35 420 Noodpakket banen en economie

Nr. 263 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 mei 2021

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 17 februari 2021 inzake aanvullende steunregeling voor de bruine vloot (Kamerstuk 35 420, nr. 231).

De vragen en opmerkingen zijn op 25 februari 2021 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 21 april 2021 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Renkema

Adjunct-griffier van de commissie, Reinders

Vragen en antwoorden

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie maken zich grote zorgen over de uitvoering van het steunpakket voor ondernemers. De huidige uitvoeringsorganisatie levert een grote prestatie gezien de enorme aantallen bedrijven die een beroep doen op de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL). Ondanks dat veel processen allemaal geautomatiseerd zijn beginnen de problemen toe te nemen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), met de ondernemers als voornaamste slachtoffer van deze problemen.

De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat het van groot belang is voor ondernemers om zo snel mogelijk het geld uit de regelingen op hun rekening te ontvangen zodat zij de crisis kunnen overleven. Deze leden geven graag een voorbeeld. Er is gekozen voor generieke maatregelen vanwege de snelheid van afhandeling. Dit is een logische keuze. Wanneer een bedrijf gesloten is terwijl de vaste lasten doorgaan, is het grootste gevaar een gebrek aan liquiditeit. Het is dan van belang dat er snel geld op de rekening van een ondernemer komt. Deze leden vragen echter of deze voorstelling van zaken nog wel overeenkomt met de praktijk. Neem de TVL voor het eerste kwartaal van 2021. Doel van de keuze voor generieke maatregelen is snelheid. Echter, de TVL Q1 2021 is pas op 15 februari 2021 opengegaan voor aanvragen. Dat is nog niet het hele verhaal. Omdat er nog geen goedkeuring is vanuit Brussel zijn er duizenden ondernemers die, naar de schatting van het kabinet, pas medio maart hun aanvraag kunnen indienen. Wanneer we uitgaan van termijn van uitbetaling tussen 1 en 3 weken, krijgen deze ondernemers dus pas ná het eerste kwartaal van 2021 het geld op de rekening. Deze leden vragen de Staatssecretaris te reflecteren op dit voorbeeld. Kan de uitvoering van deze regelingen sneller? Wat is volgens de Staatssecretaris de reden dat sommige ondernemers een volledig kwartaal moeten wachten voordat zij geld op hun rekening ontvangen?

Antwoord

Allereerst wil ik onderschrijven dat het voor ondernemers van groot belang is om zo snel mogelijk het geld uit de regelingen op hun rekening te ontvangen, het zijn moeilijke tijden en veel ondernemers hebben zwaar te lijden onder de economische gevolgen van de coronacrisis.

Ook wil ik aangeven dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) een buitengewone prestatie levert bij de uitvoering van de TVL. De organisatie doet er echt alles aan om ondernemers zo snel mogelijk te helpen.

Het streven is om zoveel mogelijk ondernemers die voor de regeling in aanmerking komen zo snel mogelijk van financiering te voorzien. Ondernemers hebben die subsidie immers hard nodig om hun vaste lasten te kunnen blijven betalen. Dit vereist een regeling die generiek van aard is en die grotendeels via een geautomatiseerd systeem wordt uitgevoerd. Het aantal aanvragen voor het eerste kwartaal 2021 zit 12 april 2021 boven de 90.000 en loopt waarschijnlijk op tot meer dan 100.000 Dat brengt het totaal TVL-aanvragen nu al op meer dan 220.000 aanvragen.

Zowel bij het vormgeven van de regelgeving als in de uitvoering streef ik met RVO.nl samen altijd naar een optimale balans tussen snelheid en zorgvuldigheid. Waarbij alle TVL aanvragen snel en zorgvuldig worden behandeld, misbruik wordt voorkomen en aanpassing van de regeling efficiënt wordt verwerkt. RVO.nl heeft op al deze gebieden in relatief korte tijd veel voor elkaar gekregen. Meer prioriteit geven aan een van deze aandachtsgebieden brengt dilemma’s met zich mee. Het sneller doorvoeren van aanpassingen aan de regelingen kan bijvoorbeeld ten koste gaan van de zorgvuldigheid met hogere kans op misbruik of oneigenlijk gebruik. Ook het maken en inregelen van een extra regeling of module gaat weer ten koste van de snelheid waarmee deze wijzigingen en lopende aanvragen kunnen worden behandeld.

RVO.nl slaagt erin om ondernemers in zeer korte tijd van financiering te voorzien, in een tempo dat niet vergelijkbaar is met hoe dat normaal verloopt bij subsidieregelingen. De suggestie dat het in de uitvoering niet goed gaat deel ik dan ook niet. De meeste ondernemers krijgen binnen een week, soms zelfs de zelfde dag een goedkeuring van hun aanvraag en dan wordt binnen enkele dagen het voorschot overgemaakt. Over alle TVL aanvragen tot dusver heeft RVO.nl circa 68% in 1 week en 89% in 3 weken beschikt en betaald. Voor het grootste deel zijn dit ondernemers van wie de aanvragen automatisch verwerkt kunnen worden. RVO.nl probeert zoveel mogelijk aanvragen automatisch te verwerken, maar controle op misbruik en oneigenlijk gebruik maakt het noodzakelijk dat aanvragen met een hoger risicoprofiel handmatig worden gecontroleerd om te zorgen dat ondernemers krijgen waar ze recht op hebben. Ook in die gevallen doet RVO.nl er alles aan dit zo snel mogelijk te laten verlopen. Ook dat duurt gemiddeld ongeveer 3 weken.

Voordat RVO.nl de regeling uit kan voeren moet deze eerst opgesteld worden en goedgekeurd door de Europese Commissie. De TVL is tussentijds enorm uitgebreid. Van een regeling voor een beperkt aantal sectoren met een uniforme subsidie, naar een regeling voor alle sectoren, met een aantal specifieke modules. In de tussentijd zijn meerdere malen de subsidiepercentages en het maximale subsidiebedrag per onderneming verhoogd. Deze worden voor TVL Q1 en Q2 2021 nog verder verhoogd, net als het minimumsubsidiebedrag is verhoogd en de vaste lasten drempel verlaagd. Extra complicerend is daarbij het feit dat tot tweemaal toe de regeling is aangepast gedurende de openstelling van de regeling in zowel Q4 2020 als Q1 2021. In vijf maanden tijd is de regeling daarmee vier keer gewijzigd, waarvan twee keer gedurende de looptijd. Tussen 21 januari en 22 februari zijn op initiatief van het kabinet of op initiatief van uw Kamer acht wijzigingen doorgevoerd in de TVL. In de bijlage bij deze brief is van alle wijzigingen in de TVL een overzicht opgenomen1. Het vertalen van deze wijzigingen in een regeling en het goedkeuringsproces neemt tijd in beslag. Ook dient RVO.nl vervolgens alle systemen aan te passen en moeten de al ingediende aanvragen worden aangepast. Voor Q4 2020 wordt dit bij de vaststelling gedaan, bij Q1 2021 tussendoor. De TVL draait op een speciaal ontwikkeld software platform dat er voor zorgt dat 70–80% van de aanvragen automatisch kan worden verwerkt. Aanpassing van de systemen vereist een grote zorgvuldigheid, omdat fouten zeer grote gevolgen kunnen hebben. Complex is dat tussentijdse wijzigingen in de situatie van ondernemers, zoals overnames, aanpassing van SBI-codes of bezwaren, verwerkt moeten worden in de nieuwe besluiten. Tegelijkertijd loopt de regeling door. RVO.nl is continu bezig snelheid en zorgvuldigheid met elkaar in overeenstemming te brengen.

Tot nu toe sluiten de TVL periodes steeds op elkaar aan. Dit betekent dat de TVL in een kwartaal opengaat nadat de TVL in de vorige periode gesloten is. De beoogde opening van de TVL Q1 2021 was dinsdag 2 februari jl., (openstelling in het weekend of op maandag is niet praktisch) na de sluiting van de TVL Q4 2020 op vrijdag 30 januari jl. Helaas is de openstelling een kleine twee weken vertraagd, omdat de regeling nog niet was goedgekeurd door de Europese Commissie, onder meer door de enorme piek aan aanvragen uit alle lidstaten bij de Europese Commissie, zoals ook aangegeven in de antwoorden op vragen van het lid Aartsen 9 maart jl.2.

De TVL Q1 2021 is op 15 februari jl. opengegaan op basis van de vastgestelde parameters in december. In de eerste twee weken tijd werden er al meer dan 33.000 duizend aanvragen goedgekeurd en hebben vervolgens binnen enkele dagen een voorschot op de rekening gehad. 90% Van de aanvragen wordt binnen 3 weken afgehandeld.

Op 22 februari jl. werd door het kabinet de laatste wijziging in de TVL Q1 doorgevoerd. De gehele set aan wijzigingen van de periode van 21 januari tot en met 22 februari jl. is op 15 maart jl. goedgekeurd door de Europese Commissie. De implementatie van deze wijzigingen vindt stapsgewijs plaats van eind maart tot eind april dit jaar.

Dat een aantal ondernemers tot in april moet wachten totdat ze een extra voorschot ontvangen voor het eerste kwartaal is voor die ondernemers heel vervelend. Hoewel we er naar streven zo min mogelijk vertraging op te lopen en waar mogelijk maatwerk te leveren, is het echter goed te verklaren door de hierboven beschreven oorzaken. Ik deel dan ook niet het sentiment dat de schuld aan deze vertragingen toe te schrijven is aan RVO.nl. Voor een verdere toelichting op dit punt verwijs ik naar de Voortgangsrapportage TVL die ik op 22 maart 2021 naar Uw kamer heb verzonden3.

Kamervragen over toestemming voor staatssteun

Met verwijzing naar Kamervragen van het lid Aartsen over de passage in de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 8 februari 2021 inzake toezeggingen en moties debat steunpakket d.d. 28 januari 2021, waarin staat dat ondernemers tot eind maart moeten wachten tot zij TVL kunnen aanvragen vanwege het feit dat de Europese Commissie dan pas haar goedkeuring heeft gegeven (ingezonden 10 februari 2021), vragen de leden van de VVD-fractie hebben wat de Staatssecretaris vindt van de snelheid van goedkeuring door de Europese Commissie? Wat is de reden dat de goedkeuring van de Europese Commissie zo lang op zich laat wachten? Hoe vaak is er contact geweest met de Europese Commissie om dit proces te versnellen? Zijn er andere landen die aanlopen tegen hetzelfde probleem? Wat zijn de consequenties als de Staatssecretaris besluit om de regelingen uit te voeren voordat de Europese Commissie toestemming heeft gegeven? Heeft de Staatssecretaris overwogen om de regeling alvast uit te voeren zonder toestemming van de Europese Commissie?

Antwoord

Hiervoor wil ik u verwijzen naar mijn reactie op bovengenoemde kamervragen, dd. 9 maart 20214. Hierin heb ik u een overzicht van alle besluitvormingsmomenten en wijzigingen toegestuurd en ben ik ook ingegaan op het proces van goedkeuring door de Europese Commissie. Hierin heb ik ook aangegeven dat het besluit om kleine ondernemers met vaste lasten tussen de € 2.000 en € 3.000 tot de TVL toe te laten op 21 januari jl. is genomen. Op 9 februari jl. nam uw Kamer een motie van het lid Gijs van Dijk aan om de drempel verder te verlagen naar € 1.500 (Kamerstuk 35 669, nr. 6). Deze wijziging is vervolgens, samen met de andere aangekondigde voorstellen uit de brief van 21 januari 20215, verwerkt in een wijzigingsregeling. Denk hierbij aan het ophogen van het subsidiepercentage, de openstelling van de regeling voor niet-mkb bedrijven, en de verhoging van de maximale subsidiebedragen zoals aangekondigd in mijn brief van 24 februari jl.6. Deze is vervolgens voor notificatie aan de Europese Commissie voorgelegd. Ook de specifieke hardheidsclausule, aangekondigd in de brief SBI-codes bij de TVL van 10 maart 20217 is hier in opgenomen. Op 15 maart 2021 heeft de Europese Commissie haar akkoord gegeven en de eerste wijzigingsregeling is op 28 maart gepubliceerd. In de voortgangsrapportage TVL8 heb ik uw Kamer over het vervolgproces ingelicht. Inmiddels is het toekennen en uitbetalen van voorschotten voor groep ondernemers met vaste lasten tussen de € 1.500 en € 3.000 nagenoeg volledig afgerond.

Kamervragen over TVL-regeling

De leden van de VVD-fractie constateren dat in beantwoording van Kamervragen van de leden Aartsen, Tielen en Nijkerken-de Haan over problemen die ondernemers ervaren bij het lopende steun- en herstelpakket (niet op alle vragen volledig antwoord is gegeven. Deze leden vragen of de Staatssecretaris nogmaals wil antwoorden op de volgende vraag en daarbij haar antwoord cijfermatig wil onderbouwen: «Kunt u aangeven hoe vaak de Voorraad Gesloten Detailhandel (VGD) in de periode TVLQ4 2020 is toegekend aan ondernemers? Kunt u aangeven hoe groot het percentage ondernemers is dat de VGD heeft ontvangen, afgezet tegenover het aantal bedrijven in de detailhandel die gedwongen gesloten zijn?» (Vraag 5)

Antwoord

De opslag Voorraad Gesloten Detailhandel richt zich op bedrijven in de (niet essentiële) detailhandel die direct geraakt zijn door maatregelen van de overheid doordat ze verplicht moesten sluiten. Hetzelfde geldt voor de opslag Horeca Voorraad en Aanpassingen. Deze opslag was bedoeld voor de cafés en restaurants die verplicht waren om te sluiten en per direct met afschrijving van voorraad te maken kregen. Dat sluiting van detailhandel (en bijvoorbeeld de horeca) verder terug in de keten ook effecten zal hebben is zeker. De omvang van dat effect en wie tot die keten behoort is erg lastig of niet af te bakenen.

