34 880 Evaluatie Jeugdwet

Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN MINISTER VOOR RECHTSBESCHERMING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 november 2019

Hierbij ontvangt u de derde voortgangsrapportage van het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd1. Met de start van het programma op 16 april 2018 hebben Rijk, gemeenten, jeugdhulpbranches, professionals en cliëntorganisaties op zes actielijnen aangegeven hoe we concreet de jeugdhulp merkbaar en meetbaar beter gaan maken voor kinderen, ouders en professionals.

Hoofdpunten van deze brief:

  • De voortgangsrapportage laat zien dat de uitvoering van het Actieprogramma grotendeels op schema ligt. Tegelijkertijd constateert de stuurgroep Zorg voor de Jeugd2 dat een betere ordening van het jeugdhulpstelsel nodig is3.

  • De voorlopige halfjaarcijfers van het CBS laten enkele hoopgevende ontwikkelingen zien (daling gesloten jeugdhulp, stijging pleegzorg), maar ook minder positieve ontwikkelingen (daling gezinsgerichte opvang)4.

  • We bieden de voortgang van de drie aanpakken van actielijn 2 («Meer kinderen zo thuis mogelijk laten opgroeien») aan zoals eerder aan uw Kamer is toegezegd5: de aanpakken pleegzorg, gezinshuizen en gesloten jeugdhulp.

  • We informeren u over lopende moties en toezeggingen, waaronder de motie van het lid Voordewind c.s.6 over de inspanningen rond pleegzorg, gezinshuizen en gesloten jeugdhulp.

  • We gaan in op het verzoek van uw Kamer om te reageren op diverse stukken ten behoeve van een nog te plannen Algemeen Overleg over jongeren met chronische en langdurige beperkingen7.

De voortgangsrapportage brengt per actielijn de inspanningen en mijlpalen van de afgelopen vijf maanden in beeld. We zien dat de uitvoering van het programma grotendeels op schema ligt. In de voortgangsrapportage van mei 2020 zoomen we in op de meetbare impact met de effectmonitor op basis van de meest recente jaarcijfers van het CBS.

Tegelijkertijd signaleert de stuurgroep Zorg voor de Jeugd terecht dat de impact van het programma nog onvoldoende merkbaar is voor kinderen en professionals. Kinderen en gezinnen ontvangen nog niet altijd tijdige en passende (specialistische) zorg en ondersteuning op de juiste plek, en de hulp aan kinderen met levenslange en levensbrede ondersteuningsvragen moet beter. Bovendien is werk- en regeldruk nog (te) hoog, ervaren aanbieders knelpunten in hun bedrijfsvoering, staat de arbeidsmarkt onder druk en is het voor gemeenten lastig om regie te nemen en regionaal samen te werken.

De bij het Actieprogramma betrokken partijen bepleiten daarom de noodzaak van een betere organisatie van het jeugdhulpstelsel, zodat ze optimaal kunnen werken aan de transformatiedoelen die alle partijen ondersteunen. Dat is ook mijn insteek. Wij richten ons de komende tijd – naast de uitvoering van het programma – met alle betrokken partijen op een betere en efficiëntere inrichting van het stelsel. Uw Kamer ontvangt hierover separaat een brief.

1. Duiding voorlopige halfjaarcijfers CBS

Het CBS heeft op 31 oktober 2019 de voorlopige halfjaarcijfers gepubliceerd. In de eerste helft van 2019 hebben gemeenten 352.790 jongeren geholpen, wat een stijging van 1,5% is ten opzichte van definitieve cijfers over de 1e helft van 2018. In een eerste duiding van deze cijfers zien we dat deze stijging vooral bij de ambulante vormen van jeugdhulp zit (+1,5%). Deze stijging zien we terug bij jeugdhulp in het netwerk van de jeugdige (+4%) en ambulante jeugdhulp aangeboden door aanbieders (+3%). Tegelijkertijd zien we een daling bij jeugdhulp uitgevoerd door wijkteams (-6%).

