34 418 EU-voorstel: Richtlijn inzake vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken COM (2016) 261

A VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 mei 2016

De vaste commissie voor Financiën2 heeft in haar vergadering van 5 april jl. de Europese voorstellen inzake belastingontwijking: het voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken die de werking van de interne markt rechtstreeks schaden3 en het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied besproken4.

Naar aanleiding hiervan heeft de commissie de Minister van Financiën op 8 april 2016 een brief gestuurd.

De Staatssecretaris van Financiën heeft op 29 april en 11 mei 2016 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIEN

Aan de Minister van Financiën

Den Haag, 8 april 2016

De vaste commissie voor Financiën heeft in haar vergadering van 5 april jl. de Europese voorstellen inzake belastingontwijking: het voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken die de werking van de interne markt rechtstreeks schaden5 en het voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied besproken6. De commissie heeft besloten om met de regering in schriftelijk overleg te treden en legt onderstaande vragen aan u voor. Tevens verzoekt de commissie, gelet op interesse in dit dossier, op dezelfde wijze en met dezelfde frequentie geïnformeerd te worden als de Tweede Kamer.

De leden van de VVD-fractie, de leden van de CDA-fractie en de leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de twee bovengenoemde voorstellen en het BNC-fiche «Pakket anti-belastingontwijking» d.d. 4 maart 20167. Zij hebben de volgende opmerkingen en vragen.

De leden van de VVD-fractie erkennen en steunen het belang van afspraken over de bestrijding van internationale belastingfraude en ongewenste belastingontwijking op basis van internationale structuren. De leden van de VVD-fractie hebben echter met reserves kennisgenomen van de voorstellen van de Europese Commissie van 28 januari 2016 voor een EU-breed Pakket anti-belastingontwijking (Anti Tax Avoidance Package of «ATAP»). Voornoemde leden hebben met grote reserves kennis genomen van fiche 38: Pakket anti-belastingontwijking zoals aangeboden door de Minister van Buitenlandse Zaken aan de Tweede Kamer bij zijn brief van 4 maart 2016.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met instemming kennisgenomen van het pakket anti-belastingontwijking van de Europese Unie. De reactie van de regering kan evenwel niet op alle punten op de instemming van deze leden rekenen. Immers, waar Nederland zich eraan heeft gecommitteerd om in OESO9-verband en in Europees verband voorop te lopen in de aanpak van internationale belastingontwijking, menen de leden dat de reactie van de regering niet op alle punten hiervan getuigt. Zo lijkt de regering te aarzelen ten aanzien van de beperking van de deelnemingsvrijstelling en terughoudend bij het opstellen van een zwarte lijst van belastingparadijzen. Dat roept bij de leden van de PvdA-fractie enkele vragen op.

Rol van «honest broker»

De leden van de VVD-fractie vragen de regering om een toelichting op haar standpunt in de fiche dat zij bij deze Commissievoorstellen de rol van «honest broker» wil vervullen en dat daarbij geen uitgesproken waardeoordeel past over de voorstellen van de Europese Commissie. Hanteert de regering in haar huidige rol van voorzitter van de Raad van Europa in haar relatie tot de Europese Commissie een nieuw soort subsidiariteitsbeginsel? Hoe valt deze honest broker-rol te combineren met de voortrekkersrol die Nederland proactief vervult bij de bestrijding van internationale belastingontwijking? Hoe houdt de regering een open oog voor het internationale fiscale vestigingsklimaat van Nederland? Hoe denkt de regering de welvaart in Nederland onder de commissievoorstellen te kunnen bevorderen?

De leden van de CDA-fractie geven aan de voorstellen, ook de onderdelen van het BEPS-pakket in technische zin lang niet altijd goed uitgewerkt. Zo zal de voorgestelde generieke renteaftrekbeperking zeer negatief kunnen uitpakken voor Nederlandse bedrijven zonder internationale activiteiten. Naar de mening van de leden van de CDA-fractie wordt door de Europese Commissie ook zeer mager beargumenteerd waarom er geen impact assessment nodig zou zijn. Kennelijk denken meer EU-lidstaten er zo over. Ligt het dan niet op de weg van de voorzitter als «honest-broker», luisterend naar een belangrijke minderheid van EU-lidstaten om aan te sturen op een impact assessment voor het gehele pakket? Hoort dat niet bij zorgvuldige besluitvorming?

Belastingsoevereiniteit

Belangenorganisaties zoals het Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO)/ het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW) en de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) hebben aangegeven dat zij vrezen voor verlies van soevereiniteit op het terrein van de directe belastingen voor wat betreft de vennootschapsbelasting en mogelijk ook op het terrein van het afsluiten van belastingverdragen10. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering wil ingaan op deze bedenkingen van de private sector en motiveren hoe zij de belastingsoevereiniteit van Nederland op het terrein van de directe belastingen denkt te kunnen behouden?

