32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid

Nr. 250 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 20 augustus 2018

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 22 juni 2018 inzake Erfgoed Telt; de betekenis van erfgoed voor de samenleving (Kamerstuk 32 820, nr. 248).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 17 augustus 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Tellegen

De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic

1.

Is er een financieel plafond bij het aanvragen van de monumentensubsidie? Zo ja, hoe hoog is dit plafond? Waarom is er een plafond? Wat als een opdracht vanwege een plafond te duur is voor de periode van een jaar?

Antwoord op vraag 1:

Mede door opmerkingen uit uw Kamer op de concept-subsidieregeling in 2016 is de beoogde regeling ter vervanging van de monumentenaftrek aangepast. Een van de wijzigingen betreft het plafond. Er is geen maximum meer aan onderhoudskosten waar een eigenaar subsidie voor kan aanvragen.

2.

Welk bedrag is gemoeid met de uitvoeringskosten van de monumentenaftrek bij de Belastingdienst en welk bedrag zou gemoeid zijn met de uitvoeringskosten bij het Ministerie van OCW1?

31.

Hoeveel bedragen de uitvoeringskosten van de fiscale aftrekpost voor monumenten? Hoeveel uitvoeringskosten zijn er geraamd voor de nieuwe subsidieregeling voor monumenten van 35 procent?

Antwoord op vraag 2 en 31:

De huidige uitvoeringskosten van de Belastingdienst voor de monumentenaftrek bedragen € 1,4 miljoen per jaar. De geraamde uitvoeringskosten van de nieuwe subsidieregeling, mede gebaseerd op een business case van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: RCE) en het Nationaal Restauratiefonds (hierna: NRF), bedragen € 1,6 miljoen per jaar.

3.

Welk bedrag is gemoeid met de uitvoeringskosten van de monumentenaftrek bij de Belastingdienst indien er geen wijziging van het stelsel zal plaatsvinden maar alleen een kwaliteitstoets zal worden toegevoegd?

Antwoord op vraag 3:

Dit is moeilijk in te schatten omdat de Belastingdienst dan een systeem zou moeten opbouwen om zo’n kwaliteitstoets te kunnen uitvoeren en intern of extern daarvoor expertise in huis zou moeten halen. In ieder geval zullen de uitvoeringskosten dan een veelvoud worden van de huidige € 1,4 miljoen die nu met de uitvoering is gemoeid.

4.

Waarom is de monumentensubsidie alleen beschikbaar voor onderhoud en niet voor instandhouding (restauratie en onderhoud)?

Antwoord op vraag 4:

De subsidieregeling is (in)gericht op instandhouding van rijksmonumenten2. De kosten die worden gesubsidieerd kunnen voor zowel onderhouds- als restauratiewerkzaamheden zijn. De Leidraad Subsidiabele Instandhoudingskosten (hierna: leidraad) vormt de basis voor subsidieverlening.

5.

Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat het onderhoud van monumenten te allen tijde kan worden uitgevoerd indien het plafond van de beschikbare 57 miljoen euro is bereikt?

Antwoord op vraag 5:

Voor subsidieverstrekking op grond van deze subsidieregeling is jaarlijks in ieder geval € 40 miljoen beschikbaar (het resterende bedrag is ter versterking van de SIM). In de regeling heb ik een aantal maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat het onderhoud van monumenten binnen de budgettaire kaders van de regeling te allen tijde uitgevoerd kan worden. Zo wordt het percentage subsidiabele kosten herrekend wanneer het aantal toe te wijzen subsidieaanvragen in enig jaar zo groot is, dat het beschikbare subsidiebedrag zou worden overschreden. Een voorbeeld ter illustratie: indien bij toewijzing van alle subsidieaanvragen een bedrag van € 42 miljoen aan subsidie zou moeten worden verstrekt, wordt het subsidiepercentage verlaagd van 35% naar (bij benadering) 33%. Daarnaast wordt bij onderuitputting van het jaarlijks beschikbare subsidiebedrag, het bedrag van de onderuitputting toegevoegd aan het bedrag voor het jaar daaropvolgend.

6.

Hoe gaat de aanvraagprocedure voor subsidie voor particuliere eigenaren eruit zien?

Antwoord op vraag 6:

Een eigenaar kan digitaal een subsidieaanvraag indienen in de periode van 1 maart tot en met 30 april, volgend op het kalenderjaar waarin het onderhoud is gedaan. Via een online-aanvraagformulier wordt de aanvraag ingediend en geeft de aanvrager aan op welke kosten uit de leidraad zijn aanvraag betrekking heeft. Dit toont de aanvrager aan door gespecificeerde facturen van de werkzaamheden in te dienen. Bij werkzaamheden hoger dan € 70 duizend moet de aanvrager ook een inspectierapport meesturen. Vervolgens ontvangt de aanvrager binnen dertien weken bericht op zijn aanvraag.

7.

Kan een particuliere eigenaar van een monument jaarlijks subsidie aanvragen?

Antwoord op vraag 7:

Ja, een particuliere eigenaar-bewoner van een rijksmonument kan elk jaar een subsidieaanvraag indienen. Hoewel slechts eenmaal per jaar een aanvraag kan worden gedaan, kunnen in die aanvraag vanzelfsprekend wel kosten worden opgenomen die zijn gemaakt ten behoeve van meerdere werkzaamheden aan het rijksmonument in het jaar voorafgaand aan de aanvraagperiode.

8.

Hoe gaat voorkomen worden dat door prioritaire aanvragen van 1) werelderfgoed 2) POM’s3 het beschikbare budget voor particuliere eigenaren is bereikt?

Antwoord op vraag 8:

Voor particuliere eigenaren-bewoners is een aparte subsidieregeling gemaakt waar het werelderfgoed en de professionele organisaties voor monumentenbehoud (hierna: POM’s) geen gebruik van kunnen maken. Het beschikbare budget is dus in zijn geheel bestemd voor particuliere eigenaren-bewoners.

9.

Hoe ziet u de uitwerking van subsidieaanvragen bij monumenten die in gezamenlijk eigendom zijn?

39.

Hoe zal in de nieuwe subsidieregeling worden omgegaan met mede-eigendom via een onverdeelde boedel, appartementen of andere (rechts)vormen van gedeeld eigendom vooral als er sprake is van een (zeer) groot aantal eigenaren?

Antwoord op vraag 9 en 39:

Wanneer sprake is van gedeeld zakelijk recht (zoals gedeelde eigendom of een gedeeld appartementsrecht), dan kunnen die eigenaren of rechthebbenden individueel of tezamen door een bevoegd vertegenwoordiger, een subsidieaanvraag indienen. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om een vereniging van eigenaars die een subsidieaanvraag doet namens de verschillende particuliere eigenaren-bewoners.

10.

Hoeveel procent van de 325 miljoen euro is juridisch verplicht in de begroting voor 2019?

Antwoord op vraag 10:

Van de € 325 miljoen is in de Kamerbrieven «Cultuur in een open samenleving» (Kamerstuk 32 820, nr. 221) en «Erfgoed Telt» (Kamerstuk 32 820, nr. 248) een bestemming vastgelegd voor ruim € 286 miljoen (88%). Deze middelen worden voor een belangrijk deel al beschikt in 2018. De resterende € 38 miljoen (12%) staat nog op de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën.

