijzeren strategische gasvoorraad in de zin van een voorraad die alleen onder zeer extreme omstandigheden kan worden aangesproken. In lijn met de adviezen van Kyos en GTS zal met het wetsvoorstel wel een stap gedaan worden naar meer zekerheid en wordt een meer dynamisch model uitgewerkt, waarbij de rol van een nog aan te wijzen vulagent zal worden gecombineerd met het opbouwen en aanhouden van een gasreserve: doordat de vulagent de rol krijgt om ’s winters waar mogelijk gas in de opslag te houden door gas aan te kopen om aan de aangegane verkoopverplichtingen te voldoen, blijft er bij gemiddelde en warme winters na iedere winter gas in de opslag zitten. In koude winters kan dit gas gebruikt worden; de exacte voorwaarden voor het gebruik van en de wijze waarop en door of ten behoeve van welke partijen een dergelijke reserve kan worden aangewend van dit gas worden nog nader uitgewerkt.

5. Tenslotte is het cruciaal dat wij net als heel veel andere landen, langetermijncontracten voor de levering van gas hebben met Noorwegen, die een zekere energievoorziening borgen in tijden van internationale schaarste. Daarin schiet de regering op dit moment tekort. Hoe komt het dat de regering hierin tot nu toe vasthoudt aan een ander standpunt dan veel andere gasimporterende landen? Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat het met het besluit tot sluiting van het Groningenveld cruciaal is dat ook Nederland op korte termijn dergelijke lange termijncontracten gaat afsluiten? Hoe ver is de regering daar inmiddels mee en wanneer kunnen we verwachten dat die contracten afgesloten zijn?

Ik neem graag het misverstand weg dat overheden van (andere) gas importerende landen zelf gas inkopen. In alle gevallen geldt dat energiebedrijven deze gascontracten afsluiten. Dit gas kan worden geleverd aan de klanten van die energiebedrijven. Dat kunnen klanten in de hele Europese Unie zijn. Zo heeft onlangs het bedrijf SEFE een gascontract met Noorwegen gesloten: SEFE levert ook gas aan afnemers in Nederland. Energiebedrijven kunnen ook besluiten het gas op te slaan als ze beschikken over opslagcapaciteit. Ze kunnen het gas binnen de EU ook op de groothandelsmarkt doorverkopen. Zo kan bijvoorbeeld een energiebedrijf dat gas importeert naar Nederland, dit gas leveren aan een afnemer in Nederland of doorverkopen aan andere bedrijven en afnemers binnen de EU. Gelet op dit systeem is het vooral van belang dat de partijen actief op de (Noordwest) Europese gasmarkt gezamenlijk genoeg gas importeren. Dit gebeurt in de praktijk ook: we zien een toenemend aandeel contracten, ook voor langere termijn. Dit gas is voor een zeer groot deel afkomstig uit Noorwegen en de VS. Ook zien wij bijvoorbeeld dat via het Europese gezamenlijke EU Platform met succes een groot aantal Nederlandse bedrijven is gekoppeld aan aanbieders van gas.

Naar aanleiding van de motie van de leden van de Tweede Kamer Segers en Marijnissen (Kamerstukken II 2022/23, 36 200, nr. 31) heeft het kabinet door bureau Strategy& onderzoek laten doen naar maatregelen waarmee de publieke belangen in de Nederlandse energievoorziening beter geborgd worden (Kamerstukken II 2022/23, 29 023, nr. 446). Op basis van de resultaten uit dat onderzoek, heeft het kabinet indertijd aangegeven dat het door Strategy& laat onderzoeken in hoeverre de markt bediend wordt door langetermijncontracten, of het wenselijk is dat dit aandeel wordt vergroot en wat de mogelijkheden zijn om dit te bewerkstelligen. Dit onderzoek is inmiddels gedeeld met de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 496). In dit nadere rapport komt Strategy& tot de conclusie dat het aangaan van de langetermijncontracten door een staatsdeelneming of het extra inzetten op of stimuleren van langetermijncontracten geen optimaal (aanvullend) instrument is, naast maatregelen die het kabinet reeds treft voor het borgen van de leveringszekerheid en betaalbaarheid. De onderzoekers zien dus geen overheidsrol op gebied van langetermijncontracten en constateren zelfs dat sprake zou kunnen zijn van een marktverstorend effect. Het kabinet zal later dit voorjaar in een separate brief over energiediplomatie een appreciatie geven van dit rapport. Ten slotte geeft het kabinet uitvoering aan de motie van het Tweede Kamerlid Erkens van 16 januari jl. (Kamerstukken II 2023/24, 32 813, nr. 1344) waarin de regering wordt verzocht om in het eerste kwartaal van 2024 gesprekken met Noorwegen en/of andere betrouwbare partners te faciliteren met als doel te komen tot langetermijncontracten voor de levering van energie in de toekomst. Hierover wordt de Tweede Kamer in de hiervoor genoemde brief over energiediplomatie tevens geïnformeerd.

4. Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-fractie

1. De fractieleden van JA21 vragen welke stappen de regering neemt om de infrastructuur voor energieopslag en -distributie te beschermen tegen mogelijke sabotage of aanvallen in tijden van geopolitieke onrust.

Aanbieders van vitale energie infrastructuur hebben een belangrijke taak om zorg te dragen voor weerbare en veerkrachtige systemen. Wettelijke verplichtingen helpen de aanbieders doelmatige investeringen uit te voeren en processen gedegen in te richten. Zo zijn onderdelen van de elektriciteit, gas, olie en warmte waaronder de processen opslag en distributie vitaal verklaard en vallen deze onder de versterkte aanpak vitaal. Voor deze vitale processen wordt de vitaal cyclus doorlopen, waarbij aandacht is voor wat de meest relevante risico’s zijn, wat de staat van de weerbaarheid is (weerbaarheidsanalyse) en of er aanvullende maatregelen nodig zijn (actieprogramma). Uw Kamer is hierover op 22 december 2023 geïnformeerd met de Kamerbrief Aanpak vitaal en weerbaarheidsanalyses. Binnen het digitale domein zien rechten en plichten voor vitale energieaanbieders momenteel daarnaast toe op de bescherming van belangrijke netwerk- en informatiesystemen door middel van de Wet Beveiliging Netwerk en Informatiesystemen (Wbni). Momenteel wordt ook gewerkt aan een (verdere) verankering van rechten en plichten binnen het digitale en fysieke domein door de implementatie van de CER-richtlijn en de herziene NIS2-richtlijn waarvoor de laatste stand van zaken op 31 januari 2024 zijn gedeeld middels de Kamerbrief Stand van zaken implementatie NIS2- en CER-richtlijnen. Voor offshore infrastructuur wordt daarnaast onder coördinatie van de Minister van IenW binnen het Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur gewerkt aan de bescherming van de energie infrastructuur op de Noordzee (Kamerstukken II 2022/23, 33 450 nr. 118). Voor crisissituaties zijn er verschillende crisis-, bescherm- en herstelplannen en worden regelmatig crisisoefeningen doorlopen in nationaal en internationaal verband inclusief de vitale energieaanbieders.

2. Kan de Nederlandse regering daadwerkelijk garanderen dat de huidige energiestrategieën niet leiden tot een strategische kwetsbaarheid, vooral in het licht van de mogelijke escalatie van het conflict tussen Oekraïne en Rusland, zo vragen de leden van de JA21-fractie.

De Nederlandse energie-infrastructuur is zeer robuust en betrouwbaar. Nederland beschikt over goede verbindingen met de ons omringende landen, waardoor de kwetsbaarheid wordt ingeperkt. Voor gas geldt bovendien dat Nederland beschikt over LNG-importterminals, meerdere grote gasopslagen en nog steeds eigen winning uit de kleine velden. Door deze diversificatie van bronnen en aanvoerroutes van gas wordt de kwetsbaarheid nog meer ingeperkt.

3. De leden van de JA21-fractie vragen hoe kwetsbaar de overzeese aanvoerroutes van LNG zijn in het geval van oorlog tussen de NAVO en Rusland. Welke analyses zijn daarover gemaakt? Wil de regering deze met de Kamer delen, zo vragen deze leden. Zo nee, waarom niet?

In algemene zin kan gesteld worden dat ten aanzien van een mogelijk conflict tussen de NAVO en een andere statelijke actor er in bondgenootschappelijk verband meerdere scenario’s worden uitgewerkt, ook voor het maritieme domein. Vanwege de vertrouwelijkheid kunnen we hier in de openbaarheid geen uitspraken over doen.

4. De fractieleden van JA21 vragen wat de rol en het standpunt van de NAVO en internationale partners zijn met betrekking tot de energievoorzieningszekerheid van Nederland, in het bijzonder tegen de achtergrond van geopolitieke conflicten zoals de oorlog in Oekraïne.

