21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1808 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 december 2017

Tijdens het Algemeen Overleg over de Raad Buitenlandse Zaken/Handel op 6 december 2017 is uw Kamer een appreciatie toegezegd over een conceptakkoord in de triloog onderhandelingen tussen het Voorzitterschap van de Raad, de Commissie en het Europees Parlement (d.d. 5 december 2017) over de modernisering van het handelsdefensief instrumentarium van de Europese Unie.1 Het Voorzitterschap zal het conceptakkoord ter instemming voorleggen aan de Raad. De Raad kan het conceptakkoord als zodanig accepteren of verwerpen. Besluitvorming over het conceptakkoord gebeurt met gekwalificeerde meerderheid.

In 2013 heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan om het handelsdefensief instrumentarium van de Europese Unie te moderniseren. De onderhandelingen in de Raad liepen lange tijd vast op de berekening van de te compenseren schade voor producenten in de EU (de regel van het lagere recht). De belangen van producenten in de EU (geen toepassing van de regel van het lagere recht) en die van importeurs in de EU (toepassing van de regel van het lagere recht) stonden hier lijnrecht tegenover elkaar. Op 13 december 2016 heeft de Raad overeenstemming kunnen bereiken over een Raadspositie waarin staat dat de regel van het lagere recht niet toegepast hoeft te worden als er sprake is van substantiële marktverstoring op de grondstoffenmarkt, waarbij ook energie wordt gedefinieerd als grondstof. In het afgelopen jaar hebben het Maltees en het Estse voorzitterschap de triloog onderhandelingen over dit voorstel geleid met de Commissie en het Europees Parlement. De onderhandelingen hebben vorige week geresulteerd in een conceptakkoord.

Nederland heeft bij de onderhandelingen over de modernisering van het handelsdefensief instrumentarium als uitgangspunt genomen dat het instrumentarium bij moet dragen aan een WTO conform level playing field voor de Europese industrie, zonder dat toepassing ervan zal leiden tot het onnodig afschermen van de Europese markt of tot een excessieve bescherming van Europese producenten.

De belangrijkste punten uit het voorstel waarover de drie partijen hebben onderhandeld zijn:

  • 1. Regel van het lagere recht (lesser duty rule). Deze regel beperkt de antidumpingheffing tot datgene wat nodig is om de schade voor producenten te compenseren. Als de schademarge lager is dan de dumpingmarge, is de heffing gelijk aan de schade marge. In het bereikte conceptakkoord is opgenomen dat de regel van het lagere recht niet toegepast hoeft te worden als een grondstof verstoord is en deze grondstof minimaal 17% bedraagt van de totale productiekosten van een gedumpt product. In het voorstel wordt de Unie-belangentest (union interest test) uitgebreid. Als de Commissie besluit om de regel van het lagere recht niet toe te passen dan moet de Commissie aantonen dat de belangen van een derde partij (bijvoorbeeld de importeurs) niet ernstig worden geschaad. Nederland steunt beide aanpassingen. Nederland vindt het belangrijk dat als de regel van het lagere recht niet wordt toegepast, de Commissie moet onderzoeken of een eventueel hogere antidumpingheffing de belangen van derde partijen in de Unie niet onevenredig schaadt.

  • 2. Versterken van het antisubsidie instrument. Bij de berekening van alle antisubsidiemaatregelen wordt de regel van het lagere recht niet langer toegepast. Dit betekent dat bij alle antisubsidiemaatregelen de heffing wordt bepaald aan de hand van de subsidiemarge en niet de schademarge. Onder de huidige verordening is het alleen mogelijk om subsidies mee te nemen die in de klacht waarop het onderzoek is gebaseerd zijn genoemd. Met de voorgestelde aanpassingen in het conceptakkoord wordt het ook mogelijk om subsidies mee te nemen bij het bepalen van de hoogte van antisubsidiemaatregelen die pas tijdens een onderzoek worden ontdekt. Nederland meent dat het uitsluiten van toepassing van het lagere recht bij antisubsidiezaken een te brede beperking is van toepassing van het lagere recht. In het kader van het bredere compromis over het handelsdefensie instrumentarium gaat Nederland akkoord met deze aanpassing.

  • 3. Bodem onder de winstmarge (target profit). Er wordt een bodem gelegd onder de schademarge door een minimum van 6% te hanteren voor de winstmarge die gebruikt wordt bij de berekening van de schademarge. Vooral in sectoren die gedurende langere tijd geen of weinig winst hebben gemaakt (zoals sommige staalsectoren) zal dat leiden tot hogere heffingen. Ook wordt het nu mogelijk om uit te gaan van de winstmarge die nodig is om de volledige kosten, investeringen, en innovatiekosten te dekken. Onder de huidige verordening is het alleen mogelijk om rekening te houden met de winst die in normale marktomstandigheden mogelijk zou zijn. Nederland vindt dat de berekening van de winstmarge moet worden gedaan op basis van daadwerkelijke gemaakte kosten maar steunt desondanks, in het kader van compromis, deze aanpassing.

  • 4. Vooraankondiging (pre-disclosure). Om de rechtszekerheid van importeurs in de Unie te verzekeren staat in het conceptakkoord dat er een vooraankondiging komt van drie weken voordat de daadwerkelijke antidumpingmaatregelen worden geïmplementeerd. In het oorspronkelijke Commissievoorstel werd een vooraankondigingsperiode voorgesteld van twee weken. De producenten in de Unie zijn minder gelukkig met deze bepaling omdat ze zich zorgen maken dat importeurs extra voorraden aanleggen (stock piling). Anderzijds wensen importeurs rechtszekerheid voor goederen die al onderweg zijn. Om tegemoet te komen aan de zorgen van de producenten zijn in het conceptakkoord de volgende veiligheidsmaatregelen opgenomen:

    • a. Registratie van importen: de douane moet bijhouden welke producenten het land binnenkomen. Lukt dit niet dan mag de Commissie de schademarge verhogen met de kosten voor stockpiling.