De commissievoorstellen lopen vooruit op de hernieuwde discussie over de Common (Consolidated) Corporate Tax Base of C(C)CTB. De Commissie heeft in haar voorstellen aangekondigd dat zij de C(C)CTB discussie in het najaar 2016 opnieuw wil starten. Onder die voorstellen geldt de vraag over de belastingsoevereiniteit voor Nederland a fortiori. De leden van de VVD-fractie vragen de regering of zij wil aangeven hoe Nederland zijn belastingsoevereiniteit onder C(C)CTB denkt te handhaven.

Winstgeneratoren

De leden van de VVD-fractie geven aan dat de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de Europese Unie (EU) bij de bestrijding van de internationale belastingontwijking in hun Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) en Anti Tax Avoidance Package (ATAP) beiden uitgaan van het beginsel dat belasting moet worden geheven in het land waar waarde wordt gecreëerd en winsten worden gegenereerd. De leden van de VVD-fractie onderscheiden als mogelijke winstgeneratoren de productie en de consumptie van die producten. De OESO en de EU maken dat onderscheid niet. Is de regering van oordeel dat het criterium van winsten genereren en waarde creëren uiteindelijk een redelijk vaag transfer pricing-criterium is dat aanleiding kan geven tot kostbare en slepende disputen tussen belastingplichtigen en belastingdiensten alsmede tussen belastingautoriteiten onderling? Verdient dit verschil tussen waarde-toekenning aan productie en consumptie verduidelijking onder de BEPS- en ATAP-projecten?

Onderhandelingspositie

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kort en krachtig kan aangeven welke onderhandelingspositie in Brussel wordt ingenomen, rekening houdend met de tien moties die door de Tweede Kamer op 22, c.q. 29 maart zijn aangenomen. In het bijzonder zijn de leden van de CDA-fractie geïnteresseerd in de wijze waarop de regering de motie Omtzigt c.s. 11, inzake het innemen van standpunten tijdens het Nederlandse voorzitterschap gaat uitvoeren?

Oude niet gehonoreerde wensen

De leden van de CDA-fractie kunnen in algemene zin de lijn volgen dat de actiepunten uit het BEPS-pakket van de OESO in hard-law worden vertaald in een Europese richtlijn. Op die manier wordt er een level-playing field gecreëerd in de EU en steekt de EU competitief niet nadelig af ten opzichte van de rest van de OESO-landen. Hoewel hier wel enige nuance in acht kan worden genomen, omdat veel aanbevelingen van de OESO slechts «guidance based on best practices» vormen, zoals bij de CFC- aanbeveling (Controlled Foreign Company). De leden van de CDA-fractie zijn er bepaald niet van overtuigd dat er door de Europese Commissie eigenhandig deels oude in het verleden niet gehonoreerde wensen zijn toegevoegd aan het pakket, zoals de switch-over clause, de exit-heffingen en de algemene anti-misbruikregel. Kan de regering aangeven welk standpunt zij uiteindelijk gaat innemen ten aanzien van deze drie niet BEPS-voorstellen? Daarbij met name rekening houdend met de aangenomen moties van het lid Neppérus c.s.12 inzake de impact assessment voor de switch-over clause en van het lid Omtzigt c.s.13 inzake splitsing BEPS-maatregelen?

Positie andere EU-landen

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering een actueel overzicht kan geven over de positie die andere EU-landen innemen14 ter zake van de zes voorstellen uit de ontwerprichtlijn inzake de vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken die de werking van de interne markt rechtstreeks schaden. Zo is het de leden van de CDA-fractie bekend dat de Tax Committee van het Zweedse parlement van mening is dat de voorstellen van de Europese Commissie in strijd zijn met het subsidiariteitsbeginsel15. De leden van de CDA-fractie begrijpen het standpunt van een kleinere EU-lidstaat, zoals Zweden heel goed. De voorstellen van de Europese Commissie grijpen diep in op belastingsoevereiniteit van de EU-lidstaten en hebben grote gevolgen voor de heffing van de directe belasting.

LOB-bepaling

De leden van de CDA-fractie onderschrijven het Nederlandse standpunt, zoals door de regering verwoord, dat ook in de toekomst Nederland in weerwil van het eenzijdig aansturen op het toepassen van de Principle Purposes Test als algemene anti-misbruikmaatregel door de Europese Commissie, in verdragen gebruik kan en zal blijven maken van de LOB-bepaling (Limitation on Benefit), zoals in de verdragen met het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Japan. Kan de regering aangeven hoe andere EU-lidstaten hier in staan?

Openbaarheid

Is de regering het met de leden van de PvdA-fractie eens dat bedrijven ontmoedigd dienen te worden winsten weg te sluizen via slinkse constructies? Zo ja, welke consequenties verbindt zij daaraan? En is de regering het met de leden van de fractie van de PvdA eens dat bedrijven verplicht dienen te worden om per land openbaar te maken hoeveel winst ze maken en welke belastingafdracht daarbij hoort? Zo ja, tot welke acties noopt dit aldus de regering?

