35 510 Parlementaire ondervraging kinderopvangtoeslag

Nr. 116 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 februari 2023

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretarissen van Financiën over de brief van 31 oktober 2022 over herijking van de Invorderingswet 1990 en procesupdate enkele toezeggingen (Kamerstuk 35 510, nr. 106).

De vragen en opmerkingen zijn op 1 december 2022 aan de Staatssecretarissen van Financiën voorgelegd. Bij brief van 16 februari 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Tielen

De adjunct-griffier van de commissie, Kling

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Herijking van de Invorderingswet 1990 en procesupdate enkele toezeggingen». Deze leden ondersteunen de doelstelling van het kabinet over het hanteren van meer maatwerk. Verder kijken deze leden uit naar het vervolgtraject.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de procesbrief. Zij juichen de herijking van de invorderingsstrategieën toe en sporen de Staatssecretaris aan om snel inhoudelijke resultaten te delen. Zij hebben geen vragen over het proces.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief: Herijking van de Invorderingswet 1990 en procesupdate enkele toezeggingen.

Bij de herijking van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) is artikelsgewijs bekeken of de bepaling voldoende ruimte biedt aan de Belastingdienst om aan te sluiten bij de omstandigheden van mensen. Het blijkt dat, op één artikel na, altijd al ruimte bestond om rekening te houden met de omstandigheden van mensen.

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om in kaart te brengen of deze ruimte al dan niet werd benut vóór de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (hierna: POK) en de reactie van het kabinet op het rapport «Ongekend Onrecht».1

Kan het kabinet aan de leden van de PVV-fractie aangeven hoe de ruimte, om rekening te houden met omstandigheden van mensen, vanaf 15 januari 2021 wordt benut in de praktijk?

Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie aangeven hoe wordt voorkomen dat er in de praktijk sprake is van schijnbare willekeur tussen overigens gelijke fiscale gevallen indien persoonlijke omstandigheden worden meegewogen?

Is de versoepeling van het uitstelbeleid voor ondernemers per 1 oktober 2022 de enige wijziging, op het gebied van de invorderingsstrategie, die tot op heden geïmplementeerd is?

Zo niet, kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie een overzicht verstrekken van overige wijzigingen in het invorderingsbeleid die de rechtsbescherming van burgers hebben verbeterd sedert oplevering van het rapport «Ongekend Onrecht»?

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om nader toe te lichten waarom het onderzoek naar de mogelijkheid om betalingsregelingen te bundelen twee jaar duurt en nog steeds «in volle gang» is. Wat bemoeilijk in de praktijk op dit moment het bundelen van betalingsregelingen?

Uit de Beslisnota van 17 oktober 2022 komt naar voren dat Toeslagen inhoudelijk een heel andere invorderingsstrategie volgt dan de Belastingdienst en dat dit voor vertraging zorgt.2

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretarissen om deze inhoudelijke verschillen nader te duiden en voorts toe te lichten waarom onderlinge afstemming tussen Toeslagen en de Belastingdienst, naar zeggen, met name bij Toeslagen voor vertraging kan zorgen.

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane om nader toe te lichten waarom op 17 oktober 2022 nog niet inhoudelijk over de invorderingsstrategie van Toeslagen was gesproken.

Kan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane voor de leden van de PVV-fractie nader uiteenzetten hoe de invorderingsstrategie Toeslagen dan wel aan de orde is geweest tussen de kabinetsreactie van 15 januari 2021 op het rapport «Ongekend Onrecht» en 17 oktober 2022?

Kan de Staatssecretaris van Financién – Fiscaliteit en Belastingdienst aan de leden van de PVV-fractie aangeven vanaf welke datum binnen de Belastingdienst inhoudelijk werd gesproken over de invorderingsstrategie Belastingdienst. Tot slot verzoeken de leden van de PVV-fractie in het kader van de invorderingsstrategie om de aangehaalde nota planning invorderingsstrategie (notanummer 2022–0000235070) te verstrekken.

Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie een overzicht verstrekken waar de huidige administratieve beroepsprocedure, in geval van geschillen omtrent uitstel en kwijtschelding, wordt afgezet tegenover de beoogde gang naar de fiscale rechter?

De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris hierbij expliciet in te gaan op de voor- en nadelen van ieder traject voor de rechtsbescherming van de burger.