11.

Is de aanbeveling van Ecorys om private fondsvorming met fiscale aftrek te creëren onderzocht? Zo ja, kunt u cijfermatige gevolgen in kaart brengen en toelichten waarom hier niet voor gekozen is? Zo nee, kunt u dit alsnog doen?

Antwoord op vraag 11:

In de aanbevelingen in het rapport van Ecorys (paragraaf 7.3, vanaf pagina 67) is geen aanbeveling opgenomen zoals in de vraag wordt beschreven.4 Alleen voor grote monumenten pleit Ecorys voor een speciaal fonds. In de brief «Erfgoed Telt» wordt op pagina 11 aangegeven dat ik momenteel met het NRF een specifieke aanpak voor grote monumenten onderzoek en de kamer daarover dit najaar zal informeren.

12.

Hoeveel middelen investeert dit kabinet in het verduurzamen van monumenten?

Antwoord op vraag 12:

Het kabinet stelt structureel vanuit de OCW begroting € 10 miljoen beschikbaar voor het verduurzamen van rijksmonumenten. Daardoor kunnen eigenaren bij het aanvragen van een laagrentende lening bij het NRF voor een restauratie direct ook de kosten van verduurzaming meefinancieren. Ook worden deze middelen gebruikt voor het subsidiëren van energiescans in de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten. Vanuit de aanvullende middelen van het regeerakkoord zal bij de toekenning van middelen in 2019 en verder specifiek worden ingezet op de verduurzaming van monumenten.

13.

Wat is er gedaan met de aanbevelingen en constateringen uit het rapport «Onderhoudsstaat en onderhoudskosten van groene monumenten»5 dat op uw verzoek is opgesteld en in mei 2017 aan de Kamer is aangeboden met de mededeling dat de uitkomsten zouden worden betrokken bij Erfgoed Telt?

Antwoord op vraag 13:

Het rapport is een eerste aanzet om zicht te krijgen op wat er speelt omtrent groene monumenten. Tijdens gesprekken met de sector bleek dat het rapport een goede basis vormt, maar er nog veel kennis over groen ontbreekt. Zowel op het vlak van instandhouding, als op dat van financiering. Daarom wil ik via verdere monitoring beter zicht krijgen op de onderhoudsstaat van groene monumenten en de meerjarige inzet van middelen. Zoals Ecorys stelt (pagina 10): «Het beleid rondom groen erfgoed is van recente datum en staat nog in de kinderschoenen. Om gerichter beleid rondom groen erfgoed te kunnen voeren is meer inzicht nodig in de instandhoudingsbehoefte van dit specifieke type monumenten, alsmede een inschatting van de kosten die daarmee gepaard gaan.» Daarop vooruitlopend verdubbel ik het budget voor groene monumenten in de Subsidieregeling instandhouding monumenten (hierna: SIM) tot € 10 miljoen en verhoog ik het subsidiepercentage van 50% naar 60%.

14.

In hoeverre is er bij de uitwerking van de investeringen in het erfgoedbeleid aandacht voor toegankelijkheid van monumenten voor mensen met een beperking? Hoe wilt u stimuleren dat erfgoed daadwerkelijk toegankelijk is voor iedereen?

Antwoord op vraag 14:

Dit kabinet maakt samen met erfgoedinstellingen werk van het VN-verdrag voor mensen met een handicap. Gelukkig gebeurt er al veel. Bij het Woudagemaal bijvoorbeeld zijn zowel het gemaal als het bezoekerscentrum aangepast aan mensen met een handicap en rolstoelvriendelijk gemaakt. In de Onze Lieve Vrouwekerk in Breda zijn voorzieningen voor slechthorenden en rolstoelgebruikers. Desondanks is er nog veel te verbeteren. In de brief «Erfgoed Telt» heb ik aangekondigd de mogelijkheden voor een langjarige regeling te willen onderzoeken voor grote monumenten. In zo’n regeling wil ik ook ruimte maken voor verbetering van de toegankelijkheid. Ook zet ik via het programma Netwerk Digitaal Erfgoed in op de ontwikkeling van een stelsel van landelijke voorzieningen en diensten voor het verbeteren van de zichtbaarheid, bruikbaarheid en houdbaarheid van erfgoed.

15.

Zijn de gedragseffecten van monumenteneigenaren onderzocht bij het omzetten van de fiscale aftrek naar een subsidieregeling? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen? Zo nee, kunt u de gedragseffecten alsnog onderzoeken?

16.

Zijn de gedragseffecten van monumenteneigenaren onderzocht bij het creëren van private fondsvorming met fiscale aftrek? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen? Zo nee, kunt u de gedragseffecten alsnog onderzoeken?

21.

Zijn de gedragseffecten van monumenteigenaren onderzocht bij behoud van de fiscale aftrek, met en zonder de mogelijkheid kosten voor comfortverbetering af te trekken? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen? Zo nee, kunt u de gedragseffecten alsnog onderzoeken?

22.

Zijn de gedragseffecten van monumenteigenaren onderzocht bij behoud van de fiscale aftrek waarbij vooraf een vergunning verplicht wordt gesteld? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen? Zo nee, kunt u de gedragseffecten alsnog onderzoeken?

30.

Waarom is niet gekozen voor het aanpassen van de fiscale aftrekpost, bijvoorbeeld door niet-monument gerelateerde kosten van aftrek uit te sluiten?

Antwoord op vraag 15, 16, 21, 22 en 30:

Er is geen ex ante onderzoek gedaan naar gedragseffecten. Een onderzoek vooraf lijkt niet zinvol. De middelen voor monumentenonderhoud blijven immers volledig beschikbaar voor eigenaren bij het omzetten van de aftrek in een laagdrempelige subsidieregeling en er is geen reden voor een eigenaar om vanwege deze omzetting minder te willen investeren. Er spelen overigens meer ontwikkelingen die het gedrag van eigenaren kunnen beïnvloeden. De afbouw bij aftrekposten van het hoge aftrektarief naar het lage aftrektarief zou bij handhaving van de fiscale aftrek ook van invloed kunnen zijn op het al dan niet uitvoeren van onderhoud door eigenaren. Wanneer het kabinet zou hebben gekozen voor een versobering binnen de fiscale aftrek of door aanvullende eisen te stellen bij de aftrekpost (schrappen onderhoud voor niet-monumentale onderdelen, verplichte vergunningen, rapportages van de RCE) zou dat overigens betekend hebben dat een deel van de thans beschikbare middelen voor onderhoud aan monumenten verloren zouden zijn gegaan, wat ook weer tot mogelijke gedragseffecten leidt. Door de aftrek per 2019 om te zetten in subsidie blijft het totale budget beschikbaar voor de monumenten. In 2021 worden de eerste effecten zichtbaar van de regeling. Hiervan zal ik de Kamer op de hoogte stellen.

17.

Hoe is het kabinet voornemens om te investeren in kennis en kunde?