Energieveiligheid is sinds 2008 een thema binnen het NAVO-verband vanwege de implicaties voor de collectieve veiligheid van het bondgenootschap. De NAVO heeft voor bondgenoten kaders opgesteld op het gebied van civiele paraatheid, met als doel continuïteit van de overheid en samenleving, en civiele ondersteuning aan militaire operaties. Energievoorziening is hier onderdeel van. Voor de energievoorziening vraagt de NAVO aan bondgenoten om te zorgen voor een betrouwbare, duurzame en gediversifieerde energievoorziening die rekening houdt met de energietransitie vanwege de klimaatverandering alsmede veerkracht van de vitale energie-infrastructuur. Tijdens de NAVO Top in 2023 heeft Nederland, samen met de andere bondgenoten, ingestemd met de NAVO doelstelling om de nationale paraatheid ten opzichte van langdurige energie-verstoringen het hoofd te bieden en daarin ook bij te dragen aan toegang tot en steun aan militaire operaties. Onder coördinatie van de NCTV wordt er momenteel gewerkt aan de uitwerking van deze doelstellingen.

5. Kan de regering voldoen aan de verwachtingen en verplichtingen die bondgenoten hebben op het gebied van energiezekerheid?

Ja. Zie ook het antwoord op vraag 3 van de leden van de 50+ fractie.

6. De leden van de JA21-fractie vragen of de regering zich ervan bewust is dat Nederland met het Groningengasveld een «strategische asset» tot haar beschikking heeft. En is de regering zich er tegelijkertijd van bewust dat wat wij onszelf ontzeggen, wij ook onze bondgenoten ontzeggen?

Gaswinning uit het Groningenveld is niet langer verantwoord gezien de grote veiligheidsproblemen die daarmee gepaard gaan. De enige manier om daar een einde aan te maken is het volledig beëindigen van de winning. Bij onze bondgenoten bestaat daarvoor alle begrip, zoals onder meer blijkt uit de grote inspanningen die België, Duitsland en Frankrijk hebben geleverd en nog steeds leveren om hun vraag naar het laagcalorische gas tot nul terug te brengen, waardoor de export van laagcalorisch gas wordt afgebouwd, wat een belangrijke randvoorwaarde is geweest voor de sluiting van het Groningenveld. Verder is de Groningen problematiek diverse keren gepresenteerd aan de EU Groep coördinatie gas die is ingesteld op grond van de EU-verordening gasleveringszekerheid (Verordening (EU) 2017/1938). Ook daar konden de inspanningen om de gaswinning uit het Groningenveld zo snel als mogelijk volledig af te bouwen op alle begrip rekenen.

7. Wanneer de gasinstallaties ten minste op de waakvlam worden gehouden, levert dit geen extra aardbevingsrisico’s op, aldus de fractieleden van JA21. Zou het in het kader van de oorlog niet verstandiger zijn om de waakvlam aan te laten?

SodM concludeert dat het op dit moment niet veilig is in Groningen en dat het Groningen gasveld daarom moet worden gesloten.20 Wanneer langer op waakvlamniveau gas wordt gewonnen, zal de drukvereffening alleen maar langer duren.

8. De fractieleden van JA21 vragen waarom de regering niet de wet inzake de leveringszekerheid eerst heeft behandeld, vooraleer tot onomkeerbare sluiting van het Groningenveld te besluiten?

In 2018 is besloten de gaswinning uit het Groningenveld zo snel als mogelijk af te bouwen en definitief te beëindigen. Het Groningenveld kan nu gesloten worden, omdat het risico dermate laag is geworden dat het kabinet dit accepteert (zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2023/24, 33 529 nr. 1211). De afbouw van de gaswinning, en nu de aanstaande sluiting, volgen ook uit de wettelijke verplichting om de gaswinning uit het Groningenveld te minimaliseren (Wet van 17 oktober 2018 tot wijziging van de Gaswet en de Mijnbouwwet betreffende het minimaliseren van de gaswinning uit het Groningenveld, (Stb. 2018, 371), de «wet minimalisering gaswinning»). Het wetsvoorstel gasleveringszekerheid staat hier los van.

Met het wetsvoorstel gasleveringszekerheid wordt namelijk beoogd de borging van leveringszekerheid tijdens crisissituaties te verbeteren. Dit betekent echter niet dat Nederland op dit moment niet in staat is om een gasleveringscrisis te bestrijden. Hierop is ook ingegaan in eerdere Kamerbrieven (bijvoorbeeld Kamerstukken II 2022/23, 29 023, nrs. 418 en 441). Er is dan ook geen reden om te wachten met het voorliggende wetsvoorstel.

5. Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie

1. Nederland is slordig omgesprongen met de belangen van de mensen die in het aardgaswingebied in Groningen wonen. Het fractielid van 50PLUS vraagt of deze nalatigheid nu in overwegende mate de wijze waarop de Staat handelt ten opzichte van de nog aanwezige gasvoorraden in Nederland bepaalt?

