36 360 IX Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2022

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 9 juni 2023

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Financiën over de brief van de Algemene Rekenkamer van 17 mei 2023 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2022 bij het Ministerie van Financiën en Nationale Schuld (Kamerstuk 36 360 IX, nr. 2).

De Minister van Financiën heeft deze vragen beantwoord bij brief van 6 juni 2023. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Lips

Vragen en antwoorden

Vraag 1

Wat heeft de taskforce financieel beheer bijgedragen aan verbetering van het financieel beheer bij het Ministerie van VWS?

Antwoord op vraag 1

Het Ministerie van VWS heeft een groot aantal acties lopen ter verbetering van het financieel beheer, waarover de Minister van VWS uw Kamer periodiek informeert. De Taskforce heeft daarbij ondersteuning geboden, zoals op het gebied van het versterken van kennis over verplichtingen, subsidies en financieel beheer in den brede. Voorafgaand aan het wetgevingsoverleg over het jaarverslag VWS (Kamerstuk 36 360 XVI, nr. 1) met de commissie VWS komt de Minister van VWS met een verbeterplan voor 2023 voor het financieel beheer bij zijn departement, waar mijn departement actief bij betrokken is. Voor de hulp aan VWS geldt dat de Taskforce dit doet op verzoek van VWS zelf. Op dit moment steunt de Taskforce bijvoorbeeld de afdeling FEZ van VWS door inzet van een medewerker van de Taskforce bij de implementatie van de verbeteracties financieel beheer. Voor de komende periode is de Taskforce gevraagd door VWS een kennissessie financieel beheer organiseren en een workshop te faciliteren om tot verbetering te komen van het jaarverslagproces en het verplichtingenbeheer.

Vraag 2

In hoeverre is sprake van uitwisseling van best practices tussen de Ministeries van EZK/SZW en van VWS?

Antwoord op vraag 2

De uitwisseling van best practices vindt niet alleen plaats tussen de Ministeries van EZK/SZW en VWS, maar tussen alle ministeries. Zo wordt voor de inrichting van de financiële functie bij VWS gekeken naar de wijze waarop dit is ingericht bij andere departementen, waaronder SZW, OCW, BZK en J&V. Voor een nadere uitwerking van het delen van de best practices verwijs ik naar het antwoord op vragen 4 en 5 bij het Jaarverslag Financiën (Kamerstuk 36 360 IX, nr. 7).

Vraag 3

Hoe wordt in het kader van goede besteding van middelen uit fondsen uitvoering gegeven aan de motie van het lid Inge van Dijk (Kamerstuk 35 925, nr. 157)?

Antwoord op vraag 3

De motie van het lid Inge van Dijk verzoekt de regering de Tweede Kamer uitgebreid te informeren over beleid dat uit de nog in te richten begrotingsfondsen wordt gefinancierd.

Parallel met de besluitvorming over deze Voorjaarsnota (Kamerstuk 36 360, nrs. 1 en 2) heeft besluitvorming over aanvullende klimaatmaatregelen plaatsgevonden. Voor het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 (MJP) zijn er door diverse ministeries maatregelen ingediend om in aanmerking te komen voor financiering uit het Klimaatfonds. Deze maatregelen zijn beoordeeld door de fondsbeheerder van het Ministerie EZK en ook het Ministerie FIN, waarna PBL een onafhankelijke reflectie heeft gegeven. Het totaal aan maatregelen is terug te vinden in het MJP 2024. Hierin staat ook aangegeven wie de maatregel uitvoert. Nadat uw Kamer heeft ingestemd met het MJP 2024 en budgettaire autorisatie door beide Kamers heeft plaatsgevonden, kunnen middelen overgeheveld worden naar departementale begrotingen.

