34 950 XVII Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2017

Nr. 1 JAARVERSLAG BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSA-MENWERKING (XVII)

Aangeboden 16 mei 2018

Horizontale staafdiagram uitgaven en ontvangsten

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2017 Totaal 2.821,7 (in EUR mln)

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2017 Totaal 2.821,7  (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2017 Totaal 106,7 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2017 Totaal 106,7 (in EUR mln)
Inhoudsopgave Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII)

A.

ALGEMEEN

4

 

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

4

 

2.

Leeswijzer

7

         

B.

BELEIDSVERSLAG

12

 

3.

Beleidsprioriteiten

12

 

4.

Beleidsartikelen:

33

   

1.

Duurzame handel en investeringen

33

   

2.

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

46

   

3.

Sociale vooruitgang

53

   

4.

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

59

   

5.

Versterkte kaders voor ontwikkeling

66

         
 

5.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

74

         

C.

JAARREKENING

77

 

6.

Departementale Verantwoordingsstaat

77

 

7.

Saldibalans

78

 

8.

WNT verantwoording 2017 Ministerie van Buitenlandse Zaken

88

         

D.

BIJLAGEN

89

   

Bijlage 1: Afgeronde evaluatie- en overige onderzoeken

89

   

Bijlage 2: Afkortingen

93

   

Bijlage 3: Sanctiebeleid en malversaties

97

   

Bijlage 4: Toelichting op streefwaarden en indicatoren motie-Smaling c.s.

101

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, het jaarverslag met betrekking tot de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) over het jaar 2017 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37, tweede en derde lid, en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Buitenlandse Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2017 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer op basis van artikel 7.12, van de Comptabiliteitswet 2016, over:

  • a. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in artikel 3.8 van de Comptabiliteitswet 2016;

  • b. de totstandkoming van de niet-financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen, bedoeld in artikel 3.9 van de Comptabiliteitswet 2016;

  • c. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk, bedoeld in artikel 2.35 van de Comptabiliteitswet 2016;

  • d. het gevoerde begrotingsbeheer, het financieel beheer en de materiele bedrijfsvoering, bedoeld in de artikelen 3.2 tot en met 3.4 van de Comptabiliteitswet 2016 en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2017;

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2017 opgenomen rijksrekening van uitgaven en geraamde ontvangsten over 2017, alsmede over de rijkssaldibalans over 2017 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

Inleiding

In deze leeswijzer wordt de indeling van het jaarverslag voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) toegelicht, waarbij een aantal afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt beschreven.

De inzet op het Nederlandse buitenlandbeleid komt tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Door deze bundeling wordt de onderlinge samenhang geïllustreerd en samenwerking en afstemming binnen de betrokken Ministeries bevorderd.

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint-Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba). Waar dit jaarverslag spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Focusonderwerp

De Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer stelde voor om twee thema’s als focusonderwerpen te benoemen voor de verantwoording over het jaar 2017, «Toetsbare beleidsplannen» en «Verplichtingen: pijler van het budgetrecht». In dit jaarverslag wordt alleen het focusonderwerp «Toetsbare beleidsplannen» behandeld. Het onderwerp «Verplichtingen» heeft geen betrekking op dit jaarverslag omdat er door het Ministerie van Financiën geen specifieke casus voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking is aangewezen.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag begint met de beleidsprioriteiten. Daarna is een tabel opgenomen met daarin de realisatie van de beleidsdoorlichtingen en een overzicht van risicoregelingen. Artikelsgewijs is op hoofdlijnen gerapporteerd over de resultaten van 2017, waarbij ingegaan wordt op de algemene doelstelling, de rol en verantwoordelijkheid van de Minister en de beleidsconclusies. In de beleidsconclusies is per artikel aangegeven welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden in de uitvoering van het beleid en welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden als gevolg van het in 2017 afgeronde evaluatieonderzoek, waarbij met name wordt ingegaan op de beleidsdoorlichtingen.

Rapportage over resultaten

In het Wetgevingsoverleg van 21 juni 2017 nam de Tweede Kamer de motie-Smaling c.s. (Kamerstuk 34 475-XVII, nr. 8) aan om, net als bij de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, ook bij het jaarverslag doelen en resultaten nog inzichtelijker te presenteren. De motie vraagt om – zo kwantitatief mogelijk – inzichtelijk te maken in hoeverre doelen zijn behaald en welke factoren daarbij een rol hebben gespeeld. Het kabinet heeft de Kamer op 15 september 2017 een brief gestuurd met daarin de wijze van uitvoering van deze motie.

In de begroting voor 2017 zijn voor de eerste keer (15) indicatoren en streefwaarden opgenomen. Deze indicatoren zijn te vinden onder de beleidsprioriteiten van het beleidsverslag. Daarnaast is in bijlage 4 van dit jaarverslag (departement specifieke bijlage) een nadere toelichting en analyse per indicator opgenomen. De behaalde resultaten zijn conform de toezegging in de brief van 15 september 2017 in dit jaarverslag opgenomen. Dit is in lijn met de systematiek van verantwoord begroten, zoals vastgelegd in de Rijksbegrotingsvoorschriften model 3.22b/ 1.33b Rol en verantwoordelijkheid.

Indicatoren maken het effect van interventies meetbaar en drukken dit uit in te bereiken en bereikte streefwaarden op diverse niveaus: impact, outcome, output en input. De indicatoren en streefwaarden in deze begroting liggen voornamelijk op outcome niveau, en zijn SMART geformuleerd (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden).

De streefwaarden en indicatoren zijn mede afgeleid van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (SDGs), die internationaal zijn afgesproken tijdens de VN-top daarover in september 2015. Deze doelen worden zowel nationaal als internationaal gemonitord. In de indicatorentabel is een verwijzing opgenomen naar de corresponderende ontwikkelingsdoelstelling.

Omdat niet alle resultaten kwantitatief meetbaar en aggregeerbaar zijn, dienen deze indicatoren en streefwaarden in samenhang te worden bezien met de overige in deze begroting geformuleerde (kwalitatieve) doelen en resultaten.

In de bovengenoemde Kamerbrief is aangegeven dat de rapportagesystematiek in stappen wordt aangepast, met als doel het Jaarverslag en de online resultatenrapportage te integreren. Dat zal vanaf het Jaarverslag over 2018 (aan te bieden in mei 2019) volledig het geval zijn. In het Jaarverslag 2016 is voor het eerst gerapporteerd over de indicatoren. Hieruit bleek dat de resultaatgegevens niet tijdig beschikbaar zijn voor opname in het Jaarverslag. Het kost de uitvoerders van de programma’s in de diverse landen tijd om de benodigde informatie te verzamelen. Dit kan oplopen tot zes maanden na afloop van een kalenderjaar. Daarom is gekozen voor een methode waarbij de resultaten in het Jaarverslag voortkomen uit de rapportages van de uitvoerders in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 30 september 2017. Dit geeft ook de ruimte om de gegevens te analyseren. Gevolg is dat de gerapporteerde resultaten gedeeltelijk behaald zijn in 2017 en voor het overige voornamelijk in 2016. Deze methode zal ook in de toekomst worden gehanteerd.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn eventuele opmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie 2017 opgenomen. Afwijkingen in de verplichtingen worden toegelicht als de afwijking ten opzichte van de vastgestelde begroting groter is dan 10% op artikelniveau. Afwijkingen in de uitgaven worden toelicht indien de afwijking ten opzichte van de vastgestelde begroting groter is dan 10% op artikelonderdeelniveau én de afwijking groter is dan EUR 2 miljoen. Waar nodig wordt verwezen naar de eerste of tweede suppletoire begroting.

In de budgettaire tabellen in het jaarverslag is geen onderscheid gemaakt tussen decommitteringen op oude en nieuwe verplichtingen. Alle decommitteringen worden ten gunste van de begroting gebracht. Uitzonderingen hierop zijn de correcties als gevolg van de stelselwijziging voor de verplichtingen die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) afgeeft namens het ministerie. Voorheen werd de committeringsruimte die aan de RVO beschikbaar werd gesteld voor de uitvoering van de verschillende bedrijfsleveninstrumenten in de administratie opgenomen als een juridische verplichting. Echter, op basis van comptabele regelgeving is een technische correctie dit jaar doorgevoerd. Daarnaast betreft de realisatie op garantieverplichtingen alleen in 2017 nieuw aangegane garantieverplichtingen.

Verschillen van politiek relevante mutaties, onder meer op de BHOS-thema’s water, voedselzekerheid, Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en vrouwenrechten, en veiligheid en rechtsorde, kunnen ook worden toegelicht wanneer zij niet aan het kwantitatieve criterium voldoen.

Bij het opstellen van de Ontwerpbegroting is meestal gekozen voor één financieel instrument, terwijl in de realisatie vaak meerdere financiële instrumenten zijn gebruikt. Voor de leesbaarheid van de tabellen zijn de uitgaven geplaatst bij het financiële instrument van de begroting en niet uitgesplitst volgens de daadwerkelijk gebruikte instrumenten. Alleen die financiële instrumenten die meer dan 3% van het artikelonderdeel vormen worden opgenomen in de financiële tabel. Daarom vormen in sommige gevallen de financiële instrumenten geen uitputtende opsomming per artikelonderdeel.

Conform de toezegging tijdens het wetgevingsoverleg over het jaarverslag en de slotwet 2012, worden opmerkelijke verschillen in de realisatie ten opzichte van de vastgestelde begroting (zoals gemeld in de HGIS-nota 2017, bijlage 5A) in het kader van de Meerjarige Strategische Plannen in partnerlanden toegelicht waarbij alleen afwijkingen groter dan EUR 5 miljoen per thema worden toegelicht. Een toelichting op deze opmerkelijke verschillen is onder de betreffende beleidsartikelen opgenomen. De realisaties op de landenprogramma’s zijn opgenomen in het HGIS-jaarverslag 2017.

Overige onderdelen van het jaarverslag

Na het beleidsverslag volgen de bedrijfsvoeringsparagraaf, de jaarrekening van BHOS en vier bijlagen:

  • 1) overzicht van de afgeronde evaluatieonderzoeken;

  • 2) de afkortingen;

  • 3) het sanctiebeleid en malversaties (fraude);

  • 4) een toelichting op de streefwaarden indicatoren motie-Smaling c.s.

Voor de bijlage externe inhuur en het overzicht WNT-verantwoording 2017 wordt verwezen naar het jaarverslag van het moederdepartement, Buitenlandse Zaken.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het is om deze reden dat in de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, de totstandkoming van de beleidsinformatie en de procesmatige beheersing van de activiteitscyclus. Bij de uitsplitsing van de begroting in 2013 in het begrotingshoofdstuk V Buitenlandse Zaken en het begrotingshoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn in navolging van een verzoek van de Algemene Rekenkamer de verantwoordelijkheden van de Ministers ten aanzien van de bedrijfsvoering expliciet vastgelegd. De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de integrale bedrijfsvoering, met uitzondering van de procesmatige beheersing van de activiteitencyclus. De belangrijkste reden voor deze splitsing is dat het merendeel van de projecten en programma's in het kader van Ontwikkelingssamenwerking wordt uitgevoerd. De huidige opzet van het activiteitenbeheer is gestoeld op de afspraken die de toenmalige Minister voor Ontwikkelingssamenwerking met de Tweede Kamer in 1998 heeft gemaakt over de reikwijdte van de Ministeriële verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van besteding van middelen (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 860, nr. 2). Het voorschottenbeleid en beheer is daarom in het onderdeel financieel en materieelbeheer in de bedrijfsvoeringsparagraaf van hoofdstuk XVII opgenomen.

Groeiparagraaf

De opzet van de beleidsartikelen is verder in lijn gebracht met de uitgangspunten van «verantwoord begroten». Hierbij is met name aandacht besteed aan de presentatie van de instrumenten in de budgettaire tabellen, waarbij de toelichtingen bij de financiële instrumenten zoveel mogelijk zijn gericht op de concrete beleidsinzet van de betreffende instrumenten.

HGIS-jaarverslag

De Nederlandse uitgaven voor buitenlands beleid, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking. In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van middelen voor buitenlands beleid. Samen met de jaarverslagen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, wordt het HGIS-jaarverslag 2017 aangeboden aan het parlement.

Controleverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de auditdienst Rijk (ADR) jaarlijks een controleverklaring af bij ieder jaarverslag. De auditdienst heeft een wettelijke taak om zowel de totstandkoming van de niet-financiële informatie als het gevoerde financiële en materiële beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR verslag uit in het jaarlijkse samenvattende auditrapport waarin zowel hoofdstuk V als XVII is meegenomen. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de controleverklaringen.

Overgangsrecht Comptabiliteitswet

Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven voor de jaarverslagen en slotwetten over 2017 de bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari 2018. Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139. Het betreft met name de volgende artikelen:

Artikelen in CW 2016 en CW 2001

Art. in CW 2016

Art. in CW 2001

3.2 – 3.4

19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid

3.5

22, eerste lid; 26, eerste lid

3.8

58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid

3.9

58, eerste lid, onderdeel b en c

2.37

60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid

2.35

61, tweede tot en met vierde lid

2.40

64

7.12

82, eerste lid; 83, eerste lid

7.14

82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

Het jaar 2017 stond in de Nederlandse politiek in het teken van de verkiezingen voor de Tweede Kamer op 15 maart en de formatie van een nieuw kabinet. Het nieuwe kabinet presenteerde zich op 26 oktober. Dit betekent dat de verwijzingen naar «het kabinet» in dit verslag in belangrijke mate betrekking hebben op het demissionaire kabinet Rutte II en de nota Wat de wereld verdient. Waar beleid aan de orde is van het nieuwe kabinet, wordt dat met zoveel woorden benoemd. Het onderdeel beleidsprioriteiten volgt de structuur van de onder de memorie van toelichting beschreven beleidsagenda.

In de Verenigde Staten trad een nieuwe regering aan met een andere visie op handel dan de vorige administratie. Dit leidde er onder meer toe dat tijdens de G20 top in Hamburg een slotverklaring werd aangenomen door regeringsleiders die minder kritisch was over protectionisme. Regeringsleiders stemden in met de zinsnede dat landen hun markten mogen beschermen tegen oneerlijke praktijken. Niettemin blijft de VS een onmisbare partner, ook op het terrein van handel en ontwikkelingssamenwerking.

Voor Nederland was het bijzonder om, voor het eerst sinds 2010 op het niveau van regeringsleiders, deel te nemen aan deze G20-bijeenkomst. Het bood Nederland de mogelijkheid om mee te praten over handel, maar ook over andere onderwerpen als klimaat, energie, en belastingbeleid. Voor Nederland, als grote en open economie, niet onbelangrijk.

Dat de multilaterale samenwerking op sommige gebieden onder druk staat heeft ook te maken met de opkomst van nieuwe spelers op het wereldtoneel. Een land als China is steeds meer aanwezig buiten de eigen grenzen, zowel op economisch als op politiek gebied. Binnen de EU leidde dat tot vragen op het gebied van handels- en investeringsbeleid. De vraag naar de consequenties van buitenlandse investeringen voor de Nederlandse economie, niet alleen waar het de nationale veiligheid raakt, maar ook als het gaat om werkgelegenheid, stond hoog op de agenda van het kabinet Rutte II.

In de EU zijn de consequenties van een sterkere nadruk op de nationale identiteit merkbaar. Deze brengen risico’s voor samenwerking met zich mee, ook op handelsgebied, en daarmee voor de economie. De uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie kan voor Nederland aanzienlijke economische gevolgen hebben. Het VK is de derde grootste handelspartner van Nederland. Nu er voldoende voortgang is geconstateerd op de onderwerpen betreffende de boedelscheiding, kunnen gesprekken worden gestart over het kader van de toekomstige relatie.

Toch stonden de wat somber stemmende politieke ontwikkelingen, met meer aandacht voor het nationaal eigenbelang, een bijzonder gunstig economisch resultaat niet in de weg. De groei van de wereldeconomie bedroeg 3,7% en van de wereldhandel 4,0%. De economie van de eurozone vertoont eveneens een positieve ontwikkeling met een groei van 2%. Binnen die groei steekt de economische groei van Nederland met 3,3% bijzonder gunstig af. De export van Nederland zal, zo zijn de verwachtingen, in 2017 toenemen.

Met het bijeenbrengen van de agenda’s voor hulp en handel is synergie gecreëerd tussen ontwikkelingssamenwerking en het verdienvermogen van Nederland. Gesterkt door de groeiende economische kansen zette Nederland zich in 2017 in om handelsketens te verduurzamen en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) verder aan te moedigen. Ook zijn voorbereidende werkzaamheden gestart voor het vernieuwde Fonds Bestrijding Kinderarbeid.

De versterkte groei was ook te merken in opkomende markten en ontwikkelingseconomieën. In iets meer dan de helft ervan versnelde afgelopen jaar de groei per capita. De groei van ongeveer een kwart van deze landen nam echter af, terwijl het andere kwart zelfs een negatieve groei kende. Vooral olieproducerende landen en fragiele staten hadden te maken met krimp. In Sub-Sahara Afrika werd de gemiddelde groei desalniettemin geschat op 2,4%; een behoorlijke verhoging ten opzichte van de 1,3% in 2016.

Dat multilaterale samenwerking hard nodig blijft, bewijst klimaatverandering. De verhoogde wereldwijde groei ging gepaard met een verhoging van de CO2-uitstoot. Na drie jaar van min of meer gelijke niveaus van CO2-emissies, wordt aangenomen dat de uitstoot in 2017 weer begon te stijgen.

Het afgelopen jaar werd overschaduwd door humanitaire crises. Aan het begin van 2017 hadden 128 miljoen mensen, in 33 landen, humanitaire hulp nodig. Daarmee was de schaal van de crises de grootste sinds de oprichting van de VN. De SGVN luidde in februari bovendien de noodklok over dreigende hongersnoden in Zuid-Soedan, Jemen, Somalië en Noordoost-Nigeria. Dankzij noodhulpbijdragen van o.a. Nederland kon hongersnood op veel plaatsen worden voorkomen.

De humanitaire crises in de genoemde landen worden gevoed door conflict. Nederland nam samen met Zwitserland het initiatief om de verbanden tussen conflict en voedselonzekerheid internationaal te agenderen.

De kracht van multilaterale samenwerking toont zich ook in de wereldwijd overeengekomen duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. In 2017 werd de eerste nationale rapportage over de voortgang van de SDGs aan de Tweede Kamer aangeboden. Het Koninkrijk presenteerde vervolgens de voortgang aan de VN in New York. De rapportage geldt als voorbeeld van succesvolle samenwerking tussen de vier landen. Jongeren, maatschappelijke organisaties, bedrijven, kennisinstellingen en decentrale overheden waren bij de rapportage betrokken.

2017 was ook het jaar van She Decides. Door beleidswijzigingen in de Verenigde Staten dreigde een substantiële tegenslag voor het bereiken van mondiale resultaten op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). Dankzij She Decides konden de gevolgen van de herinvoering worden beperkt en werd er bovendien steun en begrip gemobiliseerd voor SRGR bij overheden, organisaties en bedrijven die zich hier voorheen niet voor inzetten. Nederland is dankzij het initiatief bij een breder publiek op de kaart gezet als voorvechter van keuzevrijheid voor vrouwen en meisjes.

Hoofdstuk 1: Blijven werken aan oplossingen voor de grondoorzaken van armoede, instabiliteit en migratie

Economische groei bereikt niet altijd de allerarmsten. Om extreme armoede en marginalisering aan te pakken, is een inclusieve aanpak nodig, met specifieke aandacht voor gemarginaliseerde groepen. Nederland vroeg in 2017 via een succesvol side-event bij het VN-high level political forum over de voortgang van de SDGs in New York aandacht voor de meest kwetsbare groepen in de mondiale internationale samenwerking. Via het programma Voice ondersteunde het kabinet lokale maatschappelijke organisaties in tien ontwikkelingslanden die zich richten op gemarginaliseerde groepen. Met innovatieve instrumenten en werkwijzen worden groepen als gehandicapten, inheemse groepen, vrouwelijke slachtoffers van uitbuiting en geweld en LHBTI’s in staat gesteld om meer voor zichzelf op te komen.

De vraag naar humanitaire hulp was onverminderd groot in 2017. Het kabinet droeg in 2017 EUR 406 miljoen bij aan het lenigen van de humanitaire noden wereldwijd. De samenwerking met de Dutch Relief Alliance werd gecontinueerd en conform de intentie uit regeerakkoord zijn afspraken gemaakt voor meerjarige samenwerking. Om humanitaire crises het hoofd te bieden zijn niet alleen middelen nodig, maar ook blijvende aandacht voor innovatie, doelmatigheid en doeltreffendheid. Een belangrijke mijlpaal in het aanjagen van innovatie in het afgelopen jaar was de opening van het OCHA Centre for Humanitarian Data in Den Haag. Nederland zette zich samen met de Wereldbank in voor meer transparantie van resultaten en financiering in het mondiale noodhulpsysteem. Daarmee werd opvolging gegeven aan de afspraken die gemaakt zijn tijdens de World Humanitarian Summit in 2016. Het leverde een dashboard op dat inzicht geeft in de mate waarin donoren gegevens over humanitaire geldstromen publiceren.

Migratie, bescherming en opvang in de regio

Het afgelopen jaar heeft het kabinet incidenteel EUR 50 miljoen beschikbaar gesteld voor Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) samen. EUR 10 miljoen daarvan was bestemd voor veiligheid en stabiliteit op de BZ-begroting. De middelen die ten goede zijn gekomen aan de BHOS-begroting (EUR 40 miljoen) zijn ingezet ter ondersteuning van de vrijwillige terugkeer en de bescherming en opvang van vluchtelingen en migranten in noordelijk Afrika en de Hoorn van Afrika.

De bereidheid van opvanglanden in de regio om de omstandigheden van vluchtelingen te verbeteren is het afgelopen jaar toegenomen. De inzet van de extra middelen heeft daarop ingespeeld. Zo heeft Nederland Ethiopië gesteund in het verbeteren van de rechtspositie van asielzoekers en vluchtelingen. Deze kunnen zich bij lokale gemeenten registreren, zodat ze bijvoorbeeld vergunningen kunnen krijgen voor een eigen bedrijf en toegang krijgen tot onderwijs. Ook kunnen bijvoorbeeld Somalische vluchtelingen in Kenia een beroepsopleiding volgen.

Nederland en de EU hadden ook een vooraanstaande rol in landen als Turkije, Jordanië en Uganda om duurzame oplossingen voor vluchtelingen te realiseren, in lijn met het te sluiten VN-Vluchtelingencompact. De middelen zijn ook buiten de opvanglanden ingezet, wat bijvoorbeeld resulteerde in ondersteuning vanaf eind 2017 van initiatieven in Marokko en Algerije om de maatschappelijke participatie van gemarginaliseerde jongeren te vergroten.

Er is in 2017 steeds meer aandacht geweest voor de omstandigheden van migranten. Migranten zijn vaak slachtoffer van ernstige uitbuiting, afpersing, mishandeling en (seksueel) misbruik. In EU-verband heeft Nederland zich het afgelopen jaar met succes ingezet voor uitbreiding van de programma’s om vrijwillige terugkeer vanuit Libië en andere Noord-Afrikaanse landen te bevorderen en migranten te ondersteunen bij herintegratie in hun land van herkomst. Dit resulteerde in 2017 onder meer in de vrijwillige terugkeer van meer dan 19.000 migranten vanuit Libië.

Eind november 2017 vormde de bescherming van migranten een belangrijk onderwerp van gesprek tijdens de EU-Afrikatop in Abidjan. De aanwezige landen besloten tot gezamenlijke actie en oprichting van een AU-EU-VN Taskforce. Hierdoor is in december de situatie in de Libische detentiecentra verbeterd, werd de terugkeer van migranten versneld en zijn 300 vluchtelingen en zeer kwetsbare migranten door UNHCR geëvacueerd naar Niger, van waaruit zij hervestigd worden.

Ten aanzien van de eerstejaarsopvangkosten van asielzoekers heeft het kabinet in het voorjaar van 2017 EUR 75 miljoen vrijgemaakt om hogere kosten van leegstand te dekken.

Grondoorzaken

Zolang grondoorzaken niet worden aangepakt, zijn interventies op het gebied van armoedebestrijding, humanitaire hulp, opvang in de regio of migratie, hoe noodzakelijk ook, niet duurzaam. Begin 2017 startten verschillende NGO-consortia met het Addressing Root Causes (ARC) Programma, dat tot 2021 zal lopen. Verspreid over twaalf landen richten de 21 ARC-programma’s zich op het aanpakken van grondoorzaken van gewapend conflict, instabiliteit en irreguliere migratie in fragiele staten. Het maatschappelijk middenveld speelt hiermee een belangrijke rol bij lokale conflictpreventie, rechtstaatopbouw, het bevorderen van burgerparticipatie en sociaaleconomische wederopbouw. De nadruk ligt hierbij op het verbeteren van toekomstperspectieven voor kwetsbare groepen, waaronder vrouwen en jongeren.

Om grondoorzaken aan te pakken heeft het kabinet ook in 2017 ingezet op de prioriteiten seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en HIV; vrouwenrechten en gendergelijkheid; klimaatverandering; voedselzekerheid en water, veiligheid en rechtsorde en private-sectorontwikkeling.

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en HIV

SRGR en gender zijn beter geïntegreerd in de Nederlandse humanitaire inspanningen. Het VN Central Emergency Relief Fund (CERF) heeft een extra bijdrage van EUR 11,5 miljoen ontvangen, onder voorwaarde dat er meer en betere resultaten voor vrouwen en meisjes in noodhulpprogramma’s worden behaald. Ook is financiering toegezegd van EUR 5 miljoen voor periode 2018–2020 voor de versterking van de functie van de Wereldgezondheidsorganisatie als coördinator van gezondheid in crisissituaties. Het doel daarvan is het beter integreren van SRGR in de humanitaire programma’s in Yemen, Bangladesh en de Democratische Republiek Congo.

De voorbereidingen voor de internationale Aidsconferentie AIDS2018 liepen door in 2017. De lobby-inzet heeft geresulteerd in verhoogde belangstelling voor de conferentie vanuit Oost-Europa en Centraal-Azië. She Decides heeft internationaal nieuwe politieke aandacht en fondsen weten te mobiliseren om vrouwen en meisjes de mogelijkheid te bieden zelf te besluiten of, met wie en hoeveel kinderen te krijgen.

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

De Nederlandse inzet voor vrouwenrechten en gendergelijkheid is in 2017 vergroot. De She Decides campagne heeft bijgedragen aan de Nederlandse rol als koploper op het gebied van vrouwenrechten en SRGR. De communicatiecampagnes rondom Internationale Vrouwendag en Orange the World hadden een wereldwijd bereik. In 2017 zijn de genderspecifieke programma’s Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW 2016–2020), Nationaal Actieplan 1325 en Leading from the South goed op gang gekomen. Mede door de Nederlandse genderinzet heeft de VN-klimaatorganisatie (UNFCCC) afgelopen jaar een genderactieplan aangenomen.

Klimaatverandering

Het VN-Groene Klimaatfonds maakte een kwalitatieve en kwantitatieve groei door. Er zijn nu 53 projecten goedgekeurd met een totale omvang van USD 2,6 miljard. Meer dan de helft van die activiteiten worden uitgevoerd in de meest kwetsbare landen, waaronder kleine eilandstaten en minst-ontwikkelde landen. Het mede door Nederland opgezette publiek-private fonds Climate Investor One mobiliseerde in 2017 honderden miljoenen euro’s privaat kapitaal voor klimaatrelevante projecten in ontwikkelingslanden.

Het kabinet stimuleerde de samenwerking tussen Nederlandse kennisinstellingen en het consortium van internationale landbouwkundige instellingen (CGIAR). Deze samenwerking, onder andere op gebieden als voeding, bossen, zaadsystemen en klimaat slimme landbouw, leidde ertoe dat het secretariaat van het CGIAR-klimaatprogramma in april 2017 in Wageningen werd gevestigd.

Voedselzekerheid

Als gevolg van klimaatverandering, conflicten en een groeiende wereldbevolking komt de voedselzekerheid van een toenemend aantal mensen onder druk te staan. In 2017 werd de succesvolle samenwerking met UNICEF op het gebied van voeding verder opgeschaald. In de periode 2013–2017 werkte UNICEF met Nederland samen in Burundi, Ethiopië, Mozambique en Rwanda. Ondervoede mensen werden ondersteund met speciale voeding, voedingssupplementen, ontwormingskuren, voedingsadviezen en de thuisproductie van groenten, vlees en eieren voor eigen consumptie. Vanaf eind 2017 is de samenwerking erop gericht om de inzet uit te breiden naar meerdere landen, door middel van een bijdrage aan UNICEF’s Global Thematic Fund for Nutrition.

Water

Op het gebied van (drink)waterzekerheid en adaptatie heeft Nederland de Water Financing Facility (WFF) opgericht. De WFF ondersteunt ontwikkelingslanden bij het aantrekken van private financiering voor investeringen in waterinfrastructuur. Als onderdeel hiervan hebben bijvoorbeeld de overheid en financiële instellingen in Kenia de handen ineengeslagen om obligaties uit te geven voor financiering van drinkwaterinvesteringen.

Met Nederlandse steun lanceerde de FAO in 2017 de voor iedereen toegankelijke Water Productivity Database . Hiermee komt voor het eerst op grote schaal betrouwbare informatie over efficiëntie van watergebruik in de landbouw beschikbaar. Dit helpt beleidsmakers bij het verdelen van water, investeerders bij het verhogen van hun rendement en boeren bij het optimaliseren van de inzet van hun productiemiddelen.

Veiligheid en Rechtsorde

De Nederlandse inzet op het gebied van veiligheid en rechtsorde richtte zich onder andere op het vergroten van de professionaliteit van veiligheidspersoneel in fragiele staten, zodat burgers beter beschermd worden. In diverse landen, waaronder Afghanistan en Mali, ontvingen overheidsinstellingen, zoals de politie, rechtbanken, gevangenissen en mensenrechtencommissies professionele trainingen of nieuwe ICT-middelen. In Zuid-Soedan bleven de beleidsresultaten op veiligheid en rechtsorde achter bij de verwachtingen vanwege het voortdurende geweld. Het programma voor hervorming van de veiligheidssector in Burundi is in juni 2017 voortijdig beëindigd als gevolg van de politieke omstandigheden in dat land.

Om bij te dragen aan SDG16 (vrede, recht en sterke instituties) trad Nederland toe tot de innovatieve Pathfinders for SDG16+ Alliance. De alliantie brengt een diverse groep staten, internationale organisaties en andere partners bij elkaar die hun inzet op SDG16 snel willen intensiveren en beter willen coördineren op basis van een gezamenlijke strategie. Uitbreiding van de mogelijkheden voor burgers om hun recht te halen is daarbij een prioriteit.

Hoofdstuk 2: Met hulp, handel en investeringen blijven bijdragen aan duurzame en inclusieve groei

Door het ondersteunen van duurzame handel en inclusieve groei is ook in 2017 gewerkt aan het uitbannen van (extreme) armoede. In 2017 is het Trade Facilitation Agreement van de Wereldhandelsorganisatie in werking getreden. Nederland droeg in dat kader EUR 30 miljoen bij aan de Umbrella Facility for Trade van de Wereldbankgroep. Door handel te bevorderen, wordt via dit fonds bijgedragen aan werkgelegenheid en economische groei.

Inclusieve groei betekent ook extra aandacht voor gender. Daar was in 2017 in toegenomen mate aandacht voor. Zo heeft Nederland bijgedragen aan het in 2017 nieuw opgerichte Women Entrepreneurs Finance Initiative van de Wereldbankgroep. Via dit initiatief worden kredieten verstrekt aan vrouwelijke ondernemers in ontwikkelingslanden. In samenwerking met de Europese Commissie en USAID werd een nieuw handelsfacilitatieprogramma in West-Afrika opgezet. Nederland richt zich daarbij op vrouwelijke ondernemers en kleine handelaren.

Het kabinet heeft in 2017 besloten Invest-NL op te richten. Daarmee zullen ondernemers worden ondersteund en extra investeringen aangetrokken die bijdragen aan het behalen van de mondiale klimaat- en ontwikkelingsdoelstellingen. Expertise, instrumenten en eigen investeringskapitaal worden daarvoor bij Invest-NL op één plek samengebracht. Voor de ontwikkelkosten voor de internationale tak van Invest-NL is voor 2017 EUR 3 miljoen beschikbaar gesteld.

G20

In de G20 heeft Nederland het Duitse voorzitterschap actief ondersteund bij het opzetten van het Compact With Africa -initiatief, dat particuliere investeringen moet bevorderen in Sub-Sahara Afrika.

Mede op aandringen van Nederland zijn in de G20 richtlijnen overeengekomen voor een optimale coördinatie tussen het IMF en de multilaterale ontwikkelingsbanken, vooral voor het verstrekken van steun aan landen met macro-economische kwetsbaarheden. Ten slotte hebben de Nederlandse inspanningen geleid tot een verklaring waarin de G20 expliciet het belang van duurzame waardeketens voor ontwikkeling bevestigt.

