36 410 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024

Nr. 70 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juni 2024

Op 12 juni as. voer ik een wetgevingsoverleg met de vaste Kamercommissie Koninkrijksrelaties over het Jaarverslag en de Slotwet Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2023. Met deze brief informeer ik uw Kamer over de stand van zaken op diverse onderwerpen op het terrein van de Koninkrijksrelaties. Op verzoek van uw Kamer ga ik in op hoe ik de rol van de bewindspersoon belast met de coördinatie van het rijksbeleid ten aanzien van Caribisch Nederland zie en hoe ik deze in de afgelopen kabinetsperiode heb ingevuld.

Daarnaast informeer ik uw Kamer over de stand van zaken op een aantal andere onderwerpen:

  • De definitieve afsprakenlijst conferentie WolBES-FinBES;

  • Het Bestuursakkoord Bonaire;

  • De uit te voeren periodieke rapportage (voorheen beleidsdoorlichting) over artikel 4 van de begroting Koninkrijksrelaties;

  • Aankondiging van een onderzoek naar tussen 2016 en 2023 verstrekte bijzondere uitkeringen aan Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • Het Bestuurlijk akkoord Aruba;

  • Instemming hoofdlijnenakkoord Ennia;

  • Stand van zaken van verschillende moties en toezeggingen.

Naar alle waarschijnlijkheid is het WGO van 12 juni as. mijn laatste parlementaire verplichting als Staatssecretaris voor Koninkrijksrelaties. Tot slot van de brief reflecteer ik daarom nog kort op mijn gehele ambtsperiode.

De coördinerende rol van BZK voor Caribisch Nederland

Door een intensieve samenwerking met de eilanden zijn de afgelopen jaren belangrijke stappen gezet. Het verhogen van het minimumloon, de verlaging van de kosten van levensonderhoud en de stappen die bij Voorjaarsnota 2024 zijn gemaakt in de financiële verhoudingen, zijn daarvan voor mij belangrijke voorbeelden. Coördinatie van rijksbeleid is daarbij van groot belang. Ik heb daarom vanaf het begin van mijn ambtsperiode veel energie gestoken in de coördinatie van rijksbeleid ten aanzien van Caribisch Nederland.

De coördinerende rol van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) staat nadrukkelijk in de belangstelling. Recent schenkt de Algemene Rekenkamer daar in haar rapport bij het jaarverslag over 2023 aandacht aan (net als voorgaande jaren). Ook de Tweede Kamer heeft via de motie van het lid Van den Berg c.s. bij het jaarverslag 20221 aandacht gevraagd voor hoe de coördinerende rol/regierol van het Ministerie van BZK ten aanzien van Caribisch Nederland kan worden versterkt.

Het afgelopen jaar heb ik u veelvuldig geïnformeerd over de vorderingen die zijn gemaakt op verschillende dossiers in Caribisch Nederland. De coördinerende rol/regierol van mij als bewindspersoon en hiermee het Ministerie van BZK was hierin een belangrijke factor. Dit ook mede naar aanleiding van het verschijnen van het rapport «eilandelijke taken en middelen» van IdeeVersa, het advies van de Raad voor het Openbaar Bestuur over dat rapport en de bespreking van de eilandelijke taken en middelen tijdens de bestuurlijke werkconferentie over de herziening van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WolBES) en de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (FinBES).2

Hieronder ga ik in op de volgende thema’s waarin de coördinerende rol/regierol van het Ministerie van BZK nadrukkelijk tot uiting komt, namelijk:

  • 1. Op basis van wet- en regelgeving;

  • 2. In relatie tot de financiële verhoudingen;

  • 3. Richting de eilanden van Caribisch Nederland;

  • 4. Interdepartementaal (onder meer toepassing comply or explain);

  • 5. In relatie tot de inhoudelijke opgaven.

De bovenstaande volgorde is niet toevallig gekozen. Het startpunt is de wet- en regelgeving, die in de basis vergelijkbaar is met wet- en regelgeving in Europees Nederland. Hierbij merk ik op dat de coördinatie van bijvoorbeeld inhoudelijke opgave in de praktijk veel meer vraagt voor Caribisch Nederland dan voor Europees Nederland het geval is. Verder zal ik in het vervolg toelichten op welke onderdelen nog stappen dienen te worden genomen.

1. Op basis van wet- en regelgeving

Op basis van wet- en regelgeving zijn de bevoegdheden van de bewindspersoon belast met Koninkrijksrelaties ten opzichte van Caribisch Nederland vergelijkbaar met die richting gemeenten en provincies. Onder meer de volgende wettelijke bevoegdheden zijn van toepassing als het gaat om coördinatie:

  • De Minister van BZK3 is op grond van artikel 211, eerste lid WolBES belast met de coördinatie van het rijksbeleid dat Bonaire, Sint Eustatius en Saba raakt;

  • Kosten voor medebewindstaken die aan de Caribische openbare lichamen worden opgelegd, dienen op grond van artikel 136 derde lid WolBES vergoed te worden;

  • Indien beleidsvoornemens van het Rijk leiden tot een wijziging van de uitoefening van taken of activiteiten door de openbare lichamen wordt conform artikel 87 van de wet Financiën openbare lichamen Bonaire Sint Eustatius en Saba in een afzonderlijk onderdeel van de bijbehorende toelichting met redenen omkleed en met kwantitatieve gegevens gestaafd welke de financiële gevolgen zijn voor de openbare lichamen.

Deze wettelijke instrumenten komen nagenoeg overeen met de artikelen in de gemeentewet en de financiële verhoudingswet van Europees Nederland. Hieruit volgt – net als in Europees Nederland – dat departementen zelf (ook budgettair) verantwoordelijk zijn en daarbij ministeriële verantwoordelijkheid dragen. Dat betekent dat er andere afwegingen gemaakt kunnen worden, die wellicht vanuit het licht bezien van de coördinerende rol ten aanzien van Caribisch Nederland minder wenselijk zijn.