Antwoord op vraag 17:

Eigenaren en partners in het erfgoedveld worden met kennis en advies ondersteund vanuit de RCE en via het NRF. Op de website monumenten.nl vinden eigenaren allerlei informatie over verbouwingen, subsidies en vergunningen. De RCE bouwt de ondersteuning uit met de Erfgoedacademie en provinciale steunpunten voor erfgoed, onder meer door toegepaste kennis beschikbaar te stellen over verduurzaming van monumenten en de omgang met (leegkomend) religieus erfgoed. Samen met kennisinstellingen stelt de RCE een Kennisagenda Erfgoed & Ruimte op, waarin afspraken over onderzoek en kennisontwikkeling voor de komende jaren worden gemaakt. Het kabinet investeert ook € 3 miljoen in vakopleidingen via het Nationaal Centrum Erfgoedopleidingen en door uitvoeringsnormen verder te ontwikkelen via de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg.

18.

Op welke wijze gaat de wijziging van het stelsel bijdragen aan een oplossing voor dit probleem aangezien u stelt dat er knelpunten zijn waarbij u het voorbeeld noemt dat eigenaren steeds meer moeite hebben om hun eigen financiële aandeel op te brengen voor monumentenonderhoud?

Antwoord op vraag 18:

Voor eigenaren van bijzondere monumenten als kerken, forten en groene monumenten wordt het steeds moeilijker de eigen bijdrage op te brengen. Ook uw Kamer heeft hier in eerdere debatten aandacht voor gevraagd. Met de voorstellen in de brief «Erfgoed Telt» wil ik meer subsidie geven voor deze groepen kwetsbare monumenten en het subsidiepercentage in de SIM verhogen van 50% naar 60%. Kerkelijke organisaties en de Federatie Instandhouding Monumenten (hierna: FIM) pleiten al langer voor een hoger subsidiepercentage.

19.

Wat is het totale budget dat de huidige fiscale aftrek voor onderhoud en van particuliere rijksmonumenten particuliere eigenaren oplevert? Is dit 57 miljoen euro?

Antwoord op vraag 19:

Ja, € 57 miljoen is het in de Miljoenennota 2018 (Kamerstuk 34 775, nrs. 1 en 2) geraamde budgettaire beslag van de monumentenaftrek in 2018.

20.

Hoe gaat u specifiek aandacht besteden aan leegstaande kerken in krimpgebieden, aangezien u dit als aandachtspunt benoemt in uw brief?

Antwoord op vraag 20:

Monumenten die hun functie verliezen en minder courant zijn in het economisch verkeer, waaronder kerken in krimpgebieden, kunnen gebruik maken van de regeling voor haalbaarheidsonderzoeken (Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten). Om monumenten meer toekomstbestendig te maken, breidt het kabinet die succesvolle regeling uit door ook energiescans te subsidiëren. Kerken kunnen daarnaast gebruik maken van de regeling die een nevenfunctie ondersteunt, via het NRF. Financiering van herbestemming van rijksmonumenten wordt vervolgens vergemakkelijkt via de Restauratiefondsplus-hypotheek. In de lokaal op te stellen kerkenvisies zal in krimpgebieden extra aandacht uitgaan naar het vinden van functies om leegstand te voorkomen, omdat leegstand vaak ook achteruitgang van een monument met zich mee brengt. De kennis die nodig is om functies te vinden en functies te combineren, maakt onderdeel uit van diverse programma’s van de RCE, waaronder het programma gericht op de toekomst van Religieus Erfgoed.

23.

Klopt het dat bij de in te stellen subsidieregeling de RCE6 achteraf gaat beoordelen of het onderhoud of herstel op een juiste manier is uitgevoerd? Wat is de reden dat er voor een beoordeling achteraf is gekozen en niet voor een beoordeling van de plannen om het monument te herstellen of te onderhouden?

Antwoord op vraag 23:

De leidraad is de basis van de subsidieverlening. Hiermee ondersteun ik eigenaren om goed opdrachtgever te zijn. De leidraad helpt eigenaren te beoordelen welke ingrepen bijdragen aan de instandhouding van het monument. Het klopt vervolgens dat de RCE achteraf gaat beoordelen. Hiervoor is gekozen om de aanvraaglasten van de eigenaar zo laag mogelijk te houden. Een eigenaar kan in een jaar al het onderhoud doen dat nodig is en hoeft vervolgens maar één aanvraag te doen voor het totaal. Het achteraf aanvragen is vergelijkbaar met wat eigenaren nu gewend zijn bij het doen van hun belastingaangifte.

24.

Is het mogelijk om een rapport van de RCE over de uitvoering van het onderhoud verplicht te stellen voor de fiscale aftrek van de kosten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 24:

Gesuggereerd wordt bij iedere aftrekpost de RCE een rapport op te laten stellen, zonder welk er geen recht is op aftrek. Dit betekent dat er geen ondergrens is en ook aftrek van bescheiden bedragen alleen met een rapport mogelijk is. De uitvoerings- en administratieve lasten van een dergelijk systeem zullen disproportioneel zijn ten opzichte van het te bereiken doel. Over alle grote en kleine aangiften zal er tussen de Belastingdienst en de RCE gecommuniceerd moeten worden. De uitvoeringskosten van het werk van de RCE zullen hoger zijn dan bij subsidieverlening door de RCE omdat ook alle kleine aanvragen van een rapport voorzien moeten worden. Daar komen de uitvoeringskosten van de Belastingdienst dan nog bij. Dit leidt tot risico’s op fouten, hoge administratieve lasten en mogelijk vervelende verrassingen voor burgers bij de behandeling van hun aangiften. Burgers moeten niet met twee instanties worden geconfronteerd als de subsidiëring beter én eenvoudiger door één instantie kan worden uitgevoerd. Een uitvoeringstoets van deze variant door de Belastingdienst en de RCE zou naar verwachting een negatief resultaat opleveren.

25.

Is het bij een subsidieregeling mogelijk om spoedrestauraties uit te voeren?

Antwoord op vraag 25:

Ja, dat kan. Aanvragers kunnen een aanvraag voor subsidie indienen in het jaar volgend op het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt. In die aanvraag kunnen alle subsidiabele instandhoudingskosten opgenomen worden die zijn gemaakt ten behoeve van het rijksmonument in het jaar voorafgaand aan de aanvraagperiode.

26.

Wat is het budgettaire beslag per jaar van de fiscale aftrek voor het onderhoud van monumenten van 2007 tot en met 2017?

Antwoord op vraag 26:

Het budgettaire beslag van de fiscale aftrek wordt gepubliceerd in bijlage 6 van de Miljoennota. Onderstaande cijfers zijn afkomstig uit de Miljoenennota 2018. Tot en met 2015 betreft het realisaties, gebaseerd op aangiftegegevens. Het budgettaire beslag voor 2016 en 2017 zijn ramingen. De daling van de kosten van 2011 op 2012 is het gevolg geweest van vereenvoudiging en versobering (in plaats van 100% van de onderhoudskosten kon 80% afgetrokken worden) van de aftrekregeling per 1 januari 2012. Kosten aftrek monumentenpanden in € mln.:

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

77

84

68

67

73

54

54

58

56

56

57

27.

Wat valt er onder «gemaakte instandhoudingskosten»?