Convenanten en verduurzaming handelsketens

In 2017 is verder gewerkt aan de totstandkoming en uitvoering van IMVO-convenanten. Binnen de IMVO-convenanten werken bedrijfssectoren samen met de overheid, maatschappelijke organisaties en vakbonden om risico’s voor mens en milieu in hun ketens aan te aanpakken en te voorkomen, conform de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen. In 2017 zijn de convenanten voor plantaardige eiwitten, hout en goud getekend. Er is onder begeleiding van de Sociaal Economische Raad gewerkt aan nieuwe convenanten in de voedingsmiddelen-, de verzekerings-, de natuursteen- en de sierteeltsector. Binnen de metaal-, de elektronica-, de pensioen- en de land- en tuinbouwsector zijn eerste stappen gezet om te komen tot convenanten. De Nederlandse Vereniging Duurzame Energie heeft een interne verkenning uitgevoerd als voorbereiding op een IMVO-convenant.

Met steun van Nederland, Duitsland en de Europese Commissie is in 2017 het Europees Partnerschap voor Verantwoorde Mineralen volledig van start gegaan. In dit partnerschap werken overheden, bedrijven en het maatschappelijk middenveld gezamenlijk aan verduurzaming van grondstoffenketens. Het Partnerschap draagt bij aan het tegengaan van mensenrechtenschendingen in conflict en hoog-risicogebieden in grondstofrijke ontwikkelingslanden. Hiermee wordt invulling gegeven aan de Motie Van Ojik 33 750 V nr 34 over het waarborgen van duurzaamheid en mensenrechten in toekomstige partnerschappen voor grondstoffen.

Beleidscoherentie

Het Nederlandse actieplan voor beleidscoherentie voor ontwikkeling oogstte lof in de OESO-DAC Peer Review van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Mede dankzij Nederland wordt het fundamentele belang van beleidscoherentie voor ontwikkeling erkend in de EU Consensus on Development, die op 19 mei 2017 werd aangenomen.

Er zijn grote vorderingen geboekt met Bangladesh en Kirgizië voor opname van antimisbruikbepalingen in de bilaterale belastingverdragen. Naar verwachting kunnen de ratificatieprocessen in 2018 in gang worden gezet. Nederland steunde ook in 2017 het OESO-programma Tax Inspectors Without Borders. Dat programma heeft ontwikkelingslanden al ongeveer USD 278 miljoen aan extra belastinginkomsten opgeleverd.

Hoofdstuk 3: Succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland

Globaliseringsdiscussie

Het ongemak over globalisering bepaalt nog steeds sterk de agenda voor handelsbesprekingen. Voortgang boeken op de handelsagenda blijft voor Nederland van belang. Tegelijkertijd is in 2017 op verschillende manieren geprobeerd om de zorgen rond negatieve effecten van globalisering te adresseren. Bij het onderhandelen over handelsakkoorden is aandacht gevraagd voor sociale en ecologische duurzaamheid, transparantie en inclusiviteit. Daarnaast is in OESO-verband de bezinning gestart op flankerend nationaal beleid om negatieve effecten van economische globalisering te voorkomen dan wel te mitigeren. Tijdens de ministeriële bijeenkomst van de OESO in juni is op initiatief van Nederland het Network of Open Economies and Inclusive Societies gelanceerd. Het netwerk kent vier speerpunten: duurzame en eerlijke handel en investeringen stimuleren; protectionisme bestrijden; werken aan een duurzaam, eerlijk en inclusief handelssysteem en het tegengaan van ongelijkheid in inkomen, welvaart, banen, gezondheid en onderwijs. Het initiatief kreeg direct veel bijval. Het netwerk bestaat naast Nederland uit Argentinië, België, Canada, Chili, Colombia, Costa Rica, Tsjechië, Finland, Duitsland, Hongarije, Japan, Letland, Luxemburg, Noorwegen, Peru, Polen, Spanje en Zweden.

Multilateraal en plurilateraal handelsoverleg

Dat het maken van verdergaande handelsafspraken niet gemakkelijk is, bleek uit de beperkte resultaten die de elfde Ministeriële Conferentie (MC11) van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in Buenos Aires boekte. Het lag niet aan de voorbereidingen en niet aan de Europese inzet. Er hadden intensieve voorbereidende onderhandelingen plaatsgevonden in Geneve en er was tijdens het hele proces sprake van een actieve en constructieve opstelling van de Europese Unie. Sommige WTO-leden wierpen echter blokkades op of weigerden over deelonderwerpen mee te praten. Toch waren er ook successen te melden, zeker ook vanuit het perspectief van de Nederlandse agenda. Een brede groep WTO-leden steunde de verklaringen over e-commerce en investeringsfacilitatie. Dat baande de weg voor verder werk op deze belangrijke nieuwe onderwerpen. De verklaring over «vrouwen en handel» is een ander succes, gezien het grote aantal ondertekeningen.

Vanwege de moeite om op multilateraal vlak tot afspraken te komen, ondersteunt Nederland het streven om op deelterreinen met gelijkgezinde landen tot verdere handelsliberalisatie te komen. Evenwel is het in 2017 niet gelukt om op deze plurilaterale manier veel vooruitgang te boeken. Zo lukte het niet om de onderhandelingen voor de Trade in Services Agreement (TISA) en het Environmental Goods Agreement (EGA) in 2017 af te ronden. Een van de belangrijkste betrokken landen bij beide plurilaterale initiatieven wijzigde zijn positie en trapte op de rem.

Bilateraal handelsoverleg

Om toch verder te werken aan handelsliberalisering is er ook de bilaterale route. Wat dat betreft zijn er verschillende positieve ontwikkelingen te melden. De EU heeft de onderhandelingen met Japan over een bilateraal handelsakkoord afgerond. Het handelsakkoord tussen de EU en Canada (CETA) wordt vanaf 21 september 2017 voorlopig toegepast. De goedkeuringswet en de bijbehorende Memorie van toelichting zijn in voorbereiding.

Maar ook op het bilaterale vlak verliepen sommige processen moeizaam. De onderhandelingen over een Economisch Partnerschapsakkoord van de EU met West-Afrika (ECOWAS) en Oost-Afrika (EAC) zijn niet afgerond, omdat in beide gevallen één van de potentiele Afrikaanse partners uit de betreffende regio (nog) bezwaren had. Verder liggen de onderhandelingen van de EU met de Verenigde Staten over een bilateraal handelsakkoord stil sinds het aantreden van president Trump. Er is geen nieuwe onderhandelingsronde gepland. Het door het VK geplande vertrek uit de EU betekende dat in 2017 de Nederlandse inzet voor een toekomstig handels- en investeringsakkoord moest worden verkend, hetgeen gebeurd is in samenwerking met bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld. De Nederlandse positie is echter nog niet uitgedragen, omdat de uittredingsonderhandelingen met het VK vertraging hebben opgelopen.

Handelsdefensief

De steeds nadrukkelijkere manifestatie van China in de wereld van internationale handel en investeringen vroeg in 2017 de nodige aandacht. Drie Europese lidstaten, Duitsland, Frankrijk en Italië zwengelden de discussie aan of buitenlandse investeringen gescreend zouden moeten worden vanuit het oogpunt van nationale veiligheid. De Europese Commissie kwam daarop met een mededeling en een voorstel voor een verordening. Het kabinet heeft het parlement op 1 december 2017 op de hoogte gesteld van de Nederlandse inzet. Verder zijn binnen de EU nieuwe regels afgesproken voor het berekenen van anti-dumpingheffingen. Dit was nodig, omdat China volgens de oude EU-regels nog de – binnen de WTO omstreden – status had van niet-markteconomie. De eerder gestarte discussie over de modernisering van de Europese antidumping- en antisubsidie-instrumenten werd ook, na jarenlang onderhandelen tussen Raad en Europees parlement, in december 2017 afgerond.

Breed Handelsberaad

Sinds januari 2017 is het Breed Handelsberaad (BHB) operationeel. Het kabinet wil via dit beraad de mening horen van belangengroepen over het handels- en investeringsbeleid van Nederland en de Europese Unie. Het beraad kwam in 2017 acht keer bij elkaar. Daarnaast hebben enkele ad hoc-consultatiebijeenkomsten plaatsgevonden met belangengroepen. In 2017 zijn de BHB-leden bijvoorbeeld geconsulteerd over de herziening van de modeltekst voor Nederlandse investeringsakkoorden, de lopende onderhandelingen van de EU met Mercosur over een handelsakkoord en de Europese inzet tijdens de elfde Ministeriële Conferentie van de WTO. Alle betrokken partijen zijn positief over de sfeer en het niveau van de discussies in het beraad.

Investeringen

In de afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat investeringen en handel hand in hand gaan. Toch is het moeilijk om multilaterale afspraken te maken over investeringen. Nederland heeft als gesprekspartner bij de G20, de OESO en UNICTRAL actief deelgenomen aan discussies over multilaterale investeringsafspraken en het oprichten van een multilateraal investeringshof. De EU is een actief pleitbezorger van een multilateraal investeringshof. Binnen UNICTRAL is besloten om te starten met gesprekken over hervorming van het systeem van geschillenbeslechting tussen investeerders en staten. Tijdens de elfde Ministeriële Conferentie van de WTO in Buenos Aires is door een aantal gelijkgezinde leden, waaronder de EU, een verklaring over investeringsfacilitatie aangenomen.

DTIF

Er is financieel minder gebruik gemaakt van het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) instrument, maar zoals hierna beschreven tekent zich een positieve ontwikkeling af. Het DTIF bestaat uit twee onderdelen: spoor 1 richt zich op de financiering van buitenlands investeringen door Nederlandse bedrijven, spoor 2 voorziet in de financiering van exporttransacties.

Voor spoor 1 (uitvoerder/fondsmanager RVO) wordt inmiddels voor een aantal projecten, en dat sneller dan verwacht, bekeken of er mogelijkheden tot financieren bestaan. Ook zijn in 2017 de eerste resultaten gerealiseerd. In 2017 zijn 59 QuickScans (investeringsideeën) ontvangen, waarvan het overgrote deel in de tweede deel van het jaar. Achttien ervan passen binnen de criteria voor DTIF spoor 1. Voor deze achttien wordt nu bekeken of en hoe deze ondernemers gefinancierd kunnen worden. Naast deze potentiële transacties zijn in 2017 twee financieringen goedgekeurd. Een financiering van EUR 5 miljoen voor een verhuurbedrijf voor zwaar materieel op Cuba (Womy) en een financiering van EUR 2,3 miljoen voor fabriek voor de productie van afsluiters voor de gasindustrie (Pelican) in China. In totaal gaat het hierbij om EUR 7,3 miljoen. Voor spoor 2 van het DTIF (uitgevoerd door Atradius Dutch State Business) zijn dit jaar 10 aanvragen ontvangen. Drie ervan resulteerden in een afgegeven verzekering (polis). Het totale verzekerde en/of verdisconteerde bedrag bedraagt EUR 8,2 miljoen.

Internationalisering MKB, PPS-trajecten, rapport-Buijink

Er zijn belangrijke stappen gezet in een verdere versterking van de economische diplomatie, zowel in operationeel als strategisch opzicht. Voortbouwend op het gesloten convenant tussen RVO.nl en de Kamer van Koophandel is de internationale dienstverlening aan het MKB eenduidiger en meer klantgericht ingericht. Hiermee is de dienstverlening aan ondernemers verbeterd, met als mogelijke inzet een subsidie, voucher of advies; maar ook met doorverwijzing naar een private partner of lokaal initiatief. Ook is ingezet op het vergroten van het effect van de diplomatie door versterking van het publiek-private dienstverlenende netwerk. Het Ministerie draagt bijvoorbeeld al vijf jaar actief bij aan het Oranje Handelsmissiefonds samen met KLM, ING en MKB Nederland, waardoor ieder jaar tien MKB-ers de kans krijgen om hun internationale ambitie waar te maken. In 2017 hebben de partners besloten dit initiatief nog drie jaar voort te zetten.

In 2017 kwam een structurele extra bijdrage van EUR 10 miljoen beschikbaar voor versterking van de publiek-private diplomatie. Met deze middelen kon een start worden gemaakt met de «Werkplaats», die projecten oppakt, gericht op specifieke landen, (top)sectoren, sleuteltechnologieën en maatschappelijke uitdagingen. Doel is met deze projecten de Nederlandse kennis en kunde mondiaal beter te positioneren bij het oplossen van grote maatschappelijke vraagstukken. Nederlandse consortia van bedrijven, kennisinstellingen en overheidspartijen werken hierin nauw samen. In de testfase wordt gestart met negen pilotprojecten in groeimarkten op gebied van watermanagement, voedselvoorziening, gezondheid, logistiek, noodhulp, de opkomst van megasteden, robotisering in de industrie. De Werkplaats vult een bestaande lacune in het huidige systeem, waarbij internationale projecten, die de grens van een sector-, land-, publiek- of privaat domein overschrijden, doorgaans op de plank blijven liggen door onduidelijk eigenaarschap en gebrekkige operationele slagkracht.

De zojuist genoemde extra structurele middelen van EUR 10 miljoen zullen verder worden gebruikt voor het vergroten van de operationele slagkracht van het publieke en private dienstverlenende netwerk. Aan publieke zijde is de samenwerking tussen rijk en regio versterkt met een nieuw initiatief: «Trade & Innovate NL». Rijk en regio werken hierin gezamenlijk aan een meer gecoördineerde en krachtiger inzet van middelen en internationale netwerken. Krachtenbundeling vond ook plaats aan private zijde. Belangrijke internationale dienstverleners vonden elkaar binnen de «Stichting NL International Business». Deze nauwere publiek-private samenwerking wordt ook krachtig ondersteund door de Dutch Trade & Investment Board, het onafhankelijke adviesorgaan van het kabinet op het gebied van internationale handels-, innovatie en investeringsbevordering. In het adviesrapport «Team Nederland: samen sterker in de wereld» worden overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen opgeroepen om vooral in groeimarkten intensiever samen te gaan werken in projecten, en diensten meer in het verlengde van elkaar te gaan leveren. Het rapport bevat voorstellen om publiek-private partnerschappen slimmer te organiseren, de kwaliteit van de dienstverlening te vergroten, marktkansen te verzilveren, en daarmee de Nederlandse concurrentiepositie verder te versterken.

Economische missies

In 2017 hebben op kabinetsniveau tien uitgaande economische missies plaatsgevonden. Drie daarvan stonden onder leiding van de Minister voor BHOS waarvan twee en marge van een Staatsbezoek aan respectievelijk Italië en Portugal en één en marge van een werkbezoek van het koninklijk paar aan Duitsland. Gezien de demissionaire status van het kabinet was het aantal missies op kabinetsniveau beperkt. Dit is deels gecompenseerd door een drietal hoogambtelijke missies. Naast exportpromotie ligt de nadruk de afgelopen jaren op samenwerking voor meerdere jaren op het gebied van economie, innovatie en ontwikkeling en is er ruim aandacht voor politieke en maatschappelijke onderwerpen. De missies passen hierdoor beter in de brede relaties op lange termijn die Nederland in de bilaterale betrekkingen nastreeft. De missies van de afgelopen jaren zijn divers van aard. Gemiddeld is 62% van de deelnemers MKB-er. Gemiddeld waren er 37 deelnemers per missie waarvan 15% voor het eerst deelneemt.

Ook NGO’s zijn geregeld deelnemer en betrokken bij voorbereiding van de missies. Het instrument missies wordt steeds verder verbeterd door een goede voorbereiding, vervolgacties en brede deelname zoals van ngo’s. De participatie van vrouwelijke ondernemers is door actief beleid gestegen van minder dan 10% in de afgelopen tien jaar naar een gemiddelde deelname van 23% in 2017.

Startups

In 2017 zijn er grote stappen gezet ter ondersteuning van startups en scale-ups (een startup met een gemiddelde groei van jaarlijks 20% over een periode van drie jaar, en met meer dan 10 werknemers) die willen internationaliseren. Nederland is als internationaal startup- en scale-up-land op de kaart gezet om zo bij te dragen aan een duurzame, economisch groeiende en innovatieve wereld. Daartoe werden samen met StartupDelta startup-missies georganiseerd en zijn strategische beurzen geselecteerd, waarop is ingezet. Daarnaast wordt het postennet ondersteund in het bijstaan en begeleiden van deze startups en scale-ups, die andere hulp nodig hebben dan het overige MKB.

Rapportage over resultaten: indicatoren en streefwaarden

Zoals vermeld in de leeswijzer is uitvoering gegeven aan motie-Smaling c.s., waarbij doelen en resultaten nog inzichtelijker worden gepresenteerd. In de begroting voor 2017 zijn voor het eerst (15) indicatoren en streefwaarden opgenomen. Dit betekent dat het gebruik van indicatoren ook een leerproces is. Onderstaande tabel geeft de behaalde resultaten weer en zet deze af tegen de streefwaarden. De gerapporteerde waarden in dit jaarverslag vormen de referentiewaarde voor de realisaties in de komende jaren (zie Kamerbrief).

Uit de tabel blijkt dat voor 11 van de 15 indicatoren het gerealiseerde resultaat boven of ruim boven de streefwaarde ligt. Voor drie indicatoren ligt de realisatie onder of ruim onder de streefwaarde. Eén indicator heeft geen streefwaarde, maar daarvan kan wel worden vastgesteld dat de realisatie op een relatief laag niveau ligt. Uit nadere analyse blijkt dat een oorzaak voor een (ruim) hogere realisatie gevonden kan worden in het hoger dan verwachte aantal programma’s die aan het einde van hun levensduur te zijn. Vaak geldt dat in de eindfase van programma’s de meeste resultaten worden geboekt. Tevens droegen met name grote multilaterale programma’s meer bij dan ingeschat. Belangrijke oorzaak voor lagere realisaties is dat sommige programma’s trager tot resultaten leiden dan verwacht bijv. vanwege capaciteitsgebrek of het op internationaal niveau achterblijven van de benodigde inspanningen. Soms kan methodologisch niet altijd het daadwerkelijk aantal bereikte mensen worden vastgesteld. Manieren om streefwaarden en realisaties dichter bij elkaar te brengen zijn: betere methodes voor meting en schatting; opschaling van activiteiten; andere financieringsvormen; voeren van internationale dialoog; en eventueel het bijstellen van de streefwaarden. Aan deze punten zal in de komende begrotingen aandacht worden besteed. In bijlage 4 is een nadere toelichting en analyse per indicator opgenomen.

Tabel: indicatoren en streefwaarden 2017

Thema

Resultaatgebied

Indicator

Waarde 20171

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2020

SDG

Private sector ontwikkeling (PSD)

Artikel 1

Bedrijfsontwikkeling

Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

217.000

160.000

180.000

SDG 8 Inclusieve en duurzame groei

Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

5.576

2.250

2.500

Voedsel-zekerheid

Artikel 2

Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding

Aantal mensen met verbeterde inname van voedsel

15,5 miljoen

10 miljoen

20 miljoen

SDG 2

Einde maken aan honger

Stimuleren van duurzame en inclusieve groei van de landbouwsector

Aantal boeren met toegenomen productiviteit en inkomen

1,95 miljoen

4,5 miljoen

5,5 miljoen

 

Creëren van ecologisch duurzame voedselsystemen

Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt

370.000

3 miljoen

5 miljoen

Water

Artikel 2

Drinkwater, sanitaire voorzieningen en hygiëne

Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

2.504.187

1 miljoen

8 miljoen, cumulatief

(30 miljoen, cumulatief in 2030)

SDG 6 Toegang tot een duurzaam beheer van water

Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden

2.440.175

1,5 miljoen

12 miljoen, cumulatief

(50 miljoen, cumulatief in 2030)

Verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s

Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s

10.200.000

3 miljoen

20 miljoen, cumulatief

Klimaat

Artikel 2

Hernieuwbare energie

Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

2,7 miljoen

2,3 miljoen

11,5 miljoen, cumulatief

(50 miljoen, cumulatief in 2030)

SDG 7 Toegang tot duurzame en moderne energie

Vrouwenrechten en gender-gelijkheid

Artikel 3

Verbeterde randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gender gelijkheid

Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid (outcome)

103

100

500

SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen

Versterkte capaciteit van maatschappelijke organisaties

Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid (output)

113

50

350, cumulatief

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIV

Artikel 3

Toegang tot family planning

Aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden

2.420.560

3 miljoen

6 miljoen extra vrouwen en meisjes, cumulatief

(ten opzichte van het basisjaar 2012)

SDG 3 Goede gezondheid en welzijn

SDG 5 Sekse-gelijkheid en zelfontplooiing van vrouwen

Rechten

Tevredenheid van de SRGR partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen in hun focuslanden

34,6%

Niet van toepassing

Tevredenheid (minimale score 4 op 1–5 schaal) in 80% van de focus landen

Veiligheid & Rechtsorde

Artikel 4

Rechtstaat ontwikkeling

Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot rechtspraak via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten

147.000. waarvan 56.000 vrouwen (38%)

In 6 fragiele of post-conflictlanden, 50.000 in dat jaar bereikt, waarvan minstens de helft vrouwen

In 6 fragiele of post-conflict landen 200.000, waarvan minstens de helft vrouwen, cumulatief

SDG 16 Vreedzame en inclusieve samenleving

Menselijke Veiligheid

Aantal m2 land dat is ontmijnd

18 miljoen

5 miljoen

24 miljoen

X Noot
1

De gerapporteerde resultaten zijn gedeeltelijk behaald in 2017 en voor het overige voornamelijk in 2016. Zie voor toelichting de Leeswijzer.

Focusonderwerp: toetsbare beleidsplannen

De Tweede Kamer heeft «Toetsbare beleidsplannen» als focusonderwerp aangemerkt voor Jaarverslaglegging 2017. Onderdeel daarvan is de verbetering van doelmatigheid van uitgaven en het inzichtelijk maken van de resultaten die daarmee zijn beoogd en bereikt. Het evalueren van beleid is daarbij een belangrijk instrument. Het evalueren wordt gemakkelijker als daarmee al rekening wordt gehouden bij het maken van nieuwe beleidsplannen: door het duidelijk formuleren van de doelen van het beleid, de financiële gevolgen en, waar mogelijk, de verwachte doelmatigheid.

Najaar 2017, na het aantreden van het nieuwe kabinet Rutte III, werd een begin gemaakt met een nieuwe beleidsnota op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Deze nota zal naar verwachting in het voorjaar 2018 aan de Tweede Kamer kunnen worden aangeboden en zal de basis vormen voor verdere ontwikkeling en specificering van beleidsplannen en bestedingsvoorstellen op de diverse artikelen van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij de totstandkoming van de nota en daaruit voortvloeiende beleids- en bestedingsplannen worden de afspraken in het Regeerakkoord om meer aandacht te besteden aan doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid meegenomen, inclusief het streven tot toetsbaarheid van deze beleidsplannen. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van eerder werk op het terrein van resultaatgerichte sturing en meetbare doelstellingen. De reeds bestaande systematiek om de rapportage over resultaten mede vorm te geven op basis van geselecteerde indicatoren op de diverse speerpunten en prioritaire onderwerpen van beleid geldt hierbij als uitgangspunt. Over de meetbare resultaten in 2016 werd de Kamer reeds geïnformeerd.

Resultaten en beleidsvoornemens op basis van eerdere beleidsdoorlichtingen worden bij de ontwikkeling van nieuw beleid en het verbeteren van de toetsbaarheid daarvan meegenomen. In 2017 werden beleidsdoorlichtingen voor het Maatschappelijk Middenveld (artikel 3.3) en het Budget Internationale Veiligheid (artikel 4.2) opgeleverd. De resultaten en beleidsvoornemens zullen worden meegenomen in de nota voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

In 2017 werden twee nieuwe beleidsplannen en bestedingsplannen ontwikkeld, respectievelijk voor Noodhulp (begrotingsartikel 4.1) en «Opvang in de regio» (begrotingsartikel 4.3). Voor ieder thema werd een resultatenkader uitgewerkt waarin resultaten op outcome-niveau zijn gekoppeld aan kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren. Hierbij werd gebruik gemaakt van resultaten en conclusies van eerder evaluatief onderzoek op betreffende onderwerpen. Voor alle nieuwe activiteiten wordt vastgesteld hoe ze bijdragen aan de benoemde resultaten en op welke manier de voortgang wordt gemeten. Een volgende stap in het proces is het ontwikkelen van een ICT-programma waarmee resultaten worden gemonitord. Rapportage van uitvoerders, gegevens in IATI en eigen monitoring door ambassades en veldbezoek worden in het monitoringsysteem geïntegreerd. Een eerste versie van de software is naar verwachting in februari 2018 beschikbaar. Naast activiteiten waarbij financiële middelen worden ingezet, worden ook resultaten op het gebied van beleidsbeïnvloeding en diplomatie op dezelfde wijze vastgelegd en gemonitord. De vernieuwingen in de werkwijze zullen na 24 maanden worden geëvalueerd, met aandacht voor de mate waarin deze hebben bijgedragen aan kwaliteitsverhoging. Verwacht wordt dat met deze vernieuwingen een sterke impuls kan worden gegeven aan verantwoording, waarbij op ieder moment in de beleidscyclus kan worden aangegeven in welke mate de geplande doelen worden bereikt.

Binnen het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd in 2017 ook in meer algemene zin verder gewerkt aan het verbeteren van de kwaliteit van het proces van beleidsvorming en beleidsverantwoording. Zo werd een systeem van centrale advisering voor beleid opgezet, gericht op resultaatgerichte plannen, beleidsuitvoering en over het meewegen van financieel-economische factoren in beleid. In het kader van het programma Resultaatgericht Werken vond een doorlichting van de activiteitscyclus plaats en werden initiatieven genomen gericht op gedrags- en cultuuraspecten. Het doel hierbij is het stimuleren van de «lerende organisatie». In samenwerking met de Academie voor Internationale Betrekkingen (AIB) werd een leertraject «Beleid & Uitvoering voor startende beleidsmedewerkers» opgezet en werd een masterclass over dat onderwerp voor leidinggevenden verzorgd. Ook werd gewerkt aan online ondersteuning door het opzetten van een website en het verder uitbouwen van een toolbox voor de beleidscyclus. Voor de subsidieprogramma’s werd gewerkt aan verdere professionalisering van interne werkprocessen en standaardsetting. Een visie op de verbetering van de kwaliteit van de beleidscyclus en inrichten van toezichtmodellen daarop werd uitgewerkt, met daarin onder meer afspraken over rollen, taken en verantwoordelijkheden ter verbetering van het beleidsproces. Ter voorbereiding op de nieuwe cyclus van beleidsnota’s werd door IOB (Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie) een notitie opgesteld met lessen uit eerdere evaluaties voor de ontwikkeling van nieuw beleid.

Realisatie Beleidsdoorlichtingen – Begrotingshoofdstuk XVII – Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
 

Begrotingsartikel

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Geheel artikel1

Behandeling in Tweede Kamer2

1

Duurzame handel en investeringen

               

nee

n.v.t.

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen3

                   

1.2

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid3

                   

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

                 

4; 33 625-96; 33 625-231

1.4

Dutch Good Growth Fund4

     

         

4; 33 625-180 (betreft geen BD maar midterm review)

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

               

nee

 

2.1

Toename van voedselzekerheid

             

X

 

Kamerbrief uitstel na verzending noemen

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitaire voorzieningen

 

         

X

 

4; 31 271-5/9 plus uitstelbrief na verzending noemen

2.3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

       

       

4/5; 33 625-191

3

Sociale vooruitgang

               

nee

 

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids

   

           

4; 33 625-92; 31 271-12

3.2

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

       

       

4/5; 33 625-211/225

3.3

Versterkt maatschappelijk middenveld

           

   

34124-11;

3.4

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek5

               

4; 31 271-4

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

               

nee

 

4.1

Humanitaire hulp

       

       

4/5; 32 605-206; 31 271-21

4.2

Budget Internationale Veiligheid; voorkomen en terugdringen van conflictsituaties6

           

   

31 516-20

4.3

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie

   

√√

 

X7

       

Fragiele Staten: 4; 33 625-92; 31 787-9;

LA beleid: 3; 29 653-15

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

               

nee

 

5.1

Versterkte multilaterale betrokkenheid

             

X

 

Kamerbrief uitstel na verzending noemen

5.2

Overig armoedebeleid8

 

             

4; 31271-6/9

5.3

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling

               

4; 32734-9/10/15

X nog niet afgerond

X Noot
1

Bij BZ en BHOS is het wel de wens om beleidsdoorlichtingen van één beleidsartikel uit te voeren maar inhoudelijk is dat nog niet mogelijk gebleken. Beleidsdoorlichtingen vinden plaats op één niveau lager namelijk van de beleidsdoelstellingen. Waar mogelijk worden combinaties gemaakt. Voor artikel 1 is in 2021 wel één beleidsdoorlichting voorzien.

X Noot
2

Codering is: 1. voor kennisgeving aangenomen; 2. schriftelijk overleg of schriftelijke vragen met antwoorden voor kennisgeving aangenomen; 3. schriftelijk overleg of schriftelijke vragen en beantwoording in overleg; 4. betrokken bij overleg (in AO/wetgevingsoverleg/ notaoverleg); 5. technische briefing; 6. nog in behandeling.

Vervolgnummer betreft het kamerstuk (bv. 31 271-4)

X Noot
3

Deze beleidsdoelstellingen zijn toegevoegd n.a.v. de toevoeging van de DGBEB aan BZ.

X Noot
4

Dit is een nieuwe beleidsdoelstelling van dit kabinet.

X Noot
5

Deze beleidsdoelstelling is doorgelicht in 2011, en geen prioriteit van dit kabinet.

X Noot
6

Deze beleidsdoelstelling is naar het Ministerie van Defensie.

X Noot
7

De beleidsdoorlichting Goed Bestuur is stopgezet. Onderdelen zijn al elders meegenomen of worden elders ondergebracht. Zie hiervoor de brief aan de TK over de aanpassing van de planning van de beleidsdoorlichtingen verstuurd op 18 augustus.

X Noot
8

De laatste beleidsdoorlichting was in 2012. Het grootste deel van dit sub-artikel was begrotingssteun en deze modaliteit is stopgezet. Voor de andere onderdelen wordt bekeken waar ze elders worden meegenomen. Cultuur is bijvoorbeeld al meegenomen in de beleidsdoorlichting Buitenlandscultuurbeleid van de BZ-begroting (H5).

Overzicht van risicoregelingen

Overzicht verstrekte garanties (bedragen in duizenden euro's)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garantie ultimo 2016

Verleende garanties in 2017

Vervallen garanties in 2017

Uitstaande garantie ultimo 2017

Jaarlijks plafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie FOM

73.785

0

24.188

49.597

 

49.597

44.023

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie DTIF

0

5.791

0

5.791

 

140.000

12.536

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie DRIVE

0

0

0

0

55.000

 

12.500

1 Duurzame handel en investeringen

Garantie DGGF

35.711

21.853

6.544

51.020

 

675.000

46.974

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties IS-NIO

166.605

 

11.835

154.770

 

154.770

0

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties IS-Raad van Europa

176.743

0

0

176.743

 

176.743

0

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties African Development Bank (AfDB)

668.304

9831

26.5592

642.728

 

642.728

0

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties Asian Development Bank (AsDB)

1.303.306

0

51.7182

1.251.588

 

1.251.588

0

5 Versterkte kaders voor ontwikkeling

Garanties Inter American Development Bank (IDB)

293.076

0

6.5132

286.563

 

286.563

0

 

TOTAAL

2.717.530

28.627

127.357

2.618.800

55.000

3.376.989

116.033

X Noot
1

78 aandelen garantieverplichting GCI-VI i.v.m. aankoop extra aandelen African Development Bank

X Noot
2

Vervallen in verband met koersinvloeden USD en SDR

Uitgaven en ontvangsten (bedragen in duizenden euro’s)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven

Ontvangsten

Saldo

Uitgaven

Ontvangsten

Saldo

   

2016

2016

2016

2017

2017

2017

1.2 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie FOM

17

366

349

1.589

412

– 1.177

1.2 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie DTIF

0

0

0

0

36

36

1.3 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie DRIVE

0

0

0

0

0

0

1.40 (uitgaven) en 1.10 (ontvangsten)

Garantie DGGF

1.473

1.031

– 442

5.569

1.468

– 4.101

5.2 (uitgaven) en 5.20 (ontvangsten)

Garanties IS-NIO

212

0

– 212

10

0

– 10.087

 

TOTAAL

1.702

1.397

– 305

7.168

1.916

– 5.252

Toelichting op overzicht risicoregelingen

DGGF

Het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit drie onderdelen. Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken. Voor onderdeel 2 houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHOS nihil is. Daarom wordt hieronder alleen ingegaan op onderdeel 1 en 3 van het DGGF. Door het verstrekken van garanties kan het DGGF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Er kan een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF, ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De huidige omvang van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de uitstaande garantieverplichtingen en de verwachte groei van de portefeuille in 2018. In 2017 is de begrotingsreserve per saldo met EUR 4,1 miljoen afgenomen. Dit saldo bestaat uit een storting van ontvangen premies en aflossingen van wisselfinancieringen ad EUR 1,5 miljoen en een onttrekking van EUR 5,6 miljoen. De begrotingsreserve komt daarmee per 31 december 2017 op EUR 46,9 miljoen. Voor het DGGF is een garantieplafond ingesteld in lijn met het garantiekader. Het cumulatieve bedrag dat op enig moment aan garanties binnen het DGGF kan uitstaan is gemaximeerd op 675 miljoen. De hoogte van het garantieplafond zal in de beleidsevaluatie DGGF in 2020 geëvalueerd worden.