Jeugdhulp met verblijf blijft vrijwel gelijk. Eerder gaven we in juni 2019 aan8 dat de eerste hoopgevende signalen van de beoogde transformatie wat betreft «zo thuis mogelijk» zichtbaar werden. Toen bleek dat meer kinderen in het eigen netwerk geholpen werden, dat meer jongeren gezinsgericht werden opgevangen en dat minder jongeren in residentiële of gesloten instellingen geplaatst werden. De nieuwste halfjaarcijfers over de eerste helft van 2019 laten zien dat deze trend zich voorzichtig doorzet:

  • Het aantal jongeren in een gesloten jeugdinstelling daalt verder (–7% van 1.925 naar 1.790). Het aantal jongeren in residentiële opvang is echter licht gestegen (+1% van 14.535 naar 14.645 jongeren).

  • Het aantal jongeren dat in een pleeggezin wordt opgevangen stijgt (+1,6%, van 19.140 naar 19.445 jongeren), maar er worden minder jongeren opgevangen in een gezinsgerichte opvang (–17%, van 5.190 naar 4.315 jongeren).

Bron: CBS Beleidsinformatie Jeugd1

1 (1) Personen van 0 tot en met 22 jaar. Jongeren met meerdere hulpvormen komen meerdere malen in de figuur voor.

(2) Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan pleegzorg, gezinsgerichte jeugdhulp of gesloten plaatsing.

De voorlopige halfjaarcijfers van 2019 laten zich lastig duiden. We zien enkele hoopgevende ontwikkelingen, zoals minder gesloten jeugdhulp en meer pleegzorg, maar ook minder positieve ontwikkelingen, zoals de daling van gezinsgerichte jeugdhulp. We willen benadrukken dat deze cijfers nog niet definitief zijn. Het CBS komt in het voorjaar van 2020 met definitieve halfjaarcijfers die in eerdere jaren tot wel 5–6 procentpunt hoger uitvielen. De cijfers geven dus vooral een eerste indicatie.

Achter de landelijke cijfers gaan daarnaast grote regionale en lokale verschillen schuil. Onderstaande landkaarten laten een grote spreiding zien van het aandeel gezinsgerichte opvang en pleegzorg. Het aandeel jongeren in gezinsgerichte opvang als percentage van jeugdhulp met verblijf varieert van 4% in Midden Brabant tot 20% in Holland Rijnland. Bij pleegzorg zien we een variatie tussen 30% in Drenthe en 61% in West Brabant West. Deze regionale verschillen laten zien dat de duiding vooral in de regio en bij gemeentes moet gebeuren, bijvoorbeeld door middel van benchmarking.

Op landelijk niveau kunnen we bij opvallende verschillen gericht een nader onderzoek uitzetten:

  • Op verzoek van de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) zijn onlangs de verschillen in de inkoop van de logeerfunctie bij vier gemeenten onderzocht. Dit onderzoek vindt u als bijlage bij deze brief. Logeren maakte 10 tot 40 procent uit van jeugdhulp met verblijf anders. Het zijn met name jongeren tussen de 4 en 18 jaar die hier gebruik van maken. Logeren vindt vooral plaats in de weekenden en in vakanties. De verwijzing vindt veelal plaats via de gemeentelijke toegang.

  • Voor de komende periode gaan we nader onderzoek doen naar de behandelduur van jongeren bij ambulante jeugdhulp op locatie van de aanbieder. De afgelopen vier jaar (2015–2018) zien we een stijging van ambulante jeugdhulp op locatie van de aanbieder (+4,6%), waarbij de behandelduur stijgt met 38%.

Bron: CBS Beleidsinformatie Jeugd

De voorlopige halfjaarcijfers signaleren in ieder geval dat er nog veel werk te verzetten is en dat er geen one-size-fits-all aanpak past op alle regio’s. Jeugdhulpaanbieders, professionals, pleegouders, gemeenten en Rijk moeten nu – samen met de cliëntenorganisaties – doorpakken om de afgesproken aanpakken pleegzorg, gezinshuizen en gesloten jeugdhulp verder uit te voeren.

