34 556 Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met het oog op afschaffing van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden en de aftrek van scholingsuitgaven (Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing)

Nr. 14 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 21 september 2018

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In het opschrift wordt «en de aftrek van scholingsuitgaven (Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing)» vervangen door «(Wet fiscale maatregel rijksmonumenten)».

2

In de considerans wordt «dat voor het structureel op orde brengen van de rijksbegroting ook maatregelen nodig zijn op de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en omzetting van de huidige fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden en de fiscale aftrek van scholingsuitgaven in niet-fiscale uitgavenregelingen een effectievere en doelmatigere inzet van budgettaire middelen op die begroting mogelijk maakt» vervangen door «dat omzetting van de huidige fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden in een niet-fiscale uitgavenregeling een effectievere en doelmatigere inzet van budgettaire middelen mogelijk maakt».

3

In artikel I, onderdeel H, wordt «artikel 10a.18» vervangen door «artikel 10a.19» en wordt «Artikel 10a.19» vervangen door «Artikel 10a.20». Voorts wordt «31 december 2016» steeds vervangen door «31 december 2018».

4

De artikelen II, III en IV vervallen.

5

In artikel V wordt «1 januari 2017» vervangen door «1 januari 2019».

6

Artikel VI komt te luiden:

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

7

In artikel VII wordt «Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten en scholing» vervangen door «Wet fiscale maatregel rijksmonumenten».

TOELICHTING

I. Algemeen

Met deze nota van wijziging wordt de maatregel tot afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven uit het onderhavige wetsvoorstel gehaald en wordt de datum van inwerkingtreding van de maatregel tot afschaffing van de fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden gewijzigd van 1 januari 2017 in 1 januari 2019.

Het onderhavige wetsvoorstel ziet als gevolg van deze nota van wijziging nog enkel op de maatregel tot afschaffing van de fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden met het oog op omzetting in een vervangende subsidieregeling.

Nader onderzoek omzetting aftrek van scholingsuitgaven

Het streven van het kabinet conform het regeerakkoord is de fiscale aftrek van scholingsuitgaven te vervangen door een individuele leerrekening. Dat voornemen wijkt af van het voorstel tot invoering van scholingsvouchers waar bij indiening van onderhavig wetsvoorstel van werd uitgegaan. Verder zal het kabinet afspraken maken met sociale partners en onderwijsinstellingen over hun bijdrage aan een leven lang leren, waarbij ook de O&O-fondsen worden betrokken. Dit vereist een nader uitgebreid voorbereidingstraject met verschillende partijen. Om die reden wordt in onderhavige nota de afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven uit het wetsvoorstel gehaald. Deze maatregel zal op een later moment worden opgenomen in een nog nader te bepalen ander wetsvoorstel.

Afschaffing aftrek van uitgaven voor monumentenpanden

In de brief «Erfgoed telt» die de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) op 22 juni 2018 naar de Tweede Kamer heeft gestuurd1 zijn de overwegingen genoemd om de fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden af te schaffen en te vervangen door een subsidieregeling. De overwegingen zijn – kort samengevat – dat met een subsidieregeling de kwaliteit van de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden beter gewaarborgd wordt en er geen subsidiëring meer plaatsvindt van niet-monumentaal onderhoud waardoor budgettaire ruimte ontstaat om de bestaande Subsidieregeling Instandhouding Monumenten (SIM) te versterken zoals is toegelicht in voornoemde brief.

Op 17 augustus 2018 heeft de Minister van OCW de door het kabinet beoogde subsidieregeling ter vervanging van de fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden naar de Tweede Kamer gestuurd.2 Op 11 september 2018 is deze conceptsubsidieregeling in een plenair debat over behoud van cultureel erfgoed in de Tweede Kamer besproken. Met betrekking tot de door het kabinet voorgestelde subsidieregeling zijn twee moties ingediend die op 13 september 2018 door de Tweede Kamer zijn aangenomen3. Ter uitvoering van deze moties heeft de Minister van OCW de Tweede Kamer op 17 september 2018 een brief gestuurd4 met als bijlage de naar aanleiding van een van de moties aangepaste conceptsubsidieregeling. Deze regeling zal op 1 januari 2019 van kracht worden, op dezelfde datum als de afschaffing van de aftrek van uitgaven voor monumentenpanden in werking zal treden.