FOM

Voor Nederlandse bedrijven die actief zijn op buitenlandse markten is een effectief functionerend bedrijfsleveninstrumentarium evenals goede economische diplomatie van groot belang. In 2015 is gewerkt aan een herziening van het bestaande non-ODA financieringsinstrumentarium. Opdat – op basis van additionaliteit van de overheid – optimaal ingespeeld wordt op veranderende marktomstandigheden, financieringsbehoeftes, en maatwerk en flexibiliteit wordt geboden. De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) en Finance for International Business (FIB) zijn afgebouwd. De karakteristieken van deze regelingen zijn gecombineerd in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) met als doel meer maatwerk te kunnen bieden, alsmede een meer homogene bediening aan het NL bedrijfsleven, waardoor de doelgroep beter kan worden bereikt. De middelen die vrijkomen uit de bestaande begrotingsreserves voor de FOM en de FIB worden ingezet voor DTIF. In 2017 is EUR 7,5 miljoen uit de begrotingsreserve FOM ingezet voor het DTIF. De begrotingsreserve FOM komt daarmee per 31 december 2017 op EUR 44 miljoen. In 2017 is EUR 1,6 miljoen uitbetaald aan schades. Omdat er geen nieuwe garanties meer worden verleend onder het FOM, is het plafond verlaagd naar EUR 49,597 miljoen. Dit is overeenkomstig het totaal aan uitstaande garanties.

DTIF

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is een revolverend fonds dat financiering verschaft voor risicodragende investeringen en exporttransacties en bestaat uit twee onderdelen. Binnen beide onderdelen is het mogelijk om garanties te verstrekken. Binnen onderdeel twee worden garanties verstrekt in de vorm van wisselfinancieringen. Door het verstrekken van garanties kan het DTIF onverwachts geconfronteerd worden met onvoorziene uitgaven indien de garantieverstrekking leidt tot claims. Er kan een flinke mismatch in de tijd optreden tussen inkomsten en uitgaven. Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor beide onderdelen van het DTIF, ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001, gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen van het DTIF zijn vastgesteld.

Er is besloten een initiële storting van EUR 5 miljoen in de begrotingsreserve te doen bij de start van het DTIF ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en wisselfinancieringen.

Er is in 2017 voor EUR 5,8 miljoen aan garanties en/of wisselfinancieringen verstrekt. Op basis van de verwachting voor 2018 is een storting verricht van EUR 7,5 miljoen. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2017 op EUR 12,5 miljoen.

DRIVE

Met DRIVE faciliteert het Ministerie van Buitenlandse Zaken investeringen in publieke infrastructuurprojecten die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of a fonds perdu) aan het bedrijfsleven. Ook kunnen garanties worden verstrekt en is er aanvullende Exportkredietverzekering (EKV) beschikbaar. Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:4. Er is besloten een initiële storting van EUR 12,5 miljoen in de begrotingsreserve te doen, bij start van DRIVE ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen. Er zijn in 2017 geen garanties verstrekt vanuit DRIVE. De stand van de begrotingsreserve komt per 31 december 2017 op EUR 12,5 miljoen.

IS-NIO

De afname van de garanties met betrekking tot de NIO is te verklaren door de afname van de leningenportefeuile van de NIO, en daardoor de garantiestelling van BHOS. De debiteurenlanden betalen hun aflossingen en rentenota’s en daardoor neemt de som waarover risico wordt gelopen af.

IS-Raad van Europa

Geen mutaties.

Regionale ontwikkelingsbanken

De verleende garanties zijn voor een bedrag van EUR 0,98 miljoen gestegen als gevolg van nieuw verleend garantiekapitaal aan de African Development Bank, en met EUR 84,79 miljoen gedaald als gevolg van herwaardering van vreemde valuta. Een gedetailleerde toelichting is opgenomen in de saldibalans bij de garantieverplichtingen.

4. BELEIDSARTIKELEN

Artikel 1: Duurzame handel en investeringen

A: Algemene doelstelling

Doel is om de agenda voor hulp, handel en investeringen vorm te geven om extreme armoede uit te bannen, inclusieve en duurzame groei te bevorderen en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland te bewerkstelligen. De inzet is om duurzame handel en investeringen te bevorderen door versterking van het internationaal handelssysteem. Daarbij is er aandacht voor maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), de versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid en de bevordering van de private sector en de randvoorwaarden voor duurzaam en inclusieve groei in ontwikkelingslanden. Voor het Dutch Good Growth Fund (DGGF) is een belangrijke rol weggelegd om het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf te betrekken bij duurzame economische ontwikkeling in de DGGF-landen.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De versterking van de Nederlandse handel- en investeringspositie en economische naamsbekendheid en het realiseren van een goede bijdrage van het Nederlandse bedrijfsleven aan duurzame economische ontwikkeling elders in de wereld vraagt een kabinetsbrede inspanning. In het bijzonder werkt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hierbij samen met de Minister van Financiën, de Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het voeren van een op maat gesneden en onderling samenhangend financieel instrumentarium gericht op export- en investeringsbevordering voor het Nederlands en lokale bedrijfsleven, marktfacilitatie en markttoegang. Uitgangspunten hierbij zijn het opheffen van marktfalen en het creëren van een gelijk speelveld.

  • Het financieren van diverse programma’s die bijdragen aan een gunstig ondernemingsklimaat en innovatief ondernemerschap ten behoeve van duurzame en inclusieve groei in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het financieel ondersteunen van het Nederlandse en lokale midden- en kleinbedrijf om met eigentijdse oplossingen bij te dragen aan duurzame economische ontwikkeling wereldwijd, onder andere via het Dutch Good Growth Fund.

Stimuleren

  • Het stimuleren van een actief voorlichtingsbeleid over de OESO-richtlijnen via onder andere het Nationale Contact Punt (NCP) voor de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO) en MVO Nederland.

  • Het faciliteren en ondersteunen van (Nederlandse) bedrijven met specifieke aandacht voor MKB, om zaken te doen op buitenlandse markten, waaronder in lage- en middeninkomenslanden, met behulp van financiering, informatie en advies.

  • Het bevorderen van clustergewijze samenwerking van bedrijven op buitenlandse markten.

  • Het benadrukken van de kansen die internationaal ondernemen biedt en bedrijven daartoe activeren en actief ondersteunen, met speciale aandacht voor het MKB.

  • Het monitoren en bevorderen van markttoegang in derde landen via de EU markttoegangsstrategie.

  • Het stimuleren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor buitenlandse investeerders ten behoeve van verdere internationalisering van de Nederlandse economie.

  • Het stimuleren van toegang van lokale MKB-bedrijven tot (regionale) markten met oog voor duurzame ketenontwikkeling en handelspolitiek en -facilitatie.

  • Het stimuleren van goed bestuur in de vorm van goede wet- en regelgeving, betrouwbare instituties en actoren en verbeterde belastingregimes.

  • Het stimuleren van goede fysieke infrastructuur en logistiek die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat.

  • Het stimuleren van een inclusieve ontwikkelingsagenda door ontwikkeling van verzekeringsinstrumenten en uitbreiding van financiële dienstverlening aan de MKB-sector.

  • Het bevorderen van publiek-private samenwerking en inclusief ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het stimuleren dat de EU haar impact assessments herziet door (niet-hulp) beleid ex ante te screenen op mogelijke gevolgen voor derde landen.

Regisseren

  • Het met oog voor de Nederlandse belangen bijdragen aan de verdere vrijmaking van het internationale handels- en investeringsverkeer via de World Trade Organisation (WTO)/Doha ronde, vrijhandelsakkoorden, investeringsbeschermingsovereenkomsten en de Europese markttoegangstrategie.

  • Het versterken van de internationale economische rechtsorde in het kader van de WTO en OESO.

  • Het bevorderen van een gelijk speelveld voor Nederlandse ondernemers op MVO door goede afspraken te maken in de OECD Working Party on Responsible Business Conduct. Nederland levert het voorzitterschap via een speciaal vertegenwoordiger voor de OESO Richtlijnen.

  • Het mede vormgeven van een nieuwe WTO onderhandelingsagenda.

  • Het bevorderen van kaders voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen in het kader van de VN, OESO, EU en voluntary principles on security and human rights.

  • Het actief inzetten op het door de EU uitonderhandelen en de totstandkoming van een aantal ontwikkelingsvriendelijke, asymmetrische Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) met verschillende regio’s in Afrika, de Cariben en de Stille Oceaan (ACS).

  • Het behouden van draagvlak voor globalisering door realistische invulling van ketenverantwoordelijkheid.

  • Het vorm en inhoud geven aan economische diplomatie, economische missies en inkomende en uitgaande bezoeken met aandacht voor IMVO, en het opstellen en bewaken van de afgestemde reisagenda van het kabinet naar economisch prioritaire landen.

  • Het bevorderen van publiek-private samenwerking op het terrein van internationaal ondernemen, onder via de Dutch Trade and Investment Board.

  • Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister van Economische Zaken.

  • Het invulling geven aan de internationale kant van het topsectorenbeleid en dit verbinden aan het economisch-diplomatieke werk.

  • Het inhoud geven aan de mede-beleidsverantwoordelijkheid voor de Exportkredietverzekering (EKV) met de Minister van Financiën ten einde de Nederlandse export van kapitaalgoederen en dienstentransacties te faciliteren.

  • Het versterken van de Nederlandse positie in mondiale waardeketens om export en investeringen optimaal te laten bijdragen aan het Nederlands verdienvermogen.

  • Het in onderlinge samenhang inzetten van centrale en decentrale programma’s ter versterking van de randvoorwaarden voor duurzame en inclusieve groei en private sectorontwikkeling in lage- en middeninkomenslanden.

  • Het afstemmen van Nederlandse inspanningen op het gebied van private sectorontwikkeling en duurzame en inclusieve groei met die van andere multilaterale en bilaterale donoren, met bijzondere aandacht voor programma’s van de Europese Commissie en EU-lidstaten.

  • Het invulling geven aan beleidscoherentie voor buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking door bij beleid vooraf en achteraf te letten op de effecten op ontwikkelingslanden.

  • Het bereiken van maximale synergie tussen ontwikkelingsdoelstellingen en de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven, mede door inzet van het Dutch Good Growth Fund.

  • In de partnerlanden zal Nederland binnen de speerpunten voedselzekerheid, water, seksuele en reproductieve gezondheidszorg (alsook vrouwenrechten en gendergelijkheid) en veiligheid en rechtsorde (met name in fragiele staten) inzetten op ontwikkeling en zoveel mogelijk samenwerking zoeken met de private sector en maatschappelijke organisaties.

Uitvoeren

  • Het behandelen van klachten van bedrijven, onder andere over oneerlijke concurrentie waar Nederlandse bedrijven in het buitenland mee te maken hebben.

  • Het uitvoeren van de controle op de export van strategische goederen met oog voor sancties in het kader van de EU, het Wassenaar Arrangement, de Australië groep, de Nuclear Suppliers Group, de Organisation for the prohibition of Chemical Weapons en de Missile Technology Control Regime.

  • Het aansturen en vormgeven van de inzet van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) op het gebied van handelsbevordering en privatesectorontwikkeling, inclusief het Dutch Good Growth Fund, en het strategisch aansturen van de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO.

  • Het in dit verband realiseren van een efficiënte dienstverlening aan het Nederlandse bedrijfsleven (EénLoket).

C: Beleidsconclusies

Om betrokkenheid van Nederlandse bedrijven bij ontwikkelingssamenwerking te versnellen zijn in 2017 samen met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland maatregelen genomen voor het Dutch Good Growth Fund en DRIVE:

  • De communicatie over DGGF naar ondernemers, brancheorganisaties en banken is geïntensiveerd. Voor onderdeel 1 van het DGGF, dat is gericht op ondersteuning van investeringen van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf in ontwikkelingslanden, is de mogelijkheid gecreëerd ook startups te assisteren en te financieren.

  • Voor DRIVE is RVO.nl een actievere rol spelen gaan spelen als makelaar tussen opdrachtgevende overheden en opdrachtnemende bedrijven bij de voorbereiding en uitvoering van infrastructuurprojecten. Zoals verwacht hebben infrastructurele projecten een lange aanloopperiode nodig. Toch konden in 2017 de eerste DRIVE-contracten worden getekend.

De private sector ontwikkelingsinstrumenten zijn opengesteld voor Jordanië en Libanon, en maken deel uit van de brede Nederlandse inzet om deze twee landen te steunen om het hoofd te bieden aan de sociaaleconomische gevolgen van de opvang van enorme aantallen Syrische vluchtelingen.

De internationale aandacht voor belastingen nam in 2017 verder toe. Dit onderstreepte het belang van de Nederlandse steun aan ontwikkelingslanden hun capaciteit voor belastinginning te versterken en van de Nederlandse inzet antimisbruikbepalingen in de bilaterale belastingverdragen op te nemen ter bestrijding van belastingontwijking.

Nederland ondersteunde de sociale dialoog in textiel producerende landen om een breder bewustzijn te creëren van het belang van leefbaar loon. Daarnaast zijn ruim 300.000 fabrieksarbeiders met verbeterde arbeidsomstandigheden via ILO Better Work (zie pagina 4 van het resultatenfiche over duurzame economische ontwikkeling) toe te rekenen aan de Nederlandse bijdrage.

In 2017 werd de eindevaluatie van het Solidaridad Farmer Support Programme uitgebracht. Het rapport toont aan dat in de periode 2011–2016 638.000 boeren en 209.000 arbeiders in de sectoren soja, suikerriet, palmolie, katoen en veehouderij zijn gesteund. Hiermee is het landmanagement van 2.67 miljoen hectare landbouwgrond verduurzaamd.

In 2017 is een nieuw Handelsfacilitatieprogramma voor West Afrika in samenwerking met de Europese Commissie en USAID opgezet. Gebruikmakend van de ervaringen van TradeMark East Africa zal dit programma grensoverschrijdende handel ook sneller en makkelijker maken voor vrouwelijke en kleine, informele handelaren, en daarmee meer winstgevend. Tevens is vervolgfinanciering toegekend aan de nieuwe fase van TradeMark East Africa.

Het door FMO beheerde MASSIF-fonds behaalde beter dan verwachte resultaten. Teneinde MASSIF in staat te stellen de inzet op achtergestelde groepen, waaronder vrouwen en jongeren, verder op te schalen, is in 2017 een aanvullende bijdrage van 25 miljoen toegekend.

Ook ten aanzien de Nederlandse handels- en investeringspositie en verhoogde naamsbekendheid zijn in 2017 de beoogde resultaten, kleine uitzonderingen daargelaten, gerealiseerd.

Er is een meer kwalitatief hoogwaardige, moderne economische diplomatie en dienstverlening gecreëerd: voortbouwend op het gesloten convenant tussen RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) en de Kamer van Koophandel is de internationale dienstverlening aan MKB eenduidiger en meer klantgericht ingericht. Hiermee is de dienstverlening aan ondernemers verbeterd.

Dankzij de structurele extra bijdrage van EUR 10 miljoen voor versterking van de publiek-private diplomatie is een start gemaakt met de oprichting van de «Werkplaats», waar projecten gericht op specifieke landen, (top)sectoren, sleuteltechnologieën en maatschappelijke uitdagingen worden opgepakt.

Ook is in 2017 een start gemaakt met «Trade & Innovate NL» waarin rijk en regio gezamenlijk werken aan een meer gecoördineerde en krachtiger inzet van middelen en internationale netwerken. Aan private zijde hebben de belangrijke internationale dienstverleners hun krachten gebundeld binnen de Stichting NL International Business .

In 2016 is het instrument Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) gestart. In 2017 zijn de resultaten nog achtergebleven bij de verwachting, maar er tekent zich een positieve ontwikkeling af: er is een reeks ideeën en voorstellen in behandeling met inmiddels eerste resultaten. Tevens is meer geïnvesteerd in de bekendheid van de non-ODA-regelingen bij bedrijven, financiële instellingen en overige stakeholders. Ten aanzien van het subsidie-instrument DHI (Demonstratieprojecten, Haalbaarheidsstudies en Investeringsvoorbereidingsstudies) zijn in 2017 enkele wijzigingen doorgevoerd. Zo is DHI inmiddels – door de DTIF-landendefinitie (zie Staatscourantpublicatie) te hanteren – open op ontwikkelde markten, is een quick-scan ingevoerd en is het DIO-beleidsgeld éénmalig verhoogd van EUR 5 miljoen naar EUR 7,5 miljoen. De eerste tender toont aan dat ondernemers behoefte hebben aan inzet op additionele markten. Het aantal verleende subsidies op bestaande markten is echter ingezakt. BZ verkent met RVO de oorzaken van de onderbesteding en hoe DHI attractiever, efficiënter en effectiever kan worden gemaakt.

De economische missies zijn verder verbeterd door meer focus op voorbereiding en follow-up. Er is een sterkere focus op de innovatieve kracht van Nederland middels cross-sectorale en thema-missies inspelend op integrale oplossingen voor lokale behoefte. Met het oog op start-ups is, in samenwerking met Startup Delta, een programma gestart voor ondersteuning bij grote events en prioritaire landen. De participatie van vrouwelijke ondernemers is door actief beleid gestegen van minder dan 10% in de afgelopen tien jaar naar een gemiddelde deelname van 23% in 2017. Vanwege de demissionaire status van het kabinet is het aantal uitgaande missies van het kabinet lager dan verwacht. Dit is grotendeels ondervangen door een aantal hoogambtelijke missies en inkomende bezoeken. Twee keer per jaar wordt aan de Tweede Kamer over de economische missies gerapporteerd.

Op het thema maatschappelijk verantwoord ondernemen ging in 2016 het Fonds ter Bestrijding Kinderarbeid (FBK) van start, ter invulling van de motie-Van Laar (34 550-XVII, nr. 26) over het terugdringen van kinderarbeid. Het eerste resultaat van het FBK was een analyse van uitvoerder RVO hoe kinderarbeid het beste aangepakt kan worden. In 2017 zijn op basis van deze analyse 15 projecten van start gegaan onder 2 «sporen». Onder spoor 1 doen bedrijven hun due diligence om de risico’s op kinderarbeid in de keten in kaart te brengen. Onder spoor 2 worden lokale multistakeholder projecten uitgevoerd gericht op de uitbanning en de preventie van kinderarbeid. In 2017 hebben ook twee kennissessies plaatsgevonden, waarbij bedrijven en maatschappelijke organisaties kennis hebben uitgewisseld.

De programma’s en instrumenten van private sectorontwikkeling zijn gericht op duurzame en inclusieve ontwikkeling, in lijn met de duurzame ontwikkelingsdoelen (de SDG’s). Voor 2017 zijn nadere afspraken gemaakt met RVO.nl om het deze instrumenten intensiever onder de aandacht te brengen van het bedrijfsleven. Bij handelsbevordering is in 2017 versterkt ingezet op de kansen die de SDG’s bieden voor Nederlandse bedrijfsleven, en de unieke oplossingen die deze bedrijven hiervoor in aanbod hebben. Bij economische missies komt deze inzet inmiddels duidelijk terug: alle missies in 2017 kenden een SDG-element, waarbij een tweetal missies (op Indonesië en Brazilië) zich volledig op SDG’s richtten. Holland Branding zet sinds 2017 op de SDG’s in (zie www.hollandtoolkit.nl) en ook de branding strategie die publiek-privaat wordt ontwikkeld, baseert zich op de rol die NL daarin wil spelen door wereldwijd kennis te delen en samen te werken. In het fonds Climate Investor One dat sinds 2017 operationeel is, werd een bedrag van EUR 50 miljoen aan ontwikkelingssamenwerking (ODA) ingezet om additionele publieke en private financiering te mobiliseren voor hernieuwbare energieprojecten in ontwikkelingslanden. Tevens is additioneel het instrumentarium van de exportkredietverzekering (ekv) ingezet om via verzekeringsdekking tot EUR 200 miljoen aan private investeringen te mobiliseren voor Climate Investor One. Een noviteit is dat het ekv-instrumentarium ingezet kon worden zonder dat er noodzakelijk sprake moet zijn van onderliggende Nederlandse toeleveranties aan de gesteunde klimaatprojecten.

De intensivering van handelsbevordering ten aanzien van India is in 2017 verder doorgezet. Zo bracht premier Modi in 2017 een bezoek aan Nederland. Dit bezoek stond in het teken van een sterk veranderende internationale context waarin Nederland zich wil positioneren als toegangspoort voor India binnen Europa. 20% van de Indiase export naar de EU komt reeds via Nederland binnen. Daarnaast is Nederland momenteel de 5e investeerder in India.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Duurzame handel en investeringen (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Vastgestelde begroting 2017

Verschil 2017

Verplichtingen

209.837

756.071

631.834

387.733

273.373

242.591

30.782

 

waarvan garantieverplichtingen

     

14.982

27.644

70.000

 
                   

Uitgaven:

             
                   

Programma-uitgaven totaal

373.529

391.412

390.662

460.226

471.994

496.986

– 24.992

                   
                   

1.1

Versterkt internationaal handelssysteem, met aandacht voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

10.499

9.707

12.780

14.305

14.771

11.440

3.331

                   
 

Opdrachten

             
   

Beleidsondersteuning internationaal ondernemen (non-ODA)

       

1.754

2.794

– 1.040

   

Beleidsondersteuning, evaluaties en onderzoek

   

3.083

1.554

     
   

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

       

986

 

986

                   
 

Bijdrage (inter)nationale organisaties

             
   

Contributies internationaal ondernemen (non-ODA)

   

5.506

5.682

5.817

5.670

147

   

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

   

4.191

2.059

361

 

361

                   
 

Subsidies/Bijdrage aan agentschappen

             
   

Beleidsondersteuning, evaluaties en onderzoek

     

2.059

     
   

Beleidsondersteuning internationaal ondernemen (non-ODA)

       

2.613

 

2.613

   

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

     

2.950

3.240

2.976

264

                   

1.2

Versterkte Nederlandse Handels- en Investeringspositie en economische naamsbekendheid

91.047

59.446

48.837

58.139

73.633

82.667

– 9.034

                   
 

Subsidies/Opdracht/bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Starters International Business (SIB)/ Programma Strategische Beurzen (non-ODA)

   

3.881

5.688

3.704

5.200

– 1.496

   

Partners for International Business (PIB) (non-ODA)

   

410

5.647

1.756

8.000

– 6.244

   

Sport en OS

         

1.100

– 1.100

   

Demonstratieprojecten, haalbaarheidsstudies en investeringsstudies (DHI) (non-ODA)

   

4.889

2.889

1.528

6.000

– 4.472

   

Fonds opkomende markten

   

3.520

383

1.589

 

1.589

   

Overig Programmatische Aanpak (non-ODA)

   

817

279

 

500

– 500

   

PSO/2g@there (non-oda)

   

791

   

500

– 500

   

Dutch Trade and Investment Fund (non-ODA)

     

5.452

12.941

20.643

– 7.702

   

Versterking concurrentiepositie Nederland

       

2.700

 

2.700

   

Versterking economische functie

       

1.140

 

1.140

   

Aanvullende opdrachten

       

610

 

610

   

Overige (non-ODA)

       

2.215

 

2.215

   

Transitiefaciliteit

     

1.351

245

 

245

                   
 

Leningen

             
   

Finance for International Business (FIB) (non-ODA)

         

900

– 900

   

Trustfund IBRD

     

1.000

     
   

Overig

     

1.206

     
                   
 

Bijdragen aan agentschappen

             
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (non-ODA)

   

27.146

28.892

39.854

26.000

13.854

   

Versterking economische functie (NBSO's via RVO) (non-ODA)

   

6.274

5.352

5.351

5.927

– 576

                   

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

271.983

240.420

237.012

314.331

339.961

294.379

45.582

                   
 

Subsidies/Opdrachten

             
   

Transitiefaciliteit

   

2.135

2.931

234

168

66

   

Marktontwikkeling in het kader van private sector development

   

44.526

59.804

58.343

54.251

4.092

   

Wet en regelgeving

   

5.579

2.453

3.027

5.000

– 1.973

   

Financiële sectorontwikkeling

   

36.639

7.065

23.412

26.338

– 2.926

   

Versterking privaat ondernemerschap

   

54.083

60.983

57.352

35.260

22.092

   

Infrastructuurontwikkeling

   

33.288

44.763

43.832

75.587

– 31.755

   

Bedrijfsmatige technische bijstand

       

628

 

628

   

Samewerking bedrijfsleven en PPP's

   

5.849

9.859

3.386

16.900

– 13.514

   

Versterking privaat ondernemerschap non-ODA

   

6.382

2.313

 

2.794

– 2.794

   

Technische assistentie DGGF

   

8.000

10.809

3.452

10.800

– 7.348

   

Landenprogramma's ondernemingsklimaat

       

5.376

 

5.376

   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

       

403

 

403

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties/Bijdrage aan ander begrotingshoofdstuk

             
   

International Labour Organisation

   

5.213

5.721

5.128

5.217

– 89

   

Partnershipprogramma's ILO

   

4.883

5.527

5.524

5.000

524

   

Landenprogramma's ondernemingsklimaat

   

13.284

12.411

8.469

13.000

– 4.531

   

Infrastructuurontwikkeling

     

45.421

24.832

 

24.832

   

Bedrijfsmatige technische bijstand

   

1.748

1.433

5

1.709

– 1.704

   

Transitiefaciliteit

       

185

 

185

   

Marktontwikkeling in het kader van private sector development

       

4.755

 

4.755

   

Wet en regelgeving

       

2.782

 

2.782

   

Financiele sectorontwikkeling

       

26.801

 

26.801

   

Samewerking bedrijfsleven en PPP's

       

250

 

250

                   
 

Bijdragen aan agentschappen

             
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

   

15.404

42.838

40.959

42.355

– 1.396

   

Infrastructuurontwikkeling

       

15.580

 

15.580

   

Technische assistentie DGGF

       

5.246

 

5.246

                   

1.4

Dutch Good Growth Fund: intensivering van ontwikkelingsrelevante investeringen in en handel met ontwikkelingslanden door het Nederlandse en het lokale bedrijfsleven, met de focus op het MKB en bij uitzondering en onder condities grootbedrijf

 

81.839

92.033

73.451

43.629

108.500

– 64.871

                   
 

Subsidies

             
   

Programma's Dutch Good Growth Fund

       

3.147

7.826

– 4.679

                   
 

Opdrachten

             
   

Programma's Dutch Good Growth Fund

       

34.913

86.824

– 51.911

                   
 

Garanties

             
   

Programma's Dutch Good Growth Fund

       

5.569

13.850

– 8.281

                   
                   
                   

Ontvangsten

1.833

5.132

11.052

80.289

14.942

23.126

– 8.184

                   

1.10

Ontvangsten duurzame handel en investeringen

1.833

5.132

9.182

78.815

9.431

22.626

– 13.195

                   

1.40

Ontvangsten DGGF

   

1.870

1.474

5.511

500

5.011

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Bij de eerste en tweede suppletoire begroting zijn respectievelijk een stijging met EUR 306 miljoen en een daling met EUR 155 miljoen reeds toegelicht. Uiteindelijk is een aantal voor 2017 voorziene verplichtingen toch niet gerealiseerd, wat resulteerde in een verdere daling van het verplichtingenbedrag met EUR 120 miljoen tot EUR 273 miljoen. Per saldo leidt dit tot een totale overschrijding van EUR 30 miljoen ten opzichte van de ontwerpbegroting.

De verlaging van het verplichtingenbedrag na de tweede suppletoire begroting vindt zijn oorsprong vooral in verplichtingen binnen sub-artikel 1.3 die niet meer in 2017 gerealiseerd konden worden zoals het West Africa trade facilition programma en de Umbrella facility for trade.

Daarnaast zijn de gerealiseerde verplichtingen op de instrumenten Dutch Good Growth Fund (DGGF – EUR 15,9 miljoen) en Dutch Trade and Investment Fund (DTIF – EUR 15,5 miljoen) lager. Een voorgenomen committering op onderdeel 1 (Investeren door het Nederlands midden en klein bedrijf) van het DGGF is uitgesteld en op het DTIF zijn door achterblijvende vraag minder verplichtingen aangegaan dan verwacht.

Binnen het DGGF en DTIF zijn nieuwe garantieverplichtingen verstrekt voor een bedrag van EUR 27,6 miljoen. Zie ook het overzicht van de risicoregelingen.

Uitgaven

Artikel 1.1

Op subartikel 1.1 is meer uitgegeven dan begroot. Dit is grotendeels het saldo van mutaties op de instrumenten beleidsondersteuning internationaal ondernemen met betrekking tot de financiering van de totstandkoming van (IMVO) convenanten en maatschappelijk verantwoord ondernemen ter invulling van de motie Van Laar (34 550 XVII nr. 26) over het terugdringen van kinderarbeid, welke reeds zijn toegelicht in de eerste en tweede suppletoire begroting.

Artikel 1.2

Op subartikel 1.2 waren per saldo de uitgaven lager dan begroot.

De lagere uitgaven op de instrumenten Starters International Business (EUR 1,5 miljoen) en Partners for International Business (EUR 6,2 miljoen) zijn vooral veroorzaakt door veranderde regelgeving voor de bevoorschotting van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO).

Van de regeling Demonstratieprojecten, Haalbaarheidsstudies en Investeringsstudies (DHI) wordt minder gebruik gemaakt dan verwacht waardoor de uitgaven EUR 4,5 miljoen lager zijn dan begroot. Een wijziging in de toewijzingsprocedure van projecten in 2016 heeft geleid tot een betere kwaliteit van de voorstellen, maar wel voor een lager subsidiebedrag.

Ook voor de instrumenten Starters for International Business (SIB) en Partners for International Business (PIB) gelden scherpere criteria, gericht op een bijdrage aan de SDG’s, om voor een financiering in aanmerking te komen. Verder speelt ook een rol dat de bevoorschotting aan RVO van programmagelden in 2017 is afgeschaft. Betaling vindt nu achteraf plaats.

Het Fonds Opkomende Markten (FOM) is een aflopende garantieregeling. In 2017 zijn hierop nog EUR 1,6 miljoen aan schades geboekt. Deze schades worden gecompenseerd met de ontvangsten uit hoofde van rentes, premies en aflossingen die geboekt worden onder artikel 1.10 ontvangsten internationaal ondernemen.

Op het Dutch Trade en Investment Fund (DTIF) is EUR 7,7 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Het in 2016 opgerichte DTIF heeft een trage start. Dit is grotendeels toegelicht bij de tweede suppletoire begroting.

Het tweede halfjaar was daarentegen hoopgevend, resulterend in contracten voor een hogere waarde dan verwacht. De uitgaven kwamen hierdoor voor EUR 2,3 miljoen hoger uit dan voorzien tijdens de tweede suppletoire begroting.

De uitgaven onder het instrument versterking concurrentiepositie Nederland zijn EUR 2,7 miljoen hoger dan begroot. Dit betreffen uitgaven voor de opvolging van economische missies en het effectiever maken het internationale topsectorenbeleid (de «Werkplaats»), zoals gemeld bij de eerste suppletoire begroting. Een deel van deze activiteiten is later bij de RVO belegd (zie tweede suppletoire begroting).

De uitgaven onder het instrument overig (non-ODA) van EUR 2,2 miljoen betreffen projectontwikkelingskosten voor Invest-NL door FMO ten behoeve van een tool voor de ontwikkeling van bankable business cases voor overheden en bedrijven.

De verhoging in de bijdragen aan agentschappen is toe te schrijven aan verschillende factoren. Naast de verwerking van nieuwe van de RVO ontvangen ramingen is er sprake geweest van een verschuiving van programmakosten naar uitvoeringskosten. Dit komt doordat bij het opstellen van de begroting nog niet in alle gevallen volledig duidelijk was hoe de uiteindelijke uitvoering van sommige instrumenten precies belegd zou worden. De totale uitgaven in relatie tot deze instrumenten zijn verdeeld over programma-uitgaven en uitvoeringskosten. Bij de implementatie is gebleken dat er sprake was van een andere verhouding tussen programma-uitgaven en uitvoeringskosten. Op totaalniveau (programmagelden en uitvoeringskosten) is per regeling nauwelijks sprake van overschrijding of zelfs van onderbesteding.

Artikel 1.3

Op subartikel 1.3 is meer uitgegeven dan aanvankelijk begroot. Dit is het saldo van een aantal mutaties, deels al toegelicht bij de eerste en tweede suppletoire begroting.

