Wijziging van Leidraad Invordering 2008

Directoraat-generaal Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek

Besluit van 23 juni 2022, nr. 2022 – 167170

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit wijzigt het besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M. De wijziging betreft een wijziging van het beleid voor uitstel van betaling bij toeslagschuld, alsmede een aantal benodigde technische en redactionele wijzigingen.

ARTIKEL I

Het besluit van 12 juni 2008, nr. CPP2008/1137M, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 29 april 2022, nr. 2022-121239, wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 14.2.14 wordt ‘Waarborgwet 1986’ in de eerste en tweede zin telkens vervangen door ‘Waarborgwet 2019’.

B

In de eerste zin van artikel 26.2.4 wordt ‘bank- of girorekening’ vervangen door ‘bankrekening’.

C

Artikel 32.2 vervalt.

D

In de tweede alinea van artikel 36.5.1 wordt ‘bank- en girotegoeden’ vervangen door ‘banktegoeden’.

E

De eerste zin van de derde alinea van artikel 79 komt te luiden:

De Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door de directeur-generaal Toeslagen, heeft de in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, eerste en tweede gedachtestreepje en onderdeel c Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003, bedoelde algemeen directeuren, mandaat verleend om namens de Belastingdienst/Toeslagen toeslagschuld in te vorderen.

F

In de eerste zin na de eerste alinea van artikel 79.8 wordt na ‘regeling’, ‘en de artikelen 25.5.5 tot en met 25.5.9’, ingevoegd.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2022. Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 juni 2022

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken

TOELICHTING

Artikel I, onderdeel A, betreft een technische wijziging in verband met de vervanging van de Waarborgwet 1986 door de Waarborgwet 2019, per 1 januari 2020. Er is geen beleidswijziging beoogd.

Artikel I, onderdelen B en D, betreffen redactionele wijzigingen van artikel 26.2.4, respectievelijk 36.5.1, omdat girorekeningen thans niet meer bestaan.

Artikel I, onderdeel C, regelt het vervallen van artikel 32.2. Het artikel is sinds de inwerkingtreding van het nieuwe huwelijksvermogensrecht niet meer van belang. Of een belastingschuld als een gemeenschapsschuld kan worden aangemerkt, is namelijk afhankelijk van de ter zake relevante feiten en omstandigheden en de ter zake relevante wettelijke bepalingen.

Artikel I, onderdeel E, betreft een technische wijziging van artikel 79, om de betreffende verwijzing in artikel 79 weer in overeenstemming te brengen met de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 en het Besluit mandaatverlening, volmacht en machtiging Belastingdienst/Toeslagen 20211. De Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 is namelijk als gevolg van de wijziging van de organisatie van de Belastingdienst2 op 30 april 2021 gewijzigd3, waardoor de verwijzing niet meer klopte. Er is geen beleidswijziging beoogd.

Artikel I, onderdeel F, wijzigt artikel 79.8. De wijziging regelt dat de Belastingdienst/Toeslagen de artikelen 25.5.5 tot en met 25.5.9 kan toepassen voor de berekening van de betalingscapaciteit van een belanghebbende, ten behoeve van een persoonlijke betalingsregeling als bedoeld in artikel 79.8 voor een toeslagschuld, voor zover dat begunstigend is voor een belanghebbende. Uit signalen van de praktijk is mij gebleken dat hier veel behoefte aan bestaat, zodat de Belastingdienst/Toeslagen een meer persoonsgerichte benadering kan hanteren bij de aanvraag van een persoonlijke betalingsregeling door een belanghebbende met een toeslagschuld.

Artikel II regelt de datum van inwerkingtreding van de onderhavige wijziging(en). Deze datum wordt gesteld op 1 juli 2022. Dit besluit is na de inwerkingtreding terstond uitgewerkt en bevat daarom geen vervalbepaling.4

Den Haag, 23 juni 2022

De Staatssecretaris van Financiën, namens deze, H.G. Roodbeen hoofddirecteur Fiscale en Juridische zaken


X Noot
1

Besluit van 9 juli 2021, nr. 2021-15975, Staatscourant 2021 nr. 36055.

X Noot
2

Zie Kamerstukken II 2019/20, 31 066, nr. 588 en Kamerstukken II 2019/20, 31 066, nr. 690.

X Noot
3

Regeling van 26 april 2021, nr. 2020-0000019688, Staatscourant 2021 nr. 12238.

X Noot
4

Zie Aanwijzing 6.25 Aanwijzingen voor de regelgeving (Stcrt. 1992, 230).

Naar boven