28.

Welke soorten kosten komen wel in aanmerking voor de huidige fiscale aftrekpost voor onderhoud aan monumenten, maar vallen niet onder «gemaakte instandhoudingskosten»?

47.

Hoe wordt er bepaald welke kosten gerelateerd zijn aan de woonfunctie van een monument en welke niet? Is dat onderscheid altijd goed te maken?

Antwoord op vraag 27, 28 en 47:

Instandhoudingskosten zijn werkzaamheden die bijdragen aan de instandhouding van monumentale waarden zoals schilderwerk, timmerwerk en loodgieterswerk. Deze kosten zijn in de leidraad beschreven. Binnen de huidige fiscale aftrek zijn ook de kosten voor onderhoud aan niet-monumentale onderdelen van het object aftrekbaar. Denk bijvoorbeeld aan onderhoud aan sanitair, elektrische installaties en verwarming.

29.

Welke doelen worden met de omvorming van de fiscale aftrekpost voor monumenten naar de subsidieregeling van 35 procent nagestreefd?

Antwoord op vraag 29:

Er liggen verschillende doelen ten grondslag aan het voorstel om de monumentenaftrek om te vormen in een subsidieregeling. Ten eerste vind ik dat er gecontroleerd moet worden of (onderhouds)werkzaamheden op een kwalitatief goede manier worden uitgevoerd. Deze kwaliteitstoets is geen onderdeel van de huidige aftrek. De RCE en het NRF voeren in hun bestaande regelingen wel een toets op kwaliteit uit. Een tweede doel is een uniforme toepassing bij alle financiële ondersteuning van rijksmonumenten van de leidraad. Hiermee wordt de focus gelegd op het subsidiëren van het behoud van de monumentale waarden en niet van onderdelen die niet-monumentaal zijn en waar elke eigenaar mee te maken heeft. Verder heb ik in mijn overwegingen meegenomen dat de aftrek in de toekomst alleen nog maar mogelijk is tegen het basistarief. Door nu de aftrek om te vormen in een subsidieregeling borg ik het huidige budget van € 57 miljoen voor de monumentensector voor de toekomst. Door de omvorming naar een subsidieregeling wordt ook de door Ecorys geconstateerde scheve verdeling van het gebruik van aftrekmogelijkheden (pagina 10) opgelost. De subsidie is voor alle eigenaren op gelijke wijze gerelateerd aan de onderhoudskosten van het monument. De vervanging van de monumentenaftrek door een subsidieregeling betekent ten slotte ook een belangrijke vereenvoudiging voor de Belastingdienst. Het betreft een aftrekpost die niet vooringevuld kan worden in de aangifte en daarmee veel controlewerk met zich meebrengt voor de Belastingdienst.

32.

Hoeveel bedragen de administratieve lasten van de fiscale aftrekpost voor monumenten? Hoeveel administratieve lasten zijn er geraamd voor de nieuwe subsidieregeling voor monumenten van 35 procent?

Antwoord op vraag 32:

Omdat de monumentenaftrek onderdeel vormt van de jaarlijks terugkerende aangifte inkomstenbelasting en voor deze subsidieregeling een afzonderlijke aanvraag moet worden ingediend, liggen de administratieve lasten voor een aanvrager bij de subsidieregeling iets hoger. Desalniettemin zijn de bijkomende administratieve lasten voor particuliere eigenaren-bewoners die minder dan € 70 duizend aan kosten opvoeren relatief gering. Naar verwachting zal een aanvrager ongeveer één uur nodig hebben voor het aanvragen van deze subsidie. Het gaat hierbij primair om het invullen van het online-aanvraagformulier, maar ook om het eventueel op verzoek aanleveren van aanvullende documenten ter nadere ondersteuning van de aanvraag. Uitgaande van een verwacht aantal aanvragen van 10 duizend per kalenderjaar, bedragen de totale administratieve lasten per kalenderjaar 10.000 x € 15 (uurtarief) x 1 (uur) = € 150 duizend. Indien een aanvrager meer dan € 70 duizend aan kosten opvoert, zijn de administratieve lasten iets hoger omdat een inspectierapport aangeleverd moet worden. Het laten opstellen van een dergelijk rapport (dat subsidiabel is) zal naar verwachting ongeveer vijf uur tijd kosten (het gaat hierbij primair om de opdrachtverlening en niet om het daadwerkelijk opstellen van het rapport zelf door een deskundige persoon of instantie). Uitgaande van een verwacht aantal aanvragen van 250 per kalenderjaar bedragen de totale administratieve lasten per kalenderjaar 250 x € 15 (uurtarief) x 5 (uur) = € 18.750.

33.

Hebben alle eigenaren van een rijksmonument evenveel recht op de nieuwe subsidieregeling of zijn er monumenten die meer recht op subsidie hebben en wordt er enig onderscheid gemaakt bijvoorbeeld naar het soort onderhoud of kwalificatie als werelderfgoed?

Antwoord op vraag 33:

Alle huidige (en toekomstige) eigenaren-bewoners van rijksmonumenten hebben evenveel recht op deze subsidieregeling. De regeling geldt niet voor alle eigenaren. Eigenaren zoals de POM’s kunnen geen gebruik maken van deze regeling, maar wel van de SIM.

34.

Wordt de nieuwe subsidieregeling van 35 procent wettelijk verankerd?

Antwoord op vraag 34:

Het Beleidskader instandhoudingssubsidie woonhuis-rijksmonumenten is gebaseerd op de wettelijke subsidiegrondslag van artikel 7.1 van de Erfgoedwet. Dit wetsartikel biedt voldoende grondslag voor een doorlopende subsidiëring voor instandhoudingskosten van particuliere eigenaren-bewoners van rijksmonumenten. De hoogte van het subsidiepercentage is gebaseerd op inhoudelijke overwegingen, net zoals ik nu het subsidiepercentage in de SIM verhoog van 50% naar 60%.

35.

Hoeveel percentages gaat de regeling7 kennen en waar hangt het van af welk percentage subsidie een monumenteneigenaar kan krijgen?

Antwoord op vraag 35:

De subsidieregeling gaat in principe één subsidiepercentage kennen, namelijk 35%. Mocht er echter sprake zijn van een overschrijding van het subsidieplafond dan wordt het subsidiepercentage zodanig herrekend dat er geen aanvragen afgewezen hoeven te worden. In plaats daarvan wordt bij alle aanvragen een lager subsidiepercentage toegepast. Overigens is de verwachting dat dit slecht sporadisch zal voorkomen en er geldt ook nog dat ingeval van onderuitputting van het beschikbare jaarlijkse budget in enig jaar, het bedrag van de onderuitputting wordt toegevoegd aan dat van het daaropvolgende jaar.

36.

Kunt u garanderen dat door de omzetting van de fiscale aftrekpost in een subsidie er geen gelden, die nu gaan naar de instandhouding van rijksmonumenten in eigendom van particuliere eigenaren, ten goede zullen komen aan de rijksmonumenten in handen van niet-particuliere eigenaren?

Antwoord op vraag 36:

De bijdrage die particuliere eigenaren nu via de aftrek krijgen voor behoud van monumentale waarden blijft voor die groep beschikbaar. Door de toepassing van de leidraad krijgen eigenaren voor onderhoudskosten aan niet-monumentale onderdelen geen bijdrage meer. De vrijkomende middelen worden tevens gebruikt ter versterking van de SIM. Dit komt ten goede aan allerlei eigenaren, zowel particulier als niet-particulier.

37.

Geldt de nieuwe subsidieregeling alleen voor eigenaren van woonhuismonumenten of geldt de nieuwe regeling voor alle particuliere eigenaren van rijksmonumenten, waaronder dus ook begrepen van historische buitenplaatsen en agrarische objecten?

Antwoord op vraag 37:

De subsidieregeling geldt voor alle eigenaren-bewoners van rijksmonumenten.

38.

Kunnen eigenaren, niet ingezetenen, van rijksmonumenten in aanmerking komen voor de nieuwe subsidieregeling, en zo niet, is dit dan strijdig met Europees recht?

Antwoord op vraag 38:

Op basis van het beleidskader8 komen eigenaren-bewoners van rijksmonumenten die in het rijksmonument hun hoofdverblijf hebben voor subsidie in aanmerking. Dit geldt voor Nederlandse eigenaren en eigenaren uit andere EU-lidstaten. Omdat een eigenaar met de nationaliteit van een andere EU-lidstaat hierbij onder objectief vergelijkbare voorwaarden als een Nederlandse eigenaar voor subsidie in aanmerking komt, is geen sprake van strijdigheid met Europees recht.

40.

Komen monumentbewoners met een recht van vruchtgebruik, een recht van bewoning of een recht van gebruik krachtens erfrecht verkregen, die nu onder artikel 3:111, eerste lid, sub b, Wet IB9 2001 vallen, straks ook in aanmerking voor de nieuwe subsidieregeling?

Antwoord op vraag 40:

Een recht van vruchtgebruik is een zakelijk recht: een natuurlijke persoon die zijn hoofdverblijf heeft in een rijksmonument uit hoofde van een recht van vruchtgebruik komt dan ook in aanmerking voor subsidie. Het recht van bewoning of het recht van gebruik zijn in wezen beperktere vormen van een recht van vruchtgebruik. Voor deze rechten geldt daarom hetzelfde.

41.

Komen economische eigenaren van een rijksmonument en cooperatieleden, die nu onder artikel 3:111, eerste lid, sub a, Wet IB 2001 vallen, straks ook in aanmerking voor de nieuwe subsidieregeling?

Antwoord op vraag 41:

Coöperatieleden en economische eigenaren van rijksmonumenten komen niet voor subsidie in aanmerking. Het lidmaatschap van een coöperatie noch het economisch eigenaarschap laten zich namelijk kwalificeren als juridische eigendom of een ander zakelijk recht.

42.

Is het budget van de nieuwe subsidieregeling voor eigenaars/bewoners van monumenten en de extra investeringen in de SIM10 hetzelfde bedrag dat via de Belastingdienst wordt uitgespaard door de fiscale aftrek af te schaffen?

Antwoord op vraag 42:

Ja, dit is hetzelfde bedrag.

43.

Krijgen particuliere monumenteigenaren een aparte subsidieregeling of delen zij een regeling met professionele monumenteneigenaren? Zo nee, hoe is de voorrang geregeld?

44.

Wordt er in de voorgenomen subsidieregeling bezuinigd op particuliere monumenteneigenaars?

Antwoord op vraag 43 en 44:

Voor particuliere eigenaren-bewoners van rijksmonumenten komt er een aparte subsidieregeling. Met de omvorming van de monumentenaftrek naar deze regeling wordt niet bezuinigd op de subsidiëring van de kosten die particuliere eigenaren-bewoners van rijksmonumenten moeten maken voor het behoud van monumentale waarden.

45.

Klopt het dat de kosten die gerelateerd zijn aan de woonfunctie van het monument niet voor subsidie in aanmerking komen en dat de kosten die daarmee bespaard worden door de overheid gebruikt zullen worden om de SIM te versterken? Vindt er in dat opzicht een kasschuif plaats van het huidige budget voor particuliere monumenteigenaren via de fiscale aftrek naar publieke monumenteigenaren?

Antwoord op vraag 45:

Dat klopt, maar de verschuiving heeft alleen betrekking op de middelen die voorheen besteed werden aan niet-monumentale onderdelen. Het budget dat gebruikt werd voor de instandhouding van de monumentale waarden van rijksmonumenten blijft in zijn geheel beschikbaar voor particuliere eigenaren-bewoners.

46.

Hoeveel kosten die gerelateerd zijn aan de woonfunctie van een monument worden nu fiscaal afgetrokken?

Antwoord op vraag 46:

Uit onderzoek van de RCE blijkt dat bij 40% van de onderzochte dossiers gemiddeld 25% aftrek naar onderdelen gaat die niet-monumentaal zijn.

48.

Hoe wordt de verdubbeling van het budget voor groene monumenten gefinancierd?

Antwoord op vraag 48:

Dit wordt gefinancierd door de kosten die gerelateerd zijn aan de niet-monumentale onderdelen van het object niet voor subsidie in aanmerking te laten komen. Hierdoor ontstaat budgettaire ruimte om de SIM te versterken.

49.

Blijven er volgens de laatste schattingen jaarlijks middelen over bij de nieuwe subsidieregeling voor eigenaars en bewoners? Zo ja, hoeveel?

Antwoord op vraag 49:

Gelet op de analyses van de aftrek over belastingjaar 2014 en 2015 lijkt een budget van € 40 miljoen per jaar afdoende te zijn. Mocht er in een bepaald jaar geld over blijven, dan wordt dit toegevoegd aan het volgende budgetjaar. De uitputting van het budget voor de nieuwe subsidieregeling zal de komende jaren nauwgezet worden gevolgd en de nieuwe subsidieregeling wordt in 2021 geëvalueerd.

50.

Hoeveel wordt van de 95 miljoen euro, die bedoeld is voor restauratie, herbestemming en verduurzaming, naar schatting aan duurzaamheid uitgegeven?

Antwoord op vraag 50:

De restauratieopgave voor (grote) monumenten wordt steeds meer een gecombineerde opgave van restaureren en gelijktijdig investeren in een optimale verduurzaming van het monument. De ervaringen met een pilot verduurzaming monumenten die het Ministerie van OCW in 2016–2017 heeft uitgevoerd, zijn dat de kosten van verduurzaming in de orde van grootte van 30% liggen van de totale investering. Naar schatting zal dus circa € 30 miljoen aan verduurzaming worden besteed naast het reguliere budget van € 10 miljoen uit de begroting van OCW.

51.

Hoeveel monumenten zullen naar schatting de komende kabinetsperiode energiezuinig of energieneutraal gemaakt worden?