Voorts verzoeken de leden van de PVV-fractie om nader toe te lichten waarom de Belastingdienst een aanzienlijke toename van werk verwacht indien de gewijzigde rechtsbescherming bij uitstel van betaling en kwijtschelden van belastingschulden doorgang vindt.

Overeenkomstig de brief van 25 maart 2022 was de uitvoeringstoets in dit kader bijna afgerond. De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om de uitvoeringstoets in dit kader te vertrekken dan wel om nader toe te lichten waarom de uitvoeringstoets alsnog niet is opgeleverd.

II Reacties van de staatssecretarissen van Financiën

Met interesse hebben wij kennis genomen van de vragen en opmerkingen die door de verschillende fracties zijn gesteld naar aanleiding van de brief van 31 oktober 2022 inzake de herijking van de Invorderingswet 1990 en procesupdate enkele toezeggingen.1 Onderstaand wordt bij de beantwoording de volgorde van het verslag aangehouden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

  • De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Herijking van de Invorderingswet 1990 en procesupdate enkele toezeggingen». Deze leden ondersteunen de doelstelling van het kabinet over het hanteren van meer maatwerk. Verder kijken deze leden uit naar het vervolgtraject.

Wij danken de leden van de VVD-fractie voor het ondersteunen van de doelstelling van het kabinet over het hanteren van meer maatwerk.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

  • De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de procesbrief. Zij juichen de herijking van de invorderingsstrategieën toe en sporen de Staatssecretaris aan om snel inhoudelijke resultaten te delen. Zij hebben geen vragen over het proces.

Wij danken de leden van de D66-fractie voor het toejuichen van de herijking van de invorderingsstrategieën en verwijzen graag naar de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Toeslagen, die wij op 23 december 2022 naar de Tweede Kamer hebben gestuurd,

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

  • Bij de herijking van de Invorderingswet 1990 (hierna: IW 1990) is artikelsgewijs bekeken of de bepaling voldoende ruimte biedt aan de Belastingdienst om aan te sluiten bij de omstandigheden van mensen. Het blijkt dat, op één artikel na, altijd al ruimte bestond om rekening te houden met de omstandigheden van mensen. De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om in kaart te brengen of deze ruimte al dan niet werd benut vóór de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (hierna: POK) en de reactie van het kabinet op het rapport «Ongekend Onrecht».3

Bij de herijking van de IW 1990 is gekeken of bepalingen van de wet voldoende ruimte laten om aan te sluiten bij de omstandigheden van mensen. Geconstateerd is dat de IW 1990 over het algemeen die ruimte voldoende biedt. Bij deze herijking is uitsluitend gekeken naar de wet. Er is niet onderzocht of en hoe deze ruimte door de uitvoeringsorganisaties wordt benut.

De Belastingdienst heeft invulling gegeven aan deze wettelijke ruimte in beleidsregels (de Leidraad Invordering 2008, hierna: LI 2008). In de praktijk wordt overeenkomstig deze beleidsregels gehandeld. In veel van de beleidsregels wordt, en werd ook al vóór de POK, rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van mensen. Het is ondoenlijk om voor ieder individueel geval aan te geven of en op welke wijze rekening is gehouden met persoonlijke omstandigheden.

Zo biedt de LI 2008 de Belastingdienst de mogelijkheid om betalingsregelingen naar draagkracht te treffen, eventueel gevolgd door kwijtschelding van de restschuld. Deze mogelijkheid wordt in de praktijk veelvuldig benut. Een recent voorbeeld van het gebruik van de wettelijke ruimte in de praktijk is de ruimhartige betalingsregeling voor coronaschulden: ook hier wordt rekening wordt gehouden met de omstandigheden van mensen.

Daarnaast biedt de LI 2008 de mogelijkheid om ten gunste van mensen van deze beleidsregels af te wijken, wanneer toepassing van de beleidsregels voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die vanwege bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot het doel. Deze al langer bestaande beleidsmatige ruimte heeft recent een prominentere plaats in de LI 2008 gekregen.4

  • Kan het kabinet aan de leden van de PVV-fractie aangeven hoe de ruimte, om rekening te houden met omstandigheden van mensen, vanaf 15 januari 2021 wordt benut in de praktijk?