    • b. Extra opgelegde statistieken die bijgehouden moeten worden.

    Over twee jaar wordt de situatie door de Commissie geëvalueerd: Als blijkt dat de problematiek rond stock piling meevalt dan wordt de periode van vooraankondiging verlengd met een week, zo niet dan wordt deze verkort met een week. Nederland heeft tijdens de onderhandelingen ingezet op een verschepingsclausule van zes weken om een zo groot mogelijke rechtszekerheid te bereiken voor importeurs. Als onderdeel van het bredere compromis kan Nederland akkoord gaan met een vooraankondigingsperiode van drie weken. De maatregel wordt na twee jaar geëvalueerd, waarbij Nederland zal kijken in hoeverre de rechtszekerheid van importeurs verzekerd is bij de vooraankondiging van drie weken.

  • 5. Terugbetalingen (reimbursement). Antidumpingmaatregelen komen na vijf jaar standaard te vervallen, tenzij de producenten de Commissie vragen te onderzoeken of verlenging van de maatregelen opportuun is (een zogenaamd expiry review). Gedurende dat onderzoek van 12–15 maanden blijven de antidumpingmaatregelen van kracht. Onder het moderniseringsvoorstel worden de heffingen die tijdens dit onderzoek zijn geïnd terugbetaald wanneer het verlengingsonderzoek niet leidt tot verlenging van de maatregelen. Nederland steunt, vanwege de belangen van de importeurs, deze aanpassing.

  • 6. Sociale- en milieustandaarden. De arbeids- en milieukosten worden onder het conceptakkoord meegenomen bij het berekenen van de schademarge. Daarnaast hebben de drie partijen afgesproken dat de Commissie ook rekening dient te houden met deze standaarden als ze onderhandelt met exporteurs over verbintenissen (undertakings). De Commissie zal jaarlijks rapporteren over de wijze waarop zij sociale- en milieustandaarden heeft laten meewegen bij de berekening van antidumpingheffingen. Nederland vindt het belangrijk dat het voorstel voldoet aan WTO-regels en maakt zich zorgen dat de WTO mogelijk negatief oordeelt over deze aanpassing mocht een derde partij hierover een klacht indienen in Geneve. In het kader van compromis steunt Nederland deze aanpassing.

  • 7. Lengte van de onderzoekstermijnen. De termijnen van antidumping- en antisubsidie onderzoeken worden verkort van negen maanden naar zeven maanden. De producenten in de Unie hebben de Commissie regelmatig verzocht onderzoeken te versnellen, immers hoe sneller een onderzoek wordt afgerond des de sneller dit leidt tot het implementeren van antidumpingmaatregelen. Nederland steunt deze aanpassing.

  • 8. Continentaal Plat en Exclusieve Economische Zone. Het Europees Parlement heeft bedongen dat antidumpingheffingen ook gelden in de Exclusieve Economische Zone (EEZ). Deze maatregel zal vooral betrekking hebben op pijpen en buizen die worden gebruikt om gasplatforms en windparken te bouwen op zee.

    In het conceptakkoord staat dat het uitvoeringsbesluit verder uitonderhandeld moet worden door de douanediensten in de EU. Nederland is kritisch over deze aanpassing omdat op dit moment niet helder is hoe de Nederlandse douane wordt geacht de maatregel te handhaven. Nederland kan in het kader van compromis deze aanpassing steunen maar zal de Commissie vragen om te bevestigen dat de maatregel pas ingevoerd wordt nadat de onderhandelingen over een uitvoeringsbesluit naar tevredenheid van de lidstaten zijn afgerond.

  • 9. Toegang tot en kennis over het handelsdefensief instrumentarium wordt verbeterd voor het Midden en Klein Bedrijf (MKB). In het conceptakkoord staat dat een helpdesk de transparantie voor het MKB over het handelsdefensief instrumentarium moet vergroten. Nederland steunt deze aanpassing.

  • 10. Ex-officio onderzoeken. Het conceptakkoord biedt de mogelijkheid voor de Commissie om eigenstandig antidumpingonderzoeken te starten, zonder klacht van de EU-industrie. De EU-industrie wordt niet verplicht om aan dit onderzoek mee te werken. Nederland is kritisch over de mogelijkheid voor de Commissie om eigenstandig een ex-officio onderzoek te starten maar steunt de aanpassing van het oorspronkelijke voorstel in de zin dat de EU-industrie niet verplicht wordt om mee te werken. Nederland kan in het kader van het algemene compromis deze aanpassing aanvaarden.

Hoewel het conceptakkoord uit de triloog tussen het Voorzitterschap, Commissie en het Europees Parlement een aantal elementen bevat die naar mening van het Kabinet verder gaan dan noodzakelijk voor het bereiken van een level playing field voor de EU-industrie meent het Kabinet dat het conceptakkoord voldoende evenwicht biedt aan de belangen van de producenten en de importeurs in de Unie en in Nederland. Nederland kan daarom het conceptakkoord steunen.

Voorbereiding van de besluitvorming door de Raad over het conceptakkoord vindt plaats in Brussel op hoog ambtelijk niveau op 20 december aanstaande. Er tekent zich geen blokkerende minderheid af tegen het voorstel.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

Naar boven