36 100 X Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2021

Nr. 8 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 5 juli 2022

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Defensie over de brief van 18 mei 2022 over het Jaarverslag Ministerie van Defensie 2021 (Kamerstuk 36 100 X, nr. 1).

De vragen en opmerkingen zijn op 21 juni 2022 aan de Minister van Defensie voorgelegd. Bij brief van 29 juni 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, De Roon

De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

VVD

1.

De leden van de VVD-fractie verzoeken het kabinet meer inzicht te geven bij de door de Algemene Rekenkamer geconcludeerde structurele zwakheden in de bedrijfsvoering van het Rijk, daar ook specifiek Defensie wordt genoemd als het gaat om de onderliggende oorzaken als onvoldoende bezetting van financiële en ondersteunende functies. Deze leden zijn echter realistisch en voorzien dat de problemen op dat vlak eerder zullen toenemen dan afnemen. Desondanks verzoeken zij het kabinet in te gaan op welke wijze het kabinet deze problemen wil ondervangen, daar er flink meer investeringen in het vooruitzicht zijn gesteld.

Defensie is in gesprek met de Algemene Rekenkamer en de Auditdienst Rijk over de interpretatie van de aanbestedingswet- en regelgeving. Ook zal Defensie ervoor zorgdragen dat het gebruik van uitzonderingsbepalingen en -procedures afdoende in de inkoopdossiers wordt gemotiveerd. Defensie is en blijft gebonden aan de Aanbestedingswetgeving en past dat ook toe om de rechtmatigheid van de extra bestedingen te borgen.

Daarnaast neemt Defensie maatregelen om de juiste en tijdige vastlegging van verplichtingen in de financiële administratie te verbeteren. Ook worden er maatregelen getroffen om de sturing op verplichtingen te versterken en te voorkomen dat er meer verplichtingen worden aangegaan dan er voor dat jaar aan verplichtingenbudget beschikbaar is. In de defensiebrede managementrapportage wordt naast de sturing op de uitgaven vanaf 2022 ook gerapporteerd over de gebudgetteerde en aangegane verplichtingen.

Tot slot wordt onderzocht hoe de interne beheersingsfunctie beter kan worden georganiseerd met gebruikmaking van moderne controletechnieken, zoals het gebruik van data-analyse. Bij Defensie is de interne beheersingsfunctie sinds 2012 grotendeels verdwenen als gevolg van de specifieke taakstelling op het aantal VTE’n en een deel van de capaciteit is destijds overgedragen aan de Auditdienst Rijk. Met het verstevigen van de interne beheersingsfunctie wil Defensie eerder problemen in de bedrijfsvoering signaleren en nieuwe onvolkomenheden of aandachtspunten voorkomen.

2.

De leden van de VVD-fractie zien dat er, mede als gevolg van het voorgenoemde, ook een toename is van het ingehuurde personeel en achten dat een vooralsnog noodzakelijke maar op lange termijn onwenselijke ontwikkeling. Deze leden vragen het kabinet nader in te gaan op de zorgelijke signalen uit de organisatie dat er met inhuur ook veel onervarenheid en onvoldoende kennis van de krijgsmacht binnenkomt. Voorts vragen deze leden of het kabinet hun mening deelt dat deze ontwikkeling Defensie op meerdere manieren duur kan komen te staan in de toekomst. Deze leden vragen het kabinet verder in te gaan op welke wijze het kabinet de inhuur wil terugdringen.

Uiteraard heeft het de voorkeur om de organisatie op een organieke manier te vullen. De noodzaak om personeel in te huren hangt direct samen met het grote aantal vacante functies bij de defensieonderdelen. Commandanten zijn bevoegd om binnen de beschikbare formatieruimte waar nodig personeel in te huren, wanneer de bedrijfsvoering hierom vraagt. Ofschoon inhuur niet in alle gevallen kan voorzien in de kennis- en ervaringsopbouw die bij vast personeel aanwezig is, is het alternatief voor inhuur een vacature. Daarnaast kan externe inhuur ons ook relevante kennis en nieuwe inzichten opleveren. Deze afweging ligt bij de commandanten van de defensieonderdelen. Defensie wil binnen het nieuwe HR-model de mogelijkheden vergroten om mensen, zowel vast als flexibel, aan Defensie te verbinden (zie ook Kamerstuk 35 570 X, nr. 91, d.d. 28 mei 2021). Defensie gaat met het oog daarop haar organisatie opbouwen met personele capaciteit afkomstig uit vier «schillen»:

  • De eerste schil bestaat uit militaire capaciteit die in het operationele domein de directe gevechtskracht levert.

  • De tweede schil bestaat uit militaire en burgercapaciteit die op niet-gevechtsfuncties binnen Defensie werkzaam is binnen en buiten het operationele domein.

  • De derde schil is de capaciteit waarmee Defensie op grond van oproepcontracten capaciteiten snel kan op- en afschalen, bijvoorbeeld door inzet van reservisten.

  • De vierde schil is de capaciteit, reservist of burger, waarover Defensie kan beschikken in samenwerking met bedrijven, medeoverheden en ZZP-ers.

In de vierde schil gaat Defensie strategische partnerschappen aan met bedrijven en medeoverheden om personeel uit te wisselen. Met achttien bedrijven is er een overeenkomst ter zake gesloten. Inhuur in de vorm van uitzendkrachten, interim functievervulling en adviesdiensten zal in zekere mate nodig blijven zolang er geen eigen capaciteit beschikbaar is of de betreffende expertise ontbreekt.

3.

De leden van de VVD-fractie merken op dat de personeelsrapportage, net als de reeds besproken Veteranennota, meer verwordt tot een glossy dan een document waar trends, informatie en cijfers uit gehaald kunnen worden. Deelt het kabinet de mening van deze leden dat in navolging van de Veteranennota ook de personeelsrapportage een grondige herziening dient te krijgen, zodat zowel Defensie als de Kamer meerjarig inzicht krijgt in de ontwikkelingen en trends binnen de krijgsmacht? Is het kabinet ook bereid vollediger te rapporteren over de uitvalspercentages en op welke momenten, waar en met welke redenen dit in het opleidingstraject gebeurt? Zo vragen deze leden.

De Staatssecretaris heeft in de Kamerbrief bij de Personeelsrapportage 2021 (Kamerstuk 35 925 X, nr. 78, 18 mei 2022) aangekondigd dat hij voornemens is de Personeelsrapportage te vernieuwen. Uw Kamer ontvangt na de zomer een brief met het uitvoeringsplan Boeien, Binden en Behouden voor deze kabinetsperiode. In de vernieuwde Personeelsrapportage zal hij over de voortgang van dit uitvoeringsplan rapporteren.

Bij de beantwoording van de feitelijke vragen Personeelsrapportage 2021 (Kamerstuk 35 925 X, nr. 38, 7 juni 2022) is er een fout gemaakt in het antwoord op vraag 5 over de omvang van de uitval tijdens de Algemene Militaire Opleiding (AMO). Het uitvalpercentage bij de AMO is niet 49% zoals benoemd in het antwoord; dit moet minder dan 25% zijn. In de Personeelsrapportage 2021 is in grafiek 39 «Uitstroom militair personeel» weergegeven dat 1.222 militairen gestopt zijn met hun initiële opleiding (AMO of functieopleiding); dat is 25% van het gemiddeld aantal militairen dat in 2021 een initiële opleiding volgde.

Er is opdracht gegeven tot nader onderzoek naar het opleidingsrendement van de initiële opleidingen en de Staatssecretaris zal hierover rapporteren in de vernieuwde Personeelsrapportage.

4.

De Algemene Rekenkamer constateert dat er ruim 1 miljard euro aan onrechtmatigheden bij de aanbestedingen van Defensie zijn. De leden van de VVD-fractie vragen het kabinet in orde van grootte aan te geven welke projecten dit betreft en met welke redenen dit volgens de Algemene Rekenkamer als onrechtmatig bestempeld wordt. Bovendien merken deze leden op dat zowel de Auditdienst Rijk als Defensie de conclusies van de Algemene Rekenkamer niet onderschrijven. Deze leden vragen het kabinet dan ook op welke wijze zij gaat voorkomen dat dit een langslepende en semantische discussie wordt in de toekomst, omdat dit Defensie onderaan de streep draagvlak en mogelijk op lange termijn ook geld gaat kosten.

De omvang van het bedrag aan fouten en onzekerheden in de rechtmatigheid wordt met name bepaald door het aanbesteden onder de Aanbestedingswet op Defensie- en Veiligheidsgebied (ADV). Hierbij kan de onderhandelingsprocedure zonder aankondiging worden toegepast in de gevallen dat de opdracht «om technische redenen of om redenen van bescherming van uitsluitende rechten slechts aan een bepaalde ondernemer kan worden toevertrouwd» (artikel 2.23 lid 1 ADV). Bovendien heeft Defensie bij enkele dossiers gebruik gemaakt van de uitzonderingsmogelijkheid om via het inkoopagentschap van de NAVO, de NATO Support en Procurement Agency (NSPA), te voorzien in de behoefte (artikel 2.16 sub g). Het beeld van Defensie is dat de Algemene Rekenkamer de betreffende dossiers beoordeelt op basis van een formeel-juridische interpretatie van de aanbestedingswetgeving en de onder de civiele aanbestedingswetgeving (Aanbestedingswet) gevormde jurisprudentie onverkort toepast op aanbestedingen onder de ADV. Ik heb de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer overgenomen om een analyse uit te voeren naar de oorzaken en achtergronden van het gebruik van de bovengenoemde onderhandelingsprocedure zonder aankondiging en de gevolgen daarvan voor het doel- en rechtmatig aanbesteden.

5.