Na 15 januari 2021 is de LI 2008 gewijzigd waardoor de wettelijke ruimte om aan te sluiten bij de omstandigheden van mensen, op onderdelen nog meer wordt benut. Hieronder treft u enkele in het oog springende veranderingen sinds die datum.

Per 1 juli 20215 is het mogelijk om vijf jaar uitstel van betaling te krijgen voor een aanslag erfbelasting dan wel een aanslag die tot de nalatenschap van een natuurlijk persoon behoort, als betaling van de belastingaanslag binnen de wettelijke termijn tot een schrijnende situatie zou leiden. Deze mogelijkheid is per 1 januari 2023 wettelijk geregeld.

Per 1 oktober 20226 zijn er verschillende versoepelingen van het uitstelbeleid ingevoerd. Zo is het sindsdien voor (met name kleinere, compliante) ondernemers makkelijker om een betalingsregeling van twaalf maanden te krijgen; niet in alle gevallen is dan het verstrekken van 100% zekerheid voor de voldoening van de schuld vereist. Ook is het vanaf die datum mogelijk om een betalingsregeling van twaalf maanden voor motorrijtuigenbelasting te krijgen, mits aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. En als eerder kort (telefonisch) uitstel van betaling is verleend, is dat niet langer een belemmering voor het treffen van een betalingsregeling voor dezelfde belastingschuld

Sinds 1 januari 20237 wordt bij in Nederland wonende schuldenaren die de pensioengerechtigde leeftijd hebben uit coulance een hogere beslagvrije voet gehanteerd dan wettelijk is vereist. Ook wordt de ontvangen energietoeslag bij invorderingsmaatregelen door de Belastingdienst vrij gelaten.

Ten slotte zijn er in de dienstverlenende sfeer na 15 januari 2021 maatregelen genomen om meer rekening te houden met omstandigheden van mensen. Zo streeft de Belastingdienst sinds de coronacrisis naar een persoonlijk contactmoment voorafgaand aan het opstarten of hervatten van de dwanginvordering bij ondernemers.

  • Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie aangeven hoe wordt voorkomen dat er in de praktijk sprake is van schijnbare willekeur tussen overigens gelijke fiscale gevallen indien persoonlijke omstandigheden worden meegewogen?

Het meewegen van de persoonlijke omstandigheden van burgers, om zo recht te doen aan het individuele geval, kan op verschillende manieren vorm krijgen. Soms vergt dit een extra inspanning op het gebied van communicatie of dienstverlening; in die gevallen zal er rechtens niet snel sprake zijn van willekeur. Soms raakt het de inhoud van een beslissing; met name in die gevallen is het belangrijk om willekeur te voorkomen. Hoewel er zelden sprake is van identieke gevallen, is het risico op willekeur niet volledig uit te sluiten. Wel wordt dit risico op verschillende manieren beperkt. Zo wordt de mogelijkheid om rekening te houden met persoonlijke omstandigheden beperkt door wet- en regelgeving; alleen als er op grond van de wet expliciet een discretionaire bevoegdheid aan de Belastingdienst en Toeslagen is verleend, is er ruimte voor maatwerk. Ook is het benutten van een dergelijke discretionaire bevoegdheid op grond van interne instructies voorbehouden aan medewerkers van een bepaald functieniveau en met voldoende expertise. In veel situaties geldt daarbij bovendien het zogenoemde vier-ogenprincipe. Bij twijfel volgt escalatie via de vaktechnische lijn om uitsluitsel te krijgen. Daarmee waken de Belastingdienst en Toeslagen ervoor dat een beslissing in sterke mate afhankelijk is van het oordeel van een individuele medewerker. Ten slotte dient de rechtsbescherming als vangnet.

  • Is de versoepeling van het uitstelbeleid voor ondernemers per 1 oktober 2022 de enige wijziging, op het gebied van de invorderingsstrategie, die tot op heden geïmplementeerd is? Zo niet, kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie een overzicht verstrekken van overige wijzigingen in het invorderingsbeleid die de rechtsbescherming van burgers hebben verbeterd sedert oplevering van het rapport «Ongekend Onrecht»?

Sinds het verschijnen van het rapport «Ongekend Onrecht» zijn de volgende wijzigingen in het invorderingsbeleid doorgevoerd die de rechtsbescherming van burgers hebben verbeterd dan wel tot een coulantere behandeling van burgers met een schuld hebben geleid:

1 april 20218:

Een schuldenaar wiens voertuig in beslag is genomen krijgt voorafgaand aan de executoriale verkoop eenmalig opnieuw de gelegenheid om het in beslag genomen voertuig in te leveren.