De niet-essentiële detailhandel bestaat uit ongeveer 45.000 bedrijven (CBS-Statline), waarvan 30.000 met 2 of meer werknemers. Er kunnen diverse redenen zijn waarom niet alle bedrijven voor de TVL een aanvraag hebben ingediend. Waarom bedrijven geen TVL aanvragen of kunnen aanvragen, is echter niet te achterhalen. De twee meest voor de hand liggende redenen zijn dat bedrijven geen 30% omzetverlies hebben geleden in het vierde kwartaal van 2020 of dat bedrijven onderdeel uitmaken van een bedrijf dat niet kwalificeert als MKB-onderneming.

Met de Voortgangsrapportage TVL9 van 22 maart jl. heb ik Uw Kamer geïnformeerd over de toekenning en vaststelling van de Voorraad Gesloten Detailhandel (VGD) voor TVL Q4. Binnen TVL Q4 2020 komen 6628 aanvragers van de TVL in aanmerking voor de VGD. Binnen TVL Q1 waren dit per 9 april ongeveer 13750. Dit is een tussenstand, aangezien de aanvraagperiode voor TVL Q1 2021 nog loopt tot half mei voor aanvragen.

Dit betekend dat van de niet-essentiële detailhandel, inclusief alle eenmanszaken en zzp’ers 30% tot nu toe voor TVL Q1 2021 subsidie heeft aangevraagd. Van de bedrijven met 2 of meer werknemers is dat 45%.

De leden van de VVD-fractie constateren verder dat de Staatssecretaris niet noemt hoeveel capaciteit de aangekondigde startersregeling gaat vergen. Deze leden vragen de Staatssecretaris in fulltime equivalents (fte’s) aan te geven hoeveel capaciteit er nodig is om deze regeling eerder dan april of mei uit te voeren.

Antwoord

Het is niet mogelijk om de regeling eerder open te stellen dan de tweede helft van mei, ook niet met inzet van extra capaciteit. Het ontwerpen van een regeling kost tijd, aangezien het om een nieuwe doelgroep gaat en daarmee de TVL niet één op één gekopieerd kan worden. Naast het ontwerpen van de regeling, dienen ook de systemen voor de uitvoering van de regeling gebouwd te worden. Dit kan pas op het moment dat er een duidelijk beeld is hoe de regeling vorm krijgt. Het aantal mensen met de specifieke deskundigheid om de afhandelprogrammatuur te ontwerpen is bovendien schaars en deze deskundigheid is ook nodig is om de aanpassingen van de TVL voor het eerste kwartaal van 2021 in te regelen.

De grote hoeveelheid wijzigingen in de TVL en de nieuwe startersregeling zijn tegelijk aangekondigd. Dit betekent niet dat alles ook tegelijk ontworpen, geïmplementeerd en uitgevoerd kan worden. Zie hiervoor ook de Voorgangsrapportage TVL. Ik probeer zoveel mogelijk naast elkaar te opereren, maar er zitten grenzen aan de specialistische ingewerkte capaciteit van mijn ministerie en van de uitvoering bij RVO.nl. De startersregeling is reeds voor pre-notificatie naar de Europese Commissie verzonden.

De leden van de VVD-fractie lezen in dezelfde antwoorden dat de Staatssecretaris aangeeft dat er door de RVO 80 fte extra is aangetrokken om de uitvoering van de TVL te behandelen. Uit het feit dat veel regelingen zwaar zijn vertraagd en dat de uitvoeringsproblemen de oorzaak zijn dat ondernemers niet kunnen worden geholpen concluderen deze leden dat de betreffende 80 fte niet voldoende is om de uitvoeringsproblemen op te lossen. Deelt de Staatssecretaris deze conclusie? Vindt de Staatssecretaris 80 fte voldoende of had zij graag meer capaciteit willen aantrekken? Waarom is dat niet gebeurd? Hoeveel fte zou er in theorie nodig zijn om alle regelingen spoedig uit te voeren? Hoeveel vacatures staan er momenteel uit ter versterking van RVO voor de uitvoering fte? Kan de Staatssecretaris deze vragen los beantwoorden?

Antwoord

Hiervoor wil ik u ook verwijzen naar de antwoorden op de vragen over de derde incidentele suppletoire EZK-begroting 202110 waar ik in ga op de inzet van capaciteit door RVO.nl.

Hierin is onder meer aangegeven dat de uitvoering van alle verschillende regelingen, waarvan de TVL verreweg de grootste is, een intensieve samenwerking is tussen alle disciplines binnen de subsidiepraktijk van RVO.nl en organisaties buiten de RVO.nl, zoals de KvK. Sinds de opening van de TVL tot aan dit moment is de regeling in aantallen en complexiteit enorm gegroeid. RVO.nl beweegt mee met deze ontwikkelingen en schaalt voortdurend op.

RVO.nl voert de TVL-regeling grotendeels uit via een geautomatiseerd uitvoeringsproces. Wijzigingen in regelingen en nieuwe regelingen vragen om samenhangende aanpassingen in technische systemen en processen, die zorgvuldig moeten worden uitgevoerd om fouten te voorkomen. Dit doet RVO.nl grotendeels in één digitale systeemketen. Hiermee houdt RVO.nl alle aanvragen en correspondentie per ondernemer in één dossier bij elkaar. Dit voorkomt versnippering in het proces en zo staat een klantgerichte afhandeling centraal, met voldoende waarborgen tegen oneigenlijk gebruik van de regeling. Aanpassingen in dit proces hierin vergen tijd omdat ze zorgvuldig moeten worden doorgevoerd en getest. Extra inzet van medewerkers gaat dat niet versnellen, wijzigingen kunnen niet parallel worden doorgevoerd. Zie voor een verdere toelichting hierop de Voorgangsrapportage TVL.

Daar waar naast het geautomatiseerde uitvoeringsproces handmatige controle nodig is, wordt gestreefd naar snelle afhandeling. Dat betekent dat 90% binnen 3 weken wordt afgehandeld. In de uitzonderlijke gevallen waarin de wettelijke termijnen niet kunnen worden gehaald, bijvoorbeeld wanneer er tussentijds wijzigingen in een regeling worden doorgevoerd (zoals het toevoegen van SBI codes aan de doelgroep), worden ondernemers hier altijd van op de hoogte gesteld.

Naast de inregeling in de systemen is ook voor de uitvoering van de regeling de schaal en complexiteit toegenomen. Hiervoor hanteert RVO.nl een continu opschalingsplan. De TVL neemt nu ongeveer 35% van de beschikbare capaciteit voor nationale regelingen in beslag, circa 300 fte. Dit wordt telkens opgeschaald in lijn met de uitbreidingen van de TVL, de komende weken is dat weer met +25% naar ongeveer 400 fte. Hierbij wordt gebruik gemaakt van werving- en selectiebureaus voor inhuur van tijdelijk specialistisch personeel.

Voor elke gerichte opschaling geldt een opleidings- en inwerktraject. Hierbij geldt dat snelle opschaling niet direct leidt tot snellere uitvoeringsprocessen. Binnen de gehele uitvoering moet de kwaliteitsstandaard strak bewaakt worden om complexe hersteloperaties te voorkomen. Het proces van opschalen is een afgewogen balans tussen capaciteit verhogen en het lopende uitvoeringsproces niet te vertragen.

Daarbij werkt RVO.nl voor de uitvoering van de coronaregelingen zeer intensief samen met de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel, de bancaire sector, DICTU en andere partners.

De leden van de VVD-fractie vragen of er niet gezocht moet worden naar extra ondersteuning voor RVO voor de uitvoering van de TVL. Deze leden concluderen dat RVO goed in staat is om op grote schaal geautomatiseerd het werk te verrichten met de bijbehorende klachtenafhandeling. Het maatwerk blijft echter een uitdaging en komt niet voldoende van de grond. Acht de Staatssecretaris het verstandig om ook naar andere organisaties, publiek of privaat, te kijken voor het uitvoeren van de maatwerkregelingen? Zo nee, waarom niet? Is er al reeds contact geweest met gemeenten, provincies, brancheorganisaties of andere externe partijen om te kijken welke hulp van externe partijen kan worden verkregen bij de uitvoering? Bijvoorbeeld via Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). In hoeverre gebeurt dit al? Wat vindt de Staatssecretaris van het idee om de uitvoering van de motie-Amhaouch die vraagt om een apart loket binnen de TVL voor schrijnende gevallen (Kamerstuk 35 669, nr. 19 ) bij een externe partij te beleggen met de bevoegdheid om maatwerk te kunnen bieden? Zijn er organisaties die reeds hun hulp aangeboden hebben voor wat betreft de uitvoering van de TVL? Welke organisaties zijn dat? Kan de Staatssecretaris deze vragen los beantwoorden?

Antwoord

Terecht stellen de leden van de VVD fractie dat de uitvoering van de TVL in hoge mate geautomatiseerd verloopt. Hierbij geldt dat alle TVL modules op hetzelfde software platform draaien of zijn daar aan zijn gelinkt. Zo zijn specifieke modules zoals de evenementenmodule direct gekoppeld aan de uitvoering van de TVL. Specifieke maatwerktrajecten zoals het aanpassen van SBI codes, de afwikkeling van bijzondere gevallen in lijn met de hierboven genoemde motie Amhaouch zijn ook direct verbonden aan de subsidieverlening binnen de TVL en moeten worden verwerkt in de systemen binnen RVO.nl die de TVL uitvoeren. De uitvoering hiervan overhevelen naar andere organisaties zou de dienstverlening aan ondernemers vertragen en ernstig in gevaar kunnen brengen.

Dit neemt niet weg dat onder meer de decentrale overheden een belangrijke rol kunnen spelen bij het ondersteunen van ondernemers, bijvoorbeeld door het scheppen van de aantrekkelijke randvoorwaarden (denk aan de verruimde terrassen en openingstijden in de zomerperiode), advisering van ondernemers en het verstrekken van aanvullende financiering voor ondernemers die dat naast de TVL nodig hebben. Ook kunnen zij samen met branche organisaties signalen aan mij en mijn medewerkers doorgeven. Veel signalen zijn ook opgehaald bij het onderzoek dat ik heb gedaan, samen met de brancheorganisaties en de VNG, waarover ik u 31 maart 2021 heb geïnformeerd.11 Mijn Ministerie overlegt (samen met andere departementen) sinds september vorig jaar met VNG en andere regionale partijen als IPO, provincies en ROM’s over maatregelen voor economisch herstel. Aanleiding voor dit overleg was het initiatief van IPO om te komen tot een IPO Herstelplan, waarin wordt ingezet op bovenregionale samenwerking en op prioritaire thema’s als ontwikkelkracht/innovatie, breed mkb, human capital en gebiedsontwikkeling. Op deze thema’s zijn afspraken gemaakt over de koppeling van de regionale inzet, waaronder die van de VNG, met de inzet en aanpakken/instrumenten aan Rijkskant. Deze afspraken zijn verwoord in de Kamerbrief van 16 december 202012als reactie op een motie Heerma-Segers over het IPO Herstelplan

RVO.nl is de commissie bijzondere gevallen gestart, ondersteund door de hierboven genoemde motie van het lid Amhaouch. Zoals ik in mijn brief van 26 februari jl13. heb aangegeven wordt op dit moment uitvoering gegeven aan de hierboven genoemde motie Amhaouch. De voortgang heb ik toegelicht in de Voortgangsrapportage TVL. Er is een commissie gevormd en RVO.nl beoordeelt de bijzondere gevallen, in deze motie schrijnende gevallen genoemd. Dit heeft er toe geleid dat meer dan honderd ondernemers alsnog een TVL aanvraag kunnen dienen, die dat op basis van de geautomatiseerde toepassing van de TVL regeling niet hadden kunnen doen. Op dit moment zijn er iets meer dan 150 ondernemers van wie hun aanvraag via deze procedure voor bijzondere gevallen opnieuw beoordeeld zal worden. Deze zaken komen in beeld doordat ze zichzelf melden via een bezwaar, maar ook meer algemeen omdat ze via RVO-klantcontact worden opgemerkt, door brancheorganisaties die het onder de aandacht brengen en dergelijke. Ik zie geen mogelijkheid en geen noodzaak om de behandeling van deze gevallen bij een externe partij te beleggen. RVO.nl heeft 15 extra fte juridische expertise ingehuurd om deze gevallen en andere bezwaren zo snel mogelijk af te kunnen handelen.

De leden van de VVD-fractie zien dat er steeds meer ondernemers buiten de boot vallen vanwege het ontbreken van referentieomzet in 2019. Tijdens de TVL in Q3 2020 en Q4 2020 was er al sprake van groepen ondernemers die buiten de boot vielen omdat zij geen referentieomzet in de laatste kwartalen van 2019 hadden. Dit betrof vaak startende ondernemers maar ook ondernemers die in de laatste kwartalen van 2019 hadden verbouwd of waarbij de ondernemer zelf ziek is geweest. Met de aangekondigde startersregeling is een deel van deze groep deels geholpen. Een ander deel echter niet. Deelt de Staatssecretaris deze conclusie? Deze ondernemers komen vaak ook niet in aanmerking voor de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW). Vindt de Staatssecretaris het verkoopbaar dat er een groep ondernemers is die zowel niet voor de TVL als voor de NOW in aanmerking komen vanwege het ontbreken van referentieomzet in een door het kabinet gekozen periode? Is de Staatssecretaris bereid om te kijken of er voor deze groep, die helemaal nog geen steun heeft ontvangen, toch een aparte regeling gestart kan worden? Wil de Staatssecretaris kijken of een andere externe partij kan helpen bij de uitvoering van zo’n maatwerkregeling? Welke mogelijkheden bestaan hiervoor? Heeft de Staatssecretaris deze mogelijkheden al verkend?

Antwoord

De signalen van ondernemers die niet of niet meer in aanmerking komen voor de TVL door de referentiesystematiek heb ik ook ontvangen. Dit gaat er bijvoorbeeld om dat de referentieperiode voor Q1 2021 op het eerste kwartaal 2019 is vastgesteld,

Conform de motie van het lid Aartsen14 en zoals hierboven aangegeven heb ik u 31 maart geïnformeerd over de rapportage die ik hierover heb opgesteld samen met brancheorganisaties en de VNG15. Ook uit deze rapportage blijkt dat een groep ondernemers knelpunten ervaart met de referentiesystematiek. Ik bekijk op dit moment oplossingsrichtingen om dit probleem in de toekomst te kunnen oplossen en zal uw Kamer hierover medio april informeren.