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de signalen van de Algemene Rekenkamer niet in de wind moeten worden geslagen. De vier onvolkomenheden, waarvan vastgoed als «ernstig» te boek staat, zijn hardnekkig. Buiten het IT-beheer en Vastgoed – de Staatssecretaris heeft vorige maand een startschot gegeven met het Vastgoedplan – lijkt er volgens deze leden ook weinig beweging in de zaak te zijn. Naast de tekortkoming in het inkoopbeheer, mede als gevolg van de personele problemen, achten zij de onvolkomenheid in het munitiebeheer misschien even hardnekkig als verbazingwekkend. Defensie kreeg in 2011 al één van de destijds 22 tikken op de vingers vanwege het munitiebeheer. Er volgde een plan van aanpak, maar het probleem met het munitiebeheer wordt maar niet opgelost. De leden van de VVD-fractie verzoeken het kabinet dan ook in te gaan op waar de grootste tekortkomingen en uitdagingen liggen bij het munitiebeheer, en op welke wijze zij dit dossier gaat vlottrekken. Voorts vragen deze leden het kabinet om met een plan van aanpak te komen om de structurele problemen in het munitiebeheer op te lossen.

De problematiek rondom munitiebeheer is bekend. Op het gebied van munitie- en materieelbeheer zijn het afgelopen jaar door Defensie veel verbeteringen in gang gezet. Zoals ook de Rekenkamer erkent, vergt het meerjarige inspanningen om de onvolkomenheid op te lossen.

De grootste uitdagingen liggen in het aanpakken van het tekort aan personeel (munitiebeheerders), het verbeteren van de kennis en opleidingen van ons personeel en het verbeteren van de gedragscomponent. Bij het aanpakken van deze uitdagingen zal ook nadrukkelijk aandacht worden besteed aan het verminderen en vereenvoudigen van administratieve processen (door gebruik van o.a. robotisering) en het naleven van de regelgeving. Hierin zullen ook maatregelen ter verbetering van de interne beheersing worden opgenomen. Over de voortgang van het oplossen van de onvolkomenheden zal de Staatssecretaris in de reguliere rapportages aan uw Kamer rapporteren.

D66

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de verantwoordingsstukken over het jaar 2021. Deze leden hebben nog enkele vragen.

6.

Met betrekking tot het Jaarverslag en de Slotwet zijn de leden van de D66-fractie bezorgd over de ernstige onvolkomenheid in het vastgoed van Defensie. Ook constateren deze leden dat het departement hard werkt om verbetering aan te brengen. Wat ziet de Staatssecretaris als allergrootste uitdaging in het oplossen van het vastgoeddossier?

De vastgoedproblematiek is urgent en omvangrijk, maar ook uitdagend. Het doel is om een vastgoedportefeuille te realiseren die de taakuitvoering van Defensie optimaal ondersteunt, die toekomstbestendig is, die bijdraagt aan werkbeleving en trots, die duurzaam is en die waar mogelijk nog meer met de samenleving en de regio verbonden is dan voorheen. De uitdaging is tevens dat de balans wordt hersteld tussen een gezonde en een toekomstbestendige vastgoedportefeuille en de beschikbare middelen voor investeringen, nieuwbouw en exploitatie. Het kan hierbij om ingrijpende keuzes gaan wat betreft het concentreren, het verduurzamen en het vernieuwen van de vastgoedportefeuille. Een gevolg van de keuze voor concentreren is dat te verlaten locaties als perspectieflocaties beschikbaar komen voor maatschappelijk nut. Rijksbreed moet voor deze te verlaten locaties perspectief worden gegeven. Een andere uitdaging is het vinden van de juiste balans tussen de verschillende belangen van de omgeving en het tempo dat Defensie nodig heeft om te investeren, zodat Defensie haar operationele behoefte kan realiseren en kan verduurzamen.

7.

Kan de Staatssecretaris daarnaast aangeven wat er exact gedaan is met de middelen die zijn vrijgemaakt met de motie Hermans c.s. (Kamerstuk 35 925, nr. 13)? Kan het kabinet tevens toelichten waarom de verplichtingen in de Slotwet 4 miljard euro lager uitvallen dan geraamd ten tijde van de Najaarsnota, en waarom dit niet (deels) eerder was te voorzien? Zo vragen de leden van de D66-fractie.

Met de motie van het lid Hermans is vanaf begrotingsjaar 2022 structureel 300 miljoen euro toegevoegd aan de Defensiebegroting om de onderhoudsachterstanden te verkleinen.1 Dit budget is met een nota van wijziging toegevoegd aan de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds voor het jaar 2022.2 De verdeling van dit budget is bij de eerste suppletoire begroting 2022 aangepast; onderstaande tabel geeft de verdeling van dit budget weer.

Verdeling budget motie van het lid HermansBedragen in miljoen euro

Omschrijving

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Vastgoed

75,0

75,0

75,0

75,0

75,0

75,0

Instandhouding IT

97,3

97,3

97,3

97,3

97,3

97,3

Instandhouding materieel

127,7

127,7

127,7

127,7

127,7

127,7

Totaal

300,0

300,0

300,0

300,0

300,0

300,0

In de Slotwet van het Ministerie van Defensie (hoofdstuk X) zijn de verplichtingen met 4,0 miljard euro neerwaarts aangepast. Deze aanpassing volgt uit een neerwaartse bijstelling van de verplichtingen in het Defensiematerieelbegrotingsfonds die reeds bij 2e suppletoire begroting is verwerkt. Met de neerwaartse bijstelling van het voedingsartikel op de begroting van Defensie (hoofdstuk X) bij Slotwet sluiten het Defensiematerieelbegrotingsfonds en de begroting van Defensie (het voedingsartikel) weer bij elkaar aan.

De bijstelling van de verplichtingen met ca. 4,0 miljard bij Slotwet (voedingsartikel) en bij de tweede suppletoire begroting van het Defensiematerieelbegrotingsfonds is met name veroorzaakt door de neerwaartse bijstelling van de verplichtingen op artikel 2, Maritiem materieel, van het DMF. De ramingen van de verplichtingen voor onder meer de Vervanging van de onderzeeboten, de midlife update van Zr.Ms. Johan de Witt, de Evolved Sea Sparrow Missile en de Torpedo's MK48 zijn doorgeschoven naar latere jaren. Over de voortgang van de Vervanging van de onderzeeboten is de Tweede Kamer op 27 oktober 2021 (Kamerstuk 34 225, nr. 34) geïnformeerd.

8.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de duur van midlife-updates van de bovenwaterschepen van de marine. Zij vragen of de Staatssecretaris hun mening deelt dat een grotere betrokkenheid van de private maritieme industrie wellicht de duur van midlife-updates kan verkorten en daarmee de vaartijd van schepen omhoog kan. Zo nee, waarom niet? Zo ja, dan vragen deze leden of de Staatssecretaris van mening is dat er op dit moment een goede balans is in uitvoering door de marine enerzijds en de industrie anderzijds.

Defensie betrekt de maritieme industrie intensief bij de werkzaamheden aan marineschepen. Enkele voorbeelden zijn de volgende. De Midlife Update (MLU) van Zr.Ms. Johan de Witt wordt grotendeels uitgevoerd door de Nederlandse maritieme industrie. Begin vorig jaar heeft een Nederlands bedrijf een defecte schroefas van een van de Oceangoing Patrol Vessels gerepareerd. Op 20 juni jl. heeft u de A-brief ontvangen over de instandhouding van het JSS (Kamerstuk 33 763, nr. 153). Na Kamerbehandeling van deze brief zal Defensie een belangrijk deel van de werkzaamheden contracteren bij de industrie, mede omdat Defensie niet beschikt over een dok dat groot genoeg is voor dit schip. Bij de nieuwe hulpvaartuigen wordt de instandhouding belegd bij de nog te selecteren bouwer van de schepen. Dit helpt om de werklast van de Koninklijke Marine te beperken (B-brief van 16 juni jl., Kamerstuk 27 830, nr. 360).

Bij meerdere bovenwaterschepen van de Koninklijke Marine zijn momenteel MLU’s of instandhoudingsprojecten in uitvoering of zijn deze in voorbereiding. De MLU van de Oceangoing Patrol Vessels (OPV’s) is voorzien voor de periode 2024–2034. Defensie voert deze MLU zoveel mogelijk gelijktijdig uit met geplande periodes van groot onderhoud om daarmee de vier OPV’s zoveel mogelijk beschikbaar te hebben voor inzet. Om dezelfde reden wordt de komende MLU van het Joint Support Ship (JSS) verdeeld over twee geplande onderhoudsperiodes in 2025 en 2032.

Werkzaamheden aan marineschepen hebben uiteenlopende redenen. Elk marineschip krijgt eens in de vijf tot zes jaar gepland groot onderhoud. Daar bovenop komen MLU’s of instandhoudingsprojecten, ongeveer halverwege de geplande levensduur van de schepen. Verder ondergaan de schepen moderniseringsprogramma’s om bijvoorbeeld de bewapening te verbeteren, zoals voor enkele schepen de vervanging van de Goalkeeper-snelvuurkanons. Ten slotte kunnen bij de schepen incidenteel plotselinge defecten optreden die moeten worden verholpen.

In de toekomst zal Defensie zoveel mogelijk gebruik blijven maken van de maritieme industrie. Daarbij geldt wel dat de industrie niet altijd in voldoende mate beschikt over de specifieke kennis en expertise die nodig is voor militaire systemen. Verder is het van belang dat Defensie zelf blijft beschikken over de kennis en expertise om het materieel te onderhouden. Bij inzet in het buitenland is het bijvoorbeeld niet altijd mogelijk om het bedrijfsleven in te schakelen.

9.