1 juli 20219:

  • Het is mogelijk om vijf jaar renteloos uitstel van betaling te krijgen voor een aanslag erfbelasting dan wel een aanslag die tot de nalatenschap van een natuurlijk persoon behoort, als betaling van de belastingaanslag binnen de wettelijke termijn tot een schrijnende situatie zou leiden. Per 1 januari 2023 is dit wettelijk geregeld.

  • Betaalde invorderingsrente wordt herrekend als na die betaling de onderliggende belastingaanslag wordt verminderd.

  • Een verzoek om uitstel van betaling in verband met bezwaar tegen de beschikking aansprakelijkstelling wordt op gelijke wijze behandeld als een verzoek om uitstel van betaling in verband met bezwaar tegen een belastingaanslag.

  • Een opgelegde verzuimboete wordt naar evenredigheid verminderd na verlaging van het belastingbedrag waarover deze boete was berekend.

1 juli 202210:

Bij de berekening van de betalingscapaciteit ten behoeve van een persoonlijke betalingsregeling voor een toeslagschuld kan Toeslagen een meer persoonsgerichte benadering hanteren door rekening te houden met een aantal specifieke kosten.

1 oktober 202211:

  • Het is mogelijk om langer dan vier maanden uitstel van betaling te krijgen voor motorrijtuigenbelasting.

  • Het is mogelijk om een betalingsregeling te treffen als voor dezelfde belastingschuld eerder kort (telefonisch) uitstel van betaling is verleend.

  • Voor (met name kleinere, compliante) ondernemers is het makkelijker om een betalingsregeling van twaalf maanden te krijgen omdat de Belastingdienst niet in alle gevallen meer 100% zekerheid voor de voldoening van de belastingschuld zal eisen.

1 januari 202312:

  • Bij in Nederland wonende schuldenaren die de pensioengerechtigde leeftijd hebben, wordt uit coulance een hogere beslagvrije voet gehanteerd dan wettelijk is vereist.

  • De ontvangen energietoeslag wordt bij invorderingsmaatregelen door de Belastingdienst vrij gelaten. Burgers die de energietoeslag hebben ontvangen, die daarna door dwanginvorderingsmaatregel zoals bankbeslag wordt getroffen, kunnen een schriftelijk verzoek aan de Belastingdienst doen om het getroffen bedrag terug te betalen.

  • De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om nader toe te lichten waarom het onderzoek naar de mogelijkheid om betalingsregelingen te bundelen twee jaar duurt en nog steeds «in volle gang» is. Wat bemoeilijk in de praktijk op dit moment het bundelen van betalingsregelingen?

In de bijlage bij de Kamerbrief met de Kabinetsreactie op het rapport «Ongekend onrecht», worden maatregelen aangekondigd waarmee wordt betracht het vertrouwen in de Belastingdienst en Toeslagen te herstellen. Dit kan alleen wanneer de burger weer centraal wordt gesteld, de dienstverlening wordt verbeterd en er meer oog is voor de gevolgen van het handelen van de Belastingdienst. Eén van de maatregelen die op de korte- en middellange termijn in gang wordt gezet is het bieden van de mogelijkheid om, betalingsregelingen voor belasting- en toeslagschulden te bundelen als de burger dat wil.13 Het onderzoek naar de wijze waarop de betalingsregelingen gebundeld kunnen worden is onderdeel geworden van de bredere herijking van de invorderingsstrategie die is toegezegd in genoemde Kabinetsreactie.14

Het doel van een gebundelde betalingsregeling moet in eerste instantie gericht zijn op gemak en duidelijkheid voor de burger, die met één betalingsregeling zijn belasting- en toeslagschulden kan aflossen. Het bundelen van de betalingsregelingen van Toeslagen en de Belastingdienst tot één gezamenlijke betalingsregeling is echter niet eenvoudig, omdat de bestaande regelingen op wezenlijke punten verschillen. Deze verschillen roepen ingewikkelde vraagstukken op, die vragen om zorgvuldige afwegingen. Dit neemt tijd in beslag, te meer omdat het ook tot een uitvoerbaar proces moet leiden. Zo kennen de betalingsregelingen van Toeslagen en de Belastingdienst een verschillende rechtsingang. Bij een gezamenlijke betalingsregeling zou de burger weliswaar één beschikking krijgen, maar moet hij zijn rechtsbescherming op verschillende plekken zoeken. Dit past niet bij de gewenste eenvoud. Onderzocht wordt of en hoe dit opgelost kan worden. Daarnaast zijn verschillen in de looptijd van de betalingsregelingen, de (on)mogelijkheid tot kwijtschelding en de vraag hoe om te gaan met nieuwe terugvorderingen en belastingschulden onderwerpen die onderzocht worden.

