34 785 Wijziging van enkele Belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2018)

32 140 Herziening Belastingstelsel

I1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 mei 2018

De leden van de vaste commissie voor Financiën2 hebben kennisgenomen van de fiscale beleidsagenda, zoals deze op 23 februari 2018 aan de Eerste Kamer is aangeboden. Naar aanleiding hiervan is op 11 april 2018 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris van Financiën. De Staatssecretaris heeft op 20 april 2018 een uitstelbrief gestuurd.

Aansluitend heeft de commissie daar op 3 mei 2018 geantwoord.

De Staatssecretaris heeft op 9 mei 2018 daarop gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Staatssecretaris van Financiën

Den Haag, 11 april 2018

De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben met belangstelling kennisgenomen van de fiscale beleidsagenda, zoals u deze op 23 februari 2018 aan de Eerste Kamer heeft aangeboden. De plannen zoals door u in deze agenda geschetst zijn voor de leden van de fracties van de VVD, het CDA en de ChristenUnie aanleiding voor het stellen van de onderstaande vragen. De leden van de fractie van de SGP sluiten zich aan bij de vragen van de leden van de fractie van de ChristenUnie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

Lagere lasten op arbeid

De leden van de VVD-fractie constateren dat één van de vijf prioriteiten van de regering is om te komen tot lastenverlichting voor burgers door lagere lasten op arbeid met een schuif naar indirecte belastingen. Deze leden vragen u of onder een ceteris paribus-veronderstelling de burger in 2021 méér in zijn portemonnee overhoudt dan hij thans overhoudt. Tevens vragen zij u om een onderbouwing van uw antwoord op deze vraag.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

Aanpak van belastingontwijking en belastingontduiking

De leden van de CDA-fractie nemen met instemming waar dat de regering grote prioriteit geeft aan de uitvoering van de fiscale afspraken in het regeerakkoord. Omdat de beleidsprioriteiten eerst nog in wetsontwerpen gegoten moeten worden, beperken de leden van de CDA-fractie zich in dit stadium met hun vragen en opmerkingen tot een aantal hoofdpunten. Leidraad is daarbij dat bepaalde onduidelijkheden in dit stadium opheldering behoeven hetgeen de duidelijkheid en kwaliteit van de aangekondigde wetgeving ten goede zou kunnen komen.

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of de regering bewust is afgeweken van het én-én-beleid van de vorige regering inzake de internationale fiscale politiek. Dit beleid behelsde enerzijds het proactief meewerken aan het tegengaan van belastingontwijking en het bestrijden van belastingontduiking, anderzijds ging het erom Nederland aantrekkelijk te houden voor ondernemers en ondernemingen, zowel het MKB en familiebedrijven als multinationals. Deze leden constateren dat nu kennelijk prominent wordt gekozen voor het onderwerp belastingontwijking en -ontduiking. Graag ontvangen zij hierop een toelichting.

Lagere lasten op arbeid

De leden van de CDA-fractie hadden zich ook kunnen voorstellen dat de tweede prioriteit, namelijk de lastenverlichting voor burgers, op nummer één zou staan. De burgers hebben tijdens de financiële- en schuldencrisis in de eurozone veel moeten inleveren. Deze leden zouden dan ook absolute topprioriteit willen geven aan de lastenverlichting, zoals in het regeerakkoord is afgesproken. Het draagvlak voor de fiscale beleidsagenda zal uiteindelijk bepaald worden door de burgers, zo stellen zij. Is de prioriteitstelling nevenschikkend of onderschikkend, zo vragen deze leden aan de regering.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering in de fiscale beleidsagenda terecht opmerkt dat er in Nederland drie belangrijke vermogenscomponenten zijn: spaar-en beleggingsvermogen, de eigen woning en pensioen. Met belangstelling kijken deze leden uit naar de toegezegde notitie over de toekomst van box-3 later in dit voorjaar en in het bijzonder de vraag of en hoe in de toekomst reële rendementen belast kunnen worden.3 Voor wat betreft de eigen woning is niet alleen de uitvoering van het regeerakkoord van belang, zoals aangegeven in de beleidsbrief. De leden van de CDA-fractie roepen uw toezegging tijdens de laatste Algemene Financiële Beschouwingen in de Eerste Kamer, op 12 december 2017, in herinnering dat u in 2019 met een «knelpuntennotitie eigen woning» zult komen.4 Deze knelpuntennotitie moet naar de mening van de leden van de CDA-fractie de zwaarste onevenwichtigheden uit de cumulatie van maatregelen in de periode 2001–2018 halen, rekening houdend met de invoering van de fiscale maatregelen met betrekking tot de eigen woning uit het regeerakkoord vanaf 2019. Deze leden vragen of u ook deze nadere specificering kunt toezeggen.

Verdere vergroening

De leden van de CDA-fractie zijn er beducht voor dat de lastenverzwarende elementen van de vierde prioriteit, de vergroeningsagenda, grotendeels de genoemde lastenverlichting zullen neutraliseren. Bent u voornemens om duidelijk in beeld te brengen wat de koopkrachteffecten van de voorgenomen fiscale vergroeningsmaatregelen zullen zijn voor burgers?

Aantrekkelijk vestigingsklimaat

Deze leden hebben al bij de schriftelijke behandeling van het pakket Belastingplan 20185 gevraagd of er een overgangsmaatregel mogelijk is bij de trapsgewijze invoering van de verhoging van het aanmerkelijk belang-tarief van 25% naar 28.5% in combinatie met de verlaging van het Vpb-tarief van 25% naar uiteindelijk 21%. De door de leden van de CDA-fractie geopperde gedachte is dat de reserves die tot dan toe zijn opgebouwd «bevroren» worden en bij een dividenduitkering in de toekomst tegen 25% belast blijven. Kortom, het nieuwe tarief geldt ex nunc en niet ex tunc voor wat betreft de beclaimde reserves; er is geen sprake van de facto terugwerkende kracht. Dan komt het globale evenwicht niet in het gevaar en dat wordt als veel rechtvaardiger door de eigenaren van BV’s en NV’s ervaren, met name in het MKB en het familiebedrijf. Uit het schriftelijke antwoord van de regering op deze vragen bleek dat zulks uitvoeringstechnisch niet mogelijk zou zijn.6 De leden van de CDA-fractie roepen u dringend op alternatieven te bestuderen met betrekking tot deze maatregel uit het regeerakkoord. In dat opzicht verwijzen deze leden voor mogelijke alternatieven gaarne naar Keuzes in kaart, zoals door het CPB in februari 2017 uitgebracht.7

Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie zich af hoe u het aangekondigde overleg met het bedrijfsleven, belangenorganisaties en de wetenschap inzake de toekomst van de fiscale eenheid vorm gaat geven. Zulks als gevolg van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de EU op 22 februari 2018. Kunt u daarbij aangeven dat in beginsel alle serieuze varianten bespreekbaar zijn? Kunt u toezeggen of u ook alle serieuze varianten op de budgettaire gevolgen zal doorrekenen, zodat daarover met het parlement een goede gedachtewisseling kan plaatshebben?

