Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 september 2018
Met deze brief bied ik u mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(OCW) een nota van wijziging aan (Kamerstuk 34 556, nr. 14), met de daarbij behorende uitvoeringstoets1, op het bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen rijksmonumenten
en scholing (Kamerstuk 34 556). De reden van deze nota van wijziging licht ik hierna toe.
Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden
In de brief «Erfgoed telt» die de Minister van OCW op 22 juni jl. naar uw Kamer heeft
gestuurd2, is onder meer aangegeven dat het kabinet de fiscale aftrek voor onderhoud aan rijksmonumentenpanden
per 1 januari 2019 wil afschaffen en omzetten naar een subsidieregeling. Met de afschaffing
van de fiscale aftrek en ondersteuning van particuliere eigenaren van rijksmonumenten
via de begroting van het Ministerie van OCW maakt het kabinet een weloverwogen keuze
om het geld dat beschikbaar is voor monumentaal onderhoud aan rijksmonumenten zo effectief
mogelijk in te zetten en daarbij de kwaliteit en noodzaak van het monumentale onderhoud
zo goed mogelijk te waarborgen.
In een plenair debat op 11 september jl. over behoud van cultureel erfgoed (Handelingen
II 2017/18, nr. 107, debat over bescherming en behoud van erfgoed) is de subsidieregeling
die de fiscale aftrek moet gaan vervangen met uw Kamer besproken. Met betrekking tot
de door het kabinet voorgestelde subsidieregeling zijn twee moties ingediend waarover
op 13 september jl. door uw Kamer is gestemd en waarbij beide moties zijn aangenomen.3 Over de wijze waarop het kabinet uitvoering geeft aan deze moties heeft de Minister
van OCW uw Kamer op 17 september jl. een brief gestuurd4 waarin zij tevens de bijgevoegde nota van wijziging heeft aangekondigd. Met voornoemde
brief heeft de Minister van OCW ook de naar aanleiding van motie met Kamerstuk 32 820, nr. 255 aangepaste conceptsubsidieregeling (concept Besluit vaststelling beleidsregels instandhoudingssubsidie
woonhuis rijksmonumenten) die de fiscale aftrek zal gaan vervangen naar uw Kamer gestuurd.
Met de bijgevoegde nota van wijziging (Kamerstuk 34 556, nr. 14) wordt de datum van inwerkingtreding van de afschaffing van de aftrek van uitgaven
voor monumentenpanden, die oorspronkelijk was gesteld op 1 januari 2017, gewijzigd
in 1 januari 2019. Op die datum wordt vervolgens ook de hiervoor genoemde subsidieregeling
van kracht.
Aftrek van scholingsuitgaven
Het streven van het kabinet conform het regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is de fiscale aftrek van scholingsuitgaven te vervangen door een individuele leerrekening.
Omdat de uitwerking een nader uitgebreid voorbereidingstraject met verschillende partijen
vergt, wordt in de bijgevoegde nota van wijziging (Kamerstuk 34 556, nr. 14) de afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven uit het wetsvoorstel
gehaald. Deze maatregel zal op een later moment worden opgenomen in een nog nader
te bepalen ander wetsvoorstel.
Procedureel
Het onderhavige wetsvoorstel ziet als gevolg van de bijgevoegde nota van wijziging
(Kamerstuk 34 556, nr. 14) nog enkel op de maatregel tot afschaffing van de fiscale aftrek van uitgaven voor
monumentenpanden met het oog op omzetting in een vervangende subsidieregeling. Door
uitvoering te geven aan beide aanvaarde moties op de wijze zoals is aangegeven in
de eerdergenoemde brief van de Minister van OCW van 17 september jl. (Kamerstukken
32 820 en 34 556, nr. 269), vertrouwt het kabinet erop dat is voldaan aan de voorwaarden van uw Kamer om tot
afschaffing van de fiscale aftrek van uitgaven voor monumentenpanden over te gaan
en deze te vervangen door een subsidieregeling.
Gezien de beoogde inwerkingtreding per 1 januari 2019 van het afschaffen van de aftrek
van uitgaven voor monumentenpanden zoals met de bijgevoegde nota van wijziging (Kamerstuk
34 556, nr. 14) wordt opgenomen in het wetsvoorstel en de vervanging van die aftrek door de subsidieregeling
die de Minister van OCW op 17 september jl. aan uw Kamer heeft gestuurd (Kamerstukken
32 820 en 34 556, nr. 269), hoop ik dat uw Kamer de behandeling van het wetsvoorstel met voortvarendheid wil
hervatten.
De Staatssecretaris van Financiën,
M. Snel