Op 19 april en 10 mei (Handelingen II 2022/23, nr. 76, items 6 en 9 en Handelingen II 2022/23, nr. 79, debat over de Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur) heeft de Tweede Kamer gedebatteerd over de instellingswet van de Tijdelijke wet Transitiefonds landelijk gebied en natuur. Tijdens dit debat is de informatiepositie van de Tweede Kamer uitvoerig behandeld. Jaarlijks zal het parlement op Prinsjesdag geïnformeerd worden over de beleidsvoornemens die uit het transitiefonds gefinancierd worden. De Tweede Kamer kan op dat moment, en met de suppletoire begrotingen, haar budgetrecht uitoefenen. Na afloop legt de regering ook verantwoording aan het parlement af door middels van het jaarverslag.

Vraag 4

Hoe kan beter worden omgegaan met de stijging van tijdsdruk voor controle die de Algemene Rekenkamer constateert, en waar kan ruimte in de tijd worden gevonden?

Vraag 6

Hoe staan de ontwikkelingen als krapte op de arbeidsmarkt, digitalisering, nieuwe eisen aan verslaglegging over duurzaamheid en crises in verhouding tot de constatering van de Algemene Rekenkamer dat de controle onder druk staat, onder andere de tijdsdruk, en hoe kan dit worden verbeterd?

Antwoord op vraag 4 & 6

De tijdsdruk voor de controle van zowel de Algemene Rekenkamer (AR) als de Auditdienst Rijk (ADR) is een ontwikkeling die zich sinds enkele jaren voordoet. Verschillende oorzaken liggen hier aan ten grondslag zoals krapte op de arbeidsmarkt en aanvullende controlewerkzaamheden van noodmaatregelen uit o.a. de coronacrisis. Momenteel lopen verschillende trajecten waarin wij kansen zien om de tijdsdruk in de controle te normaliseren:

  • Het Rijk trekt extra geld uit voor werving van financials op de zeer krappe arbeidsmarkt. Daarnaast worden er meer opleidingen gegeven aan medewerkers in de financiële functie. Vanaf 2017 neemt het aantal ambtenaren in de financiële functie toe.

  • Departementen hebben meer aandacht voor de interne controlefunctie. Departementen versterken daarbij de zogenaamde tweede lijn, de directies Financieel-Economische Zaken.

  • Investeren in datagedreven controles. Dit maakt controles efficiënter waardoor de controledruk verkleind.

  • Daarnaast vinden momenteel gesprekken plaats om de samenwerking tussen de AR en ADR te versterken.

Vraag 5

Hoe staat het met de modernisering van de Comptabiliteitswet? Wat bedoelt de Minister van Financiën precies met de modernisering die nodig is en wat bedoelt de Algemene Rekenkamer hiermee?

Antwoord op vraag 5

Op dit moment vindt de evaluatie van de Comptabiliteitswet 2016 (CW) plaats. De totstandkoming van de CW 2016 startte in 2013 met een brief van mijn ambtsvoorganger, over wat toen heette de modernisering van de CW (Kamerstuk 33 670, nr. 1). Een van de vragen in de evaluatie is of die modernisering van de CW in opzet is geslaagd. Na afronding van de evaluatie (voorzien vlak na de zomer) stuur ik uw Kamer in het vierde kwartaal een hoofdlijnenbrief. Daarin kom ik met een kabinetsreactie op de evaluatie van de CW, en, aan de hand van een synthese van tal van andere trajecten en input, met voorstellen voor aanpassing van de CW.

De Algemene Rekenkamer betoogt in haar verantwoordingsonderzoek dat het controlebestel gemoderniseerd moet worden, door aan te sluiten op bijvoorbeeld duurzaamheidsdoelen en digitalisering.

Vraag 7

Hadden economische schokken afgelopen jaren beter kunnen worden opgevangen als het financieel beheer beter zou zijn geworden?

Antwoord op vraag 7

De schokbestendigheid van de begroting wordt bepaald door de kredietwaardigheid van de staat, die onder meer wordt beïnvloed door de hoogte van de staatsschuld. Er is geen direct verband met financieel beheer. De kredietwaardigheid van de Nederlandse staat bevindt zich volgens financiële markten op het hoogste niveau (AAA).

Vraag 8

Wat is naar (grove) schatting ongeveer de budgettaire derving door het feit dat er voor de schenk- en erfbelasting geldt dat er geen inzicht is in het nalevingsgedrag van belastingplichtigen?