De leden van de D66-fractie willen graag geïnformeerd worden over de uitvoering van de motie van de leden Belhaj en Boswijk (Kamerstuk 35 830 X nr. 9), die de regering verzocht om het voor Kamerleden mogelijk te maken om tijdens besloten debatten te beschikken over vertrouwelijke stukken die normaliter ter inzage liggen bij het CIP. De achterliggende gedachte van deze motie is volgens deze leden om ervoor te zorgen dat ook in besloten debatten op het scherpst van de snede en met de juiste informatie gedebatteerd kan worden, bijvoorbeeld over de invulling of inzet van de krijgsmacht in een toekomstige missie. Deze leden vragen of hier reeds een structuur voor is opgetuigd. Zo nee, hoe is het kabinet voornemens deze motie uit te voeren? De leden van de D66-fractie vragen of hun mening wordt gedeeld dat de regering dit na het aannemen van deze motie moet faciliteren en het niet aan individuele Kamerleden is om hier elke keer om te moeten vragen. Zij vragen of het kabinet hun mening deelt dat dit de controle op de regering verbetert.

In de motie wordt gevraagd om het voor Kamerleden mogelijk te maken om tijdens besloten debatten te kunnen beschikken over de vertrouwelijke stukken die normaliter ter inzage liggen bij het Centraal Informatiepunt. Zoals door mijn voorganger gemeld in antwoord op een eerdere vraag hierover naar aanleiding van de begroting 2021 (Kamerstuk 35 925 X, nr. 9), is dat begrijpelijk en kan dat nu al onder voorwaarden. Het is aan de Kamer om praktische uitvoering te geven aan de behandeling van die vertrouwelijke informatie en daarbij aan de geldende voorwaarden te voldoen.

10.

De leden van de D66-fractie merken op dat de kritische prestatie indicatoren (kpi’s) in het jaarverslag Defensie niet compleet zijn. De prestatie indicatoren op het gebied van gereedheid zijn moeilijk te volgen. Daarnaast zijn er geen kpi’s opgenomen voor het DMF, wat het moeilijk maakt om de doelmatigheid van de bestedingen in het DMF te volgen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris bereid is om samen met de Kamer te kijken wat voor prestatie indicatoren op het gebied van gereedheid (openbaar) opgesteld zouden kunnen worden en of de Staatssecretaris daarnaast bereid is om kpi’s vast te stellen voor het DMF. Zij vragen om een reflectie op het eerste jaar van het DMF en welke lessen zijn geleerd, alsmede wat de aandachtspunten voor de komende periode zijn.

Op dit moment wordt bezien met welke (openbare) kpi’s in de begroting Defensie beter inzicht kan geven in, en verantwoording kan afleggen over, de resultaten van de uitgaven. Defensie hecht er namelijk aan dat zowel doelmatigheid van uitgaven, als ook de voortgang die de komende jaren wordt geboekt als gevolg hiervan, transparant met uw Kamer wordt gedeeld. Defensie omarmt het voorstel om samen met uw Kamer te kijken naar andere (openbare) prestatie indicatoren op het gebied van inzetbaarheid.

In 2021 is het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF) voor het eerst aan de Kamer aangeboden. Door een apart fonds voor de investeringen en instandhouding te creëren, is Defensie beter in staat invulling te geven aan het meerjarig integraal beheer van de financiering van de ontwikkeling, verwerving, instandhouding en afstoting van het materieel, de IT-middelen en de infrastructuur van Defensie.

De mogelijkheden die het begrotingsfonds biedt, waaronder overprogrammering, dragen hieraan bij: in de eerste jaren worden meer projecten gepland dan totaal aan budget beschikbaar is in een jaar (Kamerstuk 36 100 K, nr. 1, van 18 mei 2022). Met deze overprogrammering wordt getracht te voorkomen dat vertragingen bij individuele projecten leiden tot onderrealisatie van het beschikbare budget.

11.

De leden van de D66-fractie lezen dat de uitgaven aan kennis en innovatie ruim onder de EDA-norm vallen. Zij vragen een toelichting waarom de 2% EDA-norm voor uitgaven aan kennis en innovatie niet gehaald worden en of het kabinet die ambitie wel heeft. Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet? Zo vragen deze leden.

De EDA-norm stelt dat Europese landen ten minste 2 procent van hun Defensiebudget aan Research & Technology (R&T) besteden om een toereikend fundament te leggen onder de vernieuwing van hun krijgsmacht. Nederland heeft zich hieraan gecommitteerd en rapporteert de Kamer hierover in het jaarverslag (KPI Research & Technology); de uitgaven (en dus het bijbehorende percentage) worden namelijk achteraf vastgesteld op basis van de gedane uitgaven. In 2021 was dit voor Nederland 1,28%. De oorzaak van het achterblijven bij de EDA-norm is gelegen in de jarenlange, algemene problematiek bij Defensie, inclusief eerdere, zeer forse bezuinigingen op kennisopbouw en technologieontwikkeling. Met de Defensienota is ruimte ontstaan voor een aanzienlijke verhoging van de uitgaven aan R&T. Defensie investeert in toegepast wetenschappelijk onderzoek voor kennisopbouw en technologieontwikkeling (research & technology). De uitgaven hieraan stijgen mee met de Defensiebegroting, zodat het percentage dat aan research & technology wordt besteed op niveau blijft. Hierbij is het groeivermogen van de kennisinstellingen het uitgangspunt geweest. TNO, NLR en Marin moeten de komende jaren hun personele capaciteit voor defensieonderzoek aanzienlijk versterken.

12.

Met betrekking tot de inzetbaarheidsrapportage constateren de leden van de D66-fractie dat Defensie de Nederlandse samenleving flink heeft geholpen tijdens de coronacrisis en de watersnood in Limburg onder kerntaak 3. Deze leden vragen hoe het kabinet terugkijkt op deze inzet en welke obstakels Defensie hierbij heeft ondervonden. Deze leden vragen of de inzet voor kerntaak 3 in 2021 een impact heeft gehad op de inzetbaarheid voor kerntaken 1 en 2.

De inzet in de coronacrisis heeft een behoorlijke beslaglegging gehad op de beperkte medische capaciteit van Defensie. In de eerste golf van de crisis lagen veel activiteiten van de krijgsmacht, net als grote andere delen van de samenleving, stil. Doordat ook gereedstellingsactiviteiten werden beperkt, kon medische capaciteit van Defensie worden ingezet in de coronacrisis.

In de latere golven waren de coronamaatregelen minder stringent waardoor meer activiteiten doorgang konden vinden. De beperkte medische capaciteit van Defensie bleef ingezet worden om te helpen bij de coronacrisis terwijl deze capaciteit ook benodigd is voor trainen en opleiden van de krijgsmacht zelf. De betrokken militairen en de eenheden waartoe zij behoren hebben gedurende hun inzet niet als organieke eenheid kunnen trainen in het volledige inzetspectrum. Dit heeft echter niet geleid tot consequenties voor inzet in het kader van hoofdtaak 1 en 2 in 2021.

De inzet tijdens de watersnood in Limburg heeft slechts beperkte invloed gehad op Defensie omdat de inzet kortdurend was. Defensie kon snel en doelmatig worden ingezet om de ramp samen met de hulpdiensten te bestrijden.

13.

Deze leden vinden het goed te lezen dat het vullingspercentage licht is gestegen. Zij vragen dit te verklaren, hoe deze stijging wordt verklaard en welke lessen hieruit worden getrokken. Deze leden zijn bezorgd over de grote uitstroom bij Defensie en de mate waarin dat een impact heeft op het kennis en ervaringsniveau in de organisatie. Hoe ziet de overdrachtsstructuur eruit bij Defensie en wordt er met een organisatiebrede standaard gewerkt om de kennis en dossieropbouw van vertrekkende collega’s zo goed mogelijk vast te houden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat dit?

De stijging van het vullingspercentage wordt verklaard door een combinatie van factoren:

  • een stijging van de instroom van militair personeel van 3.645 in 2020 naar 3.941 in 2021 (+8,1%)

  • een positief saldo tussen instroom en uitstroom van militair personeel (+670)

  • een positief saldo tussen instroom en uitstroom van burgerpersoneel (+378)

  • een beperkte groei van de formatie van militaire functies (+168).

Punt van zorg is de uitstroom van militair en burgerpersoneel en de impact die dit heeft op de kennis- en ervaringsopbouw binnen Defensie. Onderzoek naar de belangrijkste redenen waarom medewerkers zouden willen vertrekken bij Defensie resulteert in de volgende vijf meest genoemde vertrekintenties:

  • 1. Wijze waarop de organisatie wordt bestuurd;

  • 2. Arbeidsvoorwaarden;

  • 3. Balans werk/thuis;

  • 4. Functietoewijzigingssysteem;

  • 5. Gebrek aan loopbaan- en ontwikkelingsmogelijkheden.

Alle genoemde vertrekintenties hangen direct samen met aantrekkelijk werkgeverschap. Om het behoud van onze medewerkers te stimuleren – en de uitstroom te verminderen − moet Defensie als werkgever aantrekkelijk zijn en concurrerend blijven ten opzichte van andere (overheids)sectoren.

De belangrijkste les is dat Defensie de verbinding met de samenleving moet versterken om voldoende mensen te kunnen werven en behouden. De Staatssecretaris komt na de zomer met een plan van aanpak voor het boeien, binden en behouden van mensen voor Defensie.

De overdracht van kennis en dossiers is bij Defensie zo ingericht dat een vertrekkende collega de inkomende collega inwerkt, een zogeheten «warme overdracht». Indien een warme overdracht niet mogelijk is, worden de dossiers digitaal overgedragen. Daarnaast spelen ervaren collega’s die al langer bij een afdeling werken een belangrijke rol bij de overdracht van kennis en ervaring.

14.

Is het kabinet daarnaast bereid om samen met de Kamer te kijken naar andere (openbare) prestatie indicatoren op het gebied van inzetbaarheid? Zo vragen deze leden.

Met het uitwerken van de Defensienota wordt ook onderzocht op welke wijze de Kamer wordt geïnformeerd over de realisatie van de te nemen maatregelen.