2. Pleegzorg, gezinshuizen en gesloten jeugdhulp (actielijn 2)

Kinderen groeien «zo thuis mogelijk» op. Dat is een van de ambities die we hebben uitgesproken met het Actieprogramma Zorg voor de Jeugd. Om dit te bewerkstelligen staan in actielijn 2 van dit programma verschillende maatregelen om uithuisplaatsingen te voorkomen, pleegzorg te versterken, meer te investeren in kleinschalige gezinsgerichte voorzieningen, alternatieven te ontwikkelen voor gesloten jeugdhulp en de huidige vormen van gesloten jeugdhulp af- en om te bouwen.

2.1 Samenhang

Over doel en aanpak van actielijn 2 hebben wij de Kamer geïnformeerd in brieven van 25 maart 2019 (gesloten jeugdhulp)9, 4 april 2019 (pleegzorg)10 en 14 mei 2019 (gezinshuizen)11. Zoals toegezegd aan uw Kamer ontvangt u bijgevoegd een overzicht van de uitwerking van de aanpakken pleegzorg, gezinshuizen en gesloten jeugdhulp. Hieronder beschrijven we de samenhang van de plannen, zoals de motie van het lid Voordewind c.s.12 vraagt. In navolging van de motie van de leden Westerveld en Kuiken13 gaan we in op de wijze waarop partijen deze plannen uitvoeren en VWS deze plannen (financieel) ondersteunt. De sector zet belangrijke stappen om de jeugdhulp voor kinderen, (pleeg)ouders en professionals te verbeteren. De uitvoering van de plannen in samenhang zorgt ervoor dat we:

1) De leefwereld van jongeren in jeugdinstellingen verbeteren

De sector zet hard in op het verbeteren van de leefwereld van jongeren geplaatst in jeugdinstellingen. Dat gebeurt onder meer door het verminderen van gedwongen afzonderen, het aanbieden van suïcidetrainingen voor professionals en gerichte acties om het leef- en werkklimaat structureel te verbeteren. Ook ontwikkelt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ), op basis van de factsheets terugdringen vrijheidsbeperking gesloten jeugdhulp, jeugd-ggz en jeugd-lvb, voor de zomer van 2020 een nieuw toetsingskader. Het Rijk werkt daarnaast aan een wetsvoorstel Rechtspositie gesloten jeugdinstellingen waarin de huidige verschillen in rechtsposities tussen jongeren in de gesloten jeugdhulp en justitiële jeugdinrichtingen zoveel mogelijk geharmoniseerd worden. Dat moet leiden tot een verbetering van de rechtspositie, waar ook de motie van het lid Westerveld over het versterken van rechten voor jongeren in jeugdzorginstellingen14 om vraagt.

2) Kleinschalig hulpaanbod voor kinderen en jongeren verbreden

De sector werkt aan het vergroten van het kleinschalig hulpaanbod, onder meer via een nieuwe wervingscampagne voor pleegouders conform de motie van de leden Raemakers en Dijksma15, het benutten van leegstaande panden voor (startende) gezinshuizen en het ontwikkelen van gecombineerde kleinschalige voorzieningen. Samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Jeugdzorg Nederland laten we daarnaast een quick scan naar vastgoed uitvoeren, die in het voorjaar van 2020 gereed is. Op basis van de bevindingen van deze quick scan gaan we met gemeenten en de sector in gesprek. De partijen die het koersdocument gezinshuizen16 hebben opgesteld, werken aan een uitvoeringsagenda waarin opleiden van bestaande en nieuwe gezinshuisprofessionals één van de vier uitvoeringslijnen is, conform de motie van het lid Voordewind17. Dit najaar brengen zij in beeld wat er nodig is en welk (nieuw) scholingsaanbod daarbij hoort. Hierbij gaat het om scholing voor nieuwe gezinshuisouders maar ook om bij- en omscholing. Op basis van de bevindingen worden afspraken gemaakt over te ontwikkelen aanbod en wie waar voor verantwoordelijk is.

