Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36441 nr. D |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 36441 nr. D |
Ontvangen 29 maart 2024
Het kabinet is de leden van de Eerste Kamer zeer erkentelijk voor de spoedige behandeling van het voorliggende wetsvoorstel. De parlementaire enquête naar de aardgaswinning in Groningen heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat 60 jaar gaswinning heeft geleid tot onveiligheid, schades en sociale onrust. Met het verbod op gaswinning uit het Groningenveld wordt de bron van deze problematiek aangepakt. Definitieve en onomkeerbare sluiting van het Groningenveld is dan ook een belangrijke en noodzakelijke stap om het vertrouwen terug te kunnen krijgen. De bron van de ontstane ellende gaat namelijk dicht. Het is echter geen oplossing voor alle problematiek en er is dan ook nog een lange weg te gaan. Het kabinet werkt hard aan verbeteringen aan de versterkingsoperatie, het makkelijk, menselijker en milder maken van de schadeafhandeling en het scheppen van een economisch en sociaal toekomstperspectief.
De beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld is niet volledig zonder risico. Nederland heeft tenslotte decennialang kunnen vertrouwen op het Groningenveld als sluitstuk van leveringszekerheid. De veiligheid van de inwoners van Groningen maakt dat niet langer mogelijk en daarom stopt de gaswinning in Groningen. Door het kabinet is alles op alles gezet om de nadelen en de risico’s voor de leveringszekerheid tot een absoluut minimum te beperken. Dit jaar is een kantelpunt bereikt op deze risico’s, getuige de raming van GTS voor het gasjaar 2024–2025. Het resterende risico is dermate laag dat het kabinet het noodzakelijk acht om nu duidelijkheid te geven aan Groningen. Alleen zo kan daadwerkelijk worden gewerkt aan het herstel van vertrouwen, veiligheid en leefbaarheid.
Er zijn vanaf 2018 vergaande maatregelen genomen waardoor de gaswinning naar beneden kon, en nu kan stoppen. Zoals de omzetting van de gasopslag in Grijpskerk van een berging voor hoogcalorisch gas naar een berging voor laagcalorisch gas, de inbedrijfname van de grote stikstofinstallatie Zuidbroek II en de grootschalige ombouw van L-gas naar H-gas in het buitenland waardoor de export van L-gas omlaag kon.
Na de Russische inval in Oekraïne zijn er aanvullende maatregelen genomen om de leveringszekerheid in Nederland verder te versterken. Zo is de LNG-importcapaciteit verdubbeld, hen is er een versnellingsplan voor de gaswinning op de Noordzee gekomen. Daarnaast wordt voortdurend gewerkt aan energiebesparing. Tot slot is er, met succes, gewerkt aan het jaarlijks vullen van de Nederlandse gasopslagen. Deze waren dit winterseizoen op 1 november 2023 gevuld voor 99,6%. Op 1 februari 2024 was de vulgraad nog 64,9%. Dit ligt ruim boven het voor die datum vanuit de EU voorgeschreven vulniveau van 43%. Ook vandaag nog ligt de vulgraad nog ruim boven de 50%.
Na al deze maatregelen blijft er nog een zeer klein restrisico over. Dit restrisico gaat over het beschikbare volume aan gas en over een potentieel capaciteitstekort. Beide risico’s zijn nu dermate klein, dat het kabinet definitieve sluiting van Groningen verantwoord acht. Bij capaciteit, het snel kunnen leveren van gas bij een acuut tekort, komt dat omdat de gezamenlijke kans van zeer lage temperaturen en het uitvallen van Norg bijzonder klein is en verder daalt door de afname van de vraag naar l-gas. Bij volume is het vooral zaak dat er voldoende gas is om de bergingen in de winter te kunnen vullen. Voldoende LNG-capaciteit is daarbij belangrijk. Daarom is het ministerie in gesprek met Gasunie over de mogelijkheden om voldoende LNG-importcapaciteit voor de komende jaren te behouden, uiteraard met behoud van perspectief op transitie naar een toekomstig duurzaam energiesysteem.
Het kabinet kan daarom woord houden en het Groningenveld definitief sluiten. Daarmee is het leed in Groningen niet ongedaan gemaakt, maar wel de basis gelegd voor herstel. Samen met acties in de reactie op het parlementaire enquête rapport «Nij Begun» werken wij verder aan herstel van vertrouwen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief
Hoofdstuk I Algemeen
De fractieleden van BBB, VVD, JA21 en SGP hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij willen daarover graag een aanatal vragen stellen aan de regering.
Het kabinet is de leden van de Eerste Kamer zeer erkentelijk voor de spoedige behandeling van het voorliggende wetsvoorstel. De parlementaire enquête naar de aardgaswinning in Groningen heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat 60 jaar gaswinning heeft geleid tot onveiligheid, schades en sociale onrust. Met het verbod op gaswinning uit het Groningenveld wordt de bron van deze problematiek aangepakt. Definitieve en onomkeerbare sluiting van het Groningenveld is dan ook een belangrijke en noodzakelijke stap om het vertrouwen terug te kunnen krijgen. De bron van de ontstane ellende gaat namelijk dicht. Het is echter geen oplossing voor alle problematiek en er is dan ook nog een lange weg te gaan. Het kabinet werkt hard aan verbeteringen aan de versterkingsoperatie, het makkelijk, menselijker en milder maken van de schadeafhandeling en het scheppen van een economisch en sociaal toekomstperspectief.
De beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld is niet volledig zonder risico. Nederland heeft tenslotte decennialang kunnen vertrouwen op het Groningenveld als sluitstuk van leveringszekerheid. De veiligheid van de inwoners van Groningen maakt dat niet langer mogelijk en daarom stopt de gaswinning in Groningen. Door het kabinet is alles op alles gezet om de nadelen en de risico’s voor de leveringszekerheid tot een absoluut minimum te beperken. Dit jaar is een kantelpunt bereikt op deze risico’s, getuige de raming van GTS voor het gasjaar 2024–2025. Het resterende risico is dermate laag dat het kabinet het noodzakelijk acht om nu duidelijkheid te geven aan Groningen. Alleen zo kan daadwerkelijk worden gewerkt aan het herstel van vertrouwen, veiligheid en leefbaarheid.
Er zijn vanaf 2018 vergaande maatregelen genomen waardoor de gaswinning naar beneden kon, en nu kan stoppen. Zoals de omzetting van de gasopslag in Grijpskerk van een berging voor hoogcalorisch gas naar een berging voor laagcalorisch gas, de inbedrijfname van de grote stikstofinstallatie Zuidbroek II en de grootschalige ombouw van L-gas naar H-gas in het buitenland waardoor de export van L-gas omlaag kon.
Na de Russische inval in Oekraïne zijn er aanvullende maatregelen genomen om de leveringszekerheid in Nederland verder te versterken. Zo is de LNG-importcapaciteit verdubbeld, hen is er een versnellingsplan voor de gaswinning op de Noordzee gekomen. Daarnaast wordt voortdurend gewerkt aan energiebesparing. Tot slot is er, met succes, gewerkt aan het jaarlijks vullen van de Nederlandse gasopslagen. Deze waren dit winterseizoen op 1 november 2023 gevuld voor 99,6%. Op 1 februari 2024 was de vulgraad nog 64,9%. Dit ligt ruim boven het voor die datum vanuit de EU voorgeschreven vulniveau van 43%. Ook vandaag nog ligt de vulgraad nog ruim boven de 50%.
Na al deze maatregelen blijft er nog een zeer klein restrisico over. Dit restrisico gaat over het beschikbare volume aan gas en over een potentieel capaciteitstekort. Beide risico’s zijn nu dermate klein, dat het kabinet definitieve sluiting van Groningen verantwoord acht. Bij capaciteit, het snel kunnen leveren van gas bij een acuut tekort, komt dat omdat de gezamenlijke kans van zeer lage temperaturen en het uitvallen van Norg bijzonder klein is en verder daalt door de afname van de vraag naar l-gas. Bij volume is het vooral zaak dat er voldoende gas is om de bergingen in de winter te kunnen vullen. Voldoende LNG-capaciteit is daarbij belangrijk. Daarom is het ministerie in gesprek met Gasunie over de mogelijkheden om voldoende LNG-importcapaciteit voor de komende jaren te behouden, uiteraard met behoud van perspectief op transitie naar een toekomstig duurzaam energiesysteem.
Het kabinet kan daarom woord houden en het Groningenveld definitief sluiten. Daarmee is het leed in Groningen niet ongedaan gemaakt, maar wel de basis gelegd voor herstel. Samen met acties in de reactie op het parlementaire enquête rapport «Nij Begun» werken wij verder aan herstel van vertrouwen.
De Nederlandse staat is de afgelopen 60 jaar onzorgvuldig omgegaan met de verschillende belangen rond de gaswinning in Groningen zo stellen de fractieleden van de BBB. Het Hollands Gas werd Gronings Verdriet. Het gebrek aan zorgvuldigheid vanuit de overheid en het onvermogen van uitvoeringsorganisaties om fysieke schade en de gevolgen voor welzijn en welbevinden te adresseren werden pijnlijk duidelijk in de parlementaire enquête. Veel leden van de BBB zijn lid geworden van de BBB en politiek actief geworden vanwege het onrecht in Groningen. We leven vanuit de BBB-fractie mee met de Groningers!
Deze wet gaat niet alleen over Groningers. Deze wet gaat alle Nederlandse burgers aan. Hoewel de BBB-fractie de beëindiging van de gaswinning wenselijk acht en ook noodzakelijk vindt vanuit een veiligheidsperspectief (voor de Groningers), moet deze wet ook verantwoord zijn vanuit een leveringszekerheidsperspectief (voor Nederland als geheel), niet alleen in het perspectief van vandaag, maar ook in het perspectief van een onzekere (geopolitieke) toekomst.
Deze wet dwingt onomkeerbaarheid van het besluit af door zowel het beëindigen van de vergunning als ook de ontmanteling van de winningsinfrastructuur, inclusief het onbruikbaar maken van de winningsputten en legt een moratorium op gasboren in de Waddenzee. Een wet met grote impact. Het betreft meer dan 4 miljard m3 gas en gaat over meer dan 150 miljard euro. Het gaat over de strategische autonomie en energie-zekerheid van Nederland, maar ook over de veiligheid van Groningers. De fractieleden van de BBB hebben daarover een aantal vragen.
1.
In de memorie van toelichting stelt de regering dat een snelle sluiting nodig is voor de veiligheid van de Groningers waarbij gewezen wordt op een rapport over de geestelijke gevolgen/mentale gezondheid van de Groningers.1 De fractieleden van de BBB vragen of beëindiging van de gaswinning een oplossing voor dit probleem is. De regering redeneert immers dat beperkte gaswinning om de beschikbaarheid strategisch te garanderen (minimumflow) het risico op bevingen niet vergroot omdat drukverschillen en inklinking vanuit historische winning nu de hoofdoorzaak van bevingen zijn. Op basis van die redenering draagt onomkeerbare sluiting ook niet bij aan vermindering van het risico op bevingen. Machteloosheid is wellicht de belangrijkste oorzaak voor het gevoel van (on)veiligheid van de Groningers, in hoeverre is het mogelijk nu niet over/voor de Groningers te beslissen c.q. het aan de Groningers zelf over te laten of zij het veld wegens strategische redenen, en ook in het belang van volgende generaties, als noodmaatregel beschikbaar willen stellen aan het land en die beslissing bij hen te laten?
Groningen heeft een hoge prijs betaald voor decennialange gaswinning: de gezondheidseffecten, mentale en sociale effecten van de gaswinning zijn ernstig. De belangrijkste maatregel om gezondheidsrisico’s te beperken is het wegnemen van de oorzaak, de beëindiging van de gaswinning. Het beëindigen van de gaswinning is noodzakelijk voor de brede veiligheid van de bewoners van het aardbevingsgebied. Er komt op de lange termijn alleen een einde aan de bevingen als de winning stopt. Het aantal bevingen, en de kracht ervan, zal namelijk naar verwachting afnemen door drukvereffening. De door u genoemde machteloosheid speelt inderdaad een belangrijke rol bij de gevoelde onveiligheid van de Groningers. Dat moet echter niet worden verward met de daadwerkelijke fysieke onveiligheid als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld.
De mentale effecten voor de Groningers zullen echter niet meteen verdwijnen bij de beëindiging van de gaswinning. In de kabinetsreactie «Nij Begun» zijn maatregelen aangekondigd voor het herstel van de sociale gevolgen van de gaswinning, gericht op het verbeteren van de (mentale) gezondheid, meer leefbaarheid, kansengelijkheid, duurzame groei, en daarmee, uiteindelijk, aan herstel van vertrouwen.
Wat het standpunt van de Groningers betreft kan worden volstaan met de vaststelling dat uit alle gesprekken met de inwoners van Groningen, met hun volksvertegenwoordigers in de provincie en de gemeenten en met maatschappelijke organisaties, blijkt dat het Groningengasveld zo snel mogelijk definitief dicht moet. Toen in januari de gasproductie kortstondig werd opgestart kreeg werd het vertrouwen van de Groningers opnieuw geschaad, zo bleek duidelijk uit de reacties van de omwonenden toen.
2.
De regering maakt vaart met deze wet en wijst op de onzekerheid ervaren bij de Groningers en de wens snel tot definitieve sluiting en ontmanteling te komen. De leden van de BBB-fractie vragen hoe de regering de uitkomst van de parlementaire enquête vlak na de inval van de Russen in Oekraïne beoordeelt, waarin de Groningers werden gevraagd in welke mate zij bereidwillig zouden zijn de gaskraan weer open te zetten wanneer dat nodig zou zijn voor de leveringszekerheid van Nederland en het voeren van de oorlog tegen Rusland. Wanneer de Groningers in een flinke meerderheid, zeker in de wingebieden, voor het gebruiken van Gronings gas zijn, waarom verkiest de regering dan nu de definitieve sluiting en ontmanteling van het veld?
De genoemde enquête had als vraagstelling of Groningers voor gaswinning waren als dat veilig kon. Dat is niet het geval. Opdrachtgever van de enquête, het Dagblad van het Noorden, heeft dit later ook gerectificeerd.
3.
In het licht van de bestaande geopolitieke onzekerheid, creëert deze wet ook afhankelijkheid van landen welke uiteindelijk aanvullende leveringsonzekerheid kunnen veroorzaken. De relatie met Arabische staten, maar ook de onvoorspelbaarheid van de Amerikaanse overheden waar het gasleveranties betreft zijn hier voorbeelden van. Zo waren er subsidies nodig om de gasopslag in de Bergermeer voor 90% te vullen. Een deel van deze installatie wordt gehuurd door Rusland waardoor we hiermee indirect de oorlog financieren. De leden van de BBB-fractie vragen hoe deze risico’s zich verhouden tot een fysiek afgedwongen onomkeerbaarheid. Het zou toch denkbaar kunnen zijn dat door geopolitieke omstandigheden het belang van de Nederlandse staat als geheel versus opnieuw tijdelijke risico's in het winningsgebied, in combinatie met preventie en schade beleid tot een andere afweging kunnen leiden. Een dergelijke strategische defensieve optie, te verkiezen in uitzonderlijke noodsituaties van de Nederlandse staat, is toch verdedigbaar? Waarom heeft de regering die optie met deze wet de das om gedaan? Is dat voor de generaties na ons niet een onverantwoorde zet? We kunnen toch ook de regels voor inzet van het Groningergas verder aanscherpen? Waarom is daar niet voor gekozen? De redenering volgend van de Raad van State: is de balans tussen leveringszekerheid en veiligheid voldoende afgewogen?
Er zijn diverse maatregelen genomen om de leveringszekerheid te versterken en de afhankelijkheid van één of enkele bronnen te verminderen. De subsidieregeling die is ontworpen voor het vullen van Bergermeer door marktpartijen was zo vormgegeven dat – kort samengevat – Russische entiteiten hier geen gebruik van konden maken. Deze subsidiemaatregel vormde een vangnet en de verleende subsidies hebben uiteindelijk niet geleid tot betaling van subsidie omdat marktpartijen geen verliezen hebben geleden bij het vullen van de opslag. Verder klopt de stelling dat Rusland (Gazprom) een deel van de zich op het Nederlands grondgebied bevindende ondergrondse opslagcapaciteit heeft gehuurd niet. Wel had Gazprom als leverancier van het zogenaamde kussengas voor de gasopslag Bergermeer bepaalde gebruiksrechten ten aanzien van een deel van de opslagcapaciteit in de gasopslag Bergermeer. Hiervan heeft Gazprom sinds 2021 geen gebruik gemaakt en hebben andere partijen, waaronder EBN, deze vervolgens benut. Rusland heeft daar geen enkel financieel profijt van (gehad), integendeel. Verder is het sinds 26 februari 2023 op grond van de sanctieregelgeving (artikel 5 septdecies van EU-verordening 833/2014) verboden om opslagdiensten ter beschikking te stellen aan – kort samengevat – Russische entiteiten. Dit zorgt ervoor dat het voor deze entiteiten zo lang de sanctiemaatregelen gelden ook onmogelijk is om in financiële zin te profiteren van gasopslag in Europa.
Het aanscherpen van de regels voor de inzet van het Groningenveld is geen optie. Dit zou groot afbreuk doen aan het vertrouwen en de verwachtingen van de Groningers. Bovendien zou dit betekenen dat de gaswinning blijft doorgaan. De dan nog benodigde installaties moeten immers periodiek worden getest en dit gaat onvermijdelijk gepaard met enige gaswinning. Het kabinet wil het veld definitief sluiten, zoals al in 2018 is aangekondigd. Voor dit gasjaar is besloten om de gaswinning te stoppen maar het veld wel achter de hand te houden. Dit heeft in januari geleid tot één dag gasproductie op waakvlamniveau. Iedereen heeft gezien dat dit een klap was voor het vertrouwen van de Groningens.