Zoals in het antwoord op vraag 10 nader uiteen is gezet, wordt dit moment bezien met welke (openbare) kpi’s Defensie beter inzicht kan geven in en verantwoording kan afleggen over de resultaten van de uitgaven. Defensie omarmt het voorstel om samen met uw Kamer te kijken naar andere (openbare) prestatie indicatoren op het gebied van inzetbaarheid.

Met betrekking tot kpi’s op het gebied van de operationele gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht zullen we terughoudend zijn met het volledig openbaar maken. Dit is informatie die te veel inzicht verschaft in de staat van de krijgsmacht en mogelijke kwetsbaarheden. Defensie zal deze informatie wel blijven opnemen in de vertrouwelijke bijlage van de inzetbaarheidsrapportage.

15.

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de vertragingen bij de materieelprojecten. Deze leden willen hun zorgen uitspreken over de moeite die het DMO heeft om ervaren technisch personeel vast te houden en weer terug te krijgen vanuit de industrie, vooral omdat het DMO zo een belangrijke rol heeft binnen de Defensieorganisatie. Zij vragen of de DMO over voldoende kennis, expertise en capaciteit beschikt om het beschikbare investerings- en onderhoudsbudget op een goede manier te besteden om de materiële gereedheid op orde te brengen. Zo nee, wat gaat het kabinet daaraan doen? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de DMO de planningen en budgetten realistisch gaat ramen? Welke initiatieven worden ontplooid om verloren kennis terug te krijgen binnen de organisatie en bestaat de mogelijkheid om technici marktconforme salarissen aan te bieden? Zo nee, waarom niet en zou dit niet overwogen moeten worden? Zo vragen de leden van de D66-fractie.

We moeten beter worden door te investeren in onze mensen: personeel is ons meest waardevolle goed waar we komende jaren in blijven investeren. Om uitvoering te geven aan de extra investeringen van het kabinet is meer personele capaciteit nodig. Door de toegenomen investeringen is de vraag naar personeelsinzet op dit moment soms groter dan de aanwezige capaciteit waardoor in tijd geprioriteerd moet worden. De benodigde capaciteit wordt afgestemd op de behoeften voortkomend uit de Defensienota. Daarbij wordt de gehele voorzien-in-keten, waaronder inkopers en technici, beschouwd. Maar we willen ook leren en verbeteren. De samenwerking met kennisinstituten als TNO, Marin, NLR en het bedrijfsleven zorgt ervoor dat we samen kunnen voorzien in materieel en IT tegen de huidige en toekomstige dreigingen. Onze mensen, zoals projectleiders, inkopers en technici, worden hierdoor nog beter in hun vakgebied en leren ook van deze samenwerking. Daarnaast volgen onze mensen een onboarding-programma en interne vakopleidingen om de capaciteiten te ontwikkelen die nodig zijn voor ontwikkelen en verwerven van de hedendaagse complexe systemen.

Het vinden of terughalen van voldoende en voldoende gekwalificeerd personeel blijft een opgave voor Defensie. Met de aanstaande verbeteringen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden en de komst van een nieuw Human Resources (HR)-model als onderdeel van het uitvoeringsplan Boeien, Binden en Behouden dat ontwikkeld wordt, investeert Defensie in haar (toekomstig) personeel.

Wat betreft de beschikbare capaciteit om het instandhoudingsbudget zodanig te besteden dat dit de materiele gereedheid ten goede komt, is het goed om op te merken dat de drie instandhoudingsbedrijven voor land, lucht en maritiem niet tot de DMO behoren maar tot de operationele commando’s. Met de extra financiële middelen van de motie van het lid Hermans (Kamerstuk 35 925, nr. 13, van 23 september 2021) en het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) en Voorjaarsnota kan Defensie in de komende jaren een aanzienlijke verbeterslag maken, zowel voor de instandhouding van onze materiële middelen als voor de voorraden die nodig zijn voor opleiden en trainen.

Defensie onderschrijft het belang om bij projecten meer aandacht te besteden aan een realistische tijdsplanning en budgetramingen. Tegelijkertijd raken actuele marktontwikkelingen ons, zoals toenemende vraag op de defensiemarkt als gevolg van de oorlog in Oekraïne, de vervangingsbehoefte van geleverd materieel en de gestegen Defensiebudgetten binnen Europa. Naar verwachting zullen de schaarste van grondstoffen, bouwmaterialen, computerchips en schaarste van personeel, invloed hebben op de looptijden van projecten en op de prijsontwikkeling. Daarom gaan we, zoals beschreven in de Defensienota, werken met een mijlpaalplanning voor onze grote materieelprojecten. Of een project de oorspronkelijke planning volgt is daarom afhankelijk van meerdere kenmerken, zoals de omvang, complexiteit of mate van internationale samenwerking en de nauwkeurigheid van de beschikbare informatie ten tijde van de raming. Ook de beschikbaarheid van intern en extern benodigde kennis en capaciteit en de marktomstandigheden beïnvloeden het realisatietraject. Daarnaast kunnen in de periode tussen de goedkeuring van de behoefte en de daadwerkelijke verwerving van de goederen en diensten de nodige wijzigingen in de behoefte optreden door technologische en internationale (veiligheids)ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld de oorlog in Oekraïne, waardoor bewust de keuze wordt gemaakt om de initiële eisen gedurende de behoeftestellingsfase aan te passen. Dit heeft invloed op het benodigde budget en de levertijd.

In het afgelopen jaar zijn er reeds stappen ondernomen om de realiteitszin van budgetramingen en tijdplanningen te verbeteren. Zo is er meer aandacht voor de benodigde personele capaciteit, voor inzicht in exploitatie van materieel en zijn er met de Kamer afgesproken mechanismen om met afwijkingen om te gaan.

Het gestegen realisatievermogen is, ondanks deze incidentele verstoringen, structureel van aard gebleken. De mogelijkheden die het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF) biedt, waaronder overprogrammering, dragen hieraan bij: in de eerste jaren worden meer projecten gepland dan totaal aan budget beschikbaar is in een jaar (Kamerstuk 36 100 K, nr. 1 van 18 mei 2022. Met deze overprogrammering wordt getracht te voorkomen dat vertragingen bij individuele projecten leiden tot onderrealisatie van het beschikbare budget. Met het Ministerie van Financiën is afgesproken dat in gezamenlijkheid de doelmatigheid en omvang van de overprogrammering wordt onderzocht.

16.

De leden van de D66-fractie vinden het goed te lezen dat duurzaamheid een steeds centralere rol krijgt in de bedrijfsvoering van Defensie. Graag zouden deze leden op de hoogte blijven van de projecten «Maritiem Masterplan voor een slimme en emissieloze maritieme sector», «Duurzame MaterialenNL» en de andere speerpunten uit de DEOS. Wanneer wordt de Kamer daarover geïnformeerd? Kan de Staatssecretaris daarnaast een update verschaffen over de infrastructuur en het gebruik van biobrandstof voor de luchtmacht? Zo vragen deze leden.

Het in de tweede ronde van het Nationaal Groeifonds door Defensie ingediende voorstel «Maritiem Masterplan voor een slimme en emissieloze maritieme sector» is door de onafhankelijke adviescommissie niet positief beoordeeld. Het door het Ministerie van EZK ingediende voorstel «Duurzame MaterialenNL» is positief door de commissie beoordeeld, maar kent een deel van financiële middelen toe aan een onderdeel van het voorstel waar Defensie geen betrokkenheid bij heeft. De Kamer is bij brief geïnformeerd over de uitkomsten van de tweede ronde van het Nationaal Groeifonds.

In de Defensienota 2022 (Bijlage bij Kamerstuk 36 124, nr. 1) is een brede uitvoeringsagenda voor onze verduurzamingsplannen aangekondigd (gereed in tweede helft van 2022). De speerpunten uit de DEOS (kamerstuk 33 763, nr. 152) en het Plan van aanpak Energietransitie (kamerstuk 34 919, nr. 74) worden in de zomerperiode geanalyseerd en krijgen hierin een plek. De uitvoeringsagenda geeft inzicht in de voortgang, brengt focus, versterkt maatregelen waar dat nodig is, zoals innovatie, en zal aanvullende maatregelen bevatten. In de uitvoeringsagenda worden ook een aantal (nog te ontwikkelen) indicatoren opgenomen waarmee de verduurzamings-maatregelen gemonitord worden. U ontvangt na de zomer tevens de Roadmap Energietransitie Operationeel Materieel met daarin per domein (varen, vliegen en rijden) de verduurzamingskansen en randvoorwaarden om onze afhankelijkheid van fossiele brandstof te verminderen. Met deze aanpak werken we naar een toekomstbestendige duurzame krijgsmacht.

Defensie is gebruiker van Central Europe Pipeline System (CEPS), een brandstoffenpijplijn waar de militaire en civiele luchtvaart aan gekoppeld is. Omdat nog niet alle gevechtsvliegtuigen van andere, op CEPS aangesloten, landen volledig gecertificeerd zijn voor gebruik van biokerosine kunnen we helaas nog geen biobrandstof door het CEPS transporteren, hoewel het systeem daarvoor wel al geschikt is. In internationaal verband dringt Nederland erop aan om de vliegtuigen zo snel mogelijk te certificeren. De kosten van biobrandstof zijn overigens veel hoger dan die van reguliere kerosine. In de Defensienota 2022 zijn middelen vrijgemaakt om meer biobrandstof in te kopen, ook voor de landmacht en de marine (gemiddeld tot 20%).

Defensie is voorstander van gebruik van biokerosine om de luchtvaart te verduurzamen. Daarom is Defensie in 2020 begonnen met het bijmengen van biokerosine op vliegbasis Leeuwarden. Leeuwarden is hiervoor een juiste proeflocatie omdat het niet is aangesloten op het CEPS. Echter, doordat de brandstof niet gemengd door het pijpleidingennetwerk kan worden aangevoerd is het bijmengen een arbeidsintensief en tijdrovend proces.

17.