2. In relatie tot de financiële verhoudingen

Als het gaat om mijn coördinerende rol ten aanzien van de financiële verhoudingen en specifiek mijn verantwoordelijkheid als beheerder van het BES-fonds, zijn er naar aanleiding van het rapport «eilandelijke taken en middelen» van IdeeVersa belangrijke stappen gezet. In mijn brief naar aanleiding van de Voorjaarsnota 2024 en de vrije uitkering4 heb ik uw Kamer uitvoerig geïnformeerd over de stappen en vervolgstappen die genomen zijn ten aanzien van de financiële verhoudingen. Naast de toevoeging van € 18,1 mln. aan het BES-fonds, inclusief de invoering van de BBP-systematiek, wordt gewerkt aan het verbeteren van de inzichtelijkheid en het onderhoud van het BES-fonds. Er wordt vervolgonderzoek gedaan naar investering, onderhoud en vervanging van de fysieke infrastructuur. Een duurzame bekostiging hiervan is essentieel voor de opgaven ten aanzien van de economie, connectiviteit, natuur- en milieubeheer en klimaatadaptie- en mitigatie. Dit zijn allemaal opgaven die ik ook vanuit mijn inhoudelijke coördinerende rol van groot belang vind. Daarnaast ga ik nader in gesprek met de andere departementen om te verkennen welke bijzondere uitkeringen structureel gemaakt dienen te worden, omdat er voor sommige van die uitkeringen sprake is van structurele taken. Ook zal daarbij worden gekeken of bijzondere uitkeringen gebundeld kunnen worden of kunnen worden overgeheveld naar de vrije uitkering. Met deze stap vervul ik het tweede deel van de motie van de leden Van den Berg en Wuite5 om meer inzet te plegen om de zelfredzaamheid en de beleidsvrijheid van de openbare lichamen te vergroten. Ik richt mij met het onderzoek naar de fysieke infrastructuur en de bijzondere uitkeringen op de Voorjaarsnota 2025.

Verder verstrekt mijn ministerie ook inzicht in financiële geldstromen aan Caribisch Nederland vanuit de verschillende ministeries. Zo maakt BZK bij zowel de begroting als bij het jaarverslag een overzicht rijksuitgaven Caribisch Nederland. Hiermee krijgen beide Kamers integraal overzicht van alle uitgaven aan Caribisch Nederland. Om de Kamer nog beter mee te nemen in de financiën van de openbare lichamen ben ik voornemens om vanaf 2025 jaarlijks een integraal overzicht financiën Caribisch Nederland op te gaan stellen.6 In de integrale rapportage zal aan de hand van een set kengetallen een beeld worden geschetst van de financiële positie van de openbare lichamen. Daarnaast zal inzicht worden geboden in de verschillende inkomstenbronnen van de openbare lichamen, waaronder de verschillende soorten uitkeringen die de eilanden vanuit het Rijk ontvangen.

Verder zie ik erop toe dat de openbare lichamen het financieel beheer op een adequaat niveau brengen en vervolgens houden. Alle drie de openbare lichamen werken aan de hand van verbeterplannen aan het verder optimaliseren van het financieel beheer. Dit ziet zowel op de systemen die worden gebruikt als de training van medewerkers. Voor Sint Eustatius moeten deze werkzaamheden ertoe leiden dat er over de jaarrekening 2024 een goedkeurende verklaring kan worden afgegeven door de externe accountant. Het College financieel toezicht BES (Cft BES) adviseert mij daarbij als onafhankelijk adviesorgaan als het gaat om de financiën van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Jaarlijks informeer ik de Tweede Kamer over de stand van het financieel- en begrotingsbeheer en de verbeterplannen van de openbare lichamen.

Tenslotte zal ik, zoals vermeld in de verzamelbrief voorafgaand aan het BES-debat op 2 april jl.7 en de brief naar aanleiding van de Voorjaarsnota,8 analoog aan het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (Bofv) in Europees Nederland, een Caribische variant organiseren. In dit overleg kunnen zwaarwegende (financiële) dossiers op bestuurlijk niveau met de openbare lichamen geagendeerd worden, waarbij afhankelijk van de agenda het overleg kan worden aangevuld met deelnemers van andere departementen. Een dergelijk overleg kan ook bijdragen aan betere prioritering van taken en initiatieven die er zijn ten dienste van de ontwikkeling van de eilanden. Belangrijke uitgangspunten die ik nastreef ten aanzien van de financiële verhoudingen met Caribisch Nederland en zo ook door middel van het Bofv Caribisch Nederland zijn:

  • De openbare lichamen moeten in staat worden gesteld om hun taken adequaat, structureel en zo zelfstandig mogelijk te kunnen uitvoeren;

  • De openbare lichamen moeten kunnen beschikken over de noodzakelijke uitvoeringskracht om hun taken te kunnen uitvoeren;

  • De uitvoering van taken moet gepaard gaan met zo min mogelijk bureaucratische lasten en regeldruk voor en tussen de openbare lichamen en de Rijksoverheid en

  • Het bijhorende financiële stelsel moet zo robuust mogelijk zijn.

3. Richting de eilanden

Richting de eilanden vul ik mijn coördinerende rol in middels de zogeheten bestuursakkoorden. De bestuursakkoorden die worden afgesloten met de eilandbesturen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba hebben als doel om de samenwerking en de verhoudingen tussen deze eilanden en de Rijksoverheid te bevorderen. De belangrijkste doelen zijn hierbij:

  • Het gezamenlijk stellen van prioriteiten, inclusief afspraken over wat er nodig is om deze ambities te behalen en tijdlijnen om het werk te faseren, gelet op het feit dat niet alles tegelijkertijd kan;

  • Het bevorderen van goed bestuur, het versterken van de uitvoeringskracht en de verdere ontwikkeling van de ambtelijke apparaten openbare lichamen;

  • Het versterken van de onderlinge samenwerking tussen de eilanden en met de Rijksoverheid;

  • Het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening aan de inwoners van de eilanden;

  • Het stimuleren van economische ontwikkeling en het versterken van bestaanszekerheid, sociale voorzieningen en duurzaamheid op de eilanden.

De bestuursakkoorden zijn voor mij in de afgelopen jaren dan ook belangrijke instrumenten gebleken om de samenwerking en de relatie tussen Caribisch Nederland en Europees Nederland te versterken en om de belangen van de inwoners van de eilanden te behartigen, hetgeen heeft geleid tot zichtbare resultaten op de eilanden.9 Tegelijkertijd leren wij van de uitvoering van deze akkoorden en zien we nog kansen voor verdere ontwikkeling. Eind vorig jaar zijn de hernieuwde bestuursakkoorden met Sint Eustatius en Saba afgesloten en op 29 mei jl. heb ik met Bonaire een nieuw bestuursakkoord afgesloten.

4. Coördinerende rol interdepartementaal

Naar aanleiding van het rapport van de Raad van State/IBO uit 201910 is de coördinerende functie van het Ministerie van BZK en het Caribisch gebied versterkt. Er is een bewindspersonenoverleg ingericht, waarin belangrijke beleidsvraagstukken – bijvoorbeeld op het sociale domein – worden besproken. Op ambtelijk niveau staat de Stuurgroep Caribische delen van het Koninkrijk centraal en is deze verder uitgebreid met een structureel directeuren- en coördinatorenoverleg. Dit zorgt ervoor dat relevante ontwikkelingen, knelpunten, wet- en regelgeving en grote opgaven in samenhang kunnen worden besproken.