4.
De fractieleden van de BBB vragen of de regering rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat, mede wegens klimaatverandering tijdelijke weersextremen plaatsvinden. De recente situaties op het Amerikaanse continent geven aan dat winterextremen nog steeds veelvuldig voorkomen op het noordelijk halfrond, waarbij zeker ook de impact van extreme wintercondities op het energiesysteem en de maatschappij fors kunnen zijn. Uitval van energiesystemen leidden tot slachtoffers. Ook de recente winters in Scandinavië waren fors koud. Hoe zijn de uitgangspunten van de analyses en daarmee de risico's van dergelijke omstandigheden gewaardeerd in de afwegingen? Had sluiting zonder het ontmantelen van de winningsinfrastructuur dan een afweging kunnen zijn in het belang van alle Nederlanders?
Bij de analyses van de leveringszekerheid wordt gebruikgemaakt van gegevens en expertise van het KNMI over het weer. Hierbij is rekening gehouden met de ontwikkeling van het klimaat. GTS houdt in de raming rekening met een winter van eens in de twintig jaar. De temperatuur die bij zo'n extreme winter hoort is overigens naar boven bijgesteld, op basis van de modellen van KNMI over de ontwikkeling van het klimaat en weersextremen. Het was -15,5 graden Celsius en is in de laatste raming van GTS bijgesteld naar -14.
5.
De afhankelijkheid van gasgestookte energiecentrales, zeker nu kolencentrales verboden worden en de gasgestookte centrales een steeds groter deel van de piekbelasting op moeten kunnen vangen wanneer zon en wind onvoldoende energie leveren, neemt toe. De leden van de BBB-fractie vragen hoe deze ontwikkelingen zijn opgenomen in de analyses en hoe de regering de conclusie van de DNV (rapportage januari 2023) hierbij beoordeelt.2 Welke impact heeft de verdere integratie van elektriciteitsnetten met omliggende landen en de verwachte versnelling van elektrificatie hierop? De fractieleden van de BBB vragen zich af of we hierdoor niet tegen vergelijkbare risico’s aanlopen als we op dit moment ervaren met de netcongestie en het tekort aan drinkwater?
Met de brief van 11 maart 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 487) heeft de Minister voor Klimaat en Energie de Tweede Kamer geïnformeerd over het onderwerp leveringszekerheid elektriciteit. In die brief heeft hij geconcludeerd dat de leveringszekerheid op de korte en middellange termijn voldoende geborgd is. Daarbij is rekening gehouden met de in de vraag van de leden van de BBB-fractie benoemde verdere integratie van elektriciteitsnetten met omliggende landen en de verwachte versnelling van elektrificatie. Verder heeft hij in de genoemde brief aangegeven dat hij voor de (middel)lange termijn wel het belang ziet van het nader en grondig verkennen en bezien van instrumenten die kunnen bijdragen aan de borging van de leveringszekerheid. Dit om deze inzetbaar te hebben op het moment dat de resultaten van de monitoring op nationaal en internationaal niveau daar aanleiding toe geven of een ander leveringszekerheidsrisico wordt geconstateerd. Mede in het licht van de op 5 maart 2024 aangenomen motie van de leden Erkens en Grinwis (Kamerstukken II 2023/24, 36 197, nr. 15) heeft de Minister voor Klimaat en Energie toegezegd om de Kamer uiterlijk eind 2024 te informeren over de mogelijkheden om de leveringszekerheid van elektriciteit na 2030 te versterken.
6.
Oorspronkelijk was het nationale gastransportnet uitgelegd om in geval van een 1-op-50 winter, met afschaling van export, toch aan de vraag te kunnen voldoen. In de uitgangspunten van dit besluit wordt uitgegaan van een 1-op-20 winter waarbij de statistische data van 30 jaar zijn gebruikt voor de berekeningen. Waarom zijn de oorspronkelijke uitgangspunten van een-op-50 winter verlaten? Zijn inderdaad de statistische data van de afgelopen 30 jaar gebruikt, waarom niet van 50 jaar zo vragen de leden van de BBB-fractie.
Voor de beantwoording van deze vraag moet onderscheid worden gemaakt tussen volume en capaciteit.
De vraag- en aanbod balans ten aanzien van volume geldt niet voor een bepaald moment, zoals bij de piekvraag, maar voor een gasjaar. Omdat de vraag onder meer afhangt van de temperatuur, heeft GTS op basis van artikel 3a, lid 4 van de «Uitvoeringsregeling horend bij de Gaswet» (Geldend van 01-01-2019 t/m heden) de temperatuurprofielen van de afgelopen dertig (en dus niet vijftig) jaar doorgerekend. Hierbij worden de temperaturen van gasjaar 1995/1996 gebruikt voor een koud temperatuurprofiel, 2004/2005 voor een gemiddeld temperatuurprofiel en 2006/2007 voor een warm temperatuurprofiel.
Voor capaciteit is artikel 5, eerste lid, van EU-verordening 2017/1938 relevant die bepaalt:
Elke lidstaat of, indien een lidstaat daartoe besluit, zijn bevoegde instantie, waarborgt dat de noodzakelijke maatregelen worden genomen opdat, in het geval van verstoring van de grootste afzonderlijke gasinfrastructuur, de technische capaciteit van de resterende infrastructuur, bepaald volgens de N – 1-formule als neergelegd in punt 2 van bijlage II, in staat is om, onverminderd lid 2 van dit artikel, te voldoen aan de totale gasvraag van het berekende gebied gedurende een dag van uitzonderlijk hoge gasvraag die met een statistische waarschijnlijkheid van eens in de 20 jaar voorkomt. Hierbij wordt rekening gehouden met de gasverbruikontwikkelingen, de langetermijneffecten van de energie-efficiëntiemaatregelen en de benuttingsgraad van de bestaande infrastructuur.
Het bovenstaande heeft betrekking op de capaciteitsvraag in Nederland tijdens een koude dag die eens in de 20 jaar voorkomt. GTS heeft op basis van een recente KNMI-studie bepaald dat dit in gasjaar 2024–2025 een gemiddelde effectieve etmaaltemperatuur van -14 graden Celsius is.
7.
Zij vragen ook hoe de «1-op-20 winter» berekening tot stand is gekomen én waarom in het model gebruik wordt gemaakt van temperatuurprofielen van weerstation de Bilt vanaf gasjaar 1992/1993 tot en met gasjaar 2021/2022. Is deze dertig jaar een vast raamwerk dat meebeweegt in de toekomst of zal gasjaar 1992/1993 altijd als eerste jaar worden meegenomen? Wat gebeurt er met de berekeningen als we meerdere meetstations meenemen?
GTS heeft, zoals blijkt uit de raming van 31 januari 2024, op basis van een recente KNMI-studie bepaald dat in gasjaar 2024–2025 een gemiddelde effectieve etmaaltemperatuur van -14 graden Celsius de temperatuur is die hoort bij «een dag van uitzonderlijk hoge gasvraag die met een statistische waarschijnlijkheid van eens in de 20 jaar voorkomt».
Voor het uitvoeren van de volume-analyse heeft GTS op basis van artikel 3a, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling Gaswet de temperatuurprofielen van de afgelopen dertig jaar doorgerekend. Dit is geen vast raamwerk, omdat het, ten tijde van het opstellen van de raming, om de laatste dertig jaar gaat. Het eerste gasjaar dat wordt gebruikt, schuift dus elk jaar met een jaar op.
De temperatuurprofielen zijn opgesteld op basis van de gegevens van weerstation De Bilt. Het hanteren van meer weerstations zou naar verwachting niet tot significant andere profielen leiden.
8.
De fractieleden van de BBB vragen waar de «1-op-20» winter precies betrekking op heeft. We kunnen een berekening doen dat een dijkdoorbraak 1-op-100 jaar voorkomt, maar alsnog observeren dat twee achtereenvolgende jaren een dijk doorbreekt. Wat betekent die «1-op-20» kans dus precies? En hoe manifesteert zich deze kans in het risicoprofiel van een ernstig gastekort?
Zoals aangegeven, de «1-op-20» winterdag heeft betrekking op een dag van uitzonderlijk hoge gasvraag die met een statistische waarschijnlijkheid van eens in de 20 jaar voorkomt. GTS geeft in haar raming van 31 januari jl. aan dat deze temperatuur volgens een recente KNMI-studie -14 graden Celsius is. Het gaat hier om een statistische waarschijnlijkheid. Dat betekent niet dat deze temperatuur de komende twee jaren niet in beide jaren kan voorkomen. De kans daarop is logischerwijs nog kleiner dan de kans van 1 op 20 jaar die de EU-verordening 2017/1938 voorschrijft.
9.
«Het model dat gebruikt wordt voor de berekeningen van de Groningencapaciteiten en -volumes, bestaat uit een vraag- en aanbodzijde. Elk uur dienen deze in balans te zijn: de vraag wordt ingevuld met het aanbod».3 Als de vraag het uitgangspunt is, zit de grootste onzekerheid in het aanbod. Een aanbod moet namelijk rekening houden met een vraag die nog niet of nog nooit zichtbaar is geweest maar wel mogelijk is (overcapaciteit). De leden van de BBB-fractie vragen hoe dat in dit model tot stand is gekomen?
In de raming gepubliceerd op 31 januari 2024 rekent GTS, net als vorig jaar, met de vraag/aanbod balans van zowel hoog- als laagcalorisch gas. Dit doet GTS voor zowel de bepaling van de capaciteit die nodig is in een situatie met een hoge gasvraag (piekdag) als bij het bepalen van het volume dat nodig is voor leveringszekerheid. Op basis van de evaluatie over gasjaar 2022/2023 concludeerde GTS dat het model goed functioneert. Op basis van de Nederlandse Gaswet en de bijbehorende uitvoeringsregeling is GTS verplicht de planningsuitgangspunten die men van plan is in de raming te gebruiken met marktpartijen en representatieve organisaties te consulteren. De consultatie van de planningsuitgangspunten voor de raming van gasjaar 2024/25 vond plaats halverwege oktober 2023. Partijen werden tijdens deze sessie uitgenodigd om aan de hand van de gepresenteerde planningsuitgangspunten een zienswijze in te dienen. Twee partijen hebben hiervan gebruik gemaakt. De zienswijze en de reactie van GTS op deze zienswijzen zijn tegelijk met de raming gepubliceerd. Aan de hand van de zienswijzen van partijen en meest recente inzichten van GTS zijn nog planningsuitgangspunten gewijzigd en scenario’s toegevoegd aan de analyse.
10.
De fractieleden van de BBB vragen hoe de validatie van DNV op het door Gasunie Transport Services gebruikte model tot stand is gekomen. Welke methoden en technieken zijn gebruikt om de accuraatheid van het model en die van de aannames te verifiëren?
De validatie van DNV heeft tot doel om fundamentele inconsistenties of problemen in de planningsuitgangspunten van GTS te achterhalen die tot een significant andere uitkomst van het GTS-advies zouden kunnen leiden. Met «uitkomst» worden de volumes en capaciteiten bedoeld die in een gegeven gasjaar benodigd zijn om de leveringszekerheid te garanderen.
Ten behoeve daarvan gaat DNV allereerst in gesprek met GTS om een helder beeld te krijgen van de uitgangspunten die GTS heeft gehanteerd. De uitgangspunten worden vervolgens vergeleken met publiek beschikbare data. Op basis van deze analyse kan DNV beoordelen of de door GTS gehanteerde uitgangpunten reëel zijn. Daarbij wordt ook bekeken in hoeverre de uitkomsten van DNV afwijken van de uitkomsten van GTS. Ook formuleert DNV aanbevelingen voor GTS. GTS bekijkt elk jaar haar planningsuitgangspunten en past deze aan waar nodig. Hierbij betrekt ze ook de aanbevelingen van DNV.
11.
In het werk door GTS wordt gebruik gemaakt van drie temperatuurprofielen (gasjaar 1995/1996 voor een koud temperatuurprofiel, gasjaar 2004/2005 voor een gemiddeld temperatuurprofiel én gasjaar 2006/2007 voor een warm temperatuurprofiel). Wat is het criterium voor een koud, gemiddeld of warm temperatuurprofiel? Hoe zijn deze profielen in het model verwerkt, zo vragen deze leden.
Door te kijken naar de temperatuurprofielen van het KNMI van de afgelopen dertig jaar heeft GTS bepaald welk gasjaar een koud, een warm en een gemiddeld temperatuurprofiel heeft.
De temperatuurgerelateerde vraagprofielen worden vervolgens ingevuld met zowel L- als H-gas middelen. Hierbij is de insteek dat de totale vraag, dus de som van de L- en H-gasvraag, altijd wordt geleverd. Dat houdt in dat het H-gas aanbod eerst ingezet wordt voor het voldoen aan de H-gas marktvraag. Daarna wordt het overgebleven H-gas aanbod beschikbaar gesteld om er pseudo G-gas van te maken. Bij de bepaling van het benodigde volume is uitgegaan van een, waar mogelijk, maximale inzet van het mengen van gas met een hogere energie-inhoud bij gas met een lagere energie-inhoud (verrijking), en een maximale jaargemiddelde stikstofinzet van 100%.
GTS berekent de totale verwachte L-gas marktvraag die vanuit Nederland in gasjaar 2024/25 moet worden beleverd voor de temperatuurprofielen van de afgelopen dertig gasjaren. Hiervoor gebruikt GTS een zogenaamde graaddagenvergelijking: de verwachte L-gas marktvraag als functie van het aantal graaddagen in het temperatuurprofiel. De graaddagenvergelijking van de totale L-gas marktvraag voor gasjaar 2024/25 die door Nederland wordt beleverd, wordt als volgt beschreven:
Marktvraag [TWh] = 155,1 + 0,049 * gd
waarbij gd het aantal graaddagen representeert.
Een graaddag is een rekeneenheid die te gebruiken is als maat voor de vraag naar aardgas. In deze inschatting van de L-gas markt zijn de gasopslagen niet meegenomen: zij vullen in de wintermaanden een gedeelte van de L-gas vraag in, terwijl zij in de zomer de L-gas vraag vergroten omdat zij weer gevuld moeten worden.
Logischerwijs zal de marktvraag het hoogst zijn bij een koud temperatuurprofiel en het laagst bij een warm temperatuurprofiel.
12.
In het werk door GTS wordt geadviseerd om geen temperatuur gerelateerde hoeveelheid Groningenproductievolume vast te stellen, maar een vast productievolume voor alle dertig temperatuurprofielen. Wat zijn die dertig profielen precies, waar zijn ze op gebaseerd en hoe onderscheiden ze zich? Als het zo is dat elk jaar een eigen profiel heeft gekregen, rijst wederom de vraag waarom er maar tot 30 jaar terug is gekeken. Wat zouden er met de model-uitkomsten gebeuren als we twee keer zo lang terugkijken?
Als zestig jaar terug zou worden gekeken, zouden de temperatuurprofielen gemiddeld gezien wellicht iets kouder zijn, hetgeen zou leiden tot een iets hogere marktvraag. GTS heeft op basis van artikel 3a, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling Gaswet de temperatuurprofielen van de afgelopen dertig jaar doorgerekend.
13.
«Op basis van een gemodelleerde onbeschikbaarheid van de stikstof- en menginstallaties maakten wij een inschatting van de grootte van het volume. Daarvoor worden zogenaamde Monte Carlo simulaties gebruikt, waarmee de beschikbaarheid van stikstofinstallaties op basis van de faalcurves als functie van de stikstofvraag wordt gemodelleerd. Vervolgens worden de stikstofprofielen voor de dertig temperatuurprofielen uit de raming voor het betreffende gasjaar genomen. Voor elk stikstofprofiel wordt vervolgens duizend keer de inzet van de verschillende stikstofinstallaties en mengstations berekend om te kijken of er minder stikstof aanwezig is door falen dan gevraagd. Als dat het geval is, dan draagt het volume bij aan het back-up volume»4- deze modellering gaat uit van de invloed van dertig jaar temperatuur als voornaamste drijver van de vraag én onbeschikbaarheid van het aanbod op basis van faalcurves. De fractieleden van de BBB vragen wat die faalcurves dan precies zijn. In hoeverre speelt het internationale landschap een rol? Wat is de rol van de energietransitie? Hoe wordt precies rekening gehouden met verschillende scenario’s, hun componenten en onzekerheden?
In de raming voor gasjaar 2023–2024 heeft GTS een Monte Carlo-analyse uitgevoerd met als doel het bepalen van het back-up volume van het Groningenveld. Dit back-up volume diende om te worden ingezet in het geval van uitval van installaties, transportbeperkingen, onvoorziene ontwikkelingen in de samenstelling van het hoogcalorisch gas, maar ook als UGS Norg feitelijk niet beschikbaar is of als een systeemonbalans ontstaat door bijvoorbeeld een fysiek tekort aan gas. Voor gasjaar 2024–2025 is, rekening houdend met de sluiting van het Groningenveld, deze analyse niet meer uitgevoerd. Uit de raming van GTS blijkt dat, als zich geen extreme omstandigheden voordoen, er ook zonder het Groningenveld voldoende volume en capaciteit in het systeem beschikbaar is.
14.
De grafiek van GTS waarin de gevoeligheden van een volumetekort zijn gemodelleerd ten opzichte van een minimumflow 31,3TWh in Groningen laat zien dat het gros opvangbaar is met Groninger gas. Extreme omstandigheden zijn onder anderen «forse cijfers in een koud temperatuurprofiel». Wat betekent «fors» hier, zo vragen de leden van de BBB-fractie.