  • Uit de Beslisnota van 17 oktober 2022 komt naar voren dat Toeslagen inhoudelijk een heel andere invorderingsstrategie volgt dan de Belastingdienst en dat dit voor vertraging zorgt.15 De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretarissen om deze inhoudelijke verschillen nader te duiden en voorts toe te lichten waarom onderlinge afstemming tussen Toeslagen en de Belastingdienst, naar zeggen, met name bij Toeslagen voor vertraging kan zorgen.

In de Kamerbrief Invorderingsstrategieën Belastingdienst en Toeslagen, die op 23 december 2022 met de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Toeslagen naar de Tweede Kamer is gestuurd16, zijn de inhoudelijke verschillen benoemd en toegelicht. Bij de ontwikkeling van de invorderingsstrategieën is intensief samengewerkt tussen de Belastingdienst en Toeslagen en zijn de strategieën zowel interdepartementaal afgestemd als geconsulteerd bij externe stakeholders. Deze brede afstemming heeft er mede voor gezorgd dat het proces lang heeft geduurd. Voor Toeslagen geldt daarnaast dat de ontvlechting tot gevolg had dat er een invorderingsstrategie moest worden ontwikkeld, terwijl er voor de Belastingdienst sprake was van een herijking van de bestaande invorderingsstrategie.

Ondanks dat de invorderingsstrategieën van de Belastingdienst en Toeslagen zijn gebaseerd op dezelfde uitgangspunten, heeft de uitwerking daarvan in sommige gevallen tot verschillende uitkomsten geleid. Dit komt vooral door de verschillende doelgroepen in combinatie met de verschillende aard van de regelingen (toeslag is een − voorschot op− een suppletie op het inkomen; belasting is een afdracht van het inkomen) en de aard en oorzaak van de toeslag- respectievelijk belastingschuld. Hierdoor zijn de ambities en de concrete invulling daarvan in de strategieën niet altijd dezelfde. Hoewel de invorderingsstrategieën daardoor op punten inhoudelijk verschillen is betracht om deze zo veel mogelijk op elkaar aan te laten sluiten. De daarvoor vereiste afstemming heeft meer tijd gevergd dan aanvankelijk was verwacht.

  • De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane om nader toe te lichten waarom op 17 oktober 2022 nog niet inhoudelijk over de invorderingsstrategie van Toeslagen was gesproken.

Als de Kamerbrief of de beslisnota de indruk wekt dat er op of vóór 17 oktober 2022 nog niet inhoudelijk over de invorderingsstrategie zou zijn gesproken, dan betreuren wij dat. De invorderingsstrategie van Toeslagen is diverse malen voorafgaand aan 17 oktober 2022 besproken.17 Ook zijn de beide strategieën sindsdien verschillende keren in samenhang met ons beiden besproken.

  • Kan de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane voor de leden van de PVV-fractie nader uiteenzetten hoe de invorderingsstrategie Toeslagen dan wel aan de orde is geweest tussen de kabinetsreactie van 15 januari 2021 op het rapport «Ongekend Onrecht» en 17 oktober 2022?

Toeslagen is, samen met de Belastingdienst, in januari 2021 gestart met de herijking van haar invorderingsstrategie. Daarbij is ambtelijk overleg gevoerd met de betrokken departementen, zijn signalen uit onderzoeken geïnventariseerd en is input van zowel medewerkers van de Belastingdienst en Toeslagen als van externe stakeholders opgevraagd. Dit traject heeft geresulteerd in aanbieding van de invorderingsstrategie van Toeslagen aan uw Kamer op 23 december jl.18 Conform de beleidslijn «Actieve openbaarmaking nota» zijn gelijktijdig met de verzending van de invorderingsstrategie van Toeslagen de beslisnota’s die betrekking hebben op de besluitvorming openbaar gemaakt.