3) Beter luisteren naar kinderen en jongeren

Om beter te luisteren naar kinderen en jongeren en hun inspraak te vergroten, organiseert JongWijs een pleegkinderparlement. Ook gaan we met JongWijs in gesprek hoe de inspraak van pleegkinderen structureel te versterken. De IGJ ontwikkelt voor het toezicht op de jeugdhulp een toetsingskader met meer aandacht voor regie van jongeren in hun behandeltraject. VWS heeft daarnaast de subsidie in 2019 voor het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ) verhoogd voor het afleggen van extra groepsbezoeken in de gesloten jeugdhulp en de open residentiële jeugdhulp. Daarbij worden jongeren geïnformeerd over procedures en hun rechten in de jeugdhulp en worden ze geholpen bij klachten om door de instanties gehoord te worden. Verder bezoekt de Nationale Jeugdraad (NJR) gesloten jeugdinstellingen, waar ze jongeren presentatie- en debattrainingen geven om hun stem te laten horen over hun behandeling en de instelling waar ze verblijven. Ook de motie van het lid Westerveld over participatie van pleegjongeren18 en de motie van de leden Westerveld en Kuiken over de inspraak van jongeren in hun behandeltraject19 vragen aandacht voor deze thema’s.

4) Stabiliteit in het leven van jongeren verbeteren

We moeten voorkomen dat kinderen en jongeren die niet meer thuis kunnen wonen, te maken krijgen met abrupte veranderingen. Ook de motie van het lid Kuiken over een doorgroeimodel20 vraagt hier aandacht voor. Het uitgangspunt van iedere zorgaanbieder is het bieden van een stabiele omgeving voor kinderen en jongeren. Een verandering in de leefgroep – bijvoorbeeld op basis van leeftijd – is soms nodig, omdat dit beter aan kan sluiten bij de behoeftes en het ontwikkelpad van jongeren. Ook maakt de sector zich sterk voor het verminderen van overplaatsingen binnen de JeugdzorgPlus, het versoepelen van de overgang naar volwassenheid en het verminderen van vroegtijdige beëindigingen van pleegzorgrelaties en uitval van pleegouders.

In opvolging van een eerdere toezegging van Minister Dekker21, hebben de Ministeries van VWS en JenV daarnaast het CBS gevraagd om het aantal overplaatsingen en gescheiden plaatsingen van broertjes en zusjes te inventariseren. De beschikbare gegevens kunnen geen accuraat en volledig beeld geven. Het Ministerie van JenV heeft in opvolging van de motie van de leden Van Nispen en Hijink22 het WODC verzocht nader onderzoek te doen naar de aard en omvang van gescheiden plaatsingen van broertjes en zusjes en in hoeverre een wettelijke verankering van het beginsel van samen plaatsen wenselijk is.

Daarnaast ondersteunt het Ministerie van VWS, mede ter uitvoering van de motie van het lid Kuiken23, de uitvoering van pilots High Intensive Care & High Safety. Drie aanbieders ontwikkelen via deze pilots alternatieven voor gesloten plaatsingen en gaan na welke alternatieven wel en niet werken.

5) Pleegouders beter ondersteunen

Om pleegouders beter te ondersteunen, ontwikkelt de sector onder meer nieuw leer- en ontwikkelaanbod, komt er een centraal online platform voor pleegouders en gaan de Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen (NVP) en Jeugdzorg Nederland de samenwerking tussen jeugdbeschermers, pleegzorgbegeleiders en pleegouders versterken door via dialogen werkzame elementen van goede samenwerking te achterhalen. VWS gaat samen met de VNG, de NVP en Jeugdzorg Nederland na hoe we de handreiking pleegvergoeding24 kunnen herzien, zodat het voor alle betrokken partijen duidelijker is welke vergoedingen voor welke kosten van pleegouders ingezet kunnen worden. De motie van het lid Westerveld25 vraagt hier ook aandacht voor.