Tenslotte zouden de leden van de CDA-fractie in deze fase inzicht willen hebben in de fiscaal-inhoudelijke argumenten om het fiscale beleggingsinstelling (FBI)-regime op Nederlands vastgoed af te schaffen. Tevens nodigen de leden van de CDA-fractie u uit om een impactanalyse te maken voor de gevolgen van het Nederlandse vestigingsklimaat en de economie van deze voorgenomen maatregel.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

De leden van de fractie van de ChristenUnie onderstrepen het belang van een fiscale beleidsagenda en de beleidsprioriteiten die daarin worden verwoord. De prioriteiten zelf kunnen op instemming van de leden van deze fractie rekenen.

Aanpak van belastingontwijking en belastingontduiking

Nederland heeft een inhaalslag te maken wat betreft het tegengaan van belastingontwijking en belastingontduiking, zo stellen de leden van de ChristenUnie-fractie vast. Deze leden zijn blij met de voortvarende insteek die de regering kiest. Over de uitvoering van deze agenda is volop overleg met beide Kamers. De vraag die zich bij deze leden voordoet is wat het concrete tijdpad is van de diverse maatregelen die worden voorgesteld. Welke maatregelen in de fiscale agenda dienen waar en wanneer gerealiseerd te zijn? De leden van de ChristenUnie-fractie benadrukken de urgentie om het nieuwe fiscale regime rond belastingontwijking en -ontduiking snel en helder te communiceren naar de internationale corporate wereld. Ook de Europese Commissie heeft om commitment gevraagd.8 Het is van grote betekenis dat Nederland internationaal een niet mis te verstaan signaal afgeeft dat het menens is met de nieuwe fiscale aanpak. Wat zijn uw voornemens op dit punt, zo vragen deze leden.

Lagere lasten op arbeid

De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich goed vinden in de maatregelen rond het goedkoper maken van arbeid door een substantiële vermindering van de lasten op arbeid. Ontwikkelingen rond de marginale belastingdruk blijven zorgwekkend, zo constateren zij. Graag vernemen de leden van de ChristenUnie-fractie wat hier de concrete operationele doelstellingen van de Staatssecretaris zijn. Deze leden memoreren dat de Eerste Kamer met ruime steun de motie-Ester9 heeft aangenomen rond het verlagen van de extremen in de marginale druk en het monitoren van de ontwikkelingen rond de belastingdruk. Welke vermindering van de extremen in de marginale belastingdruk wilt u met uw fiscale beleidsagenda aan het einde van deze regeerperiode gerealiseerd hebben?

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn blij dat de agenda inzoomt op de fiscaal uiterst onrechtvaardige positie van eenverdieners in ons land. De moties-Schalk10 en Bruins-Omzigt11 hebben hier nadrukkelijk aandacht voor gevraagd. Het valt op dat de beleidsagenda weliswaar mooie woorden wijdt aan de relevantie van dit vraagstuk, maar geen concrete beleidsmaatregelen aankondigt. De leden verzoeken om een uiteenzetting van de concrete voornemens van de fiscale agenda op dit punt.

Het is tevens goed, aldus de leden van de ChristenUnie-fractie, dat er beleid gemaakt wordt rond de positie van zzp-ers en vooral van de kwetsbare groepen onder hen. De wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA) heeft meer slecht dan goed gedaan en het gedogen van de huidige situatie vermindert de onrust bepaald niet, zo stellen deze leden. Zij onderstrepen het belang van een omvattende en strategische visie op het zzp-fenomeen die meer is dan een aaneenrijging van fiscale voornemens. Juist een fiscale beleidsagenda moet op een dergelijke inhoudelijke visie gebaseerd zijn. De Eerste Kamer heeft hier bij voortduring op aangedrongen. Graag horen de leden van de ChristenUnie-fractie wat hier uw ambitie en concrete voornemens zijn.

In de fiscale beleidsagenda geeft u aan toe te werken naar een vermogensrendementsheffing die gebaseerd is op werkelijk rendement. De leden van de ChristenUnie-fractie steunen dit van harte; de huidige regeling leidt immers tot veel maatschappelijk onbegrip. Ook hier geldt: waar wil u staan aan het einde van de kabinetsrit? Wat zijn de ambities, wat is het tijdpad?

Wat de fiscale pensioenregeling betreft kijkt de regering wel erg naar wat de SER aan voorstellen zal brengen. Tot op heden slaagt de polder er (nog) niet in om een klap op dit dossier te geven, aldus de leden van de ChristenUnie-fractie. De fiscale beleidsagenda spreekt onder andere van afschaffing van de doorsneesystematiek. De leden van de ChristenUnie-fractie kunnen zich hier goed in vinden, vooral gezien de intergenerationele impact. Het gaat evenwel om een majeure stelselwijziging die grote kosten met zich brengt. Kunt u met de Kamer delen welke stappen de regering op dit punt wil zetten? Ligt een herziening van het financieel toetsingskader (FTK) in het verschiet?

Aantrekkelijk vestigingsklimaat

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn blij met de nadruk die in de fiscale beleidsagenda wordt gelegd op een goed ondernemersklimaat. Deze leden vragen in het verlengde hiervan naar wat de fiscale aspiraties en plannen van de regering zijn rond startups en sociaal ondernemerschap.

De regering wil per 1 januari 2020 de dividendbelasting afschaffen; dit voornemen wordt in de fiscale beleidsagenda nadrukkelijk genoemd, zo lezen de leden van de ChristenUnie-fractie. Zij vragen of de regering in aanloop naar dit voornemen met een gedegen analyse zal komen van de redenering die aan dit voorstel ten grondslag ligt. Van de argumenten pro en contra. Met een stevige onderbouwing van de voorgenomen afschaffing van de dividendbelasting. Bent u het met deze leden eens dat het forse beslag dat de maatregel op de collectieve middelen legt, een dergelijke onderbouwing vergt? Ook gezien het sterk gepolariseerde maatschappelijk debat?

Verdere vergroening

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd over de verdere vergroening van ons fiscaal stelsel. De nationale CO2-minimumprijs past daar goed bij, evenals de andere voorstellen die in de agenda worden genoemd. De vraag die de leden stellen is of de voorstellen één-op-één sporen met het tijdpad van het klimaatakkoord.

Goede uitvoerbaarheid

De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden de fiscale beleidsagenda weinig informatief waar het gaat om vereenvoudiging van het belastingstelsel. Kunt u uw ambities en voornemens nader uitwerken? Welke fiscale erfenis wil u hier achterlaten? Is een stevige hervorming van ons belastingstelsel hier onderdeel van? Bijvoorbeeld waar het gaat om decentralisatie van belastingen, harmonisering van btw-tarieven, schrappen van de doorwerking van aftrekposten op toeslagen en een verdere verlaging van de hypotheekrenteaftrek.

Het op orde brengen van de Belastingdienst beneemt nu al vele jaren, zo merken deze leden op. Hoe verhoudt zich dit tot de ambities en plannen van de fiscale agenda? De uitvoering ervan vereist immers een slagvaardige, proactieve, efficiënte en effectieve Belastingdienst. Welke risico’s ziet u hier voor uw agenda en hoe lopen professionalisering van de dienstverlening en uitvoering van de fiscale beleidsagenda gelijk op?

Digitale economie

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren tot tevredenheid dat de fiscale beleidsagenda wil inspelen op nieuwe uitdagingen die samenhangen met een digitale economie (deel- en kluseconomie, platformen, digitale valuta, nieuwe verdienmodellen) die leiden tot nieuwe fiscale vragen en nieuwe privacyvraagstukken. Deze leden vernemen graag op welke wijze de Belastingdienst rond deze uitdagingen en vraagstukken samenwerkt met inhoudelijke partners en collega-belastingdiensten. Het vergt immers een forse investering in nieuwe expertise, zo constateren de aan het woord zijnde leden.

Gemeenten en Europa

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat de discussie over het verruimen van de mogelijkheden van gemeenten om belasting te heffen breed wordt gevoerd. De Commissie-Rinnooy Kan bracht hierover positief advies uit.12 Deze leden zien deze discussie evenwel niet terugkeren op de fiscale beleidsagenda en zijn benieuwd naar de redenen hiervoor. Zij vragen u om een nadere strategische visie op dit onderwerp.

Tot slot brengen de leden van deze fractie onder uw aandacht dat de Europese Commissie zich beraadt op het vergroten van eigen fiscale inkomsten, ook als onderdeel van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK). Hoe beoordeelt u deze beweging in het licht van de fiscale beleidsagenda? Over welke ruimte mag de Commissie volgens u beschikken om eigen fiscaal beleid te voeren?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien uw antwoord op de bovenstaande vragen met belangstelling tegemoet. Met het oog op het mondelinge overleg van 24 april a.s. beschikken zij graag uiterlijk op 20 april 2018 over de antwoorden.

Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, F.H.G. de Grave

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2018

Op 12 april ontving ik uw brief met vragen over mijn brief Fiscale beleidsagenda van 23 februari 2018. U heeft gevraagd of u de antwoorden op deze vragen uiterlijk op 20 april 2018 zou mogen ontvangen met het oog op het mondelinge overleg van dinsdag 24 april 2018.

Gelet op de hoeveelheid en diepgang van de door uw commissie gestelde vragen is het voor mij helaas niet mogelijk om deze binnen de door u gevraagde termijn te beantwoorden. Ik streef ernaar om zo spoedig als mogelijk uw vragen van een reactie te voorzien.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN

Aan de Staatssecretaris van Financiën

Den Haag, 3 mei 2019

De leden van de vaste commissie voor Financiën hebben met teleurstelling kennisgenomen van de uitstelberichten die zij op 20 april 2018 van u mochten ontvangen.13 Hierdoor was het niet mogelijk uw antwoorden op vragen van de commissie over uw Fiscale beleidsagenda en de brief Aanpak van belastingontwijking en belastingontduiking te betrekken bij het mondeling overleg dat de leden van de vaste commissies voor Financiën, EZK/LNV en Europese Zaken op 24 april 2018 hebben gevoerd met de Minister van Financiën en de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Op de agenda van dit overleg stonden het Europees semester 2018, het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK), de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (EMU) en de Europese en nationale fiscale agenda.

De leden van de commissie hebben begrip voor uw afmelding voor het mondeling overleg wegens verblijf in het buitenland.14 Echter, door het ontbreken van de schriftelijke beantwoording van de vragen vóór het mondeling overleg van 24 april 2018 – waarbij de Minister van Financiën in uw plaats het woord heeft gevoerd over de fiscale onderwerpen – is naar de mening van de leden de gedachtewisseling tussen Kamer en regering niet goed uit de verf gekomen, hetgeen de commissie betreurt.

In het bijzonder zijn de leden van de commissie van mening dat u de Eerste Kamer pas in een zeer laat stadium heeft geïnformeerd over het feit dat u niet in staat zou zijn de beantwoording van de vragen tijdig aan de Kamer aan te bieden. De leden wijzen u er graag op dat u de schriftelijke vragen op 11 en 12 april 2018 heeft ontvangen en op dat moment de inschatting had kunnen maken dat beantwoording voor het mondeling overleg niet mogelijk zou zijn.

De leden van de vaste commissie voor Financiën verzoeken u de beantwoording van hun schriftelijke vragen over de Fiscale beleidsagenda en de brief Aanpak belastingontwijking en belastingontduiking spoedig aan de Eerste Kamer te doen toekomen. Zij zien er tevens naar uit om op korte termijn alsnog met u in mondeling overleg te treden over deze onderwerpen.

Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, F.H.G. de Grave

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 mei 2018

Op 12 april jongstleden ontving ik van de leden van de vaste commissie voor Financiën een brief met vragen van de leden van de fracties van VVD, CDA en de ChristenUnie naar aanleiding van mijn brief Fiscale beleidsagenda. U heeft mij gevraagd de antwoorden op de door u gestelde vragen uiterlijk op 20 april te mogen ontvangen in verband met het mondeling overleg van 24 april 2018.

In mijn brief van 20 april jongstleden heb ik uw Kamer laten weten dat het voor mij niet mogelijk was om de antwoorden binnen de door u gevraagde termijn te beantwoorden. In uw brief van 3 mei jongsleden geeft u aan de gang van zaken van het uitstel van de beantwoording van de schriftelijke vragen te betreuren. De vragen zijn door een miscommunicatie aan onze zijde te lang blijven liggen waardoor beantwoording binnen de gestelde termijn niet meer mogelijk was. Hiervoor bied ik uw commissie mijn oprechte excuses aan. Hierbij treft u de antwoorden op de door u gestelde vragen. Bij de beantwoording heb ik de volgorde aanhouden die u heeft gehanteerd bij de gestelde vragen.

Vragen van de leden van de fractie van de VVD

Lagere lasten op arbeid

De leden van de fractie van de VVD vragen of de burger onder een ceteris paribus-veronderstelling in 2021 meer in zijn portemonnee overhoudt dan op dit moment. Dit is het geval, de burger houdt in 2021 (ceteris paribus) meer in zijn portemonnee over dan hij op dit moment overhoudt. In doorsnee gaat de koopkracht van huishoudens er de komende jaren gemiddeld 1,1% per jaar op vooruit. Voor een uitgebreide toelichting van de koopkrachteffecten van het regeerakkoord verwijs ik naar de brief die de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over dit onderwerp heeft verzonden naar de Tweede Kamer.15

Vragen van de leden van de fractie van het CDA

Aanpak van belastingontwijking en belastingontduiking

De leden van de fractie van het CDA wijzen erop dat promiment wordt gekozen voor de aanpak van belastingontwijking en belastingontduiking. In dat kader vragen zij of de regering bewust is afgeweken van het én-én- beleid van de vorige regering inzake de internationale fiscale politiek, waarbij enerzljds proactief werd meegewerkt aan het tegengaan van belastingontwijking en ontduiking, en anderzijds werd ingezet op een aantrekkelijk investeringsbeleid.

In mijn beleidsagenda worden mijn vijf beleidsprioriteiten beschreven. Zowel de aanpak van belanstingontwijking- en ontduiking als het zorgen voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat maken onderdeel uit van mijn prioriteiten voor deze kabintperiode. Het kabinet vindt beide doelen dan ook even belangrijk. Wel heb ik een aparte brief over de aanpak van belastingontwijking en -ontduiking geschreven. Dit omdat de Tweede Kamer mij daar bij de Algemene Financiële Beschouwingen om heeft verzocht, hetgeen ongetwijfeld mede was ingegeven door het feit dat gedurende deze kabinetsperiode op dit beleidsterrein belangrijke ontwikkelingen zijn te verwachten. Het is mijn ambitie dat mijn aanpak ook het beeld zal kantelen dat Nederland het (internationale) bedrijven te gemakkelijk zou maken om belasting via Nederland te ontwijken. Mijn aparte brief over dit onderwerp, die ook in het Engels is vertaald, is een signaal naar zowel de Nederlandse samenleving als andere landen en internationale organisaties dat Nederland belastingontwijking en -ontduiking proactief aanpakt, waarbij het kabinet op sommige punten een stapje extra zet bovenop en naast de gemaakte internationale afspraken. Dat geldt bijvoorbeeld bij de invulling van de earningsstrippingmaatregel en de Controlled Foreign Companies-maatregel (CFC), maar ook vanwege de invoering van bronbelastingen op rente en royalty’s naar low tax jurisdictions en in misbruiksituiaties.

Lagere lasten op arbeid

De leden van de fractie van het CDA vragen of de prioriteitstelling in de Fiscale beleidsagenda nevenschikkend of onderschikkend is. Aan alle vijf de beleidsprioriteiten hecht ik veel belang. Uiteraard kunnen per dossier de accenten anders liggen, maar het uitgangspunt is nevengeschiktheid. Zo is de aanpak van belastingontwijking- en ontduiking belangrijk, evenals verdere vergroening, een aantrekkelijk vestigingsklimaat en lagere lasten op arbeid. En bij elke maatregel is goede uitvoerbaarheid het uitgangspunt.

Tevens verwijzen de leden van de fractie van het CDA naar mijn toezegging, gedaan tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2018, om in 2019 de eigenwoningregeling te evalueren. Ik zeg nogmaals toe dat de evaluatie naar mijn mening de eventuele onvolkomenheden van de huidige regeling, de ingewikkeldheid daarvan en de eventueel daaruit voortvloeiende problemen voor zowel de praktijk (belastingplichtigen, banken en adviseurs) als de Belastingdienst in beeld moet brengen.

Verdere vergroening

De leden van de fractie van het CDA vragen of ik voornemens ben om de koopkrachteffecten van de voorgenomen fiscale vergroeningsmaatregelen in beeld te brengen. De koopkrachteffecten van de voorgenomen fiscale vergroeningsmaatregelen zijn echter reeds meegenomen in het koopkrachtbeeld van het pakket aan maatregelen uit het regeerakkoord. Het effect van fiscale vergroeningsmaatregelen op de koopkracht loopt (over het algemeen), net zoals de invloed van bijvoorbeeld huurstijgingen, mee via de inflatie. Dit betekent dat in de koopkrachtberekeningen rekening wordt gehouden met het gemiddelde effect van (fiscale) vergroeningsmaatregelen. In doorsnee gaat de koopkracht van huishoudens er de komende jaren gemiddeld 1,1% per jaar op vooruit.16

Aantrekkelijk vestigingsklimaat

De leden van de fractie van het CDA roepen het kabinet op, nu op een eerdere vraag of een overgangsmaatregel mogelijk is voor de verhoging van het aanmerkelijkbelangtarief is geantwoord dat dit uitvoeringstechnisch niet mogelijk is, om alternatieven te bestuderen met betrekking tot deze maatregel in het regeerakkoord.

Allereerst wil ik opmerken dat een overgangsregeling bij een tariefsverhoging niet gebruikelijk is. Het aanmerkelijkbelangtarief over vervreemdingsvoordelen is in het verleden (1997) ook verhoogd van 20% naar 25% zonder overgangsregeling. Ik besef dat de verhoging van het tarief in box 2 ertoe leidt dat reeds opgebouwde winstreserves in de toekomst bij uitkering tegen het nieuwe box 2-tarief worden belast. De uiteindelijke heffing kan daardoor hoger zijn. Daarbij dient echter te worden opgemerkt dat directeur-grootaandeelhouders (DGA’s) in tegenstelling tot andere belastingplichtigen, de mogelijkheid hebben belastingheffing langdurig uit te stellen. Als een gevolg daarvan lopen zij nu tegen deze verhoging van het tarief aan. Verder was bij de incidentele verlagingen van het box 2-tarief in 2007 en 2014 te zien dat DGA’s massaal winsten uitkeerden tot de grens van de verlaagde tariefschijf. Daar leid ik uit af dat DGA’s een handelingsperspectief hebben.

DGA’s gaan er door de maatregelen in het regeerakkoord gemiddeld overigens op vooruit. DGA’s profiteren onder meer van de lastenverlichting in box 1, immers DGA’s worden voor wat betreft hun gebruikelijk loon in box 1 betrokken.

Daarnaast vragen de leden van fractie van het CDA zich af hoe het – naar aanleiding van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 22 februari 2018 – aangekondigde overleg met het bedrijfsleven, belangenorganisaties en de wetenschap inzake de toekomst van de fiscale eenheid vorm zal worden gegeven. Daarbij vragen zij of in beginsel alle serieuze varianten bespreekbaar zullen zijn en of ik in dat kader ook de budgettaire gevolgen van alle serieuze varianten in kaart wil brengen.

Op 22 februari 2018 heeft het HvJ EU uitspraak gedaan in twee zaken over de verenigbaarheid van het Nederlandse fiscale-eenheidsregime in de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 met de uit het Europees recht voortvloeiende vrijheid van vestiging.17 De uitspraak van het HvJ EU leidt ertoe dat de eerder aangekondigde spoedreparatiemaatregelen18 in werking zullen treden met terugwerkende kracht tot 25 oktober 2017, 11.00 uur. Het wetsvoorstel met deze spoedreparatiemaatregelen zal naar verwachting in het tweede kwartaal van dit jaar aan de Tweede Kamer ter behandeling worden aangeboden. De onderhavige spoedreparatiemaatregelen voorkomen op dit moment voor de toekomst de meest acute budgettaire problemen en zien op de waarschijnlijk meest kwetsbare elementen van de fiscale-eenheidsregeling. Het Europeesrechtelijke risico voor de overige elementen wordt daarmee niet volledig weggenomen. De spoedreparatiemaatregelen zullen daarom moeten worden opgevolgd door een nieuwe concernregeling die – uitvoeringstechnisch en juridisch – toekomstbestendig is. Zoals eerder aangegeven, is het concept van een grensoverschrijdende fiscale eenheid (met objectvrijstelling) geen reële optie voor het kabinet.19 Bij de uitwerking van een alternatief ligt het daarom voor de hand om aan te sluiten bij bestaande concernregelingen in andere landen.

Op dit moment wordt verkend hoe een nieuwe concernregeling kan worden vormgegeven die – uitvoeringstechnisch en juridisch – robuust en toekomstbestendig is. Dit is complex, omdat een groot aantal regelingen in de vennootschapsbelasting samenhangt met de huidige fiscale-eenheidsregeling. Ook bij een nieuwe concernregeling zal er daarom aandacht moeten zijn voor de samenhang met het systeem van de vennootschapsbelasting. Daarbij moet oog zijn voor alle belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting, dus voor zowel het grootbedrijf als het midden- en kleinbedrijf. Bovendien moet rekening worden gehouden met de overgang van het huidige fiscale-eenheidsregime naar een nieuwe concernregeling. Verder dienen naast de budgettaire gevolgen de uitvoerbaarheid, de invloed op een goed fiscaal ondernemingsklimaat en de Europees rechtelijke aspecten in kaart worden gebracht tijdens dit traject. Het op zorgvuldige wijze komen tot een nieuwe concernregeling neemt daarom tijd in beslag. Er moet immers worden onderzocht welke alternatieven tot de mogelijkheden behoren.

Ik heb eerder aangegeven dat over de vormgeving en het moment van invoering van een definitieve concernregeling overleg zal plaatsvinden het bedrijfsleven, belangengroeperingen en de wetenschap. Ik ben ervan overtuigd dat dit onderzoek en het overleg met het bedrijfsleven, belangengroepen en de wetenschap daarover, zal bijdragen aan een goed fiscaal ondernemingsklimaat en de uitvoerbaarheid van de regeling zal vergroten.

Ik streef ernaar dat in de tweede helft van 2018 een eerste ronde inventarisatiegesprekken wordt gevoerd met het bedrijfsleven, belangengroepen en de wetenschap over alternatieve concernregelingen. De uitkomst van deze gesprekken zal onderdeel uitmaken van een keuzedocument. In de eerste helft van 2019 wil ik vervolgens aan het bedrijfsleven, belangengroepen en de wetenschap met behulp van internetconsultatie inbreng vragen op dit keuzedocument. Ik streef ernaar medio 2019 een hoofdlijnenbrief naar de Tweede Kamer te zenden met daarin mijn reactie op de input van het keuzedocument en een schets van de toekomstige concernregeling. Hierna zal waarschijnlijk in de loop van 2019 een conceptwetsvoorstel worden uitgewerkt. Het conceptwetsvoorstel zal naar verwachting medio 2020 voor een internetconsultatie worden aangeboden, zodat het bedrijfsleven, belangengroepen en de wetenschap ook in dit stadium – zij het meer technisch – hun inbreng kunnen leveren. Tot slot zal een definitief wetsvoorstel worden uitgewerkt. Dit omvangrijke traject kost tijd, maar ik streef ernaar om een robuuste en toekomstbestendige concernregeling nog voor het einde van deze kabinetsperiode voor behandeling aan te bieden aan de Tweede Kamer.

De leden van de fractie van het CDA vragen tevens naar de fiscaalinhoudelijke argumenten om het fiscale beleggingsinstelling (fbi)-regime voor Nederlands vastgoed af te schaffen. De maatregel dat een fbi niet meer direct mag beleggen in Nederlands vastgoed (hierna: vastgoedmaatregel) is gekoppeld aan het afschaffen van de dividendbelasting, een andere maatregel uit het regeerakkoord. Beide maatregelen vormen onderdeel van een wetsvoorstel behorend tot het pakket belastingplan 2019 dat op Prinsjesdag bij de Tweede Kamer voor behandeling aanhangig zal worden gemaakt. Na het afschaffen van de dividendbelasting zou het rechtstreeks mogen beleggen door de fbi in Nederlands vastgoed er in geval van buitenlandse aandeelhouders toe leiden dat Nederland eenzijdig afziet van elke belastingheffing ter zake van de resultaten uit het in Nederland gelegen vastgoed. Immers, de fbi betaalt geen vennootschapsbelasting over de resultaten uit het vastgoed, op de uitgekeerde winst drukt vervolgens geen dividendbelasting meer en de buitenlandse aandeelhouders zijn in Nederland niet belastingplichtig. Het feit dat het heffingsrecht over vastgoedinkomen internationaal onomstreden toekomt aan het situsland (land waar vastgoed is gelegen), vormt reden temeer voor de vastgoedmaatregel.

Voorgaande is eveneens de reden geweest dat in 2007 bij de invoering van het regime voor de zogenoemde vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) is bepaald dat een vbi – kort gezegd – niet in Nederlands vastgoed mag beleggen. Een vbi betaalt, net als de fbi, geen vennootschapsbelasting over de beleggingswinsten en is nu al niet inhoudingsplichtig voor de dividendbelasting. Door het afschaffen van de dividendbelasting vervalt op dit wezenlijke punt het onderscheid tussen de fbi en de vbi.

Vervolgens vragen de leden van de CDA-fractie om een impactanalyse te maken wat de gevolgen zijn van de hierboven besproken vastgoedmaatregel voor het Nederlandse vestigingsklimaat en de economie. Bij de behandeling van de maatregel zullen de verwachte effecten uitgebreid aan de orde komen, op dat moment kom ik op deze vraag terug.

Vragen van de leden van de fractie van de ChristenUnie

Aanpak van belastingontwijking en belastingontduikuing

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn van mening dat het van grote betekenis is dat Nederland internationaal een niet mis te verstaan signaal afgeeft dat het menens is met de nieuwe fiscale aanpak van belastingontwijking en -ontduiking. Zij vragen wat op dat gebied mijn voornemens zijn. Ook vragen zij naar het tijdpad van de maatregelen die genoemd zijn in de brief aanpak belastingontwijking en -ontduiking.

Het feit dat ik een aparte brief over het onderwerp belastingontwijking en -ontduiking heb geschreven is op zichzelf een signaal dat het Nederland menens is. Dat wordt internationaal ook onderkend al wordt daarbij – terecht – vaak wel opgemerkt dat men de concrete uitwerking van de beleidsvoornemens afwacht om te kunnen beoordelen of al de mooie woorden ook worden waargemaakt.

Globaal kunnen de aangekondigde maatregelen in de volgende blokken worden ingedeeld. Maatregelen die al naar de Kamer zijn gestuurd, zoals implementatie van het Multilateraal Verdrag. Maatregelen die voor de zomer van dit jaar naar de Kamer worden gestuurd, zoals de implemtatie van de eerste Europese richtlijn tegen belastingontwijking (ATAD 1) en de spoedreparatie van het fiscale-eenheidsregime. Maatregelen die als onderdeel van het Belastingplan 2019 naar de Kamer worden gestuurd op Prinsjesdag dit jaar, zoals de introductie van de conditionele bronbelasting op dividend. Maatregelen die volgend jaar naar de Kamer worden gestuurd, zoals de implementarie van tweede Europese richtlijn tegen belastingontwijking (ATAD 2), de introductie van conditionele bronbelastingen op rente en royalty’s, de invoering van een minimumkapitaalregel en de aanpassing van het fiscale verschoningsrecht. Maatregelen die komende periode worden voorbereid, zoals de implementatie van de richtlijn «mandatory disclosure». Tenslotte zijn er nog beleidsvoornemens waarover nog internationale overeenstemming moet worden bereikt zoals bij publieke (dus openbare) Country-by-country reporting. Samenvattend zal naar verwachting het overgrote deel van de door mij aangekondigde maatregelen eind 2019 door uw Kamer zijn behandeld.