De grafiek waaraan wordt gerefereerd betreft een grafiek uit de raming van 31 januari 2023 voor gasjaar 2023–2024. Aangezien GTS inmiddels een raming heeft gepubliceerd voor gasjaar 2024–2025 is deze niet meer actueel. De vooruitzichten ten aanzien van de leveringszekerheid zonder Groningenveld vanaf gasjaar 2024–2025 zijn flink verbeterd ten opzichte van gasjaar 23–24.
15.
Zij vragen welke aanvullende afspraken de regering de afgelopen periode heeft gemaakt met de Duitse staat waar het gaat om het gezamenlijk gebruik van opslagcapaciteit (L-gas en H-gas). Hoe verhoudt een eventuele leveringsverplichting aan Duitsland zicht tot een gastekort in NL?
Er zijn geen afspraken tussen Duitsland en Nederland als het gaat om het gezamenlijk gebruik van opslagcapaciteit. Dat zou ook strijdig zijn met EU-regelgeving die uitgaat van in principe vrije toegankelijkheid van opslagen. Zowel in Duitsland als in Nederland geldt dat opslagen eerst en vooral worden gebruikt door marktpartijen op commerciële basis. Wel zijn er Europese bepalingen ten aanzien van vulniveaus en vuldoelstellingen voor de opslagen. Er zijn ook geen specifieke leveringsverplichtingen tussen Duitsland en Nederland anders dan eventuele contractuele afspraken tussen marktpartijen. In de Tweede Kamer (bijvoorbeeld dertigleden debat over energieprijzen in mei 2023) is toegelicht dat het hier gaat over contracten tussen private partijen. Wel bevat EU-verordening 2017/1938 (artikel 13) een verplichting voor lidstaten om, als een lidstaat in een noodsituatie verzoekt om toepassing van een solidariteitsmaatregel, gevolg te geven aan een dergelijk verzoek. Dit kan in die zeer specifieke en uitzonderlijke situatie leiden tot een leveringsverplichting. Dit hoeft alleen ten behoeve van levering aan door solidariteit beschermde afnemers (o.a. huishoudens en ziekenhuizen) van de verzoekende lidstaat en als deze lidstaat zelf al zijn niet beschermde afnemers heeft afgeschakeld. Ook mag dit nooit ten koste gaan van de eigen door solidariteit beschermde afnemers.
16.
Kan de regering aangeven welke en in welke mate er redundantie is in de infrastructuur (bronnen/opslagen/import faciliteiten) en uiteenzetten welke redundantie scenario's kunnen leiden tot een acuut tekort? Kan de regering hierbij ook rekening houden met minder voor de hand liggende, maar toch realistische scenario's, zoals het wegens langdurige technische calamiteiten afgesloten zijn van het gebruik van de haven infrastructuur aan de exportzijde (leveranciers) en de importzijde (Nederlandse havens) of een beperkte beschikbaarheid van LNG-schepen (wegens technische of geopolitieke redenen)?
In zijn algemeenheid geldt dat de Nederlandse gasinfrastructuur zeer robuust is waardoor calamiteiten elders in principe goed kunnen worden opgevangen. Zo beschikt Nederland over twee LNG-terminals en kan LNG daarnaast ook via België, het Verenigd Koninkrijk en op afzienbare termijn Duitsland naar Nederland komen. Daarnaast is het Nederlands gastransportnetwerk goed verbonden met de netwerken van de ons omringende landen waardoor gas vanuit verschillende richtingen kan worden aangevoerd. Verder is Nederland goed voorzien van gasopslagen. De capaciteit van deze opslagen kan ca. 45% van de binnenlandse vraag afdekken (ter vergelijking: voor België en Duitsland bedraagt dit percentage respectievelijk 5% en 30%, en voor de EU als geheel is dit percentage 30%). Hoewel er ook wat de gasvoorziening betreft geen hek om Nederland staat, geeft dit alles wel aan dat er een solide basis is voor het opvangen van eventuele calamiteiten.
Verder dient in dit kader onderscheid te worden gemaakt tussen volume en capaciteit.
Volume
De tijdelijke onbeschikbaarheid van gasopslagen of importfaciliteiten zoals havens voor de import van LNG zal normaliter niet direct leiden tot acute volumetekorten. Hoewel er altijd sprake is van een bepaalde mate van redundantie in het ontwerp van deze faciliteiten, is het voor volume in dit kader minder relevant.
Capaciteit
Zoals aangegeven zou, gegeven de Europeesrechtelijke N-1 norm, alleen het volledig uitvallen van één van de gasopslagen Norg, Bergermeer of Grijpskerk tot een eventueel capaciteitsprobleem kunnen leiden als dit samen valt met extreme kou. Daarbij geldt dat gasopslag Norg een hoge mate van redundantie heeft, omdat het uit twee onafhankelijke systemen bestaat met tevens twee aansluitingen op het GTS-net. Hierdoor is de kans op volledige uitval erg klein. Dit blijkt ook uit de uitvalgegevens van de opslag. Gasopslag Norg is in de periode tussen juni 2016 en juni 2023 slechtst één keer volledig uitgevallen. Grijpskerk is in diezelfde periode slechts twee keer uitgevallen. Bergermeer is met name in de periode 2016–2018 vaker uitgevallen, maar door aanzienlijke verbeteringen aldaar, heeft ook deze opslag nu een hoge mate van betrouwbaarheid.
17.
De fractieleden van de BBB vragen wat het kost om het Groningerveld onklaar te maken. Als ervoor wordt gekozen de criteria voor de inzet verder aan te scherpen kunnen we dan het bespaarde geld inzetten voor de brede welvaart in Groningen? Wat zijn de risico’s van deze beleidskeuze? Wat is er nodig om dit mogelijk te maken?
Het kabinet heeft reeds incidentele en generatielange middelen uitgetrokken voor het verhogen van de brede welvaart in Groningen in het kader van Nij Begun. De kosten voor het ontmantelen van het Groningenveld zijn voor de vergunninghouder en spelen geen rol in de afweging om het veld te sluiten.
18.
De fractieleden van de BBB stellen dat de wet steunt op leveringszekerheid in een goed functionerende gasmarkt en de beschikbaarheid van gasopslag. Zij vragen welke instrumenten en overeenkomsten de Nederlandse staat verzekeren dat deze goed functionerende gasmarkt ook blijft bestaan. Kan de regering aangeven of de beschikbaarheid van de benoemde gasopslag ook gegarandeerd is, ofwel in welke mate kan de Staat ook autonoom over die opslagcapaciteit beschikken? In welke mate is zij daarbij afhankelijk van private of gedeeltelijk statelijke partijen (zoals Taqa (Abu Dhabi) of Gazprom (Rusland))? In hoeverre kan die afhankelijkheid verminderd worden en wat betekent die afhankelijkheid voor de gasprijs?
In de visie gasopslag (Kamerstukken II 2022/23, 29 023, nr. 442) heeft het kabinet aangegeven ernaar te streven dat er ten eerste voldoende goed functionerende gasopslagen in Nederlands zijn om te voorzien in a) seizoensopslag, b) pieklevering en c) het balanceren van het net. Daarnaast is het de inzet van het kabinet dat deze opslagen voldoende worden gevuld om te voorzien in de hierboven genoemde functies.
Wat dit eerste doel betreft: in de EU-verordening 715/2009 (artikel 3bis, elfde lid) betreffende voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten is vastgelegd dat ondergrondse gasopslaginstallaties hun activiteiten alleen mogen stopzetten indien de certificeringsinstantie (in Nederland is dit de ACM) concludeert dat een dergelijke stopzetting de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau niet vermindert. Dit betekent dat – ook al zijn de gasopslagen in eigendom van marktpartijen (waaronder gedeeld eigendom van EBN: Op dit moment heeft EBN in de gasopslagen Norg, Alkmaar, Grijpskerk en Bergermeer namens de Staat een belang van 40%) – deze marktpartijen de opslagactiviteiten niet zomaar mogen stopzetten.
Daarnaast zijn opslagbeheerders op grond van de gasrichtlijn, zoals geïmplementeerd in de Gaswet (artikel 18g), verplicht om toegang te bieden tot een gasopslaginstallatie, wanneer toegang tot de desbetreffende gasopslaginstallatie technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem voor levering aan afnemers. In het kader van het wetsvoorstel gasleveringszekerheid wordt nu bekeken of dit systeem van onderhandelde derden toegang nog volstaat.
Volgens het kabinet is met de bovengenoemde EU-regelgeving en de Gaswet voldoende geborgd dat de gasopslagen in Nederland in functie en toegankelijk blijven zolang dat nodig is voor de gasleveringszekerheid. Het kabinet ziet dus nu geen reden om de afhankelijkheid van marktpartijen als TAQA (met wie het kabinet overigens uitstekend heeft kunnen samenwerken ten tijde van de gascrisis om de vultaak voor EBN vorm te geven en te zorgen dat de gasopslag Bergermeer gevuld werd) te verminderen.
Tenslotte, is het – zoals reeds in het antwoord op vraag 3 is toegelicht – niet juist dat een deel van de ondergrondse gasopslaginstallaties die zich op het Nederlands grondgebied bevinden door Rusland gehuurd worden. Ook hun inzet wordt niet door Rusland wordt beïnvloed. Het is op grond van artikel 5 septdecies, eerste lid, van EU-verordening 833/2014 sinds 26 februari 2023 verboden om opslagdiensten ter beschikking te stellen aan – kort samengevat – Russische entiteiten. Dit omvat ook de opslagcapaciteit in de gasopslag Bergermeer ten aanzien waarvan Gazprom gebruiksrechten heeft. Er vloeien derhalve geen opbrengsten uit het ter beschikking stellen van opslagdiensten naar Russische entiteiten en deze entiteiten hebben geen zeggenschap over de inzet van opslaginstallaties.
19.
Kan de regering aangeven in welke mate een goed functionerende gasmarkt geborgd is door langjarige overeenkomsten met leveranciers van H-gas of LNG? Zeker waar het gaat om LNG (waarvan we in grote mate afhankelijk worden) is er sprake van zowel technische als economische en politieke onzekerheid en afhankelijkheid. In welke mate bieden deze overeenkomsten ook waarborgen om situaties als in 2022 (extreem hoge prijzen) te vermijden en de leveringszekerheid te verzekeren zonder daarbij burgers en bedrijven in enorme energiearmoede te storten.
Op de interne Europese markt staat het marktpartijen vrij om diverse contractvormen waaronder langetermijncontracten aan te gaan. We zien in de praktijk dat het aantal transacties toeneemt en partijen diverse contracten, ook voor lange termijn, aangaan. Dit gas komt ook naar Nederlandse afnemers. Voor gas is er inmiddels ook een reeks succesvolle tenders gehouden in het kader van de Europese vraagbundeling via het EU-platform AggregateEU. De Europese Commissie laat weten dat Nederlandse bedrijven een van de grootste aandelen hebben in de volumes die via dit platform aan elkaar zijn gekoppeld (koper aan verkoper). Via het platform wordt sinds kort ook ruimte geboden voor matching van contracten met een looptijd tot 5 jaar (zie ook Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 449). Verder is het EU-platform bezig met een onderzoek of het wenselijk is om via het platform ook contracten met een langere looptijd te faciliteren.
Voor een uitgebreide toelichting over de interne markt voor gas en het gebruik van verschillende typen contracten wordt in dit verband ook verwezen naar de brief aan de Tweede Kamer van 20 november 2023 (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 453) en de nota naar aanleiding van het verslag bij de Energiewet, naar aanleiding van vragen van de leden van de VVD-fractie in de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 36 378, nr. 10 – vraag 4).
Langetermijninkoopcontracten kunnen een bijdrage leveren aan de leveringszekerheid op het moment dat er een verstoring is in het aanbod op de markt. Er hoeft dan minder elektriciteit of gas te worden gekocht op de kortetermijnmarkt waar de prijzen bij een verstoring zeer hoog kunnen zijn. Tegelijkertijd geldt, dat langetermijncontracten op zichzelf geen garantie zijn voor lage prijzen of voor het borgen van leveringszekerheid. Zo hebben we voor gas bijvoorbeeld gezien dat de langetermijncontracten die Duitse energiebedrijven in het verleden met Russische partijen hebben gesloten door de oorlog in Oekraïne geheel zijn weggevallen en Duitse energiebedrijven het gas opnieuw moesten inkopen op de Europese interne markt. Ook wordt doorgaans in langetermijncontracten gewerkt met een prijsformule gekoppeld aan de actuele marktprijs. Een langetermijncontract is dus geen garantie voor goedkoper gas.
Naar aanleiding van de motie van de leden van de Tweede Kamer Segers en Marijnissen (Kamerstukken II 2022/23 36 200, nr. 31) heeft het kabinet door bureau Strategy& onderzoek laten doen naar maatregelen waarmee de publieke belangen in de Nederlandse energievoorziening beter geborgd worden (Kamerstukken II 2022/23 29 023, nr. 446). Op basis van de resultaten uit dat onderzoek, heeft het kabinet aangegeven dat het nader door Strategy& laat onderzoeken in hoeverre de markt bediend wordt door langetermijncontracten, of het wenselijk is dat dit aandeel wordt vergroot en wat de mogelijkheden zijn om dit te bewerkstelligen. Dit onderzoek is inmiddels gereed en deze week ook gedeeld met de Tweede Kamer. In dit nadere rapport komt Strategy& tot de conclusie dat het inzetten op of stimuleren van langetermijncontracten geen optimaal (aanvullend) instrument is, naast maatregelen die het kabinet reeds treft, voor het borgen van de leveringszekerheid en betaalbaarheid. Het kabinet zal later dit voorjaar in een separate brief over energiediplomatie een appreciatie geven van dit rapport.
Ten slotte geeft het kabinet uitvoering aan de motie van het Tweede Kamerlid Erkens van 16 januari jl. (Kamerstukken II 2023/24, 32 813, nr. 1344) waarin de regering wordt verzocht om in het eerste kwartaal van 2024 gesprekken met Noorwegen en/of andere betrouwbare partners te faciliteren met als doel te komen tot langetermijncontracten voor de levering van energie in de toekomst. Ook hierover zal in de hiervoor genoemde brief inzake energiediplomatie nader worden geïnformeerd.
20.
De leden van de BBB-fractie vragen welke aanpassingen de regering heeft voorzien in het aankoop/vulbeleid van de gasopslagen, ook in het licht van de negatieve invloed die dit beleid kan hebben op de prijsvorming (verhoging) in de energiemarkt zoals zich dat in 2022 manifesteerde. Welk prijs risicomanagement streeft de overheid hier na?
Het kabinet streeft er ten eerste naar dat er voldoende goed functionerende gasopslagen in Nederland zijn om te voorzien in a) seizoensopslag, b) pieklevering en c) het balanceren van het net. Daarnaast is het de inzet van het kabinet dat deze voldoende worden gevuld om te voorzien in de hierboven genoemde functies. Om dit laatste te stimuleren, heeft het kabinet EBN voor de vulseizoenen 2022, 2023 en 2024 de taak te geven om gas op te slaan in gasopslag Bergermeer voor zover marktpartijen dat niet doen. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat deze vultaak aanvullend is op het handelen van marktpartijen en dat het vullen van EBN niet leidt tot hogere gasprijzen. Daarom zijn met EBN afspraken gemaakt over bijvoorbeeld de maximale aankoop- en verkoopprijs van het gas wat EBN als onderdeel van deze vultaak opslaat.
Naast de afspraken die EBN en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat hierover bij aanvang van deze vultaak maken, blijven het ministerie en EBN gedurende het vulseizoen voortdurend in contact om de vulstrategie te bespreken en waar nodig te herzien.
21.
Hoe wordt het belang van de gasopslagen op de langere termijn gewaarborgd gelet op de voorgenomen beëindiging van GasTerra (2025) en de looptijd en afspraken van het gebruik van de gasopslag in Norg (in het Norgakkoord tot 2027), zo vragen de leden van de BBB-fractie.
Het kabinet heeft zeker oog voor het belang van de gasopslagen op de langere termijn. Daarom is het kabinet afgelopen juni met een visie gasopslag gekomen. Hierin stelt het kabinet twee doelen: ten eerste dat er voldoende goed functionerende gasopslagen in Nederland zijn om te voorzien in a) seizoensopslag, b) pieklevering en c) het balanceren van het net. Ten tweede is het de inzet van het kabinet dat deze opslagen voldoende worden gevuld om te voorzien in de hierboven genoemde functies.
Vorige week zijn de GTS-visie op leveringszekerheid en een onderzoek door Kyos naar vulverplichtingen naar buiten gebracht. Kyos heeft voor dit onderzoek een brede groep aan betrokken partijen geconsulteerd, zoals de Autoriteit Consument en Markt (ACM), Gasunie Transport Services (GTS), brancheorganisaties, opslagbeheerders, energieleveranciers en capaciteitshouders. Op basis van het Kyos-advies en de GTS-visie zal het kabinet enkele structurele vulmaatregelen consulteren via de internetconsultatie van het wetsvoorstel gasleveringszekerheid. Het kabinet kiest er daarbij voor om soms meerdere opties voor vulmaatregelen te consulteren. Zo kan het kabinet ook de perspectieven van betrokken marktpartijen en andere adviseurs betrekken bij het uitwerken van het definitieve wetsvoorstel en het maken van keuzes voor structurele vulmaatregelen.
De beëindiging van GasTerra heeft geen effect op het bestaan van de gasopslagen Norg, Grijpskerk en Alkmaar. GasTerra heeft weliswaar het gebruiksrecht, maar niet het eigendom van deze opslagen.