6) Kwaliteit van hulp en toezicht daarop verbeteren

Gezinsgerichte hulp dient van goede kwaliteit te zijn en het toezicht op deze hulp dient passend te zijn, waar ook de motie van het lid Agema om vraagt26. In dit kader implementeren gezinshuizen de door de sector opgestelde kwaliteitscriteria27. De IGJ stelt momenteel een toetsingskader gezinshuizen op dat aansluit op deze kwaliteitscriteria en onderzoekt daarnaast of er een lichtere vorm van toezicht voor gezinshuizen ontwikkeld kan worden waarbij een keurmerk of certificaat een rol speelt.

Voor een uitgebreide beschrijving van alle acties die de sector in gang zet rond actielijn 2 verwijzen wij u naar het bijgevoegde overzicht en de bijgevoegde brief van de Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ)28.

2.2 Aanpak

Een brede coalitie van partijen29, onder regie van de BGZJ, voert bovenstaande acties uit. De BGZJ heeft ons in de bijgevoegde brief geïnformeerd over de aanpak en voortgang op de verschillende thema’s. We zien dat de betrokken partijen niet alleen hoge ambities hebben, maar ook belangrijke stappen zetten om kinderen zo thuis mogelijk te laten opgroeien. Tegelijkertijd maakt de sector in bijgevoegde brief duidelijk dat het geen gemakkelijke opgave is om de gewenste transformatie snel van de grond te krijgen. De jeugdsector heeft te maken met personeelstekorten, hoge administratieve lasten, vastgoedvraagstukken en een hoge werkdruk. De sector vraagt daarom tijd en ruimte voor het uitvoeren van bovenstaande plannen.

Voor een goede uitvoering van de plannen moeten de randvoorwaarden zijn ingevuld en moeten de betrokken partijen (financieel) in staat zijn om uitvoering te geven aan de acties. Ook de motie van de leden Westerveld en Kuiken over de financiële doorrekening van de plannen30 vraagt hier aandacht voor. Hiertoe heeft VWS het volgende met de sector afgesproken:

  • De BGZJ ontvangt van VWS een subsidie van € 4,5 mln. ter uitvoering van deze acties. Deze subsidie zet de BGZJ onder andere in voor het aantrekken van personele ondersteuning binnen hun organisatie, de monitoring van op- en afbouw van instellingen, projectleiding en de ontwikkelkosten van suïcidepreventie en het verminderen van gedwongen afzonderen.

  • VWS zet financiële middelen uit het Regeerakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) (€ 2,1 mln. in 2020 en 2021 en € 1,6 mln. in 2022) in voor de acties rond pleegzorg. In het verlengde hiervan zetten we in 2020 en 2021 een deel van deze middelen in voor gezinshuizen, waarmee we onder meer een projectleider gezinsgericht financieren.

We merken dat, met name voor specialistische vormen van jeugdhulp zoals gesloten jeugdhulp, de sector in de knel komt door gebrekkige regionale of bovenregionale samenwerking. De BGZJ geeft in haar brief ook nadrukkelijk aan dat dit van invloed is op de slagkracht van de sector. Onze voorstellen in de eerder genoemde brief over een betere organisatie van het jeugdhulpstelsel zijn gericht op meer stabiliteit en slagkracht van aanbieders en gemeenten. We gaan daarom de regionale samenwerking van gemeenten rond specifieke vormen van jeugdhulp wettelijk verankeren. Op deze manier voorzien we er ook in dat er betere samenwerkingsafspraken gemaakt worden tussen gemeenten en aanbieders over de beschikbaarheid en inhoudelijke transformatie van de JeugdzorgPlus.

3. Overige moties en toezeggingen

– Reactie op het rapport «Levenslange en levensbrede zorg- en ondersteuningsvragen van jeugdigen en jongvolwassenen»

Zoals verzocht door uw Kamer, reageren we in deze brief ook op diverse stukken ten behoeve van een nog te plannen algemeen overleg over jongeren met chronische en langdurige beperkingen31. In 2019 hebben we onderzoeksbureau Significant, mede in opvolging van de motie van het lid Bergkamp over kortdurende beschikkingen32, opdracht gegeven om onderzoek te doen naar levenslange en levensbrede zorg- en ondersteuningsvragen van jeugdigen en jongvolwassenen. Aanleiding hiervoor waren de signalen die via verschillende brieven en bronnen aan het licht zijn gekomen33. Het rapport van Significant treft u als bijlage bij deze brief.