Lagere lasten op arbeid

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat de ontwikkelingen rond de marginale belastingdruk zorgwekkend zijn en vragen naar mijn doelstellingen op dit punt. Verandering in de marginale druk is inherent aan een systeem met heffingskortingen (en toeslagen) gericht op specifieke huishoudens. Door de afbouw (of minder steile opbouw) van de verschillende inkomensafhankelijke regelingen zorgen we ervoor dat de heffingskortingen en toeslagen beperkt blijven tot de huishoudens die dat nodig hebben of waarvan we specifiek de arbeidsparticipatie willen stimuleren (voorkomen van de armoedeval). Bij het inkomensbeleid zal altijd een afweging gemaakt moeten worden tussen arbeidsmarktprikkels, het streven naar een evenwichtige inkomensverdeling en de doelstelling van gezonde overheidsfinanciën. Het verminderen van de marginale belastingdruk is geen op zichzelf staand doel.

Tevens vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie naar de invulling van de motie-Ester over het verminden van de extremen in de marginale belastingdruk. Aan de motie-Ester wordt recht gedaan door jaarlijks bij de begroting van SZW – die op Prinsjesdag aan beide Kamers wordt verzonden – te rapporteren over de ontwikkeling van de marginale druk. Opties om extremen in de marginale druk te verminderen zijn uitgebreid in kaart gebracht in het onderzoek Marginale druk in het inkomensbeleid.20 Dit onderzoek is naar ook naar uw Kamer verzonden. De opties die hierin worden gepresenteerd, zijn al grotendeels in het regeerakkoord verankerd. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het langer laten doorlopen van het opbouwtraject van de arbeidskorting, het starten van het afbouwtraject bij een hoger inkomen van het kindgebonden budget voor paren en het minder steil afbouwen van de huurtoeslag. Figuur 5 in de Fiscale Beleidsagenda toont de marginale druk in 2021 voor en na de maatregelen uit het regeerakkoord (exclusief toeslagen21).

Daarnaast vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie naar de voornemens van het kabinet op het gebied van de positie van eenverdieners. Als gevolg van de combinatie van belastingheffing op het niveau van het individu en de progressiviteit van het belastingstelsel, wordt een huishoudinkomen dat door twee personen wordt verdiend tegen een lager tarief belast dan hetzelfde inkomen dat door slechts één persoon wordt verdiend. De belastingdruk op huishoudniveau bij een gelijk huishoudinkomen is daardoor hoger voor een eenverdienershuishouden dan voor een tweeverdienershuishouden.

Het kabinet neemt, voor het eerst sinds jaren, maatregelen die de (gemiddelde) belastingdruk van eenverdieners verlagen. Zo profiteren eenverdieners van de invoering van het tweeschijvenstelsel en hebben zij profijt van het verhogen van de afbouwgrens in het kindgebondenbudget voor paren en het verhogen van de zorgtoeslag voor paren. De maatregelen van het kabinet zorgen ervoor dat eenverdieners er in doorsnee evenveel in koopkracht op vooruitgaan als tweeverdieners.22

De leden van de fractie van de ChristenUnie onderstrepen voorts het belang van een omvattende en strategische visie op het zzp-fenomeen als basis voor beleid en vragen naar de ambitie en concrete voornemens van het kabinet op dit punt. Het is allereerst altijd goed om te onderkennen dat achter het begrip zzp’ers een zeer veelzijdige groep werkenden schuilt. De visie van het kabinet is dat zzp’ers een belangrijke positie hebben op de arbeidsmarkt en de ruimte moeten krijgen om te ondernemen. Het kabinet vindt het wel van belang dat zzp’ers om de juiste redenen kiezen voor zzp-schap en dat er niet eigenlijk sprake is van een arbeidsovereenkomst. Het kabinet is in lijn met deze visie bezig met de verdere uitwerking van de in het regeerakkoord aangekondigde maatregelen, waaronder de maatregelen ter vervanging van de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties. Het kabinet heeft uw Kamer daarover nog geïnformeerd in de Kamerbrief roadmap DBA van 9 februari jongsleden.23

Ook vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie naar de ambities en het tijdspad bij de vermogensrendementsheffing. Naar aanleiding van vragen tijdens de Voortzetting Algemene financiële beschouwingen en behandeling pakket Belastingplan 2018 op 12 december 2017, heb ik toegezegd de Kamer hierover begin 2018 te informeren.24 Ook de vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer heeft, mede naar aanleiding van het Keuzedocument box 3 van juni 2017, mij op 23 november 2017 verzocht om een kabinetsstandpunt met betrekking tot box 3 op basis van werkelijk rendement. Aan de brief met het kabinetsstandpunt wordt gewerkt. De brief zal dit voorjaar nog naar de Eerste en Tweede Kamer worden gestuurd.

Een volgende vraag van de leden van de fractie van de ChristenUnie ziet op welke stappen de regering op het gebied van afschaffing van de doorsneesystematiek wil zetten en of een herziening van het financieel toetsingskader in het verschiet ligt. Zoals in de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 april jl. is aangegeven, wil het kabinet samen met sociale partners de stap zetten naar een vernieuwd pensioenstelsel.25 Belangrijke uitgangspunten daarbij zijn het afschaffen van de doorsneesystematiek en de ontwikkeling van een nieuw pensioencontract met een meer persoonlijk pensioenvermogen. Het kabinet wacht met belangstelling de voorstellen van de SER af. Een pensioenstelsel met meer persoonlijke pensioenvermogens kent een andere risicoverdeling tussen pensioenuitvoerders, werkgevers en deelnemers. Bij zo’n stelsel past ook een aangepast financieel toetsingskader.

Aantrekkelijk vestigingsklimaat

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar de aspiraties en plannen van het kabinet rond start-ups. Het kabinet is onverminderd bezig om start-ups de ruimte te bieden zich in Nederland te vestigen, te ondernemen en door te ontwikkelen. Wat betreft de fiscaliteit heeft dit in 2017 geleid tot een versoepeling van de gebruikelijkloonregeling voor innovatieve start-ups, waarbij het belastbare loon voor DGA’s van innovatieve start-ups voor de toepassing van de gebruikelijkloonregeling wordt vastgesteld op het wettelijke minimumloon. Daarnaast is sinds 1 januari 2018 een maatregel van kracht waarmee een aandelenoptierecht, toegekend door een innovatieve start-up aan haar werknemer voor 25% van de belastinggrondslag is vrijgesteld, tot een maximum van € 50.000 per werknemer. Na evaluatie van de eerder genoemde gebruikelijkloonregeling voor innovatieve start-ups zal het kabinet bezien of deze regeling moet worden aangepast. Daarbij zal ook worden bezien of de regelgeving ten aanzien van het uitbetalen in aandelen voor start-ups en scale-ups moet worden verruimd. Overigens bestaan er naast maatregelen binnen het fiscale spectrum die het ondernemersklimaat voor innovatieve start-ups bevorderen ook andere regelingen, zoals de SEED Capital-regeling, waarbij de overheid innovatieve start-ups ondersteunt, en de Seed Business Angel-regeling, waarmee de overheid het makkelijker maakt om kapitaal te steken in jong snelgroeiende bedrijven.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of het kabinet in aanloop naar dit voornemen met een gedegen onderbouwing zal komen van het voorstel tot afschaffing van de dividendbelasting. Het afschaffen van de dividendbelasting is onderdeel van een totaalpakket. Het ligt naar mijn mening in de rede de effecten van al de fiscale maatregelen in dit pakket in samenhang te bezien en te bespreken. Het voornemen is dit pakket aan maatregelen (uiterlijk) op Prinsjesdag aan de Tweede Kamer aan te bieden. In de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel zal nader worden ingegaan op de beweegredenen van het kabinet bij de verschillende maatregelen. Uiteraard zal ik daarbij ook nader ingaan op het kabinetsvoornemen om de dividendbelasting af te schaffen.

