36 032 (R2162) Regels voor het financieel toezicht op Aruba (Rijkswet Aruba financieel toezicht)

Nr. 8 BRIEF VAN DE BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 december 2023

Op 9 maart 2023 verzocht de commissiegriffier mij de Kamer te informeren over de stand van zaken omtrent de Rijkswet Aruba financieel toezicht en de verwachte planning van dit wetsvoorstel. Op 25 april jl. heb ik uw Kamer een uitstelbericht gestuurd1. Met deze brief informeer ik u over de voortgang.

Ik informeerde uw Kamer per brief op 11 oktober al over de herfinanciering van de covidlening aan Aruba2. Het rentepercentage daarop is niet het meest gunstige percentage dat voor Aruba op dat moment mogelijk was. Het rentepercentage van Aruba kan worden verlaagd indien een gewijzigde Landsverordening Aruba financieel toezicht (LAft) in werking is getreden en bestuurlijk commitment wordt gegeven op een traject om te komen tot een rijkswet voor het financieel toezicht.

Aruba heeft de wijziging van de LAft eind oktober voorgelegd aan de RMR en heeft nadien op verzoek van de RMR nog een beperkt aantal wijzigingen doorgevoerd. Dit was nodig, omdat Aruba was afgeweken van de afspraak om de onderdelen van het Protocol 2018 in de LAft te verwerken. Aruba had ervoor gekozen op onderdelen bepalingen uit de ontwerp-RAft te verwerken. Daarmee kan ik instemmen, maar het ontwerp was niet volledig afgestemd.

Inmiddels heeft Aruba de goedgekeurde ontwerp-wijziging van de LAft aangeboden aan de Staten voor behandeling en ben ik nog steeds met Aruba in gesprek over het gevraagde bestuurlijk commitment. Aan de voorwaarden voor een lagere rente is op dit moment dus nog niet voldaan.

Gelet op de huidige stand van zaken kan ik helaas nog steeds niet inhoudelijk ingaan op de status en planning met betrekking tot de ontwerp-RAft.

Vanzelfsprekend informeer ik uw Kamer zodra er nieuwe ontwikkelingen zijn.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A.C. van Huffelen


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 36 032 (R2162), nr. 7

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2023–2024, 36 410 IV, nr. 11

Naar boven