Op de instrumenten van marktontwikkeling in het kader van Private Sector Development is EUR 8,9 miljoen meer uitgegeven door een extra betaling aan Solidaridad vanwege een snellere uitvoering van programma dan oorspronkelijke geraamd en vanwege een extra betaling binnen het vernieuwde programma van Trade Mark East Africa (zie tweede suppletoire begroting).

Op de instrumenten van financiële sectorontwikkeling is per saldo EUR 23,9 miljoen meer uitgegeven vanwege de Nederlandse bijdrage aan het Women Entrepreneurs Financing Initiative (EUR 9 miljoen, zie tweede suppletoire begroting), een extra betaling aan het FMO-fonds Massif van EUR 8,5 miljoen ter dekking van extra kasbehoefte binnen Massif en een snellere implementatie van verschillende andere programma’s (onder andere IFC Wereldbank).

Op de instrumenten van versterking privaat ondernemerschap is per saldo EUR 19,3 miljoen meer uitgeven voornamelijk door vernieuwing van het programma PUM senior experts en het vakbondsmedefinancieringsprogramma (EUR 19,7 miljoen, zie eerste suppletoire begroting) en hogere uitgaven in verband met het programma PSD apps (EUR 4 miljoen, zie tweede suppletoire begroting). De daling van het instrument versterking privaat ondernemerschap non-ODA met EUR 2,8 miljoen is vooral toe te schrijven aan de bij tweede suppletoire begroting genoemde veranderde regelgeving voor de bevoorschotting van de Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO).

Op de instrumenten van infrastructuur ontwikkeling is per saldo EUR 8,7 miljoen meer uitgegeven voornamelijk door hoger dan geplande liquiditeitsbehoefte van het Infrastructure Development Fund (IDF) van FMO.

Op de instrumenten van samenwerking bedrijfsleven en Publiek-Private Partnerschappen (PPP’s) is EUR 13,3 miljoen minder uitgegeven. Dit komt met name door vertragingen in de uitvoering van het Fonds Duurzame Ontwikkeling Voedselzekerheid (FDOV) en in mindere mate ook door invoering van een nieuwe bevoorschottingssystematiek van beleidsgelden aan de (RVO) zoals toegelicht bij de tweede suppletoire begroting.

Tenslotte is op de instrumenten van technische assistentie DGGF EUR 2,1 miljoen minder gerealiseerd dan verwacht. Dit komt door de eerdergenoemde veranderde bevoorschottingssystematiek van de RVO.

Artikel 1.4

In aanvulling op de bij tweede suppletoire begroting toegelichte verlaging van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) met EUR 36,5 miljoen bleek verdere verlaging nodig te zijn. De daling van de uitgaven op artikel 1.4 Dutch Good Growth Fund (DGGF) wordt enerzijds veroorzaakt doordat de totale vraag naar de onderdelen (1) Investeren door Nederland in het midden en klein bedrijf (mkb) en (3) Exporteren door het Nederlands mkb binnen het DGGF in 2017 lager uitviel dan verwacht en anderzijds doordat betalingen aan Nederlandse ondernemers zijn vertraagd. Het betreft hier transacties die weliswaar gecontracteerd zijn maar een langere doorlooptijd en vaak ook grilliger verloop kennen dan verwacht, hetgeen inherent is aan financiering aan het midden en kleinbedrijf dat actief is in relatief moeilijke landen.

Ontvangsten

Artikel 1.10

De ontvangsten duurzame handel en investeringen zijn lager dan begroot. Een daling van EUR 10 miljoen is reeds toegelicht bij de eerste suppletoire begroting. Voor het overige wordt de verlaging veroorzaakt door vertraging bij het aangaan van Dutch Trade and Investment Fund transacties. Hierdoor zijn ook de premieontvangsten en de aflossingen op de wisselfinancieringen lager.

Artikel 1.40

De ontvangsten op het Dutch Good Growth Fund zijn hoger dan begroot. Dit wordt veroorzaakt door hogere premieontvangsten en verrekeningen van wisselfinancieringen met de begrotingsreserve door onttrekkingen aan de begrotingsreserve.

Artikel 2: Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

A: Algemene doelstelling

Een toename van voedselzekerheid; verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiëne; duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het tegengaan van klimaatverandering en een vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering.

B: Rol en verantwoordelijkheid

In afstemming met de Minister van Economische Zaken, de Staatssecretaris van Economische Zaken, de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu draagt de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking bij aan het zeker stellen dat internationale publieke goederen zoals een stabiel klimaat, gezonde ecosystemen, grondstoffen, voedsel en water beschikbaar blijven voor huidige en toekomstige generaties.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • De financiering van diverse programma’s gericht op duurzame economische ontwikkeling, voedsel- en waterzekerheid, toegang tot moderne energie, klimaatadaptatie en-verduurzaming van grondstofwinning. In toenemende mate wordt ingezet op financiering van programma’s waarin oog is voor de dwarsverbanden die tussen deze mondiale uitdagingen bestaan. Groeiende druk op natuurlijke hulpbronnen dwingt tot verduurzaming en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert. De programma’s worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale programma uitvoerders (zoals FMO en RVO), in samenwerking met andere donoren (waaronder DFID, BMZ, USAID en SIDA) en via publiek-private partnerschappen.

  • De financiering van verschillende multilaterale en internationale instellingen, die een sleutelrol spelen bij de verzameling van gegevens, analyse en (formulering van de) aanpak van vraagstukken op het gebied van deze thema’s.

Stimuleren

  • Nadruk op de verduurzaming van de dienstverlening en een integrale benadering die synergie tussen de verschillende thema’s bevordert.

  • Het stimuleren van een inclusieve benadering met extra aandacht voor vrouwen en jongeren.

  • Het intensiveren van de samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en de private sector gericht op bovengenoemde doelstellingen.

  • Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.

Regisseren

  • Inzet van Nederlandse deskundigheid en technologie bij het realiseren van de ontwikkelingsdoelstellingen.

C: Beleidsconclusies

Zoals gesteld in het Regeerakkoord 2017–2021 maakt het nieuwe kabinet werk van een ambitieus klimaatbeleid. Ontwikkelingssamenwerking is gericht op de grondoorzaken van klimaatverandering tegelijk met die van armoede, migratie en terreur. Landbouw en water zijn speerpunten die bijdragen aan armoedebestrijding en vergroting van de weerbaarheid tegen klimaatverandering. Klimaatverandering, waterproblemen en honger zijn zogenaamde «threat» multipliers van conflict, instabiliteit en migratie. In 2017 is resultaatgericht werken verder doorgevoerd met aandacht voor inclusiviteit, gender en de verduurzaming van resultaten.

Voedselzekerheid: De bijdrage van Nederland aan het behalen van de specifieke doelstelling voor 2030 is zichtbaar gemaakt. In 2016 hebben zo’n 15,5 miljoen mensen een betere voedselinname gekregen. Desondanks kon niet worden voorkomen dat het aantal mensen dat honger lijdt in de wereld is opgelopen naar 815 miljoen, vooral in conflictgebieden. Bijna twee miljoen boeren en boerinnen hebben dankzij Nederland aantoonbaar een hoger inkomen en productiviteit, voorts zijn 370.000 hectaren eco-efficiënter bebouwd, deels ook in de Sahel. Hierbij werd onder andere ingezet op het opzetten of versterken van boerenorganisaties, voorlichting, bodemvruchtbaarheid, waterefficiëntie, erosiebestrijding en landrestauratie. In Ethiopië is het «productive safety net» extra versterkt vanwege aanhoudende droogte en dreigende hongersnood. De publieke investeringen in internationaal landbouwkundig onderzoek zijn geconsolideerd met meer nadruk op klimaatveranderingen en gender. Voor gender is in 2017 besloten dat het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) de internationale coördinatie op zich zal nemen van onderzoek over de versterking van de rol van vrouwen in de landbouw. Nederlandse kennis, onder meer via Wageningen University & Research, en het bedrijfsleven zijn vaak betrokken. De IOB-beleidsdoorlichting van de Nederlandse inzet op voedselzekerheid over de periode 2012–2016 concludeert dat het beleid effectief is geweest in het verhogen van productie en inkomen, het verbeteren van het ondernemingsklimaat, en – in specifieke activiteiten – in het verminderen van ondervoeding.

Water: De bijdrage van Nederland aan het behalen van de specifieke doelstelling voor 2030 is zichtbaar gemaakt. In 2017 is de FAO water productivity database gelanceerd voor efficiënter watergebruik in de landbouw. Nederland ligt op koers om tot 2030 30 miljoen mensen van schoon drinkwater en 50 miljoen mensen van sanitaire voorzieningen te voorzien. Overheden, huishoudens en private sector dragen gemiddeld 50% bij en uitvoeringspartners garanderen dat voorzieningen tenminste 15 jaar na oplevering blijven werken. Er is geleidelijk meer focus gekomen op stedelijke gebieden via de samenwerking met Nederlandse waterleidingbedrijven. In 2017 hadden 10,2 miljoen mensen in Azië en Afrika direct voordeel van door Nederland gefinancierde projecten voor verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s, onder meer dankzij multilaterale programma’s met de AfDB en WB en bilaterale programma’s in Bangladesh, Kenia en Mali. In grensoverschrijdende stroomgebieden van de Nijl, Niger, Senegal en Mekong werd de samenwerking gestimuleerd door institutionele versterking en capaciteitsopbouw. Meer waterzekerheid maakt mensen beter bestand tegen de gevolgen van klimaatverandering. Met o.a. IHE Delft en het World Resources Institute is in het kader van waterdiplomatie een database ontworpen die in kaart zal brengen waar vanwege waterschaarste risico’s ontstaan op gewelddadige conflicten. De IOB-beleidsdoorlichting «verbeterd waterbeheer» concludeerde in 2017 dat het beleid grotendeels succesvol was in het behalen van beoogde resultaten: boeren en boerinnen profiteerden, er zijn technisch goede bijdragen geleverd aan sub(-nationaal) waterbeheer en er is bijgedragen aan grensoverschrijdende activiteiten. Opbouw en versterking van (sub)nationale en regionale instituties voor waterbeheer bleek een lastige opgave.

Hernieuwbare energie: De bijdrage van Nederland aan het behalen van de specifieke doelstelling voor 2030 is zichtbaar gemaakt. Nederland heeft in het laatste jaar 2,7 miljoen mensen toegang gegeven tot hernieuwbare energie waardoor het op koers ligt voor het behalen van 50 miljoen mensen in 2030. Dat gebeurt vooral via decentrale energiesystemen. Nederland heeft in 2017 geïnvesteerd in nieuwe instrumenten voor de mobilisatie van private klimaatfinanciering met als voorbeeld Climate Investor One dat door FMO wordt beheerd en de komende decennia 20 hernieuwbare energieprojecten zal opzetten in ontwikkelingslanden. De implementatie van de verduurzaming van handelsketens voor duurzame palmolie en tegen ontbossing is in Azië verder op gang gekomen. Met de ondertekening door Italië zijn de bijhorende Amsterdam Verklaringen steviger verankerd in Europa.

Duurzame winning/inkoop van grondstoffen: De toegenomen vraag naar mineralen voor windmolens, zonnepanelen en accu’s (o.a. in elektrische auto’s) vergroot de noodzaak om die mineralen op verantwoorde wijze in te kopen en te recyclen voor hergebruik. Met Nederlandse steun hebben overheid, bedrijven en ngo’s afspraken gemaakt voor duurzame en verantwoorde inkoop van mineralen uit conflictgebieden: Duitsland, Europese Commissie, OESO en UN Environment hebben zich aangesloten. De samenwerking voor duurzaam en verantwoord goud inkopen is in beeld gebracht als een voorbeeld van een minerale grondstoffenketen. Met steun van Nederland heeft Ghana de invoer van vervuilde diesel verboden waardoor de luchtkwaliteit verbetert en de druk op omringende landen toeneemt om hetzelfde te doen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Vastgestelde begroting 2017

Verschil 2017

Verplichtingen

712.298

209.298

615.198

531.813

814.000

476.815

337.185

                   

Uitgaven:

             
                   

Programma-uitgaven totaal

666.235

548.937

525.705

648.529

664.774

660.072

4.702

                   

2.1

Toename van voedselzekerheid

342.790

295.483

288.463

335.375

341.528

347.795

– 6.267

                   
 

Subsidies/Opdrachten

             
   

Internationaal onderwijsprogramma voedselzekerheid

   

32.691

2.890

 

0

0

   

Duurzame voedselproductie

   

55.345

0

 

0

0

   

Marktontwikkeling in het kader van voedselzekerheid

   

12.926

0

 

0

0

   

Voeding

   

21.554

0

 

0

0

   

Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

     

30.166

28.955

73.886

– 44.931

   

Kennis en capaciteitsopbouw t.b.v. voedselzekerheid

     

34.260

28.575

77.013

– 48.438

   

Landenprogramma's voedselzekerheid

     

26.621

47.803

0

47.803

   

Uitbannen huidige honger en voeding

     

18.289

 

21.000

– 21.000

   

Realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen

       

985

0

985

                   
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties/Bijdrage aan andere begroting hoofdstukken

             
   

Partnerschapsprogramma's FAO

   

2.500

0

 

0

0

   

Versterking ruraal ondernemersklimaat

   

21.895

0

 

0

0

   

Kennis en capaciteitsopbouw t.b.v. voedselzekerheid

     

27.765

21.600

0

21.600

   

Realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen

     

20.000

21.350

31.998

– 10.648

   

Bevorderen inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector

     

50.559

32.744

0

32.744

   

Landenprogramma's voedselzekerheid

   

131.165

118.844

115.205

143.898

– 28.693

   

Uitbannen huidige honger en voeding

       

17.940

0

17.940

                   
 

Bijdrage aan agentschappen

             
   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

   

10.384

5.981

 

0

0

   

Realiseren ecologisch houdbare voedselsystemen

       

18.706

0

18.706

   

Kennis en capaciteitsopbouw t.b.v. voedselzekerheid

       

3.965

0

3.965

   

Landenprogramma's voedselzekerheid

       

3.700

0

3.700

                   

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

158.018

156.794

153.293

194.457

195.426

195.210

216

                   
 

Subsidies

             
   

Integraal waterbeheer

   

24.577

25.846

13.152

32.895

– 19.743

   

Drinkwater en sanitatie

   

38.561

38.824

19.376

41.140

– 21.764

   

(Landenprogramma's) integraal waterbeheer

       

8.161

0

8.161

   

(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie

       

15.665

0

15.665

                   
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties/Bijdrage aan agentschappen

             
   

Wereldbank (waterbeheer)

   

14.985

15.172

18.990

10.000

8.990

   

Integraal waterbeheer

       

12.771

0

12.771

   

Drinkwater en sanitatie

       

32.288

0

32.288

   

(Landenprogramma's) integraal waterbeheer

   

40.049

61.369

20.646

64.150

– 43.504

   

(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie

   

33.334

51.604

22.235

47.025

– 24.790

   

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

   

1.752

1.640

 

0

0

                   
 

Opdrachten

             
   

Integraal waterbeheer

       

4.315

0

4.315

   

Drinkwater en sanitatie

       

83

0

83

   

(Landenprogramma's) integraal waterbeheer

       

22.446

0

22.446

   

(Landenprogramma's) drinkwater en sanitatie

       

5.298

0

5.298

                   

2.3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

165.427

96.660

83.949

118.697

127.820

117.067

10.753

                   
 

Subsidies/Opdrachten

             
   

Hernieuwbare energie

   

20.597

8.398

10.566

27.500

– 16.934

   

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen

   

26.178

34.279

32.885

42.008

– 9.123

   

Landenprogramma's klimaatbeleid

     

1.874

141

0

141

   

Non-ODA programma's klimaat

   

1.070

1.814

592

0

592

                   
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties/Bijdrage aan agentschappen/Bijdrage aan andere begr. Hoofst.

             
   

Hernieuwbare energie

     

27.822

26.361

0

26.361

   

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen en klimaat algemeen

       

8.790

0

8.790

   

Klimaat: algemene vrijwillige en verplichte bijdragen

   

9.299

14.899

19.391

18.140

1.251

   

GEF

   

0

20 725

20 725

20 750

– 25

   

UNEP

   

7.143

5.142

5.142

5.142

0

   

Landenprogramma's klimaatbeleid

   

19.043

3.419

2.086

1.795

291

   

Centrale klimaat programma's (non-ODA)

       

858

1.375

– 517

   

Contributie IZA/IZT

   

291

326

283

357

– 74

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is het verplichtingenbudget van artikel 2 toegenomen. Zoals gemeld bij de eerste suppletoire begroting werd het verplichtingenbudget verhoogd voor programma’s in o.a. Rwanda (voedselzekerheidprogramma), Benin (o.a. plattelandswegenprogramma), Ghana (cacao en palmolie) en Ethiopië (o.a. Productive Safety Net Programma PSNP4). Bij de tweede suppletoire begroting vond een verdere verhoging plaats van het verplichtingenbudget om de beleidsdoelstellingen te realiseren op het speerpunt voedselzekerheid. Het betroffen onder andere bijdrages aan het CGIAR Research Program on Agriculture for Nutrition and Health en de Global Alliance for Improved Nutrition.

Uitgaven

Landenprogramma’s

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma’s plaats onder de betreffende beleidsartikelen

De uitgaven voor het landenprogramma voor de toename van voedselzekerheid in Ethiopië vielen in 2017 hoger uit dan gepland. In de HGIS-nota 2017 werd verwacht EUR 31 miljoen aan dit landenprogramma te besteden. Uiteindelijk is er EUR 45 miljoen besteed. De belangrijkste extra uitgave betrof een grotere bijdrage dan voorzien aan het Productive Safety Nets Project van de Wereld Bank. Aanleiding voor deze extra uitgaven was de aanhoudende droogte en dreigende hongersnood in het land.

Ook in Ghana is er meer uitgegeven aan het landenprogramma voedselzekerheid dan gepland. In eerste instantie was er geen budget in 2017 voorzien aangezien het programma op basis van het Meerjarige Strategische Plan zou aflopen in 2016. Dit jaar is besloten om, in het kader van het transitieplan 2017–2020, een nieuw programma op te starten voor in totaal EUR 36 miljoen. Hiervan is EUR 5,1 miljoen in 2017 reeds gerealiseerd. De Kamer is in de brief vernieuwing ODA en partnerlandenlijst geïnformeerd over de ontwikkelingen in de officiële ontwikkelingsfinanciering (ODA) en de gevolgen daarvan voor de partnerlandenlijst.

De uitgaven voor het landenprogramma voor integraal waterbeheer en voor drinkwater en sanitaire voorzieningen in Benin vielen lager uit: in totaal is EUR 9,2 miljoen minder uitgegeven dan gepland. De reden hiervoor is dat onder andere het programma Integrated Watermanagement als onderdeel van het Omnidelta programma, voor zowel het SNV-deel als het overheidsdeel minder snel loopt dan verwacht. Daarnaast is er minder uitgegeven omdat contracten met SNV en de Beninse overheid eerder (in 2016) zijn betaald. Hierdoor was het niet nodig het geplande budget voor 2017 hieraan te besteden.

Ook in Ghana is er EUR 5,3 miljoen minder uitgegeven aan het landenprogramma drinkwater en sanitaire voorzieningen. Als gevolg van gewijzigde regelgeving voor de bevoorschotting van beleidsgelden aan het Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), is er minder aan het Ghana Wash Window (GWW) uitgegeven. Daarnaast was de bijdrage aan het Possible to Profitable fonds (P2P) dit jaar lager, omdat vanwege hoge terugbetalingen aan het revolverende fonds het niet noodzakelijk was deze aan te vullen.

In Mali is er in 2017 in totaal EUR 7,3 miljoen besteed aan het landenprogramma water. In totaal is er daarmee ruim EUR 4,6 miljoen minder uitgegeven. Conform toezegging aan de Kamer, Kamerbrief toezegging AO MINUSMA; klimaatgelden Mali van 21 december 2017, wordt in dit jaarverslag over de daling van deze uitgaven gerapporteerd. De geplande uitgaven van EUR 12 miljoen, zoals vermeld in de HGIS-nota 2017, konden niet volledig worden besteed. De voornaamste reden hiervoor is dat twee programma’s uitvoeringsvertraging hebben opgelopen. Het gaat om de programma’s Aménagement Delta Interieur du Niger (PADIN II) dat sinds 2013 loopt en het Gestion Integré des Ressources en Eau (GIRE) programma.

De uitgaven in Rwanda op het gebied van het landenprogramma integraal waterbeheer zijn EUR 5 miljoen lager dan gepland. De post heeft in 2017 minder uitgegeven als gevolg van enige vertraging in de uitvoering van het waterprogramma Integrated Water Resources Management (IWRM) dat onder andere is veroorzaakt door een capaciteitsprobleem bij de uitvoerende partij.

Artikel 3: Sociale vooruitgang

A: Algemene doelstelling

Menselijke ontplooiing en het bevorderen van sociale gelijkheid en inclusieve ontwikkeling ten behoeve van een duurzame en rechtvaardige wereld, door het bijdragen aan seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt toeroepen aan de verspreiding van HIV/aids; het bevorderen van gelijke rechten en kansen voor vrouwen; versterking van het maatschappelijk middenveld en bevordering en bescherming van de politieke ruimte als voorwaarde voor organisaties om effectief te opereren; versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen en een toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek. Met deze agenda wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de overkoepelende gedachte van inclusieve ontwikkeling en de leave no one behind agenda die centraal staat in de Global Goals (SDG’s).

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het financieren van programma’s van multilaterale organisaties, niet-gouvernementele organisaties, bedrijven, overheden en kennisinstellingen, die het meest perspectief bieden op het verwezenlijken van de beoogde resultaten.

  • Het financieren van programma’s gericht op het versterken van het maatschappelijk middenveld in lage- en middeninkomenslanden, via onder meer 25 strategische partnerschappen in het kader van Samenspraak en Tegenspraak, het Voice fonds, het accountability fonds, SRGR-fonds, Product Development Partnerships, FLOW 2016–2020 en NAP1325.

  • De versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen via NICHE en de opleiding van professionals via NFP; en de Kennisplatforms voor Development Policies en voor SRGR (Share-Net International).

Stimuleren

  • Het bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevorderen van inclusieve groei en ontwikkeling door de mogelijkheden en kansen te vergroten van mannen en vrouwen in ontwikkelingslanden.

  • De Nederlandse inzet voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en HIV-preventie, onder meer in multilaterale fora. Nederland speelt een actieve rol in de follow-up van ICPD beyond 2014 en implementatie van SRGR en gendergelijkheid als onderdeel van de 2030 agenda, in de bilaterale dialoog in de partnerlanden, in de samenwerking met ngo’s en in samenwerking met private partijen en het bedrijfsleven.

  • Werken aan goede internationale kaders voor vrouwenrechten en gendergelijkheid in multilaterale fora (VN, OESO/DAC, EU) en het ondersteunen van lokale organisaties ter versterking van politieke participatie, economische zelfstandigheid, een actieve rol van vrouwen in vredesprocessen en de uitbanning van geweld tegen vrouwen. Lokale ervaringen worden ingebracht in multilaterale fora, en vice versa.

  • De samenwerking met het maatschappelijk middenveld op de internationale beleidsagenda en het bevorderen van de politieke ruimte in internationale fora, waaronder het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC).

C: Beleidsconclusies

In 2017 zijn de genderspecifieke programma’s Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW 2016–2020), Nationaal Actieplan 1325 (NAP) en Leading from the South goed op gang gekomen. Daarnaast heeft Nederland sterk ingezet op diplomatie, waardoor de zichtbaarheid is toegenomen. Nederland heeft succesvolle communicatiecampagnes gevoerd rondom Internationale Vrouwendag en Orange the World en een belangrijke bijdrage geleverd aan de internationale Speak Campagne .

In 2017 is er veel aandacht besteed aan het versterken van maatschappelijke organisaties in het Zuiden. Er is in dat kader uitvoering gegeven aan de motie-Veldhoven en Van Laar ( Kamerstuk 33 625, nr. 207) over 10 miljoen voor zuidelijke organisaties via Leading from the South. Onder Leading from the South zijn 100 vrouwenorganisaties, netwerken en bewegingen geselecteerd voor financiering. Deze organisaties richten zich op het versterken van de capaciteit van zuidelijke organisaties in lobby en advocacy voor het behalen van de SDGs en meer specifiek SDG 5. Leading from the South wordt gezien als een unieke alternatieve vorm van financiering, waarbij zuidelijke organisaties de leiding hebben en direct gefinancierd worden.

Binnen Samenspraak en Tegenspraak zijn via het accountability fonds lokale organisaties direct ondersteund in hun pleitende activiteiten waarbij ze hun overheden kritisch monitoren. Conform planning versterken de vijfentwintig partnerschappen binnen Samenspraak en Tegenspraak maatschappelijke organisaties in Afrika, Latijns-Amerika en Azië in hun capaciteit van pleiten en beïnvloeden.

Het onderzoeksprogramma The political role of civil society organisations for inclusive development is gestart in coördinatie met INCLUDE en NWO. Het onderzoek richt zich op een kritische analyse van de assumpties van de Theory of Change van Samenspraak en Tegenspraak en vormt een belangrijke input voor een nieuw op te stellen beleidskader voor de steun aan maatschappelijke organisaties.

Uit de externe evaluatie van NICHE en NFP, programma’s gericht op de versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen bleek dat deze niet altijd voldoende vraaggericht waren en veelal waren gestuurd vanuit Nederlandse instellingen. Daarom is het nieuwe beleidskader voor het Orange Knowledge Programme gericht op een meer geïntegreerd capaciteitsopbouw programma uitgaande van de vraag en beleidsprioriteiten in de landen zelf. Tegelijkertijd zijn het de zuidelijke instellingen die een leidende rol hebben in de formulering van de programma’s op landenniveau. Het programma is in 2017 van start gegaan met een inceptiefase, waarbij lokale contextanalyses worden uitgevoerd.

De steeds kleiner wordende ruimte voor maatschappelijke organisaties om te opereren door restrictieve wetgeving is een belangrijk thema van de beleidsdialoog geweest. Deze steeds kleiner wordende ruimte geldt in grote mate voor politiek meer gevoelige thema’s, zoals SRGR, geweld tegen vrouwen, gendergelijkheid of voor het werken met gemarginaliseerde groepen, zoals LGBTI en inheemse groepen. Door de inspanningen van ambassades en directies en via de steun aan CIVICUS werd internationaal aandacht gevraagd voor het thema. De CIVICUS monitor is hiervoor een goed instrument gebleken.

Nederland heeft internationaal leiderschap getoond door She Decides te lanceren. In zes weken tijd is samen met België, Denemarken en Zweden een internationale conferentie in Brussel georganiseerd waaraan – naast de VN, maatschappelijke organisaties en filantropische instellingen – meer dan 50 landen hebben deelgenomen. Tot op heden hebben verschillende groepen, zoals overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers EUR 390 miljoen beschikbaar gesteld voor organisaties getroffen door de Mexico-City Policy. In nog geen jaar tijd is She Decides uitgegroeid tot een mondiale beweging die zich inzet voor seksuele gezondheid en gezinsplanning op basis van keuzevrijheid voor vrouwen en meisjes. Ook het postennetwerk heeft een belangrijke rol gespeeld in het uitdragen van het Nederlandse beleid voor vrouwenrechten en seksuele rechten en het verwerven van steun voor She Decides .

Nederland heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de presentatie van de resultaten op de SDG’s rondom SRGR en gender door tijdens het High Level Political Forum in New York een breed bezocht panel te organiseren over tienerzwangerschappen. Ook tijdens de EU-AU-top te Abidjan organiseerde Nederland, samen met zuidelijke landen en Frankrijk, een goed bezocht event over bevolkingsgroei, family-planning en toekomstperspectieven voor jongeren.

SRGR en gender zijn meer geïntegreerd geraakt in Nederlandse humanitaire inspanningen. Het VN Central Emergency Relief Fund (CERF) heeft van Nederland een extra bijdrage van EUR 11,5 miljoen ontvangen met de verplichting meer en betere resultaten voor vrouwen en meisjes in noodhulpprogramma’s te behalen. In 2017 zijn programma’s op het gebied van acute reproductieve gezondheid en seksueel geweld gefinancierd. Ook is gerichte financiering door Nederland toegezegd van EUR 5 miljoen voor de versterking van de institutionele functie van de Wereldgezondheidsorganisatie als coördinator van gezondheid in crisissituaties met als doel SRGR te integreren in de humanitaire programma’s in Jemen, Bangladesh en de Democratische Republiek Congo.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Sociale vooruitgang (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Vastgestelde begroting 2017

Verschil 2017

Verplichtingen

184.754

609.348

1.470.001

784.186

416.172

222.763

193.409

                   

Uitgaven:

             
                   

Programma-uitgaven totaal

1.115.501

1.014.820

904.810

755.624

714.000

727.524

– 13.524

                   

3.1

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten voor iedereen en een halt aan de verspreiding van HIV/aids

399.752

415.567

371.796

424.010

432.331

416.784

15.547

                   
 

Subsidies

             
   

Landenprogramma's SRGR & HIV/aids

       

11.859

0

11.859

   

Centrale programma's SRGR & HIV/aids

   

118.065

168.505

142.486

168.914

– 26.428

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Landenprogramma's SRGR & HIV/aids

       

64.416

0

64.416

   

Centrale programma's SRGR & HIV/aids

       

18.825

0

18.825

   

UNICEF

   

10.000

12.000

12.000

10.000

2.000

   

UNAIDS

   

20.000

20.000

18.000

18.000

0

   

SRGR; stragtegische alliantie internationale NGO's

   

8.275

519

 

0

0

   

Global Fund to Fight Aids, Malaria and Tuberculosis

   

54.981

54.450

56.693

52.000

4.693

   

UNFPA

   

61.500

69.000

60.000

65.500

– 5.500

   

WHO-PAHO

   

5.985

7.055

6.103

6.713

– 610

   

WHO Partnership programma

   

9.728

11.503

12.144

11.683

461

                   
 

Opdrachten

             
   

Landenprogramma's SRGR & HIV/aids

   

83.264

80.978

7.899

83.974

– 76.075

   

Centrale programma's SRGR & HIV/aids

       

21.906

0

21.906

                   

3.2

Gelijke rechten en kansen voor vrouwen

51.694

44.055

42.332

57.944

43.876

53.989

– 10.113

                   
 

Subsidies/Opdrachten

             
   

Landenprogramma's gelijke rechten en kansen voor vrouwen

       

1.129

0

1.129

   

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

   

32.100

45.137

27.762

42.289

– 14.527

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

UNWOMEN

   

5.948

9.000

6.957

7.000

– 43

   

Landenprogramma's gelijke rechten en kansen voor vrouwen

   

4.286

3.806

4.696

4.700

– 4

   

Vrouwenrechten en gendergelijkheid

       

3.332

0

3.332

                   
                   

3.3

Versterkt maatschappelijk middenveld

452.070

450.525

435.597

230.337

206.900

221.451

– 14.551

                   
 

Subsidies/Opdrachten

             
   

Vakbondsmedefinancieringsprogramma

   

12.744

3.678

415

2.451

– 2.036

   

Strategische partnerschappen

       

196.951

219.000

– 22.049

   

SNV programma

   

40.100

0

 

0

0

   

Versterking maatschappelijk middenveld

   

379.626

225.021

 

0

0

   

Twinningsfaciliteit Suriname

   

3.127

1.638

348

0

348

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Strategische partnerschappen

       

9.186

0

9.186

                   

3.4

Toename van het aantal goed opgeleide professionals, versterking van hoger- en beroepsonderwijsinstellingen en het bevorderen van beleidsrelevant onderzoek

211.985

104.673

55.085

43.333

30.893

35.300

– 4.407

                   
 

Subsidies/Opdrachten

             
   

Onderzoekprogramma's

   

3.175

3.243

4.385

3.000

1.385

   

Onderwijsprogramma's

   

137

1.041

 

0

0

   

Internationale hoger onderwijsprogramma's

   

44.138

36.618

26.503

32.300

– 5.797

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties/Opdrachten

             
   

Onderzoekprogramma's

       

5

0

5

   

Landenprogramma's hoger onderwijs

   

4.009

1.129

 

0

0

   

Landenprogramma's onderwijs algemeen

   

3.544

1.301

 

0

0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting en tweede suppletoire begroting is het verplichtingenbudget op dit artikel toegenomen. Het verplichtingenbudget op dit artikel nam tijdens de eerste suppletoire begroting met name toe als gevolg van verplichtingen aan het Global Fund to Fight Aids, TB and Malaria (GFATM). Bij de tweede suppletoire begroting steeg het verplichtingenbudget als gevolg van nieuwe verplichtingen in het kader van She Decides en een extra verplichting voor het GFATM.

Uitgaven

Artikel 3.1

Ten opzichte van de ontwerpbegroting, zijn de uitgaven op artikel 3.1 toegenomen. Dit heeft met name te maken met extra middelen voor She Decides toegekend bij de tweede suppletoire begroting.

Artikel 3.2

Zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting zijn de uitgaven van dit artikel binnen het thema vrouwenrechten en gendergelijkheid verlaagd om invulling te geven aan de motie Van Laar/Van Veldhoven.