Antwoord op vraag 51:

In Nederland zijn er ruim 118 duizend monumenten, waarvan ruim 60 duizend rijksmonumenten. De extra middelen uit het regeerakkoord die deze periode beschikbaar zijn voor instandhouding en restauratie van (grote) rijksmonumenten worden bewust ook ingezet voor de verduurzaming ervan. Het aantal monumenten dat deze kabinetsperiode energiezuinig of energieneutraal zal worden, is echter lastig in te schatten. Dit komt onder andere omdat de (particuliere) eigenaren ook zonder aansporing van de overheid de komende periode aan de slag gaan met verduurzaming van hun monumenten. Via het revolving fund van het NRF worden jaarlijks circa 300 woonhuismonumenten verduurzaamd.

52.

Op welke manier wordt de kennis van de creatieve industrie en de wetenschap gebruikt om monumenten energiezuinig of energieneutraal te maken?

Antwoord op vraag 52:

Juist bij de verduurzaming van monumenten zullen wetenschap en creatieve industrie een belangrijke rol spelen. Innovatie is nodig om met behoud van de cultuurhistorische waarden een monument te verduurzamen. Organisaties als de Groene Grachten zoeken constant naar nieuwe methoden om erfgoed te verduurzamen. De RCE en organisaties als TNO werken nauw samen met deze partijen. De kennis die hier wordt ontwikkeld zal worden gedeeld met monumenteigenaren en andere overheden.

53.

Wordt bij het herbestemmen en open stellen van monumenten ook specifiek gekeken naar nieuwe culturele functies?

Antwoord op vraag 53:

Bij herbestemming en het openstellen van monumenten wordt gezocht naar een mix van functies. Een herbestemming van bijvoorbeeld de Westergasfabriek in Amsterdam kon alleen van de grond komen door allerlei functies (maatschappelijk, cultureel en economisch) samen te brengen. Dan gaan monumenten weer tot leven komen en hebben ze meerwaarde voor het stedelijk gebied. Door een mix van instrumenten in te zetten, van subsidies tot laagrentende leningen bij commerciële functies (lenen waar het kan en subsidies waar het moet), wordt gestimuleerd dat maatschappelijk en culturele functies bij herbestemming een plek krijgen. In mijn brief over de inzet van € 34 miljoen voor restauraties van 11 juni 2018 staat bijvoorbeeld het project Groot-Bijsterveld in Oirschot (Kamerstuk 32 156, nr. 91). Daar wordt door leningen en subsidie een project gerealiseerd met culturele functies, maatschappelijke functies en begeleide woonvormen voor ouderen met Alzheimer. Het complex ligt in een monumentaal park dat ook voor iedereen toegankelijk is.

54.

Als blijvend gebruik van kerken voor de eredienst niet mogelijk is, hoe wordt dan omgegaan met het interieur en de inventaris van kerken? Welk beleid wordt daarvoor gehanteerd?

Antwoord op vraag 54:

Bij het maken van een lokaal op te stellen kerkenvisie wordt door eigenaren, gemeenten en de RCE gekeken naar de toekomst van het interieur en de inventaris. Het eerste streven is om vaste onderdelen van een kerkinterieur als bestanddeel van het monument te laten zitten, omdat ze vaak onderdeel uitmaken van een samenhangend ensemble. Een nieuwe eigenaar kan voor het onderhoud daarvan met een instandhoudingssubsidie ondersteund worden. Soms zal een onderdeel, zoals een orgel, worden verplaatst, zoals onder de Erfgoedwet al mogelijk is. Gemeenten verlenen daarvoor vergunning en de RCE heeft hier een gedragslijn voor ontwikkeld. In samenwerking met partners als de kerkeigenaren, het Museum Catharijne Convent, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) en de Vereniging Beheerders van Monumentale Kerkgebouwen zijn handreikingen gemaakt over hoe om te gaan met een kerkinventaris. In de toonbeeldenlijst voor interieur-ensembles is een tiental kerkinterieurs opgenomen dat als inspiratie kan dienen voor het belang van het behoud van samenhang.

55.

Wie gaat deze kwaliteitstoets uitvoeren aangezien u spreekt over een, volgens u, benodigde toets op kwaliteit om vervolgens tot een beter onderhoudsplan te komen of effectiever aan te besteden? Hoe komt de bewoner van een monument in aanraking met deze instantie? Voor welke periode geldt een onderhoudsplan? Worden alle onderhoudsplannen getoetst? Beschikken gemeenten over kennis en kunde om de kwaliteitstoets uit te voeren indien zij verantwoordelijk worden?

57.

Wie toetst de plannen voor onderhoud aan monumenten aan de Leidraad subsidiabele instandhoudingskosten? Beschikken gemeenten over kennis en kunde om de kwaliteitstoets uit te voeren indien zij verantwoordelijk worden? Worden alle onderhoudsplannen getoetst? Wat is de verwachte doorlooptijd?

Antwoord op vraag 55 en 57:

Iedere eigenaar van een monument, woonhuis of niet, is in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor een goede omgang met het monument. De kennis over kwaliteit wordt door verschillende instanties beschikbaar gesteld: de RCE, de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg en de Vakgroep Restauraties. Ook veel gemeenten hebben kennis in huis om eigenaren te informeren. In het geval van de nieuwe subsidieregeling toetst de RCE of de werkzaamheden conform de leidraad voor subsidie in aanmerking komen. Er hoeft geen plan vooraf ingediend te worden. Net als bij de aftrek vindt verrekening achteraf plaats. Bij een subsidie lager dan € 25 duizend (d.w.z. wanneer minder dan € 70 duizend aan onderhoudskosten wordt opgevoerd) wordt overeenkomstig het Uniform Subsidiekader via een steekproef getoetst. Bij grotere ingrepen is altijd een vergunning van de gemeente nodig, los van de vraag of subsidie gevraagd wordt. Indien subsidie wordt gevraagd, dient een aanvrager bij grote ingrepen boven de € 70 duizend een inspectierapport aan te leveren. Alle aanvragen boven dit bedrag worden beoordeeld door de RCE. De aanvrager ontvangt binnen dertien weken bericht op zijn aanvraag.

56.

In hoeverre definieert u een compensatie van de meerkosten die gemaakt moeten worden voor het behoud van monumentale waarden? Mag een eigenaar subsidie aanvragen voor het meerwerk dat nodig is van de monumentenstatus bij bijvoorbeeld het vervangen van verwarmingsleidingen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 56:

De leidraad beschrijft welke kosten subsidiabel zijn. Indien een historisch interieur onderdeel van het rijksmonument is, komen kosten die gemaakt worden voor dat interieur in aanmerking voor subsidie. Wanneer echter een eigenaar om esthetische redenen de voorkeur heeft om bij het vervangen van verwarmingsleidingen dikwandige leidingen toe te passen in plaats van de goedkopere dunwandige leidingen is dat een individuele keuze. Vanuit een oogpunt van monumentenzorg worden hier geen eisen aan gesteld en dit is dan ook niet subsidiabel.

58.

Hoe rijmt u de uitspraak: «uit het onderzoek van de RCE blijkt ook dat bij 40 procent van de onderzochte dossiers gemiddeld 25 procent aftrek naar onderdelen gaat die niet-monument gerelateerd zijn» met conclusie 2 van eindrapport van Ecorys waarin staat dat middelen doelmatig zijn ingezet?