Zwarte lijst van belastingparadijzen

Waar veel van de huidige regels gemaakt zijn om dubbele belasting te voorkomen, misbruiken sommige bedrijven die regels om nergens belasting te betalen. Met de Europese Commissie is de fractie van de PvdA een voorstander van een zwarte lijst van belastingparadijzen om aan dubbele niet-belasting een einde te maken. Is de regering dit met de leden van de PvdA-fractie eens? Zo ja, welke consequenties verbindt zij daaraan?

Bedrijven vs. huishoudens

Uit cijfers van het CBS blijkt16: «De door bedrijven betaalde belastingen daalden tussen 2001 en 2013 sterk. Tegelijkertijd droegen huishoudens een steeds groter gedeelte van het inkomen af.» Die trend moet worden gekeerd, aldus de leden van de PvdA-fractie. Is de regering dit met deze leden eens? Zo ja, wat mogen deze leden dan op dit terrein van de regering verwachten?

SOMO-onderzoek

Uit onderzoek van Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) blijkt dat de Nederlandse fiscus jaarlijks 1,5 miljard euro aan belastinginkomsten misloopt door belastingontwijking door grote bedrijven. Dit geeft aanleiding tot aanbevelingen geformuleerd in hoofdstuk 6 van het onderzoek17. Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een appreciatie van deze aanbevelingen door de regering. Tenslotte blijkt uit de Panama Papers dat veel geld weggesluisd wordt naar belastingparadijzen. Graag vernemen de leden van de PvdA-fractie van de regering tot welke acties dit noopt.

De vaste commissie voor Financiën kijkt met belangstelling uit naar de antwoorden en ontvangt deze graag zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, F.H.G. de Grave

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2016

In uw brief van 8 april heeft de vaste commissie van Financiën van uw Kamer verzocht om op dezelfde wijze en met dezelfde frequentie geïnformeerd te worden als de Tweede Kamer. Zodoende stuur ik u deze brief.

In deze brief treft u mijn antwoord aan de Tweede Kamer18 aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de Tweede Kamer naar aanleiding van het Pakket anti-belastingontwijking en het daarover opgestelde BNC-fiche.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2016

In deze brief treft u de antwoorden aan op de vragen die de vaste commissie voor Financiën op 8 april jl. heeft gesteld aan de Minister van Financiën. Ik zal bij de beantwoording van de vragen zo veel mogelijk de volgorde van de vragen en opmerkingen aanhouden zoals die aan mij zijn voorgelegd, met dien verstande dat gelijkluidende of in elkaars verlengde liggende vragen tezamen zijn beantwoord.

Rol van honest broker

De leden van de fractie van de VVD vragen de regering om een toelichting op haar standpunt in het BNC-fiche dat zij bij deze Commissievoorstellen de rol van honest broker wil vervullen en dat daarbij geen uitgesproken waardeoordeel past over de voorstellen van de Europese Commissie (hierna: de Commissie). Zij vragen zich tevens af of de regering in haar huidige rol van voorzitter van de Raad van de Europese Unie (hierna: de Raad) in haar relatie tot de Commissie een nieuw soort subsidiariteitsbeginsel hanteert. Het kabinet hanteert in haar huidige rol van voorzitter van de Raad in haar relatie tot de Commissie geen nieuw soort subsidiariteitsbeginsel. Het optreden van het voorzitterschap van de Raad als honest broker wordt algemeen aanvaard als noodzakelijk en onmisbaar voor het succesvol verloop van de besluitvorming. Andere lidstaten moeten hierop kunnen vertrouwen. Nederland verwacht dit ook van de lidstaten die na Nederland het voorzitterschap van de Raad zullen bekleden. Het bovenstaande laat onverlet dat Nederland in de besprekingen het nationale standpunt kenbaar kan maken en dat waar nodig zal doen. Het kabinet blijft immers het Nederlandse belang in het oog houden. Het kabinet zal eventuele besluiten daartoe samen met u steeds zorgvuldig wegen. Graag verwijs ik u ook naar mijn eerdere brief van 24 maart 201619 waarin ik een toelichting heb gegeven op de Nederlandse positiebepaling in de Raad gedurende het Nederlandse voorzitterschap van de Raad, in antwoord op het verzoek van de Tweede Kamer naar aanleiding van de bespreking van het BNC-fiche Actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering.