Verdere vergroening

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de voorstellen uit de Fiscale beleidsagenda sporen met het tijdpad van het klimaatakkoord. Het kabinet bewaakt de goede samenhang tussen de implementatie van de maatregelen voor fiscale vergroening zoals opgenomen in het regeerakkoord en de totstandkoming van de afspraken in het kader van het klimaatakkoord. Uw Kamer zal voor de zomer nader worden geïnformeerd over de nadere uitwerking van de maatregelen uit het regeerakkoord die zien op fiscale vergroening.

Goede uitvoerbaarheid

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar mijn ambities en voornemens op het gebied van vereenvoudiging. Vereenvoudiging van het belastingstelsel is altijd een belangrijk streven. Wel is vereenvoudiging een lastige zaak. Het vergt politieke wil en het kost in eerste instantie extra inspanningen. Voor nu is de keuze gemaakt om de capaciteit in te zetten voor implementatie van de maatregelen uit het regeerakkoord. Desalniettemin blijf ik mij inspannen om waar mogelijk vereenvoudigende maatregelen door te voeren. Zo is het mijn voornemen om bij nieuwe wetgeving altijd voor de meest uitvoerbare en minst complicerende variant te kiezen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen daarnaast hoe het op orde brengen van de Belastingdienst zich verhoudt tot de ambities en plannen van de Fiscale agenda. De uitvoerbaarheid door de Belastingdienst en stapeling van risico’s hebben mijn speciale aandacht. Op 26 april 2018 heb ik mijn brief «Beheerst Vernieuwen»26 gepresenteerd. In deze brief heb ik aangegeven wat ik bij de Belastingdienst heb aangetroffen. Ik ben me steeds bewuster geworden van de complexiteit, hardnekkigheid en omvang van de problemen waarmee de Belastingdienst kampt. Om hieruit te komen is een lange adem nodig. Mijn aanpak van een meer beheerste vernieuwing is erop gericht om gefaseerd en beheerst voortgang te boeken op een overzichtelijker aantal projecten. Daarbij zal zoveel mogelijk worden aangesloten bij de normale sturingsinstrumenten, zijn verantwoordelijkheden helder belegd en kan tijdig worden bijgestuurd. Ik realiseer me dat deze aanpak op korte termijn tot verdere vertraging van de vernieuwingsopgave zal leiden. Toch is dit naar mijn mening de manier om op de langere termijn de beoogde vernieuwingsdoelen te bereiken. Daarnaast zijn aanvullende maatregelen nodig voor 2019 en verder om risico’s te voorkomen.

Van alle maatregelen in de Fiscale beleidsagenda wordt een uitvoeringstoets gemaakt. De uitvoeringstoets geeft onder andere inzicht in de investeringen in ICT en toezichtsactiviteiten die per maatregel nodig zijn en geeft de benodigde uitvoeringskosten aan. Daarmee maakt de uitvoeringstoets inzichtelijk wat elke afzonderlijke maatregel betekent voor de in ontwikkeling zijnde Belastingdienst en of en hoe de maatregelen verantwoord in het bestaande werkpakket kunnen worden ingepast. In de fiscale beleidsagenda heb ik aangegeven dat daarbij het vermogen om de uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst te laten groeien beperkt is, zeker op de korte termijn. Voor de prioritering in de ICT-portfolio heeft de Belastingdienst het portfoliomanagement geprofessionaliseerd. Hierdoor is het mogelijk stapeling in beeld te brengen en belangen tegen elkaar af te wegen om keuzes te kunnen prioriteren. Bij de implementatie van maatregelen is een beheersbare inbedding van de verandering belangrijk en verandercapaciteit noodzakelijk. De uitkomsten uit de uitvoeringstoets zijn voor mij leidend.

Digitale economie

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen op welke wijze de Belastingdienst samenwerkt met inhoudelijke partners en collega-belastingdiensten om om te kunnen gaan met de nieuwe fiscale vragen vanuit de digitale economie. Zoals in de fiscale beleidsagenda wordt aangegeven, is het belangrijk dat er op twee manieren wordt ingespeeld op de nieuwe uitdagingen die samenhangen met een digitale economie. Enerzijds de ontwikkeling van de belastingmix en anderzijds hoe de Belastingdienst op kortere termijn verdere stappen kan zetten.

De Belastingdienst heeft contacten met diverse collega-belastingdiensten rondom de digitale economie. Binnen de OESO en dan met name het Forum on Tax Administration is sinds enkele maanden een project opgestart over hoe om te gaan met de sharing and gig economy. De resultaten van dit project waar veel internationale belangstelling voor bestaat (er zijn 27 deelnemende landen) worden eind dit jaar verwacht. Ook binnen de Europese Unie (EU) zijn er gezamenlijke activiteiten. Zo is er bijvoorbeeld met Zweden, België, Frankrijk, Duitsland en Verenigd Koninkrijk samengewerkt aan een Multi Laterale Controle (MLC) op gebruikers van een digitaal platform in de taxisector. Daarnaast zijn er diverse meetings waarin verdere samenwerkingsmogelijkheden worden besproken en opgepakt. Voorbeeld hiervan is een MLC, geïnitieerd vanuit Zweden, gericht op de korte termijn verhuur van woningen en kamers. In het onderzoek zal zowel aandacht worden besteed aan de winstallocatie en omzetbelasting van het platform zelf, als aan de inkomsten en omzetbelastingaspecten van de verhuurders. Tevens onderzoekt de Belastingdienst hoe de digitalisering burgers, bedrijven en de Belastingdienst kan faciliteren. Hierin wordt zoveel als mogelijk samengewerkt met inhoudelijke partners, zoals ook het geval is bij de pilot automatische btw-aangifte. Een ander voorbeeld is de samenwerking met een externe partij, in een pilot om te onderzoeken of de blockchain technologie kan bijdragen aan het voorkomen van btw-fraude.

Daarnaast vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie op welke wijze in de nieuwe digitale economie wordt omgegaan met nieuwe privacy vraagstukken. De privacyregelgeving en de daarbij te hanteren beginselen, uitgangspunten en waarborgen maken geen onderscheid tussen de reële en de digitale economie. Wel kan het zo zijn in het licht van ontwikkelingen van de digitale economie waarbij gegevens sneller en op groter schaal kunnen worden verwerkt privacyvraagstukken een nieuwe dimensie krijgen en daarmee extra aandacht behoeven. De Belastingdienst is zich hiervan bewust en dit aspect van de digitale economie heeft dan ook zeker de aandacht. Juist ook op het punt van beveiliging van persoonsgegevens biedt de techniek vaak ook nieuwe oplossingsmogelijkheden.