Wat de gasopslag Norg en het ingediende winningsplan betreft, in een Kamerdebat heb ik aangegeven het ongepast te vinden dat NAM dit heeft ingediend. Uit de Mijnbouwwet volgt dat het winningsplan beoordeeld wordt volgens de daarvoor geldende procedure. In deze procedure zal ik het voorstel kritisch toetsen aan de eisen uit de wet. De ACM beoordeelt op grond van EU-regelgeving in een procedure of de stopzetting van de gasopslagactiviteiten de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau niet vermindert. De ACM vraagt hiervoor ook advies aan het Europese netwerk van netbeheerders voor gas. Indien de ACM oordeelt dat het beëindigen van de opslagactiviteiten de gasleveringszekerheid vermindert, dan mogen de opslagactiviteiten niet beëindigd worden. Daarnaast vindt in een afzonderlijk traject een toets op veiligheid plaats. Ook geldt dat op termijn winnen van het kussengas enkel wordt toegestaan als dit veilig kan.
22.
De wet voorziet ook in een definitief moratorium op boringen in de Waddenzee. Een gasvoorraad in de Waddenzee heeft ook een strategische waarde en ook die waarde wordt door deze wet buitenspel gezet, ook in gevallen van geopolitieke onrust en nood. In de rapportages van de Raad van State wordt geen advies gegeven over dit moratorium. De fractieleden van de BBB vragen waarom dit moratorium niet onderdeel van haar advies is geweest. Heeft de regering op dit onderdeel het advies van de Raad van State ingewonnen? Waarom wordt dit besluit meegenomen in het besluit over het Groninger Gasveld?
Het definitieve moratorium op nieuwe winning van delfstoffen onder de Waddenzee is bij amendement van de Tweede Kamer in het wetsvoorstel opgenomen. Omdat het artikelen betreft die door een amendement zijn toegevoegd heeft de Raad van State er niet over geadviseerd. Het advies heeft hier dus geen betrekking op.
23.
De wet regelt de nazorgverplichtingen van de vergunninghouders ook na beëindiging van de vergunning en de memorie van toelichting refereert daarbij naar het gesloten akkoord op hoofdlijnen (AoH). Is dit AoH inmiddels omgezet naar gedetailleerde overeenkomsten? Waar en hoe wijken deze overeenkomsten materieel af van het AoH? Bevatten die overeenkomsten garanties dat de vergunninghouders (en de aandeelhouders daarvan) uitwinbare garanties afgeven voor de Nederlandse Staat en zijn deze uitvoerbaar en handhaafbaar? Welk toezicht is er gedurende de looptijd van deze verplichting op de nakombaarheid van deze verplichting door de vergunninghouder en haar aandeelhouders? Zijn deze overeenkomsten meegenomen in het aanvullende advies van de Raad van State en welk oordeel had de Raad van State daar dan eventueel op zo vragen de leden van de BBB-fractie.
Het Akkoord op Hoofdlijnen (AoH) bevat afspraken over de zo snel mogelijke volledige beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld. Daar wordt in de memorie van toelichting aan gerefereerd. In het AoH zijn geen afspraken gemaakt over nazorgverplichtingen; hiervoor geldt het bestaande wettelijke kader. SodM houdt hier toezicht op.
24.
Ondertussen heeft de regering de Kamers op de hoogte gesteld van een arbitragezaak met de vergunninghouders in het kader van het AoH. De fractieleden van de BBB vragen in welke mate de arbitragezaak de uitgangspunten van de afwegingen en de beoordelingen van de regering beïnvloedt, gebruikt in het wetgevingsproces en waar raakt deze arbitragezaak ook de afgegeven adviezen van de Raad van State?
Gelet op de procespositie van de Staat en de vertrouwelijkheid van de arbitrage kunnen we niet ingaan op de inhoud van de arbitrageprocedure. Deze procedure heeft evenwel geen enkel effect op het besluit van dit kabinet om het Groningenveld zo spoedig mogelijk te sluiten. De wijze waarop met het advies van de Raad van State is omgegaan in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting, is toegelicht in het nader rapport.
25.
Is het Preventief Actieplan/Noodplan Gas inmiddels gewijzigd? Zo ja, dan zouden de fractieleden van de BBB deze graag ontvangen. Zo nee, is de regering bereid dat te doen alvorens tot fase 2 over te gaan en deze wet daadwerkelijk te implementeren?
Zowel het Preventieve Actieplan Gas als het Noodplan Gas (in Nederland het Bescherm- en Herstelplan Gas) zijn eind 2023 geactualiseerd en vervolgens uitgezet ter consulatie, zowel nationaal als Europees. De consultatiereacties zijn thans verwerkt en de plannen zijn inmiddels door de Minister voor Klimaat en Energie op 27 maart jl. aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 494).
26.
De regering heeft er niet voor gekozen harde criteria in de wet op te nemen waaraan moet worden voldaan om tot beëindiging over te gaan. Wat betekent dit voor de positie van de Staat in een mogelijke rechtszaak? Is de regering bereid alsnog dergelijke criteria op te nemen, zo vragen de fractieleden van de BBB.
In het wetsvoorstel is vastgelegd dat de gaswinning uit het Groningenveld wordt beëindigd. Dit verbod op gaswinning gaat in de dag na publicatie van de wet in het Staatsblad. In de memorie van toelichting is uitgelegd welke criteria hieraan ten grondslag liggen en op welke wijze de betrokken belangen daarbij zijn afgewogen. Op deze manier is inzichtelijk gemaakt hoe de regering na een zorgvuldige afweging tot de voorgestelde verbodsbepaling in artikel 52c van de Mijnbouwwet is gekomen. Bij een eventuele rechtszaak kan aan de hand van de memorie van toelichting de motivering voor het verbod naar voren worden gebracht. Het opnemen van criteria in de wet is niet noodzakelijk om de afweging te kunnen maken.
27.
De stelselwijziging kleine velden wordt pas over twee jaar aangeboden. Wat zou dit in tussentijd kunnen betekenen voor de leveringszekerheid? Wat zijn de intenties van de regering met deze stelselwijziging? De leden van de BBB-fractie stellen dat er afhankelijkheden zijn tussen het gebruik van verschillende velden. Waarom worden deze beslissingen niet gelijktijdig behandeld en geïmplementeerd?
Het grootste potentieel voor extra gaswinning zit op de Noordzee. In het kader van leveringszekerheid kiest het kabinet ervoor om de daling van de binnenlandse productie van aardgas op de Noordzee zoveel mogelijk af te remmen, de zogenoemde versnelling. Ook bij gaswinning op land is er nog potentieel, maar dit is kleiner dan op zee. Daarnaast is maatschappelijk draagvlak bij gaswinning op land een belangrijk aandachtspunt. In dat kader wordt momenteel gewerkt aan een rijksprogramma voor duurzaam gebruik van de diepe ondergrond, waarin wordt beschreven in welke gebieden welke activiteiten wel, niet of onder voorwaarden mogen plaatsvinden. Ook wordt gewerkt aan de contouren voor een nieuwe Mijnbouwwet, die beter rekening houdt met de belangen van omwonenden en ruimte geeft voor nieuwe ontwikkelingen die de energietransitie mogelijk maken, zoals de opslag van stoffen zoals waterstof. Het rijksprogramma voor duurzaam gebruik van de diepe ondergrond en de herziening van de Mijnbouwwet zijn omvangrijke trajecten, waardoor gelijktijdige behandeling en implementatie met het versnellingsplan voor gaswinning op de Noordzee niet mogelijk is. Wel zal, waar nodig, aanscherping van regelgeving voor gaswinning op zee betrokken worden bij de herziening van de Mijnbouwwet.
28.
Energie Nederland adviseert in haar notitie ter voorbereiding aan het debat in de Tweede Kamer op 3 april 2024 ten snelste gasvoorraden in de Noordzee aan te boren, en daarmee gebruik te maken van de lagere CO2 en methaan-belasting van dit gas en tevens leveringszekerheid te borgen. Wat is de opinie van de regering hierover, zo vragen de leden van de BBB-fractie. Welke voortgang is er met het ontsluiten van deze voorraden en welke verwachting is er op de beschikbaarheid van dergelijke bronnen de komende jaren?
Gas uit Nederland zoals uit de Noordzee, heeft drie voordelen ten opzichte van geïmporteerd gas. Het draagt bij aan de importonafhankelijkheid, levert inkomsten voor de staatskas op en is met name beter voor het klimaat door de lagere CO2 voetafdruk. Daarom is er, mede op verzoek van de Tweede Kamer, medio 2022 een versnellingsplan gaswinning Noordzee opgesteld waarin ingegaan is op de mogelijkheden om de productie uit de kleine velden op de Noordzee te vergroten, of beter gezegd, daarmee de sterk dalende lijn van de binnenlandse gasproductie iets af te vlakken.
De Noordzee heeft nog veel potentie, maar het ontwikkelen van gasvelden op zee kost tijd en vergt investeringsbereidheid voor de langere termijn. In totaal kan een versnelling van de gaswinning leiden tot een additionele productie van 2 tot 4 miljard m3 per jaar over een periode van 10 jaar.
Samen met de sector (via ElementNL en EBN) wordt gewerkt aan de verdere uitwerking van aanvullende maatregelen ten behoeve van de beoogde versnelling van gaswinning op de Noordzee. Hierover zal de Tweede Kamer voor het zomerreces nader worden geïnformeerd.
29.
Energie Nederland roep ook op tot voorzichtigheid van het sluiten van opslagen en dringt aan op impact-assessments voordat bijvoorbeeld Norg en Grijpskerk gesloten zouden worden. Welke besluitvorming ziet de regering voor eventuele sluiting? Welke onderzoeken gaan in die besluitvorming de beeld- en oordeelsvorming vormen. Hoe wordt in die afweging ook beschikbaarheid en geopolitiek besloten?
In het antwoord op de vraag over de beëindiging van GasTerra (vraag 20, BBB-fractie) is in algemene zin ingegaan op de gasopslagen. Voor gasopslag Norg is een winningsplan ingediend. Het winningsplan wordt getoetst aan daarvoor geldende criteria van de Mijnbouwwet, waaronder veiligheid. Daarnaast toetst de ACM op grond van EU-regelgeving (artikel 3bis, elfde lid, van EU-verordening 715/2009) of het sluiten van gasopslag Norg de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau niet vermindert. Voor deze leveringszekerheidstoets wordt door de ACM ook het Europese netwerk van netbeheerders voor gas betrokken. Indien de ACM concludeert dat het beëindigen van de opslagactiviteiten de gasleveringszekerheid vermindert, dan mogen de opslagactiviteiten niet beëindigd worden.
Voor andere opslagen zijn geen winningsplannen ingediend. Zou dat het geval zijn, dan vinden daar ook toetsen op leveringszekerheid (op grond van EU-regelgeving) en veiligheid (op grond van de Mijnbouwwet) op plaats.
30.
Wanneer de regering de risico's verbonden aan gasopslagen dermate groot vindt dat gasopslagen gesloten moeten worden, hoe beoordeelt de regering dan de risico's voor waterstof opslag in zoutcavernes? Vanuit die beoordeling, in welke mate zijn dergelijke opslagen van H2 dan daadwerkelijk een alternatief voor de leveringszekerheid van gas zo vragen de leden van de BBB-fractie.
In de vraag wordt gesuggereerd dat gasopslagen gesloten moeten worden of recent gesloten zijn omwille van de daaraan verbonden risico’s. Dat is niet het geval. Uitgangspunt is dat mijnbouwactiviteiten in de diepe ondergrond, dus ook toekomstige waterstofopslag, veilig en verantwoord moet plaatsvinden. Het kabinet laat onafhankelijk onderzoek doen naar risico’s voor de opslag van waterstof in zoutcavernes via het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw. Het SodM wordt hierbij betrokken. De verwachting is dat de uitkomsten van dit onderzoek eind april met de Tweede Kamer worden gedeeld.
31.
Energie Nederland constateert in de notitie dat er geen draaiboek klaarligt voor een acute crisis en dat het bestaande Bescherm- en Herstelplan onvoldoende is. De fractieleden van de BBB vragen of de regering kan aangeven op welke onderdelen van dat Bescherm- en Herstelplan versterking nodig is. In welke mate sluit dit aan bij de oproep van Energie Nederland om duidelijkheid te verschaffen over eventuele afschakelingsscenario's?
Zoals ook is aangegeven in de reactie op de vragen van de leden van de VVD-fractie (vraag 6 en 9) biedt het BH-G een handvat voor het omgaan met een gascrisis. Omdat vele crisissituaties denkbaar zijn, is het niet mogelijk om op voorhand exact te bepalen welke maatregelen in welke crisissuatie worden ingezet en voor hoe lang deze maatregelen van kracht moeten blijven. De toepassing van de maatregelen die in het BH-G zijn opgenomen zijn de afgelopen periode verder voorbereid. In de Kamerbrief van 6 april 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 29 023, nr. 418) is nader toegelicht op welke wijze dit gebeurd is. In deze brief is ook ingegaan op de verschillende manieren waarop, afhankelijk van de concrete omstandigheden van een crisissituatie, invulling kan worden gegeven aan de maatregel «afschakelen van niet-beschermde afnemers».
32.
De regering geeft aan de regeling voor de schadeafhandeling tussentijds niet te willen versimpelen. Er is een aparte regeling voor de kleine velden. Er zijn inmiddels over de kleine velden meer dan 300 klachten ingediend. Ruim 200 klachten zijn afgehandeld, maar er is nooit schade toegekend. De fractieleden van de BBB vragen of zij dit goed lezen. Betekent dit dat mensen veel moeite doen om schade te verhalen en in geen enkel geval recht hebben op schadevergoeding? Wat zegt dit over de criteria? Wat betekent dit voor het vertrouwen in de overheid? Waarom zijn er aparte regelingen voor schade door gaswinning? Is de regering bereid die te vereenvoudigen en te harmoniseren? Zo nee, waarom niet?
In Nederland gelden inderdaad verschillende regelingen voor de afhandeling van schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld en de gasopslag bij Norg en Grijpskerk aan de ene kant, en schade door bodembeweging als gevolg van overige mijnbouwactiviteiten aan de andere kant. Het gaat daarbij zowel om de criteria waaraan wordt getoetst als om de procedure voor schadeafhandeling. Voor Groningen is er een wettelijk bewijsvermoeden (artikel 6:177a van het Burgerlijk Wetboek) en een publiekrechtelijke schadeafhandelingsprocedure bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen geïntroduceerd, met rechtsbescherming via de bestuursrechter. Voor schade door overige mijnbouwactiviteiten geldt dit wettelijk bewijsvermoeden niet en kan schade worden verhaald via een privaatrechtelijke procedure, met rechtsbescherming via de burgerlijke rechter.
De Tweede Kamer heeft door middel van de aangenomen motie Beckerman en Bushoff de regering verzocht het bewijsvermoeden voor alle mijnbouwactiviteiten in Nederland te laten gelden. Wanneer de Tweede Kamer geïnformeerd wordt over de uitvoering van deze motie, zal de Eerste Kamer ook worden geïnformeerd.
Dat er voor het effectgebied van het Groningenveld tijdelijk bijzondere voorzieningen zijn getroffen komt voort uit de uitzonderlijke situatie in het effectgebied van het Groningenveld. Het treffen van dit soort bijzondere voorzieningen, waarmee een uitzondering wordt gemaakt op de standaardregel in het bewijsrecht «wie stelt, bewijst» en het uitgangspunt dat schade tussen twee private partijen langs privaatrechtelijke weg wordt afgehandeld, vergt een draagkrachtige motivering (zie bijlage bij Kamerstukken II 2015/16, 34 041, nr. 43, p. 15 en Kamerstukken II 2018/19, 35 250, nr. 4).
In het effectgebied van het Groningenveld is daarvan sprake. Dit omdat dit in relatief korte tijd heeft geleid tot tienduizenden schademeldingen, waarvan het grootste deel te herleiden was tot bodembeweging door gaswinning, gedupeerden onvoldoende in staat bleken om hun schade vergoed of hersteld te krijgen met de beschikbare privaatrechtelijke middelen en de ontwrichting van het maatschappelijk leven en onvrede als gevolg van de schade heeft geleid tot een grote mate van maatschappelijke onrust.
Dit is in de rest van Nederland niet het geval. Zo verschilt het schadebeeld voor bodembeweging door mijnbouw zeer sterk van dat in Groningen. Hierdoor is de reikwijdte van het wettelijk bewijsvermoeden tot op heden niet uitgebreid naar alle mijnbouwactiviteiten in Nederland. Dit is ook de reden dat er, buiten het gebied waar er schade kan zijn veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van de Groninger gaswinning en de gasopslagen bij Norg en Grijpskerk, geen sprake is van publiekrechtelijke schadeafhandeling, zoals dat in Groningen door het IMG wel het geval is.
Wel is er voor schade door bodembeweging als gevolg van olie- en gaswinning uit, of olie- en gasopslag in, een klein veld en zoutwinning een voorziening getroffen (Instellingsbesluit Commissie Mijnbouwschade en o.a. Kamerstukken II, 32 849, nrs. 200, 202 en 208). Eigenaren van gebouwen (particuliere woningeigenaren of micro-ondernemingen) met mogelijke schade door bodembeweging als gevolg van olie- of gaswinning of opslag in olie- en gasvelden en zoutwinning kunnen zich melden bij de Commissie Mijnbouwschade (hierna: CM) voor een buitengerechtelijke afhandeling van hun schademelding. Inzet is alle overige mijnbouwsectoren in Nederland ook te laten aansluiten bij deze voorziening. Het uitgangspunt van de schadeafhandeling bij de CM is dat deze laagdrempelig, transparant, deskundig en onafhankelijk is. Om het makkelijker te maken voor de schademelder, neemt de commissie in de praktijk de bewijslast van de melder over. Er is dus – anders dan in de procedure bij de civiele rechter – in het geheel geen sprake van een bewijslast voor de gedupeerde. De CM streeft ernaar zo duidelijk mogelijk aan te geven wat de meest waarschijnlijke oorzaak van de schade aan een gebouw is, ook als de schade geen gevolg is van deze mijnbouwactiviteiten. Mijnbouwondernemingen hebben zich gecommitteerd aan de schadeafhandeling door de CM (zie bijlagen bij Kamerstukken II, 32 849, nrs. 200 en 208). Het advies dat de commissie uitbrengt over de oorzaak, het causaal verband, de hoogte en de verdeling van de schade is bindend voor de mijnbouwonderneming. Als de CM beoordeelt dat de schade inderdaad door mijnbouw komt, dan is de mijnbouwonderneming daarmee verplicht om deze schade te vergoeden. Wanneer die duidelijkheid over andere relevante oorzaken voor fysieke schade, ondanks gedegen onderzoek, niet kan worden verkregen, oordeelt de CM dat daarmee voldoende aannemelijk is gemaakt dat de bodembeweging als gevolg van mijnbouw een rol heeft gespeeld bij de fysieke schade. Het is dan ook niet juist dat mensen veel moeite moeten doen om hun schade te verhalen.