De leden van de fractie van de VVD vragen hoe de honest broker-rol valt te combineren met de voortrekkersrol die Nederland proactief vervult bij de bestrijding van internationale belastingontwijking. De voorzitter van de Raad bepaalt voor een belangrijk deel welke onderwerpen op de Europese agenda worden geplaatst. De voorzitter houdt daarbij rekening met de standpunten van de verschillende lidstaten en treedt daarbij als honest broker op. Nederland heeft aan het begin van het Nederlandse voorzitterschap van de Raad de strijd tegen belastingontwijking hoog op de Europese agenda gezet. Dit was in overeenstemming met de motie-Maij20 waarin de Tweede Kamer de regering verzocht de strijd tegen belastingontwijking tot speerpunt te maken tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Raad. Recent heeft de Tweede Kamer de motie-Van Weyenberg21 aangenomen, waarin de Tweede Kamer de regering verzoekt alles op alles te zetten om nog tijdens het Nederlandse voorzitterschap een akkoord te bereiken over het Europese pakket aan maatregelen tegen belastingontwijking (hierna: het Pakket anti-belastingontwijking). Door de strijd tegen belastingontwijking hoog op de Europese agenda te zetten, door in recordtijd een akkoord te bereiken over het richtlijnvoorstel voor country-by-country reporting aan en tussen belastingdiensten en de inzet om nog tijdens het Nederlandse voorzitterschap een politiek akkoord te bereiken over het voorstel van de Commissie voor de richtlijn anti-belastingontwijking22, laat het kabinet zien dat het Nederland en de Europese Unie menens is om in internationaal verband te komen tot bindende maatregelen tegen belastingontwijking. De andere lidstaten hebben aangegeven een ambitieuze agenda voor de aanpak van belastingontwijking te steunen.

De leden van de fractie van de VVD vragen of de regering een open oog houdt voor het internationale fiscale vestigingsklimaat en hoe de regering denkt de welvaart in Nederland onder de commissievoorstellen te kunnen bevorderen. Mede naar aanleiding van de motie-Neppérus23 en de motie-Neppérus c.s.24 is het kabinet aan zet om met een plan te komen om het vestigingsklimaat op een verantwoorde manier aantrekkelijk te houden, waardoor in ieder geval bestaande banen zo veel mogelijk behouden kunnen blijven. Daarnaast wordt bezien hoe de budgettaire opbrengst van de te nemen maatregelen in het kader van de richtlijn anti-belastingontwijking kunnen worden teruggesluisd naar het bedrijfsleven. De Commissievoorstellen in het kader van de richtlijn anti-belastingontwijking dienen overigens om belastingontwijking tegen te gaan. Daarmee dragen de voorstellen bij aan een gezonde interne markt met een eerlijk en efficiënt bedrijfsbelastingstelsel dat is gebaseerd op het uitgangspunt dat bedrijven belasting moeten betalen in het land waar de waarde wordt gecreëerd. In dat opzicht verwacht het kabinet dat de Commissievoorstellen kunnen bijdragen aan een bevordering van de welvaart.

De leden van de fractie van het CDA vragen of een EU-voorzitter als honest broker niet zou moeten aansturen op een impact assessment voor het Pakket anti-belastingontwijking, wanneer een belangrijke minderheid van lidstaten hierom vraagt. Een aantal lidstaten heeft gevraagd om een impact assessment van met name het voorstel voor de richtlijn anti-belastingontwijking. Een groot aantal lidstaten heeft echter aangegeven ook snelheid te willen maken met de bespreking van het voorstel voor de richtlijn anti-belastingontwijking, teneinde snel tot een akkoord te komen. De Commissie heeft beargumenteerd waarom een impact assessment in haar ogen niet noodzakelijk is. Dit constaterende heeft Nederland het richtlijnvoorstel geagendeerd en zet het in op een politiek akkoord tijdens het Nederlandse voorzitterschap. Overigens heb ik, mede namens de Minister van Financiën, in mijn brief van 24 maart jl. in reactie op de motie-Neppérus c.s.25 aangegeven dat wanneer een finaal voorstel nog steeds een ongewijzigde switch-overbepaling bevat die de Nederlandse deelnemingsvrijstelling raakt, Nederland zal aandringen op een impact assessment als voorwaarde voor een akkoord.

Belastingsoevereiniteit

De leden van de fractie van de VVD vragen om een reactie op de angst in de private sector dat Nederland zijn soevereiniteit verliest bij het afsluiten van verdragen. Met betrekking tot het afsluiten van verdragen ter voorkoming van dubbele belasting is volgens mij geen discussie mogelijk over het feit dat het afsluiten van verdragen tot de bevoegdheden van de lidstaten behoort, maar dat zij zich daarbij hebben te houden aan de verplichtingen die voortvloeien uit het EU-recht.

De leden van de fractie van de VVD vragen hoe de regering denkt de belastingsoevereiniteit van Nederland op het terrein van de directe belastingen te behouden. Daarnaast vragen zij hoe Nederland zijn belastingsoevereiniteit onder de C(C)CTB denkt te handhaven. Voor het kabinet staat het unanimiteitsvereiste bij fiscale voorstellen buiten twijfel. Dat neemt niet weg dat ik, zoals eerder aangegeven26, van mening ben dat in internationaal verband actief moet worden gewerkt aan het tegengaan van grondslagerosie, door op kritieke punten – daar waar verschillen tussen stelsels worden misbruikt – tot harmonisatie te komen, zonder dat daarmee een volledige grondslagharmonisatie wordt beoogd. Dit betekent niet méér bevoegdheden op het gebied van de vennootschapsbelasting naar Brussel, maar wel de inzet om door middel van de richtlijn anti-belastingontwijking te komen tot bindende maatregelen gericht tegen belastingontwijking. Het kabinet zal, zoals gebruikelijk toekomstige (richtlijn)voorstellen van de Commissie op het terrein van directe belastingen nauwkeurig toetsen aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Dit geldt ook voor eventuele nieuwe voorstellen voor de C(C)CTB.