Daarbij wil ik wel aantekenen dat er altijd gevallen blijven waarin ondernemers om diverse redenen niet in aanmerking komen voor de regelingen. Ik zou heel graag alle ondernemers persoonlijk maatwerk willen bieden, maar dat kan ik niet waarmaken. Ik wil immers ook dat ondernemingen die in aanmerking komen voor de regelingen snel hun geld kunnen ontvangen. Veel maatwerk raakt de uitvoeringsprocessen en zorgt ervoor dat het geautomatiseerde systeem wordt geraakt en/of vertraagd. Uiteindelijk moet het rechtmatig en verantwoord in de systemen staan zodat altijd in één klantdossier alles terug te vinden is. Dat vereist een generiek karakter van de regelingen.

Zoals ik eerder heb laten weten stelt de uitvoering van de TVL zeer hoge eisen aan het IT systeem. Het laten uitvoeren van onderdelen van de TVL, al dan niet als een aparte maatwerkregeling, door derde partijen zal naar mijn stellige overtuiging grote problemen in de uitvoering opleveren en wordt door mij dan ook als onwenselijk en onhaalbaar bestempeld.

Ook de NOW betreft een generieke regeling, en gezien dit karakter en de noodzaak om werkgevers zo snel mogelijk te kunnen voorzien in hun tegemoetkoming, is maatwerk binnen die regeling niet mogelijk. Dit brengt een te zware last voor de uitvoering met zich mee. In het antwoord op de vragen van de leden van uw fractie Aartsen Tielen, Nijkerken-De Haan van 23 feb jl.16 heb ik mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid onder andere het gebruik van de referentieperiode en de daarbij gemaakte afwegingen voor de NOW toegelicht.

De leden van de VVD-fractie stellen dat de groep ondernemers die buiten de boot vallen inmiddels zelfs groter wordt. Dat komt omdat de referentieperiode van de TVL is verschoven van Q4 2019 naar Q1 2019. Dit betekent concreet dat ook ondernemers die in het eerste kwartaal van 2019 nog onvoldoende omzet hadden om in aanmerking te komen voor de TVL nu buiten de boot vallen. Dit betreft dus onder andere ondernemers die zijn gestart met hun onderneming in 2018. Ziet de Staatssecretaris dit probleem ook? Vindt de Staatssecretaris het verkoopbaar dat deze ondernemers in het eerste kwartaal van 2021 buiten de boot vallen terwijl zij in het vierde kwartaal van 2020 wel TVL hebben ontvangen? Wat zou een oplossing zijn voor deze groep ondernemers? Zou het een oplossing zijn om deze ondernemers hetzelfde bedrag te geven als wat zij aan steun hebben ontvangen in het vierde kwartaal van 2020?

Antwoord

Ik signaleer dit probleem ook. Deze situaties heb ik meegenomen in de rapportage waar ik in de voorgaande vraag naar refereerde

De keuze voor deze referentieperiode heb ik gemaakt, omdat de referentiesystematiek van de TVL zo is ingericht, dat de subsidie wordt gebaseerd op het omzetverlies vergeleken met dezelfde periode in het jaar dat er wel volledige omzet gedraaid kon worden. Aangezien in het eerste kwartaal van 2020 een groot aantal ondernemers al gevolgen van de coronacrisis ondervond en er in maart al zware contactbeperkende maatregelen golden, heb ik ervoor gekozen dit kwartaal niet als referentieperiode te kiezen, maar het eerste kwartaal van 2019.

De leden van de VVD-fractie krijgen ook enkele signalen van ondernemers waarvan veel bewijsmateriaal wordt gevraagd bij de controle en definitieve vaststelling van de TVL. Kan de Staatssecretaris aangeven welke documenten en informatie er moeten worden aangeleverd bij de verantwoording van de TVL? Klopt het dat bij een ontvangen bedrag boven de 125.000 euro een accountantsverklaring verplicht is? Op basis waarvan is dit besloten? Klopt het dat dit geen Europese verplichting is maar een verplichting waartoe het kabinet zelf heeft besloten? Is de Staatssecretaris bereid om deze verplichting los te laten gezien het feit dat zij daarmee ondernemers op extra kosten jaagt? Zo nee, waarom niet? Kan de Staatssecretaris deze vragen los beantwoorden?

Antwoord

In de brief aan uw kamer over risicobeheersing TVL d.d. 14 januari 202117 is toegelicht hoe de risico’s bij de uitvoering van de TVL worden gemitigeerd, hoe het proces van aanvragen, verlening en vaststelling is vormgegeven en wat hierbij van de ondernemer wordt gevraagd. In het kader van de vaststelling wordt gevraagd naar de werkelijke omzet in de referentieperiode en de subsidieperiode. Als deze omzet significant afwijkt van de bij de Belastingdienst bekende gegevens, wordt extra informatie opgevraagd om dit verschil te kunnen verklaren. Het soort documenten dat wordt opgevraagd is hetzelfde als ten behoeve van de subsidieverlening, namelijk: BTW aangifte, jaarstukken of een kopie van de eigen administratie. Ook kunnen afschriften van rekeningen, kopieën van bankpassen en overige bewijzen worden opgevraagd om de samenstelling van een onderneming, de omzet of andere voorwaarden voor subsidie te kunnen controleren.

Ten aanzien van de intensiveringen van TVL Q1 2021 geldt dat er aan grotere bedrijven en aan het mkb hogere subsidiebedragen verstrekt kunnen worden. Bij bedragen boven € 125.000 is een accountantsproduct verplicht. De significante verhoging van het subsidiebedrag tot maximaal € 600.000 (en inclusief opslag VGD tot € 900.000) rechtvaardigt dat extra zekerheden worden gevraagd. Dit grensbedrag van € 125.000 is in lijn met de grensbedragen zoals opgenomen in de Regeling vaststelling Aanwijzingen voor subsidieverstrekking18 die bij alle subsidieverstrekkingen wordt gehanteerd. Dit is dus geen Europese verplichting maar betreft wel rijksbeleid. Het accountantsproduct is nodig in het kader van de controle op de randvoorwaarden van de regeling, waaronder ook de Europese staatssteuneisen

Op dit moment wordt een accountantsprotocol opgesteld waarin wordt beschreven welke vereiste aan het accountantsproduct worden gesteld. Dit wordt ook met de NBA, de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants besproken. Het streven is daarbij deze eisen te beperken tot het noodzakelijke en zo de lastendruk voor de ondernemer zo beperkt mogelijk te houden.

Motie-Dijkhoff c.s.

De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over de uitvoering van de motie van het lid Dijkhoff c.s. over zo goed als renteloze leningen voor startende ondernemers ter overbrugging van de periode die zij moeten wachten tot de startersregeling wordt uitgekeerd (Kamerstuk 25 295, nr. 772). Deze leningen zijn aangekondigd in december 2019. Het kabinet gaf toen aan enkele weken nodig te hebben voor toestemming van Brussel. Is deze toestemming er inmiddels al? Wanneer is deze goedkeuring indient bij de Europese Commissie? Deze leden gaan ervan uit dat dit onder zeer grote urgentie is gedaan ten tijde van de uitvoering van de motie in december 2020. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze leningen ook gaan gelden voor de uitgebreide groep «startende ondernemers» zoals opgedragen aan het kabinet in de motie van het lid Aartsen over uitbreiding van de groep ondernemers vanaf 1 oktober 2019 inschrijving Kamer van Koophandel (KvK) (Kamerstuk 35 669, nr. 15)?

Antwoord

De ophoging van de regulier overbruggingskredieten voor 30 mln. is 23 februari jl. informeel aangemeld bij de Europese Commissie (EC). De formele notificatie is 9 maart jl. ingediend. De EC heeft 25 maart jl. goedkeuring verleend aan de overbruggingskredieten. De stukken voor de Corona overbruggingskredieten voor starters zijn 19 maart jl. informeel aangemeld bij de EC. De groep starters gaat om bedrijven die gestart zijn in Q1 en Q2 2020. In de Kamerbrief van 21 januari jl.19 is aangegeven dat de kredieten voor deze groep vanaf Q2 beschikbaar zijn.

De startersregeling heeft betrekking op starters vanaf 1 oktober 2019 zoals gevraagd in de motie van het lid Aartsen20.

Regeling voor de evenementenbranche

De leden van de VVD-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de uitvoering van de zogeheten evenementenmodule Vaste Lasten Evenementenbranche (VLE). Deze module is aangekondigd in september 2020 om kermissen en evenementenbedrijven te ondersteunen in de winterperiode. Op 18 februari 2021, zes maanden later, is de regeling eindelijk opengegaan. Ondanks herhaaldelijke opmerkingen van de sector zelf en enkele Kamerleden in de debatten heeft de Staatssecretaris besloten om vast te houden aan het harde criterium dat alle bedrijven die geen aanspraak kunnen maken op de TVL Q4 in aanmerking komen voor de VLE. Dit betekent volgens deze leden dat heel veel ondernemers die nét het minimum van 1.000 euro aan vergoeding halen, deze VLE niet ontvangen terwijl de vergoeding van het minimum totaal niet voldoet aan de vaste lasten die zij hebben. Inmiddels hebben de kermisbonden aangegeven dat 98% van de kermisondernemers niet in aanmerking komen voor de VLE. Deelt de Staatssecretaris de mening dat de VLE in de huidige vorm een dode mus is voor de ondernemers waarvoor deze bedoeld is? Is de Staatssecretaris bereid om de genoemde voorwaarde te laten vervallen?

Antwoord

De evenementenmodule is aangekondigd in de brief van 27 oktober 2020, «Aanvullingen op het steun en herstelpakket»21 en verder uitgewerkt in de brief van 9 december 2020: «Aanpassingen in het economische steun en herstelpakket22. Over de invulling van de evenementenmodule en overleg met sector hierover heb ik u geïnformeerd in mijn brief met de antwoorden op de vragen gesteld door de leden Aartsen, Tielen, Nijkerken-de Haan (allen VVD) over problemen die ondernemers ervaren bij het lopende steun- en herstelpakket23 (vraag 6). In deze brieven geef ik aan dat de evenementenmodule specifiek is bedoeld voor die evenementenbedrijven die in het laagseizoen geen gebruik kunnen maken van de reguliere TVL omdat ze niet voldoen aan het minimum vaste-lasten vereiste. Reden daarvoor is dat veel ondernemers in de evenementenindustrie afhankelijk zijn van het evenementenseizoen en in die periode door de aanhoudende beperkingen veel omzet hebben gemist. Over die periode hebben ze ook TVL1 kunnen ontvangen. Als vervolgens de toegang tot de TVL in Q4 2020 en Q1 2021 evenementen-bedrijf niet mogelijk is vanwege beperkte omzet in de referentieperiode, dan is de evenementenmodule beschikbaar als vangnet. Echter, zoals ook in deze beantwoording is aangegeven, is deze module een afweging tussen passende bijdrage aan de sector en onder meer de uitvoerbaarheid van de evenementenmodule naast de reguliere TVL-regeling. Om beter aan te sluiten bij de seizoensproblematiek van de sector, wordt, zoals aangegeven in eerder genoemde brief van 9 december, de evenementenmodule over 2 kwartalen verdeeld. In de evenementenmodule Q1 hebben 470 ondernemers subsidie aangevraagd, en tot 9 april 130 toegekend gekregen. Aanvragen voor de Evenementenmodule Q1 2021 kunnen worden ingediend van 26 april 2021 tot en met 26 mei 2021.

Regeling voor de bruine vloot

De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast zorgen over de late uitbetaling van de regeling voor de bruine vloot. Deze leden hebben hier al eerder mondelinge en schriftelijke vragen over gesteld en willen van de Staatssecretaris weten wat nu de status is en wanneer het geld voor de bruine vloot wordt uitgekeerd.

Antwoord

De bruine vloot ondernemers met hun historische zeilschepen zijn door de coronacrisis in het hart getroffen. Het is helaas onduidelijk wanneer het varen met groepen passagiers exact weer mogelijk is op deze schepen. Gelukkig hebben deze ondernemers, naast ondersteuning door familie en vrienden ook goed toegang tot de TVL. De afgelopen periode is de maximale subsidievergoeding van de TVL aanzienlijk gestegen en is het subsidiepercentage verhoogd. Dit heeft er voor gezorgd dat er sinds de start van de crisis in maart vorig jaar ruim € 23 miljoen TOGS/TVL subsidie is toegekend aan bedrijven binnen de codes waar naast motorschepen en rondvaartboten ook deze ondernemers grotendeels toe behoren: 5010, 5030 en 9103.

In mijn brief van 17 februari 202024 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat daarnaast de Subsidieregeling Bruine Vloot ontwikkeld wordt zodat de eigenaren van zeilschepen meer dan 50 jaar oud, die dit bedrijfsmatig exploiteren voor passagiersvaart, verder ondersteund worden. Dit naast de steun die vanuit het lopende steun en herstelpakket beschikbaar is. De verwachting is daarbij dat de regeling eind van het tweede kwartaal van 2021 zal worden opengesteld. We verwachten op korte termijn meer duidelijkheid te geven over de nadere inrichting van de regeling. Op donderdag 18 maart25 heb ik uw Kamer laten weten dat de onbeantwoorde Kamervragen over de bruine vloot zullen worden beantwoord nadat de regeling is geschreven.