Een voorbeeld van een belangrijk onderwerp hierbij vanuit mijn coördinerende rol richting andere bewindspersonen is de toepassing van het principe van comply or explain. Het belangrijkste uitgangspunt van comply or explain is dat alle beleidsintensiveringen en de daaruit voortvloeiende wetgeving en/of financiële consequenties van toepassing (zullen) zijn voor Caribisch Nederland, tenzij er redenen zijn om dat niet te doen. Dit kan betekenen dat de omstandigheden maatwerk vragen, om hiermee alsnog het gewenste resultaat te bereiken in Caribisch Nederland. Voor het aanbrengen van maatwerk spelen zaken als uitvoerbaarheid en onderlinge samenhang en voor zowel departementen als openbare lichamen een grote rol. Het leveren van maatwerk dat aansluit op de lokale context is van groot belang. Dit overstijgt het belang van aansluiting bij de Europees Nederlandse regelingen of stelsels. Er is maatwerk nodig, gebaseerd op weloverwogen keuzes. Maatregelen moeten immers worden beoordeeld op het effect voor de inwoners van Caribisch Nederland. Middels de overlegstructuren zoals hierboven genoemd en in te vullen criteria voor stukken richting de minister- en onderraden bewaak ik dit principe. Al geldt hier nog steeds ook de ministeriële verantwoordelijkheid van de departementen en is ook hier de controlerende rol van de Tweede Kamer van belang.

Voor een uitgebreide toelichting op de toepassing van het principe van «comply or explain» verwijs ik uw Kamer naar mijn eerdere brief van 23 juni 2023.11 Daarnaast worden op dit moment de betreffende handboeken hierop aangepast (Draaiboek voor de regelgeving, Aanwijzingen voor de regelgeving en het Beleidskompas). Tot slot heb ik uw Kamer bij schrijven d.d. 26 april jl.12 een totaaloverzicht van alle wetgeving die van toepassing is in Caribisch Nederland doen toekomen. Daarbij heb ik een derde periodiek wetgevingsoverzicht gevoegd. Het doel van dit overzicht is vooral om Caribisch Nederland inzicht te geven in welke wet- en regelgeving op de korte en middellange termijn tot stand wordt gebracht en om bewustwording binnen de Rijksoverheid te bevorderen. Aanvullend wordt er opvolging gegeven aan de afspraken gemaakt tijdens de werkconferentie over de WolBES en de FinBES.13 Relevant voor mijn coördinerende rol zijn de uitwerking van de afspraken omtrent het eerder betrekken van Bonaire, Sint Eustatius en Saba bij beleidsvorming en wetgeving.

5. In relatie tot de inhoudelijke opgaven

In lijn met voorgaande heb ik nadrukkelijk mijn rol ingevuld bij inhoudelijke opgaven. Zo heeft de wijze waarop ik samen met de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen de rijkscoördinatie heb opgepakt ten aanzien van bestaanszekerheid ertoe geleid dat er grote stappen zijn gezet in het kader van het sociaal minimum. Een ander voorbeeld is het coördineren van koopkrachtmaatregelen voor Caribisch Nederland en het verdelen van de extra middelen uit het coalitieakkoord14 over de verschillende begrotingshoofdstukken van departementen en het BES-fonds. Daarnaast heb ik samen met de meest betrokken departementen (SZW, VWS en OCW) invulling gegeven aan het «Programma werken aan welvaart en welzijn Bonaire.» In dit programma, onder regie van Bonaire en in nauwe samenwerking met BZK en SZW, wordt gewerkt aan een integrale invulling van het eilandelijk armoedebeleid waarbij ook uitdrukkelijk prioriteiten worden gesteld kijkend naar de uitvoeringskracht.

Tenslotte zit er ook veel werk in de coördinerende rol in diverse kleinere onderwerpen. Denk hier bijvoorbeeld aan de ferryverbinding op de bovenwinden (samen met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat), de bancaire dienstverlening op Saba (samen met de Minister van Financiën) en ondermijning (samen met de Minister van Justitie en Veiligheid). Er zijn veel onderwerpen, waarbij het voor de inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van groot belang is dat er goed wordt samengewerkt tussen departementen.

Vervolg

Zoals ik heb toegelicht in deze brief, vul ik mijn coördinerende rol op verschillende vlakken in en zijn er belangrijke stappen gezet. Tegelijkertijd herken ik ook de door de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2023 beschreven spagaat tussen de ministeriële verantwoordelijkheid van beleidsdepartementen en het coördineren van rijksbeleid. De nu uit te voeren periodieke rapportage over artikel 4 (zie hierna) zal specifiek aandacht besteden aan de coördinerende rol van het Ministerie van BZK in relatie tot de Caribische delen van het Koninkrijk.

Ook de komende tijd staan weer diverse opgaven op de agenda, waarbij een coördinerende rol van BZK gewenst is:

  • Allereerst begint dat bij de duurzame bekostiging van de eilandelijke infrastructuur en het vraagstuk van uitvoeringskracht. In mijn brief over de uitkomsten van de Voorjaarsnota 2024 in relatie tot de vrije uitkering heb ik deze al aangekondigd. Dit is niet alleen van belang voor de economische ontwikkeling, brede welvaart en connectiviteit van de drie eilanden, maar ook voor het natuur- en milieubeheer en klimaatadaptie- en mitigatie.

  • Verder is naar aanleiding van het rapport van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland het afgelopen jaar gestart met een integrale aanpak op het sociaal domein. In het voornoemde «Programma werken aan welvaart en welzijn Bonaire» wordt in interbestuurlijke teams (Rijk, Bonaire, uitvoering) opgavegericht gewerkt aan het bestrijden van de armoede. Eenzelfde programma op kleinere schaal wordt door Saba en Sint- Eustatius ook ontwikkeld. Daarnaast werken vanuit Rijkszijde, onder coördinatie van BZK en SZW, de departementen en eilanden aan een integrale aanpak bestaanszekerheid, met als doel de samenhang en effectiviteit van het beleid van bestaanszekerheid van het Rijk en de eilanden te versterken en de kosten van levensonderhoud structureel te verlagen.

  • Tenslotte is de coördinerende rol van BZK van belang bij de toepassing van het principe van comply or explain van kabinetsmaatregelen op Caribisch Nederland. Ik denk hierbij in het bijzonder aan het betrekken van Caribisch Nederland bij het uitwerken van de maatregelen in het hoofdlijnenakkoord (zoals de aangekondigde verlenging van de tijdelijke verlaging van accijnzen naar 2025).

Dit zijn allemaal voorbeelden waarbij BZK een coördinerende rol heeft. Er zullen zich ongetwijfeld in de komende kabinetsperiode verdere opgaven voordoen.