Antwoord op vraag 58:

De fiscale regelgeving staat toe dat ook onderhoud aan niet-monumentale onderdelen als aftrekbare kosten worden opgevoerd. Daarmee ontvangt een eigenaar subsidie voor zaken die niets te maken hebben met monumentenbehoud. Ecorys heeft het proces beoordeeld en acht dit doelmatig (lage administratieve kosten, snelle uitbetaling). Ecorys wijst wel op de scheve verhouding in de aftrek (pagina 10) en suggereert vaste percentages en plafonds (pagina 11). In de vervangende subsidieregeling zijn deze suggesties meegewogen.

59.

Hoe komt u aan het percentage van 35 procent aan maximale subsidie? Hoeveel bewoners van monumenten gaan er met dit percentage op vooruit of achteruit in vergelijking met het huidige stelsel?

Antwoord op vraag 59:

Het subsidiepercentage van 35% is momenteel de gemiddelde vergoeding bij de belastingaftrek (wanneer de AOW-leeftijd nog niet is bereikt): het gemiddelde belastingtarief is 42,55%, vermenigvuldig dit met een vergoeding van 80% van de onderhoudskosten en er ontstaat een gemiddelde vergoeding van 34%. Echter, het aftrektarief wordt de komende jaren met 3% punt per jaar verlaagd tot het basistarief, dat in 2023 voor iedereen geldt. In deze nieuwe situatie zijn alle bewoners van monumenten beter uit met de subsidieregeling.

60.

Op welke manier worden eigenaren op de voormalige Antillen ondersteund in onderzoek naar herbestemming?

Antwoord op vraag 60:

Voor herbestemmingen in Nederland bestaat de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten. Ik zal een vergelijkbare faciliteit inrichten voor de Antillen.

61.

Kunt u aangeven hoe u gemeenten informeert over de extra middelen om kerkenvisies op te stellen en hoe u stimuleert dat deze kerkenvisies daadwerkelijk worden opgesteld?

Antwoord op vraag 61:

De RCE informeert de gemeenten en andere betrokkenen over de investering in religieus erfgoed, zowel via haar reguliere adviestaak als via kennisplatforms en het opgebouwde kennisnetwerk. De VNG en de Federatie Grote Monumentengemeenten zijn nauw betrokken bij de ontwikkeling van kerkenvisies en participeren in de 6 pilots die gestart zijn en in de evaluatie van eerder uitgevoerde visies.

62.

Hoe wilt u borgen dat ook eigenaren van kerken betrokken worden bij de kerkenvisies die gemeenten opstellen?

Antwoord op vraag 62:

Alle partijen die de samenwerking op het vlak van religieus erfgoed onderschrijven, zijn er van overtuigd dat kerkenvisies niet opgesteld kunnen worden zonder een actieve bijdrage van de eigenaren van kerken. Uitgangspunt is dan ook dat de visies integraal van aard zijn, dat wil zeggen in gezamenlijkheid van gemeenten, kerkeigenaren, burgerorganisaties en erfgoedvertegenwoordigers worden opgesteld. De RCE bespreekt met de interkerkelijke commissie kerkelijke gebouwen (CIO-k) hoe de kerkelijke eigenaren hun actieve inzet het beste gestalte geven. Het betrekken van eigenaren van kerken zal een voorwaarde zijn bij het beschikbaar stellen van middelen voor kerkenvisies.

63.

Is het mogelijk om de eigen bijdrage aan de SIM al in 2019 te verlagen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vraag 63:

Aanvragen voor onderhoud dat in 2020 en latere jaren wordt uitgevoerd, worden op grond van de SIM in 2019 ingediend. In dat indieningsjaar zal het subsidiepercentage al 60% zijn.

64.

Kunt u aantonen dat eigenaren van bijvoorbeeld bewoonde molens of historische buitenplaatsen die nog via de aftrek ondersteund worden, met de verlaging van de eigen bijdrage in de SIM beter af zijn? Om hoeveel eigenaren gaat dit?

Antwoord op vraag 64:

Op basis van gegevens uit 2014 en 2015 maken jaarlijks circa duizend monumenten gebruik van aftrek die ook voor de SIM in aanmerking komen. In de nieuwe situatie komen ze in aanmerking voor een subsidie van 60% in de SIM, maar zij kunnen er ook voor kiezen om gebruik te maken van de nieuwe subsidieregeling.

65.

Op welke manier wordt de monitoring, waardering en bescherming van vindplaatsen bij de maritieme archeologie verbeterd? Worden historische scheepswrakken in Nederlandse wateren beter beschermd?

Antwoord op vraag 65:

Als de natuur de verstoorder is, zoals bij het verspoelen van scheepswrakken, is er niemand die de rekening betaalt van het archeologisch onderzoek dat nodig is om te bepalen of het gaat om waardevol erfgoed. Er gaat daardoor nu cultureel erfgoed verloren zonder dat we het weten. Ook zijn er gevallen dat het wel bekend is, maar er geen middelen zijn om in te grijpen. Ik wil een aanpak tot stand brengen, waarbinnen bewuste keuzes gemaakt kunnen worden ten aanzien van het onderwater erfgoed in Nederlandse wateren dat door niet-menselijk handelen wordt bedreigd. Daartoe wordt er geïnvesteerd in de monitoring en waardestelling van vindplaatsen, en ook in het beschermen of (incidenteel) opgraven van een selectie van wrakken met de hoogste archeologische waarde en waar de bedreiging het grootst is. Binnen de RCE zal een programma worden vormgegeven dat er op gericht is dit erfgoed beter te beschermen. Het zal ook met de extra inzet niet mogelijk zijn om al het onderwater erfgoed te behouden. De ambitie is dat we het belangrijkste deel kunnen bestuderen en overdragen aan volgende generaties.

66.

Wat is de definitie van grote monumenten?

Antwoord op vraag 66:

Er is geen algemene definitie van grote monumenten. Wel definieert de SIM grote monumenten als gebouwen met een herbouwwaarde hoger dan € 8,3 miljoen.

67.

Komen ook kerken die niet (per se) naar een nevenfunctie voor hun historisch kerkgebouw zoeken, maar wel behoefte hebben aan een investering in achterstallig onderhoud, ook in aanmerking voor de genoemde regeling?

Antwoord op vraag 67:

Leegstand wordt niet gesubsidieerd, maar monumentale kerken die een herbestemming overwegen of die willen investeren in de instandhouding van het monument, kunnen gebruik maken van de bestaande herbestemmingsregeling respectievelijk de instandhoudings- of restauratieregelingen.

68.

Wat wordt precies afgesproken in de Erfgoed Deal?

Antwoord op vraag 68:

In de Erfgoed Deal worden afspraken gemaakt op het raakvlak van erfgoed en grote transitie-opgaven zoals de energietransitie, klimaatadaptatie en stedelijke groei en krimp. Denk bijvoorbeeld aan strategieën voor leegstand, voor het aardgasvrij en energieneutraal maken van historische stads- en dorpskernen en voor monumentaal vastgoed in krimpgebieden. Deze afspraken worden met andere overheden en erfgoedorganisaties opgesteld in de vorm van gemeenschappelijke ambities en hieraan verbonden uitvoeringsprojecten.

69.