Artikel 3.4

De uitgaven op sub-artikel 3.4 zijn verlaagd. Deze daling wordt veroorzaakt doordat er minder is uitgegeven aan het NUFFIC-programma. Omdat een gedeelte van het programma nog in voorbereiding is zijn deze middelen in 2017 niet besteed.

Artikel 4: Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

A: Algemene doelstelling

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van conflictsituaties en het bevorderen van rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, legitieme en democratische staatsstructuren en het bestrijden van corruptie. Tevens het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Programma’s en partners op het terrein van veiligheid & rechtsorde, gericht op het aanpakken van de grondoorzaken van conflict, waaronder early warning en conflictpreventie, Security Sector Reform (SSR), rechtsstaatontwikkeling en sociaal- economische wederopbouw. Voor een deel worden deze gefinancierd uit het geïntegreerde Budget Internationale Veiligheid (Defensiebegroting) en het Stabiliteitsfonds (BZ-begroting), waarmee het geïntegreerde karakter van de inzet van diplomatieke, civiele en/of militaire activiteiten wordt geborgd.

  • Humanitaire hulpverlening door gespecialiseerde VN-organisaties, het Internationale en Nederlandse Rode Kruis, en Nederlandse ngo’s (Dutch Relief Alliance).

  • Programma’s gericht op innovatie van de humanitaire hulpverlening.

Stimuleren

  • Programma’s gericht op veiligheid & rechtsorde en «legitieme stabiliteit» in partnerlanden in landen waarin zich actuele crises voordoen en in de regio’s van het Grote Merengebied en de Hoorn van Afrika. Onder deze programma’s valt ook grote inzet op fysieke veiligheid van burgers via humanitair ontmijnen en cluster munitie programma’s.

  • Innovatie bij noodhulporganisaties om efficiënter en effectiever te werken en om de onderlinge coördinatie te versterken.

  • Verbeterde opvang van vluchtelingen in de regio en vergroten van paraatheid voor tijdige en effectieve rampenrespons.

  • Betrekken van kwetsbare groepen in humanitaire situaties bij beleid en uitvoering en het tegengaan van seksueel geweld.

Regisseren

  • Handhaving en bevordering van internationaal humanitair recht en humanitaire principes en innovatie, gender en psychosociale zorg bij humanitaire hulpverlening. Nederland zal tevens aandringen op nieuwe manieren om de snel stijgende humanitaire noden in een alsmaar complexer wordende wereld het hoofd te blijven bieden door onder andere het nakomen en stimuleren van afspraken gemaakt in de Grand Bargain en tijdens de World Humanitarian Summit in 2016.

  • Samenwerking met actoren zoals de VN, het Rode Kruis en ngo’s voor een effectievere noodhulpverlening, en met de Europese Commissie Office for Humanitarian Aid Department (ECHO) en EU-lidstaten.

  • Betere samenwerking op veiligheid & rechtsorde tussen UNDP (team rechtsstaatsontwikkeling) en VN-DPKO via multi-donor dialoog over het Global Focal Point for Justice, Police and Corrections.

  • Meer interne cohesie tussen EU-instellingen, met name de Europese Commissie en EDEO, op crisisbeheersing en conflictpreventie, onder meer via het Comprehensie Approach Action Plan en de Joint Communication on Capacity Building in support of security and development waarbij Nederland eigen best practices inbrengt.

  • Bevordering van herstel na crises en stimulering van een belangrijke rol voor het maatschappelijk middenveld bij lokale conflictpreventie, het bevorderen van participatie van burgers en sociaaleconomische wederopbouw.

  • Mede middels Nederlands co-voorzitterschap van het Global Partnership for Effective Development Cooperation bevordering van de implementatie van de voor het speerpunt veiligheid & rechtsorde relevante doelstellingen uit de post-2015 agenda (vooral SDG 16: Peace, justice and strong institutions).

C: Beleidsconclusies

Veiligheid, stabiliteit en rechtsorde

In 2017 is het Addressing Root Causes (ARC) programma gestart dat beoogt grondoorzaken van conflict en irreguliere migratie aan te pakken. Het ARC-programma telt 21 projecten in 12 landen die worden uitgevoerd door 15 NGO’s. Het programma richt zich op preventie van lokale conflicten, bevordering van vredesprocessen, toegang tot rechtspraak, verbetering van basisvoorzieningen en werkgelegenheid en het vergroten van burgerparticipatie in besluitvormingsprocessen.

Om de VN-inzet op het gebied van conflictpreventie en resolutie op landenniveau effectiever te maken, initieerde Nederland in 2017 een partnerschap met het UNDP-DPA joint programma (United Nations Development Programme en Department for Political Affairs). Dit samenwerkingsverband tussen UNDP en DPA draagt bij aan het strategisch koppelen van de politieke inzet op conflict resolutie aan ontwikkelingssamenwerkingprogramma’s.

Nederland trad toe tot de innovatieve «Pathfinders for SDG16 + Alliance»: een diverse groep landen die de komende jaren gezamenlijk impulsen geven aan SDG16-implementatie. Uitbreiding van toegang tot recht is daarbij een prioriteit.

Bescherming en opvang in de regio

Vanwege de hoge instroom in de EU van irreguliere migranten uit Afrika en specifiek de ring van instabiliteit rondom Europa, alsook vanwege de verslechterende situatie van migranten in Libië kende het kabinet voorjaar 2017 EUR 30 miljoen extra toe voor bescherming en opvang van vluchtelingen en migranten in noordelijk Afrika (als onderdeel van de EUR 40 miljoen voor veiligheid, migratiesamenwerking en opvang in de regio). Mede dankzij een programma opgezet door IOM en Nederland werden meer dan 3.000 migranten gered in de woestijn in het noorden van Niger. Nederland initieerde een programma onder het EU «Regional Development and Protection Programme» (RDPP), waarbij vluchtelingen in Ethiopië zich voor het eerst bij de gemeente kunnen registreren (i.p.v. alleen bij UNHCR), zodat zij meer kansen krijgen volwaardig mee te draaien in de lokale maatschappij. Ook Soedan en Kenia hebben interesse getoond in een soortgelijk programma. De vooruitgang bij het verbeteren van de economische perspectieven van vluchtelingen en gastgemeenschappen is minder dan gehoopt. Hoewel veel lokale en internationale bedrijven bereid zijn hierop samen te werken is het slechte investeringsklimaat een groot obstakel (onherbergzaam gebied, tekort aan water en energie, zorgen over stabiliteit en rechtsorde).

Het aantal Syrische vluchtelingen in Libanon, Jordanië en Turkije bleef onveranderd hoog. Nederland heeft zich met politieke, OS en handelsinstrumenten ingezet om het perspectief van vluchtelingen in deze regio te verbeteren. De bereidheid om vluchtelingen beter te laten meedraaien in de samenleving was het meest zichtbaar in Jordanië en Turkije. In ruil voor steun van de internationale gemeenschap, waaronder Nederland, kregen 46.717 Syrische vluchtelingen in Jordanië in 2017 een werkvergunning en konden duizenden vluchtelingenkinderen onderwijs volgen op Turkse, Libanese en Jordaanse scholen. Via de EU-faciliteit voor vluchtelingen in Turkije kregen ruim 1 miljoen kwetsbare vluchtelingen een basisinkomen. Het Nederlandse initiatief om Syrische vluchtelingen via een leer-werktraject aan werk te helpen bij Nederlandse en internationale bedrijven in Turkije heeft ervoor gezorgd dat 211 Syrische vluchtelingen in 2017 een baan kregen in de formele sector.

Humanitaire Hulp

De SGVN luidde begin 2017 de noodklok over dreigende hongersnoden in Zuid-Soedan, Jemen, Somalië en Noordoost-Nigeria, met als gedeelde achterliggende oorzaak de conflicten in deze landen. De vroegtijdige waarschuwing van de SGVN heeft ertoe geleid dat hongersnood op veel plaatsen kon worden voorkomen door tijdige noodhulpbijdragen van onder andere Nederland. Vanuit de gedachte dat een duurzame oplossing slechts gerealiseerd kan worden als ook gewerkt wordt aan het oplossen van de conflicten, heeft Nederland samen met Zwitserland het initiatief genomen om, onder andere in de VNVR, de verbanden tussen conflict en voedselonzekerheid aan de kaak te gaan stellen.

Nederland heeft zich samen met de Wereldbank specifiek ingezet op meer inzicht in de besteding van humanitaire hulp. Dit is onderdeel van de afspraken uit de Grand Bargain. De samenwerking leverde de opzet van een «dashboard» op waardoor aan iedereen duidelijk wordt of donoren en humanitaire actoren doen wat zij in internationaal verband hebben afgesproken te doen ten aanzien van het zo volledig mogelijk delen van informatie over de financiering en uitvoering van humanitaire hulp. Dit alles opdat IATI bruikbare informatie verschaft.

Nederland continueerde in 2017 de inzet op het innoveren van het humanitaire systeem met nadruk op lange termijn, flexibele, ongeoormerkte financiering. Belangrijke mijlpaal hierbij was de opening van het OCHA Centre for Humanitarian Data in Den Haag, dat zal bijdragen aan verbetering van het gebruik van data door humanitaire actoren, waardoor bij crises en rampen sneller en effectiever hulp kan worden geboden.

Tevens werd op basis van de beleidsdoorlichting van het Nederlandse humanitaire beleid over de periode 2009 – 2014 en de onafhankelijke evaluatie in 2017 van de Dutch Relief Alliance (DRA) op het gebied van noodhulp besloten de steun aan DRA meerjarig voort te zetten. Het nieuwe subsidiekader met DRA voor de periode 2018–2021 werd tevens herzien door opname van maatregelen welke DRA prikkels geven op het gebied van de kwaliteit en voortgang van de implementatie van het programma, zoals in de Grand Bargain voorzien.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 4 Vrede en veiligheid voor ontwikkeling (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Vastgestelde begroting 2017

Verschil 2017

Verplichtingen

559.660

567.816

747.279

805.432

468.170

329.990

138.180

                   

Uitgaven:

             
                   

Programma-uitgaven totaal

527.379

572.894

736.387

785.542

676.816

469.106

207.710

                   

4.1

Humanitaire hulp

233.892

224.096

321.378

247.216

261.906

220.017

41.889

                   
 

Subsidies

             
   

Noodhulpprogramma's

     

5.490

3.497

0

3.497

   

Noodhulpprogramma's non-ODA

       

64

0

64

                   
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties/Bijdrage aan andere Begr. Hoofdst.

             
   

UNHCR

   

33.000

42.000

46.000

46.000

0

   

Wereldvoedselprogramma

   

36.000

36.000

49.000

36.000

13.000

   

UNRWA

   

13.000

13.000

19.000

13.000

6.000

   

Noodhulpprogramma's

   

239.377

150.726

143.334

124.000

19.334

   

Noodhulpprogramma's non-ODA

       

1.011

1.017

– 6

                   

4.3

Rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie

293.487

248.774

202.404

353.591

272.295

191.718

80.577

                   
                   
 

Subsidies/Opdrachten

             
   

Legitieme en capabele overheid

       

11.450

0

11.450

   

Landenprogramma's inclusieve en politieke processen; vredesdialoog en conflictpreventie

       

1.114

0

1.114

   

Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie

       

19.082

0

19.082

   

Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen

       

29.396

0

29.396

   

Functionerende rechtsorde

       

2.132

0

2.132

   

Opvang in de regio

       

18.631

0

18.631

                   
 

Bijdrage (inter) nationale organisaties/Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

             
   

Landenprogramma's legitieme en capabele overheid

   

2.236

1.307

9

1.530

– 1.521

   

Landenprogramma's functionerende rechtsorde

   

84.520

76.624

93.919

79.126

14.793

   

Midden Amerika programma

   

9.034

25

 

0

0

   

Kunduz Trainingsmissie

   

654

329

 

0

0

   

Landenprogramma's inclusieve en politieke processen; vredesdialoog en conflictpreventie

   

3.785

4.002

5.180

4.500

680

   

Functionerende rechtsorde

   

5.484

8.120

8.084

10.000

– 1.916

   

Inclusieve politieke processen: vredesdialoog en conflictpreventie

   

30.401

27.587

14.515

31.287

– 16.772

   

Vredesdividend: werkgelegenheid en basisvoorzieningen

   

46.390

44.610

22.200

46.000

– 23.800

   

Legitieme en capabele overheid

   

15.878

13.303

4.500

19.275

– 14.775

   

Opvang in de regio

     

177.684

42.083

0

42.083

                   

4.4

Noodhulpfonds

 

100.024

212.605

184.735

142.615

57.371

85.244

                   
 

Subsidies/Opdrachten

             
   

Noodhulpfonds

   

212.605

80.148

82.307

0

82.307

                   
 

bijdrage(inter)nationale organisatie

             
   

Noodhulpfonds

     

104.586

60.308

57.371

2.937

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting en de tweede suppletoire begroting is het verplichtingenbudget op dit artikel verhoogd, om extra bestedingen mogelijk te maken voor noodhulp, opvang in de regio en enkele landenprogramma’s binnen het speerpuntbudget veiligheid en rechtsorde. Uiteindelijk is de realisatie lager dan voorzien in de tweede suppletoire begroting, onder meer omdat een aantal grote meerjarige verplichtingen (CERF, ICRC, DRA-partners) slechts voor één jaar is aangegaan in plaats van meerjarig. Dit was een gevolg van de langer dan verwachte kabinetsformatie, waardoor er onvoldoende tijd was om meerjarig beleid op te stellen. Dit is toegelicht in de verplichtingenbrief.

Uitgaven

Artikel 4.1

Op sub-artikel «humanitaire hulp» is meer besteed dan in de ontwerpbegroting was voorzien. Zoals toegelicht in de tweede suppletoire begroting en de Decemberbrief is dit met name het gevolg van extra bijdragen aan het United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA), het Wereldvoedselprogramma (WFP) en diverse noodhulpprogramma’s in Zuid-Soedan, Jemen, de Centraal Afrikaanse Republiek en Somalië.

Artikel 4.3

Op sub-artikel «rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, versterkte legitimiteit van democratische structuren en tegengaan van corruptie» is meer besteed dan in de ontwerpbegroting was voorzien. Onder dit artikel valt naast het speerpuntbudget voor veiligheid & rechtsorde ook het budget voor vluchtelingenopvang in de regio.

Zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting is in het voorjaar van 2017 het budget voor vluchtelingenopvang in de regio verhoogd met EUR 112,2 miljoen. Hiervan was EUR 82,2 miljoen het resterende deel van de EUR 260 miljoen die het Kabinet in 2016 ter beschikking had gesteld. Daarnaast werd een extra EUR 30 miljoen toegevoegd voor bescherming en opvang in de regio in noordelijk Afrika.

Zoals toegelicht in de tweede suppletoire begroting is in het najaar van 2017 het bedrag voor opvang in de regio voor 2017 verlaagd met EUR 50 miljoen. Een deel van de beleidsintensivering uit voorjaar 2016 komt namelijk later tot besteding.

Naast opvang in de regio, is in het voorjaar van 2017 EUR 30 miljoen overgeheveld van de begroting van het Ministerie van Defensie naar de begroting van BHOS. Dit is een gebruikelijke overheveling uit het Budget Internationale Veiligheid (BIV), zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting.

Ook is in het najaar van 2017 EUR 2 miljoen toegevoegd aan het speerpuntbudget veiligheid en rechtsorde, als gevolg van hogere uitgaven aan landenprogramma’s in Oeganda, Rwanda en Zuid-Soedan (zoals toegelicht in de tweede suppletoire begroting).

Artikel 4.4

Op sub-artikel «Noodhulpfonds» is meer besteed dan in de ontwerpbegroting was voorzien. Zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting, is dit het gevolg van inzet van niet-bestede middelen uit 2016 (EUR 46,3 miljoen), vrijkomende middelen als gevolg van een administratieve correctie op de toerekening aan ODA van kosten voor eerstejaars asielopvang voor 2017 (EUR 17 miljoen) en als gevolg van een verlaging van deze asieltoerekening over 2017 (EUR 40 miljoen). Uit de verhoging zijn activiteiten op het gebied van noodhulp gefinancierd, onder andere van de Dutch Relief Alliance. Hiermee is opvolging gegeven aan de motie Voordewind c.s. (32 605 nr. 197).

Aan het eind van het jaar bleek dat een aantal betalingen niet meer in 2017 gedaan kon worden en zijn uitgesteld naar 2018, waardoor de realisatie EUR 17,7 miljoen lager is uitgevallen dan was voorzien in de tweede suppletoire begroting.

Landenprogramma’s

Zoals aangegeven in de leeswijzer vindt een toelichting op de landenprogramma’s plaats onder de betreffende beleidsartikelen

Binnen het landenprogramma Oeganda is minder uitgegeven dan begroot (EUR 2 miljoen). Dit is voornamelijk veroorzaakt door het terugschalen van het programma Justice, Law and Order als gevolg van de anti-homowetgeving in Oeganda.

Artikel 5: Versterkte kaders voor ontwikkeling

A: Algemene doelstelling

Versterkte kaders voor ontwikkeling en inclusieve groei door versterkte multilaterale betrokkenheid; de inzet van cultuur en sport in ontwikkelingslanden om een sociale en kansrijke samenleving te stimuleren; het bevorderen van maatschappelijke betrokkenheid in Nederland en bijdragen aan migratie en ontwikkeling.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Financieren

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke systeemfunctie hebben binnen het multilaterale ontwikkelingsarchitectuur.

  • Het bijdragen aan organisaties die een belangrijke uitvoerende rol hebben in het bereiken van ontwikkeling en inclusieve groei.

  • Het plaatsen van structureel circa 75 assistent-deskundigen, zowel Nederlandse als uit bij voorkeur de allerarmste ontwikkelingslanden op strategische posities bij multilaterale organisaties.

  • Het verlenen van schuldverlichting in de Club van Parijs, de Wereldbank en de regionale ontwikkelingsbanken. Het in internationaal verband deelnemen in de kapitaal-aanvullingen van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Het ondersteunen van initiatieven die cultuur en sport inzetten voor ontwikkeling, zowel op de posten in zeven landen als door middel van subsidies aan Nederlandse organisaties zoals het Prins Claus Fonds en KNVB WorldCoaches.

  • Het ondersteunen van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, door financiering van activiteiten die belangrijk zijn voor betrokken ontwikkelingslanden en die bijdragen aan beter migratiemanagement, betere bescherming en perspectieven voor vluchtelingen en gastgemeenschappen, tegengaan van uitbuiting en mishandeling van migranten en bestrijding mensensmokkel/handel, en het bevorderen van vrijwillige terugkeer en herintegratie.

Stimuleren

  • Het leveren van een bijdrage in relevante fora aan het overleg over de hervorming van de multilaterale ontwikkelingsarchitectuur om zo coherentie en effectiviteit te verbeteren.

  • Het toezien op de uitvoering door multilaterale organisaties van strategische aanwijzingen die de lidstaten in de VN opstellen.

  • Het bevorderen van meer coherent beleid en samenwerking door multilaterale organisaties op hoofdkantoor- en landenniveau.

  • Het bevorderen dat multilaterale organisaties resultaatgericht werken en hun resultaten zichtbaar maken.

  • Internationaal en nationaal een bijdrage leveren aan de implementatie en monitoring van de nieuwe Duurzame Ontwikkelingsagenda en de Financing for Development agenda, onder andere door multilaterale organisaties te stimuleren de uitvoering gezamenlijk op te pakken.

  • In de betrokken multilaterale instellingen een bijdrage leveren aan het overleg over schuldhoudbaarheid.

  • Het pleiten voor een gezonde kapitaalpositie van de regionale ontwikkelingsbanken.

  • Ondersteunen van organisaties en processen die een bijdrage leveren aan internationale economische stabiliteit.

  • Het verbinden van culturele en sportieve initiatieven met onderwerpen van internationaal beleid, in het bijzonder ontwikkeling, democratisering, maatschappelijke transitie en mensenrechten.

  • Het stimuleren dat er rekening wordt gehouden met het belang van ontwikkelingslanden binnen het rijksbrede migratiebeleid.

  • De positieve bijdrage van migratie aan ontwikkeling bevorderen en de negatieve effecten tegengaan.

  • Realisatie van brede partnerschappen op migratieterrein met prioritaire herkomst-, transit- en opvanglanden, waar zowel betrokken landen, NL/EU als vluchtelingen/migranten baat bij hebben.

  • Versterking opvang van vluchtelingen in de regio, door inzet op betere bescherming en door integratie van vluchtelingen in regionale ontwikkelingsplannen, zodat vluchtelingen en gastgemeenschappen betere perspectieven en dienstverlening krijgen. Toegang tot werk en onderwijs vormen hierbij speerpunten. Speciale aandacht gaat uit naar vrouwen en meisjes.

Regisseren

  • De coördinatie van de rijksbrede multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.

  • De coördinatie van de nationale rijksbrede implementatie van de SDG afspraken.

  • NL leidt en coördineert namens EU en lidstaten de uitrol van het EU programma om vluchtelingenopvang in de Hoorn van Afrika te versterken. Doel: betere bescherming van vluchtelingen (speciale aandacht voor vrouwen en meisjes), betere perspectieven voor gastgemeenschappen en vluchtelingen inclusief meer mogelijkheden om buiten de vluchtelingenkampen te wonen, werken en onderwijs te volgen.

C: Beleidsconclusies

Multilaterale instellingen

In VN verband is in 2017 besloten om te komen tot een Global Compact for Migration en een Global Compact on Refugees in 2018. Tijdens de informele consultatiesessies ten behoeve van de Global Compact on Refugees is onder andere gesproken over betere verantwoordelijkheidsverdeling voor grootschalige vluchtelingensituaties, duurzame oplossingen en ondersteuning van zowel vluchtelingen als gastgemeenschappen. Vanaf februari 2018 zullen de officiële onderhandelingen/consultaties plaatsvinden.

Direct na zijn aantreden begin 2017 heeft Secretaris-Generaal Guterres hervorming van de VN, inclusief het VN-ontwikkelingssysteem tot prioriteit verklaard. Op basis van het in 2016 onderhandelde mandaat heeft de Secretaris-Generaal in de loop van 2017 voorstellen ontwikkeld. Deze voorstellen komen in ruim voldoende mate overeen met de Nederlandse wensen, zoals een focus op de armste en meest kwetsbare groepen en mensen, het tegengaan van fragmentatie en versterking van samenwerking op landenniveau geschoeid op de SDG-agenda, betere verantwoording over bereikt resultaat, betere financiering en een versterkte inzet op partnerschappen. Tijdens consultaties voorafgaand aan deze voorstellen heeft Nederland actief de internationale discussie hierover gestimuleerd en beïnvloed, o.a. door het voorzitterschap van de Utstein-groep waaraan de grootste donoren van de VN deelnemen. Nederland heeft ook overleg in EU-verband geïnitieerd wat heeft geleid tot een gezamenlijke inbreng van de kant van de EU. De voorstellen van de SGVN vormen een goede basis om tot de verbeterde en nieuwe manier van werken te komen die nodig is om als VN een relevante partner te zijn bij het bereiken van de SDGs.

In de G20 Development Working Group vroeg Nederland aandacht voor het belang van multi-stakeholder partnerschappen om de Duurzame Ontwikkelingsdoelen te bereiken en nam het een initiatief samen met Mexico om te komen tot uitwisseling van best practises op dit gebied. Nederland presenteerde daar de innovatieve aanpak van de Nederlandse rapportage over de SDGs die in nauwe samenwerking met bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, jongeren, lokale overheden en kennisinstellingen was opgesteld.

In 2017 is de eerste nationale rapportage over Duurzame Ontwikkelingsdoelen aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit rapport biedt een overzicht van successen en uitdagingen voor Nederland in het behalen van SDGs in 2030. Het rapport is een weerslag van het met succes opgebouwde brede draagvlak onder maatschappelijke partners. Naast de rijksoverheid schreven vertegenwoordigers van bedrijven, jongeren, kennisinstellingen, decentrale overheden en ngo’s mee.

Het Koninkrijk presenteerde de voortgang op het bereiken van de SDGs ook in VN-verband tijdens het jaarlijkse High Level Political Forum on Sustainable Development. Samen met ruim 40 andere lidstaten die een vrijwillige nationale presentatie gaven droeg Nederland bij aan verantwoording aan en aansporing van overige lidstaten om serieus werk van de SDGs te maken. De rijksbrede rapportage kwam tot stand in onderlinge samenwerking tussen de vier landen van het Koninkrijk. Een samenwerkingsverband is opgezet om databeschikbaarheid voor SDG rapportages in de toekomst te vergroten.

Mede op aandringen van Nederland heeft de Wereldbankgroep (WBG) een resultatenraamwerk ontwikkeld voor het behalen van de SDGs (de zogenaamde «Forward Look»), een strategie ontwikkeld voor het aantrekken van private financiering («Cascade») en heeft de WBG beleid nader uitgewerkt voor het wegnemen van grondoorzaken van migratie en opvang van vluchtelingen in de regio. In dit verband heeft de Wereldbank met Nederlandse steun een gemeenschappelijke studie met de VN uitgebracht op het terrein van conflictpreventie en is de Wereldbank nauwer gaan samenwerken met de EU en de VN om meer stabiliteit tot stand te brengen in fragiele landen en bij te dragen aan conflictpreventie.

In een aantal internationale fora heeft Nederland aandacht gevraagd voor de toenemende schuldenlast en veranderende samenstelling hiervan in een aantal lage inkomenslanden en de gevolgen hiervan voor macro economische stabiliteit in de betrokken landen. Dit heeft zijn beslag gekregen in de herziening van het multilaterale schuldenraamwerk voor lage inkomenslanden. Tijdens de elfde middelenaanvulling van IFAD heeft Nederland een bijdrage van USD 3 miljoen toegezegd voor het Debt Sustainability Framework, gebaseerd op het historische Nederlandse aandeel in IFAD.

Nederland heeft actief gelobbyd voor een gezonde kapitaalpositie bij de Wereldbankgroep, IFAD en de African Development Bank. Dat resulteerde in een onafhankelijke studie naar kapitaaltoereikendheid binnen de Wereldbankgroep; een resolutie die IFAD oproept de haalbaarheid van marktlenen te onderzoeken; en verschillende scenario’s om de toekomstige slagkracht van het Afrikaanse Ontwikkelingsfonds te vergroten.

Nederland is met de Wereldbank overeengekomen dat de Wereldbank een herstelplan zal opstellen voor de wederopbouw in Sint Maarten en de Nederlandse hulpgelden EUR 550 miljoen zal beheren in een speciaal daartoe opgericht Trust Fonds.

Internationaal cultuurbeleid

Conform de Kamerbrief over internationaal cultuurbeleid van 4 mei 2016 zijn in 2017 ODA-middelen geïntegreerd in het internationaal cultuurbeleid en gericht op de bijdrage die cultuur kan leveren aan een veilige, rechtvaardige en toekomstbestendige wereld. In lijn met de brief van 15 februari 2017 over de uitvoering van de Motie-Van Veen is de aanpak van het beleid herzien. De uitvoering is hierdoor vertraagd. Posten in Libanon, Mali en Palestijnse Gebieden hebben steun aan culturele initiatieven beëindigd. Posten in Rusland, Turkije, Egypte en Marokko zijn in de loop van 2017 gestart met steun voor lokale culturele initiatieven in samenwerking of uitwisseling met Nederlandse culturele organisaties. Ook is het Prins Clausfonds een nieuw jongerenprogramma begonnen dat zich richt op gendergelijkheid en tegengeluid.

Migratie

Vanwege de hoge instroom in de Europese Unie van irreguliere migranten uit Afrika en de verslechterende situatie van migranten in Libië besloot het kabinet voorjaar 2017 om EUR 10 miljoen extra middelen toe te kennen voor het tegengaan van mensensmokkel en mensenhandel (als onderdeel van de EUR 40 miljoen voor veiligheid, migratiesamenwerking en opvang in de regio). Met uit deze middelen gefinancierde projecten kregen duizenden irreguliere migranten de kans naar huis terug te keren en daar een nieuw leven op te bouwen (2.510 migranten in Libië met de Nederlandse bijdrage) en zijn Niger, Mali en Senegal in staat gesteld mensensmokkel/-handel effectiever aan te pakken. In Marokko en Algerije zijn initiatieven ondersteund om de maatschappelijke participatie van gemarginaliseerde jongeren te vergroten. Daarnaast is er in 2017 conform planning met OS-financiering programma’s gestart om met prioritaire herkomstlanden de samenwerking op migratieterrein te versterken. Op andere, voor de herkomstlanden belangrijker onderdelen van de beoogde brede partnerschappen (versterkte samenwerking op het terrein van handel en investeringen, legale migratie en mobiliteit, justitie en veiligheid) is nog weinig vooruitgang geboekt. Intensivering van aanpak grondoorzaken van irreguliere migratie, in het bijzonder door bevordering van jeugdwerkgelegenheid, kreeg vooral vorm via uitvoering van het Local Employment in Africa for Development (LEAD)-programma, projecten onder het Addressing Root Causes (ARC) fonds en het Funding Leadership and Opportunities for Women (FLOW)-programma. Resultaten zijn gezien de recente start van de intensivering pas in een later stadium te verwachten.

Nederland heeft onderzoek verricht naar informatiecampagnes om irreguliere migratie te verminderen (zie bijvoorbeeld WODC-rapport en de beleidsreactie daarop van de Staatssecretaris van V&J en de Minister voor BHOS) en de uitkomsten gedeeld met EU-partners en uitvoerende organisaties. Nederland heeft samen met IOM en de sociale onderneming Seefar bewustwordingscampagnes uitgewerkt waarin de uitkomsten van dit onderzoek zijn meegenomen. Eind 2017 gingen deze campagnes van start in een aantal belangrijke herkomstlanden (Guinee, Gambia, Nigeria, Irak en Senegal). Het kabinet heeft voorkeur voor gezamenlijke campagnes in EU-verband (waarbij onze lessen over wat wel/niet werkt worden geïncorporeerd), zodat er een einde komt aan de ongecoördineerde en niet altijd even effectieve campagnes die nu in belangrijke herkomstlanden worden uitgerold door Commissie en EU-lidstaten. Dit is nog niet gerealiseerd, omdat in meerdere EU-lidstaten de druk groot is om eigen campagnes te starten, waarbij effectiviteit soms minder zwaar weegt dan binnenlandspolitieke overwegingen. Eind 2017 heeft Nederland met Duitsland afgesproken om samen sterk in te zetten op betere, EU-brede coördinatie en samenwerking op dit terrein en daarbij de Commissie te betrekken.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 5 Versterkte kaders voor ontwikkeling (x EUR 1.000)
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Vastgestelde begroting 2017

Verschil 2017

Verplichtingen

– 118.106

260.520

650.067

103.235

323.578

27.767

295.811

 

waarvan garantieverplichtingen

     

– 49.770

983

   
                   

Uitgaven:

             
                   

Programma-uitgaven totaal

334.920

285.068

345.100

235.519

294.132

– 107.631

401.763

                   

5.1

Versterkte multilaterale betrokkenheid

227.589

194.351

166.180

152.608

150.637

135.120

15.517

                   
 

Subsidies/Bijdragen (inter)nationale organisaties/Bijdrage aan agentschappen/Opdrachten/ZBO geen agentschappen

             
   

UNDP

   

17.500

28.000

28.000

28.000

0

   

UNICEF

   

14.000

24.000

14.000

14.000

0

   

UNIDO

   

1.941

1.635

1.859

1.950

– 91

   

Middelenaanvullingen multilaterale banken en fondsen

   

108.494

75.828

82.573

66.358

16.215

   

Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbanken

   

5.945

6.528

6.482

6.453

29

   

Speciale multilaterale activiteiten

   

9.400

8.506

8.723

9.359

– 636

   

Assistent-deskundigen programma

   

8.900

8.111

9.000

9.000

0

                   

5.2

Overig armoedebeleid

99.285

82.652

165.902

67.647

117.060

71.952

45.108

                   
 

Subsidies/Opdrachten/Garanties

             
   

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

   

8.368

6.294

5.479

10.404

– 4.925

   

Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking

   

10.053

5.293

1.915

3.250

– 1.335

   

Schuldverlichting

   

47.556

49.222

102.977

52.480

50.497

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Unesco

   

4.392

4.111

4.285

4.400

– 115

   

Voorlichting op het terrein van ontwikkelingssamenwerking

       

76

0

76

   

Kleine activiteiten posten en cultuur en ontwikkeling

       

2.328

0

2.328

                   
 

Overige

             
   

Koersverschillen

   

93.893

0

0

0

0

   

Rentesubsidies

   

1.246

312

0

0

0

                   

5.3

Bijdrage aan migratie en ontwikkeling

8.046

8.065

13.018

15.264

26.435

15.000

11.435

                   
 

Subsidies

             
   

Migratie en ontwikkeling

   

3.100

6.264

3.149

5.000

– 1.851

                   
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties/Opdrachten/Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

             
   

Migratie en ontwikkeling

   

9.918

9.000

23.286

10.000

13.286

                   

5.4

Nog te verdelen i.v.m. wijzigingen BNI en/of toerekeningen

       

0

– 329.703

329.703

                   
 

Ontvangsten

128.321

126.712

92.497

172.186

91.758

77.082

14.676

                   

5.20

Ontvangsten en restituties met betrekking tot leningen

59.248

62.426

50.026

44.926

47.427

45.906

1.521

                   

5.21

Ontvangsten OS

19.371

64.286

37.480

120.327

29.279

31.176

– 1.897

                   

5.22

Koersverschillen

49.702

0

0

6.933

15.052

0

15.052

                   

5.23

Diverse ontvangsten non-ODA

0

0

4.991

0

0

0

0

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Verplichtingen

Artikel 5.1

Ten opzichte van de ontwerpbegroting zijn er meer verplichtingen aangegaan. Zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting is het verplichtingenbudget verhoogd voor middelenaanvulling voor multilaterale banken (EUR 192 miljoen) omdat de verplichting niet in 2016, maar in 2017 werd aangegaan. Tevens bleek dat de verplichting voor schuldverlichting (HIPC) via de International Development Association (IDA) hoger uitviel dan verwacht (EUR 69,3 miljoen) en stelde het kabinet EUR 10 miljoen extra ter beschikking voor migratiesamenwerking in noordelijk Afrika; hiervoor moesten nieuwe verplichtingen worden aangegaan.