Definitieve afspraken conferentie WolBES-FinBES

Bij deze bied ik uw Kamer de definitieve afsprakenlijst van de werkconferentie WolBES-FinBES aan, zoals ik heb toegezegd tijdens het commissiedebat van 2 april jl. Eerder deelde ik met u de conceptversie van de lijst met de afspraken van de voorzittersconclusies die ik aan het einde van de werkconferentie samen met de bestuurders van Bonaire, Sint Eustatius en Saba heb bekrachtigd. Inmiddels heeft de voorzitter van de werkconferentie, de heer Mauritsz de Kort, conform het mandaat dat hem is verleend tijdens de werkconferentie, de definitieve afsprakenlijst vastgesteld. Ten opzichte van de concept afsprakenlijst is nog een beperkt aantal wijzigingen doorgevoerd.

Van 4 tot en met 6 maart 2024 heb ik samen met de bestuurscolleges en eilandraden van Bonaire, Sint Eustatius en Saba deelgenomen aan de werkconferentie over de herzieningswet WolBES-FinBES. Gezamenlijk hebben wij ons gebogen over het conceptwetsvoorstel en de verschillende ideeën die de afgelopen tijd door de eilanden zijn aangedragen.

Op de conferentie is gesproken over de wijziging van de WolBES en de FinBES. Deze is nodig om de bestuurlijke en financiële verhoudingen tussen de openbare lichamen en Europees Nederland te verbeteren. De werkconferentie was een extra stap in het consultatieproces rond de wetswijziging. Ik kijk terug op een zeer constructieve bijeenkomst, waarin wij uitgebreid het open gesprek hebben kunnen voeren over de bestuurlijke inrichting van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de interbestuurlijke en financiële verhoudingen met het Rijk.

Inhoud afspraken

Tijdens de werkconferentie hebben we in zes blokken doorgesproken en afspraken gemaakt over cruciale aspecten van de herziening van de WolBES en de FinBES. Er zijn afspraken gemaakt over de bestuurlijke inrichting en de interbestuurlijke- en financiële verhoudingen. Een voorbeeld van een belangrijke uitkomst van de afspraken is de stapsgewijze verhoging van het aantal eilandsraadsleden en gedeputeerden, waarbij ook de bezoldiging en ondersteuning aanzienlijk wordt verbeterd. Deze maatregelen zullen de bestuurlijke kracht en vertegenwoordiging op Bonaire, Sint Eustatius en Saba versterken en gelijktijdig de interbestuurlijke verhoudingen met het Rijk verbeteren.

Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over onderwerpen die geen onderdeel uitmaken van het wetsvoorstel. Deze onderwerpen zien onder andere op de verbetering van de betrokkenheid van Bonaire, Sint Eustatius en Saba bij wetgeving, een permanente vertegenwoordiging van de eilanden in Den Haag, het behoud van cultureel erfgoed, het versoepelen van financiële regels en het onderzoeken van mogelijkheden voor meer regionale samenwerking. Deze afspraken getuigen van een gezamenlijke inspanning om de bestuurlijke en financiële verhoudingen binnen het Koninkrijk te verbeteren en een solide basis te leggen voor toekomstige samenwerking.

Vervolg

Beoogd wordt om de herzieningswet WolBES-FinBES voor het einde van het jaar voor te leggen aan de Raad van State voor advisering. Afspraken die zijn gemaakt over onderwerpen die niet direct raken aan het wetsvoorstel worden opgepakt en verder waar nodig interdepartementaal en met de eilandsbesturen uitgewerkt.

Bestuursakkoord Bonaire

Op 28 mei heb ik samen met de waarnemend gezaghebber, namens het Bestuurscollege, het Bestuursakkoord Bonaire 2024–2027 ondertekend. Voor dit akkoord heeft het Bestuurscollege van Bonaire drie prioritaire thema’s aangewezen, overeenkomstig met het coalitieakkoord van dit college, namelijk:

  • 1) Een rechtvaardige samenleving;

  • 2) Een integrale aanpak duurzame ontwikkeling;

  • 3) Een krachtig bestuur en participatieve democratie.

Aan de hand van deze prioritaire thema’s zet Bonaire de komende jaren in op een gecontroleerde groei en ontwikkeling van onder andere het aantal inwoners, economie en de samenleving. Allereerst hebben we gezamenlijk commitment uitgesproken voor de uitvoering van het programma «Werken aan Welzijn en Welvaart», waarmee Bonaire en het Rijk inzetten op het versterken van de bestaanszekerheid op Bonaire. Verder zijn er afspraken gemaakt om een verder impuls te geven aan de bescherming en bevordering van het Papiaments op Bonaire; het realiseren van openbaar vervoer; het door ontwikkelen van een strategische aanpak op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en een integrale wijkaanpak. Tot slot is er aandacht voor het bestuur en de plek die de overheid in neemt in de samenleving, door middel van digitalisering gaan we de dienstverlening verbeteren en met een gezamenlijke inzet op integriteit, weerbaar bestuur en crisisbeheersing versterken we de basis van een veerkrachtig en weerbaar Bonaire.

Uitvoering en financiën

Om uitvoering aan dit bestuursakkoord en uitvoeringsagenda te geven zijn er afspraken gemaakt over financiën en uitvoeringscapaciteit. Het Bestuurscollege van Bonaire zet in op het structureel versterken van de organisatie en het werven van de benodigde capaciteit. Dit wordt geborgd binnen de eigen begroting, met behulp van de beoogde verhoging van de vrije uitkering. De incidentele middelen zetten we in voor intensiveringen op de prioritaire thema’s. Hiervoor wordt ook gekeken naar de besteding van niet bestede bijzondere uitkeringen.

In een nieuw op te richten gezamenlijke stuurgroep monitoren we de voortgang van het akkoord en is ruimte om bij te sturen waar nodig. Ieder half jaar vindt er een bestuurlijk overleg plaats op basis van een voortgangsrapportage. Over uitvoeringskracht zijn afspraken gemaakt dat het bestuurscollege van Bonaire een prioritaire lijst en versnellingsplan op stelt voor de werving voor prioritaire functies.

Deze afspraken zijn in overeenstemming met mijn toezegging aan uw Kamer te informeren over de voortgang op capaciteitsproblemen en de besteding van reeds uitgekeerde maar nog niet bestede bijzondere uitkeringen (TZ202306-303).