Winstgeneratoren

De leden van de fractie van de VVD vragen of de regering van oordeel is dat het criterium van winsten genereren en waarde creëren uiteindelijk een redelijk vaag transfer pricing-criterium is dat aanleiding kan geven tot kostbare en slepende disputen tussen belastingplichtigen en belastingdiensten alsmede tussen belastingautoriteiten onderling. Tevens vragen zij zich af of dit verschil tussen waardetoekenning aan productie en consumptie verduidelijking verdient onder de BEPS- en ATAP-projecten27. Doel van het BEPS-project28 van OESO/G20 was om het resultaat van transfer pricing in overeenstemming te brengen met de waardecreatie binnen een multinationale onderneming. Met andere woorden, winst belasten daar waar waarde wordt gecreëerd. Omdat winsten van ongelieerde ondernemingen afhankelijk zijn van de door die ondernemingen verrichte functies, de daarmee gepaard gaande risico’s en de door hen gebruikte activa, zijn deze criteria ook leidend bij de allocatie van de winst van een multinationale onderneming aan de verschillende onderdelen daarvan. De regering is niet van oordeel dat deze criteria vaag zijn. Wel is in het verleden gebleken dat de transfer pricing guidelines kwetsbaar waren voor manipulatie. De OESO heeft daarom, met het oog op de doelstellingen van het BEPS-project, haar transfer pricing guidelines met name op het gebied van het vaststellen van de feitelijke functionaliteit, de allocatie van risico’s en het bepalen van de vergoeding voor gebruikte activa verduidelijkt en aangescherpt. Natuurlijk kan een verschil van inzicht ten aanzien van de interpretatie van de transfer pricing guidelines tot discussies leiden die kostbaar en langdurig kunnen zijn. De verwachting is echter dat de vernieuwde guidelines, waarin belangrijke onderwerpen zoals risicoallocatie en de gerechtigheid tot opbrengsten uit immateriële activa duidelijker zijn uitgewerkt, een bijdrage zullen leveren aan een snellere afronding van deze discussies. Daarnaast is de OESO ook druk bezig om het proces van ongedaan maken van dubbele heffing als gevolg van transfer pricing correcties soepeler en sneller te laten verlopen.

De OESO kent als winstgeneratoren functionaliteit, het dragen van risico’s en het gebruik/beschikbaar stellen van activa. Consumptie is in dit kader geen winstgenerator, maar een resultante van binnen een multinationale onderneming uitgeoefende functies (bijvoorbeeld inkoop, R&D, productie en verkoop). Toedeling van de winst op basis van de verhouding in consumptie/omzet tussen verschillende jurisdicties/gebieden is een vorm van global formulary apportionment, een methode die door de OESO wordt afgewezen. Verdeling van de winst van een multinationale onderneming op basis van de gerealiseerde omzet zou ook onvoldoende recht doen aan functies binnen die onderneming anders dan de verkoopfunctie. Zo zou in dat geval geen belang worden gehecht aan bijvoorbeeld de ontwikkeling, verbetering en het onderhoud van immateriële activa, die vaak een zeer belangrijke rol in de waardecreatie vervullen.

Onderhandelingspositie

De leden van de fractie van het CDA vragen welke onderhandelingspositie in Brussel wordt ingenomen, rekening houdend met de tien moties die door de Tweede Kamer op 22 en 29 maart jl. zijn aangenomen en hoe het Nederlandse voorzitterschap de motie-Omtzigt29 gaat uitvoeren. Zoals is opgemerkt in de brief van de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer van 24 maart jl.30 over de positiebepaling in de Raad van de EU tijdens het voorzitterschap van de Raad zal Nederland waar nodig in de besprekingen de nationale standpunten kenbaar maken. Hierin worden de door de Tweede Kamer aangenomen moties meegenomen. De precieze manier waarop het kabinet recht zal doen aan deze moties en hoe dit in de besprekingen wordt ingebracht, is steeds afhankelijk van het verloop van de onderhandelingen. In mijn brief aan de Tweede Kamer van 15 april 201631 heb ik in reactie op de motie-Omtzigt, waarin de Tweede Kamer de regering verzoekt over het Pakket anti-belastingontwijking expliciet standpunten in te nemen op alle onderdelen en die op korte termijn met de Kamer te delen, aangegeven dat het standpunt van het kabinet over alle onderdelen van het Pakket anti-belastingontwijking is neergelegd in het BNC-fiche dat hierover is opgesteld.32 Ik heb de inhoud nader toegelicht tijdens het algemeen overleg in de Tweede Kamer op 10 maart jl.33 en tijdens het voortgezet algemeen overleg in de Tweede Kamer op 22 maart jl.