In de tweede suppletoire begroting werd het verplichtingenbudget voor de bijdrage aan IDA nogmaals per saldo verhoogd met EUR 29,8 miljoen als gevolg van koersschommelingen. De werkelijk in 2017 aangegane verplichting was EUR 45 miljoen. Daarnaast is de verplichting verlaagd met EUR 15,2 miljoen vanwege een technische correctie als gevolg van koersschommelingen in eerdere jaren.

Tenslotte zijn meer verplichtingen aangegaan dan begroot voor activiteiten op het gebied van migratie en ontwikkeling omdat deze activiteiten steeds meer een meerjarig karakter krijgen.

De garantieverplichtingen stegen met EUR 983.000 als gevolg van de aankoop van nieuwe aandelen van de African Development Bank. Zie ook het overzicht van risicoregelingen.

Uitgaven

Artikel 5.1

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is per saldo meer besteed. Bij de eerste suppletoire begroting is het budget met EUR 7,3 miljoen verhoogd als gevolg van het bijstellen van de kasramingen van de jaarlijkse bijdragen aan het African Development Fund (AfDF) en het Asian Development Fund (AsDF). Daarnaast is in de Decemberbrief gemeld dat de uitgaven per saldo met EUR 8,2 miljoen zijn verhoogd omdat de jaarlijkse bijdrage (EUR 8,8 miljoen) aan het African Development Fund (AfDF) betaald is in december 2017 in plaats van in januari 2018. Voor alle mutaties betreft het aanpassingen van het kasritme binnen bestaande meerjarige verplichtingen.

Artikel 5.2

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is per saldo meer besteed. Zoals gemeld in de Decemberbrief wordt dit voornamelijk veroorzaakt doordat bijdrages voor schuldverlichting van in totaal EUR 50,5 miljoen betaald zijn in december 2017 in plaats van in januari 2018. Het betreft aanpassingen van het kasritme binnen bestaande meerjarige verplichtingen. Daarnaast zijn uitgaven voor kleine activiteiten op posten voor cultuur en ontwikkelingen lager als gevolg van vertraging in planning en uitvoer.

Artikel 5.3

Zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting is het budget voor migratie en ontwikkeling verhoogd met EUR 10 miljoen voor migratiesamenwerking in noordelijk Afrika. Vanwege de schrijnende situatie van migranten in Libië was er urgent behoefte om extra middelen aan de International Organization for Migration (IOM) beschikbaar te stellen om snelle terugkeer naar de landen van herkomst mogelijk te maken. Dit heeft geleid tot een overbesteding van EUR 1,1 miljoen ten opzichte van het budget zoals gemeld in de tweede suppletoire begroting.

Artikel 5.4

Om de inzichtelijkheid van de BHOS begroting verder te verbeteren is met ingang van begrotingsjaar 2017 dit nieuwe artikelonderdeel gecreëerd. De ontwikkeling van het ODA budget is gekoppeld aan de ontwikkeling van het BNI. In het kader van behoedzaamheid en stabiliteit in de begroting worden groei en krimp niet direct doorvertaald in de OS-programmalijnen. Deze zogeheten BNI-ruimte kan immers weer toenemen of afnemen als in de loop van het jaar de BNI-raming wordt bijgesteld. Daarnaast kan er sprake zijn van nog te verdelen toerekeningen aan het ODA budget. Gedurende 2017 is het tekort op de BHOS-begroting van EUR -329,7 miljoen teruggebracht naar nul. In de eerste suppletoire begroting werd het tekort teruggebracht met EUR 235,8 miljoen onder andere als gevolg van BNI-groei en lagere kosten voor eerstejaars asielopvang. In de tweede suppletoire begroting werd EUR 100,5 miljoen toegevoegd aan de begroting. Wederom als gevolg van een BNI-groei en een verlaging van een toerekening voor de kosten van eerstejaars asielopvang.

Ontvangsten

Artikel 5.22

Zoals al in de Decemberbrief gemeld is er als gevolg van een gunstige koersontwikkeling een koerswinst ontstaan op betalingen in vreemde valuta. In de Decemberbrief was de raming van de koerswinst circa EUR 12 miljoen. Uiteindelijk betrof de koerswinst EUR 15,1 miljoen.

Het koersverschil ontstaat omdat het Ministerie van Buitenlandse Zaken werkt met een vooraf vastgestelde wisselkoers ten opzichte van buitenlandse valuta (de zgn. corporate rate). Deze koers wordt met de presentatie van de begroting vastgesteld en voor het hele jaar gehanteerd. Omdat bij betalingen in buitenlandse valuta gedurende jaar een verschil ontstaat als gevolg van de werkelijk geldende koers, ontstaat een saldo.

5 BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

In de uitvoering van het beleid op het terrein van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) wordt gebruik gemaakt van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ). Om deze reden wordt in deze bedrijfsvoeringparagraaf verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uitzondering hierop zijn de onderdelen rechtmatigheid, totstandkoming van de beleidsinformatie, het financieel en materieel beheer gericht op het voorschottenbeleid bij activiteiten, resultaatgericht werken bij ontwikkelingssamenwerking en staatssteun.

Paragraaf 1: Uitzonderingsrapportage

Rechtmatigheid

Uit de controle door de Auditdienst Rijk (ADR) over 2017 is gebleken dat er geen fouten en onzekerheden zijn op artikelen van hoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking die gerapporteerd moeten worden.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

Kwaliteit van de beleidsinformatie

BHOS werkt voor ontwikkelingssamenwerking met «Quality at Entry» (Q@E) om de kwaliteit van identificatie van activiteiten te verbeteren en meer inzicht te krijgen in de realisatie van de beleidsprioriteiten. Q@E omvat een toets op beleidsrelevantie en afweging van alternatieven op alle grote activiteiten. Daarnaast vindt periodiek een analyse plaats van de samenhang en kwaliteit van het activiteitenportfolio per thema of land (de portfolioschouw). Bij de integrale portfolioschouw van alle hoofdthema’s van ontwikkelingssamenwerking lag de focus op behaalde resultaten en onderliggende analyses. Hiervoor is informatie gebruikt die sinds september 2017 is geplaatst op de website www.osresultaten.nl.

Financieel en materieel beheer

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking maakt gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het financieel en materieel beheer gericht op het voorschottenbeleid bij activiteiten voor ontwikkelingssamenwerking en resultaatsturing en transparantie ontwikkelingssamenwerking zijn in paragraaf 3 toegelicht. Voor een nadere toelichting omtrent overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking maakt gebruik van het apparaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Voor een nadere toelichting omtrent overige aspecten van de bedrijfsvoering wordt verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Paragraaf 2: Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Misbruik en oneigenlijk gebruik/ fraude

BZ en BHOS besteden bij medewerkers aandacht aan zowel integriteit van de eigen medewerkers (interne aangelegenheden) als malversaties door derden (externe aangelegenheden) en de maatregelen om deze te voorkomen en te signaleren. Bovendien ontwikkelt het Ministerie instrumenten en maatregelen om integriteitsschendingen te voorkomen en te signaleren. In 2017 is een handreiking opgesteld en breed gecommuniceerd hoe om te gaan met vermoedens van malversaties. Daarnaast is een aantal acties op het gebied van bewustwording, productverbetering en kennisontwikkeling geformuleerd. Dit voornemen past binnen de beoogde doorontwikkeling van het meldpunt malversaties om de kwaliteit van advisering en de ondersteuning bij vermoedens te verhogen. Verder is in 2017 het dilemmaspel ingezet om de inhoud van de Gedragscode (Rijksbreed en organisatie specifiek) te verwoorden in concrete handreikingen voor de eigen werkomgeving. Het spel is vertaald zodat het organisatiebreed inzetbaar is.

Op intranet is een Integriteitsportaal ingericht waar medewerkers in Den Haag en op de posten toegang toe hebben. Op dit portaal is Rijksbrede (bijvoorbeeld de Gedragscode Integriteit Rijk) en BZ-specifieke regelgeving beschikbaar. Er worden documenten aangeboden die het integriteitsbewustzijn van medewerkers en leidinggevenden moeten bevorderen. Ten slotte zijn ook de contactgegevens van de vertrouwenspersonen opgenomen en is aangegeven waar fraude of andere integriteitsschendingen kunnen worden gemeld (informatie op het portaal is in meerdere talen beschikbaar).

In 2017 is een aantal trainingsbijeenkomsten voor beleidsmedewerkers georganiseerd over de activiteitencyclus. Bewustwording over het fraude en corruptierisico was een belangrijk onderdeel binnen deze trainingen. De activiteitencyclus is een standaard proces voor beleidsuitvoering voor alle gefinancierde activiteiten van BZ en voor BHOS. Het beoordelingssjabloon dat het ministerie hanteert alvorens een activiteit wordt gefinancierd is aangepast. Het aangepaste sjabloon faciliteert een meer expliciete analyse van (fraude en corruptie)risico’s. Daarnaast is het reviewbeleid van controledossiers van accountants van financieringen van BZ en voor BHOS aangescherpt. Hiermee geven BZ en BHOS invulling aan de bevinding van de Algemene Rekenkamer bij haar verantwoordingsonderzoek BHOS over 2016. De bevinding was dat de risicoanalyses voor aangaan van financieringen explicieter moeten worden gemaakt en dat er meer reviews moeten plaatsvinden op controledossiers van accountants.

Het ministerie monitort of het sanctiebeleid bij vermoedens en bewezen malversaties tot resultaat leidt. In de bijlage bij het jaarverslag van BHOS is een overzicht met bewezen gevallen van malversaties opgenomen.

Paragraaf 3: Belangrijkste ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Programma Resultaatgericht Werken

In 2017 heeft een evaluatie van de BZ-activiteitencyclus plaatsgevonden. De activiteitencyclus is een standaard proces voor beleidsuitvoering dat BZ en BHOS voor alle gefinancierde activiteiten hanteren: subsidies en bijdragen, nationaal en internationaal. BHOS-activiteiten zijn in aantal en financiële omvang het grootst. Conclusie van deze evaluatie is dat de activiteitencyclus voldoet. Gewenst is echter wel een accentverschuiving naar de fases van identificatie, beoordeling en contractering van activiteiten. Daarnaast moet de relatie tussen het beleidsproces en het beleidsuitvoeringsproces worden versterkt. Deze wijzigingen zijn noodzakelijk om beter resultaatsturing te kunnen toepassen op de activiteitenportefeuille.

Naar aanleiding van de evaluatie is het Programma Resultaatgericht Werken opgezet en dit leidt onder meer tot nieuwe ICT-ondersteuning om resultaatgegevens rondom de activiteitenportefeuille vast te leggen en te analyseren. In de begroting van BHOS in 2017 zijn 15 indicatoren en streefwaarden genoemd en verantwoording hierover vindt plaats in het jaarverslag.

Inhoudelijke verantwoording op basis van de open data van het International Aid Transparency Initiative (IATI) wordt sinds 2017 ook voor OS-activiteiten van meer dan EUR 250.000 in beheer bij de Nederlandse ambassades, indien mogelijk, voorgeschreven.

Herintroductie tussentijds verantwoorden voorschotten activiteiten

Het ministerie verricht betalingen voor activiteiten op voorschotbasis, waarop achteraf verantwoording plaatsvindt met behulp van financiële en inhoudelijke verantwoordingsrapportages. In 2016 is de werking van het voorschottenbeleid onderzocht door de Auditdienst Rijk. Bevindingen uit intern toezicht en de uitkomsten van het onderzoek van de Auditdienst Rijk waren aanleiding om het voorschottenbeleid te herzien. Per 1 januari 2017 worden voorschotten weer tussentijds verantwoord. Openstaande voorschotten van voorgaande jaren zijn bijgewerkt. Het ministerie heeft door middel van aanvullende controles de naleving van het gewijzigde voorschottenbeleid getoetst.

Staatssteun

In het rapport bij het jaarverslag 2016 van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Algemene Rekenkamer (AR) aanbevolen om de werkwijze rondom staatsteun te uniformeren. Het Ministerie heeft ten eerste de beoordelingsprocedure van aanvragen voor financiering van activiteiten geüniformeerd en daarbij een expliciete toets op het aspect staatssteun opgenomen. Ten tweede is met de RVO overeengekomen dat de in opdracht van de Minister uitgevoerde programma’s expliciet worden getoetst op de criteria van staatsteun en dat hierover verantwoording aan BZ en BHOS plaatsvindt. Ten slotte is in 2017 gestart met de actualisering van de interne regelgeving rondom staatssteun en dit is afgerond in 2018.

Grensoverschrijdend gedrag samenwerkingspartners

Begin 2018 kwam informatie beschikbaar dat bij samenwerkingspartners grensoverschrijdend gedrag was geconstateerd. Seksuele intimidatie en andere vormen van grensoverschrijdend gedrag zijn onaanvaardbaar. De interne procedures worden aangescherpt om de toereikendheid van de opzet en werking van het beleid van samenwerkingspartners op het terrein van integriteit en ongewenste omgangsvormen te beoordelen en om in het geval van grensoverschrijdend gedrag tijdig te worden geïnformeerd en passend te kunnen acteren.

C. JAARREKENING

6. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT

   

(1)

(2)

(3)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

                     
 

TOTAAL

1.299.926

2.246.057

100.208

2.295.293

2.821.716

106.700

995.367

575.659

6.492

                     
 

Beleidsartikelen

1.299.926

2.246.057

100.208

2.295.293

2.821.716

106.700

995.367

575.659

6.492

                     

1

Duurzame handel en investeringen

242.591

496.986

23.126

273.373

471.994

14.942

30.782

– 24.992

– 8.184

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

476.815

660.072

 

814.000

664.774

 

337.185

4.702

 

3

Sociale vooruitgang

222.763

727.524

 

416.172

714.000

 

193.409

– 13.524

 

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

329.990

469.106

 

468.170

676.816

 

138.180

207.710

 

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

27.767

– 107.631

77.082

323.578

294.132

91.758

295.811

401.763

14.676

7. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2017 EN TOELICHTING BEGROTING BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (XVII)

I Saldibalans per 31 december 2017

ACTIVA

x EUR 1.000

 

PASSIVA

x EUR 1.000

2017

2016

2017

2016

Intra-comptabele posten

         

1

Uitgaven ten laste van de begroting

2.821.706

2.885.429

 

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

106.697

252.473

         

4a

Rekening-courant RHB

2.715.009

2.632.956

Subtotaal

Intra-comptabele posten

2.821.706

2.885.429

 

Subtotaal

Intra-comptabele posten

2.821.706

2.885.429

           

Extra-comptabele posten

         

10

Vorderingen

1.479.792

1.412.870

 

10a

T.r. vorderingen

1.479.792

1.412.870

12

Voorschotten

4.345.141

5.958.122

 

12a

T.r. voorschotten

4.345.141

5.958.122

13a

T.r. garantieverplichtingen

2.618.800

2.717.530

 

13

Garantieverplichtingen

2.618.800

2.717.530

14a

T.r. andere verplichtingen

6.113.841

5.705.603

 

14

Andere verplichtingen

6.113.841

5.705.603

15

Deelnemingen

156.641

158.167

 

15a

Tegenrekening deelnemingen

156.641

158.167

Subtotaal

Extra-comptabele posten

14.714.215

15.952.292

 

Subtotaal

Extra-comptabele posten

14.714.215

15.952.292

           

Overall totaal

17.535.921

18.837.721

 

Overall totaal

17.535.921

18.837.721

II Inleiding

1. Algemeen

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) worden verantwoord.

Het intracomptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2017, die nog met het Ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën. Voor de BHOS begroting wordt deze verrekening periodiek en achteraf gemaakt op basis van interne verrekenstukken. Hierdoor zit er een vertraging tussen het saldo van kasstromen en het saldo van de rekening courant RHB voor BHOS. Per eindejaar blijft er derhalve een (beperkt) saldo over van nog te verrekenen kasstromen (zie hoofdstuk 4).

Met uitzondering van de RHB Rekening BHOS worden alle liquide middelen verantwoord op de saldibalans van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, begroting Buitenlandse Zaken.

Ook alle uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, worden verantwoord onder de intracomptabele vorderingen en schulden van de BZ balans.

Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste van de begrotingen van BHOS in voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen en de garantieverplichtingen. Deze posten geven inzicht in de mogelijke toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

Hoewel beleidsmatig het instrument begrotingsreserve toe te rekenen valt aan de BHOS-begroting is er wel voor gekozen deze op te nemen op de BZ balans omdat het hier enkel de liquide middelen van de begrotingsreserve betreft.

2. Waarderingsgrondslagen

De uitgaven en verplichtingen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste koers (corporate rate) omgerekend. De corporate rate 2017 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,90 EUR. Voor 2018 is deze 0,88 EUR.

Met ingang van het verslagjaar 2017 zijn de grondslagen voor de extra comptabele vorderingen gewijzigd. Extra comptabele vorderingen zijn de per balansdatum bestaande rechten om geldmiddelen te ontvangen van een wederpartij die niet tot het Rijk behoort. Extra comptabele vorderingen op het Rijk worden niet langer gepresenteerd in de saldibalans.

De extracomptabele vorderingen, voorschotten, deelnemingen en openstaande verplichtingen worden per 31 december gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. De herwaardering die hieruit voortvloeit is verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar.

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is een belangrijke uitvoerder van het BHOS-beleid. RVO is onderdeel van de rijksoverheid en daarom neemt het ministerie de gegevens van RVO over wat betreft de verplichtingen- (met uitzondering van DGGF, DTIF en DRIVE fonds) en voorschottenstand.

Verplichtingen worden vastgelegd op basis van een committering aan een derde. Het Ministerie werkt met organisaties zoals bijvoorbeeld RVO die namens het ministerie financieringen aangaan met derden. Deze verplichtingen legt het ministerie vast wanneer de uitvoerder de committering is aangegaan. Deze wijziging is ingegaan per 31 december 2017 en sluit aan bij de comptabele regelgeving. De openstaande verplichtingenstand is door deze wijziging gedaald. Voor de voorschotten geldt dezelfde systematiek. Ten aanzien van RVO is het voorschottenbeleid gestroomlijnd met EZ. De voorschotten van RVO worden daarom niet tussentijds verantwoord

De deelnemingen zijn gewaardeerd op basis van het gestorte kapitaal.

De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2017

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 2.821.706 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2017

31 december 2016

Uitgaven ten laste van de begroting

2.821.706

2.885.429

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven op de begroting van BHOS in het jaar 2017 opgenomen. Splitsing van de uitgaven heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk.

Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 106.697 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2017

31 december 2016

Ontvangsten ten gunste van de begroting

106.697

252.473

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2017 opgenomen. Splitsing van de ontvangsten heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

4a Rekening-courant RHB (credit 2.715.009 x EUR 1.000)

Omdat de administratie en de liquide middelen stroom voor beide begrotingen via één administratief systeem verlopen is er voor gekozen alle lopende rekeningen op te nemen op de balans van BuZa en het saldo van de uitgaven m.b.t. BHOS achteraf middels een intern verrekenstuk tussen de RHB rekeningen van BZ en BHOS te verrekenen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2017

31 december 2016

Rekening-courant RHB BH&OS

2.715.881

2.626.151

Te verrekenen tussen BuZa en BH&OS

– 872

6.805

Totaal

2.715.009

2.632.956

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB.

Door de splitsing van de balans tussen BHOS en BZ is er een te verrekenen bedrag tussen de twee balansen noodzakelijk om evenwicht te creëren. Het te verrekenen bedrag ontstaat doordat er ná de verrekening van de maand december nog correcties plaatsvinden en invloed hebben op de verhouding BZ en BHOS. De verrekening van dit bedrag zal plaatsvinden bij de RHB met het eerstvolgende verrekenstuk van het komende jaar.

10 Vorderingen (debet 1.479.792 x EUR 1.000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extra-comptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2017

31 december 2016

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

164.934

190.118

Massif fonds

319.725

311.225

IDF (voorheen MOL fonds)

354.516

311.516

DGGF Fonds

225.039

188.093

NIO begrotingslening

104.000

119.000

Verrichte garantiebetalingen NIO

33.584

33.574

Diverse extra-comptabele vorderingen

277.994

259.344

Totaal

1.479.792

1.412.870

De extracomptabele vorderingen met betrekking tot IDF (voorheen MOL fonds) en het Massif fonds staan uit bij de FMO en betreffen revolverende fondsen. De betaalde IDF-fondsen staan per 31 december 2018 en de Massif-fondsen per 31 december 2026 ter beschikking van de Minister en zijn als geconditioneerde vordering opgenomen.

De asset waarde van IDF per 31 december 2017 bedraagt op basis van informatie van FMO EUR 355,029 mln. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen tot en met 31 december 2017 bedroegen echter EUR 354,5 mln.

Het aandeel van BH&OS voor wat betreft het Massif fonds is per 31 december 2017 vastgesteld op EUR 452,3 mln. De door BHOS totaal ingebrachte fondsen t/m 31 december 2017 bedroeg echter EUR 319,7 mln. De genoemde asset waarden zijn voorlopige cijfers zoals bekend bij het opstellen van de saldibalans, het zijn dus nog geen definitieve cijfers. Deze zullen uit de jaarrekening 2017 van het FMO blijken.

Voor het DGGF (Dutch Good Growth Fund) zijn leningen verstrekt aan RVO.nl en PWC/TJ gericht op het midden- en kleinbedrijf voor investeringen in ontwikkelingslanden.

Aan RVO.nl is een lening verstrekt van EUR 65,4 mln. Aan PWC/TJ is een lening verstrekt van EUR 159,6 mln.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extracomptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2017

2016

2015

2014

en ouder

Op termijn opeisbaar aflossing begrotingsleningen

164.934

38.148

126.786

Op termijn opeisbaar begrotingslening

104.000

104.000

Op termijn opeisbaar overige vorderingen

0

Totaal op termijn opeisbare vorderingen

268.934

0

38.148

0

230.786

Direct opeisbaar garantiebetalingen

33.584

10

33.574

Direct opeisbaar overige vorderingen

11.374

4.856

3.022

881

2.615

Totaal direct opeisbare vorderingen

44.958

4.866

3.022

881

36.189

Geconditioneerde vorderingen

1.165.900

       

Totaal

1.479.792

       

Te ontvangen aflossingen op begrotingsleningen

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2017

31 december 2016

Openingsbalans

190.118

175.151

Bij: Consolidaties

39.237

Af: Aflossingen

25.026

24.147

Af: Kwijtscheldingen

158

123

Eindbalans

164.934

190.118

De begrotingsleningen zijn voornamelijk met OS-landen afgesloten. In overeenstemming met de in de leningovereenkomsten vastgestelde aflossingsschema’s zal het saldo per 31 december 2017 in de volgende jaren worden afgelost. Hierbij is geen rekening gehouden met eventuele toekomstige kwijtscheldingen en nog op te nemen begrotingsleningen (consolidaties).

Jaar

Aflossingen

Rente

Totaal

2018

25.814

193

26.007

2019

22.669

228

22.897

2020

20.778

263

21.041

2021

16.526

354

16.880

2022

12.759

378

13.137

Na 2022

59.072

5.900

64.972

Totaal

157.618

7.316

164.934

Verrichte garantiebetalingen Ned. Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2017

31 december 2016

Openingsbalans

33.574

58.882

Bij: Overmakingen aan de NIO (garanties)

10

132

Bij: Correctie kwijtschelding boeterente MMR

0

0

Af: Kwijtscheldingen

0

0

Af: Consolidaties

0

25.440

Eindbalans

33.584

33.574

Diverse extracomptabele vorderingen

De post diverse extracomptabele vorderingen bestaat uit:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2017

31 december 2016

TCX Currency Exchange Fund

59.593

59.811

IFC-GAFSP

85.286

87.225

AEF Fund

75.306

60.820

Lening PIDG

28.600

29.250

DTIF

6.526

0

PUM

486

0

Te ontvangen rente op begrotingsleningen en garantiebetalingen (NIO)

10.822

10.352

Ingevorderde voorschotten (inclusief restfondsen bij VN en Wereldbank)

0

7.784

Vorderingen RSS

0

675

Buiteninvordering gestelde vorderingen

1.696

1.696

Overige

9.679

1.731

Totaal

277.994

259.344

De assetwaarde van het AEF Fund bedraagt per 31 december 2017 EUR 90,8 mln. De totaal door BHOS ingebrachte fondsen bedroegen echter EUR 75,3 mln. Het betreft een voorlopig cijfer, bekend bij het opstellen van de saldibalans. De definitieve waarde zal blijken uit de jaarrekening 2017 van het FMO.

Voor het Dutch Trade Investment Fund (DTIF) is een lening verstrekt aan RVO gericht op het midden- en kleinbedrijf voor risicodragende investeringen en exporttransacties. De vordering Programma Uitgezonden Manager (PUM) betreft een exploitatiereserve die op basis van een subsidie aan de organisatie is verstrekt.

Als gevolg van de gewijzigde grondslag van de extra comptabele vorderingen waarbij vorderingen op het Rijk niet langer worden gepresenteerd in de saldibalans, zijn de vorderingen RSS niet meer weergegeven.

12 Voorschotten (debet 4.345.141 x EUR 1.000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2017

31 december 2016

Voorschotten RVO

368.602

0

Voorschotten overige

3.976.539

5.958.122

Totaal

4.345.141

5.958.122

Ouderdomsanalyse voorschotten (x 1.000 EUR)

31 december 2017

31 december 2016

Verstrekt in 2011 en ouder

64.379

98.339

Verstrekt in 2012

177.000

300.672

Verstrekt in 2013

466.525

1.005.492

Verstrekt in 2014

522.014

1.355.190

Verstrekt in 2015

624.944

1.524.620

Verstrekt in 2016

1.069.185

1.673.809

Verstrekt in 2017

1.421.094

0

Totaal

4.345.141

5.958.122

Opbouw openstaande overige voorschotten:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2017

31 december 2016

Openingsbalans

5.958.122

5.551.276

Bij: Verstrekte voorschotten

1.679.332

1.773.770

Af: Verantwoorde voorschotten

3.630.411

1.316.827

Af: Herwaardering naar nieuwe corporate rate

30.504

50.097

Eindbalans

3.976.539

5.958.122

De voorschottenstand bestaat uit alle betalingen voor activiteiten waarover verantwoording moet plaatsvinden. In 2017 boekt het ministerie wederom voorschotten tussentijds af, terwijl dit voorgaande jaren pas aan het einde van de looptijd van een activiteit plaatsvond. Dit betekent dat de voorschottenstand van voorgaande jaren met terugwerkende kracht is bijgesteld voor activiteiten waarbij in 2017 inhoudelijke en financiële verantwoordingsrapportages zijn beoordeeld en goedgekeurd. Dit is één van de belangrijkste verklaringen waarom er in 2017 een omvangrijke neerwaartse mutaties heeft plaatsgevonden in de voorschottenstand.

13 Garantieverplichtingen (credit 2.618.800 x EUR 1.000)

Deze post kan als volgt worden gespecificeerd:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2017

31 december 2016

Asian Development Bank (AsDB)

1.251.588

1.303.306

Inter American Development Bank (IADB)

286.563

293.076

African Development Bank (AfDB)

642.728

668.304

Council of Europe Development Bank (CED)

176.743

176.743

Fonds Opkomende Markten (FOM)

49.597

73.785

Dutch Good Growth Fund (DGGF)

51.020

35.711

Dutch Trade Investment Fund (DTIF)

5.791

0

NIO

154.770

166.605

Totaal

2.618.800

2.717.530

De garantieverplichtingen die uitstaan bij de regionale ontwikkelingsbanken (Asian Development Bank, Inter American Development Bank, African Development Bank en de Council of Europe Development Bank) betreft het niet volgestorte aandelenkapitaal.

Alleen bij de African Development Bank is sprake van een toename van de nominale garantstelling in 2017 in SDR.

De uiteindelijke afname in EUR wordt veroorzaakt door koersverschillen. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen, kan om storting (vol- of bijstorting) van het garantiekapitaal worden gevraagd.

De garantie bij het Fonds Opkomende Markten betreft een garantie aan de FMO voor financieringen aan lokale dochterondernemingen of joint-ventures van Nederlandse bedrijven, terwijl de garantie in het kader van het Dutch Good Growth Fund betrekking heeft op ontwikkelingsrelevante en risicodragende investeringen en exporttransacties. De garantie bij het Dutch Trade and Investment Fonds betreft een garantie voor risicodragende investeringen en exporttransacties. Voor deze 3 regelingen is een begrotingsreserve gevormd.

14 Andere verplichtingen (credit 6.113.841 x EUR 1.000)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2017

31 december 2016

Openingsbalans

5.705.603

6.012.336

Bij: Correctie Openingsbalans

1.334.688

0

Bij: Aangegane verplichtingen

1.888.088

2.578.696

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen

2.814.538

2.885.429

Eindbalans

6.113.841

5.705.603

Conform deze toelichting worden de negatieve bijstellingen niet separaat in de toelichting op de saldibalans weergegeven. Overigens worden omvangrijke negatieve bijstellingen op de verplichtingen wel toegelicht bij de financiële toelichting van het beleidsartikel waar de negatieve bijstelling betrekking op heeft.

Door de overgang van Oracle naar SAP in 2017 is tijdens de conversie van de openstaande verplichtingen geconstateerd dat de hierboven gerapporteerde eindbalans per 31 december 2016 niet correct was. Dit werd veroorzaakt doordat de afgelopen jaren de eindstand werd bepaald door bij de beginstand de mutaties in het betreffende jaar op te tellen. Eventuele fouten werden daardoor naderhand niet meer geconstateerd. Dit is ook gebeurd met een mutatie in 2015 in de stand garantieverplichtingen die ten onrechte ook werd verwerkt in de stand openstaande verplichtingen.

Af te dragen vennootschapsbelasting

Vanaf 1 januari 2016 is de vennootschapsbelasting ook van toepassing op overheidsinstellingen. Overheidsinstellingen kunnen op basis van de fiscale wet- en regelgeving voor bepaalde activiteiten worden gekwalificeerd als ondernemer. Het resultaat van deze activiteiten is onderhevig aan de vennootschapsbelasting. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een inventarisatie gemaakt van activiteiten waarop de vennootschapsbelasting van toepassing zou kunnen zijn. Deze inventarisatie is verricht met behulp van de handreiking Vennootschapsbelasting rijksoverheid, opgesteld door het Fiscaal Loket van het Ministerie van Financiën.

Het ministerie heeft de financieringen in het kader van BHOS onderzocht ten aanzien van de vennootschapsbelasting.

De Minister voor BHOS geeft uitvoering aan de begrotingswet. In de begroting is vastgelegd dat het kabinet de agenda voor hulp, handel en investeringen vormgeeft om extreme armoede uit te bannen, inclusieve en duurzame groei te bevorderen en succes voor Nederlandse bedrijven in het buitenland te bewerkstelligen. De inzet is om duurzame handel en investeringen te bevorderen door versterking van het internationaal handelssysteem. De Minister maakt hierbij onder andere gebruik van financieringsinstrumenten zoals leningen, garanties en deelnemingen. Het is beleid van de Minister om niet in concurrentie met de markt te handelen, maar juist om de markt voor anderen te ontwikkelen.

Uit oogpunt van voorzichtigheid en transparantie is de mogelijk af te dragen vennootschapsbelasting bepaald over 2016 en 2017. Deze vennootschapsbelasting wordt betaald over fondsen in beheer bij FMO N.V. en over een lening die het ministerie heeft verstrekt aan The Currency Exchange Fund (TCX) waarover het een rentevergoeding ontvangt. Uit interne analyse blijkt het resultaat van deze financieringsinstrumenten mogelijk onderhevig is aan de vennootschapsbelasting. Het bedrag aan af te dragen vennootschapsbelasting over 2016 en 2017 bedraagt in totaal EUR 7,9 mln. en is voorlopig als verplichting vastgelegd.