Budgettaire gevolgen

Bij de Voorjaarsnota 2017 is de oorspronkelijk aan het onderhavige wetsvoorstel gekoppelde bezuinigingstaakstelling op de begroting van het Ministerie van OCW teruggedraaid. In de Miljoenennota 2019 is een budgettaire opbrengst van afschaffing van de aftrek van uitgaven voor monumenten per 1 januari 2019 opgenomen van € 62 miljoen. Dit bedrag wordt vanaf 1 januari 2019 structureel toegevoegd aan de begroting van het Ministerie van OCW om, in plaats van fiscaal, via een uitgavenregeling het rijksmonumentenonderhoud door particuliere eigenaren te subsidiëren.

II. Onderdeelsgewijs

Onderdeel 1

Het opschrift van het wetsvoorstel wordt aangepast in verband met het uit dit wetsvoorstel halen van de maatregel tot afschaffing van de aftrek van scholingsuitgaven in de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001).

Onderdeel 2

De considerans wordt aangepast in verband met het uit het onderhavige wetsvoorstel halen van de maatregel tot afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven en het schrappen van de bezuinigingstaakstelling op de begroting van het Ministerie van OCW die oorspronkelijk aan het wetsvoorstel was verbonden.

Onderdeel 3

De tekst van de wijzigingsopdracht tot opname van een overgangsregeling in de Wet IB 2001 wordt deels vervangen door een nieuwe tekst. Daarbij wordt onder meer de nummering van de voorgestelde overgangsbepaling aangepast om rekening te houden met een andere eveneens per 1 januari 2019 in te voeren overgangsbepaling in de Wet IB 2001.5 Verder wordt de datum in de voorgestelde overgangsbepaling aangepast aan de wijziging van de beoogde datum van inwerkingtreding van de in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen maatregelen.

Onderdeel 4

Met het uit het onderhavige wetsvoorstel halen van de maatregel tot afschaffing van de scholingsuitgaven komen de artikelen II en IV, waarin wijzigingen waren opgenomen die van toepassing waren op de scholingsuitgaven, te vervallen.

Ook artikel III komt te vervallen. Dat artikel is niet meer van belang in verband met een andere voorgenomen wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II.6

Onderdeel 5

De datum in de voorgestelde overgangsbepaling wordt aangepast aan de wijziging van de beoogde datum van inwerkingtreding van de in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen maatregelen.

Onderdeel 6

De datum in de inwerkingtredingsbepaling wordt aangepast aan de wijziging van de beoogde datum van inwerkingtreding van de in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen maatregelen. Verder vervalt de verwijzing naar de inmiddels ingetrokken Wet raadgevend referendum.7

Onderdeel 7

De citeertitel van het onderhavige wetsvoorstel wordt aangepast aan de gewijzigde inhoud.

Deze nota van wijziging wordt mede namens de Minister van OCW ingediend.

De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel


X Noot
1

Kamerstukken II 2017/18, 32 820, nr. 248.

X Noot
2

Kamerstukken II 2017/18, 32 820, nr. 250, blg-852113.

X Noot
3

Kamerstukken II, 2017/18, 32 820, nr. 255 en nr. 268.

X Noot
4

Brief met referentie nr. 1412051.

X Noot
5

De hier bedoelde andere overgangsbepaling is opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2019.

X Noot
6

De hier bedoelde aanpassing is opgenomen in het wetsvoorstel Belastingplan 2019.

Naar boven