Vraag 9

Welke stappen gaat het kabinet zetten om inzicht te krijgen in het nalevingsgedrag wat betreft de schenk- en erfbelasting?

Antwoord op vraag 8 en vraag 9

Het nalevingsgedrag van belastingplichtigen hangt onder meer af van kennis, (on)duidelijkheid in wet- en regelgeving, aanvaarding van de belastingsoort, en de gepercipieerde pakkans. Bij een belasting als de schenk- of erfbelasting is niet volledig scherp in beeld te brengen in welke mate belastingplichtigen niet voldoen aan hun fiscale verplichtingen. Of een aangifte juist is, kan weliswaar worden getoetst, maar of sprake is van volledigheid is in voorkomende gevallen moeilijker. Het is dan ook niet goed mogelijk om een cijfermatige indicatie te geven van de eventuele derving voor aangiften schenk- of erfbelasting die niet gedaan zijn.

De Belastingdienst beoogt, in lijn met zijn Uitvoerings- en handhavingsstrategie (UHS), om te zorgen dat belastingplichtigen uit zichzelf aan hun fiscale verplichtingen voldoen. Dit wordt bij voorbeeld gedaan door (uitnodigings- en transactie)processen te verbeteren, dienstverlening verder te optimaliseren, externe samenwerking met adviseurs en notarissen te versterken, meer rechtszekerheid vooraf te verlenen, en risicogericht toezicht achteraf te intensiveren.

Middels periodieke steekproeven wordt beoogt om, zover als mogelijk, meer inzicht te krijgen op welke punten compliantie nog verbeterd kan worden. Dat soort inzicht draagt vervolgens eraan bij om een risicogerichte handhavingsregie in te richten. In 2021 is een aanvang gemaakt met de steekproef voor de erfbelasting. In deze steekproef worden aselect een aantal aangiften grondig gecontroleerd. Voor de schenkbelasting is het nu nog niet mogelijk om zo’n steekproef te houden aangezien het ontbreekt aan (voldoende gestructureerde) derden informatie.

Vraag 10

Voor welke (fiscale) regelingen geldt nog meer dat er geen inzicht is in het nalevingsgedrag?

Antwoord op vraag 10

De Belastingdienst meet het nalevingsgedrag van doelgroepen Particulieren, Ondernemingen en Middelgrote Ondernemingen, door middel van statistisch verantwoord steekproefsgewijs onderzoek in de vorm van boekenonderzoeken en kantoortoetsen. Alle steekproeven worden tweejaarlijks uitgevoerd. De steekproef Particulieren door middel van kantoortoetsen op aangiften IH.

De steekproef Ondernemingen en de steekproef Middelgrote ondernemingen, beide door middel van boekenonderzoeken voor de belastingmiddelen Vpb, LH, IH (enkel bij de steekproef Ondernemingen) en OB (indien van toepassing). De steekproef Middelgrote Ondernemingen is gestart met ingang van 2023. Daarnaast voert de Belastingdienst sinds 2022 ook steekproeven uit voor de Erfbelasting en C-biljetten voor buitenlandse belastingplichtigen met Nederlands inkomen, de behandeling van deze steekproef loopt nog.

Over de meest actuele resultaten van de steekproeven is de Kamer afgelopen december geïnformeerd in de bijlage bij de Kamerbrief bij het Jaarplan Belastingdienst 2023.1

Naast de steekproeven worden ook verdiepende onderzoeken gedaan om inzicht te krijgen (en houden) om de oorzaken voor (niet) naleven van regels te achterhalen. Bijvoorbeeld het onderzoek naar zorgkosten dat is opgenomen in het Jaarplan Belastingdienst (in zowel 2022 als 2023).

Voor andere doelgroepen en regelingen verschilt het in hoeverre voldoende zicht op het nalevingsgedrag beschikbaar is. De behoefte aan meer kennis en inzicht in het nalevingsgedrag van burgers en bedrijven en hoe we daar het beste op kunnen aansluiten bestaat echter altijd. De Belastingdienst ontwikkelt daarom voortdurend instrumenten om het inzicht te verbeteren, zodat de aanpak steeds beter op burgers en bedrijven aangesloten kan worden.

Vraag 11

Ziet het kabinet nog aanvullende opties om de doelmatigheid van fiscale regelingen beter in kaart te brengen?

Antwoord op vraag 11

Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) worden fiscale regelingen periodiek geëvalueerd op doeltreffend- en doelmatigheid. De uitkomsten hiervan en ook de evaluatieplanning voor de komende jaren worden gerapporteerd in bijlage 9 en 10 van de Miljoenennota (Kamerstuk 36 200, nrs. 1 en 2). Daarnaast werkt het kabinet aan een inventarisatie en beoordeling van alle fiscale regelingen op basis van een aantal criteria, waaronder doeltreffend- en doelmatigheid. De uitkomsten hiervan landen in een ambtelijk rapport dat voor de zomer met de Kamer wordt gedeeld.

Vraag 12

Hoe kijkt het kabinet aan tegen het probleem waarbij specialisten niet in loondienst willen komen bij het Ministerie van Financiën/de Belastingdienst? Vindt het kabinet dat de uitzonderingsprocedure nog het meest logisch instrument is of ziet het kabinet andere opties?

Antwoord op vraag 12

Het kabinet onderkent dat dit een situatie is die verband houdt met de zeer krappe arbeidsmarkt.

Politieke en maatschappelijke urgentie maakt dat het werk wel gedaan moet worden, soms dus ook via inhuur van personeel, waaronder zzp’ers.

Omdat het hierbij vaak gaat om functies waar een vast dienstverband wenselijk is, wordt er gezocht naar oplossingen om te komen tot een afbouw van de groep zzp’ers, waarbij waarschijnlijk sprake is van schijnzelfstandigheid. Hierbij wordt zoveel mogelijk ingezet op verambtelijking en herinrichting van werkzaamheden en dergelijke.

Vraag 13

Kan geschetst worden welke stappen het kabinet gaat ondernemen om het systeem wat betreft de omzetbelasting te moderniseren?

Antwoord op vraag 13

Een omvangrijke moderniseringsopgave voor het omzetbelastingsysteem is gestart. In 2021 heeft een marktconsultatie plaatsgevonden waaruit bleek dat er oplossingen in de markt beschikbaar zijn voor een nieuw systeem voor de omzetbelasting. Een extern advies in 2022 heeft dit bevestigd. Op 12 mei jongstleden is de selectieleidraad gepubliceerd op TenderNed. Hiermee is de aanbestedingsfase inmiddels gestart (selectiefase en de dialoogfase). De gunning wordt in mei 2024 verwacht, daarna start de implementatiefase.

De planning is dat in 2026 een nieuw systeem operationeel is. Het is hierbij wel goed te benoemen, dat in de keten omzetbelasting ook na 2026 nog andere regelingen gemoderniseerd dienen te worden.

Vraag 14

Bij welke andere belastingen speelt nog meer problematiek die lijkt op de problematiek die ontstaat door het verouderde systeem van de omzetbelasting?

Antwoord op vraag 14

Zoals ook is gemeld in de ICT-brief van 20 februari 20232 geldt voor de meeste ketens dat het de ambitie is om het overgrote deel van het achterstallig onderhoud in 2026 opgelost te hebben. Of dat tijdpad gehaald wordt is afhankelijk van veel factoren, waaronder beschikbaarheid van ICT-personeel, tussentijdse ontwikkelingen (zoals arresten in de rechtspraak, onvoorziene (crisis)maatregelen, nieuwe nationale beleidswensen en Europese wet- en regelgeving) en verloop van aanbestedingen. Deze ambitie betekent niet dat alle systemen in 2026 direct gereed zijn om beleidswijzigingen door te voeren. Wat de mogelijkheden zijn zal per systeem en per beleidswijziging verschillen. In de ICT-brief ga ik hier uitgebreid op in, in deze brief is ook de moderniseringsopgave per keten visueel weergegeven.


X Noot
1

Kamerstuk 31 066, nr. 1145.

X Noot
2

Kamerstuk 31 066, nr. 1174.

Naar boven