Daarnaast biedt het ministerie andere financieringen aan via Atradius DSB. Voor deze financieringen is voor vier jaren een vrijstelling voor de vennootschapsbelasting verkregen van de Belastingdienst.

Het ministerie heeft middelen die in het beheer zijn van de RVO. In 2018 komt meer duidelijkheid in hoeverre hierover vennootschapsbelasting moet worden afgedragen. Voor de Financieringen van de FMO geldt dat er over 2017 een verlies is geconstateerd waardoor is geconcludeerd dat er voor deze fondsen over 2017 geen vennootschapsbelasting is verschuldigd. De wijze waarop verliezen kunnen worden gecompenseerd met te betalen vennootschapsbelasting uit 2016 beziet het ministerie in 2018.

15 Deelnemingen (debet 156.641 x EUR 1.000)

De post deelnemingen bestaat uit aandelen in internationale instellingen.

Voor het niet volgestorte deel (callable capital) is een garantieverplichting verstrekt die onder 13. Garantie-verplichtingen is opgenomen.

De deelnemingen kunnen als volgt gespecificeerd worden. De laatste kolom van het overzicht vermeldt de voting power ultimo 2017. Naast de omvang van de deelneming in aandelen kan dit percentage ook beïnvloed zijn door bijvoorbeeld de omvang van de middelenaanvullingen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2017

31 december 2016

Voting power in %

Asian Development Bank

65.884

68.607

1,12

African Development Bank

46.385

44.682

0,88

Inter American Development Bank

12.877

13.169

0,20

Inter American Investment Corporation

9.425

9.639

1,11

Council of Europe Development Bank

22.070

22.070

3,63

Totaal

156.641

158.167

 

De waarde van de deelneming in de African Development Bank is in 2017 voor een bedrag van EUR 3,621 miljoen toegenomen door een aanvullende kapitaalstorting (in valuta SDR) en met een bedrag van EUR 1,918 miljoen afgenomen als gevolg van koerswijziging.

De waarde van de deelnemingen in de Asian Development Bank (in SDR), Inter American Development Bank (in USD) en de Inter-American Investment Corporation (in USD) is afgenomen als gevolg van koerswijzigingen.

Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen:

Verdragsmiddelen Suriname

Het restant van de verplichting uit hoofde van de Verdragsmiddelen Suriname Schenkingen bedraagt per 31 december 2017 EUR 1,0 miljoen.

8. WNT VERANTWOORDING 2017 MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN

De jaarrekening voor topinkomens staat in het jaarverslag van het moederdepartement, de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V).

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: AFGERONDE EVALUATIE- EN OVERIGE ONDERZOEKEN1 , 2 , 3

1

Duurzame handel en investeringen

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

1.3

Op zoek naar focus en effectiviteit – Beleidsdoorlichting van de Nederlandse inzet voor private sector ontwikkeling 2005–2012

2014

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

1.2

Balanceren tussen koopmanschap en diplomatie – Evaluatie van de Netherlands Business Support Offices 2008–2013

2014

   

1.2

Eindrapport evaluatie «Partners for International Business» (PIB)

2017

   

1.2

Evaluatie van het DIO instrumentarium: DHK, Faciliteit voor NL handel

2017

   

1.3

Investment Climate Facility for Africa

2013

   

1.3

Riding the wave of sustainable commodity sourcing – Review of the Sustainable Trade Initiative IDH

2014

   

1.3

FMO-Massif

2015

   

1.3

Health Insurance Fund

2015

   

1.3

Work in Progress – Evaluation of the ORET Programme: Investing in Public Infrastructure in Developing Countries

2015

   

1.3

Aided trade – An evaluation of the Centre for the Promotion of Imports from Developing Countries (2005–2012)

2015

   

1.3

Evaluation of PUM Netherlands Senior Experts 2012–2015

2016

   

1.3

Evaluation PSOM/PSI

2016

   

1.3

DECP (Employers Cooperation Program)

2017

3

Overig onderzoek

     
   

1.1

Corporate Social Responsibility: the role of public policy. A systematic literature review

2013

   

1.1

Evaluation issues in financing for development: Analysing effects of Dutch corporate tax policy on developing countries

2013

   

1.1

Return on aid for Dutch exports

2014

   

1.1

Directe investeringen: modernisering IBO-beleid

2014

   

1.1

Effecten TTIP voor ontwikkelingslanden

2015

   

1.1

Directe investeringen: UNCTAD- studie rol Nederlandse IBO’s

2015

   

1.1

Betekenis 6 nieuwe bilaterale handelsverdragen

2017

   

1.2

Holland Branding

2013

   

1.3

Public-Private Partnerships in developing countries. A systematic literature review

2013

   

1.3

FMO-A

2014

   

1.3

Schoklandakkoorden

2014

   

1.3

Aid for Trade/ICTSD

2017

   

1.3

Mid-term review of the Transition Facility

2017

   

1.4

DGGF tussentijdse evaluatie

2015

4

Toetsbare beleidsplannen

     

2

Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

2.2

Van infrastructuur naar duurzame impact: beleidsdoorlichting van de Nederlandse bijdrage aan drinkwater en sanitaire voorzieningen (1990–2011)

2012

   

2.3

Met hernieuwde energie – Beleidsdoorlichting van de Nederlandse bijdrage aan hernieuwbare energie en ontwikkeling (2004–2014)

2015

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

2.1

Programma Ondersteuning Producentenorganisaties

2015

   

2.1

Solidaridad

2015

   

2.1

Global Alliance for Improved Nutrition (GAIN)

2017

   

2.1

UNICEF

2017

   

2.2

Aqua for all programma «Building bridges connecting water»

2013

         
   

2.3

Daey Ouwens Fonds

2014

   

2.3

Access to Energy in Rwanda – Impact evaluation of activities supported by the Dutch Promoting Renewable Energy Programme

2014

   

2.3

Energising Development (EnDev II)

2014

   

2.3

Fonds Duurzame Biomassa

2013

   

2.3

Subsidie: Access to Energy Fund (FMO-AEF)

2017

   

2.3

HIVOS Biogas

2017

   

2.3

Tropenbos

2017

3

Overig onderzoek

     
   

2.1

Improving food security: A systematic review of the impact of interventions in agricultural production, value chains, market regulation, and land security

2011

   

2.3

Evaluatie Rio-verdragen (GEO-5)

2012

   

2.3

Evaluatie Interdepartementaal beleidsprogramma biodiversiteit

2012

   

2.3

Renewable Energy: Access and Impact. A systematic literature review of the impact on livelihoods of interventions providing access to renewable energy in developing countries

2013

4

Toetsbare beleidsplannen

     

3

Sociale vooruitgang

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

3.1

Balancing Ideals with Practice – Policy Evaluation of Dutch Involvement in Sexual and Reproductive Health and Rights (2007–2012)

2013

   

3.2

Gender sense & sensitivity: Policy evaluation on women's rights and gender equality (2007–2014)

2015

   

3.3

Beleidsdoorlichting Nederlandse steun aan ontwikkeling van zuidelijke civil society

«Shifting interests, changing relations, support under pressure»

2017

   

3.4

Education matters: Policy review of the Dutch contribution to basic education 1999–2009

2011

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

3.1

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (o.a. Nicaragua, Mali, Bangladesh)

2013

   

3.1

Fonds Product Development Partnerships

2015

   

3.1

Mid-term review Amplify Change

2016

   

3.2

Evaluatie gender-programma’s (MDG3 fonds, nationale actieplannen n.a.v. VN VR 1325; activiteiten gericht op bestrijding geweld tegen vrouwen)

2015

   

3.2

Women in the Frontline 2012–2017

2017

   

3.3

Evaluation of the Dutch support to capacity development: Facilitating resourcefulness (case studies Ghana, SNV, Agriterra, PSO, NCEA)

2011

   

3.3

Vakbondsmedefinancieringsprogramma

2012

   

3.3

Useful Patchwork – Direct Funding of Local NGOs by Netherlands Embassies 2006–2012

2014

   

3.3

Between Ambitions and Ambivalence: Mid-term Evaluation SNV Programme 2007–2015

2014

   

3.3

Investeren in wereldburgerschap – Evaluatie van de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling (NCDO)

2014

   

3.3

MFS 2 evaluatie

2015

   

3.3

Opening doors and unlocking potential: Key lessons from an evaluation of support for Policy Influencing, Lobbying and Advocacy (PILA)

2015

   

3.4

Netherlands Fellowship Programme/ Netherlands Institutional Capacity Development in Higher Education

2012

   

3.4

European Centre for Development Policy Management

Institutional Evaluation

2016

   

3.4

External evaluation of Netherlands Fellowship Programme (NFP II) and Netherlands Initiative for Capacity Building in Higher Education (NPT/NICHE II)

2017

3

Overig onderzoek

     
   

3.3

Civil society, Aid and Development: A cross-country Analysis

2012

4

Toetsbare beleidsplannen

     

4

Vrede en veiligheid voor ontwikkeling

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

4.3

Op zoek naar nieuwe verhoudingen – Evaluatie van het Nederlandse buitenlandbeleid in Latijns-Amerika

2013

   

4.3

Investeren in stabiliteit. Het Nederlandse fragiele statenbeleid doorgelicht

2013

   

4.1

Beleidsdoorlichting van de Nederlandse humanitaire hulp 2009–2014

2015

   

4.2

Beleidsdoorlichting Budget Internationale Veiligheid

2017

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     

3

Overig onderzoek

     
   

4.1

Linking Relief and Development: More than old solutions for old problems?

2013

   

4.1

Joint Evaluation of the Global Logistics Cluster

2012

   

4.1

Dutch Relief Alliance – evaluatie

2017

4

Toetsbare beleidsplannen

4.1

Noodhulp

2017

   

4.3

Opvang in de region

2017

5

Versterkte kaders voor ontwikkeling

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

5.2

Begrotingssteun: Resultaten onder voorwaarden

2013

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

5.1

Working with the World Bank. Evaluation of Dutch World Bank policies and funding (2000–2011)

2013

   

5.2

Evaluation of Dutch Development Cooperation in the Palestinian Territories 2008–2014 – How to Break the Vicious Cycle

2016

   

5.2

An evaluation of the impact of ending aid – The gaps left behind

2016

   

5.2

Deelonderzoeken voor The gaps left behind – Bolivia, Burkina Faso, Guatemala, Nicaragua, Tanzania en Zambia

2016

3

Overig onderzoek

     
   

5.1

Evaluatie over Nederland en de WHO (2011–2015) – Voorkomen is beter dan genezen

2016

   

5.1

One UN (Delivering as one)

2012

   

5.1

Multilateral Effectiveness Review Unicef

2013

   

5.1

Multilateral Effectiveness Review UN Women

2015

   

5.2

Goods things come to those who make them happen: Return of aid for Dutch exports

2014

   

5.2

Autonomy, partnership and beyond, a counterfactual analysis of policy coherence for Ghana

2014

   

5.3

Pilot Circulaire Migratie

2012

4

Toetsbare beleidsplannen

     

BIJLAGE 2: AFKORTINGEN

ADR

Auditdienst Rijk

AfDB

African Development Bank

ACS

Africa, de Cariben en de Stille Oceaan

AIB

Academie voor Internationale Betrekkingen

AIDS

Acquired Immune Deficiency Syndrome

ARC

Adressing Root Causes

AR

Algemene Rekenkamer

AsDB

Asian Development Bank

AU

Afrikaanse Unie

BHB

Breed Handelsberaad

BHOS

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

BIV

Budget Internationale Veiligheid

BMZ

Duitse Federale Ministerie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

BNI

Bruto Nationaal Inkomen

BZ

Buitenlandse Zaken

CBI

Centrum tot Bevordering van Import uit Ontwikkelingslanden

CERF

Central Emergency Response Fund

CETA

Comprehensive Economic and Trade Agreement

CGIAR

Consultative Group for International Agricultural Research

DAC

Development Assistance Committee

DECP

Dutch Employer’s Cooperation Programme

DFID

Department for International Development

DGGF

Dutch Good Growth Fund

DGIS

Directoraat-generaal internationale Samenwerking

DHI

Demonstratieprojecten, Haalbaarheidsstudies en Investeringsvoorbereidingsstudies

DIO

Directie Internationaal Ondernemen

DPA

United Nations Department of Political Affairs

DRA

Dutch Relief Alliance

DRIVE

Development Related Infrastructure Investment Vehicle

DTIF

Dutch Trade and Investment Fund

EAC

Oost-Afrikaanse Gemeenschap

ECHO

Directorate-General for European Civil Protection and Humanitarian Aid Operations

ECOWAS

Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten

EGA

Evironmental Goods Agreement

EKV

Exportkredietverzekering

EPA

Economische Partnerschapsakkoord

ESMAP

Energy Sector Management Assistance Programme

EU

Europese Unie

EZ

Economische Zaken

FAO

Food and Agricultural Organisation of the United Nations

FBK

Fonds ter Bestrijding Kinderarbeid

FDOV

Fonds Duurzame Ontwikkeling en Voedselzekerheid

FIB

Finance for International Business

FLOW

Funding Leadership and Opportunities for Women

FMO

Nederlands Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden

FOM

Faciliteit Opkomende Markten

FP2020

FamilyPlanning2020

G20

Groep van Twintig

GAIN

Global Alliance for Improved Nutrition

GFATM

Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria

GIRE

Gestion Integré des Ressources en Eau

GPEDC

Global Partnership for Effective Development Cooperation

GWW

Ghana Wash Window

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HIPC

Heavily Indebted Poor Countries

HIV

Human Immunodeficiency Virus

IATI

International Aid Transparency Initiative

IBO

Investeringsbeschermingsovereenkomst

IBRD

International Bank for Reconstruction and Development

ICPD

International Conference on Population and Development

ICRC

Internationaal Comité van het Rode Kruis

ICT

Informatie- en Communicatietechnologie

ICTSD

International Centre for Trade and Sustainable Development

IDA

International Development Association

IDB

Inter-American Development Bank

IDF

Infrastructure Development Fund

IDH

Initiatief Duurzame Handel

IFAD

International Fund for Agricultural Development

IFC

International Finance Corporation

IGG

Directie Inclusieve Groene Groei

ILO

Internationale Arbeidsorganisatie

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IMVO

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

IOB

Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie

IOM

Internationale Organisatie voor Migratie

IWRM

Integrated Water Resources Management

KIT

Koninklijk Instituut voor de Tropen

KNVB

Koninklijke Nederlandse Voetbalbond

KvK

Kamer van Koophandel

LEAD

Local Employment in Africa for Development

LHBTI

Lesbiennes, Homoseksuelen, Biseksuelen en Transgenders en mensen met interseksconditie

MDG

Millennium Development Goals

MFS

Medefinanciering Maatschappelijke Organisaties

Mercosur

Mercado Común del Sur

MINUSMA

Multidimensionele Geïntegreerde Stabilisatiemissie van de Verenigde Naties in Mali

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MVO

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

NAP

Nationaal Actieplan

NBSO

Netherlands Business Support Office

NCDO

Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling

NCP

Nationale Contact Punt

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NFP

Netherlands Fellowship Programme

NGO

Niet-Gouvernementele Organisatie

NICHE

Netherlands Initiative for Capacity development in Higher Education

NIO

Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden

NWO

Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

OCHA

United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs

ODA

Official Development Assistance

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OS

Ontwikkelingssamenwerking

P2P

Possible to Profitable fonds

PADINII

Aménagement Delta Interieur du Niger

PAHO

Pan American Health Organization

PIB

Partners for International Business

PILA

Policy Influencing, Lobbying and Advocacy

PPP

Publiek-Private Partnerschappen

PPS

Publiek-Private Samenwerking

PSD

Private Sector Development

PSI

Private Sector Investeringsprogramma

PSNP4

Product Safety Net Programma

PSO

Privatesectorontwikkeling

PSOM

Programma Samenwerking Opkomende Markten

RDPP

Regionale Ontwikkelings- en Beschermingsprogramma

RWT

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak

RVO

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

SAAF

Safe Action Abortion Fund

SDG

Duurzame Ontwikkelingsdoelen

SGVN

Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties

SIB

Starters International Business

SIDA

Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van Zweden

SMART

Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden

SNV

Stichting Nederlandse Vrijwilligers

SRGR

Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten

SSR

Security Sector Reform

TISA

Trade in Services Agreement

TTIP

Transatlantic Trade & Investment Partnership

UNAIDS

Joint United Nations Programme on HIV/AIDS

UNCTAD

United Nations Conference on Trade and Development

UNDP

United Nations Development Programme

UN-DPKO

United Nations Department of Peacekeeping Operations

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNFCCC

United Nations Framework Convention on Climate Change

UNFPA

United Nations Population Fund

UNHCR

United Nations High Commissioner for Refugees

UNICEF

United Nations Children’s Fund

UNICTRAL

United Nations Commission on International Trade

UNIDO

United Nations Industrial Development Organization

UNISDR

United Nations Office for Risk Reduction

UNMAS

United Nations Mine Action Service

UNWOMAN

United Nations Entity for Gender Equality and the Empowerment of Women

UNRWA

United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East

USAID

Agentschap voor Internationale Ontwikkeling van de Verenigde Staten

V&J

Veiligheid en Justitie

VK

Verenigd Koninkrijk

VMP

Vakbondsmedefinancieringsprogramma

VN

Verenigde Naties

VNVR

Veiligheidsraad van de Verenigde Naties

VS

Verenigde Staten van Amerika

WASH

Water, Sanitation and Hygiëne

WB(G)

Wereldbank(groep)

WFF

Water Financing Facility

WFP

Wereldvoedselprogramma

WHO

Wereldgezondheidsorganisatie

WNT

Wet Normering Topinkomens

WODC

Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

WTO

Wereldhandelsorganisatie

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

BIJLAGE 3: SANCTIEBELEID EN MALVERSATIES

In de nota «beheer en toezicht» die in 1998 aan de Tweede Kamer werd voorgelegd, is toegezegd dat het parlement bij de jaarlijkse rekening van het Ministerie van Buitenlandse Zaken geïnformeerd zal worden over de bewezen gevallen van malversaties en de daarbij getroffen sancties respectievelijk de afweging die is gemaakt om geen sanctie te treffen. Ook de informatie over het effect van sancties en het terugvorderen van geld is toegevoegd. In de praktijk worden malversaties als bewezen beschouwd als er zodanig sterke aanwijzingen zijn, dat het bestaan van een malversatie logischerwijs niet ontkend kan worden. Het is dus niet zo dat bij alle gevallen door een uitspraak van de rechter een malversatie als bewezen wordt aangemerkt.

Malversaties

In het jaar 2017 zijn in totaal 24 vermoedens van malversaties gemeld. Vermoedens van malversaties worden altijd onderzocht. Eind 2017 zijn van deze vermoedens nog 14 gevallen in onderzoek. Er zijn nog 2 gevallen uit 2015 en 2 gevallen uit 2014 in onderzoek.

In deze bijlage wordt ingegaan op de gevallen waarbij het onderzoek is afgerond en welke als bewezen malversaties zijn aangemerkt. Hieronder worden de in het jaar 2017 bewezen gevallen van malversaties (7 uit 2017, 1 uit 2016 en 1 uit 2015) beschreven:

2017

Palestijnse Gebieden

Organisatie: Internationale organisatie.

Context: Multidonor programma ten behoeve van water en sanitaire voorzieningen.

Ontdekt: Uit de jaarlijkse accountantscontrole bleek dat er gemalverseerd was met een aanbesteding.

Omvang: EUR 797.009 (Nederlands deel EUR 34.394)

Actie: Op basis van de ontdekking is aanvullend onderzoek gedaan. Uit het aanvullende onderzoek zijn geen verdere malversaties naar voren gekomen. De onrechtmatige uitgaven die gemoeid waren met de foutieve aanbesteding zijn volledig terugbetaald. De betrokken medewerkers zijn ontslagen.

Mozambique

Organisatie: Lokale overheidsorganisatie

Context: Multidonor gezondheidsfonds voor uitvoering van het strategisch plan van het lokale Ministerie van Gezondheid.

Ontdekt: Tijdens de reguliere controle over het jaar 2014 door de lokale rekenkamer kwam naar voren dat er spookmedewerkers op de loonlijst stonden.

Omvang: EUR 94.500 (Nederlands deel EUR 10.127)

Actie: De lokale rekenkamer heeft nader onderzoek verricht; er zijn geen andere gevallen aan het licht gekomen. Er zijn disciplinaire straffen opgelegd door het hoogste rechtsorgaan in Mozambique tegen de medewerkers. De interne controle is verbeterd. De gefraudeerde bedragen zijn teruggevorderd door het lokale Ministerie van Gezondheid op de medewerkers.

Democratische Republiek Congo

Organisatie: Nederlandse NGO.

Context: Activiteit in het kader van vrouwenrechten.

Ontdekt: Tijdens reguliere controlewerkzaamheden werd bij de lokale uitvoerende partij fraude geconstateerd bij het inkoopproces. Binnen het inkoopproces falsificeerde een financiële medewerker facturen door hogere bedragen op te voeren voor zelfverrijking.

Omvang: EUR 11.700.

Actie: De financiële medewerker is ontslagen. De Nederlandse NGO heeft de lokale partij onder verscherpt toezicht geplaatst en er zijn maatregelen genomen om herhaling te voorkomen.

Mali

Organisatie: Lokale NGO.

Context: Activiteit gericht op het verbeteren van onderwijs.

Ontdekt: Binnen de jaarlijkse accountantscontrole kon geen aansluiting worden gemaakt tussen de financiële rapportage en de bewijsstukken.

Omvang: EUR 962.154.

Actie: Op basis hiervan is een diepgaand onderzoek ingesteld. Hieruit bleek dat de interne controlemaatregelen niet werden opgevolgd en bewijsstukken deels waren vervalst. Juridische stappen worden genomen tegen de directeur van de lokale NGO om het gemalverseerde bedrag terug te vorderen.

Burkina Faso, de Comoren, Ghana, Pakistan en Papoea Nieuw-Guinea

Organisatie: Internationale organisatie.

Context: Programma op het gebied van de gezondheidszorg.

Ontdekt: Tijdens de reguliere accountantscontrole binnen het programma is misbruik van fondsen en slecht management van opgeslagen vaccins geconstateerd.

Omvang: EUR 3.181.699 (Nederlands deel EUR 88.967).

Actie: De internationale organisatie stuurt aan op terugbetaling van de gemalverseerde bedragen en scherpt haar auditbeleid verder aan.

Kenia

Organisatie: Internationale organisatie.

Context: Programma’s op het gebied van gezondheidszorg in Afrika.

Ontdekt: Naar aanleiding van een melding van een klokkenluider is onderzoek gedaan. Het onderzoek wees uit dat er gefraudeerd was met facturen.

Omvang: EUR 118.722 (Nederlands deel EUR 5.050).

Actie: De internationale organisatie heeft diverse maatregelen genomen; het gefraudeerde bedrag is teruggevorderd en de betrokken medewerker is ontslagen. Er is aangifte gedaan bij de lokale autoriteiten. Hiernaast zijn de interne controles aangescherpt en is de regionale afdeling onder verscherpt toezicht van het hoofdkantoor geplaatst.

Liberia

Organisatie: Internationale organisatie.

Context: Programma op het gebied van veiligheid en rechtsorde.

Ontdekt: Bij de kascontrole naar aanleiding van een plotseling vertrek van een lokale medewerker bleek geld ontvreemd te zijn.

Omvang: EUR 7.875.

Actie: Er is lokaal aangifte gedaan en deze wordt door de organisatie opgevolgd. Verbeterde interne controle is ingesteld. De internationale organisatie neemt de kosten van de fraude voor haar eigen rekening.

2016

Malawi

Organisatie: Internationale organisatie.

Context: Fonds gericht op gezondheidszorgprojecten.

Ontdekt: Bij de beoordeling van aanvragen voor het fonds merkte een medewerker op dat een zestal aanvragen sterke overeenkomsten hadden.

Omvang: EUR 12.536 (Nederlands deel EUR 3.130).

Actie: Nader onderzoek toonde aan dat de aanvragen van één bron afkomstig waren. Onderliggende documenten ten behoeve van de aanvragen waren opzettelijk vervalst. De fondsen voor een aanvraag waren reeds toegekend. Per direct is tot beëindiging van deze toekenning overgegaan.

2015

Bangladesh

Organisatie: Internationale organisatie.

Context: Multidonor programma ten behoeve van de gezondheidssector.

Ontdekt: Er zijn door de internationale organisatie signalen opgevangen met betrekking tot het niet naleven van aanbestedingsregels.

Omvang: EUR 720.000 (Nederlands deel kan niet worden vastgesteld).

Actie: Nader onderzoek bevestigde dat 5 medewerkers geld hadden ontvangen van de gecontracteerde partijen. Het geld was bedoeld om de medewerkers te beïnvloeden in de opdrachtverlening. De internationale organisatie heeft diverse maatregelen aangekondigd, zoals het terugvorderen van de ten onrechte ontvangen bedragen en uitbreiding van controles bij aanbestedingen.

Overzicht lopende sanctiemaatregelen

In het onderstaande overzicht wordt informatie verstrekt over de nog lopende sanctiemaatregelen op bewezen malversaties uit eerdere jaren. Het ministerie monitort de uitvoering van het sanctiebeleid. Om de resultaten van het sanctiebeleid te bereiken is vaak veel tijd nodig. Met name waar afhankelijkheid van lokale rechtssystemen noodzakelijk is.

Jemen

Organisatie: Lokale overheidsorganisatie.

Vordering: EUR 1.473.431.

Stand van zaken: Ondanks dat twee schriftelijke herinneringen zijn verstuurd en mondeling is gesproken met de organisatie, heeft deze niet betaald.

Aanvullende maatregelen: Vanwege de verslechterde veiligheids- en politieke situatie in Jemen is de ambassade sinds februari 2015 in Sana’a gesloten. Deze opereert vanuit het ministerie in Den Haag. Als gevolg van de situatie in Jemen staat de economie op het randje van ineenstorting en ondervindt het betalingsverkeer ernstige problemen. Desondanks heeft de ambassade zich ten doel gesteld de vordering maximaal te handhaven. De mogelijkheden daartoe worden pas na terugkeer van de post in Jemen gezien. Meerdere landen ervaren problemen met de terugbetaling van schulden en/of vorderingen. Deze zijn geïnventariseerd en op de agenda van de Club van Parijs geplaatst.

Oeganda

Organisatie: Lokale organisatie.

Vordering: EUR 15.000.

Stand van zaken: Het Safe Action Abortion Fund (SAAF) zal extra financiële- en administratieve controles uitvoeren. In 2018 wordt de afwikkeling verwacht. De vordering op SAAF wordt door Nederland gemonitord.

India

Organisatie: Indiase onderneming.

Vordering: EUR 1.200.000.

Stand van zaken: Het gerechtshof in India heeft vorig jaar bericht dat de zaak voor onbepaalde tijd ambtshalve is uitgesteld en dat afwikkeling nog geruime tijd kan duren. Er zit nog geen voortgang in de afwikkeling. De ambassade in New Delhi monitort deze zaak.

Bangladesh

Organisatie: Lokale organisatie.

Vordering: EUR 398.000.

Stand van zaken: Op een door de ambassade Dhaka en Zweden opgestelde brief heeft de lokale organisatie gereageerd. Deze reactie gaat echter onvoldoende in op de gefraudeerde bedragen en terugbetaling hiervan. Recentelijk hebben de ambassade Dhaka en Zweden het schriftelijk onder de aandacht gebracht van het lokale toezichthoudend overheidsorgaan. De lokale organisatie is dringend verzocht tot terugbetaling over te gaan. De ambassade in Dhaka blijft de zaak monitoren.

Oeganda

Organisatie: Lokale organisatie.

Vordering: EUR 67.000.

Stand van zaken: Als penvoeder van de donoren heeft de Deense ambassade in april 2016 een brief ontvangen van de Uganda Police Criminal Intelligence Department met het verzoek of zij een afschrift van het auditrapport konden krijgen. De Deense ambassade blijft druk voeren op de politie het onderzoek af te ronden en een besluit te nemen of tot gerechtelijke vervolging wordt overgegaan.

Oeganda

Organisatie: Lokale organisatie.

Vordering: EUR 17.223.

Stand van zaken: Begin 2016 werd de zaak voorgelegd aan de openbaar aanklager (Directorate of Public Prosecution-DPP). Als penvoerder van de donoren blijft de Deense ambassade druk uitvoeren op DPP om de zaak zo spoedig mogelijk te behandelen. In 2017 heeft de lokale organisatie twee gedeeltelijke terugbetalingen gedaan aan het fonds. In 2018 wordt de laatste terugbetaling verwacht.

Nicaragua

Organisatie: Nederlandse NGO.

Vordering: EUR 51.350.

Stand van zaken: De rechtszaak tegen de betrokken lokale organisatie is door de NGO gestaakt wegens gebrek aan voortgang. De Nederlandse NGO betaalt de vordering uit eigen middelen.

Somalië

Organisatie: Internationale organisatie.

Vordering: Ca. EUR 3 miljoen.

Stand van zaken: De internationale organisatie heeft het gefraudeerde bedrag voor een groot deel teruggevorderd. Nederland blijft de zaak monitoren.

BIJLAGE 4: TOELICHTING OP STREEFWAARDEN EN INDICATOREN MOTIE-SMALING C.S.

Indicator Private sector-ontwikkeling (PSD): Aantal banen ondersteund door PSD-programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)

Ontwikkeling van bedrijfsleven in lage- en middeninkomenslanden is van belang om de grondoorzaken van armoede, migratie en klimaatverandering aan te pakken. Succesvolle bedrijfsontwikkeling resulteert in meer en betere banen. Op basis van internationale afspraken is de monitoring van werkgelegenheid gericht op het aantal gecreëerde of behouden «directe» banen in ondernemingen die worden ondersteund door programma’s voor private sector ontwikkeling. Dit zijn banen in ondernemingen die via programma’s voor bedrijfsontwikkeling worden ondersteund.

Doordat in de rapportageperiode meer programma’s op deze aggregeerbare resultaatindicator konden rapporteren werd de streefwaarde van 160.000 ruimschoots overtroffen met een realisatie van 217.000 ondersteunde banen. De lagere streefwaarde voor 2020 houdt rekening met een verwachte afname in de projectontwikkeling op het resultaatgebied van bedrijfsontwikkeling. Dit komt doordat verschillende programma’s voor bedrijfsontwikkeling ten einde lopen in de periode 2017–2020. Tevens zullen bepaalde programma’s voor bedrijfsontwikkeling, zoals het Nederlandse Centrum tot Bevordering van Import uit ontwikkelingslanden (CBI), naar aanleiding van externe evaluatie hun focus verschuiven naar kleinere MKB-ondernemingen en naar armere landen en fragiele staten. Hier zal de Nederlandse inzet op minder of kleinere ondernemingen worden ingezet. Daar staat tegenover dat het Dutch Good Growth Fund het aantal transacties met Nederlandse en lokale bedrijven in de komende jaren zal kunnen verhogen.

Indicator Private sector-ontwikkeling (PSD): Aantal bedrijven (Nederlandse en lokale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening

Ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden is van belang om de grondoorzaken van armoede, migratie en klimaatverandering aan te pakken. Nederland steunt het opstarten en de groei van ondernemingen met advies en financiële middelen. De voortgang van deze bedrijfsontwikkeling wordt gemeten met het aantal plannen van bedrijven voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden die zijn ondersteund door Nederlandse programma’s voor private sector ontwikkeling.

Doordat meer programma’s in de rapportageperiode konden rapporteren op deze aggregeerbare resultaatindicator dan voorzien en programma’s zoals het Dutch Good Growth Fund hun investeringen in het midden- en kleinbedrijf konden vergroten, is het aantal gerealiseerde bedrijfsplannen voor investering of handel in de rapportageperiode twee keer zo hoog uitgevallen als de streefwaarde voor 2017 van 2.250. Van het totaal van de 5.576 gerealiseerde plannen voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden die werden ondersteund zijn er 769 van Nederlandse en 4.807 van lokale of andere ondernemingen.

Het aantal ontwikkelde projecten voor bedrijfsontwikkeling zal in de periode 2017–2020 afnemen. Dit komt vooral doordat programma’s in deze periode aflopen. Ook zijn er programma’s waarvan de projecten een langere doorlooptijd hebben, waardoor resultaten deels later gerealiseerd worden. Daarnaast zal het Nederlandse Centrum voor Bevordering van Import uit ontwikkelingslanden (CBI) zich naar aanleiding van externe evaluatie in 2016 meer richten op armere landen en fragiele staten. Dit zal naar verwachting in deze landen een kwaliteitsverbetering opleveren, omdat meer diepgaande en langlopende ondersteuning van de bedrijfsontwikkeling zal worden geboden. Dat betekent wel dat aan minder bedrijven ondersteuning kan worden verstrekt.