Verder is het correct dat de CM sinds 1 juli 2020 meer dan 300 schademeldingen heeft ontvangen waar zij ruim 200 definitieve adviezen op heeft uitgebracht. Het klopt dat de CM tot op heden geen schadevergoedingen heeft geadviseerd. Dit komt volgens de CM omdat er in deze periode geen significante aardbevingen door gaswinning uit kleine velden of zoutwinning uit zoutcavernes hebben plaatsgevonden en de diepe bodemdaling door deze mijnbouwactiviteiten in de onderzochte schademeldingen te gering was om schade te veroorzaken.
33.
Groningen is nog steeds een wingewest net als vele andere landelijke regio’s. Het Groningerveld wordt beëindigd maar er is nog steeds zoutwinning en oliewinning, er staan heel veel windmolens, en er komt een stikstoffabriek bij Zuidbroek. Ook is het één van de twee aangewezen gebieden voor datacenters en we kennen allemaal de asielproblematiek van ter Apel. De agrarische sector staat onder druk. Groningers zijn 35% armer dan de rest van Nederland. Voorzieningen verdwijnen. Jongeren trekken weg. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat Groningen weer een aantrekkelijke regio wordt om te wonen en te werken, zo vragen de fractieleden van de BBB. In hoeverre is het mogelijk om een deel van de toekomstige winsten, die worden gerealiseerd door Exxon Mobile/Shell naast de vergoeding van daadwerkelijke schade, te reserveren voor investeringen in de toekomst van Groningen? Wat gaat de regering doen om de brede welvaart van de Groningers te verbeteren? In hoeverre worden Groningse gemeenten getroffen door de ravijnjaren en is het mogelijk gemeenten in het gaswinningsgebied extra te steunen?
In Nij Begun is toegezegd dat het Rijk met de regio de handen ineenslaat om voor een periode van dertig jaar te investeren in brede welvaart in Groningen en Noord-Drenthe. Voor het economisch perspectief is tot 2055 in totaal circa € 4,5 mld beschikbaar, waarvan € 3 mld voor een investering van dertig jaar in sleutelprojecten voor economische structuurversterking. De overige middelen zijn zoals in Nij Begun beschreven onder meer voor ondersteuning van het mkb, acquisitie van bedrijvigheid en investeringen in weg- en spoorinfrastructuur. Voor de sociale agenda is eenmalig 500 miljoen euro en vanaf 2026 30 jaar lang 100 miljoen euro per jaar beschikbaar. Zie ook het antwoord op vraag 18 van JA21.
De ravijnjaren gelden voor alle Nederlandse gemeenten en zullen dus ook de Groningse gemeenten treffen. Tegelijkertijd komt er voor Groningen en Noord-Drenthe dus voor de sociale en economische agenda 200 miljoen euro per jaar beschikbaar om te investeren in het welzijn van de inwoners en hun toekomst structureel te verbeteren. Het is belangrijk om met deze middelen echt langetermijninvesteringen te doen. Voor de economische agenda geldt dat hierin zal worden opgenomen hoe wordt geborgd dat de inwoners van Groningen en Noord-Drenthe profiteren van de investeringen die zullen gaan plaatsvinden. Hier moet voor worden gezorgd in de hele aanpak van de uitwerking tot uitvoering van projecten. Zodat de grote investeringen zorgen voor nieuwe banen, meer welzijn en een verbeterde leefomgeving van de inwoners.
34.
De regering nam demissionair het onomkeerbare besluit inzake het beëindigen van de gaswinning vanaf 1 oktober 2024. De fractieleden van de BBB vragen of de regering een inschatting kan maken van de mogelijke financiële consequenties? Zo nee, waarom niet? De leden van de BBB-fractie stellen dat de regering zegt demissionair geen beslissing te willen nemen om alle woningen te verduurzamen omdat dit te veel geld kost. Dit kost toch vele malen minder? Dit laatste levert toch ook veel op in het kader van minder ongelijkheid en het vergroten van de welvaart van de Groningers?
Financiële overwegingen spelen geen rol bij het besluit van het kabinet om de gaswinning defintief te beëindigen. Wel heeft het besluit om de gaswinning onomkeerbaar te stoppen natuurlijk ook financiele consequenties. Door het beeindigen van de gaswinning uit het Groningenveld blijft er gas achter in de grond. Eerder is aan de Tweede Kamer gemeld dat er circa 450 miljard m3 Groningengas in de grond blijft (Kamerstukken II 2017/18, 33 529, nr. 493). Er is echter geen koppeling tussen eventuele misgelopen aardgasbaten en keuzes die worden gemaakt ten behoeve van de Groningers.
35.
Waarom doet de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) na sluiting de metingen rond het Groningerveld en niet een onafhankelijke instantie, zo vragen de fractieleden van de BBB. Waarom is er gekozen te meten voor een periode van 30 jaar en dit niet te laten afhangen van eventuele seismologische activiteiten? Wat betekent dit voor het vertrouwen van de Groningers in de metingen?
Voor alle houders van een winningsvergunning geldt de algemene meetverplichting van artikel 41 Mijnbouwwet. Deze verplichting geldt tot 30 jaar na het einde van de gaswinning. Specifiek voor het Groningenveld geldt voor NAM in aanvulling op deze algemene verplichting op grond van het voorgestelde artikel 52g, tweede lid, van de Mijnbouwwet een verplichting tot het doen van nadere metingen en analyses. In plaats van NAM kan ook een andere partij worden opgedragen de analyses te verrichten. NAM is dan verplicht om daarvoor alle benodigde gegevens aan te leveren.
Met de aanvullende verplichting wordt na het einde van de winning uit het Groningenveld inzicht verkregen in de ontwikkeling van de seismiciteit, de verwachte bodembeweging en de risico’s die daaraan gekoppeld zijn. Hieraan is bewust geen eindtermijn verbonden in het wetsvoorstel. Dit komt doordat nu nog geen inschatting kan worden gemaakt hoe lang het nodig is om het Groningenveld te blijven monitoren. Voor zowel de algemene verplichting als die specifiek voor het Groningenveld geldt dat SodM toezicht houdt op de naleving daarvan. Daarmee wordt de deugdelijkheid van de metingen en de analyses geborgd.
36.
Fase 2 betekent voor de vergunninghouder een jaarlijkse besparing van tenminste 1,4 miljoen euro op de administratieve lastendruk volgens het ACR. De fractieleden van de BBB vragen of er met de vergunninghouder kan worden afgesproken dit gedurende 30 jaar in een fonds te doen voor de Groningers? Is de regering bereid dit in de onderhandelingen met de vergunninghouders mee te nemen?
Er is een besparing op de administratieve lastendruk doordat er administratieve verplichtingen inzake de gaswinning wegvallen. Het kwantificeren hiervan betreft een theoretische exercitie. De gevolgen voor de vergunninghouder zijn doordat het gasveld sluit van een geheel andere orde.
De leden van de VVD-fractie zijn er zeer wel van doordrongen dat omwille van de veiligheid van de bewoners van het aardbevingsgebied, gaswinning uit het Groningenveld niet meer aan de orde is en ook in de toekomst niet meer aan de orde zou moeten zijn. Het stoppen met de gaswinning achten zij daarom in beginsel een goede zaak, en een noodzakelijke stap om het vertrouwen van de Groningers te herwinnen. De bewoners van het aardbevingsgebied hebben al veel te veel en veel te lang ellende moeten meemaken, en het sluiten van het Groningenveld is vanuit die optiek begrijpelijk en wenselijk.
Dat betekent voor de leden van de VVD-fractie echter niet dat de beëindiging van de gaswinning in Groningen – die 60 jaar heeft geduurd en een enorme impact (in positieve en negatieve zin) heeft gehad op het Nederland van na de Tweede Wereldoorlog – zonder een gedegen en volledige belangenafweging zou moeten gebeuren. De definitieve sluiting is een besluit van nationaal belang in een dossier dat heel veel mensen in Groningen en de rest van het land ontzettend heeft geraakt, én het is een besluit met verstrekkende gevolgen voor heel Nederland, inclusief opnieuw de inwoners van het aardbevingsgebied.
Daarom zijn de leden van de VVD-fractie van mening dat het veiligheidsbelang van de inwoners van het aardbevingsgebied en het belang van leveringszekerheid van de aardgasvoorziening in Nederland voldoende moeten zijn afgewogen. De leden van de VVD-fractie merken, met de Afdeling advisering van de Raad van State, op dat de memorie van toelichting de afweging van het veiligheidsbelang en het leveringszekerheidsbelang onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt.
Het ontbreken van een zorgvuldige behandeling van dit wetsvoorstel zou daarom geen recht doen aan het gewicht van dit dossier tot nu toe, noch aan de ingrijpende consequenties van dit besluit voor de toekomst van Nederland. Een uitvoerige parlementaire behandeling waarin een volledige belangenafweging heeft plaatsgevonden is in de ogen van de leden van de VVD-fractie óók een vereiste van goed bestuur, en een teken van met respect omgaan met mensen en brede maatschappelijke belangen.
Om die reden stellen de leden van de VVD-fractie de regering graag de volgende vragen.
1.
Hoe kijkt de regering in zijn algemeenheid aan tegen de onomkeerbare afsluiting van het Groningenveld waar zich nog circa 4 miljard m3 aan gasvoorraad bevindt, ten tijde van een toenemend onrustige geopolitieke situatie? Hoe ziet de regering de samenhang tussen enerzijds het streven naar zogenoemde strategische autonomie in nationaal en Europees verband, het ophogen van onze defensie-uitgaven om eindelijk te voldoen aan de 2-procentsnorm van de NAVO waartoe Nederland zich heeft verplicht, en in het bijzonder het streven sinds de Russische inval in Oekraïne om ons niet langer afhankelijk te maken van antidemocratische, antiliberale en autoritaire regimes (waaronder ook energie-exporterende staten in het Midden-Oosten) en anderzijds dit wetsvoorstel met ingrijpende gevolgen die tegen de hierboven genoemde inspanningen ingaan? Hoe wil de regering voorkómen dat haar rechtsopvolgers in de toekomst in een rampscenario terecht komen indien de geopolitieke situatie verder verslechtert en wij bewust gekozen hebben om nooit meer bij onze eigen resterende gasvoorraad te kunnen komen?
Het kabinet heeft besloten om het Groningenveld definitief en onomkeerbaar te sluiten. Daarbij is niet over één nacht ijs gegaan: dit besluit is het resultaat van de inspanningen die al in 2018 zijn ingezet toen het besluit is genomen om de gaswinning op zo kort mogelijke termijn volledig af te bouwen en te beëindigen. Alleen zo kan een einde gemaakt worden aan de problemen die de gaswinning in Groningen heeft veroorzaakt. Uit de parlementaire enquête naar de aardgaswinning in Groningen is duidelijk naar voren gekomen dat de gaswinning heeft geleid tot onveiligheid, schades en sociale onrust. Met het verbod op gaswinning uit het Groningenveld wordt de bron van deze problematiek aangepakt. Het Staatstoezicht op de Mijnen heeft meermaals geadviseerd om de gaswinning definitief te stoppen omdat dit voor de veiligheid nodig is. Het stoppen van de gaswinning is niet voor niets maatregel 0 uit Nij Begun.
Aan het besluit om de gaswinning uit het Groningenveld definitief te beëindigen ligt een brede belangenafweging ten grondslag. Deze staat uitgebreid beschreven in de memorie van toelichting van dit wetsvoorstel en het nader rapport. Ook in de opeenvolgende vaststellingsbesluiten is deze afweging gemaakt, zoals de wet voorschrijft.
De beëindiging van de gaswinning uit het Groningenveld is niet volledig zonder risico. Zoals blijkt uit de vele maatregelen die hier zijn geschetst, is alles op alles gezet om die nadelen en de risico’s voor de leveringszekerheid tot een minimum te beperken. Dit jaar zijn we op een kantelpunt gekomen getuige de raming van GTS voor gasjaar 2024–2025. De overgebleven risico’s wegen niet op tegen de risico’s die de inwoners van Groningen dagelijks lopen als gevolg van gecontinueerde gaswinning of blijvende onduidelijkheid over de toekomst van de gaswinning.
Nederland is al jaren een netto-importeur van gas en zal dit blijven. Afhankelijkheden worden echter waar mogelijk zo veel mogelijk afgebouwd, in de eerste plaats door besparing en verduurzaming, en daarnaast door diversifiëring van importstromen. Op dit moment wordt gas geïmporteerd (via pijpleiding en in de vorm van LNG) uit een divers aantal landen, met name uit Noorwegen, de VS, het VK en België.
2.
De Afdeling advisering van de Raad van State merkte in haar advies op dit wetsvoorstel (vastgesteld d.d. 13 oktober 2021, dus nog vóór de Russische inval in Oekraïne) op, dat de regering in haar memorie van toelichting (geschreven voorjaar 2021) min of meer volstond met de observatie dat «de overgang in Nederland van decennialange netto-exporteur naar netto-importeur van aardgas rimpelloos is verlopen gezien de goed functionerende Nederlandse gasmarkt en dat er geen reden is om aan te nemen dat deze situatie op afzienbare termijn zal wijzigen».5 Inmiddels heeft de Russische inval in Oekraïne plaatsgevonden, heeft Nederland een energiecrisis te verwerken gehad, woedt de oorlog op het Europese continent ruim twee jaar en zijn de energieprijzen aanhoudend volatiel. De comfortabele verwachting van de regering in 2021 bleek dus in zéér korte tijd zéér onterecht te zijn. De fractieleden van de VVD vragen welke lering de regering daaruit trekt ten aanzien van de kennelijk enorme onvoorspelbaarheid van de geopolitieke situatie? Op welke manier hebben die lessen een plek gekregen in de afweging om dit wetsvoorstel aan de Eerste Kamer voor te leggen?
Het advies van de Raad van State is gebaseerd op een eerdere versie van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting. Zoals in het nader rapport te lezen is het wetsvoorstel sindsdien aangepast en is ook de memorie van toelichting, mede op basis van het advies van de RvS, grondig herzien. De passage waar de leden van de VVD naar verwijzen maakt geen deel meer uit van de memorie van toelichting. Sinds de Russische inval in Oekraïne is een onbeperkte en ongehinderde aanvoer van hoogcalorisch gas geen vanzelfsprekendheid meer. Door de gascrisis die met de Russische inval in Oekraïne is ontstaan is het denken over en handelen ten aanzien van leveringszekerheid van gas wereldwijd veranderd. De geopolitieke situatie maakt dan ook een onlosmakelijk deel uit van de afweging die het kabinet heeft gemaakt.
Er zijn vanaf 2018 vergaande maatregelen genomen waardoor de gaswinning naar beneden kon, en nu kan stoppen. Zoals de omzetting van de gasopslag in Grijpskerk van een berging voor hoogcalorisch gas naar een berging voor laagcalorisch gas, de bouw van de grote stikstofinstallatie Zuidbroek II en de grootschalige ombouw van L-gas naar H-gas in het buitenland waardoor de export van L-gas omlaag kon.
Na de Russische inval in Oekraïne zijn er meer maatregelen genomen om de leveringszekerheid in Nederland te versterken. Zo is de LNG-importcapaciteit verdubbeld en wordt voortdurend gewerkt aan energiebesparing. Ook in Europees verband is het denken veranderd. Er zijn diverse maatregelen vastgesteld en maatregelen genomen om leveringszekerheid te verbeteren. Belangrijk hierbij is niet alleen het vergroten van de import maar ook het reduceren van het gasverbruik.
3.
In de brief van de Ministers voor Klimaat en Energie en van Economische Zaken en Klimaat aan de Tweede Kamer van 5 oktober 20236, schrijven zij dat er in het inmiddels afgelopen gasjaar noodzaak werd gezien om de mogelijkheid te behouden om met de elf nog bestaande productielocaties in beperkte mate gas te winnen in bepaalde zeer uitzonderlijke situaties, denk aan een gemiddelde etmaaltemperatuur van -6,5 graden. Indien dit wetsvoorstel zou worden aangenomen, zou die mogelijkheid verdwijnen. De leden van de VVD-fractie vragen welke maatregelen de regering precies heeft genomen die zullen borgen dat in ditzelfde scenario in het volgende jaar en de daaropvolgende jaren de leveringszekerheid niet aangetast wordt? En in hoeverre vergroten die maatregelen niet ons risico dat wij straks gas slechts tegen zeer hoge prijzen en onze zeer lastige politieke voorwaarden kunnen inkopen?
Er zijn sinds 2018 reeds vergaande maatregelen genomen waarmee we gaswinning op het Groningenveld hebben kunnen afbouwen tot nul, bijvoorbeeld:
– de bouw van de nieuwe stikstofinstallatie in Zuidbroek;
– de grootschalige ombouw in het buitenland waardoor de vraag naar laagcalorisch gas afneemt;
– de omzetting van de opslag Grijpskerk van hoogcalorisch naar laagcalorisch gas;
– het vullen van Norg met geconverteerd hoogcalorisch gas.
Dit natuurlijk tegen een achtergrond van verduurzaming en energiebesparing waardoor de vraag naar gas afneemt.
Ook zijn naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne diverse maatregelen genomen om de leveringszekerheid in Nederland te versterken. Dit neemt niet weg dat we continu moeten blijven monitoren hoe de leveringszekerheid zich ontwikkelt, zodat we zo nodig maatregelen kunnen nemen. Daarom wordt in het wetsvoorstel geregeld dat GTS jaarlijks rapporteert over de leveringszekerheid. Momenteel wordt een inschatting gemaakt van de resterende risico's voor de winter van 2024–2025 wanneer het Groningenveld gaat sluiten. Ook wordt doorgedacht over mogelijk mitigerende maatregelen. Met deze ingrediënten wordt duidelijk hoe groot het restrisico voor de winter van 2024–2025 nog is en hoe daar naar te handelen gegeven de sluiting van het veld. Belangrijk hierbij om op te merken is dat het kabinet eventuele resterende risico's voor de leveringszekerheid aanvaardt, zoals eerder gemeld (zie Kamerstukken II 2023/24, 33 529, nr. 1211).
4.
Uit de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel wordt niet duidelijk hoe het afsluiten van de gasputten precies zal werken, en hoe onomkeerbaar onomkeerbaar precies zal blijken te zijn. Er zijn verschillende soorten extreme omstandigheden denkbaar waardoor de nood aan eigen gasvoorziening toch weer hoog kan worden, zoals een zeer koude winter, een nog verder verslechterende geopolitieke situatie, of extreme economische schokken. Dan kan het van groot nationaal belang zijn dat we alsnog bij onze natuurlijke hulpbronnen komen. Graag vernemen de fractieleden van de VVD van de regering op welke wijze zij precies van plan is de gasputten af te sluiten en wat er in theorie voor nodig zou zijn om deze afsluiting ongedaan te maken. Hoeveel tijd en geld zou hier naar verwachting mee gemoeid zijn?
Na het aannemen van het wetsvoorstel rust er een verbod op het produceren van gas uit het Groningenveld. NAM is op grond van de Mijnbouwwet (artikel 44) verplicht om productielocaties te ontmantelen als ze uit gebruik zijn genomen. NAM moet verwijderingsplannen indienen om de resterende productielocaties, op een aantal observatieputten na, te ontmantelen en op te ruimen. SodM houdt hier toezicht op. Zodra een put wordt volgestort met beton, kan er geen gas meer uit worden geproduceerd. De verwachting is dat het een aantal jaren duurt voordat alle productieputten zijn volgestort.
Het is in theorie mogelijk om een nieuwe gasput te boren. Het vereist dan een wetswijziging om het verbod op te heffen. Het boren van een nieuwe gasput kost ongeveer drie maanden. De kosten hiervan zijn enkele tientallen miljoenen euro’s per put.
5.
Doordat de gaswinning de afgelopen jaren is afgebouwd, zijn de seismische risico’s afgenomen en daardoor is de veiligheid van de inwoners van de Groningse regio verbeterd. De Staatssecretaris heeft de Tweede Kamer laten weten dat de seismische risico’s op dit moment meer bepaald worden door drukverschillen in het gasveld die door winning in het verleden zijn ontstaan, dan door het huidige verminderde winningsniveau.7 Bovendien heeft de Mijnraad in een eerder advies gewezen op de mogelijkheid dat gaswinning op minimumflow behulpzaam kan zijn om de drukverschillen in het Groningenveld, die zijn ontstaan door de gaswinning in het verleden, te vereffenen. Een strategie van minimumflow zou daardoor juist kunnen bijdragen aan vermindering van seismische risico’s en daarmee ook aan het veiligheidsbelang van Groningers.8 Graag vernemen de fractieleden van de VVD van de regering welke technisch-inhoudelijke toegevoegde waarde het dichtstorten van de gasputten zal hebben voor de veiligheidssituatie van de Groningers, die maken dat deze maatregelen te verkiezen zouden zijn boven het minimum flow scenario.
Hoewel na het sluiten van het Groningenveld de seismiciteit in Groningen niet direct zal stoppen, is het sluiten de enige manier om te zorgen dat de aardbevingen op termijn volledig zullen stoppen omdat de bron wordt weggenomen. Het dichtstorten van de putten is nodig om de winningsinstallaties veilig te kunnen ontmantelen. SodM houdt toezicht. Door het dichtstorten van de gasputten krijgen inwoners van het aardbevingsgebied bovendien maximale zekerheid dat er geen gaswinning meer op het Groningenveld zal plaatsvinden. Zo wordt een belangrijke stap gezet bij het vergroten van de veiligheid, het veiligheidsgevoel van inwoners, de terugkeer van de sociale cohesie en het verbeteren van de leefbaarheid in het gebied. Daarmee kan een begin worden gemaakt met het herstel van vertrouwen van de inwoners van het aardbevingsgebied. In het Vaststellingsbesluit 2020–2021 is op p. 50 ingegaan op de suggestie van de Mijnraad om minimumflow in te zetten voor het verminderen van risico’s: «Het produceren van de minimumflow uit deze locaties zal weliswaar zorgen voor een iets snellere drukvereffening, maar zal ook leiden tot extra seismisch risico op de korte termijn, zoals blijkt uit het TNO-advies van 23 januari 2020.».
6.
In de memorie van toelichting wordt naar het oordeel van de fractieleden van de VVD onvoldoende inzichtelijk gemaakt wat er gebeurt indien er zich door de sluiting van het Groningenveld onverhoopt toch opnieuw gastekorten zullen voordoen. Het gas kent verschillende categorieën gebruikers. Indien er opnieuw schaarste optreedt na invoering van dit wetsvoorstel, welke volgorde wordt dan gehanteerd in het afschalen of afkoppelen van gebruikers, en hoe wordt tot een dergelijke prioritering besloten? De Kamerbrief van 6 april 2023 geeft hierover te weinig duidelijkheid.9 Slechts 200 bedrijven zijn verantwoordelijk voor 80% van de zakelijke afname van gas. Van veel van deze 200 bedrijven is vooralsnog niet duidelijk onder welke sector een bedrijf valt (bijvoorbeeld door verschillende activiteiten). Waarom heeft de regering ervoor gekozen om eerst over te willen gaan tot definitieve beëindiging van de gaswinning, en pas daarna een duidelijk plan te ontwikkelen met betrekking tot een afschakelplan ingeval een acute crisis zo vragen deze leden. Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat een omgekeerde volgorde logischer en verstandiger was geweest? Wanneer verwacht de regering op dit punt een duidelijk en volledig draaiboek te hebben ontwikkeld?
In het noodplan dat door Nederland is vastgesteld ter uitvoering van EU-verordening 2017/1938, het Bescherm- en Herstelplan Gas (BH-G) (Kamerstukken II 2019/20, 29 023, nr. 252), zijn maatregelen opgenomen voor de verschillende en in ernst oplopende niveaus van gascrisis (vroegtijdige waarschuwing, alarm en noodsituatie). Het doel van het BH-G is om (dreigende) acute gastekorten op te vangen zodat het gassysteem blijft functioneren en beschermde afnemers, zoals huishoudens, voorzien kunnen blijven van gas. Daartoe biedt het BH-G handelingsperspectieven. Het BH-G is begin dit jaar na consultatie geactualiseerd. De geactualiseerde versie is op 27 maart jl. aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 494). Welk niveau van gascrisis in welke omstandigheden kan worden afgekondigd en welke maatregelen kunnen worden getroffen ter bestrijding van deze verschillende niveaus van gascrisis is eerder al nader toegelicht in de Kwartaalupdate gasleveringszekerheid van 23 juni 2023 (Kamerstukken II 2022/23, 29 023, nr. 441). In het geval van een ernstige verstoring van de gasleveringssituatie die door marktpartijen niet met behulp van marktgebaseerde maatregelen kan worden ondervangen, kan de Minister voor Klimaat en Energie een noodsituatie afkondigen. Dit heeft tot gevolg dat de Minister kan ingrijpen in de vraag naar gas. Het BH-G bevat een maatregelenladder met maatregelen die de overheid kan treffen ter bestrijding van een noodsituatie. Deze maatregelen lopen op in mate van ingrijpendheid en de inzet van deze maatregelen moet ook in de volgorde van de ladder worden overwogen.
Voor het geval er terug- of afgeschakeld moet worden is tot in detail een strategie ontwikkeld, inclusief een (nog niet openbare) concept-ministeriele regeling die zal worden toegesneden op de specifieke omstandigheden van een gascrisis op dat moment. De niet-beschermde afnemers zijn op basis van de maatschappelijk en economische impact ingedeeld in groepen (Kamerstukken II 2022/23, 29 023, nr. 441).
7.
Het wetsvoorstel gaat niet alleen over de beëindiging van de gaswinning in het Groningenveld, maar voorziet ook in een definitief moratorium op boringen in de Waddenzee. De leden van de VVD-fractie vernemen graag van de regering waarom gekozen is voor een koppeling van het vraagstuk van gaswinning in het Groningenveld aan de boringen in de Waddenzee. Hoe ziet de regering deze aanvullende maatregelen in de wet, die een verder versterkend effect zullen hebben op de leveringszekerheidsrisico’s die door deze wet optreden?
De artikelen in het wetsvoorstel die zien op het niet verlenen van nieuwe opsporings- en winningsvergunningen voor het aangewezen Natura 2000-gebied Waddenzee, het niet instemmen met nieuwe winningsplannen en het niet instemmen met wijzigingen van winningsplannen als dit een verlenging van het tijdvak of een uitbreiding van de omvang van de winning betreft voor dat gebied, zijn via amendementen aan het wetsvoorstel toegevoegd. Het is derhalve de keuze geweest van de Tweede Kamer om in dit wetsvoorstel, dat voorziet in de beëindiging van de winning van het Groningenveld, een definitief moratorium op nieuwe winning van delfstoffen onder de Waddenzee in de Mijnbouwwet op te nemen. Daarbij wordt opgemerkt dat de behandeling van reeds ingediende winningsplannen conform het toetsingskader van artikel 36 van de Mijnbouwwet wordt afgerond.
GTS houdt in de raming voor het volgende gasjaar rekening met verschillende langjarige scenario's ten aanzien van binnenlandse gasproductie. Het grootste potentieel voor extra gaswinning zit op de Noordzee. De potentie van gaswinning op land is kleiner.
8.
De leden van de VVD-fractie zien dat Energie Nederland met klem aandacht vraagt voor de leveringscapaciteit van gas in de winter, en dat Nederland daarvoor vrijwel volledig afhankelijk is van gasopslagen. De leden van de VVD-fractie vernemen graag van de regering met welk gas deze opslagen gevuld gaan worden wanneer de gaswinning in het Groningenveld definitief beëindigd zal zijn. In dit licht zijn de leden van de VVD-fractie bovendien bezorgd dat de toekomst van de gasopslagen Norg en Grijpskerk ter discussie wordt gesteld. Wat zijn de uitkomsten van een grondige impact-assessment over deze mogelijke sluiting?
Allereerst is van belang om te benoemen dat Nederland in de winter niet vrijwel volledig afhankelijk is van de gasopslagen. Ook in de winter vindt import van gas en productie uit kleine velden plaats en komt er dus uit die bronnen gas Nederland in. Wel kent Nederland in de winter een significant hogere vraag waardoor dit aanbod niet voldoende is om te voldoen aan de Nederlandse capaciteitsvraag. Leveringszekerheid gaat over volume (een totale hoeveelheid gas) en capaciteit (de hoeveelheid gas dat in een bepaalde tijd, zeg een uur, wordt gevraagd). Om te voldoen aan de capaciteitsvraag naar gas in de winter zijn niet de alleen de gasopslagen, maar ook de stikstofinstallaties van belang. Met de ingebruikname van Zuidbroek II is er een belangrijk capaciteitsmiddel bij gekomen. Vanwege de minimalisering van de gaswinning uit het Groningenveld zijn de gasopslagen de afgelopen jaren reeds gevuld met geconverteerd H-gas (hoogcalorisch gas dat door middel van stikstof is omgezet naar laagcalorisch gas, gelijk aan de kwaliteit gas dat uit het Groningenveld gewonnen wordt) en is daar geen Groningen-gas meer voor gebruikt. Voor gasopslag Norg is door NAM een winningsplan voor het kussengas ingediend. In een Kamerdebat is door de Staatssecretaris Mijnbouw aangegeven het ongepast te vinden dat NAM dit heeft ingediend. Uit de Mijnbouwwet volgt dat het winningsplan beoordeeld wordt volgens de daarvoor geldende procedure. In deze procedure zal het voorstel kritisch getoetst worden aan de eisen uit de wet. Het plan wordt met behulp van adviezen van onder andere SodM, de Mijnraad en de gemeentes, provincies en waterschappen op veiligheid. Daarnaast moet ACM op grond van EU-regelgeving (artikel 3bis, elfde lid, van EU-verordening 715/2009) in een afzonderlijke procedure beoordelen of de stopzetting van de gasopslagactiviteiten de gasleveringszekerheid op Unie- of nationaal niveau niet vermindert. De ACM vraagt hiervoor ook advies aan het Europese netwerk van netbeheerders voor gas. Indien ACM oordeelt dat het beëindigen van de opslagactiviteiten de gasleveringszekerheid vermindert, dan mogen de opslagactiviteiten niet beëindigd worden. Ook geldt dat op termijn winnen van het kussengas enkel wordt toegestaan als dit veilig kan. Voor gasopslag Grijpskerk is geen winningsplan ingediend.
9.
Energie Nederland merkt voorts op dat er op dit moment geen draaiboek klaarligt voor hoe te handelen ingeval van een acute crisis in de gaslevering. Het huidige Bescherm & Herstelplan kan als niet meer dan een aanzet van zo’n draaiboek beschouwd worden. Er wordt gewaarschuwd dat met de huidige versie van dit plan alsnog chaos kan ontstaan op het moment dat een crisis zich voordoet. De leden van de VVD-fractie vragen op basis waarvan de regering het in dit licht verantwoord acht om over te gaan tot definitieve sluiting van het Groningenveld? Waarom legt de regering een dergelijke tijdsdruk op de Eerste Kamer m.b.t. de behandeling van dit wetsvoorstel, terwijl er volgens de sector nog geen afdoende draaiboek ligt voor het moment dat een crisis zich voordoet?
Het BH-G biedt een zeer duidelijk handvat voor het omgaan met een gascrisis. Echter, omdat vele crisissituaties denkbaar zijn, is het niet mogelijk om op voorhand exact te bepalen welke maatregelen in welke crisissuatie worden ingezet en hoe lang deze maatregelen van kracht moeten blijven. Er zijn dus geen harde parameters geformuleerd die corresponderen met een bepaald crisisniveau of een bepaalde maatregel. Dit is afhankelijk van de gasleveringssituatie op dat moment en de verwachtingen op de korte en middellange termijn. Om dit in goede banen te leiden wordt, op het moment dat een crisissituatie dreigt, de crisisstructuur in werking gesteld zoals beschreven in het BH-G (Kamerstukken II 2019/20, 29 023, nr. 252). Hierin is uitgewerkt hoe het proces van besluitvorming verloopt en wie daar op welke wijze bij betrokken wordt (zie hieromtrent ook bijlage bij Kamerstukken II 2022/23, 29 023, nr. 418, p. 4–7 en bijlagen).
Het BH-G is de afgelopen maanden verder uitgebreid geëvalueerd, geactualiseerd en verbeterd, mede op basis van input van belangrijke stakeholders zoals Energie Nederland die bij dit proces betrokken zijn geweest. Zie in dit verband ook te toelichting in het antwoord op vraag 6. Het geactualiseerde BH-G is op 27 maart jl. aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 342).
10.
De regering heeft onlangs besloten de beperkingen op de energievoorziening via de kolencentrales terug te draaien vanwege de zorgen over de leveringszekerheid. De VVD-fractie heeft moeite om deze kennelijk bestaande zorgen ten aanzien van de leveringszekerheid te verenigen met het kennelijke vertrouwen van de regering dat de definitieve beëindiging van de gaswinning in het Groningenveld niet voor problemen met betrekking tot de leveringszekerheid zal leiden. Graag vernemen de fractieleden van de VVD van de regering hoe deze twee opvattingen van de regering samen kunnen gaan, in het bijzonder gegeven het feit dat energievoorziening via kolencentrales een beduidend zwaardere milieubelasting kent dan gasgebruik.
In juni 2022 heeft het kabinet besloten om de toen geldende productiebeperking voor het opwekken van elektriciteit met kolen niet meer te handhaven. Vervolgens is een wetsvoorstel ingediend gericht op intrekking van deze productiebeperking voor de kolencentrales met terugwerkende kracht. Dat wetsvoorstel (Kamerstukken 36 197) ligt momenteel ter behandeling in uw Kamer. Het besluit tot intrekking van de beperking van de inzet van kolen was een reactie op een acute verstoring van de gasmarkt tijdens de energiecrisis en werd ingegeven door de noodzaak om de gasvraag op de steeds krapper wordende markt te verlagen. Dit staat los van het vertrouwen van de regering dat de gaswinning in het Groningenveld niet voor problemen op het vlak van leveringszekerheid zal leiden. Daarbij komt dat er sinds de start van de energiecrisis veel is veranderd en bijvoorbeeld de beschikbare LNG-capaciteit inmiddels is verdubbeld. Zoals ik in mijn reactie op vraag 5 van de BBB-fractie heb aangegeven is de leveringszekerheid voor elektriciteit op de korte-en middellange termijn voldoende geborgd. Hierover heeft het kabinet de Tweede Kamer geïnformeerd in een brief van 11 maart jl. (Kamerstukken II 2023/24, 29 023, nr. 487).