Op welke manier heeft de Canon, en het zichtbaar maken hiervan, oog voor de ongemakkelijke waarheden als het slavernijverleden?

Antwoord op vraag 69:

De Canon heeft hier oog voor. Een van de vijftig canonvensters gaat over het slavernijverleden. Daarnaast is er een aantal vensters dat gerelateerd is aan dit onderwerp. Ook ben ik in gesprek met de gemeente Amsterdam om het slavernijverleden een plek te geven.

70.

Wanneer wordt de canon door een onafhankelijke commissie tegen het licht gehouden?

Antwoord op vraag 70:

De herziening van de Canon vindt in fases plaats. In september wordt gestart met onderzoek naar het gebruik van de Canon in het onderwijs (zowel primair onderwijs als voortgezet onderwijs) en de zichtbaarheid van de Canon in tentoonstellingen van het canonnetwerk. Dit onderzoek wordt gebruikt als input voor een evaluatie van de huidige Canon en vervolgens wordt in 2019 door een onafhankelijke commissie de Canon herijkt. De fasering van deze stappen sluit aan op de lopende curriculumherziening in het primair en voortgezet onderwijs (Curriculum.nu). Op deze manier kunnen bij de herziening van de Canon ook de in dit kader door de ontwikkelteams uitgewerkte bouwstenen voor een vernieuwd curriculum worden meegenomen (voorjaar 2019 beschikbaar). Planning is om eind 2019 de herijking van de Canon te hebben afgerond.

71.

Kunt u uitsplitsen hoe de investeringen voor vrijwilligers worden verdeeld? Welke mogelijkheden ziet u verder nog om vrijwilligers te ondersteunen?

Antwoord op vraag 71:

Uit gesprekken die ik voor deze brief heb gevoerd, blijkt dat vrijwilligers vooral een grote behoefte hebben aan professionalisering en aan erkenning en ondersteuning. Ik maak daarom, samen met erfgoedinstellingen zoals de FIM, een nieuwe regeling voor ondersteuning van vrijwilligersinitiatieven. Hiervoor is vanaf 2019 € 350 duizend per jaar beschikbaar via Fonds voor Cultuurparticipatie/Mondriaanfonds. Ook stel ik eenmalig in 2019 € 400 duizend beschikbaar voor de ontwikkeling van een trainingsmodule ten behoeve van de professionalisering van vrijwilligers. Daarnaast is vanaf 2019 € 200 duizend per jaar beschikbaar om vrijwilligers via erfgoedorganisaties ook lokaal te kunnen ondersteunen. Ten slotte roep ik een vrijwilligersprijs in het leven voor het beste vrijwilligersteam. Hiervoor is een bedrag gereserveerd van € 50 duizend per jaar vanaf 2019.

72.

Kunt u uitwerken hoe u het erfgoedbeleid wilt laten aansluiten bij de ontwikkeling van de right to challenge-regeling, zoals in de brief gesteld wordt? Hoe krijgt dit concreet vorm in het erfgoedbeleid?

Antwoord op vraag 72:

De rol van maatschappelijke organisaties en burgers wordt steeds belangrijker in het erfgoed. Als geen ander kunnen de inwoners van stad of dorp bepalen welk erfgoed voor hen belangrijk is. Een voorbeeld is Kloosterburen waar de gemeenschap zelf de herontwikkeling van een kloostercomplex opgepakt heeft. Zij vragen van het rijk een faciliterende rol en willen zelf de koers uitzetten. De Erfgoed Deal kan een goed instrument zijn om burgers de mogelijkheid te bieden het erfgoedbeleid vorm te geven.

73

Klopt het dat alle middelen die voor OCW beschikbaar komen door de omvorming naar een subsidieregeling van de fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden, volledig ten goede zullen komen aan particuliere monumenteneigenaren?

Antwoord op vraag 73:

De bijdrage die eigenaren nu via de aftrek krijgen voor behoud van monumentale waarden blijft voor die groep beschikbaar. Door de toepassing van de leidraad krijgen eigenaren voor niet-monumentale onderdelen geen bijdrage meer. De vrijkomende middelen wordt gebruikt ter versterking van de SIM. Dit komt ten goede aan allerlei eigenaren.

74.

Is er al een beeld waar het kabinet de resterende 38,65 miljoen euro voor 2019 aan wil besteden?

Antwoord op vraag 74:

In de brief «Erfgoed Telt» kondig ik aan te gaan onderzoeken hoe grote monumenten langjarig ondersteund kunnen worden bij de instandhouding, verduurzaming en het toegankelijk maken van het monument. Afhankelijk van de uitwerking van een instrument en afweging van dit doel t.o.v. andere mogelijkheden, kan het resterende bedrag hiervoor ingezet worden.

75.

Hoe gaat u bewerkstelligen dat het personeel bij erfgoedinstelling diverser wordt? Gaat u mensen ontslaan? Wordt er straks besloten om iemand aan te nemen op basis van diens achtergrond in plaats van diens kennis?

Antwoord op vraag 75:

Diversiteit is voor alle sectoren van belang, ook voor de erfgoedsector. Zoals de FIM aangeeft in haar Visiedocument gaat het om een gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid bij alle belanghebbenden om het besef te weerspiegelen dat we behoren tot een gemeenschap die verrijkt is door culturele diversiteit. Die zienswijze deel ik van harte. Ik ben dan ook niet van plan om in te grijpen in organisaties door bijvoorbeeld mensen te ontslaan. Wel wil ik via diverse instrumenten diversiteit stimuleren. Bijvoorbeeld door organisaties handvatten te bieden om bij de selectie van kandidaten ook rekening te houden met de samenstelling van een team. Dat is wenselijk voor het bevorderen van gelijke behandeling en voor het versterken van de organisatie en de sector.

76.

Indien blijkt dat er voor het toegankelijk maken van een historische plaats (zoals de Kapittelzaal waar de Unie van Utrecht is gesloten) budget nodig is, waar wordt dat dan van betaald?

Antwoord op vraag 76:

De financiering van een dergelijk doel zal onderdeel moeten zijn van de exploitatie, al dan niet ondersteund door loterijbijdragen of sponsoren.

77.

Klopt het dat voor de uitreiking van de canon aan 18-jarigen eenmalig 0,5 miljoen euro wordt uitgetrokken in 2018? Hoe wordt de uitreiking in latere jaren bekostigd?

Antwoord op vraag 77:

Dat klopt. Ik ga uit van het uitreiken van een digitaal product. Het onderhoud hiervan is meegenomen in de reeks van «actualisatie en onderhoud canon» (pagina 23 van de brief «Erfgoed Telt»). In september vinden er sessies met jongeren plaats om na te gaan op welke wijze de Canon het beste kan worden uitgereikt.


X Noot
1

OCW: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

POM: Professionele organisatie voor monumentenbehoud.

X Noot
5

Kamerstuk 32 156, nr. 81.

X Noot
6

RCE: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

X Noot
7

De nieuwe subsidieregeling voor gemaakte instandhoudingskosten voor monumenten bedraagt maximaal 35 procent.

X Noot
8

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
9

IB: inkomstenbelasting.

X Noot
10

SIM: Subsidieregeling Instandhouding Monumenten.

Naar boven