Indicator voedselzekerheid: Aantal mensen met verbeterde inname van voedsel

Nederland streeft ernaar om tussen nu en 2030 een einde te maken aan de ondervoeding van 32 miljoen mensen (met name kinderen). Elk jaar bereiken de voedingsprogramma’s gesteund door Nederland direct tientallen miljoenen volwassenen en kinderen. Uiteindelijk zullen die inspanningen (gericht op verbetering van voedselinname, toegang tot voedsel en de bestendigheid van de voedselvoorziening) een einde moeten maken aan ondervoeding. Om de voortgang te monitoren houdt Nederland het aantal mensen (met name kinderen) bij dat direct is behandeld voor (ernstige) ondervoeding, dan wel aanvullende voeding, extra vitamines en/of een ontwormingskuur heeft ontvangen. Als gevolg daarvan is de voedselinname van deze mensen verbeterd ten opzichte van gevallen waarin niet werd ingegrepen.

In de rapportageperiode werden 33,7 miljoen ondervoede mensen direct bereikt middels door Nederland gefinancierde en specifiek op voeding gerichte interventies. Bij 15,5 miljoen daarvan was het effect van de interventie zodanig dat er sprake was van een betere voedselinname ten opzichte van een denkbeeldige situatie zonder die interventie. Het betrof activiteiten zoals het toedienen van therapeutische voeding, verschaffen van voedingssupplementen, extra vitamines en mineralen en diversificatie van het voedselpakket. De overige groep werd met een ander type activiteiten bereikt, bijvoorbeeld met voorlichting, advies en aanbod van beter voedsel, waarbij niet zeker (maar ook niet uitgesloten) is of dit heeft geleid tot betere voedselinname.

De geschatte streefwaarde van 10 miljoen te bereiken mensen is aan de lage kant gebleken. Op dat moment hadden we nog weinig ervaring met grotere voedingsprogramma’s, zoals van UNICEF, en was nog onduidelijk in hoeverre die in staat zouden zijn om op te schalen. De streefwaarden voor 2018 en 2020 lijken realistisch aangezien er de komende jaren nog geïntensiveerd zal worden op het terrein van voeding.

Indicator voedselzekerheid: Aantal boeren met toegenomen productiviteit en inkomen

Nederland streeft ernaar om de productiviteit en/of de inkomsten van 8 miljoen boerenbedrijven in 2030 te hebben verdubbeld. Door Nederland gesteunde activiteiten gericht op groei binnen de landbouw bereiken elk jaar direct miljoenen boerenbedrijven. De geconsolideerde effecten van die steun (gericht op hogere productiviteit en inkomsten, markttoegang en de bestendigheid van het boerenbedrijf) moeten op termijn leiden tot een einde aan de rurale armoede.

Om de voortgang te monitoren houdt Nederland het aantal boeren bij dat hun productiviteit en/of inkomsten aantoonbaar heeft verbeterd als gevolg van ontvangen training, advies, technologie, financiële diensten, input, infrastructuur en organisatorische steun. In de rapportageperiode werden 7,4 miljoen kleinschalig producerende boer(inn)en direct bereikt middels door Nederland gefinancierde landbouwinterventies. Bij 1,95 miljoen daarvan was het effect van de interventie zodanig dat er sprake was van een toename van productiviteit en daaraan gerelateerd inkomen ten opzichte van een denkbeeldige situatie zonder die interventie. Het betrof bijvoorbeeld activiteiten gericht op het verschaffen van beter uitgangsmateriaal, landbewerking, bodembemesting, gewasbescherming en toegang tot markten. De overige groep werd op dezelfde manier bereikt, maar informatie over effecten op productiviteit en inkomen ontbreekt, zodat niet zeker is (maar ook niet uitgesloten) dat die daadwerkelijk zijn toegenomen.

De geschatte streefwaarde van 4,5 miljoen is aan de hoge kant gebleken. Dit komt doordat de mogelijkheden om daadwerkelijke stijging van productiviteit en inkomen aan te tonen te optimistisch zijn ingeschat. Het blijkt dat in veel gevallen wel aannemelijk is dat productiviteit en inkomen zullen zijn toegenomen, maar dat niet altijd studies of steekproeven voorhanden zijn om dat ook aan te tonen. Er zal de komende jaren nog meer nadruk worden gelegd op het beter in beeld brengen van deze effecten. De verwachting is dat daarmee streefwaarden voor 2018 en 2020 gerealiseerd kunnen worden.

Indicator voedselzekerheid: Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt

Nederland is voornemens om tussen nu en 2030 7,5 miljoen hectare landbouwgrond te helpen converteren naar duurzaam gebruik. De geconsolideerde effecten van die steun, die zijn gericht op efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen, stroomgebied- en landschapsbeheer en agro-ecologische bestendigheid, moeten uiteindelijk leiden tot een transitie naar duurzaam landgebruik. Om de voortgang te monitoren houdt Nederland het aantal hectare landbouwgrond bij dat is bewerkt met methodes die de opbrengst per natuurlijke hulpbron (bijv. water, (kunst)mest, bodem) aantoonbaar vergroten.

In de rapportageperiode zijn 1,36 miljoen hectare land direct bereikt middels door Nederland gefinancierde landgebruiksinterventies. Bij 370.000 miljoen daarvan was het effect van de interventie zodanig dat er sprake was van een ecologisch duurzamer (eco-efficiënter) gebruik. Het betreft programma’s gericht op geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer, waterefficiëntie, erosiebestrijding en rehabilitatie van gedegradeerd land. Het overige areaal van ca. 1 miljoen hectare werd met dezelfde soort activiteiten bereikt, maar informatie over toepassing/effect ontbreken hier, zodat niet zeker is (maar ook niet uitgesloten) dat de ecologische duurzaamheid van het landgebruik daadwerkelijk is toegenomen.

De geschatte streefwaarde van 3 miljoen hectare is aan de hoge kant. Zowel het mogelijk te bereiken aantal hectare, als de mogelijkheden om daadwerkelijke toename van de ecologische duurzaamheid van het landgebruik aan te tonen zijn te optimistisch ingeschat. De aandacht zal uitgaan naar opschalen van het bereik en het beter in beeld brengen van de effecten daarvan. De (bijgestelde) verwachting is dat het eerste zal worden gerealiseerd. Echter, het vaststellen van daadwerkelijk toegenomen ecologische duurzaamheid is methodologisch lastig, onder meer omdat hierover in internationaal verband nog geen overeenstemming bestaat. De verwachting is daarom dat de streefwaardes voor 2018 en 2020 hooguit voor 50% zullen worden gerealiseerd.

Indicator water: Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron

Toegang tot veilig drinkwater is essentieel met het oog op gezondheid en heeft raakvlakken met onder andere onderwijs, gender en voeding. Het terugdringen van aan water gerelateerde ziekten draagt ook bij aan betere onderwijsparticipatie, productiviteit en afname van kosten voor gezondheidszorg.

Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron is één van de kernindicatoren voor de mate waarin door Nederland gefinancierde programma’s bijdragen aan het bereiken van dit resultaat. De indicator dekt niet alle aspecten, want bijv. duurzaamheid van de dienstverlening, waterkwaliteit en het terugdringen van ongelijkheid worden hier niet mee gemeten. Begin 2017 is de nieuwe water, sanitatie en hygiëne (WASH) strategie goedgekeurd voor de periode 2017–2030. Hierin is een langjarige doelstelling voor drinkwater opgenomen (30 miljoen mensen in de periode 2017–2030). Toegang tot lokale financiering is een belangrijke factor voor duurzame uitbreiding van dienstverlening. In bijvoorbeeld Kenia is met dat doel het opzetten van een financieringsmechanisme gestimuleerd dat geld uit lokale pensioenfondsen gaat mobiliseren.

Het aantal personen dat toegang kreeg tot een verbeterde waterbron is 2.504.187. Dit is ruim boven de streefwaarde van 1 miljoen personen. De streefwaarde was conservatief gesteld, omdat er gedurende 2016 gewerkt werd aan een nieuwe beleidsnotitie op het gebied van drinkwater, sanitatie en hygiëne. In afwachting van de nieuwe strategie zijn er geen grote nieuwe programma’s opgestart. De toerekening van met name IDA (WereldBank) bleek echter hoger uit te vallen dan gedacht. Gedurende 2018 zal het monitoringssysteem voor de nieuwe WASH strategie verder uitgewerkt worden.

Indicator water: Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden

Het aantal mensen met toegang tot een verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden is de andere kernindicator voor de mate waarin door Nederland gefinancierde programma’s bijdragen aan het bereiken van de resultaten van de WASH-strategie.

Het aantal personen dat toegang kreeg tot verbeterde sanitatie is 2.440.175 personen. Dit is ruim boven de doelstelling van 1,5 miljoen mensen. Deze doelstelling was conservatief gesteld, omdat er gedurende 2016 gewerkt werd aan een nieuwe beleidsnotitie op het gebied van drinkwater, sanitatie en hygiëne. In afwachting van de nieuwe strategie zijn er geen grote nieuwe programma’s opgestart. De toerekening van het met name het IDA (WereldBank) programma was echter hoger dan verwacht. Gedurende 2018 zal het monitoringssysteem voor de nieuwe WASH strategie verder uitgewerkt worden.

Indicator water: Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s

Waterschaarste, overstromingen en slechte waterkwaliteit bepalen in belangrijke mate sociale en economische ontwikkeling en kunnen een belangrijke factor zijn voor armoede en conflicten. Het verbeteren van de efficiëntie van het gebruik van water en het verbeteren van (grensoverschrijdend) waterbeheer zijn essentieel om de beperkte watervoorraden eerlijk te verdelen tussen verschillende gebruikers, sectoren en landen. Water is essentieel voor het menselijk leven, voedselproductie en energievoorziening. Meer waterzekerheid maakt mensen beter bestand tegen de gevolgen van klimaatverandering.

Ruim 2 miljard mensen wonen in gebieden met waterschaarste. 1,8 miljard mensen gebruiken een drinkwaterbron die vervuild is met faeces, waardoor ze risico lopen op infectieziekten (bron: WHO/UNICEF 2015). Naar schatting 90% van de natuurrampen is gerelateerd aan water (bron: UNISDR 2015). Als gevolg van klimaatverandering zullen in toenemende mate mensen wegtrekken uit droge gebieden.

Nederland geeft via een groot aantal partners steun aan verbeterd waterbeheer. Daarbij wordt gewerkt aan o.a. wetgeving, institutionele ontwikkeling en capaciteitsontwikkeling. Ook wordt steun verleend aan het opstellen en uitvoeren van plannen voor waterbeheer. Ruim 10,2 miljoen mensen in Azië en Afrika hebben direct baat gehad bij de door Nederland gefinancierde projecten voor verbeterd stroomgebied beheer en veilige delta’s. Voorbeelden van activiteiten die werden uitgevoerd zijn bescherming tegen overstroming, bescherming tegen droogte door aanleg van irrigatie- en drainagesystemen en bescherming van het stroomgebied. Belangrijkste uitvoerders zijn de Wereldbank en de Asian Development Bank. Ook via de bilaterale programma’s in Bangladesh, Kenia en Mali is aan dit resultaat bijgedragen. Institutionele ondersteuning verliep via organisaties zoals het Global Water Partnership, Water Integrity Network en Watershed.

Het behaalde resultaat is ruim hoger dan de streefwaarde van 3 miljoen te bereiken mensen. Dit komt omdat de streefwaarde was gebaseerd op resultaten uit het verleden. Via een programma met de Asian Development Bank en het programma in Mali worden meer mensen bereikt dan van tevoren werd ingeschat. Het is te verwachten dat ook in 2018 en 2020 een hoger aantal mensen zal worden bereikt. Er zijn geen wijzigingen in beleid en uitvoering.

Indicator klimaat: Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie

Bij de aanpak van klimaatverandering neemt de overgang van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energie een centrale plaats in. De voornaamste groei in energiegebruik en daaraan gerelateerde CO2-emissies vindt plaats in ontwikkelingslanden, waar nog steeds meer dan een miljard mensen geen elektriciteit heeft en 3 miljard mensen koken op (vervuilend) houtvuur, met grote gevolgen voor de volksgezondheid als ongewenst neveneffect. Toegang tot hernieuwbare energie is belangrijk voor welzijn, economische ontwikkeling en sociale vooruitgang. Nederland geeft daarom binnen het klimaatbeleid prioriteit aan investeringen in hernieuwbare energie in lage inkomenslanden.

Het doel is om tot 2030 in totaal 50 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie te bieden. Nederland heeft in totaal 2,7 miljoen mensen toegang geboden tot hernieuwbare energie. Dit is hoger dan de streefwaarde van 2,3 miljoen mensen. Het totaal aantal mensen dat sinds 2015 is bereikt komt op 4,6 miljoen mensen.

Het kabinet investeerde in directe toegang tot hernieuwbare energie op huishoudniveau via Energising Development, het Afrika Biogas Programma, en het Access to Energy Fund van FMO. Nederland financierde programma’s van de Wereldbankgroep zoals Lighting Africa, Scaling Solar en Energy Sector Management Assistance Programme (ESMAP), die overheden van ontwikkelingslanden ondersteunen bij hun energiebeleidsontwikkeling en uitvoering. Het Lighting Africa-programma van IFC, dat landen helpt een markt te ontwikkelen voor zonnelampen en kleine zonne-energiesystemen, droeg voor het eerst bij aan de hernieuwbare energie resultaten van het Ministerie, waardoor de jaarresultaten hoger uitvallen dan de streefwaarde.

De resultaten geven geen aanleiding tot bijstellen van het beleid op hernieuwbare energie. Wel vraagt de 50 miljoen doelstelling om een sterke groei van de jaarlijkse resultaten. Om dit te bereiken zal het kabinet vaker gebruik gaan maken van zgn. «resultaatgerichte financiering» waarbij de hoogte van de bijdrage varieert met de omvang van de werkelijk behaalde resultaten.

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid

De Nederlandse inspanningen voor vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn gericht op het tegengaan van geweld tegen vrouwen, het vergroten van de politieke deelname en leiderschap van vrouwen, het verbeteren van de economische positie van vrouwen en het vergroten van hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw. In totaal 103 verbeteringen in de randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid zijn gerealiseerd dankzij door Nederland gefinancierde programma’s. Hiermee is de streefwaarde van 100 behaald. Voor ieder van de Nederlandse doelstellingen wordt hieronder aangegeven wat het resultaat is geweest en worden enkele concrete voorbeelden gegeven.

Geweld tegen vrouwen en meisjes is een probleem dat op drie niveaus moet worden aangepakt: wetgeving en beleid, regelgeving en handhaving, en gemeenschappen en de samenleving als geheel waar normen en gebruiken dit sociale onrecht gedogen en in stand houden. Vrouwenorganisaties in Mozambique hebben de overheid gesteund bij het ontwikkelen van maatregelen om kindhuwelijken te voorkomen en discriminatoire bepalingen uit het familierecht te verwijderen. In Afghanistan, Ghana, Myanmar, Pakistan en Rwanda zijn vrouwenrechtenorganisaties bezig met bewustmaking, dienstverlening en lobby voor effectieve wetgeving. In Afghanistan, Ghana, Myanmar en Rwanda zijn vrouwenrechtenorganisaties bezig met bewustmaking, dienstverlening en lobby voor effectieve wetgeving. In Bolivia hebben maatschappelijke organisaties ervoor gezorgd dat gender-gerelateerd geweld strafbaar werd gesteld.

Politieke deelname en leiderschap van vrouwen vereisen een omgeving die vrouwen en mannen gelijke kansen biedt. Tijdens de rapportageperiode zijn 44 verbeteringen in de randvoorwaarden waargenomen, zoals bijvoorbeeld aanpassing van de lokale kieswet en de invoer van quotasystemen. In Myanmar hebben vier maatschappelijke organisaties voor het eerst progressieve vrouwelijke volksvertegenwoordigers betrokken bij discussies over de verantwoordelijkheid van de staat met betrekking tot vrouwenrechten. In Oost-Timor nam het aantal vrouwelijke kandidaten bij lokale verkiezingen met een factor twintig toe, dankzij veranderingen in de lokale kieswet. In Bangladesh werden vrouwelijke leiders van elf inheemse groepen samen met lokale politici en journalisten voorgelicht over bestuurssystemen, waardoor zij met meer kennis en zelfvertrouwen konden deelnemen aan politieke besluitvorming.

Het verbeteren van de economische positie van vrouwen vergt inzet op verschillende niveaus en in verschillende sectoren. van lokale overheden, publieke en private dienstverleners en van werkgevers is essentieel voor het scheppen van een omgeving waarin vrouwen een fatsoenlijk inkomen kunnen verdienen en hun economische potentieel kunnen waarmaken.De betrokkenheid van lokale overheden, publieke en private dienstverleners en werkgevers is essentieel voor het scheppen van een omgeving waarin vrouwen een fatsoenlijk inkomen kunnen verdienen en hun economische potentieel kunnen waarmaken. In Vietnam worden 5.000 vrouwelijke rijstboeren gesteund bij het verbeteren van de teelttechniek. In Bangladesh, Ghana en Rwanda worden vrouwelijke boeren ondersteund om groepen te vormen. Het programma ondersteunt hen bij het verkrijgen van landeigendomspapieren, bij het opzetten van marktverenigingen of de uitoefening van leiderschapstaken in de lokale gemeenschap. In samenwerking met de lokale overheid wordt gewerkt aan maatregelen die de last van onbetaalde zorgarbeid voor vrouwen helpen verlichten. In Vietnam steunt het programma 5.000 vrouwelijke rijstboeren bij het verbeteren van de teelttechniek. In Bangladesh, Pakistan, Ghana en Rwanda heeft FLOW zo'n 20.000 vrouwelijke boeren ondersteund om groepen te vormen. Het programma ondersteunt hen bij het verkrijgen van landeigendomspapieren, bij het opzetten van marktverenigingen of de uitoefening van leiderschapstaken in de lokale gemeenschap. In samenwerking met de lokale overheid wordt gewerkt aan maatregelen die de last van onbetaalde zorgarbeid voor vrouwen helpen verlichten.

Nederland droeg in de rapportageperiode bij aan het vergroten van de rol van vrouwen in conflictoplossing en wederopbouw door steun aan maatschappelijke organisaties die vrouwen stimuleert in hun lokale vredeswerk en deelname aan formele vredesonderhandelingen. In een trainingsprogramma in Afghanistan hebben 140 militaire en civiele vredeshandhavers geleerd om seksueel geweld te herkennen, het te helpen voorkomen en hulp te bieden aan de slachtoffers. Daarnaast heeft Nederland senior genderexperts gedetacheerd bij de VN-vredesmissies in de Democratische Republiek Congo en Mali om daarbij te dragen aan de ontwikkeling en uitvoering van training en analyses op het gebied van gender en militaire operaties. De VN-missie stelt vrouwen en vrouwennetwerken door middel van trainingen en workshops beter in staat om een actieve rol te spelen in het vredesproces.

Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid

Het gaat in dit kader om de capaciteit bij maatschappelijke organisaties voor het ondernemen van actie voor vrouwenrechten en gendergelijkheid, het boeken van concrete resultaten, het samenwerken met externe stakeholders, en het creëren van, en werken op grond van, een sterke identiteit. De organisaties beogen de politieke en economische zeggenschap van vrouwen te vergroten evenals hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw en geweld tegen vrouwen tegen te gaan. Mede dankzij door Nederland gefinancierde programma’s zijn 113 maatschappelijke organisaties versterkt in hun capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Hiermee is de streefwaarde van 50 ruimschoots behaald. Hieronder wordt aangegeven wat de resultaten waren en worden enkele concrete voorbeelden gegeven.

Op het gebied van vrouwenrechten bieden de meeste organisaties niet alleen opvang aan slachtoffers, maar werken ze ook samen met de zorgsector en politie om hun kennis en de kwaliteit van dienstverlening te verbeteren. Sommige geven voorlichting aan vrouwen over hun rechten, terwijl andere zich op mannen en jongens richten. Een project in Bolivia heeft kunstenaars uitgenodigd om door heel La Paz muurschilderingen te maken die geweld tegen vrouwen en meisjes veroordelen.

Politieke deelname en leiderschap van vrouwen vereisen een omgeving die vrouwen en mannen gelijke kansen biedt. 75 maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de representatie van vrouwen in de lokale politiek werden door Nederland gesteund. Kandidaten zijn getraind in communicatieve vaardigheden en campagnestrategieën, met positieve resultaten in acht landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Als gevolg daarvan is het aantal vrouwelijke kandidaten én het aantal gekozen vrouwen gestegen.

68 maatschappelijke organisaties (waarvan een aantal ook werkten op politieke deelname en leiderschap) werkten met Nederlandse steun op lokaal gebied aan het verbeteren van de economische positie van vrouwen, onder meer door te pleiten voor betere werkomstandigheden en toegang tot markten, door technologie en krediet te faciliteren en de vorming van verenigingen en coöperaties te steunen. Behalve technische steun geven zij vrouwen ook voorlichting over hun rechten en helpen ze hen bij het verkrijgen van markttoegang, training of krediet. Andere maatschappelijke organisaties werken samen met werkgevers uit de particuliere sector om de werkomstandigheden voor vrouwen te verbeteren, onder andere door ongewenste intimiteiten en geweld op de werkvloer te bestrijden. Behalve technische steun geven zij vrouwen ook voorlichting over hun rechten en helpen ze hen bij het verkrijgen van markttoegang, training of krediet. Andere maatschappelijke organisaties werken samen met werkgevers uit de particuliere sector om de werkomstandigheden voor vrouwen te verbeteren, onder andere door ongewenste intimiteiten en geweld op de werkvloer te bestrijden. In Vietnam steunt het programma 5.000 vrouwelijke rijstboeren bij het verbeteren van de teelttechniek. In Bangladesh, Pakistan, Ghana en Rwanda heeft FLOW zo'n 20.000 vrouwelijke boeren ondersteund om groepen te vormen. Het programma ondersteunt hen bij het verkrijgen van landeigendomspapieren, bij het opzetten van marktverenigingen of de uitoefening van leiderschapstaken in de lokale gemeenschap. In samenwerking met de lokale overheid wordt gewerkt aan maatregelen die de last van onbetaalde zorgarbeid voor vrouwen helpen verlichten.

Vier maatschappelijke organisaties droegen met Nederlandse steun het afgelopen rapportagejaar bij aan het vergoten van de rol van vrouwen in conflictoplossing en wederopbouw. Zo ondersteunt Nederland samen met UN Women het werk van het Yemeni Women’s Pact door het faciliteren van dialoog en gesprekken met de speciale gezant van de secretaris-generaal van de VN voor Jemen.

Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIV: Aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden

Het aantal meisjes en vrouwen dat toegang heeft tot voorbehoedmiddelen, moderne anticonceptie, is één van de vier aandachtsgebieden van het Nederlandse SRGR beleid. Toegang tot en gebruik van moderne anticonceptie ondersteunt de seksuele en reproductieve gezondheid van mensen en stelt mensen beter in staat te bepalen wanneer en hoeveel kinderen zij willen krijgen. Deze indicator geeft de toename aan van het aantal mensen dat family-planning producten gebruikt. Om de toename van het aantal meisjes en vrouwen dat toegang heeft tot moderne anticonceptie te meten hanteert het ministerie de data van het internationale initiatief FamilyPlanning2020 (FP2020).

Het ministerie rapporteert over 2017 met gegevens over de financiële gegevens van 2015, omdat 2015 het laatste jaar is waarvan FP2020 het overzicht van de totale uitgaven beschikbaar heeft op moment van aanleveren. Deze financiële gegevens zijn nodig om te bepalen welk aandeel Nederland heeft in de resultaten van dit internationale initiatief. De Nederlandse bilaterale bijdrage aan FP2020 in 2015 was USD 165,8 miljoen. De totale uitgaven in 2015 bedroegen USD 2,623 miljard. De Nederlandse bijdrage komt hiermee uit op 6,32% van de totale uitgaven.

Volgens FP2020 gebruiken in 2017 309 miljoen vrouwen en meisjes moderne anticonceptie, een toename van EUR 38,8 miljoen ten opzichte van 2012. Op basis van de Nederlandse bijdrage van 6,32% is de Nederlandse bijdrage aan deze toename (38,8 miljoen x 6,32% =) EUR 2.420.560 miljoen. Dit ligt ca. 580.000 onder de streefwaarde van 3 miljoen voor 2017.

FP2020 rapporteert jaarlijks over de voortgang van doelstellingen op het gebied van Family-planning. Daarbij wordt de doelstelling van 120 miljoen extra meisjes en vrouwen met toegang tot moderne anticonceptie gehanteerd. De realisatie tot nu toe van EUR 38,8 miljoen blijft achter op de benodigde trend om de doelstelling te behalen. Redenen zijn een gebrek aan beschikbare financiële middelen en het ontbreken van adequate toeleveringskanalen. Door het achterblijven van de internationale FP2020 resultaten valt ook de Nederlandse bijdrage lager uit dan beoogd. Nederland neemt de FP2020 informatie en kennis mee in de dialoog met onder meer UNFPA en internationale NGO’s met als doel om tot extra inspanningen te komen om zodoende de internationale doelstelling van 120 miljoen wel te kunnen behalen.

Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) en HIV: Tevredenheid van de SRGR-partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen in hun focuslanden

Op het gebied van seksuele gezondheid en rechten is, vanuit het perspectief van universele mensenrechten, specifieke aandacht noodzakelijk voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen, zoals jongeren, kindbruiden, vrouwen die een abortus willen of hebben gehad, drugsgebruikers, sekswerkers en mannen die seks hebben met mannen. Het ontbreken van rechten en dienstverlening voor deze groepen heeft een onevenredig negatieve invloed op duurzame ontwikkelingsdoelstellingen ten aanzien van moedersterfte en HIV.

Om inzicht te krijgen in de mate waarin barrières voor de genoemde doelgroepen zijn weggenomen is in juli 2017 een online enquête ingevuld door de SRGR partnerschappen (Down to zero, Get up speak out, Health systems advocacy, Her choice, Jeune S3, More than brides, PITCH, Right here right now, Yes I do en Bridging the gaps II). De enquête is in 2017 voor het eerst afgenomen, en de resultaten dienen hierdoor te worden gezien als referentiewaarde. In de enquête werden vertegenwoordigers van de partnerschappen in de verschillende landen gevraagd in welke mate zij tevreden zijn over de afname van SRGR gerelateerde barrières in hun land (wet en regelgeving, beleid, toegang tot diensten, verantwoordingsmechanismen en ruimte voor maatschappelijke organisaties).

Uit de enquête blijkt dat respondenten in 34,6% van de landen tevreden zijn over de vooruitgang in hun focusland. Dit percentage ligt nog ruim onder de streefwaarde van 80% in 2020. Verklaringen voor het achterblijven van tevredenheid zijn: (1) het feit dat de partnerschappen in 2016 zijn gestart en slechts in beperkte mate een invloed hebben kunnen uitoefenen op de gesignaleerde barrières en (2) onvoldoende capaciteit (aantal mensen en kwaliteit) in de verschillende focuslanden om beleid ook daadwerkelijk te implementeren. Op basis van de knelpunten die in de enquête worden gesignaleerd, wordt in 2018 een dialoog gestart met de verschillende partnerorganisaties gericht op verdere vergroting van de effectiviteit van hun interventies. In augustus 2018 zal de enquête worden herhaald. Op basis van de geleerde lessen met de referentiewaarde wordt het instrument verder geoptimaliseerd voor het meten van de afname van barrières.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot rechtspraak via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten

Het ontbreken van formele of informele rechtssystemen waar burgers met hun grieven terecht kunnen werkt onveiligheid en conflict in de hand. Toegang tot effectieve en als legitiem ervaren rechtspleging maakt vreedzame oplossing van geschillen mogelijk en vermindert de kans dat conflicten op gewelddadige wijze geslecht worden. Rechtszekerheid bevordert het investeren in ontwikkeling en ondernemerschap. Een functionerende justitieketen en effectieve, voorspelbare en transparante justitiële organen zijn belangrijke voorwaarden voor duurzame rechtsorde. Om de legitimiteit van het rechtsstelsel in de ogen van de burger te versterken, moeten de wensen en noden van de burger een centrale plaats innemen. Een eerste belangrijke voorwaarde is dat burgers zich bewust zijn van hun rechten. Ook is in fragiele staten meer aandacht nodig voor de rol en het functioneren van non-statelijk recht. Een groot deel van de bevolking, vooral burgers die in afgelegen of rurale gebieden wonen, is daarvan afhankelijk. Voor legitieme stabiliteit is nodig dat zowel burgers als de overheid onderworpen zijn aan de wet, en dat de rechterlijke macht onafhankelijk is. Ook geschillen over de rechtmatigheid van de uitoefening van staatsmacht moeten langs de weg van het recht beslecht kunnen worden en machtige elites, private actoren en individuen dienen niet boven de wet te staan.

De indicator en gerelateerde streefwaarde gaat vooral over het actuele gebruik van juridische instellingen (formeel en informeel), maar hoeft niet te betekenen dat een zaak is uitgeprocedeerd. Om meegerekend te worden in deze indicator moet een juridische instelling wel aan bepaalde kwalitatieve voorwaarden voldoen die in de definitie van «juridische instellingen» is opgenomen. Het aantal mensen dat bereikt is, is drie keer zo hoog als de beoogde waarde, namelijk 147.000 t.o.v. 50.000. Toen de streefwaarde werd bepaald zijn niet alle bilaterale programma’s meegerekend, omdat soms te weinig gegevens beschikbaar waren. Dit verklaart het verschil tussen de realisatie en streefwaarde.

De resultaten komen voor een groot deel voort uit het UNDP Global Program on Security and Rule of Law, dat in meerdere landen wordt uitgevoerd. Andere substantiële bijdragen komen uit programma’s in Kenia, Mali en Oeganda. De programma’s zijn gericht op het verbeteren van de kwaliteit van de levens van mensen die gebruik maken van rechtssystemen, door ze concrete oplossingen te bieden voor hun dagelijkse conflicten en geschillen. Op die manier draagt toegang tot recht bij aan het tegengaan van conflict en bevordering van sociale cohesie. De streefwaarde van minimaal 50% vrouwen is niet behaald, want 56.000 bereikte vrouwen op een totaal van 147.000 personen is 38%. Inspanningen om meer vrouwen te bereiken zullen doorgaan, maar in veel fragiele staten blijft toegang tot recht voor vrouwen een uitdaging. Zelfs met positieve initiatieven zoals betere wetgeving en meer vrouwen in machtsposities (waaronder parlementariërs en rechters) kan het nog lang duren voordat vrouwen daadwerkelijk gelijke toegang hebben tot recht als mannen, vooral in fragiele staten.

Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal m2 land dat is ontmijnd

De door Nederland gesteunde inzet van ontmijningsorganisaties op het gebied van humanitaire ontmijning draagt direct bij aan het vergroten van de veiligheid van mensen («Human security») in fragiele staten. Het neemt fysieke risico’s voor de lokale bevolking van landmijnen en explosieve oorlogsresten weg. Daarnaast kunnen ontheemden dankzij het werk van ontmijningsorganisaties weer veilig terugkeren naar huis en krijgen organisaties die humanitaire hulp bieden of zich inzetten voor wederopbouw betere toegang tot de ontmijnde gebieden. Deze gebieden kunnen daardoor weer in gebruik worden genomen om te wonen en te werken.

Het totaal behaalde resultaat op deze indicator is 18 miljoen m2 en bestaat uit de gerapporteerde aantallen van NGO-partners en United Nations Mine Action Service (UNMAS). Dit resultaat overtreft ruimschoots de streefwaarde van 5 miljoen m2. De stijging van het resultaat ten opzichte van voorgaande jaren is m.n. te danken aan behaalde resultaten van UNMAS. Gedurende het vorige ontmijningsprogramma (2012–2016) was een daling in resultaten zichtbaar, veroorzaakt door verslechterde veiligheidssituaties in het werkgebied van partners.

De uitkomsten van de evaluatie van het vorige ontmijningsprogramma (2012–2016) waren zeer positief en geleerde lessen zijn meegenomen in de opzet van het huidige programma (2016–2020): meerjarige financiering, meer ruimte voor landenkeuze, middelen voor Emergency Response, intensivering dialoog tussen partners en ambassades, grotere genderfocus en sturing op sociaaleconomische impact.


X Noot
1

De begroting van BZ is in 2013 opgesplitst in de begroting van BZ (Hfst. 5) en BHOS (Hfst. 17). Er zijn toen nieuwe beleidsartikelen en beleidsdoelstellingen geformuleerd. Evaluaties van vóór dat jaar zijn in deze tabel met terugwerkende kracht over de nieuwe beleidsdoelstellingen verdeeld.

X Noot
2

Bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt sinds 2017 zo veel mogelijk ingespeeld op de wens om beleidsdoorlichtingen van één geheel beleidsartikel uit te voeren. Beleidsdoorlichtingen op artikelniveau zijn de komende jaren voorzien voor art. 1. Duurzame handel en investeringen, art. 2. Duurzame ontwikkeling, art.3. Sociale vooruitgang, art.4. Vrede en veiligheid voor ontwikkeling van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Naar boven