Met betrekking de personeelsrapportage vinden de leden van de D66-fractie het opvallend te lezen dat jongeren in opleiding bij Defensie niet goed het nut inzien van wat men doet en wat men leert bij Defensie. Zij vragen waar dit aan ligt en hoe de leraren in de Defensieopleidingen hiermee omgaan.

Onvoldoende nuttig en zinvol werk wordt genoemd in de top drie van vertrekredenen bij militairen in FPS fase 1 die op eigen verzoek ontslag nemen. Het betreft hoofdzakelijk opleidingsverloop tijdens de initiële opleiding. Sommige leerlingen breken de initiële opleiding vroegtijdig af, omdat ze andere verwachtingen van Defensie hadden. Ondanks goede

voorlichting lijken jongeren eenvoudiger dan voorheen van keuze te veranderen. Jongeren hebben op de krappe arbeidsmarkt bovendien veel keuzemogelijkheden. De Staatssecretaris heeft opdracht gegeven tot nader onderzoek naar het opleidingsrendement van de initiële opleidingen en zal hierover rapporteren in de vernieuwde Personeelsrapportage.

18.

In de beantwoording van de feitelijke vragen valt te lezen dat voor 41% van de ondervraagden een gebrek aan erkenning en waardering doet concluderen dat de organisatie niet goed bestuurd wordt. De leden van de D66-fractie vragen of het hier gaat om immateriële erkenning en waardering of dat dit ook te maken heeft met de achterblijvende salarissen – die nu worden verhoogd – bij Defensie. Indien het eerste het geval is, hoe zorgt Defensie er voordat het haar kostbare en schaarse personeel beter waardeert en erkent voor het werk wat ze doen? Heeft het gebrek aan erkenning en waardering te maken met de harde cultuur die wellicht heerst bij Defensie? Is de Staatssecretaris van mening dat dit de groei en de verbetering van de organisatie in de weg staat? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris daarnaast uitleggen wat er bedoeld wordt met «besturen aan de hand van escalaties» en «misbruik maken van de can-do mentaliteit» en daar duidelijke voorbeelden bij geven? Zo vragen deze leden.

Het gebrek aan erkenning en waardering waaraan defensiemedewerkers die in 2021 de dienst hebben verlaten refereren, heeft onder andere betrekking op het salaris en de achterblijvende arbeidsvoorwaarden. Daarom is het onderhandelaarsresultaat over de arbeidsvoorwaarden dat voorziet in een forse salarisverhoging voor met name militairen in startende rangen van groot belang.

In de afgelopen jaren heeft Defensie aantoonbaar stappen gezet in het verder versterken van de sociale veiligheid en integriteit.

Wel is de structureel hoge werkdruk, mede als gevolg van het grote aantal vacante functies, een factor van betekenis. Dat kan bij medewerkers worden ervaren als «misbruik van de can-do mentaliteit»; er wordt in sommige gevallen te zeer vertrouwd op de loyaliteit van medewerkers. De can-do mentaliteit is een bijzondere kracht van onze medewerkers, maar brengt ook risico’s met zich mee. De afgelopen jaren is veel gedaan aan de bewustwording hiervan bij eenheden en medewerkers.

Het «besturen aan de hand van escalaties» houdt in dat besluiten pas worden genomen wanneer de problemen op een hoger dek worden gelegd. Dit wordt door 12% van de dienstverlaters genoemd als achterliggende factor van de vertrekreden «wijze waarop de organisatie wordt bestuurd».

19.

De leden van de D66-fractie lezen dat blessures een belangrijke reden zijn voor leerlingen bij Defensie om te stoppen met de opleiding. Deze leden vragen of dit een logisch gevolg is van de aard van de opleiding en of de Staatssecretaris denkt dat dit verminderd kan worden? Zo ja, hoe wordt daaraan gewerkt?

Defensie beschikt over een groot en divers aanbod aan opleidingen. Aan elke opleiding liggen zorgvuldig ontwikkelde draaiboeken ten grondslag, waarbij ook rekening wordt gehouden met de fysieke belastbaarheid. Juist tijdens de initiële opleidingen wordt ruimschoots aandacht besteed aan het gefaseerd opvoeren van de fysieke belasting om de kans op blessures zo laag mogelijk te houden. Desondanks wordt een deel van de leerlingen geconfronteerd met een blessure. Deze leerlingen worden waar mogelijk binnen de opleiding gehouden indien de blessure niet ernstig is en van korte duur. Blijkt dat niet mogelijk, dan wordt leerlingen de mogelijkheid geboden om te herstellen, bijvoorbeeld in remedial pelotons, om op een later moment weer in te stromen in de opleiding. Het besluit om te stoppen op grond van een blessure is daarmee veelal een keuze die bij de leerling zelf ligt.

20.

In het Verantwoordingsonderzoek 2021 lezen de leden van de D66-fractie dat Defensie investeert in de processen en onderdelen die randvoorwaardelijk zijn om de groei doeltreffend en doelmatig vorm te kunnen geven, zoals verwervings- en beheersprocessen voor materieel en munitie. Zij vragen welke verwervings- en beheersprocessen hier worden bedoeld. Zij vragen het kabinet deze leden mee te nemen in zowel één nieuw verwervingsproces en één nieuw beheersprocessen en daarbij toe te lichten hoe deze de doeltreffendheid en doelmatigheid verhogen. Hoe komen deze processen tot stand, zijn dit processen die zijn «afgekeken» van andere organisaties of krijgsmachten of worden deze intern ontwikkeld? Welke bondgenootschappelijke krijgsmacht kijkt Defensie graag naar om zulke verwervings- en beheersprocessen te verbeteren? Is daarbij sprake van voldoende kennisuitwisseling? Zo vragen de leden van D66-fractie. Deze leden vragen wat de overwegingen waren die ten grondslag liggen aan de ontzettend belangrijke opdracht om de doeltreffendheid en doelmatigheid van de organisatie op dit punt te verbeteren.

De D66-fractie vraagt naar de randvoorwaarden voor de groei van Defensie en wijst er terecht op dat de processen die daartoe moeten leiden zowel doeltreffend als doelmatig moeten zijn. Afgelopen week heeft de Staatssecretaris uw Kamer geïnformeerd over de verschillende verbeterinitiatieven die binnen de invloedsfeer van Defensie zijn opgepakt om onze wendbaarheid te vergroten (Kamerstuk 35 925 X, nr. 84). Defensie werkt dagelijks aan het vergroten van de wendbaarheid van de interne processen van het «voorzien-in proces». Zoals gemeld, wordt daarbij ook nadrukkelijk samengewerkt met partners, zowel binnenlandse partner als met Europese en internationale bondgenoten. Een al lopend voorbeeld daarvan is het organiseren van gezamenlijke inkoop in NAVO-verband, wat ook ten goede komt aan de interoperabiliteit.

Voor verbeteringen in de beheersprocessen verwijs ik u naar het antwoord om op vraag 5 en vraag 30.

21.

Kan het kabinet daarnaast reflecteren op de onvolkomenheden en nader toelichten waarom hierop al jarenlang weinig voortgang is geboekt? Kan worden aangegeven wat er voor nodig is om die voortgang wel te boeken?

Er zijn in het Verantwoordingsonderzoek 2021 van de Algemene Rekenkamer (AR) vier onvolkomenheden geconstateerd, die gelijk zijn aan de vorige jaren: inkoopbeheer, munitiebeheer, autorisatiebeheer en vastgoed. Wij herkennen de conclusie van de AR dat er hardnekkige problemen in de bedrijfsvoering van Defensie zijn. Het zijn bekende problemen die we zelf ook al eerder inzichtelijk hebben gemaakt. Net als de Rekenkamer erkent, betreft het oplossen van de problematiek veelal langdurige trajecten.

Met het extra geld dat in het Coalitieakkoord en de Voorjaarsnota beschikbaar komt, worden tekorten stapsgewijs weggewerkt. We kunnen hiermee aan de slag met het versterken van de basis van de organisatie, vernieuwen en moderniseren. We kunnen nu over de volle breedte zaken aanpakken op het gebied van bedrijfsvoering, personeel, vastgoed en capaciteiten. Defensie gaat daarmee een nieuwe fase in waarin veel verbeteringen al zijn opgestart en de problematiek op de onvolkomenheden aan wordt gepakt. Wel zal het tijd kosten om alle zaken aan te pakken en zijn de effecten niet van de een op de andere dag zichtbaar.

22.

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd naar de interne regelgeving die Defensie heeft ontwikkeld om om te gaan met de aanbestedingswet. Uit welk jaar stamt deze regelgeving en hoe vaak wordt deze geüpdatet? Wordt daarbij weleens meegekeken door een externe partij? Zo vragen deze leden. Verder op dit punt staat dat «er niet zozeer sprake van (is) dat escalatienota’s ontbreken, maar dat in de daarvoor in aanmerking komende gevallen de escalatieprocedure had moeten worden toegepast. Dit vergt dus de nodige aandacht in het proces voorafgaand aan de opdrachtverlening, wat zal worden meegenomen in de opvolging van de aanbeveling van Rekenkamer om de interne controle binnen de inkooppunten van Defensie te versterken.» De leden van de D66-fractie vragen welke afdeling hiervoor verantwoordelijk is en hoe dit concreet wordt meegenomen? Is er voldoende kennis aanwezig om voorafgaand aan de opdrachtverlening in te schatten of een escalatienota nodig is? Zo ja, kan dat worden toegelicht? Zo nee, kan worden verzekerd dat Defensie in staat is om volgens wet en regelgeving aan te besteden? Zo vragen deze leden.