Wensen Commissie

De leden van de fractie van het CDA vragen welk standpunt het kabinet uiteindelijk gaat innemen ten aanzien van de drie niet BEPS-voorstellen in het richtlijnvoorstel anti-belastingontwijking: de switch-overbepaling, de algemene antimisbruikregel en de exitheffing. In mijn brief aan de Tweede Kamer van 15 april jl.34 heb ik met verwijzing naar het BNC-fiche over het Pakket anti-belastingontwijking aangegeven, dat het Nederlandse belastingstelsel al een exitheffing en een algemene antimisbruikregel (in de vorm van het leerstuk fraus legis) kent. Nederland ziet daarom geen overwegende bezwaren tegen het richtlijnvoorstel op deze twee terreinen. Ook in de Raad bestaat een breed draagvlak voor deze maatregelen. Met betrekking tot het derde niet-BEPS-voorstel, de switch-overbepaling, heeft niet alleen Nederland bezwaren; ook het draagvlak bij andere lidstaten is hiervoor beperkt.

Positie andere EU-landen

De leden van de fractie van het CDA vragen of de regering een actueel overzicht kan geven over de positie die de andere lidstaten innemen ter zake van de zes voorstellen uit het richtlijnvoorstel anti-belastingontwijking. Graag verwijs ik hiervoor naar de brief die ik in antwoord op de vragen over het Pakket anti-belastingontwijking op 29 april jl. naar de Tweede Kamer heb gestuurd en waarvan ik u een afschrift aan uw Kamer heb gestuurd.

LOB-bepaling

De leden van de fractie van het CDA vragen hoe andere EU-lidstaten staan tegenover het gebruik maken van een LOB-bepaling (Limitation on Benefits). Bij de regering zijn geen specifieke standpunten bekend van andere EU-lidstaten over het al dan niet gebruik maken van een LOB-bepaling in (af te sluiten) belastingverdragen van die landen. Het algemene beeld is dat EU-lidstaten niet geneigd zijn om LOB-bepalingen op te nemen. Dit blijkt ook uit de huidige belastingverdragen die EU-lidstaten hebben afgesloten. De verdragen die een LOB-bepaling bevatten, betreffen verdragen tussen een EU-lidstaat en de VS/Japan. Volledigheidshalve merk ik nog op dat het verdrag tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk geen LOB-bepaling bevat, maar in diverse artikelen een zogeheten main purpose test hanteert.

Openbaarheid

De leden van de fractie van de PvdA vragen of ik het met hen eens ben dat bedrijven ontmoedigd moeten worden hun winsten weg te sluizen via slinkse constructies en welke consequenties ik daaraan verbind. Ik ben het met deze leden eens dat structuren waarmee winsten op kunstmatige wijze worden toegerekend aan laag belastende jurisdicties moeten worden bestreden. Winsten moeten daar belast worden waar waarde wordt gecreëerd. Daarom werkt Nederland vanaf de start actief mee aan het BEPS-project van OESO/G20 en zet Nederland zich als voorzitter voor in om nog onder het Nederlandse voorzitterschap overeenstemming te bereiken over een Europese richtlijn tegen belastingontwijking. In internationaal verband en met bindende afspraken kan dit probleem opgelost worden.

De leden van de fractie van de PvdA vragen of bedrijven verplicht dienen te worden om per land hun winsten en belastingafdrachten openbaar te maken en tot welke acties dit zou moeten leiden. Nederland heeft steeds het belang onderstreept van het tegengaan van agressieve fiscale planning door grote of beursgenoteerde (internationaal opererende) ondernemingen, omdat dit leidt tot erosie van belastinggrondslagen. Aan dit belang kan onder meer country-by-country reporting over belastingbetalingen in de landen waar deze ondernemingen actief zijn, bijdragen. Nederland heeft dan ook steeds volop steun gegeven aan internationale initiatieven tot bevordering van transparantie door middel van belastingrapportages. Daarbij heeft Nederland wel aandacht voor de mogelijk negatieve economische consequenties van publieke beschikbaarheid van deze informatie, de verhouding tot andere transparantieverplichtingen en de uitvoerbaarheid van de verplichtingen. Het recente voorstel van de Commissie voor publieke country-by-country reporting en de bijbehorende impact assessment worden nu door het kabinet bestudeerd. Het kabinet zal binnen afzienbare tijd het BNC-fiche met daarin zijn beoordeling van het voorstel en de Nederlandse inzet ten aanzien van dat voorstel aan het parlement sturen.