Kamervragen over CBB-uitspraak

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Staatssecretaris in reactie op Kamervragen van het lid Aartsen over de uitspraak van het College van Beroep voor Bedrijfsleven (CBb), die ondernemers die bezwaar hebben gemaakt tegen de afwijzing van coronasteun in het gelijk heeft gesteld (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020/2021, nr. 1567) heeft aangegeven dat zij het dossier van iedereen die bezwaar heeft gemaakt op dit onderwerp nog eens tegen het licht gaat houden. Deze leden krijgen veel signalen dat de beslistermijnen in een bezwaarprocedure eindeloos lang duren. Hierdoor zitten ondernemers in grote onzekerheid. Is de Staatssecretaris bereid om de bezwaarschriften die mogelijkerwijs vallen onder de nieuwe uitspraak rondom de problematiek met Standaard Bedrijfsindeling (SBI)-codes met voorrang te behandelen? Wat doet de Staatssecretaris om deze termijnen in te korten? Is de Staatssecretaris bereid om simpelweg de meest actuele lijst van SBI-codes op te vragen bij de KvK in plaats van die van elf maanden geleden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Voor het antwoord hierop wil ik verwijzen naar mijn brief van 10 maart jl.26 en de Voortgangsrapportage TVL27 waarin ik aangeef dat RVO.nl er naar streeft voor half april alle lopende bezwaren op dit onderwerp te hebben afgehandeld.

RVO.nl streeft er naar alle bezwaren binnen de wettelijke beslistermijn van 12 weken af te handelen. Zo nodig wordt deze termijn in overleg met de bezwaarmaker verlengd. Dit geldt ook voor de bezwaren die betrekking hebben op de uitspraak van het CBb inzake SBI-codes. De bezwaren die betrekking hebben op SBI-codes worden zover mogelijk met voorrang opgepakt. RVO.nl heeft extra capaciteit ingeschakeld om dit te bewerkstelligen. Het koppelen van een nieuwe lijst SBI codes aan bestaande klantendossiers leidt tot een oncontroleerbare situatie, ondermijnt de huidige uitvoering van de regeling en werkt misbruik en oneigenlijk gebruik in de hand. Voor de uitvoerbaarheid van de regeling is het namelijk van het grootste belang dat klantdossiers volledig blijven en dat wijzigingen altijd kunnen worden herleid op volgorde en effect. Alleen zo heeft RVO.nl altijd een compleet overzicht van wat aan ondernemers is toegezegd en uitbetaald en welke contacten er zijn geweest.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie willen allereerst hun grote waardering uitspreken voor het vele werk dat de medewerkers van RVO en andere uitvoeringsorganisaties tijdens de coronacrisis verzetten en waarmee duizenden bedrijven zijn geholpen. Deze leden hebben de volgende vragen en opmerkingen.

Stand van zaken uitvoering COVID-19 regelingen:

De leden van de CDA-fractie constateren dat de RVO verantwoordelijk is voor de uitvoering van onder meer de Borgstellingskrediet Landbouw, verruiming en aanpassing Borgstelling mkb-kredieten in verband met coronacrisis, Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), Kleine Kredieten Corona garantieregeling (KKC), subsidie dierentuinen voor coronaschade, Garantie Ondernemingsfinanciering uitbraak coronavirus (GO-C), Kickstartvoucher voor internationaal actieve ondernemers, Vaste Lasten Evenementenbranche (VLE) Q4 2020 en de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK). Deze leden vragen de Staatssecretaris wat de stand van zaken is ten aanzien van de uitvoering van deze regelingen.

De leden van de CDA-fractie zijn in het bijzonder benieuwd hoeveel bedrijven tot dusver een aanvraag voor een of meer van deze regelingen hebben gedaan, hoeveel aanvragen zijn goedgekeurd dan wel afgewezen, wat de meest voorkomende reden(en) van afwijzing zijn. Hoeveel klachten, bezwaren of herbeoordelingsverzoeken zijn na een afwijzing ingediend? Binnen welke termijn krijgt een bedrijf bericht na een klacht/bezwaar/herbeoordelingsverzoek? In hoeveel gevallen wordt na een bezwaar/herbeoordelingsverzoek een aanvraag alsnog goedgekeurd? Voor welk(e) bedrag(en) is er inmiddels aan bedrijven uitgekeerd? Wat is de gemiddelde termijn waarbinnen een bedrijf de toegekende subsidie of het krediet op de rekening heeftstaan? In hoeveel gevallen is misbruik of oneigenlijk gebruik van regelingen geconstateerd, en hoe hierop is gehandeld?

Antwoord

Voor de voortgang en uitvoering van de TVL en aanverwante regelingen als de Vaste lasten Evenementenbranche verwijs ik naar de Voorgangsrapportage TVL.

Garantieregelingen KKC – BMKB-C – GO-C

De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) rapporteert in haar Coronamonitor28 van 2 april jl. het aantal offertes dat sinds de eerste lockdown (maart 2020) aan ondernemers is uitgebracht en het daarmee gemoeide leenbedrag. In totaal hebben de banken aan ruim 8.200 bedrijven een kredietofferte met staatsgarantie uitgebracht voor een bedrag van 3,1 miljard euro, waarvan 1,4 miljard euro met de reguliere garantieregelingen en 1,7 miljard euro met het corona-instrumentarium. Bij het corona-instrumentarium gelden hogere garantiepercentages dan bij de reguliere garantieregelingen.

In de monitor is o.a. te vinden dat bij de Klein Krediet Corona garantieregeling (KKC) ruim 1.800 offertes zijn uitgebracht voor een bedrag van 63 miljoen euro. Het garantiebudget voor 2021 is 250 miljoen. Voor wat betreft de Borgstellingsregeling MKB Kredieten (BMKB) zijn in de coronaperiode ruim 1.300 offertes uitgebracht voor een bedrag van 972 miljoen euro aan reguliere BMKB-leningen leningen en ruim 4.500 offertes voor BMKB-Corona leningen met een totaalbedrag van 770 miljoen euro. Het garantiebudget voor 2021 is 1,5 miljard euro (BMKB en BMKB-C samen). Tot slot zijn voor Garantie Ondernemingsfinanciering Corona-leningen (GO-C) ruim 95 offertes uitgebracht voor een bedrag van 985 miljoen euro. Het garantiebudget voor 2021 is 2,5 miljard euro (inclusief reguliere GO leningen). Er is geen informatie beschikbaar hoeveel aanvragen zijn afgewezen.

Voor de GO(-C) en de KKC blijft het gebruik achter bij de initiële prognose in het voorjaar van 2020. Bij die initiële prognoses in het voorjaar van 2020 was het nog onvoorspelbaar hoe de kredietbehoefte van bedrijven zich zou ontwikkelen. Intussen geven de banken ook aan dat de noodpakketten sindsdien zijn uitgebreid en tegemoet komen aan een groot deel van de liquiditeitsbehoefte. De vraag naar krediet zal mogelijk in de loop van het jaar toenemen als het coronaperspectief verbetert, de noodsteunmaatregelen worden afgebouwd, ondernemers weer gaan investeren en de werkkapitaalbehoefte toeneemt door stijgende omzetten.

BIK

Voor de BIK geldt dat het loket nog niet geopend is en er dus ook nog geen aanvragen zijn gedaan.

Kickstartvoucher

Voor de kickstartvoucher voor internationaal actieve ondernemers zijn, per 26 maart 2021, in totaal 394 aanvragen ingediend (2020: 216, 2021: 178). Hiervan zijn 279 goedgekeurd (2020: 142, 2021: 137), 96 afgewezen (2020: 73, 2021: 23), en is 1 ingetrokken. Op 26 maart jl. zijn er 18 aanvragen in behandeling. De meest voorkomende redenen van afwijzing zijn het ontbreken van structurele internationale activiteiten, en het ontbreken van een directe relatie tussen de dienstverlening die ingehuurd wordt en de buitenlandse activiteiten die getroffen zijn door corona. Er zijn tot op heden geen klachten of herbeoordelingsverzoeken ingediend na een afwijzing. Wel zijn er voor de kickstartvouchers in totaal 5 bezwaren ingediend (2020: 4, 2021: 1). Klachten worden conform hoofdstuk 9 AWB afgehandeld en er wordt binnen 5 werkdagen contact opgenomen met het bedrijf. Als sprake is van een herbeoordelingsverzoek ontvangt het betreffende bedrijf bericht dat binnen een redelijke termijn (max. 8 weken) een beslissing volgt. Bij een bezwaar krijgt het bedrijf binnen een paar dagen bericht van ontvangst na indienen van een volledig bezwaarschrift. In dit bericht staat ook binnen welke termijn dit bezwaar wordt afgehandeld. Alle bezwaren zijn binnen de wettelijke termijn afgehandeld. Van de 4 bezwaren van 2020 is er 1 ingetrokken en zijn er 3 afgewezen. Het bezwaar van 2021 is nog in behandeling.

In totaal is er voor € 681.402 toegekend (2020: € 346.196, 2021: € 335.206). Hiervan is reeds € 216.523 uitgekeerd (2020: € 204.515, 2021: € 12.008). Uitbetaling van de kickstartvoucher gebeurt na verzilvering van de voucher. Gemiddeld staat het toegekende geldbedrag binnen 1 á 2 weken na verzilvering op de rekening van het bedrijf. Er is voor de kickstartvoucher geen misbruik of oneigenlijk gebruik geconstateerd. In gevallen dat aanvragen niet voldeden aan de gestelde eisen zijn deze afgewezen.

Borgstelling MKB landbouwkredieten

Vanaf 18 maart 2020 tot 1 april 2021 zijn door de banken i.v.m. de coronacrisis 209 kredieten onder de Borgstelling MKB-Landbouwkredieten Corona (BL-C) verstrekt. Hiervan zijn 147 kredieten verstrekt in de sierteeltsector (snijbloemen, potplanten en bloembollen). Totaal gaat het om krediet van € 85 miljoen euro waarvoor de overheid (deels) garant staat. De overige kredieten zijn breed verspreid over de overige agrarische bedrijfstakken, met inbegrip van visserij- en aquacultuurbedrijven. Het gemiddeld versterkte krediet bedrag is circa 0,4 miljoen euro. (bron: RVO.nl29)

De aanvraag van de borgstelling gebeurt via de bank die het krediet verstrekt. Van de borgstelling kan gebruik gemaakt worden als het bedrijf dat het krediet aanvraagt voor de coronacrisis (peildatum 31 december 2019) conform de normale bancaire praktijk als een in de kern gezond bedrijf werd beschouwd. Alle borgstellingen door de banken zijn aangemeld zijn door RVO.nl verleend.

Stand van zaken subsidie dierentuinen voor coronaschade

Dierentuinen konden in de periode van 22 februari t/m 12 maart 2021 een aanvraag voor de subsidie dierentuinen voor coronaschade indienen. Er zijn in totaal 44 aanvragen binnengekomen bij RVO.nl. RVO.nl heeft deze week de eerste voorschotten uitgekeerd aan een groot deel van de dierentuinen. RVO.nl werkt momenteel aan de beoordelingen van de laatste dierentuinen. Het is daarom nog niet bekend hoeveel aanvragen er in totaal zullen worden goedgekeurd en hoeveel geld er in totaal aan de dierentuinen zal worden uitgekeerd.

De leden van de CDA-fractie willen voorts van de Staatssecretaris weten wanneer de Regeling bedrijvenschade coronarellen (RBC) opengaat.

Antwoord

De regeling is van 1 april 2021 9.00 uur geopend tot 14 juni 2021 17.00 uur30.

Deze leden vragen hoe en op welke termijn uitvoering wordt gegeven aan de motie van het lid Amhaouch c.s. over een tegemoetkoming voor de reisbranche (Kamerstuk 35 669, nr. 18).

Antwoord

Zoals aangegeven in de brief Toezeggingen en moties debat steunpakket d.d. 28 januari 2021, is de tegemoetkoming voor de reisbranche verwerkt in een wijzigingsregeling voor de TVL Q1 2021 samen met alle andere wijzigingen. In de module wordt in de TVL Q1 2021 een eenmalige opslag opgenomen van 3,4% bovenop het vaste lastenpercentage. In de Voortgangsrapportage is aangegeven hoe de planning van door te voeren wijzigingen eruit ziet.

Zij vragen verder hoe en op welke termijn uitvoering wordt gegeven aan de motie van het lid Amhaouch c.s. over een oplossing voor schrijnende gevallen die buiten de TVL vallen (Kamerstuk 35 669, nr. 19).

Antwoord

Voor de invulling van het proces rondom de beoordeling van bijzondere gevallen wil ik u verwijzen naar de brief «Beoordeling bijzondere gevallen binnen de TVL», dd. 26 februari 202131 en Voortgangsrapportage TVL32

Ten slotte vragen deze leden of de RVO ook verantwoordelijk zal zijn voor uitvoering van de motie-Amhaouch c.s. over een subsidieregeling om de teruggang in R&D-investeringen te mitigeren (Kamerstuk 35 669, nr. 21).

Antwoord

Ja, EZK werkt aan het opzetten van de subsidieregeling en zal deze vervolgens publiceren, waarna RVO.nl de uitvoering van de regeling zal verzorgen.

Knelpunten

De leden van de CDA-fractie merken een aantal knelpunten op en vragen de Staatssecretaris om dieper in te gaan op de volgende vragen.

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris in algemene zin welke knelpunten zij zelf waarneemt in de uitvoering van eerdergenoemde COVID-19 regelingen. Wat zijn de dilemma’s ten aanzien van de snelheid en uitvoerbaarheid enerzijds en maatwerk/menselijke maat anderzijds? Tegen welke knelpunten lopen medewerkers van de RVO zelf aan? Wat zijn de meest ontvangen klachten van bedrijven over de uitvoering van de COVID-19 regelingen? In hoeverre is het mogelijk deze knelpunten/klachten op te lossen? Welke rol kunnen gemeenten, provincies, banken en alternatieve financiers spelen bij het versnellen en opschalen van (de uitvoering van) COVID-19 regelingen, bijvoorbeeld door overbrugging of bevoorschotting?