In het kader van wendbaarheid en het verminderen van regeldruk en bureaucratie streeft Defensie ernaar om eigen regelgeving, naast de aanbestedingswet- en regelgeving (waaronder Rijksbrede kaders), tot een minimum te beperken en dit alleen te hanteren als dat de bedrijfsvoering en een doel- en rechtmatig inkoopproces ten goede komt. Het inkoop- en aanbestedingsbeleid van Defensie is vervat in een Defensiebrede aanwijzing van het Directoraat Generaal Beleid. De meest recente versie van deze aanwijzing is van augustus 2021 en de eerstvolgende evaluatie en herijking vindt in beginsel in 2025 plaats. De aanwijzing geeft de kaders aan waarbinnen de inkoop- en aanbestedingsactiviteiten plaatsvinden die elektronisch voor de organisatie beschikbaar zijn. Wijzigingen in wet- en regelgeving kunnen van invloed zijn op de inhoud van geldende kaders. Omdat de kaders als afzonderlijke onderwerpen worden gepubliceerd, zijn deze snel aan te passen aan de actualiteit en wijzigingen in beleid. Als gevolg daarvan is het geheel van kaders een levend (elektronisch) document. Bij de aanpassing van de interne regelgeving is geen externe partij betrokken.

De inkooppunten van Defensie zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het inkoopproces en het naleven van c.q. voldoen aan wet- en regelgeving op het gebied van inkopen en aanbesteden. Voorafgaand aan de aanbesteding van een opdracht wordt, afhankelijk van de waarde, een zogenaamd Verwervingsplan opgesteld waarin de aanbestedingsstrategie is opgenomen. Bij het bepalen van de aanbestedingsstrategie vindt ook de afweging plaats of de behoefte op een rechtmatige wijze kan worden aanbesteed. Indien dat niet het geval is, biedt de escalatieprocedure uitkomst om toch in de behoefte te kunnen (blijven) voorzien. Zoals hierboven aangegeven blijft het inkoopdossier onrechtmatig. Het Verwervingsplan, en daarmee de aanbestedingsstrategie, wordt binnen de inkooplijn gecontroleerd en goedgekeurd. Er is bij de inkooppunten voldoende kennis, ervaring en deskundigheid aanwezig om te beoordelen of een opdracht rechtmatig kan worden verleend. Met de opvolging van de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer dat inkopers verplicht een aanbestedingsdeskundige en/of -jurist inschakelen bij aanbestedingen van een niet-standaard aanbestedingsprocedure als de onderhandelingsprocedure zonder aankondiging wordt de interne controle versterkt. Dit is een uitbreiding van de huidige situatie dat de aanbestedingsdeskundige moet worden geraadpleegd bij het gebruik van een uitzonderingsbepaling van de aanbestedingswetten. Daarnaast is de aanbestedingsdeskundige opgenomen in het Verwervingsplan.

23.

Met betrekking tot lessen van vorig jaar willen de leden van de D66-fractie graag nog kort ingaan op enkele punten die vorig jaar zijn aangestipt in het Wetgevingsoverleg Verantwoordingsstukken 2020. Welke initiatieven zijn ontplooid op de gereedheidsinformatie betrouwbaarder te maken? De betrouwbaarheid van de bronadministratie was vorig jaar namelijk niet op peil. Kan hier een update over worden verschaft?

Op basis van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer werkte Defensie in 2021 verder aan de verbetering van het rapportageproces om onder andere het inzicht en de herleidbaarheid te bevorderen, door middel van initiatieven voor verschillende delen van het rapportageproces. De rapportage over de realisatie van de gereedstellingsopdrachten uit de herziene opdrachtenmatrix vindt plaats in de vertrouwelijke bijlage van de inzetbaarheidsrapportage. Deze bijlage is o.a. gebaseerd op data die direct uit de bronsystemen van Defensie komt. Dit maakt het verantwoorden van en sturen op operationele gereedheid meer fact based, eenduidiger en betrouwbaarder. Ook is een verbeterde kleurcodering aangebracht.

De rapportage over het jaar 2021 is minder eenvoudig te vergelijken met eerdere rapportages, aangezien de opdrachtenmatrix met de verschillende capaciteiten en inzetbare eenheden is herzien en de kleurcodering is aangepast. De Algemene Rekenkamer heeft te kennen gegeven tevreden te zijn met de vorderingen op de eerder aangedragen aanbevelingen en heeft Defensie aanbevolen door te gaan op de ingeslagen weg. Dit behelst ook het verder verbeteren van de brondata.

24.

Tot slot willen deze leden vragen naar de besteding van de nu breed aanwezige nieuwe middelen. Het is van groot belang dat deze goed besteed worden. Vorig jaar werden de eigen normen voor risicobeheersing niet altijd geïmplementeerd, hoe staat dit er nu voor? Deze leden vragen een update.

Defensie heeft de afgelopen jaren verder geïnvesteerd in risicobeheersing daar het managen van risico’s een essentieel deel van programma- en projectmanagement vormt. Er is een aantal interne richtlijnen vastgesteld en geactualiseerd om dit proces te optimaliseren. Op basis van de richtlijn risicomanagement wordt bij ieder project een risicoprofiel inclusief beheersmaatregelen opgesteld dat als basis dient voor de vorming van een risicoreserve. In een cyclisch proces dat zich herhaalt in elke fase van het project wordt het risicoprofiel continu bijgesteld en getoetst aan de geldende normen.

PVV

De leden van PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de jaarverslagen en slotwetten Defensie en het Defensiematerieelfonds 2021.

25.

De leden van de PVV-fractie vragen een reactie op de bevinding van de Algemene Rekenkamer dat er ernstige onvolkomenheden bestaan rond vastgoedbeheer, waarbij inzicht in de staat van het onderhoud niet is verbeterd, het onderhoudsbudget ontoereikend is en onvoldoende budget bestaat om vastgoed op orde te krijgen. Hoe verklaart het kabinet deze onvolkomenheden en welke stappen worden gezet in het kader van verbetering van deze punten?

Ik onderschrijf de conclusie van de Algemene Rekenkamer (AR) over de geconstateerde ernstige onvolkomenheid over het vastgoedbeheer. De AR geeft aan dat zij inzet en commitment ziet aan de zijde van Defensie om de benodigde verbeteringen op te pakken, maar dat niet kan worden verwacht dat het in 2021 reeds op orde is, gezien de opgave waar Defensie voor staat. De verbetering van het vastgoedmanagement en het inzicht in het vastgoed vragen een meerjarige, interdepartementale inspanning. Naar aanleiding van de motie van het lid Sneller c.s. (Kamerstuk 35 830, nr. 9), heeft de Staatssecretaris uw Kamer over de stand van zaken van de vijf verbeterthema’s op 18 mei 2022 geïnformeerd (Kamerstuk 34 919, nr. 91). Hij zal uw Kamer, naar aanleiding van deze motie, twee keer per jaar informeren over de voortgang van het aanpakken van de ernstige onvolkomenheden van het vastgoedbeheer.

26.

Deze leden vragen voorts welke stappen worden gezet om de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde onvolkomenheden rond munitiebeheer en inkoopbeheer op te lossen. Ten aanzien van inkoopbeheer door Defensie vragen zij of het kabinet de mening deelt dat onvolkomenheden ter hoogte van een bedrag van meer dan een miljard euro onacceptabel zijn. Over de hele linie van inkoopbeheer bestaan onvolkomenheden, waardoor dit een structureel probleem lijkt te zijn dat met de hoogste urgentie geadresseerd dient te worden. Genoemde leden vragen hoe het kabinet dit vorm gaat geven.

32.

De leden van de SP-fractie zien in de beantwoording door het kabinet van de vragen bij de verschillende onderdelen dat de regering allerlei voornemens heeft, maar ook hier geldt dat de Algemene Rekenkamer opmerkt dat er op de terreinen inkoopbeheer, munitiebeheer en vastgoedbeheer geen vooruitgang is genoteerd. Deze leden vragen wat het overleg met de Algemene Rekenkamer over de inkoop-dossier tot op heden heeft opgeleverd. De Minister spreekt van het verbeteren van inkoopbeheer, deze leden vragen wat de verbetering in concreto inhoudt.

Ten aanzien van de omvang van het bedrag aan door de Algemene Rekenkamer geconstateerde onrechtmatigheden wil ik aangeven dat, zoals ook in mijn reactie op het Verantwoordingsonderzoek vermeld, Defensie zich niet geheel herkent in de oordeelsvorming van de Algemene Rekenkamer over de rechtmatigheid van inkoop en aanbesteden in de verantwoordingsonderzoeken. Om te voorkomen dat volgend jaar dezelfde onrechtmatigheden ontstaan, is Defensie in gesprek met de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer over de interpretatie van de wetgeving. Het is nu te vroeg om al terug te koppelen over het overleg, maar uiteraard houden we de Kamer op de hoogte. Daarnaast heb ik de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer overgenomen om een analyse uit te voeren naar de oorzaken en achtergronden van het gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder aankondiging en de gevolgen daarvan voor het doel- en rechtmatig aanbesteden.

Daarnaast zijn de andere twee aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer overgenomen. Zo wordt dit jaar de interne controle binnen de inkooppunten tegen het licht gehouden en waar nodig versterkt en/of verbeterd en wordt ingevoerd dat inkopers verplicht een aanbestedingsdeskundige en/of -jurist voor (controleerbaar) advies inschakelen als bij aanbestedingen een niet-standaard aanbestedingsprocedure of een wijziging van een bestaande overeenkomst wordt overwogen.

27.