Zwarte lijst van belastingparadijzen

De leden van de fractie van de PvdA vragen of ik met hen en de Commissie voorstander ben van een zwarte lijst van belastingparadijzen om aan dubbele niet-belasting een einde te maken en welke consequenties ik daaraan verbind. De publicaties over de Panama Papers suggereren dat het daar vooral gaat om belastingfraude en witwassen. Een zwarte lijst kan een stimulerende werking hebben voor landen die op deze lijst staan om zich te committeren aan de internationale standaarden. Hierbij zou ik willen refereren aan de Common Reporting Standard (hierna: CRS), de mondiale standaard voor het automatisch

uitwisselen van financiële gegevens die door de OESO is ontwikkeld. Het is nog maar de vraag of een zwarte lijst in combinatie met sancties het wegsluizen van geld echt onaantrekkelijker maakt, omdat sancties meer gericht zijn tegen belastingontwijking dan tegen belastingfraude. De lijst zou wel goed kunnen werken tegen belastingfraude als deze gepaard gaat met flankerende maatregelen die inzetten op meer transparantie op het gebied van financiële gegevens en uiteindelijk belanghebbenden.

Bedrijven vs. huishoudens

De leden van de PvdA verwijzen naar cijfers van het CBS uit 2013. Hieruit blijkt dat de door bedrijven betaalde inkomensoverdrachten daalden tussen 2001 en 2013 en dat huishoudens in dezelfde periode een groter gedeelte van hun inkomen zijn gaan overdragen. De leden van de PvdA vragen hoe het kabinet deze trend beoordeelt. De belastinginkomsten en de verdeling tussen de opbrengsten van bedrijven en huishoudens variëren van jaar tot jaar. Belastingontvangsten zijn allereerst gerelateerd aan de economische groei. Daarbij is ook de samenstelling van de groei relevant. Elke belastingsoort kent immers een eigen belastinggrondslag. Daarnaast beïnvloeden beleidsmaatregelen de hoogte van de inkomensoverdrachten van bedrijven en huishoudens en daarmee ook de verhouding tussen deze overdrachten. Voor de per saldo betaalde inkomensoverdrachten door bedrijven is met name de vennootschapsbelasting (hierna: vpb) van belang, zoals CBS aangeeft. De vpb is een van de meest conjunctuurgevoelige belastingen, omdat winsten van bedrijven sterk gerelateerd zijn aan de conjunctuur. De economische crisis in 2009 had dan ook direct een fors effect op vpb-ontvangsten: in 2009 zijn de vpb-ontvangsten ten opzichte van 2008 met maar liefst een derde afgenomen. Tot aan 2013 bleven de vpb-ontvangsten op dit lage niveau van 2009 bewegen, in lijn met de lage economische groei en de opgebouwde verliesvoorraden. De vpb-ontvangsten laten na 2013 overigens weer een opgaande trend zien, in lijn met de conjunctuur, waardoor de overdrachten per saldo toenemen. Vanwege de kredietcrisis is na 2008 een aantal tijdelijke lastenverlichtende beleidsmaatregelen voor bedrijven genomen om de economie te stimuleren, zoals de maatregel tijdelijke willekeurige afschrijving. Dit zorgde voor tijdelijke lagere ontvangsten in de periode 2009–2013. Verder is er na 2001 sprake geweest van lastenverlichting voor bedrijven in de vorm van tariefsverlagingen die deels samengegaan zijn met grondslagverbreding. Dit heeft geresulteerd in lagere vpb-ontvangsten. Zie ook de brief «analyse Vpb-opbrengsten 2000–2011»35 die ik begin 2015 naar de Tweede Kamer heb verstuurd. De door huishoudens betaalde inkomensoverdrachten, waarvan de loon- en inkomstenbelasting de belangrijkste is, is veel minder conjunctuurgevoelig. De ontvangsten uit de inkomstenbelasting namen in 2009 zelfs nog toe. Dit vanwege een positieve loonontwikkeling in 2009 en omdat de werkgelegenheid direct na de intrede van de crisis in 2009 nog redelijk op peil bleef. Het aandeel van de ontvangsten uit de loon- en inkomstenbelasting steeg dus in 2009 terwijl het aandeel van de ontvangsten uit de vpb sterk afnam. In 2012 en 2013 nam de werkloosheid flink toe en was er sprake van een beperkte loonontwikkeling, zodat de endogene (beleidsarme) ontwikkeling van deze ontvangsten daarna weer afnam. Beleidsmaatregelen in 2013 – om de begroting weer op orde te krijgen – zorgden ervoor dat het aandeel van de ontvangsten uit de loon – en inkomensheffing niet afnam. Tevens spelen andere beleidsmutaties zoals veranderingen in het zorgstelsel (in 2006) mee. Dit zorgde voor hogere collectieve en lagere private zorgpremies. Private zorgpremies tellen – anders dan collectieve zorgpremies – niet mee als collectieve lasten op arbeid. Per saldo zorgden economische en beleidsmatige ontwikkelingen ervoor dat betaalde inkomensafdrachten door bedrijven zijn afgenomen in de periode 2001–2013 en die door huishoudens zijn toegenomen. Zoals bekend heeft het kabinet in 2016 de lasten op arbeid verlaagd middels het 5-miljardpakket bij het Belastingplan 2016. Dit valt na de periode die het onderzoek van het CBS beslaat.