  • Kan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst aan de leden van de PVV-fractie aangeven vanaf welke datum binnen de Belastingdienst inhoudelijk werd gesproken over de invorderingsstrategie Belastingdienst. Tot slot verzoeken de leden van de PVV-fractie in het kader van de invorderingsstrategie om de aangehaalde nota planning invorderingsstrategie (notanummer 2022–0000235070) te verstrekken.

Binnen de Belastingdienst is inhoudelijk gesproken over de invorderingsstrategie Belastingdienst na verzending van de kabinetsreactie van 15 januari 2021 op het rapport «Ongekend Onrecht». Vanaf juli 2022 waren de invorderingsstrategieën voldoende uitgewerkt om hierover inhoudelijk met ons beiden te spreken. De nota planning invorderingsstrategie (notanummer 2022–0000235070) is, conform de beleidslijn «Actieve openbaarmaking nota», openbaar gemaakt op 23 december 2022 gelijktijdig met de verzending van de invorderingsstrategie van de Belastingdienst en de invorderingsstrategie van Toeslagen en andere beslisnota’s die betrekking hebben op de besluitvorming over de invorderingsstrategieën.

  • Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie een overzicht verstrekken waar de huidige administratieve beroepsprocedure, in geval van geschillen omtrent uitstel en kwijtschelding, wordt afgezet tegenover de beoogde gang naar de fiscale rechter? De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris hierbij expliciet in te gaan op de voor- en nadelen van ieder traject voor de rechtsbescherming van de burger.

Bij een geschil over uitstel van betaling of kwijtschelding van belastingschulden staat er voor burgers en ondernemers (hierna: belanghebbenden) op dit moment een administratief beroepsprocedure open bij de directeur van de Belastingdienst.

De belanghebbende moet het beroepschrift indienen bij de ontvanger die de beschikking heeft genomen. Als de ontvanger aanleiding ziet om een gunstigere beslissing te nemen, wordt er een nieuwe beschikking afgegeven. Ziet de ontvanger geen aanleiding om een gunstigere beslissing te nemen dan stuurt hij het beroepschrift voorzien van een advies naar de directeur.

De directeur toetst dan of de ontvanger in redelijkheid tot de betreffende uitstel- of kwijtscheldingbeslissing heeft kunnen komen. Is de directeur van oordeel dat het beroep gegrond is dan kan hij de zaak inhoudelijk afdoen. Bijvoorbeeld door het verzoek alsnog toe te wijzen of door het verzoek af te wijzen onder verbetering of vervanging van gronden. Daarnaast kunnen belanghebbenden altijd beroep instellen bij de civiele rechter als restrechter. In dat geval is griffierecht verschuldigd.

De administratieve beroepsgang is in de vakliteratuur regelmatig onderwerp van kritiek geweest, omdat de directeur als beroepsinstantie onvoldoende onafhankelijk zou zijn en er daarnaast tegen de uitspraak van de directeur geen beroepsmogelijkheid open staat.

Met de Wet Stroomlijnen wordt de rechtsbescherming bij de invordering van belastingschulden verbeterd en gemoderniseerd door na bezwaar de fiscale rechter, waarmee de bestuursrechter bij de rechtbank (in eerste aanleg), het gerechtshof (in hoger beroep) en de Hoge Raad (in cassatie) worden bedoeld, bevoegd te maken ten aanzien van geschillen over uitstel en kwijtschelding van belastingschulden.

Bij het instellen van beroep bij de fiscale rechter zal in dit kader griffierecht verschuldigd zijn. Dit is niet het geval bij een administratief beroepsprocedure. Er is bij zowel de fiscale rechter als bij administratief beroep geen verplichte procesvertegenwoordiging, een burger of ondernemer kan dus zelfstandig beroep instellen.

In 2021 is in het rapport «Burgers beter beschermd» aandacht gevraagd voor het openstellen van de fiscale rechtsgang bij uitstel en kwijtschelding.19 Wij onderkennen het belang van deze fiscale rechtsgang.20

Zoals in de brief van 31 oktober202221 is aangegeven doen wij op dit moment onderzoek naar de inwerkingtreding van dit onderdeel van de Wet Stroomlijnen. Ten behoeve hiervan is een uitvoeringstoets gedaan door de Belastingdienst om inzicht te krijgen in de uitvoerbaarheid, het moment waarop en de voorwaarden waaronder deze wijziging in werking kan treden. Daarnaast zijn adviezen gevraagd aan de Raad voor de Rechtspraak en de Raad voor Rechtsbijstand.