Antwoord

Het streven is om zoveel mogelijk ondernemers die voor de regeling in aanmerking komen zo snel mogelijk van financiering te voorzien. Ondernemers hebben die subsidie immers hard nodig om hun vaste lasten te kunnen blijven betalen. Dit vereist een regeling die generiek van aard is en die grotendeels via een geautomatiseerd systeem wordt uitgevoerd. Alleen op deze wijze kunnen de inmiddels bijna 220.000 aanvragen, waarvan 90.000 in de huidige openstelling tot dusver tijdig worden verwerkt. Dit beperkt de ruimte voor maatwerk in de inrichting van de regeling. Tegelijkertijd moet de zorgvuldigheid en rechtmatigheid worden bewaakt. Dit zijn complexe afwegingen die veel vragen van de individuele RVO-medewerkers. RVO.nl spant zich daarnaast in om binnen de kaders van de regeling een oplossing voor ondernemers te zoeken. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd in de kamerbrief Beoordeling bijzondere gevallen33. Verder verwijs ik naar de Voortgangsrapportage TVL.

De meeste klachten van ondernemers gaan over de snelheid waarmee besluiten worden genomen.

In het uitvoeringsproces wordt gestreefd naar snelle afhandeling. RVO.nl streeft er naar dat op 90% van de aanvragen binnen 3 weken wordt beslist en wordt betaald. Het grootste deel (>98%) van alle afhandeling vindt plaats binnen de wettelijke termijn van 8 weken. Ook in weken waarin RVO.nl 40.000 aanvragen in 1 week ontvangt. In de uitzonderlijke gevallen waarin die termijnen niet kunnen worden gehaald, worden ondernemers hier altijd tijdig van op de hoogte gesteld. Voor de mogelijke rol voor gemeentes en andere organisaties verwijs ik naar de antwoorden op vragen van de VVD-fracties.

Herbeoordeling SBI-codes RVO/Registratie KvK

De leden van de CDA-fractie vragen wat de «voorraad» herbeoordelingsverzoeken voor SBI-codes is. Wanneer zal deze voorraad naar verwachting zijn weggewerkt? Wat is de gemiddelde termijn waarbinnen een verzoek tot herbeoordeling SBI-code wordt behandeld? Ontvangt de indiener van een herbeoordelingsverzoek altijd respons van RVO of KvK?

Antwoord

Voor het proces ten aanzien van de herbeoordeling SBI-codes verwijs ik naar de Voortgangsrapportage TVL en de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie.

De leden van de CDA-fractie merken op dat «Oude» SBI-codes die niet meer overeenkomen met de huidige, feitelijke bedrijfsactiviteiten, door de KvK kunnen worden aangepast. De peildatum van de COVID-19 regelingen blijft echter ongewijzigd, waardoor bedrijven alsnog van regelingen blijven uitgesloten. Hoe zou dit probleem kunnen worden opgelost? Is het mogelijk om, nu de coronacrisis langer duurt, een nieuwe peildatum, bijvoorbeeld 15 oktober 2020, te gaan hanteren, zodat ook ondernemers met een gecorrigeerde SBI-code voor regelingen in aanmerking kunnen komen? Naar aanleiding van recente uitspraken van het College van Beroep voor Bedrijfsleven (CBb), die na bezwaren van ondernemers concludeerde dat RVO van een andere SBI-code had moeten uitgaan, gaat RVO veel zaken opnieuw tegen het licht houden. Wanneer krijgen de bedrijven in kwestie duidelijkheid over hun lopende of opgeschorte bezwaarprocedure?

Antwoord

Ten aanzien van het proces rondom de wijziging SBI-codes verwijs ik naar de Voortgangsrapportage TVL. Ten aanzien van het overstappen naar een actuele peildatum verwijs ik naar het antwoord op de vragen van de VVD fractie.

Wat zijn de mogelijkheden om bij een bedrijfsovername of bij juridische/administratieve wijzigingen tijdens de coronacrisis het «oude» KvK-nummer te registreren, waarmee een aanvraag voor de TVL bij RVO wordt vergemakkelijkt?

Antwoord

In beginsel wordt het huidige KVK nummer gehanteerd. Er zijn uitzonderingen waarbij de inschrijfdatum bij de KVK door bepaalde administratieve wijzigingen (zoals een rechtsvormwijziging) is veranderd. In die gevallen waarbij dit impact heeft op het aanvragen van de TVL, zijn er handmatige processen bij RVO.nl ingericht waarbij afhankelijk van de specifieke casus soms de oorspronkelijke inschrijfdatum kan worden gehanteerd. Dit geldt niet voor overnames (al of niet na faillissement), omdat bij overnames vaak het karakter of omvang van het bedrijf verandert en dat is voor RVO.nl niet te controleren.

Schrijnende gevallen TVL

De leden van de CDA-fractie vragen wat de meest voorkomende schrijnende gevallen rondom de TVL zijn. Op basis van welke grondslag wordt onderscheid gemaakt ten aanzien van ondernemers die een bedrijf aan huis hebben, waardoor zij niet in aanmerking komen voor de TVL? Hoe gaat dit uitpakken voor de kleine reisbureaus aan huis die in aanmerking willen komen voor de tegemoetkoming voor de reisbranche? Kan hier een vergelijkbare uitvoering aan worden gegeven als bijvoorbeeld bij de rijschoolhouders, voor wie de vestigingsvereiste is logelaten vanwege hun doorlopende vaste lasten? Hoeveel tijd zal RVO nodig hebben om individuele gevallen door de op te richten commissie binnen RVO, volgend uit de motie van het lid Amhaouch c.s. over een oplossing voor schrijnende gevallen die buiten de TVL vallen (Kamerstuk 35 669, nr. 19) te beoordelen en de betreffende ondernemers duidelijkheid te geven?

Antwoord

De regeling is gericht op ondernemers met vaste lasten. Vrijstelling voor het vestigingsvereiste geldt alleen voor ambulante ondernemingen. Kenmerkend voor deze ondernemingen is dat zij hun bedrijfsactiviteiten niet uitoefenen vanuit een vaste vestiging, maar afhankelijk zijn van bedrijfsmiddelen die niet aan een vaste plek zijn gebonden en die voor hoge vaste kosten zorgen, zoals kermisexploitanten, markthandelaren en zoals de fractieleden zelf noemen rijschoolhouders. Deze redenering gaat niet op voor ondernemers in de reisbranche die vanuit huis werken. In het algemeen hebben thuiswerkende ondernemers minder vaste bedrijfslasten. Ondernemers die aan huis werken met een aparte werkruimte komen in aanmerking en in de regeling is opgenomen hoe dit aan te tonen. Het loslaten van het vestigingsvereiste is onuitvoerbaar, er komen dan potentieel honderd duizenden eenmanszaken of bv’s in aanmerking met vaak weinig zakelijke activiteiten en weinig vaste bedrijfslasten. De TVL is geen tegemoetkoming in reguliere woonlasten.

Ten aanzien van de vraag over de individuele gevallen en de op te richten commissie, verwijs ik naar de Voortgangsrapportage TVL en antwoorden op vragen van de VVD-fractie.

Starters

De leden van de CDA-fractie vragen of de op 21 januari 2021 aangekondigde aparte startersregeling (Kamerstuk 35 420, nr. 217) nog steeds in april/mei 2021 opengaat. Welke factoren staan een snellere openstelling de weg? In hoeverre biedt de startersregeling een oplossing voor ondernemingen die in 2019 of begin 2020 van rechtsvorm zijn gewijzigd of die toen een bedrijf hebben overgenomen? Is het creëren van een oplossing voor deze groep bedrijven een politieke keuze of een uitvoeringsvraagstuk?

Antwoord

We doen ons uiterste best om de aangekondigde startersregeling in de tweede helft van mei 2021 te kunnen openen. Op dit moment wordt de regeling ontworpen en is de pre-notificatie naar de Europese Commissie verzonden. Daarnaast wordt de uitvoering van de regeling voorbereid.

Ten aanzien van de wijziging van rechtsvorm verwijs ik naar mijn eerdere antwoord op uw vraag t.a.v. bedrijfsovername of bij juridische/administratieve wijzigingen

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de renteloze leningen met coulante terugbetaaltermijnen, die via Qredits aan starters zal worden verstrekt? Komt dit krediet, zoals vermeld in de kabinetsbrief van 21 januari 2021 (Kamerstuk 35 420, nr. 217), nog altijd vanaf het tweede kwartaal van 2021 beschikbaar? Welke factoren staan een snellere beschikbaarstelling in de weg?

Antwoord

Het opstellen van een nieuwe regeling kost tijd en vraagt om afstemming met de uitvoerder Qredits. Zodra de leningsovereenkomst van deze regeling gereed was, heeft het kabinet een informele melding gedaan bij de EC voor goedkeuring van deze nieuwe regeling op 19 maart jl. De beschikbaarheid van dit krediet is nog steeds voorzien in Q2 2021. Zie ook het antwoord op vragen van de VVD-fractie over motie-Dijkhoff.

Vaste lasten Evenementenbranche (VLE) Q4 2020

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de openstelling van en communicatie rondom de VLE-regeling verloopt. Klopt het dat alleen ondernemers die van RVO een servicebericht hebben ontvangen het aanvraagformulier voor de aanvraag van VLE Q4 2020 kunnen indienen? Worden met de VLE Q4 2020 naar verwachting alle 500 gedupeerde kermisexploitanten bereikt? Wat kan, bijvoorbeeld in de communicatie, worden gedaan om de regeling expliciet onder hun aandacht te brengen?

Op welke manier wordt willekeur binnen de VLE Q4 2020 voorkomen? Hoe is bezwaar mogelijk? Klopt het dat VLE Q4 2020 pas kan worden aangevraagd nadat TVL Q3 is vastgesteld en het definitieve subsidiebedrag over deze periode bekend? Hoe lang duurt het voor ondernemers de subsidie op de rekening hebben? Is versnelling mogelijk?

Antwoord

De ondernemers die mogelijk in aanmerking komen voor de Vaste Lasten Evenementenbranche (VLE) Q42020 zijn bekend bij RVO.nl, omdat alleen die bedrijven in aanmerking komen die eerder TVL1/Q3 2020 hebben toegekend gekregen. Deze bedrijven hebben daarom meerdere serviceberichten ontvangen en kunnen op basis daarvan subsidie aanvragen. Bedrijven die menen ook in aanmerking te komen maar geen servicebericht hebben ontvangen, hadden contact met RVO.nl kunnen opnemen zolang de regeling open stond. Dit staat ook aangegeven op de website van RVO.nl, (https://www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/tvl/q4–2020/vle). De VLE voor Q4 2020 kon worden aangevraagd van 18 februari 2021 tot en met 18 maart 2021, dat is door 470 ondernemers gedaan. De VLE vierde kwartaal 2020 wordt samen met of volgend op de vaststelling van TVL1 direct vastgesteld, aangezien het subsidiebedrag wordt bepaald door de uiteindelijke subsidie die vanuit TVL 1 is ontvangen.

In de week van 24 februari 2021 hebben alle ondernemers die TVL 1 toegekend hebben gekregen daarvoor een vaststellingsverzoek ontvangen. Dat verzoek is zoveel mogelijk reeds door RVO.nl ingevuld en hoeft slechts door de ondernemer te worden gecontroleerd en teruggestuurd naar RVO.nl. Ik verwijs naar de voortgangsrapportage voor de hoeveelheid vaststellingen en toekenningen per TVL module.

Zoals bij elk besluit is het mogelijk bezwaar te maken, wanneer een ondernemer het niet eens is met een beslissing die RVO.nl heeft genomen over een subsidieaanvraag. Op de website van RVO.nl wordt stapsgewijs aangegeven op welke manier en wanneer een bezwaar tegen een beslissing van RVO.nl kan worden ingediend en welke informatie RVO.nl nodig heeft om daar op te kunnen reageren. (https://mijn.rvo.nl/bezwaar)

Voor de doelgroep van de VLE Q4 2020 verwijs ik naar de antwoorden aan de leden van de VVD-fractie.

Aanvullende steunregeling voor de bruine vloot

De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen ten aanzien van de aanvullende steunregeling voor de bruine vloot. In haar brief van 17 februari 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 231) schrijft de Staatssecretaris dat «de verwachting is dat het niet realistisch is dat de regeling eerder dan het eind van het tweede kwartaal van 2021 zal worden uitgevoerd». Kan de Staatssecretaris toelichten welke factoren een snellere uitvoering van deze regeling in de weg zitten? Is het mogelijk te werken met bevoorschotting, zodat ondernemers sneller steun ontvangen? Waarom wel of niet? Is het mogelijk om, vergelijkbaar met de TVL-optoppingen bij de diverse voorraadvergoedingen, voor de SBI-codes betreffende de chartervaart met zeil het noodfonds snel(ler) te laten landen bij de beoogde doelgroep via een opslag bij of naast de TVL-regeling? Waarom wel of niet? Is er een inventarisatie beschikbaar van het aantal zeilschepen binnen de SBI-codes 5010/5030 per 15 oktober 2020?

Antwoord

De afgelopen maanden zijn er aanzienlijke uitbreidingen van het steun- en herstelpakket doorgevoerd. Deze veranderingen zijn in het voordeel geweest van ondernemers zoals de bruine vloot schippers. Aangezien deze regelingen en een aanvullende regeling voor de bruine vloot nauwe samenhang vertonen en er niet twee maal voor dezelfde kosten een subsidie moet worden verstrekt, heeft de uitwerking van deze regeling vertraging opgelopen. Na het uitwerken van het beleidskader volgt de juridische uitwerking en wanneer nodig goedkeuring door de Europese Commissie, naast de inregeling in de uitvoering. Ik verwacht dat deze regeling tegen de zomer beschikbaar is. Bevoorschotting voordat er een wettelijke basis is (de subsidieregeling) is niet mogelijk, zoals toegelicht bij de beantwoording van vragen van het lid Aartsen34

Het is niet mogelijk deze steun via een opslag in de TVL vorm te geven. De bruine vloot is niet alleen op basis van eenSBI-code af te bakenen. De Kamer van Koophandel heeft een overzicht van bedrijven binnen bepaalde SBI-codes, maar het is niet mogelijk op basis daarvan een onderscheid te maken tussen zeilschepen en andere ondernemingen. Binnen de SBI codes 5010, 5030 en 9103 zitten dan ook veelbedrijven die niet tot de bruine vloot behoren.