Evaluaties Bestuursakkoord Bonaire 2018–2022 en Bestuurlijke Werkafspraken 2022–2023

Zoals eerder beschreven is het sluiten van bestuurlijke afspraken met Bonaire, Sint Eustatius en Saba inmiddels een beproefd instrument om invulling te geven aan mijn coördinerende rol. Voor Bonaire betekent dit dat mijn voorganger in 2018 is begonnen met de ondertekening van het eerste Bestuursakkoord Bonaire 2018–2022. Bij mijn aantreden liep dit akkoord af. Vanwege de naderende eilandraadsverkiezingen op 15 maart 2023 heb ik samen met het toenmalige Bestuurscollege ervoor gekozen om met de Bestuurlijke Werkafspraken 2022–2023 deze periode te overbruggen. Hiermee kreeg het nieuwe Bestuurscollege de ruimte om haar eigen prioriteiten aan te dragen voor dit nieuwe akkoord.

Bij het opstellen van het nieuwe akkoord hebben we ook gezamenlijke teruggekeken, naar de lessen en successen van onze eerdere afspraken. De nog lopende acties zijn verwerkt in de uitvoeringsagenda van het nieuwe akkoord. De evaluaties van deze eerdere afspraken heb ik dan ook bij deze brief gevoegd. Hiermee beschouw ik het eerste Bestuursakkoord 2018–2022 en de Bestuurlijke Werkafspraken 2022–2023 als afgerond.

Periodieke rapportage artikel 4

In mijn brief van 30 oktober 202315 heb ik uw Kamer geïnformeerd over het proces van de periodieke rapportage (voorheen beleidsdoorlichting) over artikel 4 (bevorderen sociaaleconomische structuur). Het voeren van een periodieke rapportage vloeit voort uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek, waarin is voorgeschreven dat alle relevante beleidsthema’s uit de rijksbegroting ten minste eens in de zeven jaar worden geëvalueerd. Graag informeer ik uw Kamer nader over de stand van zaken ten aanzien van deze periodieke rapportage.

In voorgaande brief gaf ik aan dat de periodieke rapportage pas kan starten als er voldoende onderliggende evaluaties beschikbaar zijn om de beleidsdoorlichting te kunnen uitvoeren. Hierbij informeerde ik u onder meer over de lopende evaluatie van (1) de middelen vanuit de Voorjaarsnota 2019-claim (bijstandsprojecten op Aruba en vreemdelingenbewaring Curaçao), (2) de noodhulpprogramma’s Aruba, Curaçao en Sint Maarten in de vorm van voedselpakketten en (3) de coronasteunpakketten voor Caribisch Nederland. Inmiddels zijn deze evaluaties uitgevoerd, de eindrapporten hiervan treft u als bijlagen aan bij deze brief. De uitkomsten van deze evaluaties worden betrokken bij de Periodieke Rapportage, welke als syntheserapport zal dienen over de verschillende evaluaties.

Inmiddels is ook het plan van aanpak gereed om deze evaluatie te kunnen uitvoeren. Overeenkomstig de motie Harbers c.s. van 25 september 201416 bied ik u hierbij de opzet en vraagstelling aan van de in 2025 op te leveren periodieke rapportage artikel 4 «Bevorderen sociaaleconomische structuur». De opzet en vraagstelling voor deze periodieke rapportage is als bijlage aan deze brief toegevoegd. Een deelvraag van dit onderzoek is gericht op de coördinerende rol van het Ministerie van BZK in relatie tot de Caribische delen van het Koninkrijk.

Onderbesteding bijzondere uitkeringen

In het Wetgevingsoverleg Jaarverslag en Slotwet Koninkrijksrelaties en BES-fonds 2022 van 27 juni 2023 is afgesproken dat in de bestuursakkoorden die in het najaar worden afgesloten met de Kamer worden gedeeld. Dit heeft voor Sint Eustatius en Saba plaatsgevonden door middel van mijn brief van 18 december 2023, en de bestuurlijke afspraken met Bonaire worden met dit schrijven met u gedeeld.

Bij deze toezegging is in de context van de bestuurlijke afspraken ook gesproken over de besteding van reeds uitgekeerde maar nog niet bestede bijzondere uitkeringen. Voor Saba heeft dit grotendeels plaatsgevonden en zijn niet-bestede bijzondere uitkeringen ingezet om de afspraken die in de Saba package zijn afgesproken mogelijk te maken. Voor Bonaire en Sint Eustatius zijn ook stappen gezet bij het afwikkelen van openstaande voorschotten, maar zijn nog niet alle bijzondere uitkeringen vastgesteld en moeten hierover nog nadere afspraken worden gemaakt. Ik zou dat graag op zo kort mogelijke termijn willen doen, maar daarvoor is nu nog niet alle informatie beschikbaar.

Adequate informatie over de onderbesteding op bijzondere uitkeringen is van groot belang. Niet alleen kan ik uw Kamer op deze manier niet volledig informeren; ook voor de administratie van het Ministerie van BZK en de openbare lichamen is het voortbestaan over onduidelijkheid van al dan niet afgewikkelde bijzondere uitkeringen ongewenst. Ook voor het afwikkelen van openstaande voorschotten is dit overzicht van belang. Bovendien wordt het uitvoeren van de periodieke rapportage hiermee bemoeilijkt. De bijzondere uitkeringen aan de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba maken namelijk een belangrijk onderdeel uit van artikel 4.

Ik heb daarom besloten om op korte termijn een evaluatie uit te voeren naar alle bijzondere uitkeringen aan Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die tussen 2016 en 2023 vanuit de begroting van Koninkrijksrelaties zijn verstrekt. Het gaat hierbij om het proces van verstrekking tot vaststelling van de bijzondere uitkeringen. Oplevering is voorzien uiterlijk 1 oktober 2024. Deze informatie kan dan worden benut voor de periodieke rapportage en ook zal ik uw Kamer op basis hiervan informeren over de onderbesteding op bijzondere uitkeringen en indien van toepassing hier nadere afspraken over maken met de openbare lichamen.

Instemming hoofdlijnenakkoord ENNIA

In het kader van de herfinanciering van de covidleningen aan Curaçao en Sint Maarten is een oplossing voor de problemen bij pensioenverzekeraar ENNIA gevestigd op Curaçao een belangrijk onderwerp. De verzekeraar zit sinds juli 2018 in een noodregeling van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS). De problemen vormen een maatschappelijk en financieel probleem en om die reden ook een risico bij de begrotingen van de landen. ENNIA wordt als systeemrelevant gezien en een ongecontroleerd faillissement zou een bedreiging vormen voor de stabiliteit van de lokale financiële sector en economie. Het gaat daarbij om de belangen van 30.000 polishouders op Curaçao en Sint Maarten. Nederland heeft een akkoord over een financieel solide en duurzame oplossing voor ENNIA als voorwaarde gesteld voor de laagste rente op de herfinanciering. Zonder oplossing is de ontwikkeling van de overheidsfinanciën te onzeker en lopen de landen en Nederland het risico dat de aflossingsverplichtingen niet kunnen worden nagekomen.