De onderzoekers hebben – samen met zorgprofessionals, gemeenten, jeugdigen en jongvolwassenen met een levenslange en levensbrede zorgvraag, hun ouders en verzorgers, en hun belangenbehartigers – knelpunten nader onderzocht en voorzien van een oplossingsrichting. De knelpunten gaan onder andere over het vergroten van het vakmanschap, deskundigheidsbevordering, het verbeteren van de toegang en inzet van cliëntondersteuning Een overkoepelende uitdaging is dat gemeenten tijdig herkennen en erkennen dat er sprake is van een levenslange en levensbrede zorgvraag, omdat deze om een andere benadering en aanpak vraagt. Bij zorgvragen die niet levenslang en levensbreed zijn, ligt de focus op inschakelen, herstellen en versterken van het eigen probleemoplossend vermogen. Levenslange en levensbrede zorgvragen zijn echter meer gericht op het ondersteunen en handhaven van de balans in het gezin en op kwaliteit van leven.

De aanbevelingen die uit het rapport voortkomen nemen we over. We benutten deze de komende maanden voor het formuleren van verbeteracties door cliëntorganisaties samen met het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ), de VNG, de beroepsgroepen en de BGZJ. Een aantal aanbevelingen loopt mee in de diverse actielijnen van het programma Zorg voor de Jeugd, met name in actielijn 1. De overige aanbevelingen zullen in andere trajecten worden meegenomen. De brief van 28 oktober 2019 over langdurig beschikken op basis van de Wmo 2015 gaat nader in op het verbeteren van de toegang34.

– Motie Kuiken over de effectiviteit van initiatieven zoals meeleefgezinnen

Naar aanleiding van de motie van het lid Kuiken over de effectiviteit van initiatieven zoals meeleefgezinnen35, heeft zowel het Ministerie van VWS als het OZJ met een afvaardiging van verschillende initiatieven gesproken. Dit collectief heeft bij ZonMw een aanvraag ingediend voor onderzoek naar de effectiviteit. Daarnaast gaan VWS en de VNG gezamenlijk met deze afvaardiging na hoe het Rijk en gemeenten dergelijke initiatieven kunnen stimuleren. Wij houden u via de reguliere voortgangsrapportages Zorg voor de Jeugd op de hoogte van de vorderingen.

– Evaluatie wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en de wet Verwijsindex risicojongeren

Zoals eerder toegezegd wordt op dit moment een wetsevaluatie uitgevoerd van de wet Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en de wet Verwijsindex risicojongeren. In verband met het vergroten van de kwaliteit van de uitkomsten van de evaluaties hebben de onderzoekers om meer tijd gevraagd. In de voortgangsrapportage van Geweld Hoort Nergens Thuis, die uw Kamer voor de zomer 2020 ontvangt, informeren we u over de uitkomsten van de wetsevaluaties.

– Onderzoek vrijgevestigden

Naar aanleiding van de motie van het lid Kooiman36 en als aanvulling op het onderzoeksrapport «Verkenning arbeidsmarkt jeugdsector», heeft onderzoeksbureau Significant een kwantitatieve analyse uitgevoerd naar het aanbod van vrijgevestigde SKJ- en BIG-geregistreerde jeugdhulpaanbieders werkzaam op grond van de Jeugdwet in de jaren 2016–2018. Het rapport van Significant vindt u bij deze brief37. Het onderzoek is tot stand gekomen in nauw overleg met de beroepsverenigingen. De onderzoeksresultaten zijn opgenomen in een interactief dashboard en geven een beeld op landelijk, provinciaal, gemeentelijk en jeugdzorg niveau.

