32 849 Mijnbouw

Nr. 208 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2021

Op 8 juli 2019 (Kamerstuk 32 849, nr. 188) heeft de toenmalige Minister van Economische Zaken en Klimaat de Tweede Kamer geïnformeerd over het streven om te komen tot een landelijke aanpak voor de afhandeling van schade door bodembeweging als gevolg van mijnbouwactiviteiten (hierna: mijnbouwschade), anders dan door gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslag Norg. Uitgangspunt van de landelijke aanpak is om tot een laagdrempelige, transparante en snelle afhandeling van mijnbouwschade te komen, waarbij de burger centraal staat en ontzorgd wordt. De aanpak is er namelijk op gericht om de ongelijkheid tussen schademelder en mijnbouwonderneming, die voortvloeit uit het verschil in beschikbare kennis en (financiële) middelen, te verminderen en schademelders bij de afhandeling van mijnbouwschade te ontzorgen via de onafhankelijke Commissie Mijnbouwschade.

Met deze brief informeer ik u over de voortgang van de landelijke aanpak bij de afhandeling van mijnbouwschade als gevolg van de opslag en winning van olie en gas in of uit kleine velden en de voorgenomen uitbreiding naar zoutwinning, geothermie en de voormalige steenkolenwinning.

Voortgang landelijke aanpak afhandeling mijnbouwschade

Sinds 1 juli 2020 is de onafhankelijke Commissie Mijnbouwschade operationeel en kunnen woningeigenaren en kleine bedrijven meldingen van mogelijke mijnbouwschade als gevolg van de opslag of winning van olie of gas in of uit kleine velden bij deze Commissie indienen. De Commissie Mijnbouwschade doet naar aanleiding van de meldingen onderzoek naar de oorzaak en omvang van de schade en brengt daarover advies uit aan de schademelder en het betreffende mijnbouwbedrijf. De Commissie Mijnbouwschade neemt daarmee in feite de bewijslast van schademelders over, waardoor schademelders worden ontzorgd. De adviezen van de Commissie Mijnbouwschade zijn bindend voor mijnbouwbedrijven, maar niet voor schademelders. Dit betekent dat mijnbouwondernemingen op basis van een overeenkomst die zij hebben met de Staat verplicht zijn om tot uitbetaling van geadviseerde schadevergoedingen over te gaan. Schademelders behouden de mogelijkheid – indien zij het niet eens zijn met het advies van de Commissie Mijnbouwschade – om een vordering tot schadevergoeding in te stellen bij de burgerlijk rechter.

Op 28 mei 2021 heb ik het eerste jaarrapport van de Commissie Mijnbouwschade ontvangen. Daarin beschrijft de Commissie Mijnbouwschade onder meer de procedure, werkwijze en de beoordelingsmethodiek die zij hanteert. Ook geeft de Commissie Mijnbouwschade in het jaarrapport weer dat zij in de periode van 1 juli 2020 tot en met 31 december 2020 in totaal 173 schademeldingen heeft ontvangen. In de periode 1 januari 2021 tot en met 30 april 2021 zijn daar nog eens 187 schademeldingen bij gekomen, waardoor het totaal aantal schademeldingen van 1 juli 2020 tot en met 30 april 2021 op 360 uitkomt. Van de 360 schademeldingen zijn er 272 schademeldingen overgedragen aan een ander loket, zoals het Instituut Mijnbouwschade Groningen. 18 schademeldingen zijn ingetrokken of niet in behandeling genomen. De Commissie Mijnbouwschade heeft 70 schademeldingen in behandeling genomen. Bij 21 meldingen is er een conceptadvies uitbracht en bij 20 een definitief advies. Het jaarrapport 2020 vindt u in de bijlage1 en voor het meest actuele overzicht van het aantal schademeldingen verwijs ik u naar de website van de Commissie Mijnbouwschade2.

Rond de zomer 2021 zal de eerste jaarlijkse evaluatie naar de schadeafhandeling door de Commissie Mijnbouwschade worden uitgevoerd, in lijn met artikel 7, eerste lid, van het Instellingsbesluit Commissie Mijnbouwschade en de toezegging aan lid Sienot van de toenmalig Minister van Economische Zaken en Klimaat tijdens het AO Mijnbouw/Groningen van 24 juni 2020 (Kamerstukken 33 529 en 32 849, nr. 796). De ervaringen van schademelders zullen worden meegenomen in deze evaluatie, om inzicht te krijgen hoe schademelders het contact met de Commissie en de behandeling van hun schadeverzoek hebben ervaren. Hiermee wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Dik Faber c.s. (Kamerstuk 33 529, nr. 736). Daarnaast zal bij de evaluatie onderzocht worden hoe de overeenkomst met de mijnbouwbedrijven functioneert. Daarmee geef ik uitvoering aan de toezegging van de toenmalig Minister van Economische Zaken en Klimaat tijdens het VAO Mijnbouw/Groningen van 11 maart 2020 aan lid Dik-Faber (Handelingen II 2020/21, nr. 62, item 5). Ook zal bij de evaluatie naar aanleiding van eerder geuite zorgen van IPO en VNG worden gekeken in welke mate de schadeafhandeling via de Commissie Mijnbouwschade tot een rechtvaardige en transparante afhandeling van mijnbouwschade heeft geleid, waarbij de burger centraal staat.

Tot slot zal in de evaluatie aandacht worden besteed aan de samenwerking tussen de Commissie Mijnbouwschade en het Instituut Mijnbouwschade Groningen. Op voorhand is het bij schademeldingen in Groningen, Friesland of Drenthe niet altijd duidelijk of de schade mogelijk het gevolg is van bodembeweging door het Groningveld of de gasopslag Norg (bevoegdheid Instituut Mijnbouwschade Groningen) of door kleine velden (bevoegdheid Commissie Mijnbouwschade). Daarom vind ik het van groot belang dat de instanties nauw samenwerken vanuit de één-loket-gedachte. Goede afstemming is essentieel om te voorkomen dat schademelders in deze gebieden tussen wal en schip belanden. Ik vind het daarom goed dat de Commissie Mijnbouwschade en het Instituut Mijnbouwschade Groningen werkafspraken hebben gemaakt over de onderlinge samenwerking en dat deze afspraken op korte termijn nader zullen worden vastgelegd in een overeenkomst tussen de twee instanties. In de evaluatie zal worden onderzocht of deze samenwerking in de praktijk naar tevredenheid verloopt.

Uitbreiding naar zoutwinning, geothermie en voormalige steenkolenwinning

Ik streef ernaar om de landelijke aanpak voor afhandeling mijnbouwschade uit te breiden naar zoutwinning, geothermie en de voormalige steenkolenwinning. Hiervoor is per sector een protocol en overeenkomst nodig. Het protocol, dat wordt toegevoegd aan het Instellingsbesluit van de Commissie Mijnbouwschade, regelt daarbij het proces voor schadeafhandeling voor de betreffende sector en de overeenkomst zorgt ervoor dat de mijnbouwondernemingen in de sector zich binden aan het advies dat de Commissie over de schade uitbrengt. Het Instellingsbesluit van de Commissie Mijnbouwschade, waarvan het protocol voor olie- en gaswinning uit kleine velden onderdeel uitmaakt, en de overeenkomst met de mijnbouwondernemingen voor de kleine velden vormen het uitgangspunt voor de afspraken met de overige sectoren.

Zoutwinning

Recent is er met de zoutbedrijven overeenstemming bereikt over het uitbreiden van de landelijke aanpak van afhandeling van mijnbouwschade naar de zoutsector. Dit gebeurt door de wijziging van het Instellingsbesluit van de Commissie Mijnbouwschade, waarmee er een schadeprotocol voor zoutwinning wordt toegevoegd, en een overeenkomst met de zoutbedrijven. Voorafgaand aan de vaststelling van de wijziging van het instellingsbesluit en daarin opgenomen protocol zijn de Technische Commissie Bodembeweging, IPO, VNG, de Stichting Behoud Historisch Harlingen geconsulteerd en de waterschappen die te maken hebben met bodemdaling als gevolg van zoutwinning geraadpleegd. Vanaf 1 november 2021 kunnen woningeigenaren en kleine bedrijven die mogelijk mijnbouwschade hebben als gevolg van zoutwinning hiervan melding doen bij de Commissie Mijnbouwschade. Het proces van schadeafhandeling bij mijnbouwschade door zoutwinning is op hoofdlijnen hetzelfde als bij het proces van mijnbouwschade door de opslag en winning van olie en gas in of uit kleine velden. Er zijn echter drie aanvullingen.

De eerste aanvulling bij het proces van schadeafhandeling voor zoutwinning is dat de Commissie Mijnbouwschade schademelders de mogelijkheid biedt om desgewenst − voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van hun schademelding door de Commissie Mijnbouwschade − in gesprek te treden met het zoutbedrijf. Het doel hiervan is om te kijken of de schade op informele wijze tussen de twee partijen kan worden afgehandeld. Omdat zoutwinning een sterk regionaal karakter heeft, hechten zoutbedrijven eraan om, met name bij kleinere schades, snel passende oplossingen te kunnen bieden. Voor de schademelder kan deze informele wijze van schadeafhandeling gunstig zijn omdat zijn schademelding op deze manier sneller en eenvoudiger kan worden afgehandeld. De schademelder kan zich tijdens dit proces laten bijstaan door een onafhankelijke procesbegeleider. Hier zijn geen kosten aan verbonden. Er kan van deze informele wijze van afhandeling van schade alleen sprake zijn indien zowel de schademelder als de mijnbouwonderneming dit wenselijk achten. De schademelder kan ook tijdens de informele schadeafhandeling aan de Commissie Mijnbouwschade aangeven het informele schadeafhandelingsproces te willen beëindigen en de Commissie te verzoeken om de schade in behandeling te nemen.

De tweede aanvulling betreft de mogelijkheid voor de Commissie om uit eigen beweging of op verzoek van de schademelder of het zoutbedrijf een andere partij in de gelegenheid te stellen om een zienswijze te geven op een conceptadvies van de Commissie. Deze mogelijkheid is opgenomen omdat zoutwinning kan leiden tot bodemdaling en bodemstijging, maar bodemdaling en bodemstijging ook (gedeeltelijk) andere oorzaken kunnen hebben, zoals bijvoorbeeld maatregelen die zijn genomen door een waterschap of een andere derde partij.

De derde aanvulling is dat in het protocol is geëxpliciteerd dat de Commissie niet alleen de schademelder de gelegenheid biedt om, in het kader van zijn schademelding, gegevens en stukken te overleggen, maar ook het zoutbedrijf. Dit is in de praktijk ook mogelijk bij de afhandeling van mijnbouwschade als gevolg van de opslag of winning van olie of gas in of uit kleine velden, maar in het schadeprotocol voor de opslag of winning van olie of gas in of uit kleine velden is dit niet nadrukkelijk vastgelegd. De mogelijkheid voor zoutbedrijven om stukken en gegevens aan te leveren maakt onderdeel uit van een zorgvuldige voorbereiding van het advies.

De wijziging van het Instellingsbesluit en de overeenkomst met de zoutbedrijven treedt in werking op 1 november 2021. De komende maanden zullen door de Commissie Mijnbouwschade gebruikt worden om de inwerkingtreding voor te bereiden, waaronder het nader vormgeven van de samenwerking met het Instituut Mijnbouwschade Groningen zodat schademelders uit Groningen of één van de omliggende regio’s snel en zorgvuldig kunnen worden geholpen. De wijziging van het Instellingsbesluit van de Commissie Mijnbouwschade waarmee het protocol wordt vastgesteld en de overeenkomst met de zoutbedrijven zijn als bijlagen3 toegevoegd aan deze brief.

Geothermie

Geothermie is een relatief jonge sector die sterk in ontwikkeling is. Waar de installaties nu nog vooral aardwarmte leveren aan de glastuinbouw, heeft aardwarmte de potentie om op termijn in ongeveer 26% van de totale warmtevraag in de gebouwde omgeving te voorzien4. Om dit te bereiken is er een versnelling in het aantal geothermieprojecten nodig. Gelet op de verwachte uitbreiding van geothermie in de gebouwde omgeving vind ik het van belang dat ook deze sector onderdeel wordt van de landelijke aanpak voor schadeafhandeling, waarbij schademelders via de Commissie Mijnbouwschade worden ontzorgd. Hoewel het risico op schade bij aardwarmte zeer gering is, hecht ik er aan om woningeigenaren en kleine bedrijven de zekerheid te kunnen bieden dat áls er schade aan gebouwen ontstaat, deze schade op eenvoudige en transparante wijze verhaald kan worden. Daarom ben ik met de sector in gesprek over een schadeprotocol en overeenkomst voor aardwarmte. Ik streef ernaar om in het najaar van 2021 tot afspraken te komen.

Voormalige steenkolenwinning

Waar geothermie nog volop in ontwikkeling is, is steenkolenwinning in Nederland al enkele decennia geleden gestopt. Ondanks dat de winning is beëindigd, kunnen er nog steeds na-ijlende effecten optreden die leiden tot schade aan gebouwen. De rechtsopvolgers van voormalige steenkolenbedrijven zijn aansprakelijk voor deze schade, tenzij de schadeveroorzakende gebeurtenis langer dan 30 jaar geleden is beëindigd5. Daarom ben ik met de provincie Limburg, het Calamiteitenfonds en rechtsopvolgers van voormalige steenkolenbedrijven in gesprek om tot een schadeprotocol en overeenkomst te komen voor de afhandeling van mijnschade als gevolg van voormalige steenkolenwinning. Mijn inzet is om in het najaar van 2021 tot afspraken te komen.

Gelijktijdig werk ik aan een nieuwe voorziening waaruit mijnbouwschade door voormalige steenkolenwinning betaald of hersteld kan worden voor gevallen waarin er niet langer een aansprakelijke partij is. Op dit moment kunnen burgers een verzoek tot vergoeding van schade indienen bij het Waarborgfonds Mijnbouwschade als er geen rechtsopvolger van het steenkolenbedrijf meer is. Echter, een vergoeding vanuit het Waarborgfonds Mijnbouwschade vind ik in deze gevallen niet passend. Het Waarborgfonds wordt namelijk gevuld door bijdragen van mijnbouwbedrijven uit de olie-, gas- en zoutsector. Deze bedrijven hebben niets te maken gehad met de voormalige steenkolenwinning. Daarom wil ik voor mijnbouwschade door voormalige steenkolenwinning een nieuwe voorziening inrichten. Deze voorziening wil ik zodanig vormgeven dat deze ook aangewend kan worden voor eventuele verjaarde mijnbouwschade. Daarmee wil ik voorkomen dat burgers met mijnbouwschade achterblijven. Ik verwacht deze voorziening in het najaar te kunnen treffen, medeafhankelijk van het beschikbare budget. In de tussentijd blijft het Calamiteitenfond Mijn(water)schade actief om een oplossing te bieden voor ernstige gevallen van mijnbouwschade in Limburg.

Tot slot

In deze brief heb ik uw Kamer geïnformeerd over de stand van zaken bij de landelijke aanpak voor de afhandeling van mijnbouwschade als gevolg van de opslag en winning van olie en gas in of uit kleine velden en de voorgenomen uitbreiding daarvan naar zoutwinning, geothermie en de voormalige steenkolenwinning. In de brief heb ik aangegeven dat ik ernaar streef om in het najaar van 2021 tot afspraken over een schadeprotocol en overeenkomst te komen voor voormalige steenkolenwinning en geothermie. Mocht overeenstemming met deze sectoren uitblijven dan zal worden bezien of alternatieve maatregelen gewenst zijn.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, S.A. Blok


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Nieuwbericht: »Wie behandelt welke schade» van 11 mei 2021, beschikbaar via: https://www.commissiemijnbouwschade.nl/actueel/nieuws/2021/05/11/wie-behandelt-welke-schade

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Berenschot; WARM – Waarde van Aardwarmte en Regionale Mogelijkheden. September 2020; pag. 4.

X Noot
5

Kamerstuk 32 849, nr. 206

Naar boven