Nee. Het kabinet maakt een zorgvuldige belangenafweging waarin alle relevante belangen worden meegewogen.

Het kabinet wil de gaswinning zo snel mogelijk stoppen in verband met de veiligheid van de Groningers. Het beëindigen van de gaswinning is niet voor niets maatregel 0 uit Nij Begun, de kabinetsreactie op de parlementaire enquête.

2. Het lid van de 50PLUS-fractie vraagt in hoeverre de toekomstige energiebehoefte van Nederland en van zijn Europese partners nog worden meegewogen. Is, gegeven de urgentie van het klimaat en de reeds gaande zijnde energietransitie, het verdedigbaar dat elk Europees land vooreerst hier een nationaal beleid voert?

Bij de besluitvorming omtrent de beëindiging van de winning uit het Groningenveld is, naast de brede veiligheidsbelangen van de Groningers, ook rekening gehouden met de toekomstige energiebehoefte van Nederland en van de buurlanden. Daarbij geldt dat de vraag naar gas en meer in het bijzonder het laagcalorische gas, met dezelfde kwaliteit als het gas uit Groningen, de komende jaren sterk afneemt vanwege de energietransitie en toenemende energie-efficiëntie. De sterk verminderende vraag naar laagcalorisch gas is verder ingegeven door onder meer grootschalige ombouwprogramma’s in onze buurlanden die mogelijk maken dat de export uit Nederland versneld wordt afgebouwd. De Tweede Kamer wordt tweemaal per jaar geïnformeerd over de voortgang van deze programma’s, dit inclusief een vooruitblik naar de komende jaren (voor de meeste recente rapportage, zie Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 1214 van 27 februari 2024). Ook in Nederland wordt de vraag naar laagcalorisch gas afgebouwd door forse energiebesparing en verduurzaming alsmede ombouw van de grootste afnemers. Deze week nog is er weer een grote afnemer omgeschakeld naar hoogcalorisch gas.21

Daarnaast is het zo dat er onder meer voor gas (EU-verordening 2017/1838) en voor elektriciteit (EU-verordening 2019/941) EU-wetgeving is die bepaalt dat lidstaten elkaar onder bepaalde voorwaarden moeten bijstaan in het geval van zeer ernstige verstoringen in respectievelijk de gas- en de elektriciteitsvoorziening. Bij gas zijn deze solidariteitsbepalingen onder meer gericht op het zekerstellen van de gaslevering aan huishoudens in het geval zich onverhoopt fysieke tekorten zouden voordoen.

Verder geldt in zijn algemeenheid dat er in de EU meer en meer sprake is van een gezamenlijk energie- en klimaatbeleid.

3. Hoe zou Nederland het beoordelen indien een EU-land vanwege een binnenlands bestuursprobleem niet langer zou bijdragen aan het verlichten of oplossen van een Eurogemeenschappelijke noodsituatie?

De beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld heeft op geen enkele wijze te maken met een binnenlands bestuursprobleem, maar alles met een groot (on)veiligheidsprobleem in de provincie Groningen.

Dit betekent niet dat Nederland niet langer zou kunnen of willen bijdragen aan het verlichten of oplossen van een Eurogemeenschappelijke noodsituatie. Nederland beschikt op het gebied van gas over een zeer uitgebreide en robuuste gasinfrastructuur, waaronder LNG-importterminals en meerdere grote gasopslagen, en kan en zal indien nodig dan ook zijn verantwoordelijkheden nakomen, net als ander lidstaten dat zullen doen indien Nederland een beroep op buurlanden zou doen.

4. Versnelde afsluiting van het Slochterenveld is toegezegd aan Groningen. Tegelijk laten geopolitieke ontwikkelingen, zoals de oorlog tussen Rusland en Oekraïne, zien dat externe omstandigheden onverwacht dramatisch kunnen veranderen. Het fractielid van 50PLUS vraagt of de regering onverminderd bereid is hier een besluit uit te gaan voeren, waarvan men nu al kan zien aankomen dat dit op korte termijn ernstig betreurd gaat worden en op langere termijn zelfs onbegrijpelijk zal worden gevonden.