Kleine Kredieten Corona garantieregeling (KKC)

De leden van de CDA-fractie vragen in welke mate het mogelijk is de nog beschikbare KKC-middelen te herverdelen om andere financiers, zoals Qredits, deze regeling mede te laten uitvoeren.

Antwoord

De KKC-regeling (Klein Krediet Corona) biedt 95% staatsgarantie aan financiers op leningen die zij verstrekken aan het mkb (max. € 50.000 per onderneming). De financier houdt dus een klein eigen risico van 5%. De KKC staat niet alleen open voor banken maar kan ook worden ingezet door alle ca. 20 non-bancaire financiers die geaccrediteerd zijn voor de BMKB-C (waaronder Qredits). Het garantiebudget van € 250 miljoen staat zowel ter beschikking van de banken als van de non-bancaire financiers.

Capaciteit

De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen ten aanzien van de capaciteit bij RVO. Wat is de huidig beschikbare capaciteit bij RVO om de diverse COVID-19 regelingen te kunnen uitvoeren, uitgedrukt in fte? Wat is de opschaling van capaciteit bij RVO geweest vanaf het begin van de coronacrisis tot heden? Hoeveel extra fte is er toegevoegd? Hoe zijn deze fte over de regelingen verdeeld en hoe worden deze ingezet? Welk budget is hiervoor beschikbaar en is dit in de ogen van de Staatssecretaris voldoende om alle regelingen optimaal te kunnen uitvoeren? In hoeverre is het mogelijk om de capaciteit bij RVO op korte termijn verder op te schalen, zodat bedrijven vlotter kunnen worden geholpen en regelingen sneller uitgevoerd? Werft RVO op dit moment extra mensen om zo optimaal mogelijk aan de uitvoering van de COVID-19 regelingen te kunnen voldoen?

Antwoord

Ik verwijs hiervoor naar antwoorden op vragen van de VVD-fractie over de capaciteit bij RVO.nl.

Overige

De leden van de CDA-fractie hebben nog een aantal overige vragen ten aanzien van de voucherkredietfaciliteit voor de reisbranche en ambulante handel (non-food).

Hoe wordt de voucherkredietfaciliteit voor de reisbranche (voucherbank) benut? Deze leden ontvangen signalen dat ondernemers als gevolg van hoge inschrijfkosten en strenge regels ten aanzien van accountantsopgave, liquiditeitspositie en rente (4% in het eerste jaar en 5% in het tweede jaar) niet in aanmerking komen voor deze voucherbank. Zijn deze signalen de Staatssecretaris ook bekend? Kan hiernaar worden gekeken?

Antwoord

Het Ministerie van EZK heeft met de reissector een voorstel voor een voucherkredietfaciliteit ontwikkeld dat voldoet aan de voorwaarden die de rijksoverheid en de Europese Commissie stellen aan kredietverstrekking en uitvoerbaar is door de Stichting Garantiefonds Reisgelden (SGR). Over dit voorstel heb ik u 2 april jl. geïnformeerd en daarbij het ingevulde Toetsingskader risicoregelingen voor de voucherkredietfaciliteit gestuurd35.

Bestaan er sectorplannen (al dan niet in voorbereiding) waarmee de ambulante handel (non-food) op zeker moment weer open kan en is de Staatssecretaris hierbij betrokken?

Antwoord

Er zijn geen specifieke sectorplannen voor de heropening van de niet-essentiële ambulante handel. De brancheorganisatie CVAH heeft richtlijnen en maatregelen uitgewerkt in een checklist voor veilig bezoek aan de markt. Op 20 april 2021 is aangekondigd dat per 28 april 2021 ook de niet-essentiële warenmarkten onder de voorwaarden van de 1,5 meter norm weer open kunnen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie vragen hoe het aantal bezwaren dat wordt ingediend ten aanzien van de feitelijke hoofdactiviteit (en bijbehorende SBI-code) zich ontwikkelt. Deze leden vragen in welk deel van de bezwaren de ondernemer in het gelijk wordt gesteld. Deze leden vragen of, wanneer een SBI-code na bezwaar wordt aangepast, dit ook met terugwerkende kracht voor de TVL wordt doorgevoerd.

Antwoord

Er is geen aparte registratie of het bezwaar over de feitelijke hoofdactiviteit ging. In de Voortgangsrapportage TVL ben ik ingegaan op de bezwaren rondom de SBI-code in algemeenheid.

Als een SBI-code in bezwaar wordt aangepast wordt er een nieuw besluit genomen en wordt het bestreden besluit vernietigd. Ook kan de ondernemer voortaan met de nieuwe, juiste, SBI-code een aanvraag indienen. In het algemeen geldt dat ongeveer de helft van de ingediende bezwaren op dit moment gegrond wordt verklaard. Dat dit aantal vrij hoog is heeft te maken met de gewijzigde aanpak naar aanleiding van de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

De leden van de D66-fractie vragen of nader toegelicht kan worden in welke mate ondernemers nadeel ondervinden van de combinatie van het verlagen van het drempelbedrag in de TVL en het daardoor niet meer in aanmerking komen voor de evenementenmodule.

Antwoord

Bij de aankondiging van de evenementenmodules voor het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021, en ook op moment van publicatie van de evenementenmodule voor het vierde kwartaal van 2020 gold dat een onderneming de vaste lastendrempel van € 3.000 moest behalen om voor subsidie voor de betreffende kwartalen in aanmerking te komen. Het verlagen van vaste lastendrempel tot € 1.500 in de TVL Q1 2021 betekent voor een aantal ondernemingen dat ze alsnog in aanmerking komen voor de reguliere TVL-subsidie, zo ook een deel van de doelgroep van de evenementenmodule voor het eerste kwartaal van 2021. Voor een deel van deze ondernemingen betekent dit dat ze vanuit de reguliere TVL-subsidie Q1 2021 voor een hoger subsidiebedrag in aanmerking komen dan de Evenementenmodule Q1. Echter, voor een aantal ondernemingen betekent dit dat ze voor een lager subsidiebedrag in aanmerking zouden komen in vergelijking met de evenementenmodule in Q1 2021. Daarom is in de wijzigingsregeling een bepaling opgenomen dat ondernemingen die in eerste instantie voor de evenementenmodule in aanmerking zouden komen en door deze wijziging van de vaste lastendrempel nu voor de reguliere TVL in aanmerking komen en daardoor een lager subsidiebedrag zouden ontvangen, alsnog in aanmerking komen voor de Evenementenmodule in het eerste kwartaal. Het bedrag dat vanuit TVL Q1 wordt toegekend zal in die gevallen op de te ontvangen subsidie in de Evenementenmodule Q1 in mindering worden gebracht. Dit is technisch mogelijk, omdat het hier om een zeer beperkt aantal ondernemers gaat.

De leden van de D66-fractie vragen of kan worden ingegaan op de situatie die ontstaat bij een afwijkende referentieperiode voor toepassing van de TVL en de NOW. Deze leden hebben daarbij in het bijzonder oog voor ondernemers die in de problemen komen bij aanvraag TVL door bijvoorbeeld een verbouwing of organisaties zoals sportclubs die buiten de boot vallen bij de NOW. Deze leden vragen daarnaast in hoeverre er, rekening houdend met een snelle afronding bij het geautomatiseerde proces, maatwerk mogelijk is voor ondernemers die door een lage omzet in de referentieperiode niet voor de TVL in aanmerking zouden komen. Deze leden vragen in hoeverre de RVO voldoende capaciteit heeft om de complexe aanvragen die niet automatisch in het systeem van de RVO worden verwerkt, handmatig te controleren.

Antwoord

Zie de antwoorden op de vragen van de VVD-fractie over zowel de referentieperiode als de capaciteit van RVO.nl.

Tevens hebben verscheidene fracties, waaronder de VVD, SP en CDA, vragen gesteld aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over crisissteunmaatregelen voor amateursportverengingen. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft uw kamer hier 19 april jl. over bericht36.

De leden van de D66-fractie ontvangen berichten dat de uitbetaling van het verhoogde subsidiepercentage van de TVL voor het vierde kwartaal van 2020 niet voor einde februari kan worden overgemaakt, maar half juli. Deze leden vragen of de Staatssecretaris deze signalen herkent en wat haar inspanningen zijn om dit te voorkomen.

Antwoord

Voor TVL Q4 2020 geldt dat de uitkering van het extra vergoedingspercentage en de VGD tegelijkertijd plaatsvindt met het vaststellen van de definitieve subsidie van Q4 2020. Hiermee is donderdag 18 maart 2021 gestart. Voor 26 maart 2021 heeft RVO.nl ruim 90% van alle vaststellingsverzoeken naar de ondernemers verzonden. Een ondernemer moet dan de vooraf ingevulde gegevens controleren of in sommige gevallen aanvullen. Zodra RVO.nl de gegevens juist en volledig heeft ontvangen, wordt gemiddeld 90% van de vaststellingen binnen 3 weken beslist en betaald.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie zijn onder de indruk van de snelheid waarmee de verschillende steunmaatregelen tot uitvoering zijn gebracht. Daarvoor complimenten aan zowel het ministerie als aan het RVO. Toch maken deze leden zich grote zorgen over de schrijnende gevallen die nog steeds tussen wal en schip vallen als het gaat over de TVL.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn onder de indruk van de opschaling van RVO die zo snel plaats heeft kunnen vinden. Hoe hebben het RVO en het ministerie dit vormgegeven? Hoe hebben zij zo snel mensen kunnen werven en op kunnen leiden?

Antwoord

Hiervoor verwijs ik u naar de antwoorden op vragen van de VVD-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat 80% van de ondernemers een geautomatiseerde beoordeling krijgt en daardoor relatief snel weten of zij aanspraak maken op de TVL. De rest krijgt een handmatige beoordeling. Kan de Staatssecretaris ingaan op hoe deze handmatige beoordeling eruitziet? In hoeverre is hierin plaats voor de menselijke maat? Deze leden vragen of ondernemers die door het geautomatiseerde systeem afgewezen worden dan nog wel een handmatige beoordeling krijgen. Zij vragen daarnaast of bij de handmatige beoordeling meer gedaan wordt dan alleen een luisterend oor te bieden. In hoeverre zijn RVO en het ministerie in staat om signalen op te pikken van groepen ondernemers die vaak buiten de boot vallen? Wat wordt met deze signalen gedaan? Kan de Staatssecretaris dit aan de hand van een voorbeeld illustreren? Deze leden hebben verder begrepen dat er altijd bezwaar gemaakt kan worden tegen de beoordeling van RVO. In hoeverre is dit bekend bij ondernemers? Kan de Staatssecretaris wat doen om dit beter bij ondernemers onder de aandacht te brengen?

Antwoord

RVO.nl voert de regeling uit via een grotendeels geautomatiseerd uitvoeringsproces. Dat betekent dat het grootste deel van de ingediende aanvragen niet door een medewerker wordt getoetst, maar door middel van een risicomodel en data-analyse geautomatiseerd worden beoordeeld op validiteit, volledigheid en plausibiliteit. Automatische afwijzing vindt zeer beperkt plaats en alleen wanneer een aanvrager niet voldoet aan de in de regeling gestelde voorwaarden zoals wanneer een onderneming niet voor subsidie in aanmerking komt omdat de hoofdactiviteit van de onderneming kwalificeert als een financiële instelling.

Een deel van de dossiers wordt na de automatische risicoselectie handmatig gecontroleerd. Daarnaast wordt via een steekproef in de handmatige controle het proces gecontroleerd. Waar mogelijk past RVO.nl in de automatische en handmatige beoordeling de menselijke maat toe. Terwijl de regeling gewijzigd wordt pauzeert RVO.nl bijvoorbeeld de automatische verwerking van groepen die na de wijziging wel in aanmerking zouden komen. In de handmatige controle wordt ook contact met ondernemers opgenomen, om aanvullende bewijsstukken gevraagd en bepaald waar de ondernemer feitelijk recht op heeft. Daarbij doet RVO.nl zijn uiterste best om binnen de kaders van rechtmatigheid en met voorkomen van willekeur ondernemers door de crisis heen te helpen. Verder wordt ook via de reguliere klantcontactkanalen contact met de ondernemers onderhouden, zoals via telefoon, chat of e-mail. Hierbij is specifiek aandacht voor mogelijke ondernemers die buiten de boot dreigen te vallen en wordt samen gekeken naar eventuele oplossingen. Ook worden ondernemers betrokken bij de inrichting en voorbereiding van de verschillende onderdelen van de uitvoeringsproces, zoals de website of het aanvraagformulier. Op deze manier wordt geprobeerd het invullen van een aanvraag zo goed mogelijk te laten aansluiten op de praktijk en daardoor bijvoorbeeld de tijd die nodig is om een aanvraag te doen te verminderen en mogelijke fouten die kunnen worden gemaakt te beperken.

In het geval ondernemers het niet eens zijn met de beoordeling van RVO.nl kunnen zij een bezwaarschrift indienen bij RVO.nl. Dit kan zowel schriftelijk als digitaal. In elk besluit staat aangegeven hoe een bezwaarschrift kan worden ingediend, evenals op de website van RVO.nl. RVO.nl belt ook aanvragers proactief, bijvoorbeeld om ze te helpen een bezwaar in te dienen als dit de enige oplossing voorhanden is. Zo zijn er ondernemers die op basis van hun SBI-code als financiële instelling worden gezien en daardoor niet in aanmerking kwamen voor de TVL, maar waaruit (na onderzoek met de KvK) bleek dat ze feitelijk geen financiële instelling zijn. RVO.nl helpt deze ondernemers met het indienen van een bezwaar na afwijzing van de aanvraag om ze snel door het proces te helpen om alsnog in aanmerking te komen voor de TVL. RVO.nl kan niet iedereen helpen, maar doet zijn uiterste best zoveel mogelijk ondernemers te helpen.