  • Voorts verzoeken de leden van de PVV-fractie om nader toe te lichten waarom de Belastingdienst een aanzienlijke toename van werk verwacht indien de gewijzigde rechtsbescherming bij uitstel van betaling en kwijtschelden van belastingschulden doorgang vindt.

Met dit voorstel vindt een verandering plaats van de op de Algemene wet bestuursrecht gebaseerde werkprocessen. Zo wordt de doorlooptijd van de gehele procedure langer, omdat administratief beroep in één instantie wordt vervangen door een procedure in potentieel vier instanties (bezwaar, beroep, hoger beroep en cassatie). Ook is de termijn om in bezwaar te gaan langer dan bij administratief beroep (zes weken in plaats van tien dagen).

Naar verwachting neemt het aantal bezwaar- en beroepschriften toe. Na het indienen van een bezwaar- of beroepschrift wordt het invorderingsproces, op grond van het huidige beleid, in beginsel op verzoek opgeschort. Daarmee bereikt de indiener dat de openstaande schuld nog niet betaald hoeft te worden. Een bezwaar- en beroepsprocedure is mogelijk voor adviseurs interessanter dan een administratief beroep aangezien de adviseurs bij een bezwaar- en beroepsprocedure voor een proceskostenvergoeding in aanmerking komen. De uitvoeringstoets van de Belastingdienst is als bijlage toegevoegd.

  • Overeenkomstig de brief van 25 maart 2022 was de uitvoeringstoets in dit kader bijna afgerond. De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om de uitvoeringstoets in dit kader te vertrekken dan wel om nader toe te lichten waarom de uitvoeringstoets alsnog niet is opgeleverd.

De uitvoeringstoets van de Belastingdienst is als bijlage toegevoegd.


X Noot
1

Kamerstuk 35 510, nr. 4.

X Noot
2

Kamerstuk 35 510, nr. 106, Bijlage «Beslisnota», pagina 2

X Noot
3

Kamerstuk 35 510, nr. 4.

X Noot
4

Stcrt. 2022, nr. 24558. In het nieuwe artikel 1.1.5a van de LI 2008 wordt de beleidsmatige ruimte

prominenter tot uiting gebracht.

X Noot
5

Stcrt. 2021, 33309, besluit van 30 juni 2021, nr. 2021–14323.

X Noot
6

Stcrt. 2022, nr. 226090, besluit van 28 september 2022, nr. 2022–24558.

X Noot
7

Stcrt. 2022, nr. 32509, besluit van 22 december 2022, nr. 2022–287717.

X Noot
8

Stcrt. 2021, nr. 17051, besluit van 30 maart 2021, nr. 2021–50464.

X Noot
9

Stcrt. 2021, nr. 33908, besluit van 30 juni 2021, nr. 2021–14323.

X Noot
10

Stcrt. 2022, nr. 16600, besluit van 23 juni 2022, nr. 2022 – 167170.

X Noot
11

Stcrt. 2022, nr. 226090, besluit van 28 september 2022, nr. 2022–24558.

X Noot
12

Stcrt. 2022, nr. 32509, besluit van 22 december 2022, nr. 2022–287717.

X Noot
13

Bijlage 964789, p. 3 bij Kamerstuk 35 510, nr. 4.

X Noot
14

Kamerstuk 35 510, nr. 4, p. 12.

X Noot
15

Bijlage 2022D44282 «Beslisnota» p. 2. bij Kamerstuk 35 510, nr. 106.

X Noot
16

Kamerstuk 31 066, nr. 1161.

X Noot
17

Kamerstuk 31 066, nr. 1161.

X Noot
18

Kamerstuk 31 066, nr. 1161.

X Noot
19

Kamerstuk 31 066, nr. 820, p. 4. Zie ook het rapport Burgers beter beschermd, p. 50.

X Noot
20

Antwoord op vragen van de leden Idsinga en Aartsen over het bericht «Ondernemers met betalingsregeling voor corona-belastingschulden aan de goden overgeleverd», 15 oktober 2021, Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 339.

X Noot
21

Kamerstuk 35 510, nr. 106.

Naar boven