Met de voorliggende wijziging van de Gaswet en Mijnbouwwet wil de regering vastleggen dat de gaswinning uit het Groningenveld per 1 oktober 2024 versneld en definitief overgaat naar fase 2, waarmee na circa 60 jaar gaswinning thans voorligt om definitief en onomkeerbaar een einde te maken aan de gaswinningsmogelijkheden uit het Groningenveld. De gaswinning uit het Groningen gasveld is onder druk komen te staan doordat aannemelijk is dat de gaswinning heeft geleid tot aardbevingen en schade voor de bewoners in Groningen.
De fractieleden van JA21 hebben naar aanleiding van het wetsvoorstel een aantal vragen aan de regering.
1.
De fractieleden van JA21 vragen hoe Nederland langjarig gaat voorzien in de behoefte aan laagcalorisch gas, zeker in het licht van geopolitieke instabiliteit die ook zijn weerslag kan hebben in leveringszekerheid van extern te verkrijgen gasvoorraden.
Allereerst wordt de vraag naar laagcalorisch gas gereduceerd door energiebesparing en doordat buitenlandse gebruikers van dit gas en industrieën in Nederland overschakelen op het gebruik van hoogcalorisch gas. De afbouw van de vraag naar laagcalorisch gas vanuit Duitsland en Frankrijk gaat volop door. In België zal de ombouw eind dit jaar formeel afgerond zijn waardoor er geen laagcalorisch gas meer naar eindgebruikers in België wordt geëxporteerd. In de resterende behoefte aan laagcalorisch gas wordt voorzien door hoogcalorisch gas met behulp van stikstof om te zetten in laagcalorisch gas. Met de ingebruikname van de stikstofinstallatie Zuidbroek II is de capaciteit om hoogcalorisch gas om te zetten in laagcalorisch gas in belangrijke mate vergroot. Om voldoende beschikking over hoogcalorisch gas te hebben blijft het kabinet inzetten op invoer van LNG, het vullen van de gasopslagen en verdere energiebesparing. De afgelopen jaren was er steeds voldoende gas beschikbaar. Als de schaarste groter is, zal de prijs wel hoger zijn.
2.
Hoe weegt de regering bijvoorbeeld het gegeven dat Nederland zich langjarig afhankelijk zal maken van LNG leveranties van onder andere Qatar, een land dat een bedenkelijke reputatie erop nahoudt met de tot haar beschikking gestelde middelen niet-democratische doelen na te streven? Hoe verhoudt zich dat tot de waarden van Nederland en de Europese Unie zo vragen de fractieleden van JA21.
Nederland is al jaren een netto-importeur van gas en zal dit blijven. Afhankelijkheden worden waar mogelijk zo veel mogelijk afgebouwd, in de eerste plaats door besparing en verduurzaming, en daarnaast door diversifiëring van importstromen. De gas- en LNG-importen zijn op dit moment voornamelijk afkomstig uit Noorwegen, het VK, België en de VS. Er komt op dit moment niet of nauwelijks gas naar Nederland uit Qatar. Mogelijk zal het aandeel gas uit Qatar toenemen in de toekomst, maar het zal altijd onderdeel blijven van de bredere importmix.
Sinds het geleidelijk terugbrengen van de gaswinning uit het Groningenveld sinds 2014 is er sprake van toenemende afhankelijkheid van de import van gas. Dit weegt niet op tegen de risico’s die de inwoners van Groningen dagelijks lopen als gevolg van gecontinueerde gaswinning of blijvende onduidelijkheid over de toekomst van de gaswinning.
3.
De leden van de JA21-fractie vragen wat het milieueffect is van verschepingen van LNG richting Nederland. Deze leden zouden graag een meerjarig overzicht ontvangen. Zij vragen ook hoe deze impact zich verhoudt tot de Europese en Nationale doelstellingen inzake CO2.
Ik wil benadrukken dat de Nederlandse en Europese klimaatdoelen onverkort gelden. Nederland gaat echter niet over milieueffecten van schepen die op internationale wateren varen. Een meerjarig overzicht van de milieueffecten kan het kabinet dan ook niet leveren. Het kabinet zet wel in op het versnellen van de gaswinning uit kleine velden mede omdat de uitstoot van broeikasgassen die gepaard gaat met aardgasproductie en transport uit Nederlandse kleine velden veel lager is dan de uitstoot bij geïmporteerd gas.
4.
Graag zien de fractieleden van JA21 onderbouwd en beargumenteerd hoe de regering invulling heeft gegeven aan de gestelde criteria om thans over te gaan tot fase 2 (de definitieve sluiting Groninger gasveld).
In het huidige wetsvoorstel is er geen sprake van fasen 1 en 2 en een overgang tussen deze fasen. Deze fasen maakten deel uit van het wetsvoorstel zoals dat is geconsulteerd. Fase 1 betrof de fase waarin op waakvlamniveau gewonnen zou worden. Vorig jaar is op waakvlamniveau gewonnen. Dit is besloten per vaststellingsbesluit. Hierdoor verviel de noodzaak om fase 1 wettelijk te regelen.
De onderbouwing om tot definitieve sluiting over te gaan is uitgebreid terug te vinden in de memorie van toelichting. De huidige wet schrijft voor dat een afweging gemaakt moet worden tussen veiligheid voor omwonenden als gevolg van bodembeweging en veiligheid in de zin van leveringszekerheid. De laatste raming van GTS bevestigt dat de risico's voor leveringszekerheid dermate klein zijn geworden dat het kabinet de risico's die gepaard gaan met het nog langer openhouden van het veld zwaarwegender acht.
5.
De leden van de JA21-fractie willen graag weten waarom de regering versneld is overgaan tot het effectueren van fase 2. Is de regering het met de fractieleden van JA21 eens dat het handhaven van fase 1, en het dus op de waakvlam houden van de voorzieningen in het Groninger gasveld, in het licht van geopolitieke spanningen verstandiger is? Zo nee, welke steekhoudende en dus niet-emotie gedreven argumenten heeft de regering hiertegen?
Uit het eindrapport «Groningers boven gas» van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen, blijkt duidelijk wat de ernstige gevolgen zijn van de gaswinning voor de inwoners van Groningen. De sluiting is niet gebaseerd op emotiegedreven argumenten.
De sluiting van het Groningenveld is een lang verwacht en beoogd gevolg van de stappen die sinds 2018 zijn gezet om de gaswinning op zo kort mogelijke termijn volledig af te bouwen. Het kabinet heeft een afweging moeten maken tussen veiligheid voor omwonenden als gevolg van bodembeweging en veiligheid in de zin van leveringszekerheid en die afweging leidt tot het besluit het veld te sluiten. Dit besluit is genomen op basis van analyses, onderzoeken en adviezen van onder andere het Staatstoezicht op de Mijnen, GTS, de Mijnraad etc. Dit is terug te vinden in de memorie van toelichting op dit wetsvoorstel en in de opeenvolgende vaststellingsbesluiten. De emoties die Groningers dagelijks ervaren als gevolg van de gaswinning zijn reëel en niet te veronachtzamen.
6.
De Raad van State stelt in haar advies over het onderhavige wetsvoorstel, dat het veiligheidsbelang en het belang van leveringszekerheid onvoldoende expliciet zijn afgewogen. De fractieleden van JA21 vragen wat de regering heeft gedaan met dit kritische advies. Zij vragen hoe en met welke argumenten de regering de afwegingen heeft gemaakt.
Het advies van de Raad van State heeft betrekking op een vorige versie van dit wetsvoorstel, waarin nog sprake was van twee fases. De Raad van State vroeg naar de criteria om over te gaan op fase twee (definiteve sluiting). Het wetsvoorstel is daarna aangepast en regelt nu alleen de definitieve sluiting. In de memorie van toelichting staat toegelicht hoe de betrokken belangen zijn afgewogen.
7.
Wat zijn de verwachtingen van (de effecten van) de door Shell en Exxon aangespannen arbitragezaak? En is het, in het licht van de aangespannen arbitragezaak, verstandig om nu juist onomkeerbare besluiten te nemen, zo vragen de leden van de JA21-fractie.
Gelet op de procespositie van de Staat en de vertrouwelijkheid van de arbitrage kan niet worden ingegaan op de verwachtingen van (de effecten van) de arbitrageprocedure. In de vertrouwelijke briefing over deze arbitragezaak die gepland staat voor 21 mei a.s. kan hier wel aandacht aan worden geschonken. Deze arbitrageprocedure heeft evenwel geen enkel effect op het besluit van dit kabinet om het Groningenveld zo spoedig mogelijk te sluiten.
8.
Kan de regering inzicht geven in de verwachte gevolgen van de sluiting van het Groningen gasveld voor de Nederlandse energieprijzen op korte en lange termijn? Hoe beoordeelt de regering de risico's van mogelijke prijsstijgingen voor consumenten en bedrijven?
Het sluiten van het Groningenveld heeft naar verwachting geen effect op de energieprijzen. Ten eerste is de winning uit het Groningenveld de afgelopen jaren al teruggebracht naar lage niveaus en in het huidige gasjaar komt de winning al nagenoeg op nul uit. Met het sluiten van het veld valt er dus geen gasaanbod weg. Ten tweede is het besluit om zo snel mogelijk te sluiten al in 2018 aangekondigd en bekend bij marktpartijen. Ten derde is ook tijdens de energiecrisis altijd duidelijk gemaakt dat sluiting van het Groningenveld doorgang zou vinden. Tot slot is het door de liquide LNG-markt de vraag of Groningenproductie effect op de prijs zou hebben.
9.
De fractieleden van JA21 vragen hoe de beslissing om het Groningen gasveld te sluiten zich verhoudt tot de bredere Europese Energie-unie doelstellingen en de inzet op energieonafhankelijkheid en -veiligheid binnen de Europese Unie? Kan de regering toelichten hoe Nederland zijn verplichtingen en ambities binnen dit Europese kader blijft nastreven zo vragen deze leden.
De Europese Energie Unie stelt als doel gezamenlijk de energieleveringszekerheid veilig te stellen, door diversificatie van de import van energiebronnen en door op basis van solidariteit met elkaar samen te werken om de leveringszekerheid binnen de gehele Europese interne markt te garanderen. Het Groningenveld kan nu gesloten worden met behoud van de leveringszekerheid op nationaal en Europees niveau. Om dat mogelijk te maken heeft het kabinet al sinds 2018 een breed pakket aan maatregelen getroffen om Groningengas te vervangen door andere bronnen om de leveringszekerheid te garanderen, in lijn met het hiervoor geschetste Europese kader. Nederland zet zich in Europees verband zeer actief in voor leveringszekerheid in de hele EU. Tijdens de energiecrisis heeft Nederland net als andere EU-lidstaten maatregelen genomen om de leveringszekerheid te garanderen, bijvoorbeeld door adequate gasopslag en door de import van LNG te faciliteren middels het vergroten van de LNG-import capaciteit, ook ten behoeve van andere Europese lidstaten. Daarnaast neemt Nederland actief deel aan coördinatie tussen de Europese Commissie en EU-lidstaten om de leveringszekerheid op gas en elektriciteit te monitoren. Nederland blijft zich hiervoor inzetten en komt daarmee de verplichtingen uit de Energie Unie na.
10.
De leden van de JA21-fractie vragen of er een uitgebreide risicoanalyse is uitgevoerd met betrekking tot de potentiële gevolgen van de stopzetting van de gaswinning uit het Groningenveld voor de nationale veiligheid, met name in het licht van toenemende geopolitieke spanningen. Zo ja, kan de regering de bevindingen van deze analyse delen?
Ja, er is een uitgebreide afweging gemaakt tussen veiligheid voor Groningers en de veiligheid in de zin van leveringszekerheid. Dit is terug te lezen in de memorie van toelichting paragraaf 3. Deze afweging is ook jaarlijks gemaakt in het vaststellingsbesluit.
11.
Kan de regering uiteenzetten welke alternatieve maatregelen of bronnen van energievoorziening zijn overwogen om de leveringszekerheid van laagcalorisch gas op de lange termijn te waarborgen, zonder afhankelijkheid van instabiele of controversiële externe leveranciers zo vragen de leden van de JA21-fractie.
Voor de leveringszekerheid van laagcalorisch gas zijn in de afgelopen jaren diverse maatregelen genomen. Met de afbouw van de export, en afbouw van de nationale vraag door besparing, verduurzaming en de ombouw van de grootste afnemers, is en wordt de fysieke vraag naar laagcalorisch gas afgebouwd. Daarnaast zorgt de nieuwe stikstofinstallatie van GTS in Zuidbroek ervoor dat hoogcalorisch gas beter dan voorheen kan voorzien in de nog resterende vraag naar laagcalorisch gas.
Voor het voorzien in het hoogcalorisch gas dat nodig is om die resterende vraag naar laagcalorisch af te dekken is een groot aantal bronnen voorhanden: het gas uit onze kleine velden, Noors gas een het wereldwijde aanbod van LNG, dat niet alleen geïmporteerd wordt via de LNG-terminals in Nederland, maar bijvoorbeeld ook via België en het Verenigd Koninkrijk.
12.
Hoe waarborgt de regering de leveringszekerheid van gas op de lange termijn, gezien de onzekerheden rondom de aanvoer van hoogcalorisch gas en de capaciteit van de stikstofinstallaties, vooral in het licht van de geopolitieke spanningen en de oorlog in Oekraïne?
Er zijn in de afgelopen periode al diverse maatregelen genomen om de leveringszekerheid verder te borgen. De Tweede Kamer is de afgelopen twee jaar structureel periodiek over de verschillende genomen maatregelen geïnformeerd (zie o.a. Kamerstukken II, 29 023, nrs. 302, 308, 312, 337, 342, 418, 441, 442, 449 en de brief van 27 maart 2024). Deze maatregelen hebben enerzijds betrekking op het verminderen van de vraag: afbouw export laagcalorisch gas en zwaardere inzet op gasbesparing en verduurzaming. Maar er zijn ook maatregelen genomen om het aanbod te vergroten en diverser te maken, dit onder meer door de verdubbeling in 2022 van de LNG-importcapaciteit (door de aanleg van een tijdelijke LNG-terminal in de Eemshaven en vergroting van de import via de Gate terminal in Rotterdam) en de nog geplande verdere uitbreiding van de Gate terminal in 2026. Daarnaast zijn maatregelen genomen om het tijdig en adequaat vullen van de gasopslagen te waarborgen. Vulmaatregelen maken deel uit van het wetsvoorstel leveringszekerheid gas waar de Minister voor Klimaat en Energie momenteel de laatste hand aan legt, waarna het ter consultatie wordt uitgezet. Maatregelen op het vlak van de stikstofinstallaties zijn niet nodig. Met de ingebruikname van Zuidbroek II is de beschikbare capaciteit meer dan voldoende om te voorzien in de (afnemende) vraag naar laagcalorisch gas.
13.
De fractieleden van JA21 vragen of de regering kan uiteenzetten hoe zij de balans heeft gevonden tussen de wens om de gaswinning te stoppen en de economische gevolgen voor Nederland, gezien de historische bijdrage van het Groningenveld aan de Nederlandse welvaart?
Mede op basis van de raming die GTS op 31 januari 2024 heeft gepucliceerd acht ik het leveringszekerheidsrisico van sluiting van het Groningenveld zeer klein geworden. Zoals beschreven in de Kamerbrief van 23 juni 2023 over het ontwerpvaststellingsbesluit voor gasjaar 2023–2024, acht het kabinet een eventueel risico voor de leveringszekerheid als gevolg van de sluiting van het Groningenveld aanvaardbaar (Kamerstuk 33 529, nr. 1152). Hierbij is ook aangegeven dat in aanloop naar de sluiting zal worden gekeken naar mogelijke mitigerende maatregelen aan vraag- en aanbodzijde die kunnen worden getroffen. Vooralsnog lijken die niet nodig.
14.
De leden van de JA21-fractie vragen op welke juridische gronden de regering de beslissing baseert om de gaswinning uit het Groningenveld definitief te beëindigen, en hoe dit besluit zich verhoudt tot bestaande contracten en overeenkomsten met exploitanten en belanghebbenden.
Het huidige wetsvoorstel vormt na vaststelling door de wetgever (de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk) de juridische grondslag voor het beëindigen van de gaswinning uit het Groningveld. Het is ook in lijn met de op dit moment geldende wettelijke verplichting de winning uit het Groningenveld te minimaliseren. Alle bestaande contracten en overeenkomsten met exploitanten en belanghebbenden worden gerespecteerd.
15.
Hoe heeft de regering de afweging gemaakt tussen enerzijds het recht en de veiligheid van de Groningse bevolking en anderzijds de rechten van de exploitanten zoals de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) en de betrokken energiebedrijven, zo vragen de fractieleden van JA21.
Er is een afweging gemaakt tussen het algemeen belang (waaronder het vergroten van de veiligheid en het beschermen van de persoonlijke levensfeer van de bewoners in Groningen) en het eigendomsrecht van de vergunninghouder. De uitkomst van deze belangenafweging is dat het algemeen belang zwaarder weegt dan het belang van de vergunninghouder en dat dit een inmenging in het eigendomsrecht van de vergunninghouder rechtvaardigt. In paragraaf 6.1.3. van de memorie van toelichting is dit nader toegelicht.
16.
Welke praktische stappen en tijdlijnen heeft de regering vastgesteld voor de daadwerkelijke sluiting van het Groningenveld, en hoe realistisch zijn deze in het licht van technische en logistieke uitdagingen?