In de beantwoording van de vragen over problemen die ondernemers ervaren bij het lopende steun- en herstelpakket d.d. 23 februari 202137 ben ik ingegaan op de contacten met branches over de regelingen en heb ik voorbeelden gegeven van wat we met signalen uit de sectoren en van bedrijven hebben gedaan. Op basis van de vele gesprekken gecombineerd met de afwegingen vanuit het kabinet zelf, zijn de regelingen vormgegeven en/of aangepast. Denk hierbij aan het toelaten van extra SBI-codes voor TOGS en TVL vanwege de signalen over de toename van getroffen sectoren, tot zelfs nagenoeg alle SBI-codes vanwege het voortduren van de crisis. Ook het aanvraagproces zelf bij RVO.nl is aangepast op basis van tests met gebruikersgroepen.

Ook de derde openstelling van de TVL (Q1 2021) is wederom aangevuld naar aanleiding van gesprekken en andere signalen uit verschillende sectoren., een overzicht van de wijzigingen vindt u in de Voortgangsrapportage TVL.

De leden van de GroenLinks-fractie horen vooral van schrijnende gevallen van ondernemers die geen aanspraak kunnen maken op de TVL omdat hun vaste lasten te laag zijn. Dit heeft te maken met de drempel van 3.000 euro vaste lasten per 3 maanden. Deze leden zien dat er ook ondernemers zijn die lagere huren van bijvoorbeeld praktijkruimtes moeten doorbetalen maar niet aan die 3.000 euro komen. Wat doet de Staatssecretaris om deze kleine ondernemers te helpen in afwachting van de uitvoering van de motie-Amhaouch c.s. (Kamerstuk 35 669, nr. 19)? Deze kleine ondernemers zitten namelijk vaak zodanig in de knel dat elke week telt.

Antwoord

Graag verwijs ik nu naar het antwoord op de vragen van de VVD- fractie over schrijnende gevallen

De leden van de GroenLinks-fractie zien ook dat er ondernemers buiten de boot vallen doordat er bij de berekening van de vaste lasten rekening gehouden wordt met een vast percentage per SBI-code. Het gaat hier om ondernemers die hogere of lagere vaste lasten hebben dan het gemiddelde in de sector. Wat kan de Staatssecretaris doen om deze mensen tegemoet te komen?

Antwoord

Zoals in eerdere antwoorden en de Voortgangsrapportage is aangegeven, is de regeling voor zeer veel ondernemers gemaakt, wat vraagt om een generieke inrichting, waarbij we uitgaan van een gemiddeld percentage vaste lasten per SBI-code bepaald op basis van CBS-data. Als voor ieder bedrijf apart alle werkelijke vaste lasten moeten worden berekend, aangetoond en gecontroleerd, is veel informatie van een bedrijf nodig en kan het bij deze aantallen maanden duren voordat bepaald kan worden waar een ondernemer recht op heeft. Dat sluit niet aan bij het doel van het kabinet om zoveel mogelijk ondernemers zo snel mogelijk van steun te voorzien. Ook zou de regeldruk voor ondernemers dan onevenredig toenemen. Het uitgaan van een gemiddelde valt voor ondernemers waar de werkelijke vaste lasten lager zijn dan het gemiddelde in de sector gunstig uit, voor bedrijven met hogere werkelijke vaste lasten dan gemiddeld valt dit helaas minder gunstig uit.

De leden van de GroenLinks-fractie willen tot slot aandacht vragen voor starters die ondanks de startersregeling nog steeds buiten de boot vallen omdat ze nog geen omzet hadden of bijvoorbeeld in een verbouwing zaten. In deze gevallen valt vaak de peildatum niet goed. Deze leden hebben begrepen dat er geëxperimenteerd is om te kijken of ondernemers zelf de peildatum kunnen vaststellen. Wat is er uit dit experiment gekomen? Kortom, deze leden zijn benieuwd of er al meer duidelijkheid geboden kan worden voor schrijnende gevallen die nu buiten de TVL vallen.

Antwoord

Er is niet geëxperimenteerd met het zelf vaststellen van een peildatum. Wel onderzoek ik op dit moment of er vanaf Q2 2021 een oplossing kan worden geboden voor ondernemingen die in de gebruikte referentieperiode geen referentieomzet hadden, daarvoor verwijs ik verder naar de eerdergenoemde rapportage van 31 maart 2021 over problemen met de referentieperiode.38.

Verder verwijs ik u naar het antwoord op vragen van de leden van de VVD-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben waardering voor het feit dat RVO er in is geslaagd een haastig opgestelde steunregeling in algemene zin goed te laten verlopen. Deze leden ontvangen weinig signalen van achterstanden in de verwerking van steunmaatregelen als TVL en zij vragen de Staatssecretaris of zij het beeld herkent dat er geen sprake is van grote achterstanden.

Antwoord

Over de voorgang van toekenningen, vaststellingen en bezwaren wil ik u verwijzen naar de Voortgangsrapportage TVL. Hierin is ook aangegeven dat RVO.nl streeft naar snelle en nauwkeurige uitbetaling. Als RVO.nl de gegevens juist en volledig heeft ontvangen, dan wordt gemiddeld 90% van de verzoeken binnen 3 weken beslist en betaald, ook bij zeer grote aantallen aanvragen. Op dit moment (half april) krijgt 60% van de ondernemers binnen een week een besluit, soms zelfs de zelfde dag, en dan staat het voorschot bij een positief besluit binnen enkele dagen op de rekening. Ik onderschrijf dan ook het beeld dat de leden van de SP fractie schetsen.

De leden van de SP-fractie constateren wel dat er in de praktijk problemen zijn met SBI-codes. Deze leden zien casussen waarbij een bedrijf onder een onjuiste SBI-code is ingeschreven of waarbij een code foutief is ingevoerd bij de KvK. Hoewel deze leden onderkennen dat ondernemers ook zelf een verantwoordelijkheid hebben voor juiste inschrijving, vinden zij dat er een grens is aan wat verwacht kan worden, ook omdat in het verleden het belang van SBI-codes veel minder groot was voor veel bedrijven dan nu in Coronatijd. Deze leden constateren dat reparatie van SBI-codes vaak niet vruchtbaar is voor het alsnog ontvangen van steun omdat RVO uitgaat van eerdere gegevens van de KvK op een bepaalde peildatum (15 maart 2020). Deze leden vragen of de Staatssecretaris deze problemen erkent en wat hier aangedaan kan worden. Is hier niet een vorm van hardheidsclausule mogelijk, op zijn minst wanneer aangetoond kan worden dat de vergissing niet bij de ondernemer maar bij de KvK ligt?

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de antwoorden op de Kamervragen van het lid Aartsen over de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) over nevenactiviteiten versus hoofdactiviteiten bij TVL-aanvragen(Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2020/2021, nr. 1567). Deze leden zijn benieuwd in hoeverre deze uitspraak van invloed is op overige beroepszaken en of naar aanleiding van deze zaak er nieuwe bezwaren zijn ontvangen van ondernemers. Deze leden constateren verder dat het CBb de overheid in het gelijk heeft gesteld waar het gaat om aanvragen in het kader van de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren (TOGS) met een SBI-code die niet aansloot bij de feitelijke bedrijfsactiviteiten. Deze leden vragen of een vorm van hardheidsclausule niet van toepassing is, vooral wanneer bedrijfsactiviteiten kort voor de peildatum zijn veranderd.

Antwoord

Voor de antwoorden op deze vragen wil ik u verwijzen naar de voortgangsrapportage TVL en brief SBI-codes bij de TVL39. Hierin geef ik aan dat naar aanleiding van de CBb uitspraken de bezwaren van ondernemers opnieuw worden beoordeeld. Het gaat om ondernemers die al wel in aanmerking voor de TVL kwamen, maar de subsidie met een andere SBI code voor de hoofdactiviteit willen aanvragen. Ondernemers die aan kunnen tonen dat hun nevenactiviteit op 15 maart 2020 feitelijk hun hoofdactiviteit was, kunnen op basis van die activiteit voor (een hogere) subsidie in aanmerking komen.

Daarnaast kunnen ondernemers, zoals ik in mijn brief van 10 maart jl. heb gemeld vanaf de TVL voor het eerste kwartaal van 2021 ook aangeven dat hun feitelijke activiteiten op 15 maart 2020 aantoonbaar anders waren dan de activiteiten die op die datum in het handelsregister stonden. Bijvoorbeeld omdat ze vergeten waren de activiteitenomschrijving te actualiseren in het Handelsregister. Hoewel het bij wet verplicht is voor een ondernemer om zorg te dragen voor een accurate omschrijving van de activiteiten in het Handelsregister, erken ik dat als een ondernemer dit verzuimd heeft, dit grote financiële consequenties kan hebben. Indien een ondernemer dit duidelijk weet aan te tonen en bij die feitelijke activiteiten op 15 maart 2020 een andere SBI code voor de hoofdactiviteit past, zal RVO.nl de subsidiebeschikking aanpassen. In een beperkt aantal gevallen hebben ondernemers bij de registratie duidelijk een verkeerde SBI code gekregen. Als deze ondernemers kunnen laten zien wat hun feitelijke hoofdactiviteiten waren op 15 maart 2020 dan kan RVO.nl op dit punt afwijken van wat er in het Handelsregister staat. RVO.nl kan de ondernemers onder de juiste SBI code TVL toekennen mits aan alle voorwaarden wordt voldaan. Dit gaat in per TVL Q1 2021. De ondernemers moeten dan nog wel zelf hun registratie in het Handelsregister aanpassen bij de Kamer van Koophandel.

Naar aanleiding van de CBb uitspraak worden door RVO.nl alle lopende bezwaar- en beroepsprocedures opnieuw bekeken in het licht van de uitspraak. Daarnaast bekijkt RVO.nl ook de reeds genomen besluiten waarin het bezwaar met betrekking tot de geregistreerde SBI-code ongegrond is verklaard opnieuw. De nieuwe bezwaren die na de CBb uitspraak zijn binnengekomen worden conform het voorgaande afgehandeld.

De leden van de SP-fractie zien verder een problematiek voor (failliete) bedrijven die in 2019 zijn overgenomen (en dus geen omzet hebben) maar omdat ze bijvoorbeeld in een bestaande oudere besloten vennootschap zijn geplaatst niet onder uitzonderingsregels vallen. Herkent de Staatssecretaris deze problematiek en valt hier iets aan te doen?

Antwoord

Zie hiervoor het antwoord op de vragen van de CDA-fractie.

De leden van de SP-fractie hebben verder vernomen dat bij het vaststellen van TVL-aanvragen er wordt uitgegaan van door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde normen voor maximale vaste lasten per beroepsgroep. Dit leidt in de praktijk tot problemen voor ondernemers die wel degelijke hogere vaste lasten hebben, bijvoorbeeld door een hoge huur in een stad waar de huurprijzen relatief hoog zijn. Deze leden vragen of het niet mogelijk moet zijn op grond van daadwerkelijk aantoonbare vaste lasten een uitzondering te maken.

Antwoord

Hiervoor verwijs ik u naar de antwoorden op vragen van de GroenLinks fractie.

De leden van de SP-fractie wijzen tot slot op de Kamervragen van de leden Futselaar en Leijten (ingezonden op 10 februari 2021) over mogelijke fraude met TVL-subsidies waarbij bijvoorbeeld met slapende besloten vennootschappen op basis van valse cijfers steun wordt aangevraagd die vervolgens snel wordt weggesluisd of direct wordt uitgegeven aan niet-bedrijfsgerelateerde zaken. Deze leden zijn van mening dat fraude het draagvlak ondermijnt van steun voor de vele te goeder trouw handelende ondernemers en dringen daarom aan op snelle beantwoording van deze vragen

Antwoord

Ik deel de mening van de leden van de SP fractie dat fraude het draagvlak voor steun ondermijnt. Tegelijk kent een regeling als de TVL onvermijdelijk een verhoogd risico op misbruik en oneigenlijk gebruik. RVO.nl doet er echter alles aan om fraude te bestrijden. In de Voortgangsrapportage TVL ben ik hier uitgebreid op ingegaan.

De beantwoording van de Kamervragen van de leden Futselaar en Leijten heb ik mede namens de Minister van Financiën naar uw kamer gestuurd op 7 april jl.40

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie willen beginnen met het uitspreken van grote complimenten voor iedereen die betrokken is bij de uitvoering van dit steunpakket. In een artikel van een kleine week geleden schreef het Algemeen Dagblad over een medewerker van de online chatdienst van RVO over de opmerkingen die hij soms over zich heen krijgt: lafbek, viezeriken, misselijkmakend volk.41 Het is pittig om dat over je heen te krijgen. Toch komen die emoties, hoe heftig ze ook zijn, wel ergens vandaan. Ondernemers vechten voor hun onderneming, hun levenswerk en hebben soms het gevoel dat ze daarnaast ook nog een gevecht moeten voeren met de overheid: over papierwerk, codes en referentieperiodes. Dat leidt tot grote frustraties en heeft tot nu toe geleid tot bijna 500 rechtszaken over de steunmaatregelen.42

SBI-codes

Eén van de terugkerende problemen zijn fouten in SBI-codes. Ondernemers die door een typefout verkeerd in het Handelsregister staan, ondernemers die een typefout hebben gemaakt bij een aanvraag: er kunnen menselijke fouten gemaakt worden. De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat het ingewikkeld is om maatwerk te leveren. Hier is echter volgens deze leden niet per se sprake van maatwerk, maar van het corrigeren van een menselijke fout. Is bij menselijke foutjes een slepende bezwaarprocedure het juiste middel? Deze leden vragen de Staatssecretaris of er geen andere mogelijkheid is om te zorgen dat een relatief kleine fout niet leidt tot ondernemers die maanden zonder steun zitten.

