36 441 Wijziging van de Gaswet en Mijnbouwwet in verband met de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld

Nr. 37 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 maart 2024

Op woensdag 6 maart jl. heb ik met uw Kamer gesproken over het wetsvoorstel tot wijziging van de Gaswet en Mijnbouwwet in verband met de beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld. Tijdens dit debat zijn door verschillende van uw leden amendementen ingediend. Ik heb deze amendementen tijdens het debat van mijn appreciatie voorzien. Na afloop van het debat zijn in enkele amendementen wijzigingen aangebracht. Met deze brief reageer ik op de amendementen die na de behandeling van het wetsvoorstel op 6 maart jl. zijn gewijzigd.

Amendement met Kamerstuk 36 441, nr. 32 van de leden Bushoff en Beckerman ter vervanging van het amendement gedrukt onder nr. 17.

Dit amendement regelt dat in de Mijnbouwwet wordt vastgelegd dat het wetsvoorstel er niet toe leidt dat er nieuwe onuitlegbare verschillen ontstaan en dat huidige verschillen tussen de bewoners in het aardbevingsgebied niet worden vergroot. De indieners beogen met dit amendement te borgen dat het hoofdadvies van de Commissie Verschillen ten aanzien van het terugbrengen van verschillen wordt gerealiseerd.

Ik ontraad dit amendement. In het debat heb ik het oorspronkelijke amendement nummer 17 ontraden, omdat met dat amendement de verantwoordelijkheid om nieuwe verschillen tegen te gaan en bestaande verschillen te beperken bij Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) zou komen te liggen. Dat zou onwenselijk zijn omdat NAM juist geen verantwoordelijkheid meer draagt voor de afhandeling van schade en de uitvoering van de versterking. Het gewijzigde amendement belegt deze verantwoordelijkheid bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) en de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Ik ben het eens met de indieners dat verschillen zo veel mogelijk voorkomen moeten worden. Het kabinet heeft uw Kamer op 6 maart een brief gestuurd over de aanpak om opvolging te geven aan het advies van de Commissie Verschillen1. Dit amendement is daar niet voor nodig, en ook niet het juiste instrument, om de volgende redenen:

  • Dit wetsvoorstel wijzigt de Mijnbouwwet om de gaswinning uit het Groningenveld te beëindigen en heeft geen betrekking op schadeafhandeling en versterken. Dit amendement legt een relatie tussen de inhoud van dit wetsvoorstel en het ontstaan van verschillen, maar het wetsvoorstel zal niet leiden tot verschillen tussen bewoners.

  • De Mijnbouwwet is niet de geëigende wet om regels te stellen aan de schadeafhandeling en versterking. De Mijnbouwwet richt zich tot mijnbouwondernemingen en het is onwenselijk om in die wet taken van het IMG en de NCG op nemen, terwijl alle taken en bevoegdheden van IMG en NCG nu in de Tijdelijke Wet Groningen zijn beschreven. Wanneer deze taken in de Mijnbouwwet zouden worden opgenomen, zou dit betekenen dat het toezicht- en handhavingsinstrumentarium van het Staatstoezicht op de Mijnen dat is ingericht op mijnbouwondernemingen ook op die taken van toepasing wordt. Dat is niet wenselijk.

Amendement met Kamerstuk 36 441, nr. 33 van de leden Bushoff en Beckerman ter vervanging van het amendement gedrukt onder nr. 13.

De indieners beogen met dit amendement een nazorgplan voor het Groningenveld vast te leggen in de Mijnbouwwet. In dit nazorgplan worden elementen opgenomen als monitoring, het systematisch beheer van data en kennis, en de ontwikkeling van kennis over zowel technische aspecten als de impact op mens en milieu.

Ik laat dit amendement aan het oordeel van de Kamer. Dit amendement is in lijn met mijn plannen over nazorg en de zorgplicht van mijnbouwondernemingen bij mijnbouwactiviteiten. Hier heb ik uw Kamer eind januari 2023 over geïnformeerd in mijn brief over de herziening van de mijnbouwwetgeving.2

Amendement met Kamerstuk 36 441, nr. 34 van het lid Beckerman c.s. ter vervanging van de amendementen gedrukt onder nr. 12 en 18.

De indieners van dit amendement beogen de definitieve beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld zo snel mogelijk na instemming door de Eerste Kamer te laten ingaan.

Ik laat dit amendement graag aan het oordeel van de Kamer. Dit amendement zorgt voor de snelst mogelijke definitieve sluiting van het Groningenveld. Daar ben ik van harte voorstander van.

Amendement met Kamerstuk 36 441, nr. 35 van de leden Bushoff en Beckerman ter vervanging van het amendement gedrukt onder nr. 22.

De indieners beogen met dit amendement een wettelijke escalatieladder vast te stellen voor mijnbouwexploitanten. Het amendement stelt dat de Staat bij overtredingen van de geldende regels voor mijnbouwexploitanten zal overgaan tot het intrekken van bestaande mijnbouwvergunningen en weigering van nieuwe vergunningaanvragen en uiteindelijk tot onteigening van bedrijfsbezittingen om mijnbouwbedrijven aan de verplichtingen uit de wet te laten voldoen.

Ik ontraad dit amendement nadrukkelijk. Het amendement verplicht mij om bij overtredingen van de geldende regels altijd een vergunning in te trekken of een andere te weigeren. Er is dan geen mogelijkheid meer om te beoordelen of andere, meer proportionele maatregelen mogelijk zijn. Het laten vervallen van bezittingen aan de Staat is onteigening. Dat is strijdig is met de bescherming die artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens biedt.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief

Naar boven