SOMO-onderzoek

De leden van de fractie van de PvdA vragen om een appreciatie van de aanbevelingen uit een SOMO onderzoek genoemd «Grote Bedrijven, Kleine Lasten». SOMO formuleert, kort weergegeven, drie aanbevelingen:

  • Zorg voor een eerlijk belastingbeleid voor multinationale bedrijven;

  • Onderneem actie tegen belastingconcurrentie en winstverschuiving;

  • Creëer meer financiële transparantie.

De aanbevelingen die SOMO doet, zie ik als een ondersteuning van het kabinetsbeleid, waarbij Nederland zich inzet om in internationaal verband bindende afspraken te maken die er toe leiden dat winst daar belast wordt waar waarde wordt gecreëerd. In het kabinetsbeleid neemt de inspanning om meer transparantie te bevorderen een belangrijke plaats in.

De leden van de fractie van de PvdA geven aan dat uit de Panama papers blijkt dat veel geld wordt weggesluisd naar belastingparadijzen en tot welke acties dit noopt. De informatie die naar aanleiding van de Panama Papers wordt gepubliceerd, wordt door de Belastingdienst onderzocht. Het is nog te vroeg om conclusies te trekken. Nederland onderschrijft het belang van EU- en wereldwijde initiatieven op het gebied van belastingontduiking en -fraude. Een goed voorbeeld is de steun van Nederland voor de zogenoemde G5 pilot voor het automatisch uitwisselen van UBO-gegevens.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Zie dossier E160005 op www.europapoort.nl

X Noot
2

Samenstelling: Elzinga (SP), Ten Hoeve (OSF), Knip (VVD), Backer (D66), Ester (CU), De Grave (VVD) (voorzitter), Hoekstra (CDA) (vice-voorzitter), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Van Apeldoorn (SP), Dercksen (PVV), Van Kesteren (CDA), Knapen (CDA), Köhler (SP), Prast (D66), Van Rij (CDA), Rinnooy Kan (D66), Van Rooijen (50PLUS), Schalk (SGP), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), Vreeman (PvdA)

X Noot
3

COM(2016)26; zie voor de behandeling in de Eerste Kamer Edossier met nummer E160005 op www.europapoort.nl.

X Noot
4

COM(2016)25; zie voor de behandeling in de Eerste Kamer Edossier met nummer E160004 op www.europapoort.nl.

X Noot
5

COM(2016)26; zie voor de behandeling in de Eerste Kamer Edossier met nummer E160005 op www.europapoort.nl.

X Noot
6

COM(2016)25; zie voor de behandeling in de Eerste Kamer Edossier met nummer E160004 op www.europapoort.nl.

X Noot
7

Kamerstuk II 2015–2016, 22 112, 2065.

X Noot
8

Kamerstuk II 2015–2016, 22 112, 2071.

X Noot
9

De intergouvernementele organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).

X Noot
11

Kamerstuk II 2015–2016, 22 112, 2097.

X Noot
12

Kamerstuk II 2015–2016, 22 112, 2105.

X Noot
13

Kamerstuk II 2015–2016, 22 112, 2198.

X Noot
14

Zie «het krachtenveld», pagina 10.

X Noot
15

Zie bijgevoegde bijlage I onder griffienummer 159054.01; The Swedish Parliamentary Committee on Taxation is of the opinion that EU-proposals on Tax Avoidance are in conflict with the principle of subsidiarity.

X Noot
17

SOMO, Grote Bedrijven, Kleine Lasten; Een onderzoek naar de effectieve belastingdruk

voor grote Nederlandse bedrijven, Indra Römgens & Vincent Kiezebrinkhttp, maart 2016. http://www.somo.nl/publications-nl/Publication_4282/

X Noot
18

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 159054.02

X Noot
19

Kenmerk 2016–0000028978 (nog geen Kamernummer beschikbaar).

X Noot
20

Kamerstukken II 2014/15, 31 166, nr. 6.

X Noot
21

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2088.

X Noot
22

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken die de werking van de interne markt rechtstreeks schaden (COM (2016) 26).

X Noot
23

Kamerstukken II 2015/16, 34 302, nr. 73.

X Noot
24

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2087.

X Noot
25

Brief van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens de Minister van Financiën, van 24 maart 2016 over VAO ATAP-voorstellen 22/3/2016: motie leden Neppérus, Omtzigt en Dijkgraaf.

X Noot
26

Onder meer Kamerstukken II 2014/15, 21 501-07, nr. 1281.

X Noot
27

ATAP: het Pakket anti-belastingontwijking.

X Noot
28

BEPS: Base Erosion and Profit Shifting.

X Noot
29

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2097.

X Noot
30

Kenmerk PMPMPM (nog geen Kamernummer beschikbaar).

X Noot
31

Kamerstukken II 2015/16, 34 418, nr. 2.

X Noot
32

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2071.

X Noot
33

Kamerstukken II 2015/16, 22 112, nr. 2108.

X Noot
34

Kamerstukken II 2015/16, 34 418, nr. 2.

X Noot
35

Kamerstukken II 2014/15, 31 369, nr. 11.

Naar boven