Antwoord

RVO.nl levert een buitengewone prestatie bij de uitvoering van de TVL. De organisatie doet er echt alles aan om ondernemers zo snel mogelijk te helpen. Ik heb er begrip voor dat ondernemers in zeer zware omstandigheden verkeren en dat daarbij soms de emoties hoog op kunnen lopen. Het uitschelden van RVO- medewerkers gaat echter veel te ver. Suggesties dat de uitvoering bij RVO.nl niet in goede handen is voedt de frustratie van ondernemers alleen maar, en doet absoluut geen recht aan de rol en grote prestatie die de RVO-medewerkers leveren. Ik heb er echt begrip voor dat ondernemers willen dat het soms sneller gaat, maar met een regeling waarbij 100.000 aanvragen per kwartaal moeten worden afgehandeld zitten er grenzen aan wat mogelijk is.

Voor de inhoudelijke beantwoording verwijs ik u naar de Voortgangsrapportage TVL. In aanvulling daarop ik u aangeven dat er op 1 april 2021 111 beroepen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven zijn ten aanzien van de TVL, (waarvan er 9 ter zitting zijn geweest) een aantal wat per dag wijzigt door nieuwe instroom en ook intrekkingen. De bezwaarschriften die toezien op SBI-codes, voor zover mogelijk, met voorrang worden opgepakt. Voor volgende TVL-periodes geldt de aangepaste hoofdactiviteit ook. Ondernemers hoeven dan niet opnieuw een bezwaarschrift in te dienen.

Verder verwijs ik u naar de Voortgangsrapportage TVL en het antwoord op de vragen van de VVD- en de CDA-fractie over de bezwaarprocedure en omgang met verkeerde SBI-codes.

Starters

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben in het laatste debat over de steunpakketten al zorgen over starters geuit. Het is goed dat in het laatste pakket de starters meegenomen zijn. Het idee van de regeling was dat deze veel gelijkenissen zou hebben met de TVL, zodat er niet allerlei nieuwe systemen en processen moesten worden opgetuigd. Toch gaat de uitvoering van de tegemoetkoming ten minste 16 tot 20 weken duren. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe redelijk deze uitvoeringstermijn is als de Tegemoetkoming Starters gaat lijken op de TVL. Wat maakt dat de Tegemoetkoming Starters niet eerder opgetuigd kan worden? Hoeveel van deze startende ondernemers staan überhaupt nog overeind na 16 tot 20 weken zonder de Tegemoetkoming? Startersleningen horen beschikbaar te zijn om die periode te overbruggen, maar ook dat vlot niet. Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre de Volksbank een rol kan spelen in het overbruggen van die periode of het op poten zetten van de Tegemoetkoming Starters?

Antwoord

De RVO.nl doet alles om de regeling zo snel mogelijk open te kunnen stellen.

Doordat er grote wijzigingen in de TVL plaatsvinden, de vaststelling van TVL Q4 van start gaat en ook de TVL Q2 2021 in voorbereiding is, is het noodzakelijk om een volgorde aan te brengen in het afhandelen van alle extra elementen binnen of gerelateerd aan de TVL. De startersregeling wordt afgeleid van de TVL, maar zal geen één op één kopie worden. Sommige technische componenten worden hergebruikt, maar de startersregeling vraagt juist ook enkele aanpassingen en betreft een aparte regeling. Dit vraagt analyse van gevolgen die enkele keuzes hebben op de uitvoering van deze nieuwe regeling. Zo zal er een andere referentieperiode gehanteerd worden en zullen er ook bedrijven die eerder al binnen de doelgroep van de regelingen vielen ook voor de startersregeling in aanmerking komen, omdat de regeling zich richt op bedrijven gestart vanaf 1 oktober 2019. De regeling is voor pre-notificatie aan de Europese Commissie voorgelegd. Parallel daaraan is ook de voorbereiding van de uitvoering van start gegaan.

Bij de uitvoering van garantieregelingen, wordt samengewerkt met diverse banken, zoals de Volksbank. Voor verder antwoord op de inzet van externe partijen zoals de Volksbank voor de uitvoering van regelingen verwijs ik naar antwoorden op vragen van de VVD-fractie. Voor de overbruggingskredieten voor startende ondernemers verwijs ik naar de antwoorden op vragen van de VVD-fractie op dat onderwerp.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat een andere groep starters betreft ondernemingen die gestart zijn onder een andere rechtsvorm, of ondernemingen die van eigenaar gewisseld zijn door bijvoorbeeld een overname. Die ondernemers hebben hun bedrijf vanzelfsprekend (opnieuw) ingeschreven bij het Handelsregister. Maar ook deze ondernemers hebben mogelijk geen omzet gehad in de referentieperiode van de TVL, daardoor blijft TVL-steun uit. Deze leden willen graag van de Staatssecretaris weten hoe groot deze groep is en wat de RVO kan doen om ook deze groep te ondersteunen. Als er een startersregeling komt die lijkt op de TVL, is het wellicht mogelijk om ook deze specifieke groep mee te nemen?

Antwoord

Voor dit antwoord verwijs ik u naar de antwoorden op vragen van leden van de CDA-fractie waarin ik inga op rechtsvormwijzigingen. Daarnaast heb ik in de beantwoording op vragen van leden van de VVD-fractie het onderzoek toegelicht naar ondernemingen die door de referentiesystematiek van de TVL niet of nauwelijks in aanmerking komen voor de TVL. RVO.nl houdt niet specifiek bij hoeveel ondernemers zich hiervoor bij hen hebben gemeld.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat alles staat of valt bij de referentieperiode. Net in die periode kan een onderneming minder omzet hebben gedraaid door bijvoorbeeld het dichtzijn van wege langdurige ziekte. Deze leden begrijpen dat er een grens zit aan maatwerk, maar zij hebben op dit moment het gevoel dat maatwerk helemaal niet mogelijk is of enkel mogelijk via langslepende bezwaarprocedures. Is het niet mogelijk om iets te veranderen aan die procedures, zodat er meer ruimte komt voor de menselijke maat?

Antwoord

Op 26 februari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over bijzondere gevallen binnen de TVL en hoe ik daarmee om wil gaan43. Niet alle ondernemers met problemen door de referentiesystematiek in de regeling, kunnen via deze weg worden geholpen. Daarom heb ik in het kader van deze signalen en de motie van het lid Aartsen44 een onderzoek uitgevoerd in samenwerking met brancheorganisaties en gemeenten en zoals hierboven reeds aangeven u 31 maart jl. over bericht45.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie constateren dat veel ondernemers die een verkeerde SBI-code hebben en bezwaar hebben aangetekend nog steeds geen TVL hebben gekregen, ondanks dat de rechter inmiddels in enkele zaken heeft gesommeerd dat alsnog steun uitgekeerd moet worden. Deze leden hebben ook begrepen dat in een aantal gevallen sprake is van een verschrijving door de KvK en dat ondanks een herstelactie de RVO nog geen tegemoetkoming heeft verstrekt. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij ervoor gaat zorgen dat ondernemers op korte termijn alsnog een tegemoetkoming of een voorschot krijgen.

Antwoord

Voor de opvolging van de uitspraak van het CBb heb ik u geïnformeerd in mijn brief in antwoord op vragen van het lid Aartsen46. Verder verwijs ik u naar de Voortgangsrapportage TVL van 22 maart jl.47.

De leden van de SGP-fractie vragen graag aandacht voor bedrijven waarbij sprake is van een bedrijfsovername of wijziging van de rechtsvorm waardoor in de referentieperiode geen sprake was van omzet. Wil de Staatssecretaris bezien of deze bedrijven, net als startende bedrijven, alsnog tegemoetkoming kunnen krijgen?

Antwoord

Met betrekking tot bedrijfsovername of wijziging van de rechtsvorm verwijs ik naar de antwoorden op de vragen van de CDA-fractie over dit onderwerp.

De leden van de SGP-fractie horen graag hoe de Staatssecretaris uitvoering gaat geven aan de motie van het lid Amhaouch c.s. (Kamerstuk 35 669, nr. 19) die vraagt om een oplossing voor schrijnende gevallen die buiten de TVL-regeling vallen.

Antwoord

Voor antwoord op deze vragen verwijs ik naar de Voortgangsrapportage TVL.

De leden van de SGP-fractie hebben eerder aandacht gevraagd voor de lastige positie van filiaalbedrijven die een belangrijke rol spelen in winkelstraten en winkelcentra. Door het steunplafond is het steunbedrag per filiaal heel laag, terwijl de financiële situatie van de non-food filiaalbedrijven door de (gedeeltelijke) winkelsluiting penibel is. De recente uitbreiding van de TVL geeft wat meer lucht, maar de kern van het probleem blijft. Het kabinet geeft aan dat gebruikmaking van artikel 3.12 van het Europese steunkader uitvoeringsproblemen met zich meebrengt. Inmiddels wordt vanuit de sector en door experts gewezen op de mogelijkheden via artikel 107, tweede lid, sub b, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Wil de Staatssecretaris samen met de filiaalbedrijven deze mogelijkheid benutten, zodat filiaalbedrijven overeind kunnen blijven?

Antwoord

Zoals in de Kamerbrief van 24 februari jl.48 is aangegeven is van de mogelijkheid gebruikt gemaakt die het verruimde staatssteunkader biedt om de maximale subsidie per onderneming per kwartaal te verhogen. Voor een winkelketen uit de gesloten detailhandel is dat inclusief de Voorraadsubsidie Gesloten Detailhandel een bedrag van 900.000 euro. Dat is voor een keten met 50 filialen 18.000 euro per filiaal, dat ligt boven het bedrag dat een gemiddelde ondernemer in de TVL Q1 aanvraagt op dit moment. In de brief is ook aangegeven dat we in het kader van de maatwerkaanpak met winkelketens in gesprek zijn over hun financiële situatie en wat we daar op basis van maatwerk aan kunnen doen. Wat betreft artikel 107, tweede lid, sub b, van het Verdrag wil ik aantekenen dat dit in vergelijking met paragraaf 3.12 eerder meer dan minder uitvoeringsproblemen met zich mee zal brengen. Ik kan daarom ook geen enkele toezegging doen op dit punt.

De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat voorraadhoudende kleding- en textielleveranciers niet in aanmerking komen voor de subsidieregeling Voorraad Gesloten Detailhandel, terwijl zij aangeven dat 50% tot 60% van hun (winter-)voorraad onverkoopbaar is geworden. Deze leden horen graag waarom niet en wat de mogelijkheden zijn om deze ondernemers alsnog aanspraak te laten maken op de genoemde subsidieregeling.

Antwoord

De opslag Voorraad Gesloten Detailhandel richt zich op bedrijven in de detailhandel die direct geraakt zijn door maatregelen van de overheid doordat ze verplicht moesten sluiten. Hetzelfde geldt voor de opslag Horeca Voorraad en Aanpassingen. Deze opslag was bedoeld voor de cafés en restaurants die verplicht waren om te sluiten en per direct met afschrijving van voorraad te maken kregen. Dat sluiting van detailhandel (en bijvoorbeeld de horeca) verder terug in de keten ook effecten zal hebben is zeker. De omvang van dat effect en wie tot die keten behoort is erg lastig of niet af te bakenen. Hoe verder terug in de keten, hoe eerder er ook alternatieve mogelijkheden zijn. De leveranciers komen, als ze verder aan de subsidievoorwaarden voldoen, ook in aanmerking voor de TVL.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1949

X Noot
3

Kamerstuk 35 420, nr. 241

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1949

X Noot
5

Kamerstuk 35 420, nr. 217

X Noot
6

Kamerstuk 35 420, nr. 247

X Noot
7

Kamerstuk 35 420 nr. 239

X Noot
8

Kamerstuk 35 420, nr. 241

X Noot
9

Kamerstuk 35 420, nr. 241

X Noot
10

Kamerstuk 35 723, nr. 3

X Noot
11

Kamerstuk 35 420, nr. 255

X Noot
12

Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 75

X Noot
13

Kamerstuk 35 420, nr. 233

X Noot
14

Kamerstuk 35 669, nr. 10

X Noot
15

Kamerstuk 35 420, nr. 255

X Noot
16

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1814

X Noot
17

Kamerstuk 35 420, nr. 210

X Noot
19

Kamerstuk 35 420, nr. 217

X Noot
20

Kamerstuk 35 669, nr. 15

X Noot
21

Kamerstuk 35 420, nr. 193

X Noot
22

Kamerstuk 35 420, nr. 237

X Noot
23

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1814

X Noot
24

Kamerstuk 35 420, nr. 231

X Noot
25

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2033

X Noot
26

Kamerstuk. 35 420, nr. 239

X Noot
27

Kamerstuk. 35 420, nr. 241

X Noot
29

De NVB-monitor van 5 maart 2021 noemt een ander bedrag dan hier genoemd; de NVB onderzoekt nog waar het verschil met het bij RVO geregistreerde bedrag door veroorzaakt wordt.

X Noot
31

Kamerstuk 35 420, nr. 233

X Noot
32

Kamerstuk 35 420, nr. 241

X Noot
33

Kamerstuk 35 420, nr. 233

X Noot
34

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1849

X Noot
35

Kamerstuk 35 420, nr. 252

X Noot
36

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2386 en 2385

X Noot
37

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1949

X Noot
38

Kamerstuk 35 420, nr. 255

X Noot
39

Kamerstuk 35 420, nr. 239

X Noot
40

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2258

X Noot
41

Algemeen Dagblad, 17 februari 2021, Giovanni en zijn collega’s van RVO keerden al 2 miljard euro uit aan ondernemers (https://www.ad.nl/geld/giovanni-en-zijn-collega-s-van-rvo-keerden-al-2-miljard-euro-uit-aan-ondernemers~a09290b4/)

X Noot
42

De ondernemer, 8 februari 2021, 482 rechtszaken: ondernemers zonder overheidssteun klagen het rijk aan (https://www.deondernemer.nl/corona/maatregelen/ondernemers-overheidssteun-now-togs-tozo-rijk-rechter~2789016)

X Noot
43

Kamerstuk 35 420, nr. 233

X Noot
44

Kamerstuk 35 669, nr. 16

X Noot
45

Kamerstuk 35 420, nr. 255

X Noot
46

Kamerstuk 35 420, nr. 237

X Noot
47

Kamerstuknr. 35 420, nr. 241

X Noot
48

Kamerstuk 35 420, nr. 247

Naar boven