De regering is onverminderd en zelfs graag bereid om, na een weging van alle relevante belangen en gegeven de maatregelen die het kabinet genomen heeft, het Groningenveld te sluiten in het belang van de inwoners van het aardbevingsgebied. In de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag aan uw Kamer staat de belangenafweging die ik heb gemaakt uitgebreid beschreven. Het risico op een gastekort is bijzonder klein geworden. GTS schetst in een scenario van twee koude winters (met als referentie het koude jaar 1996) op rij het risico van een volumetekort in de tweede winter. Het KNMI heeft aangegeven dat de kans op twee opeenvolgende dergelijke koude winters op 1 op ongeveer 80 duizend is. Dit neemt niet weg dat het kabinet het belang van een betaalbare en betrouwbare energievoorziening hoog op de agenda heeft staan en een breed pakket van beleid en maatregelen treft om dit belang te borgen (zie bijvoorbeeld Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 494).

5. Het lid van de 50PLUS-fractie vraagt of de regering kennis heeft genomen van de uitspraak van Luitenant-Admiraal Bob Bauer, gedaan tijdens de NAVO-top in Brussel in januari: «van een tijdperk waarin alles planbaar, voorspelbaar, controleerbaar en gericht op efficiëntie was, naar een tijdperk waarin alles op elk moment kan gebeuren. Een tijdperk waarin we het onverwachte moeten verwachten».22 Is de regering er tevens van op de hoogte dat zowel de Nederlandse Minister-President23 als de commissievoorzitter van de Europese Unie24, zich recentelijk hebben uitgelaten in termen van «whatever it takes for as long as it takes» als het gaat om het conflict tussen Oekraïne en Rusland?

Kan de regering zich voorstellen dat een uitgesproken voorstander van het sluiten van het Groningen gasveld zoals voorgesteld, op basis van deze uitspraken twijfels ontwikkelt over het pad wat is ingezet, zo vraagt het fractielid van 50PLUS. Zo nee, waarom niet?

Ik ben bekend met deze uitspraken. Ik verwijs naar de antwoorden op de vorige vraag, en hecht er aan te benadrukken dat de Nederlandse steun aan Oekraïne niet ter discussie staat.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief


X Noot
2

Validatie «Advies benodigde Groningencapaciteiten en -volumes ten behoeve van leveringszekerheid voor gasjaar 2023/2024», DNV, 31 januari 2023.

X Noot
3

Kamerstukken II 2023/24 33 529, nr. 1211, p. 3.

X Noot
4

Kamerstukken II 2023/24 36 441, nr. 37.

X Noot
5

Bijlage bij Kamerstukken II 2023/24 29 023, nr. 494, p. 34.

X Noot
6

De Regulation on wholesale Energy Market Integrity and Transparency is een Europese verordening die partijen verplicht voorwetenschap openbaar te maken.

X Noot
7

Bijlage bij Kamerstukken II 2023/24 29 023, nr. 494.

X Noot
8

Bijlage bij Kamerstukken II 2023/24 29 023, nr. 494, p. 7.

X Noot
9

Bijlage bij Kamerstukken II 2023/24 29 023, nr. 494, p. 8.

X Noot
10

Bijlage bij Kamerstukken II 2023/24 29 023, nr. 494.

X Noot
11

Op grond van artikel 6bis, derde lid, van EU-verordening 2017/1938 bedraagt het vuldoel voor Nederland namelijk door de aftrek van export aan derde landen niet 90% maar ca.75%.

X Noot
12

Artikel 88, aanhef en onderdeel a, van de Mijnbouwwet.

X Noot
13

Artikel 82, vierde lid, van de Mijnbouwwet.

X Noot
14

Kamerstukken II 2021/22, 28 165, nr. 370.

X Noot
15

Kamerstukken II 2023/24, nr. 3916.

X Noot
16

Bijlage bij Kamerstukken II 2023/24 33 529, nr. 1211 p. 27.

X Noot
17

Artikel 3bis, elfde lid, van verordening (EG) nr. 715/2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten.

X Noot
18

Bijlage bij Kamerstukken II 2023/24 29 023, nr. 494 p. 7.

X Noot
19

Bijlage bij Kamerstukken II 2023/24 29 023, nr. 494, p. 42–43.

X Noot
20

SodM: Advies over de operationele strategie 2023/2024 voor het Groningengasveld – Advies SodM – Gaswinning Groningen – Vaststellingsbesluit 2023–2024 (rvo.nl)

X Noot
22

BNR, januari 2024, «Hoogste NAVO-militair Rob Bauer: «wees klaar voor het onverwachte in Oekraïne».

X Noot
23

RTL Nieuws, maart 2024, «Nederland staat achter Oekraïne: «Whatever it takes en zolang als nodig».

X Noot
24

Europese Commissie, maart 2024, «Speech by President von der Leyen at the European Parliament Plenary on the need for unwavering EU support for Ukraine, after two years of Russia's war of aggression against Ukraine».

Naar boven