De leden van de PVV-fractie vragen betreffende de aanschaf van nieuwe onderzeeboten een reactie op de bevinding van de Algemene Rekenkamer (als vermeld in de publicatie: «Vizier op de vervanging van de onderzeeboten») dat het in de commercieel vertrouwelijke bijlage uit de B-brief genoemde totale budget met 730 miljoen euro opgehoogd dient te worden. Deze leden vragen of het kabinet een actuele stand van zaken kan geven betreffende de in de publicatie van de Algemene Rekenkamer genoemde relevante factoren als prijsontwikkelingen, bewapening en correctief onderhoud, waarbij wordt opgemerkt dat de onderhoudskosten zijn gebaseerd op de walrus- klasse, terwijl bekend is dat onderhoud van nieuwere onderzeeërs duurder is. De leden van de PVV-fractie vragen wat het gevolg is van deze actuele kostenberekening voor het totale budget voor vervanging van de onderzeeboten. Indien het kabinet de eerdergenoemde bevinding van de Algemene Rekenkamer dat 730 miljoen euro extra benodigd is (nog steeds) bestrijdt, vernemen voornoemde leden graag hoe dit wordt gemotiveerd, waarbij een specifieke uiteenzetting rond genoemde relevante factoren, mede in het licht van hoge inflatiecijfers en hoge kosten voor grondstoffen, is gewenst. Indien het kabinet (deels) erkent dat het budget voor aanschaf van de onderzeeërs verhoogd dient te worden vernemen voornoemde leden graag met welk specifiek bedrag dit plaats dient te vinden.

In de Bestuurlijke reactie rapport «Vizier op de vervanging van de onderzeeboten» heeft Defensie destijds gemeld dat de bemerking van de AR dat de raming opgehoogd dient te worden als gevolg van onder meer prijsontwikkelingen, bewapening en correctief onderhoud niet wordt gedeeld. Het projectbudget is, als onderdeel van de Defensiebegroting, sinds het prijspeil van de KBA (2017), jaarlijks opgehoogd met de loon- en prijsbijstelling. In de vertrouwelijke bijlage 2 bij de Voortgangsrapportage (Kamerstuk 34 225, nr. 35) is het actuele budget tegen het op dat moment actuele prijspeil weergegeven. De voorzieningen voor («provisions for») maritime strike zijn met het oog op de operationele duurzaamheid opgenomen in het ontwerp en het budget. Kosten voor het implementeren van een dergelijk systeem niet. Nu in de Defensienota 2022 (Kamerstuk 36 124, nr. 1) is aangekondigd dat Defensie voornemens is over te gaan tot verwerving van maritime strike zal hiervoor een separaat project worden opgestart inclusief de benodigde dekking. Dat zal volgens de DMP-procedure aan de Kamer worden voorgelegd. Voor het correctief onderhoud is, zoals ook in de Voorgangsrapportage vermeld, budget gereserveerd in de Defensiebegroting. De effecten van de transitie worden inzichtelijk in de D-fase. Op basis daarvan kan een gefundeerde inschatting van de kosten worden gemaakt tijdens de transitie, die dienen te worden gedekt vanuit een taakstellend budget. Overigens is de raming van de onderhoudskosten van de onderzeeboten gebaseerd op input van de kandidaat-werven, aangevuld met kosteninformatie vanuit Defensie waarbij het dan bijvoorbeeld gaat om personele kosten van bemanningen en opleidingskosten.

Zoals ook aangegeven in de aanbiedingsbrief bij de Voortgangsrapportage (Kamerstuk 34 225, nr. 35), is tijdens de dialoog tevens duidelijk geworden dat hetgeen de werven aanbieden nog niet past binnen de beoogde richtprijs, en dat de risicoreservering geen ruimte meer bevat om onvoorziene tegenvallers op te vangen. Daarbij is nog geen rekening gehouden met mogelijk sterk gestegen prijzen op de defensiemarkt als gevolg van schaarste en inflatie. Ten aanzien van een actuele kostenberekening heb ik de antwoorden op de feitelijke vragen van de Kamer over de voortgangsrapportage vervanging onderzeebootcapaciteit

(Kamerstuk 34 255, nr. 35) uiteengezet dat de kaders product, tijd en geld opnieuw worden beschouwd en zo nodig bijgesteld. Dit vormt de eerstvolgende mijlpaal (eisenpakket, beoordelingskader en gunningsmodel) in de verwervingsvoorbereiding, waarover de Kamer na de zomer vertrouwelijk wordt geïnformeerd. Daarnaast zal ook de businesscase worden geactualiseerd, waarbij de nieuwe uitgangspunten worden uitgewerkt, zoals het ontkoppelen van het leveringscontract en de instandhouding.

28.

De leden van de PVV-fractie vragen met betrekking tot de onderhoudskosten van de F35- vliegtuigen hoe het kan dat deze flink zijn verhoogd, of dit incidentele of structurele ontwikkelingen betreft en wat dit betekent voor de kosten voor de komende jaren.

Defensie rapporteert in de jaarlijkse voortgangsrapportage project Verwerving F-35 over de ramingen van de instandhoudingskosten, waaronder de onderhoudskosten. In 2021 meldde Defensie in deze rapportage een relatief kleine stijging in de ramingen van de instandhoudingskosten (€ 558,9 miljoen in 2020 naar € 571,4 miljoen in 2021). Door de toegenomen ervaring met de Nederlandse F-35 jachtvliegtuigen krijgt Defensie steeds meer inzicht en kunnen nauwkeurigere ramingen worden uitgevoerd. De exploitatieramingen betreffen modelmatige berekeningen die dus uitgaan van de huidige

inzichten, ramingen en uitgangspunten. De werkelijk gemaakte kosten zijn van veel factoren afhankelijk. Zo zal een wijziging in dollarkoers en olieprijs invloed hebben op de daadwerkelijk gemaakte kosten. Een stijging in de ramingen leidt dan ook niet automatisch tot een incidentele of structurele stijging van kosten. De raming is een planningsinstrument om te analyseren of de F-35 jachtvliegtuig inpasbaar is in het huidige toegewezen budget.

Uw Kamer wordt conform de uitgangspuntennotitie project Verwerving F-35 (2019) geïnformeerd over de voortgang van het project inclusief een actualisatie van een raming van de investeringen en de exploitatie voor de Nederlandse situatie. De Staatssecretaris heeft uw Kamer op 24 juni (Kamerstuk 26 488 en 30 806, nr. 468) geïnformeerd met het voornemen om de voortgangsrapportage voortaan uiterlijk 1 november te versturen.

29.

Ten aanzien van de opgave van Defensie om de gereedheid/ inzetbaarheid te verbeteren, vragen deze leden of de Minister bereid is om nieuwe prestatie-indicatoren te ontwikkelen.

Dit antwoord is hetzelfde als het antwoord op vraag 14: Met het uitwerken van de Defensienota wordt ook onderzocht op welke wijze de Kamer wordt geïnformeerd over de realisatie van de te nemen maatregelen. Zoals in het antwoord op vraag 10 nader uiteen is gezet, wordt dit moment bezien met welke (openbare) kpi’s Defensie beter inzicht kan geven in en verantwoording kan afleggen over de resultaten van de uitgaven. De Staatssecretaris zal dit voorstel op uw verzoek met uw Kamer bespreken, voordat de kpi’s worden vastgesteld.

Met betrekking tot kpi’s op het gebied van de operationele gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht zullen we terughoudend zijn met het volledig openbaar maken. Dit is informatie die te veel inzicht verschaft in de staat van de krijgsmacht en mogelijke kwetsbaarheden. Defensie zal deze informatie wel blijven opnemen in de vertrouwelijke bijlage van de inzetbaarheidsrapportage.

CDA

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Jaarverslagen en de Slotwet 2021 Defensie. Deze leden hebben nog enkele opmerkingen.

Allereerst willen de leden van de CDA-fractie het Defensiepersoneel hartelijk bedanken voor hun inzet het afgelopen jaar. Zij waren over de hele wereld actief voor vrede en veiligheid. Het meest in het oog springende optreden was de evacuatiemissie uit Afghanistan. Ondanks de chaos heeft het Defensiepersoneel daar een knappe prestatie geleverd. Maar deze leden denken ook aan de Nederlandse bijdrage aan de NAVO-missie in Litouwen en de missies in Irak, Mali en Albanië. Daarnaast is Defensie ook in Nederland weer van onschatbare waarde gebleken. Bijvoorbeeld bij de watersnoodramp in Limburg, waar Defensiepersoneel onvermoeid met zandzakken heeft gesjouwd en hulp heeft geboden aan de lokale bevolking. Of tijdens de coronacrisis, waarbij zeker duizend militairen hebben geholpen bij test en vaccinatielocaties en zelf ook hebben gevaccineerd. Het toont aan hoe belangrijk Defensie is voor Nederland, en voor de wereld om ons heen. Nederland kan op het Defensiepersoneel rekenen wanneer het nodig is. En daar zijn de leden van CDA-fractie trots op.

De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de conclusies uit het rapport van de Algemene Rekenkamer. De Algemene Rekenkamer ziet over het jaar 2021 nauwelijks verbeteringen in de hardnekkige problemen in de bedrijfsvoering van Defensie. De leden van de CDA-fractie gaan ervan uit dat het kabinet hard aan de slag gaat met de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer.

Ik dank de leden van de CDA-fractie voor hun warme woorden richting het personeel van Defensie. Ik deel met u dat onze mensen veelzijdig qua aard, omvang en plaats zijn ingezet. Zij geven invulling aan de brede krijgsmacht die we zijn en willen blijven.

Zoals terecht opgemerkt zal Defensie de aanbevelingen ter harte nemen en hiermee aan de slag gaan, zoals aangegeven in de beantwoording van andere vragen over dit onderwerp.

SP

De leden van de SP-fractie hebben de volgende opmerkingen en vragen.

30.

Heeft de regering beleid om het percentage externe inhuur te verlagen, zo vragen de leden van de SP-fractie. Zo ja, hoe en met welk concreet doel en worden daarbij hogere lonen ingezet of andere middelen aangewend? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?

Uiteraard heeft het de voorkeur om de organisatie op een organieke manier te vullen. De noodzaak om personeel in te huren hangt direct samen met het grote aantal vacante functies bij de defensieonderdelen. Externe inhuur levert ons ook het nodige op aan kennis en nieuwe inzichten. Commandanten zijn bevoegd om binnen de beschikbare formatie waar nodig personeel in te huren. Defensie wil binnen het nieuwe HR-model de mogelijkheden vergroten om mensen, zowel vast als flexibel, aan Defensie te verbinden (zie ook Kamerstuk 35 570 X, nr. 91 d.d. 28 mei 2021). Defensie gaat met het oog daarop haar organisatie opbouwen met personele capaciteit afkomstig uit vier «schillen»:

  • De eerste schil bestaat uit militaire capaciteit die in het operationele domein de directe gevechtskracht levert.