Gemeenten en Europa

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen waarom de uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied niet terugkeert in de fiscale beleidsagenda. Kijkend naar het belastingsstelsel heb ik ervoor gekozen om voor de komende jaren vijf prioriteiten te stellen die grotendeels voortvloeien uit het regeerakkoord. De verruiming van de mogelijkheden van gemeenten om belasting te heffen behoort niet tot een van mijn vijf prioriteiten. Overigens wil dit niet zeggen dat het kabinet geen aandacht heeft voor de financiële verhoudingen tussen het Rijk en medeoverheden. Nederland staat de komende tijd voor een aantal uitdagingen. Deze uitdagingen beperken zich niet tot de grenzen van een gemeente of regio. Dit vraagt om een gezamenlijke bestuurlijke aanpak. Het Rijk, gemeenten, provincies en waterschappen hebben daarom een akkoord gesloten om samen een aantal grote maatschappelijke opgaven aan te pakken dat heeft geleid tot de «Programmastart interbestuurlijk programma». Daarin is onder meer afgesproken om naar aanleiding van het rapport «Rekening houden met verschil» gezamenlijk te werken aan het herzien van de financiële verhoudingen tussen Rijk en medeoverheden.

Tot slot vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie naar de beoordeling van de regering van de inzet van de Europese Commissie om als onderdeel van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) de eigen fiscale inkomsten te vergrootten. Verder vragen de leden zich af over welke ruimte de Commissie volgens de regering mag beschikken om eigen fiscaal beleid te voeren. Nederland is terughoudend ten opzichte van nieuwe eigen middelen van de EU vanwege de nationale soevereiniteit op het gebied van belastingheffing en risico’s op een hogere lastendruk en verhoogde complexiteit. Het voeren van fiscaal beleid is voorbehouden aan de lidstaten. Uw Kamer zal over de voorstellen van de Europese Commissie voor het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 van de EU separaat nader worden geïnformeerd.

Ik hoop uw Kamer hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Ik kijk er naar uit om binnenkort met u over de Fiscale beleidsagenda in overleg te treden.

M. Snel


X Noot
1

Letter I heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 34 785.

X Noot
2

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Knip (VVD), Backer (D66), Ester (CU), De Grave (VVD) (voorzitter), vac. (CDA) (vice-voorzitter), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Vac. (PVV), Van Apeldoorn (SP), N.J.J. van Kesteren (CDA), Knapen (CDA), Köhler (SP), Prast (D66), Van Rij (CDA) (vice-voorzitter), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), vac. (PvdA), Overbeek (SP)

X Noot
3

Kamerstukken I, 2017–2018, 34 785, G, p. 10. Zie tevens: Handelingen I 2017–2018, nr. 12, item 7, p. 61 en toezegging T02519 op www.eerstekamer.nl.

X Noot
4

Zie toezegging T02518 op www.eerstekamer.nl.

X Noot
5

Kamerstukken I, 2017–2018, 34 785, C, p.30.

X Noot
6

Kamerstukken I, 2017–2018, 34 785, D.

X Noot
7

Centraal Planbureau, Keuzes in kaart 2018–2021. Een analyse van elf verkiezingsprogramma's, Den Haag 16 februari 2017. Te raadplegen via: https://www.cpb.nl/publicatie/keuzes-in-kaart-2018–2021

X Noot
8

Europese Commissie, speech /18/1693, «Opening remarks by Commissioner Moscovici on the European Semester Winter Package», 7 maart 2018. Te raadplegen via http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-18–1683_en.htm.

X Noot
9

Kamerstukken I, 2017–2018, 34 775, O.

X Noot
10

Kamerstukken I, 2015–2016, 34 300, J herdruk en Kamerstukken I, 2016–2017, EK 34 550, F.

X Noot
11

Kamerstukken II, 2017–2018, 34 785, nr. 59.

X Noot
12

Advies van de Commissie Financiële ruimte voor gemeenten, Bepalen betekent betalen, 26 mei 2015, te raadplegen via: https://vng.nl/files/vng/nieuws_attachments/2014/bepalen-betekent-betalen_20150526.pdf

X Noot
13

Het betreft de brief van 20 april 2018 inzake de Fiscale beleidagenda, kenmerk 2018–0000062925 en de brief van 20 april 2018 inzake de Aanpak belastingontwijking en belastingontduiking, kenmerk 2018–0000062413 (zullen nog worden gedrukt als Kamerstuk)

X Noot
14

Zoals ontvangen per brief van 18 april 2018, kenmerk 2018–0000061288.

X Noot
15

Kamerstukken II 2017/18, 34 700, nr. 47.

X Noot
16

Kamerstukken II 2017/18, 34 700, nr. 47.

X Noot
17

HvJ EU 22 februari 2018 in de gevoegde zaken X BV (C-398/16) en X NV (C-399/16) tegen Staatssecretaris van Financiën, ECLI:EU:C:2018:110. De eerste zaak betreft de weigering van de aftrek van een valutaverlies, waarin het HvJ EU een voor Nederland positieve uitspraak heeft gedaan, waarbij de Nederlandse regeling dienaangaande niet in strijd komt met het EU-recht. De tweede zaak betreft de weigering van de aftrek van rente vanwege de toepassing van de renteaftrekbeperking van artikel 10a Wet Vpb 1969, waarin het HvJ EU heeft geoordeeld dat de Nederlandse regeling wel in strijd is met het EU-recht.

X Noot
18

De spoedmaatregelen zijn aangekondigd na de conclusie van A-G Campos Sanchéz-Bordona van 25 oktober 2017 in de gevoegde zaken C-398/16 en C-399/16, X BV (C-398/16), X NV (C-399/16) tegen Staatssecretaris van Financiën, ECLI:EU:C:2017:807. Zie ook de Kamerstukken I 2017/18, 34 323, F en Kamerstukken II 2017/18, 34 323, nr. 20.

X Noot
19

Zie in dit kader bijvoorbeeld aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1531, Kamerstukken II 2017/18, 34 323, nr. 21, blz. 19, alsmede Kamerstukken II 2015/16, 34 323, nr. 6, blz. 8–10.

X Noot
20

Kamerstukken II 2016/17, 34 552, nr. 80.

X Noot
21

De marginale druk inclusief toeslagen is nauw verbonden met diverse kenmerken van een huishouden (bijvoorbeeld of de belastingplichtige alleenstaand of samenwonend is, het aantal kinderen in het huishouden, of er sprake is van een huur- of koopwoning, et cetera). Afhankelijk van deze kenmerken kan de marginale lastendruk per huishoudens sterk verschillen.

X Noot
22

Kamerstukken II 2017/18, 34 700, nr. 47.

X Noot
23

Kamerstukken II 2017/18, 34 036, nr. 68.

X Noot
24

Handelingen EK 2017/18, nr. 12, item 7

X Noot
25

Kamerstukken II 2017/18, 32 043, nr. 404.

X Noot
26

Kamerstukken II 2017/18, 31 066, nr. 403.

Naar boven