Hoofdlijnenakkoord

Zoals ik uw Kamer op 5 februari jl. al berichtte17 werd op 15 januari jl. het concept- Hoofdlijnenakkoord (HLA) van de landen ontvangen. Dit HLA is op 11 april jl. door Curaçao, Sint Maarten en de CBCS ondertekend, waarbij door Sint Maarten nog een het voorbehoud is gemaakt dat ook de Staten van Sint Maarten moeten instemmen met het akkoord.

De oplossing omvat een combinatie van een doorstart en een afwikkeling van ENNIA, waar bij de polissen of polisdelen van vóór het instellen van de noodregeling worden afgewikkeld middels een resolutiefonds en de polissen of polisdelen van ná het instellen van de noodrregeling meegaan in de doorstart van ENNIA. De ondertekenende partijen leveren ieder een financiële bijdrage aan de oplossing. Tevens verstrekt de CBCS voorfinanciering aan het Resolutiefonds voor de afwikkeling en de doorstart van ENNIA. De landen staan garant voor deze financieringen.

Beoordeling

Het criterium dat door Nederland is gehanteerd bij de beoordeling is, dat de oplossing financieel solide en duurzaam moet zijn met als aandachtspunten de zekerheid voor polishouders en de draagbaarheid voor de landsbegrotingen. Het HLA is door Nederlandse experts beoordeeld als financieel voldoende realistisch. Het College financieel toezicht (Cft) heeft geadviseerd dat de bijdragen van de landen financieel draagbaar zijn.

Daarbij wordt net als vorig jaar opgemerkt, dat in een vergelijkbaar geval in Nederland waarschijnlijk gekozen zou worden voor een volledige afwikkeling van de verzekeraar. Dit op grond van regelgeving, waaronder de regels voor herstel en afwikkeling van verzekeraars en de staatssteunregels. Ook zou de financiering verstrekt door de centrale bank onder Europese regels niet zijn toegestaan. Deze kaders gelden in Curaçao en Sint Maarten echter niet.

Rijkswet financieel toezicht (Rft)

Het Cft constateert ook dat de garanties van de landen op de financieringen van de CBCS aan het resolutiefonds moeten worden gezien als leningen voor de gewone dienst en deze zijn daarmee niet in lijn met de Rft. Hoewel dit bezwaar niet kan worden weggenomen, kan door het vormen van een reserve in de begroting wel worden voorkomen dat de garanties een negatief effect hebben op de houdbaarheid van de overheidsschuld van de landen. Met de reserve kan de garantie op de schuld van het Resolutiefonds aan de CBCS aan het einde van de looptijd van de afwikkeling worden nagekomen.

Definitieve instemming

De definitieve instemming met het Hoofdlijnenakkoord ENNIA zal worden gegeven nadat ook de Staten van Sint Maarten hebben ingestemd en de landen schriftelijk hebben bevestigd de onder het kopje Rft bedoelde reserve te vormen en op te nemen in de begroting. Daarna kan ook de herfinanciering van de covidleningen, binnen de kaders zoals ze vorig jaar zijn gesteld, worden herzien18. Uw Kamer wordt hierover zoals gebruikelijk geïnformeerd middels de toetsingskaders risicoregelingen.

Diverse procedures

Lopende rechtszaken m.b.t. ENNIA

Een van de oud-bestuurders en beweerdelijk aandeelhouder van Ennia via Parman International BV (PIBV), heeft op 7 februari 2023 een arbitrageprocedure tegen het Koninkrijk der Nederlanden gestart, op grond van de investeringsbeschermingsovereenkomst met Libanon (IBO). Dit geschil volgt op acties van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) onder een noodregeling, waaronder de herstructurering en verkoop van verschillende entiteiten uit de ENNIA groep. De CBCS had eerder Ennia's vergunning ingetrokken vanwege solvabiliteitsproblemen, wat door de rechter bekrachtigd werd.

De oud-bestuurder beschuldigt het Koninkrijk der Nederlanden van het schenden van de IBO en eist herstel en schadevergoeding, geschat op bijna 133 miljoen USD. De internationale arbitrage volgt na gefaalde pogingen tot een minnelijke beslechting sinds februari 2022 en is onder UNCITRAL-regels gestart. Mocht het tribunaal vaststellen dat er door handelingen die toe te schrijven zijn aan een staatsorgaan van het Koninkrijk sprake is geweest van een schending van de IBO, dan kan bepaald worden dat het Koninkrijk compensatie moet betalen voor door de schending geleden schade.

Naast deze internationale arbitrage lopen er nog andere juridische procedures: een aansprakelijkheidsprocedure in Curaçao gestart door Ennia tegen Ennia's aandeelhouders en bestuurders, waarin een schadevergoeding van meer dan één miljard Antilliaanse gulden werd toegewezen, en erkenningsprocedures in de VS om het vonnis daar uitvoerbaar te maken. De hoogte van de schadevergoeding wordt momenteel nader onderzocht door de rechterlijke macht. Ook loopt er een procedure in de Verenigde Staten gestart door een aandeelhouder in PIBV tegen de CBCS op beschuldiging van onrechtmatige onteigening. Eind mei heeft de CBCS deze rechtszaak in eerste aanleg gewonnen. De rechter oordeelde dat de CBCS immuniteit toekwam en de zaak daarmee niet ontvankelijk was. Ook oordeelde de VS rechter dat geen sprake was van onteigening. Het is mogelijk dat de aandeelhouder besluit om in hoger beroep te gaan. Tot op heden zijn er nog geen strafrechtelijke procedures gestart. Verdere ontwikkelingen zullen aan uw Kamer worden gerapporteerd.

Bestuurlijk akkoord Aruba

Zoals ik in mijn brief van 18 december 202319 aangaf, ben ik al langer in gesprek met Aruba om afspraken te maken over financieel toezicht. Op 4 juni jl. zijn deze gesprekken afgerond met het sluiten van een Bestuurlijk Akkoord waarin Aruba en Nederland overeengekomen zijn te gaan samenwerken aan de totstandkoming van een rijkswet gericht op het bereiken en behouden van houdbare overheidsfinanciën van Aruba. In deze rijkswet zullen onder meer de begrotingsnormen, normen met betrekking tot financieel beheer en bepalingen met betrekking tot financieel toezicht worden opgenomen. Daarnaast zal Aruba nationale regelgeving opstellen waarin de kwantificering van de normen wordt vastgelegd. Met het sluiten van dit akkoord is de rente die Aruba betaalt voor de covidlening verlaagd naar 5.1%. Dit tarief kan worden verlengd indien het voorstel voor een rijkswet uiterlijk op 1 mei 2025 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal is ingediend. Zodra de rijkswet ook daadwerkelijk in werking is getreden, zal de rente op de herfinanciering van de covidlening worden verlaagd naar de Nederlandse rente gelijk aan het actuele rendement op staatsleningen van de desbetreffende looptijd met een opslag van 0,2%-punt.

Overige moties en toezeggingen

Hieronder informeer ik Uw Kamer over de stand van zaken van een aantal moties en toezeggingen.

Over de zeehaven Saba

Graag informeer ik u over de uitkomsten van de tender van de zeehaven van Saba, overeenkomstig de motie Michon-Derkzen c.s. betreffende het verzoek aan de regering om constructief en creatief in gesprek te gaan met de betrokken overheidspartners aan Nederlandse zijde en aan de zijde van Saba opdat Saba de plannen voor de haven kan realiseren, en Tweede Kamer uiterlijk 15 juni te informeren over de uitslag van de tenderprocedure.20 Helaas zijn de ingediende offertes significant hoger dan het beschikbare budget. Aangezien er nog sprake is van lopende onderhandelingen, kan ik hierover niet in detail treden. Wel zijn er gesprekken gaande met Saba om te bezien welke mogelijkheden er zijn om de bouw van de zeehaven alsnog mogelijk te maken. Oplossingsrichtingen die momenteel verkend worden zijn het kritisch heroverwegen en/of maken van keuzes ten aanzien van het aanbesteedde plan, het zoeken naar extra financiering vanuit de betrokken departementen, het deels financieren van de haven met een renteloze lening en/of het verkennen of een deel van het plan met aanvullende subsidies (bijvoorbeeld Europees) gefinancierd kan worden. Ik hoop u rondom de besluitvorming van de miljoenennota nader te kunnen informeren.

Over het financieel beheer op Bonaire en Sint-Eustatius

Met betrekking tot de motie-Aukje de Vries en Van de Berg, betreffende het verzoek aan de regering ervoor te zorgen dat het financieel beheer op Bonaire en Sint-Eustatius, waaronder de jaarrekening, zo snel mogelijk (maar uiterlijk 2024) op orde wordt gebracht en daarvoor de noodzakelijke ondersteuning te leveren,21 kan ik u mededelen dat Bonaire en Sint Eustatius werken met verbeterplannen om het financieel beheer op niveau te brengen. Dit heeft er bij Bonaire toe geleid dat zij over de jaarrekening 2022 een goedkeurende verklaring van de externe accountant hebben ontvangen. Ook over de jaarrekening 2023 verwacht Bonaire een goedkeurende verklaring te ontvangen.

Sint Eustatius werkt aan het verstevigen van de administratieve organisatie en interne beheersing (AO/IB). Eind 2023 zijn het normenkader en de werkprocessen uitgewerkt in een AO/IB handboek en volledig geïmplementeerd binnen de organisatie. 2024 staat in het teken van het verder optimaliseren van de AO/IB en de monitoring en audit daarvan. Deze werkzaamheden moeten ertoe leiden dat er over de jaarrekening 2024 een goedkeurende verklaring van de externe accountant kan worden afgegeven.

Inventarisatie meerwaarde Koninkrijkscanon

De huidige canon van Nederland schetst de geschiedenis op hoofdlijnen. De consequentie hiervan is dat niet alle Nederlanders in Europees Nederland en in het Caribisch deel van het Koninkrijk in de canon alles terug kunnen vinden wat zij van belang achten. Daarom zijn er ook diverse regionale en thematische canons ontstaan. Meerdere eilanden in het Caribisch deel van het Koninkrijk hebben dan ook de wens een eigen regionale canon op te stellen. Enkele eilanden zijn er al mee bezig. Het land Curaçao heeft al een canon waarnaar op de website van de canon van Nederland wordt verwezen. De regionale canons worden via deze website gelinkt aan de huidige nationale canon. In het kader van het vierlandenoverleg inzake onderwijs, zal worden onderzocht of er naast het opstellen van de regionale canons tevens behoefte is aan een Koninkrijkscanon. Indien dit het geval is zal moeten worden bezien op welke wijze hieraan vorm zou kunnen worden gegeven. Daarmee doe ik bij deze de motie Ceder en Wuite af, met het verzoek met de eilanden te verkennen of men meerwaarde ziet in het opstellen van een Koninkrijkscanon.22

Over de Koninkrijksconferentie

Ik heb ingezet op het in gezamenlijkheid met de Caribische landen organiseren van een Koninkrijksconferentie, omdat ik hier het belang van inzie voor alle betrokken partijen. Er hebben diverse goede overleggen, in allerlei verschillende ambtelijke en bestuurlijke samenstellingen en ter bespreking van diverse onderwerpen, met de Caribische landen plaatsgevonden. Er is echter tot mijn spijt op korte termijn geen zicht op een (formele) Koninkrijksconferentie. Ik beschouw de in dit kader gedane toezegging, om de agenda en de Nederlandse inzet voor de Koninkrijksconferentie vooraf met de Tweede Kamer te delen (TZ202305-130) en mijn toezegging naar aanleiding van de vraag van het lid Wuite om in de Kamerbrief over de uitvoering van de Koninkrijksconferentie in te gaan op welke wijze betrokkenheid van burgers wordt vormgegeven in de voorbereiding en uitvoering van de Koninkrijksconferentie (TZ202210-177), dan ook als afgedaan. Ook voor wat betreft de motie Bouchallikh en Wuite, betreffende het verzoek aan de regering om samen met Aruba, Curaçao en Sint-Maarten te evalueren hoe de onderlinge hulp en bijstand kan worden versterkt23, was de inzet om deze te betrekken bij een Koninkrijksconferentie, gelet op het ontbreken hiervan, doe ik deze motie bij deze af.

Stand van zaken van het stageprogramma binnen het Koninkrijk

Op 13 oktober 2023 heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken op het gebied van bevordering van stages en uitwisseling tussen de landen binnen het Koninkrijk.24 Ik gaf in deze brief aan dat ik de ontwikkeling van de capaciteit, kennis en vaardigheden van ambtenaren in de Landen van het Koninkrijk van groot belang acht, en dat kennisdeling enorme toegevoegde waarde heeft. Het Caribisch Uitwisselingsnetwerk, dat wordt uitgevoerd door VNG International, is verlengd tot eind 2024, en het is de bedoeling om in het vervolgprogramma in 2025 meer ruimte te creëren voor stages. Tevens gaf ik aan dat de uitwisseling van ambtenaren gericht plaatsvindt, en dat ik maatwerk toepas daar waar er behoefte is. Zo heb ik capaciteit vrijgemaakt voor het versterken van de wetgevingsfunctie door middel van samenwerking tussen de landen. Binnen dat traject zal ook expliciet gekeken worden naar de mogelijkheid van stages en uitwisselingen. Voor het opzetten van een gestructureerd algemeen stageprogramma concludeerde ik dat nog veel onderzoek nodig zou zijn, waarbij goed gekeken moet worden naar de daadwerkelijke toegevoegde waarde en een gepast tijdspad. Gevraagd naar de stand van zaken van een dergelijk stageprogramma kan ik u melden dat nader onderzoek als zodanig nog niet heeft plaatsgevonden, omdat ik stages voor nu praktisch vraaggericht wil blijven organiseren en faciliteren. In dit kader doe ik bij deze mijn toezegging af aan de Tweede Kamer, naar aanleiding van het lid Van den Berg, om een brief aan de Tweede Kamer te sturen over de stand van zaken met betrekking tot een stageprogramma binnen het Koninkrijk (TZ202310-148).