  • De tweede schil bestaat uit militaire en burgercapaciteit die op niet-gevechtsfuncties binnen Defensie werkzaam is binnen en buiten het operationele domein.

  • De derde schil is de capaciteit waarmee Defensie op grond van oproepcontracten capaciteiten snel kan op- en afschalen, bijvoorbeeld door inzet van reservisten.

  • De vierde schil is de capaciteit, reservist of burger, waarover Defensie kan beschikken in samenwerking met bedrijven, medeoverheden en ZZP-ers.

In de vierde schil gaat Defensie strategische partnerschappen aan met bedrijven en medeoverheden om personeel uit te wisselen. Met achttien bedrijven is er een overeenkomst ter zake gesloten. Inhuur in de vorm van uitzendkrachten, interim functievervulling en adviesdiensten zal in zekere mate nodig blijven zolang er geen eigen capaciteit beschikbaar is of de betreffende expertise ontbreekt.

31.

De leden van de SP-fractie vragen een reactie op het voorbehoud van de Algemene Rekenkamer op goedkeuring. Zij vragen wat volgens de regering ondernomen moet worden om een goedkeuring te krijgen.

De Algemene Rekenkamer maakt in haar rapporten standaard een (technisch) voorbehoud dat de Staten-Generaal goedkeuring zullen verlenen aan de slotverschillen waarin alle geraamde uitgaven, verplichtingen en ontvangsten uit de begroting in overeenstemming zijn gebracht met de uiteindelijk gerealiseerde bedragen.

De Algemene Rekenkamer geeft aan dat Defensie in 2021 niet tijdig overschrijdingen van het verplichtingenbudget signaleerde en daardoor niet tijdig aan de Staten-Generaal heeft gemeld. De aangegane verplichtingen die hebben geleid tot een overschrijding van het verplichtingenbudget zijn als slotverschillen in de Slotwet opgenomen. Defensie neemt maatregelen om het verplichtingenbeheer te verbeteren. Zo zal er meer aandacht worden gegeven aan de onderbouwing van de verplichtingenbegroting en wordt gedurende het jaar de realisatie van het verplichtingenbudget gemonitord. Ook wordt de interne regelgeving en toelichting daarop geactualiseerd. Daarnaast wordt binnen Defensie onderzocht hoe de interne beheersingsfunctie beter kan worden georganiseerd met gebruikmaking van moderne controletechnieken, zoals het gebruik van data-analyse. Met het verstevigen van de interne beheersingsfunctie wil Defensie eerder problemen in de bedrijfsvoering signaleren en nieuwe onvolkomenheden of aandachtspunten voorkomen.

32.

De leden van de SP-fractie delen opnieuw de kern van de kritiek van de Algemene Rekenkamer dat ondanks de verworven extra budgetten, nog altijd indringende keuzes moeten worden gemaakt. Nog steeds is de spanning tussen ambitieniveau en uitvoerbaarheid te groot. De oplossing is naar het oordeel van deze leden gelegen in beperking van het ambitieniveau. Ofwel, een bescheidener ambitieniveau dient te worden nagestreefd omdat de organisatie simpelweg niet goed genoeg aan de ambities kan voldoen. Zij vragen hoe het kabinet deze analyse ziet.

Ik deel die analyse niet. Defensie moet nu en in de toekomst de veiligheidsbelangen van Nederland en haar bondgenoten kunnen beschermen, de internationale rechtsorde bevorderen en ondersteuning bieden bij crises. Het ambitieniveau in de Defensienota voorziet hierin. Onze veiligheid, vrijheid en welvaart zijn kwetsbaar. Het dreigingsbeeld is de laatste jaren in omvang en complexiteit toegenomen en de verwachting is dat deze instabiliteit zich voortzet. Het beroep op en de behoefte aan een sterke krijgsmacht is de afgelopen jaren sterk gestegen en zal als gevolg van de verslechterende veiligheidssituatie de komende jaren verder toenemen. De veiligheidssituatie in de wereld en het beroep op de krijgsmacht als gevolg daarvan geeft dus geen aanleiding om aan te nemen dat het ambitieniveau de komende jaren kan worden verlaagd.

Tegelijk moeten we dus wel zorgen dat de ambitie wordt gehaald. Daarom neemt Defensie de komende jaren, zoals aangekondigd in de Defensienota, bijvoorbeeld maatregelen om de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht te verhogen en gericht capaciteiten te versterken. Door bijvoorbeeld onze ondersteuning en logistiek te versterken en onze oefen- en inzetvoorraden te vergroten kunnen we onze huidige eenheden sneller, vaker en langer inzetten.

De Defensienota biedt een ambitieus maar realistisch plan voor de toekomst van onze krijgsmacht. Er is snelheid geboden om met concrete resultaten te komen, en tegelijkertijd kost herstel en opbouw ook tijd. Meerjarig politiek commitment blijft noodzakelijk om de ingezette verandering voor de lange termijn te realiseren en daarmee het ambitieniveau, dat is benodigd om de Nederlandse veiligheidsbelangen te kunnen beschermen, te behalen.

33.

Ook met betrekking tot munitiebeheer vragen de leden van de SP-fractie wat in concreto is verbeterd aan «de interne beheersing en de uitvoering binnen de staande organisatie» en zij vragen een toelichting.

Zie het antwoord op vraag 5.

34.

De leden van de SP-fractie willen in het kader van de ontwikkelingen van het beleid van Defensie twee relevante gebeurtenissen in herinnering roepen. Ten eerste de tocht van de Evertsen via de Zwarte Zee naar het Verre Oosten. De leden van de SP-fractie menen in de deelname van De Evertsen aan een lange reis onder Britse leiding (onder leiding van vliegkampschip HMS Queen Elizabeth) naar Japan, signalen te zien van een verdere militaire oriëntatie op de wereld. De tweede gebeurtenis was de overwinning van de Taliban in Afghanistan en de evacuatie-operatie in Kaboel. Beide gebeurtenissen roepen bij deze leden vragen op naar het inzetvermogen van de Nederlandse krijgsmacht met de kennis van de kritiek van bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer op de organisatie van Defensie. De Evertsen bijvoorbeeld, was niet volledig uitgerust als gevolg van gebrek aan technisch personeel. Over de evacuatieoperatie loopt nog een onderzoek, maar het belang van deze gebeurtenissen is er volgens de leden van de SP-fractie in gelegen dat de inzetbaarheid en gereedheid op gespannen voet staan met het ambitieniveau dat defensie kan waarmaken. Mede in het licht van de terugkerende kritiek van de Algemene Rekenkamer (ARK) is de vraag of Defensie niet gaten met gaten stopt en organisatorische tekortkoming verbloemt. Deze leden vragen een reactie.

Als Defensie besluit om eenheden in te zetten, dan wel lang van te voren gepland zoals bij de tocht van de Zr.Ms. Evertsen of kort van te voren in het geval van de evacuatie-operatie uit Kaboel, dan is de basis voor het besluit tot inzet een militair advies. In dit militaire advies wordt meegewogen wat de Defensie organisatie kan en niet kan. De veiligheid van ons personeel staat namelijk voorop. Ik neem dus afstand van de suggestie dat Defensie organisatorische tekortkomingen verbloemt.

Het dreigingsbeeld is de laatste jaren in omvang en complexiteit toegenomen en de verwachting is dat deze instabiliteit zich voortzet. Het beroep op en de behoefte aan een sterke krijgsmacht is de afgelopen jaren sterk gestegen en zal als gevolg van de verslechterende veiligheidssituatie de komende jaren verder toenemen. Het ambitieniveau van Defensie is gericht op het kunnen beschermen van de veiligheidsbelangen van Nederland en haar bondgenoten, nu en in de toekomst. De veiligheidssituatie in de wereld en in Europa geven geen aanleiding om deze te verlagen.

Wel is het zo dat de gereedheid en inzetbaarheid van de eenheden van de krijgsmacht de afgelopen jaren onder druk stond, zoals aan uw Kamer is gemeld in inzetbaarheidsrapportages. Het is ook om die reden dat het verhogen van de gereedheid en de inzetbaarheid één van de drie effecten is die we met alle maatregelen in de Defensienota willen bereiken en daarmee de komende jaren prioriteit heeft.

Waar Defensie de afgelopen jaren prioriteiten heeft moeten stellen lagen deze altijd bij eenheden die worden ingezet. Het is voor Defensie van groot belang dat de ingezette eenheden beschikken over de middelen en het personeel dat ze nodig hebben om hun missie uit te kunnen voeren. Dat dit de afgelopen jaren soms noodgedwongen ten koste ging van andere, niet ingezette, eenheden is waar en dat is uw Kamer ook gemeld in inzetbaarheidsrapportages. Echter gaan we de komende jaren met de maatregelen in de Defensienota de gereedheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht verhogen, waardoor de spanning tussen taken en middelen verder wordt opgelost. Door bijvoorbeeld onze operationele ondersteuning en logistiek te versterken en onze oefen- en inzetvoorraden te vergroten kunnen we onze huidige eenheden straks conform het ambitieniveau vaker, langer en sneller inzetten. Vanwege de urgentie hiervan versnellen we waar mogelijk. Dat is de reden dat we recentelijk versneld extra munitie hebben aangekocht, zodat defensie-eenheden adequaat kunnen trainen.


X Noot
1

Kamerstuk 35 925, nr. 13.

X Noot
2

Kamerstuk 35 925 X, nr. 5 en Kamerstuk 35 925 K, nr. 4.

Naar boven