Uit dit verkennend onderzoek blijkt dat in het jaar 2016 in totaal 1775 BIG- en SKJ-vrijgevestigde jeugdhulpaanbieders werkzaam waren op grond van de Jeugdwet. In 2017 waren dat er 1715 en in 2018 waren dat er 1635. Dit betekent een afname van 140 vrijgevestigde jeugdhulpaanbieders (-8%) over deze jaren. Het dashboard toont per beroepsregistratie of er sprake is van een groei of afname. Er is sprake van een wisselend beeld per beroepsregistratie. De onderzoeksresultaten zijn input voor de arbeidsmarktaanpak waar de Ministeries van VWS en JenV in samenwerking met gemeenten, aanbieders, vakbonden en beroepsorganisaties aan werken.

– Verkenning beleidsinformatie

In het Algemeen Overleg van 13 juni 2019 is toegezegd om de Kamer te informeren over hoe de beleidsinformatie verbeterd kan worden met het oog op een betere sturing in het jeugdhulpstelsel (Kamerstuk 31 839, nr. 691). Daartoe is de afgelopen periode een verkenning uitgevoerd in vier stappen:

  • 1. Welke keuzes zijn gemaakt bij de decentralisatie in 2015?

  • 2. Welke informatie is nu beschikbaar?

  • 3. Welke wensen t.a.v. sturingsinformatie zijn kenbaar gemaakt?

  • 4. Hoe wordt de sturingsinformatie stapsgewijs verbeterd?

In de bijlage bij deze brief wordt u geïnformeerd over de uitkomsten van de verkenning en de vervolgstappen38.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

In de stuurgroep zitten vertegenwoordigers van cliënten, professionals, aanbieders, gemeenten en het Rijk.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Onder andere tijdens het AO misstanden in de jeugdhulpinstellingen (17 april jl.) (Kamerstuk 31 839, nr. 655) en het AO pleegzorg/gezinshuizen (16 mei jl.) (Kamerstuk 31 839, nr. 688)

X Noot
6

Kamerstuk 32 793, nr. 350

X Noot
7

Verzoek commissie van 18 september 2019

X Noot
8

Kamerstuk 34 880, nr. 15

X Noot
9

Kamerstuk 31 839, nr. 634

X Noot
10

Kamerstuk 31 839, nr. 635

X Noot
11

Kamerstuk 31 839, nr. 653

X Noot
12

Kamerstuk 32 793, nr. 350

X Noot
13

Kamerstuk 31 839, nr. 648

X Noot
14

Kamerstuk 31 839, nr. 678

X Noot
15

Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 41

X Noot
16

Kamerstuk 31 839, nr. 653

X Noot
17

Kamerstuk 31 839, nr. 658

X Noot
18

Kamerstuk 31 839, nr. 660

X Noot
19

Kamerstuk 31 839, nr. 647

X Noot
20

Kamerstuk 31 839, nr. 650

X Noot
21

Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 107

X Noot
22

Kamerstuk 33 836, nr. 37

X Noot
23

Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 89

X Noot
25

Kamerstuk 35 000 XVI, nr. 82

X Noot
26

Kamerstuk 31 839, nr. 663

X Noot
27

Kamerstuk 31 839, nr. 653

X Noot
28

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
29

O.a. de VNG, Jeugdzorg Nederland, Gezinshuis.com, de NVP, het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK), de IGJ, het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ), en de Ministeries van VWS en JenV

X Noot
30

Kamerstuk 31 839, nr. 648

X Noot
31

Verzoek commissie van 18 september 2019

X Noot
32

Kamerstuk 24 170, nr. 188

X Noot
33

Het «Zwartboek: ouders aan het woord» dat Ieder(in) heeft opgesteld (mei 2018); een visiebrief van de VGN aan de Tweede Kamer (mei 2018); de MEE trend- en signaleringsrapportage (mei 2018); de evaluatie van de hervorming van de langdurige zorg door het SCP (juni 2018)

X Noot
34

Kamerstuk 29 538, nr. 307

X Noot
35

Kamerstuk 31 839, nr. 662

X Noot
36

Kamerstuk 31 839, nr. 609

X Noot
37

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
38

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven