34 475 V Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2015

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BUITENLANDSE ZAKEN (V)

Aangeboden 18 mei 2016

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2015 Totaal 10.231,5 (in EUR mln)

Uitgaven naar beleidsterrein voor 2015 Totaal 10.231,5 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2015 Totaal 812,5 (in EUR mln)

Ontvangsten naar beleidsterrein voor 2015 Totaal 812,5 (in EUR mln)

Inhoudsopgave Buitenlandse Zaken (V)

A.

Algemeen

5

 

Aanbieding en dechargeverlening

5

 

Leeswijzer

7

     

B.

Beleidsverslag

10

 

Beleidsprioriteiten (inclusief een tabel realisatie beleidsdoorlichtingen)

10

     
 

Beleidsartikelen

23

 

1. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

23

 

2. Veiligheid en stabiliteit

27

 

3. Europese samenwerking

33

 

4. Consulaire belangenbehartiging en het internationale uitdragen van Nederlandse waarden en belangen

40

     
 

Niet-beleidsartikelen:

47

 

5. Geheim

47

 

6. Nominaal en onvoorzien

48

 

7. Apparaat

49

     
 

Bedrijfsvoeringsparagraaf

53

     

C.

Jaarrekening

59

 

Verantwoordingsstaat

59

 

Saldibalans

60

 

WNT verantwoording 2015 Ministerie van Buitenlandse Zaken

71

     

D.

Bijlagen

73

 

1. Afgeronde evaluatie- en overige onderzoeken

73

 

2. Externe inhuur

75

 

3. Afkortingen

76

A. ALGEMEEN

Aanbieding en dechargeverlening

Aan de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het departementale jaarverslag met betrekking tot de begroting Buitenlandse Zaken (V) over het jaar 2015 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Buitenlandse Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2015 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a) het gevoerde financieel beheer en materieel beheer;

  • b) de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c) de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d) de betrokken saldibalans;

  • e) de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f) de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2015;

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2015 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2015, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2015 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ....

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van ...

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

Leeswijzer

Inleiding

In deze leeswijzer wordt de indeling van het jaarverslag voor Buitenlandse Zaken toegelicht, waarbij een aantal afwijkingen van de Rijksbegrotingsvoorschriften wordt beschreven.

Het jaarverslag 2015 vormt in principe een spiegel van de memorie van toelichting zoals deze op Prinsjesdag 2014 aan de Kamer is aangeboden.

De jaarverslagen van Buitenlandse Zaken (BZ) en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BH & OS) dienen in nauwe samenhang te worden bezien. De inzet op het Nederlandse buitenlandbeleid komt tot uitdrukking in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Door deze bundeling wordt de onderlinge samenhang geïllustreerd en samenwerking en afstemming binnen de betrokken ministeries bevorderd.

Buitenlandse betrekkingen zijn een zaak van het Koninkrijk der Nederlanden: Nederland in Europa, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, alsmede de Nederlandse openbare lichamen in het Caribisch gebied (Bonaire, Sint Eustatius en Saba). Waar dit jaarverslag spreekt over «Nederland» of «Nederlands» wordt daarmee bedoeld: «(van) het Koninkrijk der Nederlanden», tenzij het gaat om zaken die specifiek het land Nederland betreffen, zoals het EU-lidmaatschap en ontwikkelingssamenwerking.

Door de Tweede Kamer is verzocht om in de departementale jaarverslagen aandacht te besteden aan het focusonderwerp «Tijd voor uitvoering van de hervormingstrajecten die in het jaar 2015 van start zijn gegaan» en om daarbij een aantal onderwerpen te behandelen. Omdat Buitenlandse Zaken niet specifiek is genoemd en er in 2015 geen hervormingstrajecten van start zijn gegaan, is hieraan geen extra aandacht besteed.

Beleidsverslag

Het beleidsverslag begint met de beleidsprioriteiten waarin wordt ingegaan op de prioriteiten van Buitenlandse Zaken en de belangrijkste resultaten die bereikt zijn in 2015. Daarnaast is een tabel opgenomen met daarin de realisatie van de beleidsdoorlichtingen.

Vervolgens is artikelsgewijs op hoofdlijnen gerapporteerd over de resultaten van 2015, waarbij ingegaan wordt op de algemene doelstelling, de rol en verantwoordelijkheid en de beleidsconclusies. In de beleidsconclusies is per artikel aangegeven welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden in de uitvoering van het beleid en welke beleidswijzigingen hebben plaatsgevonden als gevolg van in 2015 afgerond evaluatieonderzoek waarbij met name wordt ingegaan op beleidsdoorlichtingen. Kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren zijn – daar waar zinvol en haalbaar – naast en in de teksten bij de beleidsartikelen opgenomen om de voortgang op de doelstellingen van het beleidsprogramma te laten zien.

Budgettaire gevolgen van beleid en toelichting

In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn de opmerkelijke verschillen tussen de begroting en de realisatie 2015 opgenomen. Voor de uitgaven wordt een afwijking op artikelonderdeel niveau van 10% ten opzichte van de vastgestelde begroting toegelicht, met een ondergrens van EUR 2 miljoen. Bij de verplichtingen en ontvangsten is een afwijking groter dan 10% op artikelniveau toegelicht. Waar nodig vindt verwijzing naar de eerste of tweede suppletoire begroting plaats.

Bij het opstellen van de begroting is voor het merendeel van de uitgaven voor één instrument gekozen, terwijl in de realisatie blijkt dat uitgaven op meerdere instrumenten verwerkt zijn. Dit omdat van te voren niet bekend is welke financieel instrument gebruikt wordt om de beleidsdoelstelling te behalen. Om de leesbaarheid van de tabellen waarin de financiële gevolgen van beleid zijn weergegeven, toch te waarborgen, is er daarom voor gekozen om de realisatiecijfers op te nemen bij het in de begroting benoemde instrument en de bedragen niet op te splitsen. Daarbij worden de verschillende instrumenten wel benoemd. Dit is onder meer het geval bij beleidsartikel 1 en 2. Tevens worden alleen de financiële instrumenten die meer dan 3 procent van het artikelonderdeel uitmaken opgenomen in de financiële tabel. Dat betekent dat er in sommige gevallen geen uitputtende opsomming is van de financiële instrumenten per artikelonderdeel. Omdat de realisaties op instrumentniveau jaarlijks verschillen zijn deze voor eerdere jaren niet weergegeven.

Vanwege de conversie van de begroting in 2012 worden de realisatiegegevens over het jaar 2011 niet in de tabellen opgenomen.

Overige onderdelen van het jaarverslag

Na het beleidsverslag volgen de niet-beleidsartikelen 5–7, de bedrijfsvoeringsparagraaf, de jaarrekening van Buitenlandse Zaken en drie bijlagen: 1) overzicht van de afgeronde evaluatieonderzoeken, 2) de externe inhuur, en 3) de afkortingen.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

De bedrijfsvoeringparagraaf in het departementaal jaarverslag wijkt af van de bepaling van de Rijksbegrotingsvoorschriften 2016 dat in het jaarverslag integraal verantwoording wordt afgelegd over de bedrijfsvoering. Bij de splitsing van de begroting in 2013 in het begrotingshoofdstuk V Buitenlandse Zaken en het begrotingshoofdstuk XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zijn in navolging van een verzoek van de Algemene Rekenkamer de verantwoordelijkheden van de ministers ten aanzien van de bedrijfsvoering expliciet vastgelegd. De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de integrale bedrijfsvoering, met uitzondering van de procesmatige beheersing van de activiteitencyclus. De belangrijkste reden voor deze splitsing is dat het merendeel van de projecten en programma's in het kader van Ontwikkelingssamenwerking worden uitgevoerd. Daarnaast is de huidige opzet van het activiteitenbeheer gestoeld op de afspraken die de toenmalige Minister voor Ontwikkelingssamenwerking met de Tweede Kamer in 1998 heeft gemaakt over de reikwijdte van de ministeriële verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid van besteding van middelen (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997–1998, 25 860, nr. 2). Het is daarom dat het voorschottenbeleid en -beheer in het onderdeel financieel en materieelbeheer in de bedrijfsvoeringsparagraaf van hoofdstuk XVII is opgenomen.

Groeiparagraaf

De opzet van de beleidsartikelen is ten opzichte van het jaarverslag 2014 verder in lijn gebracht met de uitgangspunten van «verantwoord begroten». Hierbij is met name aandacht besteed aan de presentatie van de instrumenten in de budgettaire tabellen, waarbij de toelichtingen bij de financiële instrumenten zoveel mogelijk zijn gericht op de concrete beleidsinzet van de betreffende instrumenten.

HGIS jaarverslag

Samen met de jaarverslagen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, wordt het HGIS-jaarverslag 2015 aangeboden aan het parlement. De Nederlandse uitgaven voor buitenlands beleid, die op verschillende departementale begrotingen staan, zijn gebundeld in de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). In aanvulling op de departementale jaarverslagen geeft het HGIS-jaarverslag een integraal overzicht van de besteding van middelen voor buitenlands beleid.

Controleverklaring en auditrapport

In het kader van de wettelijke controletaak geeft de auditdienst Rijk (ADR) jaarlijks een controleverklaring af bij ieder jaarverslag. Daarnaast heeft de auditdienst een wettelijke taak om zowel de totstandkoming van de niet-financiële informatie als het gevoerde financiële en materiële beheer en de daartoe bijgehouden administraties te onderzoeken. Over de belangrijkste bevindingen van deze onderzoeken en van eventuele onderzoeken naar overige aspecten van de bedrijfsvoering brengt de ADR verslag uit in het jaarlijkse samenvattende auditrapport waarin zowel hoofdstuk V als XVII is meegenomen. Deze bevindingen vallen niet onder de reikwijdte van de controleverklaringen.

B. BELEIDSVERSLAG

BELEIDSPRIORITEITEN

Buitenlands beleid in 2015

Dat de ontwikkelingen op het werkterrein van het Ministerie van Buitenlandse Zaken moeilijk te voorspellen zijn, is in 2015 eens te meer bewezen. De grote migratiestromen en de verdere opmars van gewelddadig extremisme lieten de noodzaak zien van een realistisch buitenlandbeleid waarbij flexibel gereageerd kan worden op complexe ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen vereisten ook nauwe samenwerking met onze Europese partners en Atlantische bondgenoten, maar tevens het aangaan van nieuwe coalities, met soms nieuwe partners zoals niet-statelijke actoren. De interne veiligheid van Nederland is sterk verbonden met wat er in de wereld om ons heen gebeurt: de dreiging van terrorisme is grenzeloos en de impact op Nederland van de migratiecrisis is groot. Daarom hecht Nederland aan internationale samenwerking en een sterk buitenlandsbeleid.

De migratiecrisis heeft in 2015 een groot deel van de buitenlandpolitieke en Europese agenda’s bepaald. Door oorlog, repressie en armoede besluiten mensen in groten getale te vertrekken en een betere toekomst voor hen en hun kinderen elders te zoeken. De onderliggende oorzaken van het migratieprobleem kunnen alleen in nauwe Europese samenwerking en in partnerschap met derde landen worden opgelost. In het voorjaar van 2015 namen migratiestromen over de Middellandse Zee toe, de crisis verlegde zich gedurende het jaar naar de Balkan. Deze enorme vluchtelingenstromen hebben de EU en haar partners voor grote uitdagingen gesteld. In reactie hierop heeft de EU verschillende stappen gezet. Zo zijn er met verschillende partners afspraken gemaakt: met Afrikaanse landen tijdens de Valletta-Top in november 2015, waaronder op het gebied van grondoorzaken van migratie, terug- en overname en aanpak van jeugdwerkloosheid. Nederland heeft zich actief ingezet om te komen tot een ambitieuze agenda, met daadwerkelijke betrokkenheid van Afrikaanse partners. Met de landen van de Westelijke Balkan, Turkije, Libanon en Jordanië zijn in oktober 2015 afspraken gemaakt, waaronder ten aanzien van verbetering van opvangcapaciteiten, opvang in de regio en humanitaire hulp. Nederland heeft ook bilateraal bijgedragen aan humanitaire hulp voor deze regio. Met Turkije werd in november 2015 tijdens een top een gezamenlijk actieplan opgesteld. De afspraken bieden een goed raamwerk om in nauwe samenwerking met genoemde landen de migratiecrisis aan te pakken.

Het jaar 2015 kende op het gebied van terroristische aanslagen vele dieptepunten. De wereld werd opgeschrikt door vreselijke aanslagen in onder andere Frankrijk, Turkije, Libanon, Tunesië, Egypte, Irak en Syrië. Er bleef wereldwijd een stijgende trend van uitreizigers naar Syrië en Irak waarneembaar. De toename van het aantal Nederlandse uitreizigers leidde tot een verhoging van het aantal bevriezingen van financiële tegoeden.

Het kabinet heeft bij de versterking van de veiligheidsketen, naast een belangrijke nationale component, ook de internationale inzet versterkt. Op basis van de motie Van Ojik werd de eerder doorgevoerde taakstelling verlicht en kon budget worden ingezet voor mensen en middelen voor internationale en bilaterale samenwerking bij terrorismebestrijding. Daarnaast werd op basis van de Kamerbrief Versterkingen Veiligheidsketen de personele versterking van Nederlandse ambassades voorbereid, hetgeen in 2016 zijn beslag moet krijgen. Diverse maatschappelijke organisaties ontvingen ondersteuning voor hun initiatieven ter bestrijding van terrorismefinanciering, de uitwisseling van buitenlandse ervaringen met die in Nederlandse gemeenten, de ontwikkeling van onderwijsmodules en het bevorderen van een tegengeluid voor de lokroep van ISIS.

In september 2015 nam Nederland het co-voorzitterschap van het Global Counterterrorism Forum (GCTF) over van de VS, in aanvulling op het co-voorzitterschap van de FTF (Foreign Terrorist Fighters) werkgroep van het GCTF. Binnen het GCTF speelde Nederland in 2015 samen met Marokko een belangrijke rol bij de totstandkoming van maatregelen op het gebied van Countering Violent Extremism (CVE), FTF, detentie en re-integratie en bestrijding van terrorisme. Als lid en co-voorzitter van één van de werkgroepen van de anti-ISIS coalitie zette Nederland in 2015 op verbetering van uitwisseling van informatie over foreign fighters, waaronder door gebruikmaking van INTERPOL/EUROPOL mechanismen. Met de actieve inzet in beide fora speelt Nederland een leidende rol in de internationale strijd tegen terrorisme.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft met het kabinet in 2015 de hoogste prioriteit gegeven aan de navolging van de ramp met de MH17 op 17 juli 2014. Er werden belangrijke stappen gezet op de drie sporen: de repatriëring van de stoffelijke resten en persoonlijke bezittingen, het onderzoek naar de toedracht van de ramp, en het strafrechtelijk onderzoek naar het neerhalen van de MH17. Met hulp van de OVSE konden nieuwe bergingsmissies plaatsvinden, waarbij zowel stoffelijke resten, persoonlijke bezittingen alsmede wrakdelen konden worden geborgen. Van de 298 slachtoffers zijn er op dit moment 296 geïdentificeerd. De OVV publiceerde op 13 oktober het onderzoeksrapport «MH17 Crash», waar op 8 december de kabinetsreactie volgde. In het rapport wordt op uitvoerige en nauwgezette wijze onderbouwd dat vlucht MH17 is neergehaald met een Buk grond-luchtraketsysteem en met welk type raket en raketkop dat is gebeurd. Daarnaast zijn alternatieve scenario’s uitgesloten. Met de uitkomsten van het internationale en onafhankelijke onderzoek is uitvoering gegeven aan ICAO-richtlijnen en het verzoek van de VN Veiligheidsraad (VNVR-resolutie 2166). Het onderzoek naar de toedracht van de ramp is daarmee afgerond.

Het strafrechtelijke onderzoek van het Openbaar Ministerie, waarin het samenwerkt in het Joint Investigation Team (JIT), is in 2015 voortgezet en duurt nog voort. Het kabinet heeft zich in 2015 ook nadrukkelijk ingezet om de vervolging en een effectieve berechting van potentiele verdachten van de ramp met vlucht MH17 mogelijk te maken. Daarbij lag een coördinerende rol voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken bij de intensieve politieke en diplomatieke inspanningen die resulteerden in het in stemming brengen van een resolutie ter oprichting van een VN-tribunaal op 29 juli. Elf VN-Veiligheidsraadleden stemden voor, drie onthielden zich van stemming, maar de resolutie stuitte op een veto van de Russische Federatie. Ondanks de brede internationale steun, kon de oprichting van een internationaal tribunaal op basis van hoofdstuk VII van het Handvest daarmee geen doorgang vinden. Direct na de stemming in de VN is het kabinet in nader overleg getreden over vervolgstappen met de landen die betrokken zijn bij het JIT (Australië, België, Maleisië, en Oekraïne). In dit kader zijn zowel mechanismen voor nationale vervolging als internationale mogelijkheden om te komen tot vormgeving van vervolging en berechting uitgewerkt. De internationale inspanningen moeten ertoe leiden dat het juridische kader klaar is om tot effectieve vervolging en berechting over te gaan zodra het strafrechtelijk onderzoek is afgerond.

Ring van instabiliteit

Ook in 2015 heeft de opstelling van Rusland, dat volhardt in de illegale annexatie van de Krim en het destabiliserende optreden in Oost-Oekraïne, geleid tot zorg over instabiliteit aan de Oostkant van Europa. Nederland heeft de in 2014 ingezette respons op deze ontwikkelingen in 2015 voortgezet, onder meer in EU –, NAVO – en OVSE verband. Vanwege de crisis in Oekraïne heeft de discussie binnen de NAVO zich meer toegespitst op dreiging vanuit Rusland, en het belang van collectieve verdediging. Deze crisis heeft ook de relevantie van de OVSE weer doen toenemen. Om beter in te kunnen spelen op de toegenomen instabiliteit in de regio, heeft Nederland in 2015 besloten diplomaten te stationeren in Wit-Rusland en Moldavië. Ook is de steun voor onafhankelijke Russischtalige media geïntensiveerd.

Nederland heeft zich in relatie tot Rusland gericht op een combinatie van sancties en andere vormen van druk met een blijvende inzet op dialoog, zoals uiteengezet in een brief aan de Kamer. De geweldsintensiteit van het conflict in Oekraïne is in de loop van 2015 afgenomen nadat er in februari in Minsk afspraken zijn gemaakt om een duurzame oplossing van het conflict te bewerkstelligen. Met name Rusland en de door Rusland gesteunde separatisten hebben echter onvoldoende bijgedragen aan de implementatie van deze Minsk-akkoorden, waardoor de situatie nog steeds fragiel is. De Europese Unie heeft om die reden eind 2015 besloten de sancties tegen Rusland met zes maanden te verlengen. In het kader van de dialoog met Rusland heeft Nederland in 2015 ingezet op hervatting van besprekingen in de NAVO-Rusland Raad, waarvoor tijdens de ministeriële bijeenkomst van de Noord-Atlantische Raad in december de mogelijkheid werd opengesteld.

Ter ondersteuning van Oekraïne benadrukte Nederland ook in 2015 het belang van voortzetting van de hervormingsagenda in Oekraïne en bepleitte internationale steun hiervoor tijdens de EU top over het Oostelijk Partnerschap in Riga op 21 en 22 mei 2015.

Nederland heeft zich in 2015 ook opnieuw sterk gemaakt voor de inzet van de OVSE als instrument van alomvattende veiligheid en stabiliteit in Europa. Dat gold ook voor de OVSE-activiteiten ten aanzien van het conflict in Oekraïne, zoals de regie van het Minsk-proces en de Speciale Monitoring Missie. Aan deze missie droeg Nederland bij met mensen en middelen.

In de zuidelijke ring van instabiliteit rond Europa bleef de politieke en veiligheidssituatie in diverse landen in 2015 onverminderd slecht. Met het Matra-zuid programma zette Nederland de ondersteuning van transitie in landen in de Arabische regio in 2015 voort. Daarbij werd ingezet op democratisering, versterking van de rechtsstaat en bevordering van werkgelegenheid. De evaluatie van de Nederlandse bijdrage aan transitie in de Arabische regio is in 2015 afgerond en met een beleidsreactie aan de Tweede Kamer gezonden. Op basis van de evaluatie is besloten de Nederlandse inzet op democratische transitie in de Arabische regio gedurende tien jaar voort te zetten onder de naam: Nederlands Arabisch Partnerschap («Shiraka»).

In 2015 heeft Nederland ingezet op deëscalatie en terugkeer van stabiliteit in Syrië. In dat kader steunde Nederland voortgang van het politiek proces, onder meer door bijdragen van de Nederlandse Speciaal Gezant Syrië, detachering van een Nederlandse expert in het team van VN-gezant De Mistura en het faciliteren van zogenaamde Track II-bijeenkomsten. Het afgelopen jaar zijn er voorzichtig positieve stappen gezet in het politieke proces, waaronder oprichting van een Internationale Contactgroep voor Syrië, hetgeen steeds door Nederland bepleit is. Onder invloed van de Contactgroep is VNVR-resolutie 2254 tot stand gekomen. Deze resolutie biedt een breed gedragen kader voor transitie in Syrië. Ook heeft de Syrische oppositie zich meer dan tevoren weten te verenigen, culminerend in een relatief brede onderhandelingsdelegatie. Naast politieke steun heeft Nederland in 2015 de steun aan zowel civiele als gewapende gematigde partijen binnen Syrië voortgezet en uitgebreid, om te voorkomen dat hun stem en positie verloren gaan ten koste van het Assad-regime enerzijds en extremistische partijen anderzijds. Bovendien heeft Nederland een bijdrage geleverd aan het verlichten van de noden van de Syrische bevolking en aan de capaciteit van de oppositie om rechtsorde te kunnen garanderen in gebieden onder hun controle. De buurlanden van Syrië zijn door Nederland gesteund ter verlichting van de druk die zij door de opvang van grote aantallen Syrische vluchtelingen ondervinden.

In Irak heeft Nederland ingezet op ondersteuning van het proces van verzoening. Van voortgang op dit dossier was het afgelopen jaar echter nauwelijks sprake. Nederland heeft een extra inspanning geleverd om de terugkeer van Iraakse ontheemden mogelijk te maken en steunde programma’s van Mine Advisory Group, Handicap International en UNMAS op het gebied van ontmijning en het tegengaan van de dreiging van improvised explosive devices (IEDs) in bevrijde gebieden.

In Jemen brak in 2015 een burgeroorlog uit tussen Houthi-milities en de regering van Jemen, daarbij gesteund door een coalitie onder leiding van Saoedi-Arabië. Nederlandse bilaterale programma’s zijn waar mogelijk gecontinueerd. Nederland heeft een bijdrage geleverd om de humanitaire noden te lenigen en steunde internationale inspanningen om verdere regionale instabiliteit te vermijden door de strijdende partijen te bewegen met elkaar tot een politieke oplossing te komen.

In Libië heeft de VN zich met Europese steun ingezet voor het bereiken van een vredesakkoord dat op 17 december getekend werd. Met Nederlandse steun werd een groep vrouwenvertegenwoordigers in staat gesteld om betrokken te zijn bij het vredesproces. Daarnaast werden instituties gesteund die ondanks de politieke verdeeldheid van het land zijn blijven functioneren, zoals lokale bestuurslagen, de Grondwet assemblee en het maatschappelijk middenveld.

De democratische transitie in Tunesië stond in 2015 onder druk, desalniettemin blijft dit land het democratische lichtpunt in de regio. Nederland heeft in 2015 de steun aan Tunesië geïntensiveerd, onder andere op het gebied van het versterken van lokaal bestuur, hervormingen in de veiligheidssector, trainingen van Tunesische ambtenaren en het creëren van werkgelegenheid.

Europees en Nederlands veiligheidsbeleid

Nederland heeft ook het afgelopen jaar bijgedragen aan versterking van het externe optreden van de Europese Unie op het gebied van veiligheidsbeleid. Belangrijke momenten hiervoor vormden de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie van 18 mei en de Europese Raad van 25 en 26 juni. Tijdens deze bijeenkomsten was de blik gericht op doorontwikkeling van de EU als mondiale actor op het bredere buitenlands- en veiligheidsterrein. Voor Europese eenheid, slagvaardigheid en coherentie in dit externe domein heeft Nederland de opdrachtverlening aan de Hoge Vertegenwoordiger voor een brede buitenland- en veiligheidsstrategie actief gesteund en het daarop volgende proces van strategische herziening dat moet leiden tot een nieuwe strategie in juni 2016.

In 2015 is de samenwerking met Europese partners op veiligheidsgebied verder verdiept. Nederland maakte verdere afspraken met Duitsland over militaire samenwerking tussen de Nederlandse 43e Gemechaniseerde Brigade en de Eerste Duitse Panterdivisie. Ook kwamen Nederland, België en Luxemburg overeen dat de Belgische en Nederlandse luchtmachten vanaf eind 2016 gezamenlijk het BENELUX-luchtruim bewaken.

In 2015 was er veel internationale aandacht voor nucleaire ontwapening en non-proliferatie. Daarbij is zowel sprake van goed nieuws als van teleurstellende ontwikkelingen. De toetsingsconferentie van het Non-proliferatieverdrag (NPV) in mei wist helaas geen akkoord te bereiken over een slotdocument. Tijdens de Eerste Commissie van de AVVN, dit jaar onder voorzitterschap van Nederland, werden vier nieuwe resoluties aangenomen op het vlak van nucleaire ontwapening en humanitaire consequenties van het gebruik van kernwapens. In 2015 werd een Open Ended Working Group (OEWG) opgericht die tot doel heeft verdere stappen op het gebied van nucleaire ontwapening te identificeren. Nederland gaf de voorkeur aan een andere OEWG onder betere procedurele voorwaarden, maar zal actief aan de werkgroep deelnemen, mede ter uitvoering van de motie Sjoerdsma. Het goede nieuws van 2015 was dat de EU3+3 en Iran er in slaagden een akkoord te bereiken over de toekomst van het Iraanse atoomprogramma. Nederland heeft in 2015 een additionele financiële bijdrage aan het IAEA gegeven voor de implementatie en verificatie van dit akkoord.

De vernietiging van het door Syrië aangegeven CW-arsenaal was eind 2015 vrijwel afgerond. Zorgen blijven echter bestaan over de volledigheid van de Syrische aangifte en over de voortdurende inzet van chemische strijdmiddelen in Syrië. Een besluit waarin deze inzet wordt veroordeeld door de Uitvoerende Raad van de OPCW dreigde geblokkeerd te worden door Iran. Nederland heeft daarop een doorbraak geforceerd door stemming aan te vragen. Op 7 augustus 2015 besloot de VN Veiligheidsraad tot de instelling van een onderzoeksmechanisme dat de verantwoordelijken voor de gifgasaanvallen moet identificeren. Het onderzoeksteam is deels in Den Haag gevestigd en wordt door Nederland ook financieel gesteund.

Rusland bemoeilijkte het functioneren van diverse instrumenten van conventionele wapenbeheersing. De NAVO bezon zich over mogelijke uitwegen uit de diverse impasses en verenigde zich achter wijzigingsvoorstellen voor het Weense Document (een bundel vertrouwenwekkende en veiligheidsbevorderende maatregelen). Nederland speelt in de beraadslagingen een prominente rol, mede door de inzet van een Speciaal Vertegenwoordiger voor Conventionele Wapenbeheersing.

In 2015 heeft Nederland wederom militair bijgedragen aan de anti-ISIS Coalitie. De bijdrage met F16’s en trainers werd gecontinueerd; wel werd het aantal operationele F16’s per oktober 2015 verminderd van zes naar vier. Het verlenen van niet-gewapende steun aan gematigde gewapende groepen in Syrië en aan de Iraakse strijdkrachten en Peshmerga werd geïntensiveerd.

Ook in 2015 bleef de Nederlandse bijdrage aan de VN-missie in Mali (MINUSMA) zich richten op het versterken van de inlichtingenketen en op het verbeteren van de Malinese politie en rechtsstaat. De Nederlandse bijdrage werd in 2015 positief geëvalueerd en het kabinet besloot de bijdrage te verlengen tot eind 2016. Ook werden afspraken gemaakt voor gedeeltelijke overdracht van taken aan partners. Tevens besloot het kabinet de Nederlandse inzet in EUCAP SAHEL Mali te intensiveren.

Wat betreft de Nederlandse inzet in de Hoorn van Afrika werd de bijdrage aan de trainings- en capaciteitsopbouwmissies EUTM en EUCAP NESTOR met 1 jaar verlengd. Ook de bijdrage aan de anti-piraterij missie Atlanta werd in december met één schip tot eind 2016 verlengd. Het aantal geregistreerde kapingen van koopvaardijschepen en pogingen daartoe door Somalische piraten is sterk afgenomen. Tegelijkertijd is de dreiging van piraterij nog niet voorbij.

Begin 2015 heeft het kabinet besloten de Nederlandse bijdrage aan UNMISS met 1 jaar te verlengen. Vanwege het vredesakkoord in Zuid-Soedan is het mandaat van de VN-missie UNMISS uitgebreid en het troepenplafond verhoogd, zodat UNMISS de implementatie van het akkoord kan ondersteunen.

De Afghaanse president Ghani ondertekende op 30 september 2014 de Bilateral Security Agreement tussen Afghanistan en de VS en de Status of Forces Agreement met de NAVO. Daarmee kon de nieuwe NAVO-missie Resolute Support, inclusief Nederlandse deelname, van start gaan conform planning. Het offensief van de Taliban heeft de Afghaanse strijdkrachten in 2015 behoorlijk op de proef gesteld. De transitie van de NAVO-missie Resolute Support van fase 1 (regionale inzet) naar fase 2 (centrale inzet in Kabul) was voorzien voor de periode 1 oktober tot en met 31 december 2015. Deze transitie wordt later dan voorzien uitgevoerd. Het kabinet besloot de Nederlandse bijdrage met een jaar te verlengen en de bijdrage aan de verlengde eerste fase voort te zetten.

Een meer bescheiden bijdrage werd geleverd aan missies op de Balkan en in het Midden-Oosten. Het kabinet besloot in 2015 de mandaten voor de Nederlandse bijdragen aan de missies EUFOR, KFOR EUPOL COPPS, EUBAM Rafah en UNDOF met een jaar te verlengen. Het mandaat voor de Nederlandse bijdrage aan USSC werd met twee jaar verlengd.

Met het Matra-programma ondersteunde het kabinet in 2015 de maatschappelijke transformatie in de pre-accessie landen (Westelijke Balkan en Turkije) van de EU en de landen van het Oostelijk Partnerschap (OP). Daarin stond capaciteitsopbouw en institutionele versterking van het maatschappelijk middenveld, het rechtssysteem en de overheid centraal.

Nederland heeft in 2015 zijn internationale positie op het gebied van digitale veiligheid en internetvrijheid verder versterkt. Tijdens de Global Conference on Cyberspace die Nederland op 16 en 17 april 2015 in Den Haag organiseerde is door een brede coalitie van landen, bedrijven en het maatschappelijk middenveld een internationale agenda voor cyber aangenomen. Nederland is er daarmee geslaagd de visie van een vrij, open en veilig internet breed geaccepteerd te krijgen. Daarnaast heeft Nederland op de conferentie een initiatief voor cybercapaciteitsopbouw gelanceerd: het Global Forum on Cyber Expertise (GFCE). In het GFCE werken 45 landen en bedrijven samen om de cyberveiligheid wereldwijd te versterken. Na de conferentie heeft Nederland met een groot aantal initiatieven op het gebied van internationaal recht en cybernormen, digitale rechten en capaciteitsopbouw invulling gegeven aan de internationale cyberagenda. Instrumenteel in de uitvoering hiervan is de nieuw opgerichte «Taskforce Cyber», een samenwerking van twee BZ-beleidsdirecties, die zal zorgdragen voor het bestendigen van het beleidslijnen die met de Global Conference on Cyberspace zijn uitgezet.

Internationale rechtsorde

Nederland streefde ook in 2015 weer actief naar een effectief multilateraal stelsel en een internationale gemeenschap die gebaseerd is op respect voor het internationaal recht. Tijdens de onderhandelingen over de resolutie over revitalisatie van de Algemene Vergadering heeft Nederland zich ervoor ingezet dat kandidaten voor de positie van VN secretaris-generaal de gelegenheid krijgen zich te presenteren. Het Koninkrijk der Nederlanden voerde ook in 2015 wereldwijd campagne voor een niet-permanente zetel in de VN-veiligheidsraad voor de periode 2017–2018. De verkiezingen zullen medio 2016 in New York plaatsvinden.

Nederland heeft in 2015 geijverd voor verdere versterking van het Internationaal Strafhof. Zo werd een financiële bijdrage aan het Special Fund for Witness Relocation van het Strafhof gedaan. De middelen zullen worden aangewend voor hervestiging van bedreigde getuigen in derde landen. Daarnaast werd outreach gedaan richting Afrikaanse landen wat er aan heeft bijgedragen dat het draagvlak voor het Strafhof onder Afrikaanse landen in 2015 is behouden. Nederland heeft zich tevens actief ingezet voor toetreding van Oekraïne tot het Statuut van Rome door ondersteuning van een serie briefings aan het Oekraïense parlement over gevolgen van toetreding. Ondanks dat Oekraïne nog geen verdragspartij is, accepteerde het in 2015 wel de rechtsmacht van het Strafhof voor onbepaalde tijd.

Nederland ijverde in 2015 samen met Argentinië, België en Slovenië voor de totstandkoming van een multilateraal verdrag betreffende Rechtshulp en Uitlevering bij Internationale Misdaden. Het aantal landen dat dit initiatief steunt groeit gestaag.

In november 2015 is een Group of Friends of Responsibility to Protect (RtoP) opgericht in Genève die, net als zijn evenbeeld in New York, door Nederland en Rwanda gezamenlijk wordt voorgezeten. Deze coalitie heeft tot doel om bescherming van burgers tegen grootschalige mensenrechtenschendingen prominenter op de agenda te plaatsen bij de Geneefse VN-instellingen. Regionale organisaties spelen een belangrijke rol bij de implementatie van RtoP, Nederland maakt zich dan ook hard voor een duidelijker engagement van de EU op RtoP. Mede dankzij niet aflatende druk van onder meer Nederland heeft EU Hoge Vertegenwoordiger Mogherini een hooggeplaatste functionaris benoemd tot RtoP Focal Point.

In 2015 heeft Nederland bijgedragen aan het versterken van de effectiviteit van VN-vredesoperaties door de organisatie van een regionale Europese conferentie over VN Vredesmissies. Daarnaast heeft premier Rutte, tijdens een Leaders’ Summit on Peacekeeping, een aantal toezeggingen gedaan over het thema Protection of Civilians (PoC), onder meer om een nieuwe trainingsmodule op dat thema te ontwikkelen voor peacekeepers en civiele staf en samen met partners in 2016 een conferentie te organiseren in het teken van PoC.

Rechtvaardige wereld

In een snel veranderende internationale context is de bescherming en bevordering van de universele mensenrechten eens te meer van essentieel belang. Voor de Nederlandse inzet op dit gebied in 2015 is de beleidsnota leidend geweest. Het is voor Nederland van groot belang dat de EU de komende jaren nog sterker en eensgezinder wordt in het uitdragen van het mensenrechtenbeleid. Een belangrijk onderdeel hiervan is het in juli aangenomen EU-Actieplan Mensenrechten en Democratie. Buitenlandse Zaken heeft bij de totstandkoming daarvan sterk en succesvol ingezet op actiepunten ten aanzien de Nederlandse mensenrechtenprioriteiten (o.a. LHBTI en godsdienstvrijheid).

In de VN-Mensenrechtenraad en in de Derde Commissie van de AVVN heeft Nederland zich onder andere ingezet voor mensenrechtenverdedigers, LHBTI, godsdienstvrijheid, anti-discriminatie, de veiligheid van journalisten en de benoeming in juli 2015 van de eerste VN Speciaal Rapporteur inzake privacy. Ook de bescherming van burgers in conflictgebieden als Syrië, Irak en Zuid-Soedan had een hoge prioriteit.

In veel landen staan mensenrechtenverdedigers onder druk door repressieve wetgeving en intimiderend optreden van overheden en non-statelijke actoren. Nederland heeft zich in bilateraal en EU-verband hier tegen uitgesproken en organisaties gesteund die werken aan het vergroten van de veiligheid en effectiviteit van mensenrechtenverdedigers. Ambassades onderhielden contact met mensenrechtenverdedigers en boden ondersteuning en bescherming, vaak in EU-verband en met gelijkgezinde landen. De Mensenrechtentulp 2015 werd door de Minister van Buitenlandse Zaken uitgereikt aan IRA-Mauritania, een organisatie die strijdt tegen slavernij.

De strijd voor gelijke rechten van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen, transgenders en mensen met een intersekseconditie (LHBTI’s) zette Nederland in 2015 onverminderd voort. Het aangaan van een Strategisch Partnerschap met COC Nederland onder het nieuwe beleidskader bevestigde de nauwe samenwerking met het maatschappelijk middenveld op dit terrein. Nederland heeft zowel in multilateraal als bilateraal verband zorg uitgesproken over negatieve ontwikkelingen en praktijken in landen als Kirgizië, Jamaica en Malawi. Vrouwenrechten blijven wereldwijd onder druk staan. Via het Mensenrechtenfonds heeft Nederland in 2015 onder meer projecten gesteund ter bestrijding van geweld tegen vrouwen, bevordering van politieke participatie van vrouwen en ter bestrijding van vrouwenbesnijdenis. Op het gebied van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging heeft Nederland zich ingespannen voor inhoudelijk sterkere VN-resoluties, zoals bijvoorbeeld de resolutie «Freedom of religion or belief». De pilot godsdienstvrijheid is in 2015 beëindigd en de onder de pilot vallende activiteiten zijn nu onderdeel van staand beleid.

In 2015 is de Nederlandse visie dat iedereen gebaat is bij een vrij, open en veilig internet actief uitgedragen. Deze visie is tot uiting gekomen tijdens het GCCS en heeft hiermee bijgedragen aan de benoeming van de eerste VN Speciaal Rapporteur inzake privacy in juli 2015. In 2015 heeft de Freedom Online Coalitie (FOC), waar Nederland initiatiefnemer van is, vijf nieuwe leden verwelkomd (Australië, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Polen en Spanje).

Hoewel steun voor de VN-resolutie inzake de instelling van een moratorium op de doodstraf ongekend hoog was, werd het moratorium in sommige landen juist opgeheven. Nederland heeft verschillende landen, waaronder Indonesië en Pakistan, aangesproken op het uitvoeren van de doodstraf.

In 2015 maakte Nederland zich internationaal sterk voor betere implementatie van de UN Guiding Principles on Business and Human Rights, onder meer door andere landen aan te sporen Nationale Actieplannen op te stellen en hen daarbij te adviseren. In 2015 rondde de Raad van Europa onder Nederlands voorzitterschap de onderhandelingen af over een aanbeveling op het gebied van mensenrechten en bedrijfsleven. Ook maakte de bestrijding van kinderarbeid in 2015 een belangrijk deel uit van de Nederlandse inzet op mensenrechten en bedrijfsleven.

Cultuur

De ambassades en consulaten in de 15 focuslanden hebben in 2015 opnieuw een groot en divers aantal culturele activiteiten in het buitenland ondersteund, om Nederlandse kunstenaars een podium in het buitenland te geven en internationale culturele samenwerking te stimuleren. Daarnaast werden in de 10 focuslanden van het Gedeeld Cultureel Erfgoed Programma projecten ondersteund, zowel door Ambassades als DutchCulture. In het kader van BesteBuren, de noemer waaronder een jaar lang de nauwe culturele banden met Vlaanderen werden gevierd, kregen 105 Nederlands-Vlaamse samenwerkingsprojecten een bijdrage. Een belangrijk hoogtepunt was de feestelijke opening van het Atelier Neérlandais in Parijs op 10 september 2015. Dit initiatief van de Nederlandse Ambassade is een platform voor Nederlandse creatieve en culturele ondernemers en biedt een springplank naar Frankrijk, praktische ondersteuning en advies om de Franse cultuur en markt te verkennen. Het Atelier heeft inmiddels al 72 leden.

Europa voor Nederland

Met onder meer initiatieven op institutioneel terrein en energiezekerheid, maar ook met de voorstellen voor de focus op better governance en rechtstatelijkheid, de inzet op hervorming van het Meerjarig Financieel Kader en andere voorbereidingen in het kader van het Nederlands voorzitterschap heeft Nederland bewezen een actieve Europese diplomatie te voeren. Deze is gericht op een beter functionerende EU die oplossingen biedt aan trans-nationale problemen en zich daarbij richt op hoofdzaken. De betrokkenheid van Buitenlandse Zaken is specifiek bij een aantal onderwerpen het afgelopen jaar van belang geweest.

Nederland heeft het initiatief genomen voor een non-paper in februari 2015 voor het inter-institutioneel akkoord (IIA) Betere Regelgeving. Daarin wordt onder meer gepleit voor een duidelijke rol van de Raad bij de voorbereiding van het jaarlijkse Commissie Werkprogramma. Hierdoor is de Raad in staat de focus op prioriteiten blijvend te bewaken. De afspraken zijn in december vastgelegd en hierover hebben de Raad, de Commissie en het Europees Parlement een voorlopige overeenstemming bereikt. Dit houdt in dat alle drie de instellingen toezeggen zich in te zetten voor meer transparantie bij onderhandelingen, meer inspraak mogelijkheden voor burgers en een betere evaluatie van bestaande of voorgestelde regelgeving. De toetsing van Europese regelgeving middels het Regulatory Fitness and Performance Programme (REFIT) geeft de Europese Commissie het instrument om na te gaan of regelgeving nog wel actueel is. Daarnaast heeft Buitenlandse Zaken samen met het Ministerie van Financiën de voorbereiding en organisatie op zich genomen van een voorzitterschapsconferentie over de inrichting van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) op 28 januari 2016.

Afgelopen jaar is het Vijf Presidenten rapport verschenen. Het rapport is 22 juni gepubliceerd en op persoonlijke titel geschreven door de voorzitter van de Europese Commissie, in samenwerking met de voorzitters van de Europese Raad, de Eurogroep, de Europese Centrale Bank en het Europees Parlement. Het stuk bevat voorstellen op economisch, financieel, budgettair en institutioneel terrein in twee fasen, de korte en de langere termijn. Het rapport richt zich daarbij primair op de korte termijn. Ook was er de inwerkingtreding van de Bankenunie die bijdraagt aan verdere versterking van de EMU en de interne markt, via de bevordering van een gelijker speelveld tussen Europese banken en het terugdringen van (grensoverschrijdende) systeem- en besmettingsrisico’s wanneer Europese banken in de problemen komen. Deze risico’s worden verminderd door een geïntegreerde financiële architectuur die de pijlers toezicht, afwikkeling en een depositogarantiestelsel omvat. In de zomer van 2015 is verder, door intensief gezamenlijk Europees optreden, met Griekenland een ESM-leningenprogramma overeengekomen. Daarmee is een mogelijk Grieks uittreden uit de eurozone voorkomen en zijn de eenheid en stabiliteit binnen de eurozone bewaard gebleven. Voor Nederland staat voorop dat Griekenland zich aan de gemaakte afspraken moet houden. Het nieuwe steunpakket is daartoe geflankeerd door scherpe maatregelen die gericht zijn op het op orde brengen van de overheidsfinanciën, stabiliteit van de financiële sector en structurele hervorming van de economie. Een andere belangrijke ontwikkeling op financieel-economisch vlak was de instelling van het Europees Fonds voor Strategische Investeringen, dat in het leven is geroepen om groei te stimuleren. Een eerste set projecten heeft al financiering toegewezen gekregen.

De Nederlandse inzet op fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden in het kader van het streven naar een verdiepte en eerlijkere eengemaakte markt, resulteerde in 2015 ondermeer in de aankondiging van de Europese Commissie om in 2016 een arbeidsmobiliteitspakket te presenteren, met een gerichte herziening van de detacheringsrichtlijn. De Europese instellingen bereikten in 2015 overeenstemming over een platform bestrijding Zwart Werk, dat de samenwerking tussen inspectiediensten ondersteunt en stimuleert. Het kabinet werkte ook bilateraal met landen van herkomst samen om de schaduwzijden van het vrij verkeer tegen te gaan. Arbeidsinspecties en overheidsinstanties werkten daartoe bilateraal samen. In Polen, Bulgarije en Roemenië is de capaciteit op de Nederlandse ambassades tijdelijk uitgebreid met als doel de informatievoorziening tussen de uitvoeringsinstanties in Nederland en de drie landen te bevorderen en om voorlichting te geven aan (potentiële) arbeidsmigranten over wonen en werken in Nederland.

In de Raad Algemene Zaken van november 2015 vond de eerste rechtsstatelijkheidsdialoog plaats onder het Luxemburgs voorzitterschap. Dit dialoogmechanisme is in december 2014 tot stand gekomen mede op initiatief van Nederland. Het doel is om rechtsstatelijke ontwikkelingen en mogelijke risico’s voor de rechtsstaat in de EU en de lidstaten bespreekbaar te maken in Raadsverband en gezamenlijk te werken aan oplossingen of preventief op te treden. In deze eerste dialoog werden de lidstaten gevraagd in te gaan op het thema «fundamentele rechten in een digitaal tijdperk» en daarnaast een «best practice» en een nationale uitdaging te benoemen. Nederland, evenals een aantal andere lidstaten, is ingegaan op de uitdagingen rond de vluchtelingencrisis en de lange termijn integratie van immigranten. Andere terugkerende inhoudelijke thema’s waren het vinden van een goede balans tussen fundamentele rechten en veiligheidsmaatregelen en de delicate balans tussen vrijheid van meningsuiting en de aanpak van haatcriminaliteit.

In 2015 ging de ontwikkeling van de Europese Energie-Unie met een toekomstgericht klimaatbeleid verder. De Europese Raad van maart 2015 bereikte overeenstemming over de ontwikkeling van een Europese Energie-Unie langs vijf dimensies:

  • 1. energiezekerheid, solidariteit en vertrouwen;

  • 2. een volledig geïntegreerde Europese energiemarkt;

  • 3. energie-efficiëntie als bijdrage aan de matiging van de energievraag;

  • 4. het koolstofarm maken van de economie;

  • 5. en onderzoek, innovatie en concurrentievermogen.

De mondiale COP21-klimaatconferentie te Parijs bereikte overeenstemming over een ambitieus klimaatakkoord, mede dankzij de voortrekkersrol van de EU, die met steun van Nederland een gemeenschappelijke onderhandelingspositie had vastgesteld.

Consulaire diplomatie

In 2015 werd er meermaals een beroep gedaan op bijstand door Nederlanders in het buitenland in een noodsituatie. Tijdens de aardbeving in Nepal faciliteerde Nederland de repatriëring van zo veel mogelijk Nederlanders uit het gebied en informeerde verontruste familieleden en vrienden over de situatie. Ook in Jemen, waar dit jaar de veiligheidssituatie verder verslechterde, spande het ministerie zich in om Nederlanders te faciliteren bij vertrek.

Nederland reikte dit jaar 476 536 visa en 50.031 MVVs uit, en verleende consulaire hulp ten behoeve van ruim 3.000 Nederlanders in nood, waaronder 2.104 gedetineerden (per 31-12-2015). Het vernieuwde reisadvies met kleurcodes, uitgebracht voor 216 verschillende landen en regio’s, werd op de website gemiddeld 35.000 keer per week bezocht, met een piek in de zomer van 60.000 unieke bezoekers in een week. In 2015 werden 147.142 reisdocumenten aangevraagd door niet-ingezeten Nederlanders. Door de backoffice voor reisdocumenten te bundelen en te centraliseren in Den Haag is de kwaliteit van afgifte sterk verbeterd.

Waar verantwoorde alternatieven zijn werd de consulaire dienstverlening dit jaar gedifferentieerd. Bij de consulaten-generaal in Antwerpen, Düsseldorf, München, Milaan en Chicago, en bij de ambassades in Brussel en Canberra is het niet meer mogelijk om een paspoort aan te vragen. Consulaire dienstverlening hier zal zich nu vooral richten op noodhulp aan Nederlanders. Voor deze paspoortaanvragen zijn verschillende alternatieven: zo is het aantal grensgemeentes waar een paspoort aangevraagd kan worden uitgebreid. Ook is er een pilot voorbereid over het inzetten van externe dienstverleners voor het verstrekken van paspoorten. Deze pilot zal in 2016 in het Verenigd Koninkrijk van start gaan.

Aan het begin van het jaar ging het vernieuwde gedetineerdenbeleid in, waarin gekozen werd voor een meer gedifferentieerde benadering, waarbij gekeken wordt naar de detentieomstandigheden van de Nederlandse gedetineerden.

Dit jaar werden investeringen in de online dienstverlening doorgezet. Het 24/7 contactcenter heeft de eerstelijns telefonische dienstverlening van alle ambassades en consulaten overgenomen. De reisadvies-app is vernieuwd, en zal nu ook een noodknop bevatten waarmee in een keer contact kan worden opgenomen met het contactcenter.

Onder andere de Arabische Emiraten, Colombia, Dominica, Grenada, Peru, Saint Lucia, Saint Vincent and the Grenadines, Samoa, Trinidad en Tobago en Vanuatu werden dit jaar toegevoegd aan de lijst visumvrije landen.

Modernisering van de Nederlandse diplomatie

In 2015 heeft het ministerie samen met de posten verdere stappen gezet in het uitvoeren van het programma Modernisering Diplomatie. Uit feedback van organisaties binnen en buiten de overheid waarmee wordt samengewerkt, blijkt dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken nog meer dan voorheen een flexibele, resultaatgerichte en klantgerichte samenwerkingspartner is.

Als onderdeel van het programma is de Academie Internationale Betrekkingen van start gegaan met een groeiend rijksbreed toegankelijk curriculum ter versterking van de internationale functie van het Rijk. Versterkte economische dienstverlening is zichtbaar in bijvoorbeeld nieuwe producten als de Wegwijzer Internationaal Zakendoen en de app NL Exporteert.

Resultaatssturing is een belangrijk uitgangspunt in de relatie tussen Den Haag en de posten. De jaarplancyclus is daartoe vernieuwd, gebruik makend van een beleidskader voor het postennet. Het beleidskader geeft per post weer welke rijksbrede doelstellingen van het Nederlands buitenlands beleid met name van belang zijn voor het behalen van de postspecifieke resultaten. Dit maakt het mogelijk nog beter prioriteiten te stellen binnen de beschikbare mensen en middelen. Hierbij zet Buitenlandse Zaken in op het als «one team» zo optimaal mogelijk samenwerken op de post, maar ook tussen posten en Den Haag flexibel en resultaatgericht te zijn. De centrale vraagt blijft: welke inzet is waar nodig?

De taken en de bezetting van de dertig grootste posten zijn gerationaliseerd. De ruimte die dit en de motie van Ojik opleverde is aangewend voor het versterken van onze diplomatieke inzet op posten in de ring van instabiliteit rond Europa. Daarnaast zijn de kansen voor Nederlandse presentie in Birma/ Myanmar en Ivoorkust verzilverd door het besluit om twee ambassades te openen in Yangon respectievelijk Abidjan. De Kamer is op 11 september 2015 geïnformeerd over deze ontwikkelingen.

Realisatie beleidsdoorlichtingen1 2

Art

Naam

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Geheel artikel?

1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

             

Nee

1.1

Goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak

           

3 4

 

1.2

Bescherming en bevordering van mensenrechten

           

X

 

2

Veiligheid en stabiliteit

             

Nee

2.1

Goede internationale samenwerking ter bevordering van de eigen en bondgenootschappelijke veiligheid

     

X

       

2.2

Bestrijding en terugdringing van internationaal terrorisme en andere vormen van internationale criminaliteit 5

           

5

 

2.3

Bevordering van ontwapening en wapenbeheersing, bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens en het voeren van een transparant en verantwoord wapenexportbeleid

 

X

           

2.4

Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband

           

3 4

 

2.5

Bevordering van transitie in prioritaire gebieden

     

X

       

3

Europese samenwerking

             

Nee

3.1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

         

X6

   

3.2

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio's, inclusief ontwikkelingslanden

       

X

     

3.3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

   

X

         

3.4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 28

         

X6

   

4

Consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse waarden en belangen

             

Nee

4.1

Op basis van eigen verantwoordelijkheid consulaire dienstverlening bieden aan Nederlanders in het buitenland

   

X7

         

4.2

Samen met (keten) partners het personenverkeer reguleren

   

X7

         

4.3

Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur

           

3

 

4.4

Het inzetten van Publieksdiplomatie door het Postennetwerk en BZ om het beeld van Nederland in het buitenland te versterken en op een positief realistische manier uit te dragen

           

3

 

4.5

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland

               
X Noot
1

De begroting van BZ is in 2013 opgesplitst in de begroting van BZ (Hfst. 5) en BHOS (Hfst. 17). Er zijn toen nieuwe beleidsartikelen en beleidsdoelstellingen geformuleerd. Beleidsdoorlichtingen van voor dat jaar zijn in deze tabel met terugwerkende kracht over de nieuwe beleidsdoelstellingen verdeeld.

X Noot
2

Bij BZ en BHOS is het wel de wens om beleidsdoorlichtingen van één beleidsartikel uit te voeren maar inhoudelijk is dat nog niet mogelijk gebleken. Beleidsdoorlichtingen vinden plaats op één niveau lager namelijk van de beleidsdoelstellingen.

X Noot
3

De beleidsdoorlichtingen voor 1.1/2.4, 4.3 en 4.4 worden in 2016 opgeleverd. Zie hiervoor kamerbrief van 17/12/2015 (TK 31 271 Nr. 20) aan de Tweede Kamer.

X Noot
4

De beleidsdoorlichting is een gecombineerde doorlichting van beleidsdoelstelling 1.1 en 2.4.

X Noot
5

Is overgenomen door het Ministerie van Veiligheid en Justitie en omgezet in een evaluatie.

X Noot
6

Dit is een gecombineerde beleidsdoorlichting van beleidsdoelstelling 3.1 en 3.4.

X Noot
7

Dit is een gecombineerde beleidsdoorlichting van beleidsdoelstelling 4.1 en 4.2.

BELEIDSARTIKELEN

Beleidsartikel 1. Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

A: Algemene doelstelling

Het bevorderen van een goed functionerende internationale rechtsorde, met een blijvende inzet op mensenrechten, als integraal onderdeel van het buitenlandbeleid.

Een sterke rechtsorde maakt de wereld op termijn stabieler, veiliger, vrijer en welvarender. Dit vereist goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak en voortdurende inzet tegen straffeloosheid. Deze rechtsorde is onlosmakelijk verbonden met universele mensenrechten. De bevordering van mensenrechten is daarom ook een kernelement van het Nederlands buitenlandbeleid.

B: Rol en verantwoordelijkheid

Het kabinet zet zich concreet in voor de ondersteuning van mensenrechtenverdedigers, de rechten van lesbiennes, homo’s, biseksuelen, transgenders en interseksen, gelijke rechten voor mannen en vrouwen, de bevordering van vrijheid en meningsuiting, waaronder in het bijzonder internetvrijheid, de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de bevordering van fundamentele arbeidsnormen en maatschappelijk verantwoord ondernemen.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • Van een effectief stelsel van internationale organisaties, inclusief financiële bijdrage, om een stabiele internationale omgeving te scheppen en de internationale rechtsorde te versterken.

  • Van een betere mensenrechtensituatie mede door het financieren en uitvoeren van projecten via bilaterale en multilaterale kanalen ter bevordering van prioritaire mensenrechtenthema’s.

Regisseren

  • Interdepartementale coördinatie ten behoeve van een coherente en consistente Nederlandse inzet in internationale organisaties ter bevordering van de internationale rechtsorde en mensenrechten.

Financieren

  • Bijdragen ten behoeve van goed functionerende internationale instellingen.

Bijdragen ter bescherming en bevordering van mensenrechten.

C: Beleidsconclusies

De beleidsdoelstellingen uit de begroting werden conform uitgevoerd. De inzet is met name gericht geweest op het Nederlandse lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad, de ontwikkeling van het nieuwe EU-Actieplan Mensenrechten en Democratie, de aanpak van straffeloosheid en steun aan het Internationaal Strafhof, en de campagne voor de Nederlandse kandidatuur voor een niet-permanente zetel in de VN-Veiligheidsraad.

Zo is afgelopen jaar mede door de Nederlandse inzet op basis van een resolutie in de VN-Mensenrechtenraad met regelmaat gerapporteerd over de mensenrechtensituatie in Zuid-Soedan en zijn door het nieuwe EU-Actieplan Mensenrechten en Democratie acties op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging verankerd. De Nederlandse ondersteuning van het Special Fund for Witness Relocation heeft er bijvoorbeeld toe geleid dat het Strafhof meer mogelijkheden heeft om bedreigde getuigen te beschermen en te hervestigen.

Eind 2014 werd de beleidsdoorlichting van het IOB «Navigating a sea of interests – Policy evaluation of Dutch foreign human rights policy (2008–2013)» gepubliceerd. Het IOB-rapport gaf een positief beeld van de Nederlandse inzet en bijdrage aan de bevordering van mensenrechten in 2008–2013. Daarbij werden ook bevindingen en aanbevelingen gegeven ter verbetering. De hoofdconclusie van IOB is dat Nederland heeft bijgedragen aan de bevordering van mensenrechten. Nederland is een belangrijke speler op het gebied van mensenrechten in multilaterale fora. Op landenniveau wisselt de rol die Nederland speelt (van hoofdrol tot een meer bescheiden rol). In grote lijnen onderschrijft het kabinet die (zie ook de beleidsreactie). In 2015 is het ministerie begonnen met de opvolging van het IOB-rapport. Zo werd bijvoorbeeld het Mensenrechtenfonds flexibeler ingezet, zodat in meer landen ondersteuning van ngo’s op landenniveau mogelijk wordt.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 1 Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Vastgestelde begroting 2015

Verschil 2015

Verplichtingen

 

141.556

116.445

95.895

84.891

95.101

– 10.210

                 

Uitgaven:

             
                 

Programma-uitgaven totaal

 

89.562

110.611

112.990

117.348

111.701

5.647

                 
                 

1.1

Goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak

 

48.177

56.785

53.213

55.937

57.831

– 1.894

                 
 

Subsidies/Bijdragen (inter)nationale organisaties

Internationaal recht

     

9.678

6.135

3.543

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Verenigde Naties

     

35.492

40.501

– 5.009

   

OESO

     

6.814

6.375

439

   

VN-campagne VN veiligheidsraad

     

679

1.780

– 1.101

   

Internationaal Strafhof

     

3.274

3.040

234

                 

1.2

Bescherming en bevordering van mensenrechten

 

41.385

53.826

59.777

61.411

53.870

7.541

                 
 

Subsidies/Opdrachten

             
 

Bevordering van het vrije woord

     

15.000

14.000

1.000

   

Landenprogramma's mensenrechten

     

9.372

10.915

– 1.543

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Landenprogramma's mensenrechten

     

29.292

21.205

8.087

   

Centrale mensenrechtenprogramma's

     

7.747

7.750

– 3

E: Toelichting

Verplichtingen

De lagere realisatie van de verplichtingen wordt veroorzaakt doordat een deel van de uitgaven voor het mensenrechtenfonds ten laste van in eerdere jaren aangegane verplichtingen is verricht. Hierdoor was het niet nodig voor het gehele uitgavenbudget nieuwe verplichtingen op te nemen.

Uitgaven

Artikel 1.2

De uitgaven voor bescherming en bevordering van mensenrechten zijn gestegen. Zoals toegelicht in de eerste en tweede suppletoire begroting wordt deze stijging veroorzaakt doordat het Mensenrechtenfonds is verhoogd om een additionele inzet mogelijk te maken op het gebied van gelijke rechten voor vrouwen en LHBTI (lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender en interseksen), vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, vrijheid van meningsuiting en internetvrijheid, mensenrechten en bedrijfsleven, doodstraf en bescherming van mensenrechtenverdedigers. Tevens zijn de uitgaven voor de mensenrechtenprogramma’s toegenomen als gevolg van de motie Van Laar (begrotingsbehandeling BHOS 2015). In deze motie is opgenomen dat, binnen het thema SRGR, EUR 3 miljoen beschikbaar dient te worden gesteld ter bestrijding van kinderprostitutie.

Beleidsartikel 2. Veiligheid en stabiliteit

A: Algemene doelstelling

Het bevorderen van de Nederlandse en internationale veiligheid en stabiliteit door doelgerichte bilaterale en multilaterale samenwerking en het bevorderen van democratische transitie in prioritaire gebieden, vooral in de ring rond Europa.

Veiligheid is geen vanzelfsprekendheid. De internationale omgeving verandert snel en ingrijpend. Wat er in de wereld om ons heen gebeurt, heeft direct gevolgen voor onze eigen veiligheid en voor onze welvaart. Veel van de grensoverschrijdende dreigingen waaraan Nederland bloot staat, zijn van een dusdanige omvang en complexiteit dat een aanpak in internationaal verband geboden is. Voorbeelden zijn de proliferatie van massavernietigingswapens, terrorisme en gewelddadig extremisme, piraterij, grensoverschrijdende criminaliteit en cyberdreigingen.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De basis voor de inzet van het kabinet op internationaal veiligheidsbeleid ligt besloten in de Internationale Veiligheidsstrategie. Het bevorderen van de internationale rechtsorde, de bescherming van onze economische veiligheid en de verdediging van onze grenzen en die van bondgenoten staat daarin centraal. De samenhangende inzet bestrijkt defensie, diplomatie, economie en ontwikkelingssamenwerking en strekt zich uit naar andere begrotingen, zoals Defensie, Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking, Veiligheid en Justitie, Binnenlandse Zaken en Economische Zaken. Uitgangspunt is de Nederlandse veiligheidsbelangen te behartigen door gezamenlijke inzet en samenwerking met andere landen, internationale en maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • Van grotere veiligheid en stabiliteit. De Minister bevordert en bewaakt de coherentie en consistentie van de Nederlandse inzet in bilateraal en multilateraal verband, onder andere door Nederlandse bijdragen in het kader van de EU, de VN, de NAVO en de OVSE, door deelname aan ad hoc coalities zoals het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI) en door organisatie van bijeenkomsten als de Global Conference on Cyber Space 2015.

Regisseren

  • Artikel 100-procedures ter voorbereiding van besluitvorming betreffende wereldwijde inzet van de krijgsmacht in crisisbeheersingsoperaties conform het Toetsingskader 2014, in nauwe afstemming met de Minister van Defensie.

  • De toepassing van terrorismesancties/Sanctieregeling 2007 als onderdeel van het sanctiebeleid, uitgevoerd in overeenstemming met de ministers van Financiën en Veiligheid en Justitie.

  • In het kader van een restrictief en transparant internationaal en Nederlands wapenexportbeleid draagt de Minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijkheid voor de buitenlandpolitieke toetsing van wapenexportaanvragen. De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingszaken is eindverantwoordelijk voor het wapenexportbeleid.

Financieren

  • Bijdragen aan goede internationale samenwerking ter bevordering van de eigen en bondgenootschappelijke veiligheid, waaronder aan de NAVO.

  • Bijdragen ter bestrijding en terugdringing van internationaal terrorisme en andere vormen van internationale criminaliteit, waaronder aan het International Centre for Counter-Terrorism.

  • Bijdragen ter bevordering van ontwapening en wapenbeheersing en bestrijding van proliferatie van massavernietigingswapens, waaronder aan IAEA en OPCW.

  • Bijdragen ter bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband, waaronder bijdragen aan crisisbeheersingsoperaties van de VN.

  • Bijdragen ter bevordering van transitie in prioritaire gebieden, m.n. in de ring rond Europa: Matra-programma’s in (Zuid)Oost-Europa en de Arabische regio.

C: Beleidsconclusies

De uitvoering van het voorgenomen beleid is in grote lijnen volgens plan verlopen. Door de voortdurende crises aan de oost- en zuidflank van Europa bleef de focus op veiligheidsgebied gehandhaafd. De Nederlandse bijdrage aan de Special Monitoring Mission van de OVSE in Oekraïne was zowel financieel als personeelsmatig boven verwachting. Daarnaast vroegen de conflicten in Syrië, Irak, Libië, Jemen en de opmars van ISIS ook in 2015 om veel extra inspanning en leidden tot extra maatregelen van het kabinet om het postennet in de regio te versterken en initiatieven gericht op stabiliteit en veiligheid waar mogelijk te ondersteunen.

In de Matra-programma’s voor de Arabische-, de pre-accessie- en de Oostelijk Partnerschaps-regio stonden capaciteitsopbouw en institutionele versterking van het maatschappelijk middenveld, het rechtssysteem en de overheid centraal. De in 2015 afgeronde IOB-evaluatie van de Nederlandse bijdrage aan transitie in de Arabische regio gaf aanleiding om het Matra-Zuid programma onder de naam «Nederland Arabisch Partnerschap» (NAP) te continueren. Conform de motie en het amendement Servaes / Ten Broeke zullen in 2016 alle hiervoor genoemde programma’s voortgezet worden als onderdeel van het «Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen» (NFRP).

Met ingang van 2015 staat het Budget Internationale Veiligheid (BIV) op de begroting van het Ministerie van Defensie. Binnen het kabinet is afgesproken dat een bedrag van EUR 60 miljoen beschikbaar blijft voor BZ en BHOS ten behoeve van onder andere de hervorming van de veiligheidssector, beveiliging van diplomaten en ambassades in gebieden waar dat noodzakelijk is, rechtstaatontwikkeling en capaciteitsopbouw. In 2015 zijn vanuit het BIV de training van Afrikaanse troepen ten behoeve van VN vredesmissies gefinancierd en vredesmissies met ontwikkelingsprogramma’s ondersteund. Deze middelen zijn conform planning ingezet. Daarnaast is de geïntegreerde «3D» benadering in Mali versterkt door – complementair aan de Nederlandse militaire inbreng – de inzet van politiefunctionarissen (Nationale Politie en KMar) en civiele adviseurs en experts (o.a. gender en bescherming van burgers).

De Global Conference on Cyber Space 2015 is succesvol verlopen. Nederland heeft met deze conferentie een agenda neergezet voor cyberdiplomatie, o.a. op het gebied van mensenrechten, normen en internationaal recht in cyber.

Vanwege de toenemende verwevenheid van interne en externe veiligheid zijn extra mensen en middelen ingezet voor functionerende internationale contraterrorisme-structuren en goede internationale samenwerking. Daarmee kon Nederland het co-voorzitterschap van het Global Counterterrorism Forum (GCTF) op zich nemen en een actieve rol spelen in de anti-ISIS coalitie, met het co-voorzitterschap van de Foreign Terrorist Fighters werkgroep. Daarnaast werd de aanstelling van contra-terrorisme medewerkers op Nederlandse ambassades in 2016 voorbereid, op basis van de Kamerbrief over de versterkingen in de veiligheidsketen.

De mogelijkheden voor voortgang op nucleaire ontwapening/non-proliferatie zijn sinds de uitbraak van de crisis in Oekraïne aanzienlijk gereduceerd, de actieve Nederlandse inzet in aanloop naar en tijdens de Review Conferentie van het Non Proliferatie Verdrag (NPV Rev.Con.) in april/mei 2015 mocht daarom helaas niet baten.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 2 Veiligheid en stabiliteit (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Vastgestelde begroting 2015

Verschil 2015

Verplichtingen

 

281.561

200.307

331.171

274.108

232.482

41.626

                 

Uitgaven:

             
                 

Programma-uitgaven totaal

 

256.720

226.758

258.513

245.493

251.622

– 6.129

                 

2.1

Goede internationale samenwerking ter bevordering van de eigen en bondgenootschappeleijke veiligheid

 

15.945

23.321

28.010

22.582

18.468

4.114

                 
 

Subsidies/bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Programma ondersteuning buitenlands beleid

     

4.437

2.250

2.187

   

Atlantische Commissie

     

501

440

61

   

Veiligheidsfonds

     

1.660

500

1.160

                 
 

Bijdrage andere begrotingshoofdstukken

Veiligheidsfonds

     

2.280

0

2.280

                 
 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

             
   

NAVO

     

13.031

14.713

– 1.682

   

WEU

     

673

565

108

                 

2.2

Bestrijding en terugdringing van internationaal terrorisme en andere vormen van internationale criminaliteit en andere vormen van internationale criminaliteit

 

500

500

2.074

8.893

6.800

2.093

                 
 

Subsidies

Anti-terrorisme instituut

     

700

300

400

 

Opdrachten/subsidies

     

   

Global Conference on CyberSpace

     

5.475

6.500

– 1.025

   

Global Forum on Cyber Expertise

     

127

0

127

   

     

 

Bijdrage andere begrotingshoofdstukken

Global Confrence on CyberSpace

     

2.590

0

2.590

2.3

Bevordering van ontwapening en wapenbeheersing, bestrijding van proliferatie van massa-vernietigingswapens en het voeren van een transparant en verantwoord wapenexportbeleid

 

17.628

12.626

27.353

12.673

12.794

– 121

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties/subsidies/opdrachten

             
   

IAEA

     

6.968

7.317

– 349

   

OPCW en andere ontwapeningsorganisaties

     

3.997

3.557

440

   

CTBTO

     

1.680

1.920

– 240

   

NSS

     

28

0

28

                 

2.4

Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband

 

189.969

171.112

183.351

179.765

194.620

– 14.855

                 
 

Subsidies/Opdrachten

             
   

Landenprogramma's veiligheid voor mensen (stabiliteitsfonds)

     

33.923

15.500

18.423

   

Nederland Helsinki Comité

     

28

28

0

 

Bijdragen (inter) nationale organisaties

     

   

OVSE

     

5.775

7.195

– 1.420

   

VN-contributie voor crisisbeheersingsoperaties

     

73.064

102.000

– 28.936

   

Landenprogramma's veiligheid voor mensen (stabiliteitsfonds)

     

66.975

63.400

3.575

                 

2.5

Bevordering van transitie in prioritaire gebieden

 

32.678

19.199

17.725

21.580

18.940

2.640

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties/Subsidies/opdrachten

             
   

MATRA-programma's

     

10.310

10.822

– 512

   

waarvan landenprogramma's hervormingen Arabische Regio

     

8.609

8.118

491

   

     

 

Bijdrage aan baten-lasten agentschap

Landenprogramma's hervormingen Arabische Regio

     

2.660

0

2.660

                 

Ontvangsten

 

1.183

2.057

1.176

6.733

1.168

5.565

                 

2.10

Doorberekening Defensie diversen

 

165

167

168

167

168

– 1

                 

2.40

Restituties programma

 

1.018

1.890

1.008

6.566

1.000

5.566

E: Toelichting

Verplichtingen

De hogere realisatie van het verplichtingenbudget wordt veroorzaakt doordat eind 2015 overeenstemming is bereikt over het Nederlands aandeel in de VN-crisisbeheersingsoperaties. Omdat de uitkomst nog voor het einde van het kalenderjaar 2015 bekend is gesteld dient begrotingstechnisch gezien de verplichting nog te worden aangegaan in dat jaar, terwijl in eerdere ramingen nog uit was gegaan van begin 2016. Overigens heeft de betaling van de eerste tranche op dit onderdeel pas in januari 2016 plaatsgevonden.

Uitgaven

Artikel 2.1

De per saldo verhoogde uitgaven op dit subartikel worden met name veroorzaakt door de verhoging van het Veiligheidsfonds en het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid in combinatie met een daling van de uitgaven voor de NAVO (nieuwbouw), zoals gemeld in de eerste en de tweede suppletoire begroting.

Artikel 2.2

Zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting zijn de uitgaven op dit artikelonderdeel voor de Global Conference on CyberSpace verhoogd doordat een deel van de voorziene uitgaven voor 2014 zijn gerealiseerd in 2015.

Artikel 2.5

De verhoging van de uitgaven op dit onderdeel betreft met name een stijging van het budget voor de additionele inzet ten aanzien van hervormingen in zes Arabische transitielanden op het gebied van goed bestuur en duurzame en inclusieve groei, zoals gemeld in de tweede suppletoire begroting.

Ontvangsten

Artikel 2.40

De programma-ontvangsten voor veiligheid en stabiliteit zijn toegenomen als gevolg van restituties op uitgaven voor (beëindigde) VN-crisisbeheersingsoperaties uit eerdere jaren.

Beleidsartikel 3. Europese samenwerking

A: Algemene doelstelling

De algemene doelstelling is een effectieve Europese samenwerking om de Europese Unie en haar lidstaten zo vreedzaam, welvarend en sterk mogelijk de toekomst in te loodsen. Europa is essentieel voor onze welvaart, vrijheid en veiligheid. Een actieve opstelling van Nederland in het Europese besluitvormingsproces is dan ook in het directe belang van Nederlandse burgers en bedrijven. Door consequent en constructief optreden kan Nederland zijn invloed binnen de Europese Unie vergroten. Zo kan Nederland mede vormgeven aan ontwikkelingen in Europa die direct van invloed zijn op onze economische, sociale en politieke toekomst.

B: Rol en verantwoordelijkheid

Binnen de Europese Unie zal voornamelijk gewerkt moeten worden aan het herstel van economische groei en werkgelegenheid en het weer gezond maken van de door de crisis verzwakte overheidsfinanciën van de lidstaten.

De jaarlijkse Staat van de Unie bevat de geïntegreerde visie van de regering op de Europese samenwerking en de rol van Nederland daarbij.

De Minister is verantwoordelijk voor:

Regisseren

  • Het bevorderen en bewaken van de coherentie en de consistentie van het Nederlandse Europabeleid, inclusief de voorbereiding van de Europese Raad en horizontale dossiers.

  • Het interdepartementaal afstemmen van de Nederlandse inzet in de verschillende, afzonderlijke Raadsformaties.

  • Het vormgeven van het Europese externe beleid ten opzichte van derde landen, inclusief uitbreiding van de EU, regio’s en ontwikkelingslanden.

  • De gedachtenvorming over de institutionele structuur van de EU.

  • Het onderhouden en intensiveren van de bilaterale relaties met andere Europese landen en het bevorderen van een Europese waardengemeenschap.

Financieren

  • De Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting en aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). De begrotingsverantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken beperkt zich voor de afdracht aan de EU begroting tot het tijdig afdragen aan de commissie en de verantwoording hierover op de begrotingshoofdstuk V.

  • Bijdragen aan een hechtere Europese waardengemeenschap middels een bijdrage aan de Raad van Europa.

  • Bijdragen ter versterking van de Nederlandse positie in de Unie van 28 waaronder de bijdrage aan de Benelux.

C: Beleidsconclusies

In 2015 heeft Nederland zich conform het regeerakkoord ingezet op een krachtige hervormingsagenda met aandacht voor focus, balans en legitimiteit, maar ook voor Better Governance en deze boven verwachting uitgevoerd. Nederland heeft een actieve rol gespeeld op het gebied van institutionele relaties, door in februari 2015 het initiatief te nemen voor een non-paper voor een inter-institutioneel akkoord voor betere regelgeving in de EU. In december werden de afspraken over dit akkoord vastgelegd en werd overeenstemming bereikt tussen de Commissie, de Raad en het Europees Parlement.

Ook heeft de EU mede door Nederlandse inzet voor een ambitieus en toekomstgericht energie- en klimaatbeleid een voortrekkersrol gespeeld, die heeft geresulteerd in een ambitieus klimaatakkoord op de mondiale COP21-klimaatconferentie in Parijs in december. Met steun van Nederland heeft de Europese Raad van maart 2015 daarnaast overeenstemming bereikt over de ontwikkeling van een Europese Energie Unie.

De EU is, mede naar aanleiding van ontwikkelingen in Hongarije en daarna ook in Polen, steeds nadrukkelijker gaan spreken over rechtsstatelijke ontwikkelingen. Zoals bekend heeft Nederland steeds gepleit voor de mogelijkheid dat een Lidstaat binnen de EU aangesproken kan worden op zaken op het terrein van de «Rule of Law».

Verder ontvouwde de migratie, met name als gevolg van de zich voortslepende crises in het Midden Oosten, zich tot een onvoorziene uitdaging voor de EU en nam een prominente plek in op de Europese agenda. In 2015 heeft de Commissie verschillende migratiepakketten uitgebracht en zijn stappen gezet, onder andere op het gebied van relocatie van vluchtelingen over EU-lidstaten, het opzetten van hot spots, een maritieme missie in de Middellandse Zee en afspraken met Turkije en Afrikaanse landen voor een gezamenlijke oplossing van de migratiecrisis. De verdere uitwerking hiervan zal een belangrijk deel van de aandacht in 2016 vergen. Met betrekking tot dit thema zijn extra inspanningen verricht ten behoeve van beleidsontwikkeling, positiebepaling en adequate interdepartementale afstemming.

In het belang van veiligheid en stabiliteit heeft de EU in 2015 het ratificatieproject voor de associatieverdragen van de EU met Georgië en Moldavië afgerond. Aan het einde van 2015 was het ratificatieproces voor het associatieverdrag van de EU met Oekraïne in een aantal landen nog niet afgerond. Stabiele partners aan de oostgrens zijn nodig om de oplopende spanningen en uitdagingen in de landen aan de grenzen van de EU het hoofd te bieden. Ook dragen deze verdragen bij aan de bredere verspreiding van onze democratische waarden en economische standaarden.

Ook let Nederland scherp op de toegevoegde waarde van de internationale samenwerkingsverbanden waar Nederland deel van uitmaakt. Voor de Benelux Unie geldt dat, mede op verzoek van de Kamer, in 2015 goede stappen zijn gezet om meer focus aan te brengen op economische groei en banen, het vervullen van een voortrekkersrol in de Europese interne markt en gezamenlijk extern beleid. Ook is het Benelux parlement gemoderniseerd. Met deze meer resultaatgerichte en strategische aanpak heeft de Benelux nieuw elan gevonden.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 3 Europese samenwerking (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Vastgestelde begroting 2015

Verschil 2015

Verplichtingen

 

6.505.187

7.339.239

10.725.761

8.943.747

7.962.322

981.425

                 

Uitgaven:

             
                 

Programma-uitgaven totaal

   

6.648.435

7.495.364

9.428.693

9.086.883

6.680.065

2.406.818

                 

3.1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

 

6.493.512

7.324.987

9.255.771

8.896.271

6.479.038

2.417.233

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

BNI-afdracht

     

5.088.571

3 713.099

1.375.472

   

BTW-afdracht

     

888.839

67.406

821.433

   

Invoerrechten

     

2.918.861

2 698.533

220.328

                 

3.2

Een effectief, efficient en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio's, inclusief ontwikkelingslanden

 

140.716

156.125

158.017

159.711

174.600

– 14.889

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Europees Ontwikkelingsfonds

     

159.711

174.600

– 14.889

                 

3.3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

 

9.989

10.142

10.000

9.748

10.100

– 352

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Raad van Europa

     

9.748

10.100

– 352

                 

3.4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 28

 

4.218

4.110

4.905

21.153

16.327

4.826

                 
 

Subsidie/bijdrage (inter)nationale organisatie

EIPA

     

348

348

0

                 
 

Opdrachten

EU voorzitterschap

     

16.861

12.000

4.861

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Benelux bijdrage

     

3.944

3.979

– 35

                 

Ontvangsten

 

642.559

592.213

648.788

717.880

413.890

303.990

                 

3.10

Perceptiekostenvergoedingen

 

642.298

591.817

648.553

717.644

413.740

303.904

   

Inning invoerrechten

     

717.644

413.740

303.904

3.30

Restitutie Raad van Europa

 

261

396

235

236

150

86

E: Toelichting

Verplichtingen

De mutaties in het verplichtingenbudget op dit artikel worden verklaard door de stijging van afdrachten aan de EU, zoals verklaard in de eerste suppletoire begroting en deels in de tweede suppletoire begroting. Hier staat tegenover dat het budget op het artikelonderdeel Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio’s, inclusief ontwikkelingslanden (artikel 3.2) afneemt met EUR 1,46 miljard. Deze verlaging is het gevolg van de ratificatie door Nederland van EOF 11 (Europees Ontwikkelingsfonds) in 2014. Hierdoor kwam het geraamde budget voor 2015 te vervallen. Tot slot neemt het verplichtingenbudget voor het EU-voorzitterschap in 2015 toe met ruim EUR 21 miljoen. Het betreft verplichtingen die in 2015 zijn aangegaan voor uitgaven die in 2016 zullen plaatsvinden. Het merendeel van de contracten voor het EU-voorzitterschap is daarmee vastgelegd. De stijging in 2015 wordt in mindering gebracht op het verplichtingenbudget voor 2016. Hiermee blijft het totale verplichtingenbudget (EUR 46 miljoen) voor het EU-voorzitterschap gelijk.

Uitgaven

Artikel 3.1
   

Art. 3.1 Afdrachten

Art. 3.10 Ontvangsten

   

Totaal afdrachten

BNI

BTW

Invoer-rechten

Perceptiekosten vergoeding

Miljoenennota 2015

1. Oorspronkelijke raming

6.479

3.713

67

2.699

– 414

Mutaties

           

1e sup.

Vertraagde ratificatie (bruto)

2.077

1.246

831

0

– 261

1e sup.

Terugbetaling naheffing

– 460

– 460

0

0

0

1e sup.

Verwerking voorjaars-raming EU

– 172

– 172

0

0

0

1e sup.

Akkoord december 2014

55

55

0

0

0

1e sup.

Surplus 2014

– 66

– 66

0

0

0

1e sup.

2. Totaal mutaties 1e sup

1.434

603

831

0

– 261

             

2e sup.

Verschuiving restitutie 2014 naar 2016

252

252

0

0

0

2e sup.

Naheffing 2015

512

539

– 26

0

0

2e sup.

Actualisatie afdrachten op basis van Voorjaarsraming Commissie (geboekt bij MN 2016)

157

51

4

102

– 20

2e sup.

Aanpassing raming invoerrechten en perceptiekostenvergoeding

145

0

0

145

– 49

2e sup.

3. Totaal mutaties 2e sup

1.066

842

– 22

247

– 69

             

Jaarverslag

4. Realisatie 2015

– 83

– 68

13

– 27

27

           

 

5. Totaal Mutaties over 2015 (2+3+4)

2.417

1.377

822

220

– 304

             

Jaarverslag

6. Totaal afdrachten over 2015 (1+5)

8.896

5.089

889

2.919

 
             

Jaarverslag

7. Totaal ontvangsten over 2015

       

– 718

             

Jaarverslag

Netto afdrachten en ontvangsten (6+7)

8.179

       

Bovenstaande tabel laat alle mutaties zien die in 2015 hebben plaatsgevonden in het kader van de EU-afdrachten. De eerste twee kolommen geven weer bij welk budgettair moment de mutatie is geboekt en wat de achtergrond daarvan was. In de derde kolom wordt het totaal van de mutaties onder artikel 3.1 van de begroting, de EU afdrachten (uitgaven) weergegeven, gevolgd door een uitsplitsing daarvan in het BNI-middel, het BTW-middel en de invoerrechten (inclusief landbouwheffing). De laatste kolom laat zien wat de mutaties bij de ontvangsten (art. 3.10) waren. De EU-afdrachten en de ontvangsten samen bepalen de netto afdrachten aan de Europese Unie.

Bij eerste suppletoire begroting is ingeboekt dat het Eigen Middelenbesluit (EMB) niet meer in 2015 door alle lidstaten geratificeerd zou worden. Het effect daarvan is een 2,1 miljard hogere afdracht voor 2015 bij het BNI en BTW-middel. Gekoppeld aan het EMB is echter ook de verlaging van het vergoedingspercentage van de perceptiekostenvergoeding van 25% naar 20%. Omdat deze verlaging hierdoor ook vertraagd wordt, leidt dit tot 0,3 miljard hogere ontvangsten onder Art. 3.10. Per saldo resteert een tegenvaller van 1,8 miljard in 2015, en een meevaller van 1,8 miljard in 2016 (niet zichtbaar in de tabel). Als gevolg van de naheffing, onder andere uit hoofde van de revisie van de Nationale Rekeningen in 2014, werd bij eerste suppletoire begroting nog verwacht dat de terugbetaling van EUR 460 miljoen in zijn geheel in 2015 in de kas ontvangen zou worden. Door de late aanname van achtste aanvullende begroting (DAB8) in december is echter een deel van deze terugbetaling (252 miljoen) naar 2016 verschoven, dit is bij tweede suppletoire begroting tegengeboekt. Daarnaast werden bij eerste suppletoire begroting de effecten ingeboekt van het in december vorig jaar gesloten akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement over de begroting 2015 en de aanvullende begrotingen voor 2014. Per saldo leidde dit akkoord tot 55 miljoen hogere afdrachten, die in 2015 zijn geboekt. Ook resteerde uit de realisatie van de Europese begroting over 2014 een surplus (hogere inkomsten dan uitgaven). Dit surplus is toegevoegd aan de begroting voor 2015 en verlaagt daarmee de afdracht van Nederland met EUR 66 miljoen. Tot slot zijn per eerste suppletoire begroting enige ramingsbijstellingen verwerkt die leiden tot 172 miljoen euro minder afdrachten.

Bovengenoemde mutaties zijn eerder toegelicht in de eerste suppletoire begroting van Buitenlandse Zaken en de Voorjaarsnota 2015.

Bij tweede suppletoire begroting is naast de hogere afdracht van EUR 252 miljoen, voortvloeiend uit de bovengenoemde vertraging van de aanname van DAB8, de bruto naheffing over 2015 ingeboekt. Per saldo kwam deze uit op EUR 512 miljoen, onderliggend bestond deze uit een hogere afdracht bij het BNI-middel van EUR 539 miljoen en een lagere afdracht bij het BTW-middel van EUR 26 miljoen. De teruggave van de nacalculatie 2015 is doorgeschoven naar 2016. Ook zijn bij tweede suppletoire begroting een tweetal ramingsbijstellingen ingeboekt. De aanpassing aan de Voorjaarsnotaraming van de Commissie was reeds bij Miljoenennota 2016 geboekt. Bij de Voorjaarsraming van de Europese Commissie worden geen nieuwe EU-uitgaven geautoriseerd, maar vinden enkel verschuivingen plaats in de financiering. De tweede ramingsbijstelling heeft plaatsgevonden op basis van de raming die de Commissie bij DAB8 heeft gepresenteerd en betreft enkel de invoerrechten.

Tot slot zijn de realisaties over 2015 verwerkt, deze leiden per saldo tot lagere afdrachten van EUR 83 miljoen en een lagere perceptiekostenvergoeding van EUR 27 miljoen. In dit laatste cijfer is ook een technische correctie verwerkt voor invoerrechten die door de Nederlandse douane worden geïnd, terwijl de douane in een ander land het werk heeft gedaan met betrekking tot het inklaren van deze goederen. Daarom is in EU-verband de afspraak dat bij dergelijke grensoverschrijdende vergunningen de perceptiekosten met elkaar verrekend worden.

Artikel 3.4

Zoals vermeld in de tweede suppletoire begroting is het budget voor de versterkte Nederlandse positie in de Unie van 28 is gestegen omdat bepaalde uitgaven voor het EU-Voorzitterschap in 2015 betaald zijn die oorspronkelijk voorzien waren voor 2016. Tijdens de voorjaarsnota 2016 zal het budget met het zelfde bedrag verlaagd worden om zo binnen het totale vastgestelde budget te blijven.

Ontvangsten

De stijging van de ontvangsten is gerelateerd aan de stijging van de invoerrechten binnen het uitgavenkader. Het betreft de vergoeding die de lidstaten ontvangen voor het innen van de invoerrechten. De realisaties vallen aanzienlijk hoger uit dan de oorspronkelijke raming, oorzaak hiervan ligt met name in de vertraging in de aanname van het Eigen Middelen Besluit. Hierdoor is in 2015 de perceptiekostenvergoeding op 25% blijven liggen, waar oorspronkelijk geraamd was dat deze zou dalen naar 20%.

Beleidsartikel 4. Consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse waarden en belangen

A: Algemene Doelstelling

Het verlenen van excellente consulaire diensten aan Nederlanders in nood in het buitenland, evenals het verstrekken van reisdocumenten aan Nederlanders in het buitenland. Daarnaast levert het kabinet een bijdrage aan een gereguleerd personenverkeer door de Nederlandse inbreng in het Europese visumbeleid, het opstellen van ambtsberichten en is verantwoordelijk voor de visumverlening kort verblijf.

Met kunst, cultuur en sport bijdragen aan het profiel van Nederland in het buitenland; laten zien wat Nederland op dit vlak te bieden heeft en verbindingen leggen met economische diplomatie en andere prioriteiten van het buitenlands beleid, zoals het mensenrechtenbeleid.

Tevens neemt Nederland een bijzondere positie in als gastland van vele internationale organisaties en internationale hoven en tribunalen. Als gastland heeft Nederland de verantwoordelijkheid de in Nederland gevestigde instellingen te ondersteunen opdat deze onafhankelijk, veilig en efficiënt kunnen functioneren.

B: Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor:

Consulaire dienstverlening

Uitvoeren

  • Visumbeleid kort verblijf van het Koninkrijk der Nederlanden;

  • Orange Carpet-beleid, ter ondersteuning van kansen voor de Nederlandse economie;

  • Bijstand aan Nederlanders in nood in het buitenland;

  • Begeleiding van Nederlanders die in het buitenland gedetineerd zijn;

  • Uitbrengen van reisadviezen;

  • Crisisbeheersing;

  • Afgifte van Nederlandse reisdocumenten in het buitenland en van diplomatieke en dienstpaspoorten;

  • Afgifte van consulaire akten;

  • Afgifte van machtigingen voorlopig verblijf (MVV’s) op de posten;

  • Afname van inburgeringsexamens buitenland;

  • Opstellen van Individuele (IAB’s) en Algemene ambtsberichten (AAB’s) (in opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie)

Indicator als resultaatverantwoordelijke: het percentage visumaanvragen kort verblijf dat binnen 15 dagen werd afgehandeld in de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 bedroeg 91,5%, tegen 93,5% in 2014. De streefwaarde was 80%. De percentages in voorgaande jaren waren 82% in 2011 en 2012 en 87,8% in 2013.

NB: De doorlooptijd is het aantal dagen dat zit tussen het indienen van een ontvankelijke visumaanvraag tot aan het moment van bekendmaken of uitreiken van de beslissing op de aanvraag.

Regisseren

  • Europees visum- en migratiebeleid en Caraïbisch visumbeleid;

  • Bilaterale dimensie van visum- en migratiebeleid.

Nederlandse cultuur en publieksdiplomatie

De uitvoering van het Internationaal Cultuurbeleid (ICB) is een gedeelde verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Uitvoeren

  • Promotie van Nederlandse kunst en cultuur in het buitenland en identificatie van internationale kansen en ontwikkelingen voor de Nederlandse culturele sector en creatieve industrie.

  • Buitenlandse Bezoekersprogramma’s.

  • Het inzetten van publieksdiplomatie door het postennetwerk en BZ om het beeld van Nederland in het buitenland te versterken en op een positief realistische manier uit te dragen.

Regisseren

  • Beleidsvorming en uitvoering van het Internationaal Cultuurbeleid.

  • Afstemming met culturele fondsen en ondersteunende instellingen over internationale activiteiten. De algemene aansturing van deze fondsen en instellingen is de verantwoordelijkheid van de Minister van OCW.

  • Beleidsvorming en uitvoering op het gebied van het Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed.

  • Synergie tussen kunst, cultuur en sport enerzijds en het buitenlandpolitieke- en economische beleid anderzijds, bijvoorbeeld door culturele- of sportevenementen te verbinden aan handelsmissies en cultuur in te zetten als instrument in de dialoog over mensenrechten.

Financieren

  • Subsidieverlening aan de culturele fondsen en aan DutchCulture voor een aantal specifieke internationale activiteiten.

Aantrekkelijk vestigingsklimaat internationale organisaties

Financieren

  • Bijdragen in ondersteunende gastlandsfeer aan organisaties in Den Haag.

Regisseren

  • Als coördinerend ministerie houdt Buitenlandse Zaken onder meer toezicht op de uitvoering van verdragen en afspraken met de organisaties.

  • Onderhoudt de contacten met de andere overheidsorganen inzake beveiliging en veiligheid.

  • Faciliteert, samen met het Ministerie van Veiligheid & Justitie de hoven en tribunalen met bijvoorbeeld visa-verlening en transport van getuigen en verdachten.

  • Samenwerking met het oog op huisvesting van de in Nederland gevestigde internationale organisaties.

C: Beleidsconclusies

In tijden van versobering streeft Buitenlandse Zaken door scherpe keuzes te maken naar excellente dienstverlening waar mogelijk. Zo zullen consulaten in omringende landen vanaf 1 januari 2016 geen paspoorten meer af geven, de consulaire taken hier richten zich op Nederlanders in nood. Bij 22 Honorair Consulaten, die de mogelijkheid hadden om visa en paspoorten te verstrekken, is deze mogelijkheid in 2015 beëindigd. Bij de drie laatste Honorair Consulaten zal dit medio 2016 worden afgebouwd. Waar nodig intensiveren wij de dienstverlening. Een belangrijk resultaat is het lanceren van het 24/7 consulair contact center in 2015, dat het grootste deel van de consulaire vragen via telefoon, email en Twitter zal behandelen. Dit ontlast de ambassades en consulaten die dit voorheen deden en vergroot de toegankelijkheid voor de Nederlandse burger. De reisadviezen zijn vernieuwd, herschreven in begrijpelijke taal en voorzien van kleurcodes. Daarnaast zijn ze eenvoudiger toegankelijk via de vernieuwde app.

Sinds 1 januari 2015 is het nieuwe gedetineerdenbeleid van kracht, waarbij bijstand wordt gedifferentieerd naar omstandigheid. Uit terugkoppeling vanuit het postennet blijkt dat het nieuwe beleid niet heeft geleid tot klachten.

De voor 2015 beoogde resultaten voor Internationaal Cultuurbeleid zijn behaald. Het nieuwe programma van de Nederlandse Ambassade in Parijs, met daarin een bijzondere plaats voor het in 2015 geopende Atelier Neérlandais, bleek succesvol. Het Atelier heeft inmiddels al 72 leden. In de Arabische regio en Centraal- en Oost-Europa kreeg de culturele diplomatie extra aandacht en werd cultuur ingezet ter ondersteuning van economische doelstellingen, de beeldvorming over Nederland of de mensenrechtenagenda.

Het Internationaal Cultuurbeleid was in 2015 onderwerp van een IOB evaluatie. Het betreffende rapport komt in het eerste kwartaal van 2016 beschikbaar. De conclusies zullen worden verwerkt in een herziening van het Internationaal Cultuurbeleid voor de periode 2017–2020 en de maatregelen om hieraan uitvoering te geven.

D: Budgettaire gevolgen van beleid

Beleidsartikel 4 Consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse waarden en belangen (x EUR 1.000)
     

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Vastgestelde begroting 2015

Verschil 2015

Verplichtingen

 

57.193

56.913

37.800

55.086

50.981

4.105

                 

Uitgaven:

             
                 

Programma-uitgaven totaal

 

58.863

66.810

48.258

58.162

53.220

4.942

                 

4.1

Op basis van eigen verantwoordelijkheid consulaire dienstverlening bieden aan Nederlanders in het buitenland

 

11.151

14.565

9.991

14.973

10.545

4.428

                 
 

Subsidies

Gedetineerdenbegeleiding

     

2.241

2.000

241

                 
 

Opdrachten

             
   

Consulaire bijstand

     

236

259

– 23

   

Reisdocumenten en verkiezingen

     

5.434

4.025

1.409

   

Consulaire opleidingen

     

198

500

– 302

   

Consulaire informatiesystemen

     

6.864

3.761

3.103

                 

4.2

Samen met (keten) partners het personenverkeer reguleren

 

2.440

2.396

6.408

6.081

5.319

762

                 
 

Opdrachten

             
   

Visumverlening

     

1.200

900

300

   

Ambtsberichtenonderzoek

     

41

300

– 259

   

Legalisatie en verificatie

     

81

100

– 19

   

Consulaire informatiesystemen

     

3.264

3.156

108

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

Asiel en migratie

     

740

863

– 123

                 
 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

             
   

Consulaire informatiesystemen

     

645

0

645

   

Asiel en migratie

     

110

0

110

                 

4.3

Grotere buitenlandse bekendheid met de Nederlandse cultuur

 

7.094

5.818

5.046

7.434

6.927

507

                 
 

Subsidies

             
   

Internationaal cultuurbeleid

     

6.539

3.598

2.941

   

Erfgoed

     

895

3.329

– 2.434

                 

4.4

Het inzetten van Publieksdiplomatie door het Postennetwerk en BZ om het beeld van Nederland in het buitenland te versterken en op een positief realestische manier uit te dragen

 

19.607

20.482

20.974

19.051

20.899

– 1.848

                 
 

Subsidies/bijdragen (inter)nationale organisaties/opdrachten

             
   

Instituut Clingendael

     

2.051

2.320

– 269

   

Programma ondersteuning buitenlands beleid

     

3.557

3.058

499

   

overige subsidies

     

250

270

– 20

                 
 

Opdrachten

             
   

Bezoeken hoogwaardigheidsbekleders en uitgaven Corps Diplomatique en internationale Organisaties

     

3.931

3.200

731

   

waarvan in- en uitgaande staatsbezoeken

     

1.825

2.000

– 175

   

Adviesraad Internationale Vraagstukken

     

431

525

– 94

   

Internationale manifestaties en diverse bijdragen

     

81

106

– 25

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Landenrogramma's algemene voorlichting en kleine programma's

     

6.568

10.650

– 4.082

   

Europese bewustwording

     

313

770

– 457

                 
 

Bijdragen aan baten lasten agenstachap

Landenrogramma's algemene voorlichting en kleine programma's

     

1 868

0

1 868

4.5

Een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor internationale organisaties in Nederland

 

18 571

23 549

5 839

10 623

9 530

1 093

                 
 

Bijdragen (inter)nationale organisaties

             
   

Speciaal Tribunaal Libanon

     

1 847

490

1 357

   

Internationaal Strafhof

     

7 906

4 400

3 506

   

Nederland Gastland

     

870

640

230

                 

Ontvangsten

   

40 789

49 038

51 080

50 681

42 090

8 591

                 

4.10

Consulaire dienstverlening aan Nederlanders

Paspoortgelden en overige consulaire dienstverlening

14 928

19 972

23 999

21 229

19 300

1 929

                 

4.20

Consulaire dienstverlening aan vreemdelingen

Visa opbrengsten

25 087

28 292

26 381

28 678

22 000

6 678

                 

4.40

Dooberekening Defensie diversen

 

774

774

700

774

790

– 16

E: Toelichting

Uitgaven

Artikel 4.1

Zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting zijn de uitgaven gestegen voor consulaire dienstverlening aan Nederlanders in het buitenland. De aanvullende uitgaven zijn voor informatiesystemen voor Nederlanders in het buitenland zoals voor het 24/7-call center, de reis-app voor reisadviezen en het wereldwijd vervangen van aanvraagstations voor paspoorten. Daarnaast stegen de uitgaven voor de inkoop van reisdocumenten.

Artikel 4.4

Afgesproken is om de uitgaven ten behoeve van het Koninklijk Huis, die niet op de begroting van de Koning (I) zijn opgenomen, door middel van een extracomptabele bijlage te presenteren. Om die reden worden de uitgaven, die zijn opgenomen op de begroting van Buitenlandse Zaken expliciet benoemd in het jaarverslag.

Voor inkomende en uitgaande staats-, officiële en werkbezoeken is een bedrag van EUR 1,8 miljoen uitgegeven. Dit betreft uitgaven voor reizen naar Canada, de Verenigde Staten, Denemarken, Duitsland en China. Daarnaast is EUR 1,4 miljoen uitgegeven voor de aanschaf en vervanging van inventarisgoederen die verband houden met staatsbezoeken en officiële ontvangsten. De inventarisgoederen worden door de Dienst van het Koninklijk Huis gebruikt bij bezoeken van buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, Corps Diplomatique en Internationale Organisaties. Tot slot is voor de Nieuwjaarsontvangst en het diner voor het Corps Diplomatique op uitnodiging van de Koning EUR 0,2 miljoen uitgegeven.

Ontvangsten

Artikel 4.10/20

Zoals gemeld in de tweede suppletoire begroting zijn, als gevolg van een toename van het aantal visum- en paspoortaanvragen, de ontvangsten hoger dan geraamd.

NIET-BELEIDSARTIKELEN

Niet-beleidsartikel 5. Geheim

Niet-beleidsartikel 5 Geheim (x EUR 1.000)
   

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Vastgestelde begroting 2015

Verschil 2015

Verplichtingen

559

– 30

0

0

0

0

               

Uitgaven

480

163

0

0

0

0

Niet-beleidsartikel 6. Nominaal en Onvoorzien

Niet-beleidsartikel 6 Nominaal en onvoorzien (x EUR 1.000)
   

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Vastgestelde begroting 2015

Verschil 2015

Verplichtingen

18

3.758

1

2

17.018

– 17.016

               

Uitgaven:

           
               

Uitgaven totaal

18

3.758

1

2

17.018

– 17.016

               

6.1

Nominaal en onvoorzien

18

3.758

1

2

17.018

– 17.016

E: Toelichting

Verplichtingen

De verplichtingenmutatie houdt verband met de kasmutatie zoals hieronder beschreven.

Uitgaven

Het grootste deel van dit artikel bestaat uit een voorziening voor HGIS/loon-, prijs en koersontwikkelingen en onvoorzien. Zoals opgenomen in de eerste suppletoire begroting is hierbij de HGIS-eindejaarsmarge 2014 en de mutaties als gevolg van de HGIS besluitvorming, verwerkt. Ten slotte zijn mutaties als gevolg van prijsbijstellingen van de inflatieraming (BBP) zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan (CEP) en Macro-Economische Verkenningen (MEV) op dit artikel verwerkt.

Niet-beleidsartikel 7. Apparaat

Regeerakkoord

In het regeerakkoord is afgesproken om op de rijksoverheid een oplopende taakstelling op het apparaat vanaf 2016 op te nemen. Voor Buitenlandse Zaken is dit EUR 60 miljoen en daarnaast structureel EUR 40 miljoen voor het HGIS-postennet. Naar aanleiding van de motie Sjoerdsma is de taakstelling op het HGIS postennet gehalveerd. Langs de lijnen van de Kamerbrief «Voor Nederland, Wereldwijd» is invulling gegeven aan de bezuinigingen en investeringen. Bij de behandeling van de begroting 2015 van Buitenlandse Zaken is de motie Van Ojik aangenomen. Hierin wordt de regering verzocht extra financiële middelen in te zetten voor de versterking van diplomatieke capaciteit ter bevordering van de internationale rechtsorde en vrede en veiligheid, en de economische positie van Nederland. In de Kamerbrief over de Nederlandse diplomatie is uiteengezet hoe Buitenlandse Zaken de komende jaren de slagkracht gaat versterken. De versterking vindt daar plaats waar het nodig is om de Nederlandse belangen te dienen. Dit gebeurt door inzet op de thema’s veiligheid en stabiliteit, migratie, Europese samenwerking en versterking van de economische positie van Nederland. Op deze terreinen wordt het diplomatieke netwerk, dat bestaat uit personele capaciteit op posten, bij internationale organisaties en in Den Haag, versterkt. Nederland is daarmee beter in staat om zijn rol te spelen, verantwoordelijkheid te nemen en de eigen belangen te behartigen.

Het totaal van de taakstelling is in de hieronder weergegeven tabel opgenomen. Voor de volledigheid is daarbij ook de taakstelling opgenomen zoals afgesproken in het kabinet Rutte/Verhagen.

Taakstellingen apparaat

(x EUR mln)

2016

2017

2018

structureel

Taakstelling Rutte/Verhagen

82,5

86,5

90,5

90,5

Taakstelling Rutte/Asscher (incl motie Sjoerdsma)

42,0

69,0

80,0

80,0

Motie Van Ojik

– 8,0

– 16,0

– 20,0

– 20,0

         

Totaal

116,5

139,5

150,5

150,5

De inhoudelijke aansturing van het postennet is centraal belegd. Dit leidt tot een verdere vermindering van de beleids- en beheerlast en tot meer manoeuvreerruimte voor de posten.

In december 2014 is een Coördinator Postennet benoemd om de regie over de strategische en operationele inzet in het postennet te verbeteren. Daarnaast is via versterking van de posten in en rond Europa de inzet op instabiele regio’s nabij Europa vergroot. Ten slotte is een pilot betaalde dienstverlening in drie landen (Duitsland, Frankrijk en Brazilië) opgezet; eind 2016 zal de Kamer hierover worden geïnformeerd.

Binnen de HGIS zijn middelen vrijgemaakt ter realisatie van de kwaliteitsdoelen uit het Regeerakkoord inzake de diplomatieke dienst. Het betreft een jaarlijks bedrag van EUR 15 miljoen voor de jaren 2014–2016. In 2015 zijn de middelen ingezet voor uiteenlopende doelen om vorm te kunnen geven aan de modernisering van de diplomatieke dienst. Voorbeelden zijn de modernisering van de consulaire dienstverlening, digitalisering maar ook ondersteuning op de posten (o.a. in Rwanda, Ethiopië, Oeganda en Indonesië) op het terrein van de transitie van hulp naar handel.

Op de vastgoed- en huisvestingskosten in het buitenland dient EUR 20 miljoen bezuinigd te worden. Als gevolg van structurele verlaging van de uitgaven is vanaf 2015 het vastgoed- en huisvestingsbudget structureel gekort met EUR 6 miljoen. In 2015 is het Masterplan Huisvesting en Vastgoed 2016–2021 vastgesteld. Het Masterplan geeft aan hoe invulling wordt gegeven aan de rationalisering en modernisering van het vastgoedbeheer en aan de realisatie van de resterende EUR 14 miljoen taakstelling. In 2015 is EUR 3.8 miljoen aan ontvangsten uit de verkoop van vastgoed gestort in het huisvestingsfonds. Er zijn in 2015 geen uitgaven geboekt ten laste van het huisvestingsfonds.

Niet-beleidsartikel 7 Apparaat ( x EUR 1.000)
   

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Vastgestelde begroting 2015

Verschil 2015

Verplichtingen

817.218

688.056

655.015

721.813

683.284

38.529

               

Uitgaven

818.372

694.372

664.790

723.644

760.864

– 37.220

               

7.1.1

Personeel

 

454.208

433.085

446.145

478.800

– 32.655

 

waarvan eigen personeel

 

445.153

422.691

437.645

470.300

– 32.655

 

waarvan inhuur extern

 

9.055

10.394

8.500

8.500

0

               

7.1.2

Materieel

 

240.164

230.388

237.259

282.064

– 44.805

 

waarvan ICT

 

37.820

56.868

41.458

38.100

3.358

 

waarvan bijdragen aan SSO's

 

32.032

32.114

53.417

64.116

– 10.699

 

waarvan overige materiele uitgaven

 

170.312

141.406

142.384

179.848

– 37.464

               

7.2

Koersverschillen

   

1.317

40.240

0

40.240

               

Ontvangsten

24.666

65.591

43.112

37.228

19.450

17.778

               

7.10

Diverse ontvangsten

24.666

44.290

43.112

37.228

19.450

17.778

               

7.11

Koersverschillen

 

21.301

0

0

0

0

E: Toelichting

Uitgaven

De lagere realisatie op het niet-beleidsartikel apparaat bestaat uit een saldo van mutaties op diverse personele- en materiele uitgaven en koerseffecten.

  • Personeelskosten: De personeelsuitgaven dalen hoofdzakelijk doordat het personeelsbestand op de posten de afgelopen jaren is afgenomen. Bij de invulling van de taakstellingen Rutte I en II zijn maatregelen voortvarender doorgevoerd dan gepland. Daarnaast zijn de uitgaven voor lokaal in dienst genomen personeel afgenomen en zijn de middelen die beschikbaar zijn gesteld naar aanleiding van de motie Van Ojik niet volledig uitgeput omdat hierover eerst in het najaar van 2015 besluiten zijn genomen zoals verwoord in de Kamerbrief over de Nederlandse diplomatie.

  • ICT: Zoals gemeld in de eerste suppletoire begroting is de raming voor ICT uitgaven geactualiseerd. Het grootste deel van de uitgaven voor ICT betreft vaste jaarlijkse uitgaven voor het BZ-systeem, inclusief het verbindingennetwerk voor het buitenland. Daarnaast zijn middelen ingezet voor de vervanging van het administratiesysteem.

  • Bijdragen aan SSO’s: Het betreft uitgaven die via een shared service organisatie (rijksbreed samenwerkingsverband) uitgevoerd worden. Daarbij gaat het met name om ICT diensten (via SSO-ICT), uitgaven voor facilitaire dienstverlening via FM Haaglanden en huisvesting van het departement via het Rijksvastgoedbedrijf (RVB).

  • Vastgoed buitenland: Er vindt een verschuiving van budget (EUR 14,4 miljoen) plaats tussen 2015 en 2016 op de vastgoedmiddelen buitenland. Initieel werden middelen uit de verkoop van vastgoed uit 2013 ingezet in 2015. Vanwege een aangepaste raming worden de uitgaven nu voorzien in latere jaren. Daarnaast zijn de reguliere geplande uitgaven voor huisvesting buitenland lager dan bij begroting voorzien. Dit wordt met name veroorzaakt door lokale buitenlandse ontwikkelingen maar ook als gevolg van koerseffecten. Ten slotte wordt een deel van de huisvestingsuitgaven doorgeschoven naar 2016. Het betreft uitgaven die verband houden met uitbreiding van vertegenwoordigingen in het buitenland (zoals b.v. in Abidjan en Yangon).

  • Koerseffecten: Om wisselkoersfluctuaties op betalingen in buitenlandse valuta gedurende het jaar op te vangen, werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken met een vooraf voor één jaar vastgestelde koers. Dit betreft onder andere betalingen aan VN-instellingen maar ook apparaatsuitgaven zoals huren, nutsvoorzieningen en lokale salarissen. Deze vaste wisselkoers wordt jaarlijks vastgesteld door het CPB bij Prinsjesdag. Vanwege koersontwikkelingen is het afgelopen jaar een koersverlies ontstaan met name ten opzichte van betalingen in USD. Dit effect is voor de begroting van Buitenlandse Zaken binnen het apparaatsbudget opgevangen.

Ontvangsten

Zoals opgenomen in de eerste en tweede suppletoire begroting stijgen de ontvangsten als gevolg van een actualisatie van de raming voor verkoop van roerende goederen op ambassades en consulaten-generaal. Daarnaast stijgt het budget als gevolg de verkoop van onroerend in het buitenland (o.a. in Denemarken, Zuid Afrika en Bolivia) en ontvangsten van huren voldaan door andere landen op co-locaties. Ten slotte stijgen de ontvangsten als gevolg van de doorbelasting van kosten die gemaakt zijn voor andere ministeries.

Kengetallen personeel

Personeel

realisatie

2015

realisatie

2014

Loonkosten departement

   

Gemiddelde bezetting

1.823

1.732

Gemiddelde prijs

81.016

83.387

Toegelicht begrotingsbedrag

147.692

144.417

     

Loonkosten posten

   

Gemiddelde bezetting

875

889

Gemiddelde prijs

92.630

92.748

Toegelicht begrotingsbedrag

81.051

82.447

     

Totaal loonkosten ambtelijk personeel (A)

   

Gemiddelde bezetting

2.698

2.621

Gemiddelde prijs

84.782

86.562

Toegelicht begrotingsbedrag

228.743

226.864

     

Vergoedingen uitgezonden personeel (B)

   

Gemiddelde bezetting

875

889

Gemiddelde kosten

77.682

75.645

Toegelicht begrotingsbedrag

67.971

67.244

     

Loonkosten lokaal personeel (C)

   

Gemiddelde bezetting

2.137

2.130

Gemiddelde prijs

39.847

39.393

Toegelicht begrotingsbedrag

85.166

83.924

     

Overige personeelsuitgaven (D)

56.769

55.053

Totaal artikel 7.1.1. Personeel (A-D)

438.649

433.085

BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Het ministerie besteedt op een gestructureerde wijze aandacht aan de bedrijfsvoering. Op basis van de bestuurlijke informatievoorziening uit het management control systeem – waaronder de begrotings- en jaarplancyclus en de managementactiepuntenlijst (MAC-lijst) – bewaakt BZ of de doelstellingen op doelmatige en rechtmatige wijze worden gerealiseerd. Waar nodig wordt bijgestuurd.

Deze paragraaf gaat in op de bedrijfsvoeringvraagstukken die zich gedurende het begrotingsjaar 2015 hebben voorgedaan en waarvan de informatieverstrekking voor het inzicht en de oordeelsvorming door de Tweede Kamer van belang is. Op basis van de Rijksbegrotingsvoorschriften informeren wij u over: (1) toezeggingen aan de Algemene Rekenkamer (AR) naar aanleiding van het rapport van bevindingen bij het jaarverslag 2014, (2) risico’s van misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O) en fraude, (3) aanschaf van ICT diensten, (4) lopende ICT projecten en (5) het Audit Committee.

Rechtmatigheid

Uit de controle door de Auditdienst Rijk over 2015 is gebleken dat er geen fouten en onzekerheden zijn op artikelen van hoofdstuk V Buitenlandse Zaken die gerapporteerd moeten worden.

Totstandkoming beleidsinformatie

Met betrekking tot de totstandkoming van de beleidsinformatie hebben zich in 2015 geen bijzonderheden voorgedaan. Wel noemenswaardig voor toelichting zijn in het kader van de verantwoording over 2015 de aspecten met betrekking tot verantwoord begroten.

Verantwoord begroten

Met de invoering van de nieuwe begrotingssystematiek Verantwoord Begroten in 2013 dient voor iedere financiële verplichting het financiële instrument op een correcte wijze te worden vastgelegd in het financiële administratiesysteem. In 2014 bleek dat vastlegging van de financiële instrumenten niet altijd of niet juist heeft plaatsgevonden. In 2015 is dit onderwerp twee keer onderzocht. Het doorvoeren van correcties bleek nodig voor een juiste verantwoording aan het parlement. Ondanks dat wederom een aantal correcties nodig is gebleken, is er wel sprake van een verbetering op dit onderwerp. Om bewustwording van de juiste registratie van financiële instrumenten te bevorderen is dit in 2015 wederom onder de aandacht gebracht.

Financieel en materieel beheer

Misbruik en oneigenlijk gebruik/ fraude

De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor de integrale bedrijfsvoering met uitzondering van de procesmatige beheersing van de activiteitscyclus bij projecten en programma’s in het kader van ontwikkelingssamenwerking. Voor een nadere toelichting omtrent misbruik en oneigenlijk gebruik/ fraude wordt daarom verwezen naar de bedrijfsvoeringparagraaf in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking.

Inkoop en contractenbeheer

De inkoopuitvoering is verspreid over de eigen shared service organisatie Wereldwijd Werken (3W) en de Haagse Inkoopsamenwerking belegd. In 2015 is de opdracht gegeven aan een extern onderzoeksbureau om de inkoopuitvoering te evalueren en om in het eerste kwartaal van 2016 een aanbeveling te doen hoe het ministerie in de inkoopuitvoering nog meer slagkracht kan organiseren.

Vanuit zijn toezichthoudende rol heeft de coördinerend directeur inkoop opdracht gegeven om een controle uit te voeren op het beheer en de registratie van contracten. Op basis van de bevindingen uit deze controle zal het ministerie inkoopbeleid formuleren dat erop gericht is om een gediversificeerde en decentrale archivering te transformeren naar een centrale archivering van contracten in het nieuwe financieel systeem van SAP. Het beleid zal er vooral op gericht zijn om in de periode tot de implementatie van SAP ten eerste de voorbereidingen te treffen om voor elk dienstonderdeel een volledig contractenregister te realiseren en ten tweede taken, verantwoordelijkheden, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot contractenbeheer te benoemen.

Archiefbeheer

De Algemene Rekenkamer en de Auditdienst Rijk hebben de archivering beide als tekortkoming in het proces geïdentificeerd. Naar aanleiding van deze constatering heeft het ministerie drie verschillende acties in 2015 ondernomen. Ten eerste is een bewustwordingscampagne met betrekking tot archivering gevoerd en zijn BZ-medewerkers getraind. Daarnaast is er een centrale scanvoorziening op het departement gerealiseerd die beschikbaar is voor het departement en de posten. Ten slotte is, om de kwaliteit van het archiefbeheer te monitoren, een kwaliteitssysteem ingevoerd dat is goedgekeurd door het Audit Committee. Per kwartaal wordt een rapportage verstrekt die inzicht geeft in de hoeveelheid gearchiveerde stukken. Op basis van deze informatie kan bijsturing in het proces plaatsvinden. Verdere implementatie en aanscherping van het kwaliteitssysteem vindt plaats in 2016.

Ondanks deze maatregelen is het gewenste effect in 2015 nog onvoldoende zichtbaar.

Modernisering diplomatie

Posten en Den Haag werken samen als één netwerk

In 2015 is op het departement gestart met het project «bundelen financiële administraties» dat voortvloeit uit het programmaplan Modernisering diplomatie. In navolging van de bundeling van taken bij de regionale service organisaties voor het postennet, zijn voorbereidingen getroffen om een financiële service organisatie te vormen dat financiële taken gaat verrichten voor de directies op het departement. De werkwijze van de financiële service organisatie zal aansluiten op de werkwijze van de regionale service organisaties, met als doel om optimale kennisdeling, sturing op kwaliteit, efficiëntie en flexibele inzet van medewerkers te realiseren.

iDiplomatie en «Het Nieuwe Werken»

Het project iDiplomatie is een project in het kader van de moderniseringsagenda. Onder iDiplomatie verstaat het ministerie de nieuwe manier van werken die medewerkers wereldwijd in staat stelt gebruikersvriendelijk, efficiënt en veilig ook buiten kantoor te werken, samen te werken en te netwerken onder andere door digitale verbindings- en communicatiemiddelen in te zetten en de sociale media te gebruiken. Vertrekpunt zijn de ambities om te komen tot de «flexibele netwerk organisatie». Om het beoogde resultaat te bereiken, is er aandacht voor kennisdelen en (digitaal) samenwerken met behulp van bijvoorbeeld Sharepoint, sturen op output in plaats van op aanwezigheid, iBewustzijn en Digivaardigheid.

Naast de implementatie van ICT toepassingen vindt een doorontwikkeling van de mobiele werkplek plaats zodat een verdere invulling kan worden gegeven aan tijd en plaats onafhankelijk werken. De mobiele werkplekken en verdere digitalisering waarborgen dat het ministerie klaar is voor de verhuizing naar de Rijnstaat in 2017.

Veel is al bereikt in 2015 zoals met het digitale samenwerken met behulp van Sharepoint en het verbeteren van de netwerkverbindingen met de posten. Door duidelijke communicatie met medewerkers over de mogelijkheden die iDiplomatie de organisatie biedt, de verwachtingen en de veiligheidsbeperkingen in de huidige digitale infrastructuur wordt voor draagvlak gezorgd binnen de organisatie.

Vernieuwing personeelsbeleid

Als onderdeel van het programma Modernisering Diplomatie is in september 2015 het vernieuwde personeelsbeleid van kracht geworden, waarbij vrijwel alle personele bevoegdheden van de Hoofddirectie Personeel en Organisatie zijn overgedragen aan leidinggevenden. Tevens zijn nieuwe instrumenten als strategische personeelsplanning ontwikkeld. Door deze maatregelen hebben leidinggevenden meer mogelijkheden gekregen om te sturen op de samenstelling en kwaliteit van hun teams. Daarbij is ook de overplaatsingssystematiek aangepast en wordt nu gewerkt met flexibele plaatsingstermijnen. Door de veranderingen in het personeelsbeleid hebben medewerkers meer zeggenschap maar ook de verantwoordelijkheid over hun eigen loopbaan hetgeen stimulerend kan werken. De Hoofddirectie Personeel en Organisatie adviseert en faciliteert, tevens monitort zij de naleving van kaders van het vernieuwde personeelsbeleid.

Het ministerie ontwikkelt in samenwerking met de Auditdienst Rijk een effectmeting om eind 2017 een eerste brede evaluatie naar het vernieuwde personeelsbeleid uit te voeren.

Professionalisering beleidscyclus

Het programma Beleid & Uitvoering is onderdeel van het programma Modernisering Diplomatie. In 2015 is een pakket aan maatregelen voorgesteld en verder uitgewerkt, dat per 1 juli 2016 opgeleverd wordt. Doel van het project Beleid en Uitvoering is om er voor te zorgen dat het ministerie in een complexe omgeving de beleidscyclus professioneel inricht, inclusief de relatie tussen beleid, financiën en uitvoering. De verschillende beleidsdomeinen en contexten waarbinnen de organisatie opereert, vragen daarbij om maatwerk. Het programma werkt daartoe aan de volgende resultaten: een expertisecentrum dat medewerkers helpt bij de inrichting van de beleidscyclus (resultaatsturing, interventiekeuze, evaluatie/feedbackloop, etc.); een curriculum en een BZ-box met standaarden, richtlijnen en instrumenten; heldere toedeling van verantwoordelijkheden (rollen) in beleid en uitvoering, met waar gewenst bundeling/taakspecialisatie. Daarnaast wordt werk gemaakt van een aantal onderwerpen die bijdragen aan de goede organisatie van de beleidscyclus: een systeem van «coördinerend» opdrachtgeverschap, tendersynchronisatie bij subsidies voor heel het ministerie, professioneel opdrachtgeverschap, en resultaatsturing.

Beheer vastgoed

De directie Bedrijfsvoering is verantwoordelijk voor het beleid en de regie op de huisvestings- en vastgoedportefeuille. In 2015 is het «Masterplan huisvesting en vastgoed 2016–2021» opgeleverd. Hierin wordt de missie, visie en strategie op de huisvestings- en vastgoedportefeuille uiteengezet. Het masterplan geeft tevens een strategische planning met de daarop gebaseerde financiële meerjarenplanning, inclusief hoe invulling gegeven wordt aan de opgelegde bezuinigingen van EUR 20 miljoen, waarvan EUR 6 miljoen is gerealiseerd.

De shared service organisatie Wereldwijd Werken (3W) is verantwoordelijk voor de uitvoering. De directie Bedrijfsvoering zorgt als regisseur en eigenaar voor vertaling van het beleid (primair) naar de vastgoedvraag en hiermee is opdrachtgever van 3W. Het opdrachtgever en opdrachtnemerschap tussen beide directies heeft in 2015 meer vorm gekregen via een vernieuwde dienstverleningsafspraak.

Voor het beheer van vastgoed is het essentieel om goede sturingsinformatie te bezitten. In 2015 zijn daarom opnieuw nadere verbeteringen in het Real Estate Management Informatie Systeem aangebracht. Hierdoor is het inzicht verder toegenomen in de kosten met betrekking tot vastgoed en huisvesting, maar het gewenste niveau is nog niet bereikt. Verbetering, zowel softwarematig als inhoudelijk, wordt daarom in 2016 en daaropvolgende jaren gecontinueerd. Door de betere beschikbaarheid van sturingsinformatie kan een pro-actiever vastgoedbeleid worden gevoerd. Dit draagt bij aan beter beheer van de vastgoedportefeuille doordat de sturingsinformatie kan worden gerelateerd aan de visie en strategie.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Grote, lopende ICT projecten

Het ministerie heeft de invoering van het nieuwe financiële systeem SAP, het programma Implementatie en Realisatie In Samenwerking (IRIS), en iDiplomatie, dat plaats-, tijd en apparaat onafhankelijk werken mogelijk moet maken, als grote ICT projecten aangemerkt en geplaatst op het Rijks-ICT dashboard. Beide programma’s zijn standaard geagendeerd bij de ambtelijke leiding. De grootste risico’s voor IRIS liggen niet zozeer in de techniek maar in de beheersing van de scope en het creëren van draagvlak binnen het ministerie. De risico’s hebben de volle aandacht en passende maatregelen ter beheersing van deze risico’s zijn getroffen.

Voor de vervanging van het financiële systeem zijn in 2015 werkzaamheden verricht om een gestroomlijnde implementatie ten behoeve van de aansluiting bij het SAP systeem van het Ministerie van het Ministerie van I&M te waarborgen. Ten behoeve van een reductie van de risico’s bij de uitvoering van het project IRIS is een Gateway Review uitgevoerd. De conclusie uit deze review is dat realisatie van het project IRIS binnen de financiële kaders en tijdsplanning plaatsvindt, wanneer de organisatie een aantal aanbevelingen opvolgt.

Hoewel iets vertraagd is de infrastructuur inmiddels nagenoeg volledig gerealiseerd en gaat het systeem nu de fase van gebruikersacceptatie in. Tevens zijn er, in nauwe samenwerking met de Auditdienst Rijk, reeds twee proefconversies uitgevoerd.

Het ministerie ontwikkelt een applicatie voor digitalisering van het visumaanvraagproces die de komende twee jaar moet leiden tot modules voor het aanvragen, betalen, routeren, beslissen en afleveren van visumaanvragen. Deze digitalisering van het visumaanvraagproces vindt modulair plaats. Samen met de ketenpartners is een pilot van start gegaan inzake behandelprofielen voor visumaanvragen.

Op posten wereldwijd, daar waar grote Nederlandse gemeenschappen wonen, is het mogelijk geworden een DigiID te activeren. Ook is de uitrol van het 24/7 contact center van start gegaan, waar burgers 24 uur per dag terecht kunnen met consulaire vragen. Begin 2016 opereert dit contactcenter wereldwijd dekkend.

Activiteiten Audit Committee

Sinds de inwerkingtreding van de Regeling Audit Committee 2012 maakt het ministerie onderscheid tussen een Strategisch Audit Committee met drie externe leden en een Operationeel Audit Committee zonder deze externe leden.

De rol van de externe leden wordt vooral gezien als «blik van buiten», als positief kritische adviseurs, die waar nodig de vinger op de zere plek kunnen leggen. De inbreng van de externe leden in het Audit Committee wordt zeer gewaardeerd. Naast de formele overleggen roept het ministerie de expertise van de externe leden ook in om te kunnen spiegelen in projecten in het kader van Modernisering Diplomatie.

Het Audit Committee heeft de wens dat het ministerie meer integraal risicomanagement hanteert. In 2015 is hier invulling aangegeven door twee risico-sessies met de ambtelijke leiding van het departement te houden. In de eerste sessie zijn departement brede risico’s geïnventariseerd en besproken. De tweede risicosessie is speciaal gericht op de bedrijfsvoering.

Medio 2014 is een interne evaluatie op het functioneren van het Audit Committee verricht. Aan de aanbevelingen die hieruit voorkwamen is in 2015 verder vervolg gegeven. In 2015 hebben vier vergaderingen van het Strategisch Audit Committee en twee vergaderingen van het Operationeel Audit Committee plaatsgevonden.

Regie op informatiebeveiliging

Het ministerie ligt goed op koers om de tekortkoming van de Algemene Rekenkamer en bevinding van de Auditdienst Rijk met betrekking informatiebeveiliging op te lossen. Hoofddoelstellingen voor 2015 waren om het integrale beveiligingsbeleid en de Baseline Informatiebeveiliging BZ te actualiseren, alsmede het wegwerken van de achterstanden bij het uitvoeren van de risicoanalyses. Deze doelstellingen zijn voor een belangrijk deel gerealiseerd. Ten eerste is in 2015 is de achterstand van risicoanalyses voor de Baseline Informatiebeveiliging en de Wet Bescherming Persoonsgegevens weggewerkt. De uitvoering van risicoanalyses is nu regulier onderdeel van ieder project of grote wijziging. Daarnaast is begin 2016 het integrale beveiligingsbeleid vastgesteld. Ten slotte zijn de aanpassingen voor nieuwe Baseline Informatiebeveiliging voor een groot deel verwerkt, de afstemming en afronding staat nu gepland voor het tweede kwartaal 2016.

De reden dat de actualisering van de Baseline Informatiebeveiliging nog niet is afgerond is een grotere auditlast op IT-systemen dan verwacht. Met name ten behoeve van de In Control Verklaring BIR en door benodigde inspanning in de begeleiding van audits door nationale en internationale instanties, worden zowel het ministerie alsook de informatiebeveiligingsmedewerkers steeds zwaarder belast.

De bewustwordingscampagne is gecontinueerd. Via het programma iDiplomatie is een aanvang gemaakt met het gericht bezoeken van dienstonderdelen om medewerkers bewuster te maken van informatiebeveiliging en de risico’s. Deze campagne loopt door in 2016.

C. JAARREKENING

Departementale verantwoordingsstaat 2015 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V)(Bedragen x EUR 1.000)
   

(1)

(2)

(3)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

   

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

verplichtingen

uitgaven

ontvangsten

 

TOTAAL

9.041.188

7.874.490

476.598

10.079.647

10.231.532

812.522

1.038.459

2.357.042

335.924

                     
 

Beleidsartikelen

8.340.886

7.096.608

457.148

9.357.832

9.507.886

775.294

1.016.946

2.411.278

318.146

                     

1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

95.101

111.701

 

84.891

117.348

 

– 10.210

5.647

 

2

Veiligheid en stabiliteit

232.482

251.622

1.168

274.108

245.493

6.733

41.626

– 6.129

5.565

3

Europese samenwerking

7 962.322

6.680.065

413.890

8.943.747

9.086.883

717.880

981.425

2.406.818

303.990

4

Consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse

                 
 

waarden en belangen

50.981

53.220

42.090

55.086

58.162

50.681

4.105

4.942

8.591

                     
 

Niet-beleidsartikelen

700.302

777.882

19.450

721.815

723.646

37.228

21.513

– 54.236

17.778

5

Geheim

0

0

 

0

0

 

0

0

 

6

Nominaal en onvoorzien

17.018

17.018

 

2

2

 

– 17.016

– 17.016

 

7

Apparaat

683.284

760.864

19.450

721.813

723.644

37.228

38.529

– 37.220

17.778

Saldibalans per 31 december 2015 en toelichting Ministerie van Buitenlandse Zaken begroting Buitenlandse Zaken (V)

I Saldibalans per 31 december 2015

 

x EUR 1.000

 

x EUR 1.000

2015

2014

2015

2014

1

Uitgaven ten laste van de begroting

10.231.523

10.513.235

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

812.520

744.156

3

Liquide middelen

46.587

43.361

4a

Rekening-courant RHB

9.476.174

9.817.798

4

Rekening courant RHB

0

0

5a

Begrotingsreserves

190.653

152.096

5

Rekening courant RHB

Begrotingsreserve

190.653

152.096

       

6

Intra-comptabele vorderingen

114.396

105.484

7

Intra-comptabele schulden

103.812

100.126

Intra-comptabele activa

10.583.159

10.814.176

Intra-comptabele passiva

10.583.159

10.814.176

10

Extra-comptabele vorderingen

6.973

10.954

10a

T.r. extra-comptabele vorderingen

6.973

10.954

11a

T.r. extra comptabele schulden

1.475

191

11

Extra comptabele schulden

1.475

191

12

Voorschotten

434.298

315.675

12a

T.r. voorschotten

434.298

315.675

14a

T.r. openstaande verplichtingen

2.163.012

2.314.896

14

Openstaande verplichtingen

2.163.012

2.314.896

Extra-comptabele activa

2.605.758

2.641.716

Extra-comptabele passiva

2.605.758

2.641.716

Totaal activa

13.188.917

13.455.892

Totaal passiva

13.188.917

13.455.892

II Inleiding

1. Algemeen

De saldibalans is een financiële staat waarop de standen van de intra- en extracomptabele rekeningen van de begroting van Buitenlandse Zaken worden verantwoord.

Het intracomptabele deel van de saldibalans geeft inzicht in de kasstromen. Het gaat hier voornamelijk om de uitgaven en ontvangsten van dienstjaar 2015, die nog met het Ministerie van Financiën moeten worden verrekend. Na goedkeuring van de Rijksrekening vindt de verrekening plaats. De tegenrekening van de uitgaven en ontvangsten is de post «Rijkshoofdboekhouding» (RHB), de rekening-courant tussen de Ministeries van Buitenlandse Zaken en Financiën.

Onder het intracomptabele deel zijn alle liquide middelen van het Ministerie opgenomen (m.u.v. de RHB rekening van BHOS). De uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband, die met derden zullen worden verrekend en niet ten laste c.q. ten gunste van de begroting zijn gebracht, zijn verantwoord onder de intracomptabele vorderingen en schulden. Het extracomptabele deel van de saldibalans geeft enerzijds inzicht in de standen van de uitstaande vorderingen en voorschotten die in het verleden tot kasstromen hebben geleid (ten laste van de begrotingen van BZ in voorgaande jaren). Anderzijds bevat dit deel van de saldibalans de post openstaande verplichtingen. Deze post geeft inzicht in de toekomstige kasstromen. Openstaande verplichtingen kunnen leiden tot uitgaven ten laste van begrotingen van volgende jaren. De extracomptabele rekeningen worden met behulp van diverse tegenrekeningen in evenwichtsverband geboekt.

2. Waarderingsgrondslagen

De uitgaven en verplichtingen in vreemde valuta worden gedurende het jaar met behulp van een vaste koers (corporate rate) omgerekend. De corporate rate 2015 van de USD was vastgesteld op 1 USD = 0,74 EUR. Voor 2016 is deze 0,92 EUR. De balansposten per 31 december worden gewaardeerd tegen de corporate rate van het volgende boekjaar. Intracomptabel betreft dit de liquide middelen, extracomptabel betreft het de vorderingen, voorschotten en openstaande verplichtingen. De herwaardering die hieruit voortvloeit wordt verwerkt in de kas- en verplichtingenstroom van het afgelopen jaar. Voor de geconditioneerde vorderingen geldt de historische waarde of de lagere (meest recent bekende) asset waarde. De overige in de saldibalans en de toelichting opgenomen bedragen zijn gewaardeerd tegen de historische waarde.

III Toelichting op de saldibalans per 31 december 2015

1 Uitgaven ten laste van de begroting (debet 10.231.523 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Uitgaven ten laste van de begroting

10.231.523

10.513.235

Onder deze post zijn de gerealiseerde uitgaven op de begroting van BZ in het jaar 2015 opgenomen. Splitsing van de uitgaven heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën. Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2015 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

2 Ontvangsten ten gunste van de begroting (credit 812.520 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Ontvangsten ten gunste van de begroting

812.520

744.156

Onder deze post zijn de gerealiseerde ontvangsten in het jaar 2015 opgenomen. Splitsing van de ontvangsten heeft plaatsgevonden o.b.v. de verdeling van de budgeteenheden per hoofdstuk. Na goedkeuring van de slotwet door de Staten-Generaal wordt dit bedrag vereffend met het Ministerie van Financiën.

3 Liquide middelen (debet 46.587 x EUR 1.000)

De liquide middelen omvatten girale en chartale gelden, alsmede gelden onderweg en hebben betrekking op het departement en de vertegenwoordigingen in het buitenland. Het treasury beleid is er, met betrekking tot de gelden van hoofdstuk V van de Rijksbegroting, op gericht te komen tot een optimale beheersing van de geldomvang en een kostenminimalisatie ten aanzien van bankkosten en rente derving. Hierbij spelen aspecten als liquiditeitenbeheer, valutarisicobeheer, debiteuren- en crediteurenbeheer een grote rol. Omdat de administratie en de liquide middelen stroom voor beide begrotingen via één administratief systeem verlopen is er voor gekozen alle lopende rekeningen op te nemen op de balans van BZ en het saldo van de uitgaven m.b.t. BHOS achteraf middels een intern verrekenstuk tussen de RHB rekeningen van BZ en BHOS te verrekenen.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

3.1 Kassaldi

3.914

2.910

3.2 Banksaldi

43.393

40.991

3.3 Gelden onderweg

– 720

– 540

Totaal

46.587

43.361

3.1 Kassaldi (debet 3.914 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Reguliere kassaldi

1.364

1.077

Noodreserve posten

2.550

1.833

Totaal

3.914

2.910

Uit oogpunt van een adequaat liquiditeitenbeheer wordt ernaar gestreefd de hoogte van de kassaldi zoveel mogelijk te beperken en kasbetalingen te beperken. Naast de normale kassaldi worden op diverse Vertegenwoordigingen contanten in voorraad gehouden in verband met eventuele calamiteiten. Enkele Vertegenwoordigingen worden regelmatig voorzien van contanten, omdat giraal bankverkeer niet mogelijk is. Het merendeel van de kassaldi wordt in vreemde valuta aangehouden.

3.2 Banksaldi (debet 43.393 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Banksaldo

43.393

40.991

Het aanwezige banksaldo ontstaat door bankrekeningen die BZ aanhoudt in het buitenland, in beheer bij de Nederlandse vertegenwoordigingen.

3.3 Gelden onderweg (credit 720 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Kruisposten

0

50

Betalingsopdrachten Vertegenwoordigingen

– 720

– 590

Totaal

– 720

– 540

Betalingsopdrachten vertegenwoordigingen betreft uitgegeven cheques die per 31 december nog niet zijn afgeschreven van de bankrekeningen van de vertegenwoordigingen.

4a Rekening-courant RHB (credit 9.476.174 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Rekening-courant RHB

9.473.420

9.811.774

Te verrekenen tussen BZ en BHOS

2.754

6.024

Totaal

9.476.174

9.817.798

Op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën weergegeven. Het verschuldigde saldo op de rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is in overeenstemming met de opgave van de RHB. Door de splitsing van de balans tussen BHOS en BZ is er een te verrekenen bedrag tussen de twee balansen noodzakelijk om evenwicht te creëren. Gedurende het jaar wordt er per maand achteraf een verrekening gemaakt tussen de RHB rekening BHOS en BZ. Omdat dit alleen achteraf plaats kan vinden zal er per eindejaar altijd een nog te verrekenen bedrag overblijven.

5 Rekening-courant RHB (begrotingsreserve) (debet 190.653 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Begrotingsreserve FOM

93.851

102.096

Begrotingsreserve FIB

32.785

33.000

Begrotingsreserve DGGF

51.517

17.000

Begrotingsreserve DRIVE

12.500

0

Totaal

190.653

152.096

De begrotingsreserves komen in zijn geheel tot uitdrukking op de balans van BZ. Voor toelichting zie hoofdstuk 5a.

5a Begrotingsreserve (credit 190.653 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Begrotingsreserve FOM

93.851

102.096

Begrotingsreserve FIB

32.785

33.000

Begrotingsreserve DGGF

51.517

17.000

Begrotingsreserve DRIVE

12.500

0

Totaal

190.653

152.096

Met de Faciliteit Opkomende Markten (FOM) stimuleert BHOS investeringen van Nederlandse ondernemingen in opkomende markten door het verstrekken van een garantie aan de Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) voor (middel)lange termijnfinancieringen aan lokale dochterondernemingen of joint-ventures van Nederlandse bedrijven. Voor de FOM wordt bij de Rijkshoofdboekhouding een begrotingsreserve aangehouden. Op deze begrotingsreserve worden de aan de Staat verschuldigde provisies en door de Staat ontvangen bedragen (o.a. recuperaties op uitbetaalde schades) gestort. Daarnaast worden de door het Rijk verschuldigde bedragen (schades) onttrokken aan de reserve. Deze begrotingsreserve van de FOM is in 2015 met in totaal EUR 25 miljoen verlaagd (EUR 5 miljoen in 2015, EUR 10 miljoen in 2016 en EUR 10 miljoen in 2017) om daarmee projectvoorstellen van maatschappelijke organisaties en sociale ondernemers te kunnen ondersteunen, die een directe bijdrage leveren aan ondernemerschap en werkgelegenheid onder Afrikaanse jongeren. Naast genoemde EUR 5 miljoen is er in 2015 een declaratie van 3,5 miljoen. ontvangen en onttrokken aan de reserve inzake een ontstane schade. Toegevoegd zijn de ontvangen provisies van 0,2 miljoen.

De FIB (Finance for International Business) reserve is gevormd bij de overgang van het instrument SENO/GOM naar het Ministerie van Financiën waar dit instrument onderdeel is geworden van de reguliere EKV. De toenmalig bestaande reserve t.b.v. «SENO/GOM» is voor het grootste deel meeverhuisd naar het Ministerie van Financiën. Een gedeelte van 40 miljoen. is achtergebleven bij EZ ter financiering van het instrument Package4Growth. Sinds de vorming van de reserve is er EUR 7,2 miljoen. opgenomen waardoor de begrotingsreserve nu een saldo van EUR 32,8 miljoen. vertoont. In 2015 is er een onttrekking van EUR 0,2 miljoen. gedaan uit de reserve betreffende de uitgaven op FIB-dossiers.

De begrotingsreserve DGGF (Dutch Good Growth Fund) is in 2014 ingesteld voor de onderdelen 1 en 3 van het DGGF en heeft betrekking op de te verlenen garanties door RVO en Atradius DSB. Met het DGGF stimuleert BHOS investeringen van Nederlandse ondernemingen in ontwikkelingslanden. Op deze begrotingsreserve worden de aan de Staat verschuldigde provisies en door de Staat ontvangen bedragen (o.a. recuperaties op uitbetaalde schades) gestort. Daarnaast worden de door het Rijk verschuldigde bedragen (schades) onttrokken aan de reserve. De toename van de reserve komt door een storting van EUR 20 miljoen voor Atradius en creëert een borgstellingsruimte van EUR 111 miljoen. De verhouding tussen de reservering en de borgstellingsruimte is 1:3 voor onderdeel 3 dat door Atradius wordt uitgevoerd. Voor RVO is een storting gedaan van EUR 16 miljoen. en creëert hiermee een borgstellingsruimte van EUR 32 miljoen. De verhouding tussen de reservering en de borgstellingsruimte is 1:2 voor onderdeel 1 dat door de RVO wordt uitgevoerd. Tevens zijn de ontvangen premies van EUR 0,387 miljoen. en schade-uitkeringen (wisselfinancieringen) van EUR 1,87 miljoen. verrekend met de reserve.

Voor DRIVE is een begrotingsreserve gecreëerd. De storting in de reserve van EUR 12,5 miljoen betreft de bodemstorting. Er wordt hiermee nog geen borgstellingsruimte gecreëerd.

Hoewel beleidsmatig het instrument begrotingsreserve toe te rekenen valt aan de BHOS begroting is er wel voor gekozen deze op te nemen op de BZ balans omdat het hier enkel de liquide middelen van de begrotingsreserve betreft.

6 Intra-comptabele vorderingen (debet 114.396 x EUR 1.000)

Onder deze post zijn de vorderingen opgenomen, die zijn ontstaan als gevolg van uitgaven ten behoeve van derden.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

6.1 Ministeries

9.431

12.648

6.2 Persoonlijke rekeningen

781

632

6.3 Externe debiteuren

100.058

89.075

6.4 Overige vorderingen

4.126

3.129

Totaal

114.396

105.484

Alle intra-comptabele vorderingen worden verantwoord op de balans van BZ. Voor toelichting op stijging 6.3 zie hoofdstuk 7 inzake schuld ICC-lening. Onderstaand overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2015

2014

2013

2012 en ouder

Direct opeisbaar ministeries

9.431

9.431

0

0

0

Direct opeisbaar persoonlijke rekeningen

526

423

90

1

12

Direct opeisbaar externe debiteuren

4.162

1.402

2.425

215

120

Direct opeisbaar overige vorderingen

4.077

3.640

434

1

2

Totaal direct opeisbare vorderingen

18.196

14.896

2.949

217

134

Op termijn opeisbare vorderingen

95.896

       

Geconditioneerde vorderingen

304

       

Totaal

114.396

       

6.1 Ministeries (debet 9.431 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Ingevorderd

5.056

7.914

In te vorderen

4.375

4.734

Totaal

9.431

12.648

Het ingevorderde bedrag kent de volgende onderverdeling per crediteur:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Economische Zaken

3.377

3.115

Defensie

841

3.043

V&J

123

838

I&M

2

109

BZK

550

341

Financiën

87

275

Overigen

76

193

Totaal

5.056

7.914

Sinds 1 april 2014 is de nieuwe procedure van ministeriële doorbelasting van toepassing. Deze procedure beperkt de beheerlast en moet voorkomen dat bedragen lang open staan. Per 31 december 2014 stond er echter nog een bedrag open uit voorgaande perioden die niet meer inbaar zijn. In 2015 is het niet invorderbare deel ter waarde van EUR 2,4 miljoen. afgeboekt ten laste van de begroting.

Het in te vorderen bedrag per ministerie is als volgt verdeeld:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Economische Zaken

2.723

2.957

Defensie

639

890

V&J

436

349

I&M

231

237

Financiën

2

115

Overigen

344

186

Totaal

4.375

4.734

6.3 Externe debiteuren (debet 100.058 x EUR 1.000)

Deze categorie vorderingen heeft betrekking op derden zoals particulieren, bedrijven en dergelijke. Deze vorderingen ontstaan zowel op het Departement als op de Vertegenwoordigingen in het buitenland.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

In te vorderen ICC

95.893

85.220

In te vorderen overige externe dediteuren

712

726

Ingevorderd

3.453

3.129

Totaal

100.058

89.075

Een toelichting op de mutatie van de vordering van het ICC treft u onder hoofdstuk 7.

6.4 Overige vorderingen (debet 4.126 x EUR 1.000)

Onder deze categorie worden vorderingen opgenomen die niet in de overige categorieën vallen. Hieronder vallen ook vorderingen ontstaan naar aanleiding van een uitgave, die ter plaatse op de Vertegenwoordiging verrekend wordt.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Te vorderen BTW

2.223

2.093

Ter plaatse te verrekenen uitgaven buitenland

684

287

Diverse vorderingen

1.219

749

Totaal

4.126

3.129

7 Intra-comptabele schulden (credit 103.812 x EUR 1.000)

Hieronder vallen schulden ontstaan door ontvangsten en inhoudingen die met derden verrekend zullen worden.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Nog af te dragen loonheffing en premies

2.797

8.809

Af te lossen ICC-lening

95.893

85.200

Ter plaatse te verrekenen

579

748

Silent partnerships

1.936

4.149

Diverse overige schulden

2.607

1.220

Totaal

103.812

100.126

De stijging van «Af te lossen ICC-lening» is gelijk aan de toename van de vorderingen op de externe debiteuren. Het feit dat het ICC een deel van de lening heeft opgenomen veroorzaakt enerzijds een toename van de vordering op het ICC en anderzijds een schuld aan het Ministerie van Financiën. In 2013 heeft het ICC voor het eerst gebruik gemaakt van het bouwdepot van EUR 200 miljoen dat beschikbaar is gesteld voor de nieuwbouw. In totaal heeft het ICC in 2013 voor een bedrag van EUR 20,5 miljoen aan trekkingen verricht, in 2014 voor EUR 64,7 miljoen en in 2015 voor EUR 10,7 miljoen. Tot 30 juni 2016 kan het ICC trekkingen verrichten ten behoeve van de bouw. Vanaf 1 juli 2016 zal er jaarlijkse worden afgelost op annuïteitenbasis, na afloop van het jaar. Met het ICC is overeengekomen om de eerste periode te laten lopen van juli t/m december 2016; betaling in januari 2017. De hierop volgende periodes lopen van januari t/m december.

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de intra-comptabele schulden en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2015

2014

2013

en ouder

Direct opeisbare schulden

103.812

13.415

67.518

22.879

10 Extra-comptabele vorderingen (debet 6.973 x EUR 1.000)

Dit betreffen vorderingen die reeds ten laste van de begroting zijn gebracht en extra-comptabel worden bewaakt. Deze vorderingen hebben vaak een langdurig karakter. Afhankelijk van de begroting waarop het teruggevorderde bedrag betrekking heeft wordt de vordering toegewezen aan de balans van BZ of BHOS.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Diverse extra-comptabele vorderingen

6.973

10.954

Totaal

6.973

10.954

Navolgend overzicht geeft inzicht in de mate van opeisbaarheid van de extra-comptabele vorderingen en de ouderdom.

Specificatie x 1.000 EUR

Totaal

2015

2014

2013

2012

en ouder

Direct opeisbaar overige vorderingen

3.410

2.668

417

0

325

Geconditioneerde vorderingen

3.563

       

Totaal

6.973

       

Diverse extra-comptabele vorderingen

De post diverse extra-comptabele vorderingen bestaat uit:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Ingevorderde voorschotten

422

659

Vorderingen RSS

0

0

(Huur) Waarborgsommen

3.394

2.782

Buiteninvordering gestelde vorderingen

169

39

Voorschot op ontslaguitkeringen

138

0

Overige

2.850

5.620

Totaal

6.973

9.100

Correctie begin balans

In 2015 is gebleken dat een aantal extra comptabele vorderingen uit 2014 en eerdere jaren ten onrechte zijn opgenomen onder Hoofdstuk V. Deze vorderingen zijn destijds betaald uit middelen van Hoofdstuk XVII. Hieruit voortvloeiende extra comptabele vorderingen dienen dan ook verantwoord te worden onder ditzelfde Hoofdstuk.

Specificatie x 1.000 EUR

Gecorrigeerde balans per 31 december 2014

Ongecorrigeerde balans per 31 december 2014

Ingevorderde voorschotten

659

659

Vorderingen RSS

0

975

(Huur) Waarborgsommen

2.782

2.782

Buiteninvordering gestelde vorderingen

39

918

Voorschot op ontslaguitkeringen

0

0

Overige

5.620

5.620

Totaal

9.100

10.954

De correctie betreft de openstaande vorderingen RSS (Studieschulden Suriname) voor een bedrag van 0,975 miljoen. Tevens zijn er RSS vorderingen buiten invordering gesteld voor een bedrag van 0,879 miljoen. In totaal is voor de vorderingen RSS een bedrag van 1,854 miljoen aan extra comptabele vorderingen overgeheveld naar Hoofdstuk XVII.

11 Extra-comptabele schulden (credit 1.475 x EUR 1.000)

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Diverse extracomptabele schulden

1.475

191

De extracomptabele schuld bestaat uit het te verrekenen bedrag uit de reis- en vertaalenveloppe van het EU Raadsbudget (0,2 miljoen.) en wordt in zijn geheel verantwoord op de balans van BZ. Daarnaast staat er een schuld open van 1,2 miljoen inzake loonheffing over 2014.

12 Extra-comptabele voorschotten (debet 434.298 x EUR 1.000)

Dit betreffen nog openstaande voorschotten, waarvan de uitgaven reeds ten laste van de begroting zijn gebracht. Afwikkeling vindt plaats op basis van ontvangen verantwoordingen. Afhankelijk van de begroting waarop het voorschot is verstrekt wordt het voorschot op de BZ of de BHOS balans verantwoord.

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Voorschotten

412.682

303.391

Voorschot loonheffing lokale krachten

17.190

7.820

Voorschot Loyalis

883

731

Aanloopvoorschotten

3.543

3.733

Totaal

434.298

315.675

Ouderdomsanalyse (x 1.000 EUR)

31 december 2015

31 december 2014

Verstrekt in 2004

0

108

Verstrekt in 2005

0

0

Verstrekt in 2006

0

0

Verstrekt in 2007

0

0

Verstrekt in 2008

0

0

Verstrekt in 2009

1.476

1.189

Verstrekt in 2010

8.235

6.778

Verstrekt in 2011

1.626

8.479

Verstrekt in 2012

27.080

47.012

Verstrekt in 2013

83.183

97.194

Verstrekt in 2014

133.318

154.915

Verstrekt in 2015

179.380

0

Totaal

434.298

315.675

De opbouw van stand per ultimo 2014 naar ultimo 2015 is als volgt:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Openingsbalans

315.675

301.221

Bij: Verstrekte voorschotten

176.724

163.182

Af: Verantwoorde voorschotten

81.686

145.228

Bij: Herwaardering naar nieuwe corporate rate

23.585

– 3.500

Eindbalans

434.298

315.675

Het per 1 januari 2015 ingevoerde nieuwe voorschottenbeheer heeft geleid tot een stelselwijziging. Het nieuwe voorschottenbeheer brengt onder andere de volgende wijzigingen met zich mee:

  • 1. Voorschotten worden niet meer tussentijds afgeboekt, maar pas aan het einde van de looptijd van het contract op basis van de eindrapportage. Deze wijziging heeft tot gevolg dat voorschotten langer open staan.

  • 2. De mogelijkheden voor de maximale bevoorschottingstermijn van een jaar zijn verruimd. Hierdoor kan eerder worden overgegaan tot bevoorschotting van een jaar, welke resulteert in het verstrekken van hogere voorschotten.

  • 3. Vooruitbetalingen van activiteiten die voldoen aan de lumpsum criteria worden niet als voorschot geboekt. Dit kan betekenen dat bijdragen die eerder als voorschot geboekt zijn nu op basis van het lumpsum criterium niet meer als voorschot aangemerkt worden. In 2015 heeft een controle van de openstaande voorschotten plaats gevonden in verband met het lumpsum criterium. Voor Hoofdstuk V heeft dit voor twee activiteiten geleid tot een verlaging van de voorschottenstand per 1 januari 2015 ter waarde van in totaal EUR 3,3 miljoen.

14 Openstaande verplichtingen (credit 2.163.012 x EUR 1.000)

Opbouw openstaande verplichtingen:

Specificatie x 1.000 EUR

31 december 2015

31 december 2014

Openingsbalans

2.314.896

982.496

Bij: Aangegane verplichtingen

10.079.639

11.845.635

Af: Tot betaling gekomen verplichtingen

10.231.523

10.513.235

Eindbalans

2.163.012

2.314.896

Conform deze toelichting worden de negatieve bijstellingen niet separaat in de toelichting op de saldibalans weergegeven. Overigens worden omvangrijke negatieve bijstellingen op de verplichtingen wel toegelicht bij de financiële toelichting van het beleidsartikel waar de negatieve bijstelling betrekking op heeft.

Niet uit de saldibalans blijkende verplichtingen:

Convenant Ministerie van Defensie

In 2009 is een convenant getekend voor een periode van drie jaar met het Ministerie van Defensie inzake de inzet van KMAR bij de beveiliging van Nederlandse Vertegenwoordigingen met een hoog risico op veiligheid. Het convenant wordt ieder jaar stilzwijgend verlengd, tenzij één van de partijen schriftelijk het stilzwijgen doorbreekt. Voor de jaren 2016 en 2017 betreffen de kosten EUR 20,8 miljoen per jaar en voor de periode 2018 tot en met 2021 EUR15,3 miljoen per jaar. Op begrotingsniveau wordt dit verrekend met het Ministerie van Defensie.

WNT verantwoording 2015 Ministerie van Buitenlandse Zaken

De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) bepaalt dat de bezoldiging en eventuele ontslaguitkeringen van topfunctionarissen en gewezen topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector op naamsniveau vermeld moeten worden in het financieel jaarverslag. Deze publicatieplicht geldt tevens voor topfunctionarissen die bij een WNT-instelling geen – al dan niet fictieve – dienstbetrekking hebben of hadden. Daarnaast moeten van niet-topfunctionarissen de bezoldiging en/of eventuele ontslaguitkeringen (zonder naamsvermelding) gepubliceerd worden indien deze het wettelijk maximum te boven gaan. Niet-topfunctionarissen zonder dienstbetrekking echter vallen buiten de reikwijdte van de wet. Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op onderstaande functionarissen. De bezoldigingsgegevens van de leden van de Top Management Groep zijn opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het wettelijk bezoldigingsmaximum bedraagt in 2015 EUR 178.000.

Bezoldiging van (gewezen) topfunctionarissen

Naam instelling

Naam (gewezen) topfunctionaris

Functie

Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Omvang dienstverband (fte)

Op externe inhuurbasis

Beloning

Onkostenvergoedingen (belast)

Voorzieningen tbv beloningen betaalbaar op termijn

Totale bezoldiging in 2015

Individueel WNT maximum

Motivering (indien overschrijding)

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Jones-Bos MA, mw R.V.M.

SG

   

1,00

nee

€ 147.466

€ 6.458

€ 15.861

€ 169.785

€ 178.000

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Groot, drs R.E. de

DGES

   

1,00

nee

€ 144.818

€ 7.228

€ 15.683

€ 167.729

€ 178.000

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Rebergen, drs A.C.C.

DGIS

   

1,00

nee

€ 139.689

€ 6.458

€ 15.240

€ 161.387

€ 178.000

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Geerts, drs W.J.P.

DGPZ

   

1,00

nee

€ 138.514

€ 7.228

€ 15.644

€ 161.386

€ 178.000

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Berg, drs M.C. van den

DGBEB

15-8-2015

 

1,00

nee

€ 49.811

€ 1.844

€ 5.977

€ 57.632

€ 67.786

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Smits, drs S.J.H.

DGBEB

 

9-9-2015

1,06

nee

€ 104.103

€ 3.344

€ 10.930

€ 118.377

€ 122.893

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Smits, drs S.J.H. *)

DGBEB

10-9-2015

 

1,00

nee

€ 46.681

€ 1.499

€ 4.901

€ 53.081

€ 55.107

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Daalen, mw drs M.T.G. van *)

DGCB

   

1,00

nee

€ 134.467

€ –

€ 15.506

€ 149.973

€ 178.000

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Swartbol, drs R. *)

DGIS

   

1,00

nee

€ 145.178

– € 533

€ 15.683

€ 160.328

€ 178.000

n.v.t.

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Oosterom, drs K.J.G. van *)

DGPZ

   

1,00

nee

€ 139.442

€ –

€ 15.683

€ 155.125

€ 178.000

n.v.t.

Bezoldiging van niet-topfunctionarissen boven het WNT-maximum

Naam instelling

Functie

Datum aanvang dienstverband (indien van toepassing)

Datum einde dienstverband (indien van toepassing)

Omvang dienstverband (fte)

Beloning

Onkostenvergoeding (belast)

Voorzieningen tbv beloningen betaalbaar op termijn

Totale bezoldiging in 2015

Motivering

Er zijn geen functionarissen die in 2015 een bezoldiging boven het toepasselijke WNT-maximum hebben ontvangen, of waarvoor in eerdere jaren een vermelding op grond van de WOPT of de WNT heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden.

Uitkeringen aan (gewezen) topfunctionarissen wegens beeindiging dienstverband

Naam instelling

Naam (gewezen) topfunctionaris

Laatste functie

Aard functie

Eerdere functie(s)

Datum beëindiging dienstverband

Op externe inhuurbasis (nee; = 6 mnd; > 6 mnd)

Betaalde uitkeringen in 2015

Motivering (indien overschrijding)

Er behoeven op grond van de WNT geen functionarissen met een bezoldiging c.q. uitkering wegens beëindiging dienstverband vermeld te worden.

   
Uitkeringen boven het WNT-maximum aan niet-topfunctionarissen wegens beeindiging dienstverband

Naam instelling

Laatste functie

Eerdere functie(s)

Datum beëindiging dienstverband

Betaalde uitkeringen in 2015

Motivering

Er behoeven op grond van de WNT geen functionarissen met een bezoldiging c.q. uitkering wegens beëindiging dienstverband vermeld te worden.

D. BIJLAGEN

BIJLAGE 1: AFGERONDE EVALUATIEONDERZOEKEN

Bijlage afgerond evaluatie en overig onderzoek1 2 3

1

Versterkte internationale rechtsorde en eerbiediging van mensenrechten

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

1.2

Mensenrechtenbeleid

2015

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

1.2

Deelstudie uitvoering mensenrechtenbeleid

2012

3

Overig onderzoek

     
   

1.2

Pilot project receptorbenadering bij mensenrechten

2015

X Noot
1

De begroting van BZ is in 2013 opgesplitst in de begroting van BZ (Hfst. 5) en BHOS (Hfst. 7). Er zijn toen nieuwe beleidsartikelen en beleidsdoelstellingen geformuleerd. Evaluatie van voor dat jaar zijn waar mogelijk in deze tabel met terugwerkende kracht toegevoegd.

X Noot
2

Bij BZ en BHOS is het wel de wens om beleidsdoorlichtingen van één beleidsartikel uit te voeren maar inhoudelijk is dat nog niet mogelijk gebleken. Beleidsdoorlichtingen vinden plaats op één niveau lager namelijk van de beleidsdoelstellingen.

2

Veiligheid en stabiliteit

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

2.1

Nederlandse inzet bij het effectiever en meer politiek functioneren van de NAVO

2012

   

2.5

Energievoorzieningszekerheid en buitenlandbeleid. Beleidsdoorlichting 2006–2010

2012

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

2.4

Nederlands beleid t.a.v. de Westelijke Balkan

2011

   

2.4

Versterking rechtstaat Kunduz

2014

   

2.5

Democratische transitie in de Arabische regio (Matra zuid)

2015

3

Overig onderzoek

     
   

2.2

Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV)1

2013

   

2.1

Subsidie Atlantische Commissie

2014

X Noot
1

Dit onderzoek is afgerond en opvraagbaar.

3

Europese samenwerking

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

3.1

«Strategie bij benadering; Nederlandse coalitievorming en de multi-bi benadering in het kader van de EU-besluitvorming (2008–2012)»1

2014

   

3.2

The Netherlands and the European Development Fund – Principles and Practices: Evaluation of Dutch involvement in EU development cooperation (1998–2012)

2013

   

3.3

Vijfjaar top van Warschau

2011

   

3.4

Zie 3.1 hierboven

2014

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

3.1

Verdragsmatige Benelux samenwerking

2013

3

Overig onderzoek

     
X Noot
1

Dit is een gecombineerde beleidsdoorlichting van beleidsdoelstelling 3.1 en 3.4.

4

Consulaire belangenbehartiging en het internationaal uitdragen van Nederlandse waarden en belangen

Doelstelling

Titel

Jaar van afronding

1a

beleidsdoorlichtingen

     
   

4.1

Evaluatie Consulaire dienstverlening doorgelicht 2007–20101

2011

   

4.2

Zie 4.1 hierboven

2011

1b

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

     
   

4.3

Prins Claus fonds 2005–2009

2011

   

4.3

Prins Claus fonds

2015

3

Overig onderzoek

     
X Noot
1

Dit is een gecombineerde beleidsoorlcihting van beleidsdoelstelling 4.1 en 4.2.

BIJLAGE 2: INHUUR EXTERN

Bijlage externe inhuur

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Verslagjaar 2015 (Bedragen x € 1.000)

 

Programma- en apparaatskosten

   

1. Interim-management

222

2. Organisatie- en Formatieadvies

634

3. Beleidsadvies

0

4. Communicatieadvisering

1.148

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

2.004

   

5. Juridisch Advies

200

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

0

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

439

(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7)

639

   

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

8.402

Ondersteuning bedrijfsvoering

8.402

   

Totaal uitgaven inhuur externen

11.045

   

Inhuur externen buiten raamovereenkomsten

Kerndepartement

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Toelichting:

n.v.t.

 

   

Toelichting

 

Uitgaven ambtelijk personeel

233.268

Uitgaven externe inhuur

11.045

Totaal van de personele uitgaven

244.313

   

percentage inhuur

4,52%

BIJLAGE 3: AFKORTINGEN

AAB

Algemeen ambtsbericht

AC

Audit Committee

ADR

Auditdienst Rijk

AIV

Adviesraad Internationale Vraagstukken

AR

Algemene Rekenkamer

AVVN

Algemene Vergadering van de Verenigde Naties

BHOS

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

BIV

Budget Internationale Veiligheid

BNI

Bruto Nationale Inkomen

BNP

Bruto Nationaal Product

BSO

Business Support Organisation

BSOD

Business Support Organisation Development

BVA

Beveiligingsambtenaar

BZ

Buitenlandse Zaken

CBI

Centrum tot Bevordering van de Import uit ontwikkelingslanden

CIO

Chief Information Officer

CISO

Chief Information Security Officer

COP21

2015 United Nations Climate Change Conference

CPB

Centraal Planbureau

CTT

Crisistelefoonteam

CVE

Countering violent extremism

DAB

Draft Amending budget

DBV

Directie Bedrijfsvoering

DDFA

Dutch Design Fashion Architecture

DG

Directeuren-Generaal

DGBEB

Directoraat-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

ECB

Europese Centrale Bank

ECT

Energy Charter Treaty

EDEO

Europese Dienst voor Extern Optreden

EOF

Europees Ontwikkelingsfonds

EU

Europese Unie

EUCAP/ NESTOR

European Union Regional Maritime Capacity Building Mission in the Horn of Africa and the Western Indian Ocean

EUBAM Rafah

European Union Border Assistance Mission at the Rafah Crossing Point

EUFOR

European Union Force

EULEX

European Union Rule of Law Mission in Kosovo

EUTM

European Training Mission in Mali

EUPOL COPPS

EU Co-ordinating Office for Palestinian Police Support

EVA

Europese Vrijhandelsassociatie

FEZ

Financieel-Economische Zaken

FFM

Fact finding-missie

FOC

Freedom Online Coalitie

FTF

Foreign Terrorist Fighters

GCCS

Global Conference on Cyber Space

GCTF

Global Counter Terrorisme Forum

GFCE

Global Forum on Cyber Expertise

GVDB

Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

IAB

Individueel ambtsbericht

IAEA

Internationaal Atoomenergieagentschap

IB

Informatiebeveliging

IBB

Informatie Beveiligingsberaad

IBO

Integraal Beveiligingsoverleg

IC

Interne Controle

ICAO

International Civil Aviation Organisation

ICB

Internationaal Cultuurbeleid

ICT

Informatie- & Comunnicatietechnologie

IEA

Internationale Energieagentschap

IED

Improvised explosive devices

IIA

Inter-institutioneel akkoord

IOB

Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie

IPA

Instrument voor pre-accessiesteun

ISIS

Islamitische Staat in Irak en Syrië

IT

Informatietechnologie

IV

Informatievoorziening

JIT

Joint Investigation Team

KFOR

Kosovo Force

KMar

Koninklijke Marechaussee

KOBB

Koninkrijksoverleg Buitenlandse Betrekkingen

LHBTI

Lesbiennes, Homoseksuelen, Biseksuelen en Transgenders en mensen met interseksconditie

LOFTA

Law and Order Trust Fund for Afghanistan

M&O

Misbruik en oneigenlijk gebruik

MAC

Managementactiepuntenlijst

MFK

Meerjarig Financieel kader

MINUSMA

United Nations Multidimensional Integrated Stabilisation Mission in Mali

MONUSCO

Mission de l’Organisation des Nations Unies pour la Stabilisation en république démocratique du Congo

MRR

Mensenrechtenraad

MVRUIM

Multilateraal Verdrag betreffende Rechtshulp en Uitlevering bij Internationale Misdaden

MVV's

Machtigingen voorlopig verblijf

NAP

Nederlands Arabisch Partnerschap

NAVO

Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

NCTV

Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid

NFRP

Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen

NGO

Niet-gouvernementele organisatie

NPDI

Non-Proliferation and Disarmament Initiative

NPV

Non-proliferatieverdrag

NSS

Nuclear Security Summit

NUFFIC

Netherlands Universities» Foundation for International Cooperation

OEWG

Open Ended Working Group

OP

Oostelijk partnerschap

OPCW

Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons

OVSE

Organisatie voor Vrede en Samenwerking Europa

OVV

Onderzoeksraad voor Veiligheid

PoC

Protection of Civilians

REMIS

Real Estate Management Informatie Systeem

REFIT

Regulatory Fitness and performance programme

RSO

Regionale Service Organisatie

RToP

Responsibility to Protect

RVO

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

SG/DG-Beraad

Beraad tussen Secretaris-Generaal en Directeuren-Generaal

SGO5

Programma Herinrichting Governance Bedrijfsvoering Rijk

SGP

Stabiliteits- en Groeipact

SSO

Shared Service Organisatie

TPM

Third Party Mededelingen

UNDOF

The United Nations Disengagement Observer Force

UNMAS

United Nations Mine Action Service

UNMISS

United Nation Mission in South Sudan

UNODC

United Nations Office on Drugs and Crime

VCI

Directie Veiligheid, Coördinatie en Integriteit

VGB

Verklaring van Geen Bezwaar

VN

Verenigde Naties

VNVR

Verenigde Naties Veiligheidsraad

VS

Verenigde Staten van Amerika

Wbp

Wet bescherming persoonsgegevens

WNT

Wet Normering Topinkomens

Naar boven