Tot slot

Als Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heb ik ruim twee jaar lang de waarde én complexiteit van de Koninkrijksrelaties mogen ontdekken. Het Caribisch deel van het Koninkrijk is ongekend divers, met stuk voor stuk unieke eilanden en gemeenschappen met hun eigen behoeften en prioriteiten. Als bewindspersoon heb ik mij ingespannen om de band tussen Europees Nederland en de Caribische delen van het Koninkrijk te versterken, op basis van wederzijds respect en vertrouwen. Tegelijkertijd wilde ik concrete, merkbare vooruitgang voor de inwoners van de eilanden realiseren.

Vanuit dat oogpunt ben ik trots op wat dit kabinet de afgelopen jaren heeft bereikt. Er zijn met het verhogen van het minimumloon en uitkeringen zeer substantiële stappen gezet richting een sociaal minimum voor alle inwoners van Caribisch Nederland, om de grote armoede op Bonaire, Sint Eustatius en Saba te bestrijden. In het kader van comply or explain is en wordt er gewerkt aan het invoeren van wetgeving en beleid dat echt een verschil maakt in het leven van inwoners van Caribisch Nederland, zoals goede en betaalbare kinderopvang en meer woningen. Het kabinet heeft geld beschikbaar gesteld voor het verduurzamen van de energievoorziening in Caribisch Nederland, het stimuleren van de economische ontwikkeling van de eilanden en het verbeteren van de kwaliteit van de natuur. Met de benoeming van een gezaghebber op Sint Eustatius in april dit jaar is de bestuurlijke ingreep op dat eiland beëindigd. Met alle drie de eilanden heb ik gewerkt aan de eerste grondige herziening van de WolBES en de FinBES sinds 10 oktober 2010. Bij Voorjaarsnota heeft het kabinet daarnaast voorstellen gedaan om de openbare lichamen van Caribisch Nederland voor hun structurele taken ook van adequate structurele financiering te voorzien.

Met de autonome Caribische landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten heb ik de Onderlinge Regeling Samenwerken bij Hervormingen afgesloten. Met deze Onderlinge Regeling werken de vier landen in het Koninkrijk nu samen aan landspakketten met hervormingen die van groot belang zijn om de economische weerbaarheid van de Caribische landen te versterken, en doen we dat op basis van een gelijkwaardige samenwerking met heldere en controleerbare afspraken. Ik ben verheugd over het bereiken van een bestuurlijk akkoord met Aruba over de totstandkoming van een rijkswet voor het financieel toezicht en over het akkoord dat Curaçao en Sint Maarten hebben gesloten als oplossing voor de problemen bij pensioenverzekeraar ENNIA. De afgelopen jaren is ook hard gewerkt om samen met Sint Maarten en de Wereldbank de wederopbouw na orkanen Irma en José te realiseren, waarbij een duurzamere toekomst voor de Sint Maartense inwoners voorop stond. Al deze voorbeelden laten zien dat wij met geduld, respect en een gezamenlijk doel voor ogen, de levens van inwoners van de landen zichtbaar kunnen verbeteren.

Een belangrijk moment dat de afgelopen kabinetsperiode een grote impact heeft gehad in de relatie tussen Europees Nederland en de eilanden is het aanbieden van excuses voor het Nederlands handelen tijdens het slavernijverleden, door de Minister-President en door de Koning. De rehabilitatie van Tula in het bijzonder markeert een belangrijk moment voor de bevolking van Curaçao. De indringende en confronterende gesprekken die ik over dit onderwerp heb gevoerd maakten veel indruk en hebben mij persoonlijk erg geraakt. Het onderstreept het belang van het voortzetten van de dialoog.

De bijzondere en complexe historische verbinding tussen alle delen van het Koninkrijk is zeer bijzonder en vergt van ons allen een continue inspanning, vanuit vertrouwen en gezamenlijkheid. De talloze contacten en ervaringen die ik tijdens mijn bezoeken de afgelopen jaren aan het Caribisch deel van het Koninkrijk heb opgedaan zijn mij zeer dierbaar. De zes eilanden en gemeenschappen hebben een diepe indruk op mij gemaakt en de connectie die ik met hen heb ervaren zal ik altijd met mij meedragen.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen


X Noot
1

Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV, nr. 24

X Noot
2

Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV, nr. 52 en Kamerstukken II 2023/24, 36 650 IV, nr. 3

X Noot
3

In de huidige portefeuilleverdeling binnen het kabinet zijn deze taken belegd bij de Staatssecretaris van BZK.

X Noot
4

Kamerstukken II 2023/24, 36 550 IV, nr. 3

X Noot
5

Kamerstukken II 2022/23, 36 360 IV, nr. 11

X Noot
6

Kamerstukken II 2023/24, 36 410 VII, nr. 113

X Noot
7

Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV, nr. 52

X Noot
8

Kamerstukken II 2023/24, 36 550 IV, nr. 3

X Noot
9

Kamerstukken II 2023/24, 36 200 IV, nr. 58

X Noot
10

Kamerstukken II 2019/20, 35 300 IV, nr. 1

X Noot
11

Kamerstukken II 2022/23, 36 200 IV, nr. 85

X Noot
12

Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV, nr. 55

X Noot
13

Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV, nr. 52

X Noot
14

Bijlage bij Kamerstukken II 2021/22, 35 788, nr. 77

X Noot
15

Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV,nr. 13

X Noot
16

Kamerstukken II 2014/15, 34 000, nr. 36

X Noot
17

Kamerstukken II, 2023/24, 36 410 IV, nr. 44

X Noot
18

Kamerstukken II, 2023, 36 200 IV, nr. 93

X Noot
19

Kamerstukken II 2023/24, 36 032 (R2162), nr. 8

X Noot
20

Kamerstukken II, 2023/24, 36 410 IV, nr. 59

X Noot
21

Kamerstukken II 2021/22, 35 925 IV, nr. 11

X Noot
22

Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV, nr. 25

X Noot
23

Kamerstukken II 2022/23, 36 200 IV, nr. 87

X Noot
24

Kamerstukken II 2023/24, 36 410 IV, nr. 13

Naar boven