Na het aannemen van het wetsvoorstel rust er een verbod op het produceren van gas uit het Groningenveld. NAM zal dan verwijderingsplannen indienen om de resterende productielocaties, op een aantal observatieputten na, te ontmantelen en op te ruimen. Zodra een put wordt volgestort met beton, kan er geen gas meer uit worden geproduceerd. De verwachting is dat het een aantal jaren duurt voordat alle productieputten zijn volgestort.
17.
De fractieleden van JA21 vragen hoe de regering ervoor zorgt dat de nodige infrastructuur voor alternatieve energievoorzieningen, zoals stikstofinstallaties en LNG-importcapaciteit, tijdig en adequaat worden opgeschaald om de wegvallende gasvoorziening te compenseren.
Nederland bezit een zeer uitgebreide en robuuste gasinfrastructuur. Al sinds 2018 zijn diverse maatregelen in het gassysteem getroffen om de sluiting van het Groningenveld mogelijk te maken en ook daarna te voorzien in een robuust gassysteem. Aanvullend is ook een scala aan maatregelen getroffen om de fundamentele wijziging van gasstromen in Europa sinds de oorlog in Oekraïne met succes op te vangen. Gasstromen die eerst van (noord)oost naar west liepen, gaan nu van west naar (zuid)oost. Het Nederlandse gastransport heeft dit vrijwel zonder problemen kunnen accommoderen. Daarnaast heeft in 2022 een zeer snelle uitbreiding van de LNG-invoercapaciteit plaatsgevonden met het contracteren van twee drijvende LNG-terminal die nu in de Eemshaven liggen en met de uitbreiding van de doorvoercapaciteit van de GATE LNG-terminal, een terminal die in 2026 nog een extra uitbreiding zal kennen. Daarmee is de LNG-invoercapaciteit in 2022 verdubbeld van 12 naar 24 miljard m3/jaar en wordt deze in 2026 tenminste 28 miljard m3/jaar. Verdere uitbreiding van de stikstofcapaciteit is niet nodig. Met de recente ingebruikname van Zuidbroek II is deze ruim voldoende om te voorzien in de (afnemende) vraag naar laagcalorisch gas.
18.
Welke maatregelen treft de regering om de economische en sociale gevolgen voor de regio Groningen en de betrokken sectoren te mitigeren en hoe wordt de uitvoering hiervan gegarandeerd?
In Nij Begun is toegezegd dat het Rijk met de regio de handen ineenslaat om voor een periode van dertig jaar te investeren in brede welvaart in Groningen en Noord-Drenthe. Met een generatielange aanpak in de vorm van een sociale en een economische agenda biedt het kabinet nieuw toekomstperspectief aan de regio en haar inwoners. Deze aanpak geldt voor de hele provincie Groningen (inclusief Oost-Groningen, dat van oudsher lage scores heeft op sociaaleconomische indicatoren ten opzichte van regio’s), en de Noord-Drentse gemeenten Aa en Hunze, Tynaarlo en Noordenveld. Het doel is dat Groningen en Noord-Drenthe een aantrekkelijke plaats zullen zijn en blijven om te werken, leren, studeren en investeren. Een goede plek om te wonen, op te groeien en gezond oud te worden. En een gebied waarvan de unieke ruimtelijke kenmerken actief worden beschermd en versterkt.
Direct na het verschijnen van de kabinetsreactie zijn vanuit Groningen, Noord-Drenthe en het Rijk de handen ineengeslagen om vorm en inhoud te gaan geven aan de langjarige economische agenda. Het eerste resultaat is een gezamenlijk startdocument waarin op hoofdlijnen de mogelijke verschillende bouwstenen van een economische agenda zijn beschreven. Zo wordt er ingezet op de thema’s energie, gezondheid en landelijk gebied, evenals belangrijke randvoorwaarden zoals ondersteuning van het mkb en versterken van het lokale ondernemings- en vestigingsklimaat. Voor toekomstige projecten zoals gericht op verduurzaming van de industrie, het aantrekken van nieuwe groene bedrijvigheid, perspectief voor de landbouw, of ontwikkeling van gezondheidstechnologie geldt steeds dat ze zichtbaar positief verschil moeten maken voor de inwoners van Groningen en Noord-Drenthe. De grote publieke investeringen in Groningen en Noord-Drenthe moeten publieke baten hebben.
Een kwartiermaker zal op korte termijn van start gaan om in 2024 in brede afstemming met alle belanghebbenden een economische agenda uit te werken. Voor het economisch perspectief is tot 2055 in totaal circa € 4,5 miljard beschikbaar, waarvan € 3 miljard voor een investering van dertig jaar in sleutelprojecten voor economische structuurversterking. De overige middelen zijn zoals in Nij Begun beschreven onder meer voor ondersteuning van het mkb, acquisitie van bedrijvigheid en investeringen in weg- en spoorinfrastructuur.
De sociale agenda heeft als doel in dertig jaar het welzijn en de toekomst van de inwoners van Groningen en Noord-Drenthe structureel te verbeteren. Dhr. Henk Nijboer is per 6 december 2023 gestart als kwartiermaker voor de sociale agenda. Hij vult met een brede coalitie, dus samen met de Groningers, deze Sociale Agenda in.
Hij vult de Sociale Agenda in met een brede coalitie gevormd met onder andere bewoners, maatschappelijke organisaties, scholen, kennisinstellingen, de cultuursector, woningbouwcorporaties, zorgverleners, GGD, het bedrijfsleven, sociale partners, gemeenten, en ministeries. Met de Sociale Agenda zet ik in om in één generatie bijvoorbeeld de werkgelegenheid en de schooluitval in dit gebied naar het landelijke gemiddelde te brengen. We laten Groningen hierbij niet meer los. De Sociale Agenda kent vier speerpunten:
– Het verbeteren van de (mentale) gezondheid
– Het vergroten van de leefbaarheid en sociale cohesie
– Kansen voor kinderen, jongeren en de volgende generatie; en
– Arbeidsparticipatie en armoedebestrijding.
Voor de sociale agenda is eenmalig 500 miljoen euro en vanaf 2026 30 jaar lang 100 miljoen euro per jaar beschikbaar.
Voor zowel de economische als de sociale agenda zijn eenmalig en generatielang (2026–2055) extra middelen uitgetrokken. In de jaarlijkse Staat van Groningen zal over de uitvoering en de effecten van deze beide agenda's verantwoording worden afgelegd. Deze Staat van Groningen wordt wettelijk vastgelegd in de «Groningenwet».
De fractieleden van de SGP hebben met instemming kennisgenomen van het beëindigen van de gaswinning te Groningen. Toch hebben deze fractieleden enkele vragen, met name gericht op de toekomst, mede met het oog op onder andere de geopolitieke verhoudingen.
Zo heeft de oorlog in Oekraïne tezamen met de sabotage van de NordStream-pijpleiding tot een grote afname in de gasleveringen vanuit Rusland aan Noordwest Europa geleid. Dit resulteert in het (blijvend) wegvallen van de aanvoer van hoogcalorisch gas uit Rusland. De beschikbaarheid van voldoende hoogcalorisch gas is daarmee onzekerder geworden.
1.
De fractieleden van de SGP vragen de regering van welke landen we in de toekomst afhankelijk(er) worden, en zijn daar landen bij waarvan de leveringszekerheid onzeker is of kan worden?
Sinds het wegvallen van de aanvoer van gas uit Rusland, is het beleid van de EU en het kabinet erop gericht geweest om de import van gas zo veel mogelijk te diversifiëren, teneinde de afhankelijkheid van één specifieke leverancier zo veel mogelijk te voorkomen. Het wegvallen van de import van Russisch gas is opgevangen, met name doordat er extra gas vanuit de Verenigde Staten naar Nederland is gekomen in de vorm van LNG. Daarnaast is er meer gas geïmporteerd via België en het Verenigd Koninkrijk. Ook daarbij ging het veelal om gas dat daar in de vorm van LNG was ingevoerd, maar ook om Noors gas dat was aangevoerd via pijpleidingen.
Het is de verwachting dat deze wijziging in de gasstromen de komende jaren zal doorzetten. Dat betekent dat Nederland vooral afhankelijker wordt van de aanvoer van LNG. Hierbij geldt dat de partijen die importcapaciteit hebben in de Nederlandse LNG-terminals, werken op basis van een inkoopportfolio met LNG afkomstig uit diverse landen en hun LNG dus over de hele wereld inkopen. De LNG-markt is een wereldmarkt waar steeds meer aanbieders op actief worden. Dit versterkt de leveringszekerheid en maakt de afhankelijk van één bron, zoals voor grote delen van de EU vroeger het geval was met Rusland, kleiner. Op de mondiale markt geldt wel, dat de Verenigde Staten als grootste producent van LNG ter wereld een belangrijke rol zullen blijven spelen, dit naast een land als Qatar.
2.
Om het wegvallen van Russisch gas op te vangen, zet de regering in op gasbesparing, versnelde verduurzaming, het vergroten van de LNG-importcapaciteit, een versnellingsaanpak van gaswinning op de Noordzee, de gezamenlijke inkoop van gas in EU-verband, het versterken van relaties met gas-producerende landen, en het gevuld hebben van de gasopslagen voor minimaal 90% bij aanvang van de winter 2023–2024. Dit zijn interessante en op zich logische maatregelen, zo stellen de leden van de SGP-fractie.
Om het Groningenveld te kunnen sluiten zijn er sinds 2018 nog veel meer vergaande maatregelen genomen. Denk hierbij aan de bouw van de nieuwe stikstofinstallatie in Zuidbroek, de grootschalige ombouw in het buitenland waardoor de vraag naar laagcalorisch gas afneemt, de omzetting van de opslag Grijpskerk van hoogcalorisch- naar laagcalorisch gas, het vullen van Norg met geconverteerd H-gas
En we blijven de leveringszekerheid de komende jaren nauwgezet monitoren. Zoals eerder aangegeven wordt gekeken naar de mogelijke mitigerende maatregelen aan vraag- en aanbodzijde die kunnen worden getroffen. Vooralsnog lijken die niet nodig. Uw Kamer zal hierover in maart/april worden geïnformeerd.
3.
De fractieleden van de SGP vragen of deze maatregelen uitputtend zijn. Zo nee, welke aanvullende maatregelen zijn nog te voorzien? En zo ja, welke van deze maatregelen dragen toch een kwetsbaarheid bij zich?
4.
Welke capaciteit wordt bereikt met de genoemde maatregelen?
5.
De fractieleden van de SGP stellen dat in de memorie van toelichting staat: «De risico’s voor de leveringszekerheid worden namelijk in de loop van de tijd kleiner en mogelijke mitigerende maatregelen zijn dan nog verder in kaart gebracht.»10 Zij vragen of dit betekent dat deze maatregelen dan al uitvoerbaar zijn, of is dat vooral een theoretische exercitie?
Antwoord op vragen 3 tot en met 5.
Monitoring van leveringszekerheid en het zo nodig nemen van maatregelen om bij te sturen is een continu proces. Zoals eerder aangegeven wordt gekeken naar de mogelijke mitigerende maatregelen aan vraag- en aanbodzijde die kunnen worden getroffen. Vooralsnog lijken die niet nodig. Uw Kamer zal hierover in maart/april worden geïnformeerd. Daarbij wordt vanzelfsprekend betrokken hoe solide de maatregelen zijn, wat de omvang van het effect is en of ze uitvoerbaar zijn.
6.
De leden van de SGP-fractie vragen of de inzet van kernenergie ook onder de mitigerende maatregelen vallen die genomen kunnen worden om energie voor warmte te gebruiken?
Nee. Met mitigerende maatregelen wordt bedoeld eventuele maatregelen om de risico's voor leveringszekerheid die GTS constateert voor de komende jaren te mitigeren. De maatregelen moeten dus voor de winter van 2024 gerealiseerd kunnen worden. Een eventueel nieuw te bouwen kerncentrale maakt hier dus geen deel van uit.
7.
Het is heel duidelijk voor de fractieleden van de SGP: nieuwe gasboringen in Groningen zijn niet meer aan de orde. Voor 2023 en 2024 lijkt er inmiddels, mede door de invoercapaciteit die is georganiseerd, voldoende gas te zijn. De fractieleden van de SGP vragen of de leveringszekerheid op de lange termijn (komende 10, 30 en 50 jaar) ook is gegarandeerd?
8.
Stel dat Nederland door diverse omstandigheden, klimatologisch of geopolitiek, met ernstige tekorten heeft te kampen, welke opties zijn er dan om als land zelfvoorzienend te zijn, met inachtneming van het feit dat dit niet meer in Groningen zal zijn, zo vragen de fractieleden van de SGP.
9.
Zij vragen ook op welke wijze de regering zich op deze eventualiteit voorbereidt?
Antwoord op vragen 7 tot en met 9
Het kabinet zet zich te allen tijde in om de leveringszekerheid zo goed mogelijk te borgen. Dat geldt ook voor de lange termijn. In de toekomst zet het kabinet in op een duurzaam, betrouwbaar, betaalbaar en rechtvaardig energiesysteem waarin risicovolle afhankelijkheden sterk worden teruggebracht, zoals beschreven in het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) (Kamerstukken II 2023/24, 32 813, nr. 1319).
Dit doet het kabinet door zowel eigen productie te stimuleren, door het verder integreren binnen de EU en door nu al maatregelen te nemen om de leveringszekerheid van duurzame energiedragers te borgen. Het kabinet zet daarbij in op nieuwe importketens voor schone energie, waaronder waterstof(derivaten). Voor de zomer komt het kabinet nog met een brief over energiediplomatie aan de Tweede Kamer waarin verder op dit onderwerp zal worden ingaan.
Daarnaast wil het kabinet de toekomstige energiebehoefte van Nederland minder afhankelijk maken van de energie uit andere landen. Het streven is om de nationale productie van CO2-vrije elektriciteit ten minste de nationale consumptie te laten dekken. Daarnaast wordt een aanzienlijk deel van de benodigde waterstof in Nederland geproduceerd en komt de warmtevoorziening van warmtenetten uit binnenlandse bronnen. Ook de maatregelen die Nederland neemt voor energiebesparing maken ons minder afhankelijk van het buitenland.
Het tempo van de afbouw van fossiele energiedragers wordt mede bepaald door het tempo van de opbouw van duurzame alternatieven. In oktober komt het kabinet met de Energienota voor de Tweede Kamer waarin er verder ingegaan zal worden op de afbouwpaden voor fossiele energie, waaronder aardgas.
Indien Nederland te maken krijgt met een (dreiging van een) ernstige verstoring van de gasleveringssituatie (zoals in het geval van ernstige tekorten), dan kondigt de Minister een niveau van gascrisis af (vroegtijdige waarschuwing, alarm of noodsituatie). Dit heeft tot gevolg dat het BH-G in werking wordt gesteld. In dit noodplan, dat door Nederland is vastgesteld ter uitvoering van EU-verordening 2017/1938, zijn maatregelen opgenomen ter bestrijding van de verschillende en in ernst oplopende niveaus van gascrisis. Het doel van het BH-G is om (dreigende) ernstige verstoring van de gasleveringssituatie op te vangen zodat het gassysteem blijft functioneren en beschermde afnemers, zoals huishoudens, voorzien kunnen blijven van gas. Daartoe biedt het BH-G handelingsperspectieven.
10.
Nederland onderscheidt zich blijkbaar als serviceland dat in Europa de beste kwalitatieve capaciteit heeft om hoogcalorisch gas om te zetten naar laagcalorisch gas. Dit komt omdat Nederland een kwaliteitsloze gasmarkt heeft. Om die reden voorziet men niet dat er minder gas op de Nederlandse markt zou zijn. Buitenlandse leveranciers maken graag gebruik van deze Nederlandse service. Daarom is ook besloten om een nieuwe stikstofinstallatie te bouwen in Zuidbroek, ondanks dat de gaswinning wordt gestopt. De fractieleden van de SGP vragen of het mogelijk is dat andere landen ook stikstofinstallaties bouwen waardoor de stikstofinstallaties in Nederland overbodig worden in de Europese context?
De stikstofinstallaties zijn op termijn alleen nog nodig in en voor Nederland, om te voorzien in de vraag naar laagcalorisch gas. Frankrijk en Duitsland bouwen hun vraag naar laagcalorisch gas volledig af doordat ze alle eindafnemers omschakelen. België importeert per eind van dit jaar al geen laagcalorisch gas meer uit Nederland. De export naar Frankrijk en Duitsland neemt jaarlijks af en eindigt eind 2029. In Nederland wordt de vraag naar laagcalorisch gas ook over de hele linie afgebouwd, in de eerste plaats door besparing, verduurzaming en energietransitie maar ook door de ombouw van de grootste afnemers van laagcalorisch gas. Nederland heeft daarnaast de inzet van stikstofinstallaties vergroot omdat dit in de Nederlandse situatie (met miljoenen aansluitingen aangesloten op laagcalorisch gas) een snellere methode was om de afhankelijkheid van gas uit het Groningenveld te beëindigen dan het individueel omschakelen van alle afnemers.
11.
Zij vragen ten slotte hoe de regering aankijkt tegen de ontwikkeling van andere landen (Duitsland, Frankrijk en België) die juist afschalen op laagcalorisch gas? Immers ontstaat er dan minder behoefte aan de stikstofinstallaties in Nederland.
Ja, die behoefte daalt. Er is op termijn alleen nog behoefte aan stikstofinstallaties voor de levering van gas aan afnemers in Nederland. De ontwikkeling van de ombouw in onze buurlanden is zeer positief: de ombouw gaat sneller dan gepland. Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 10 duurt de afbouw van de vraag naar laagcalorisch gas in Nederland langer. Hierover wordt tweemaal per jaar gerapporteerd aan de Tweede Kamer.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, J.A. Vijlbrief
Validatie «Advies benodigde Groningencapaciteiten en -volumes ten behoeve van leveringszekerheid voor gasjaar 2023/2024», DNV, 31 januari 2023.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36441-D.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.