34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet

Nr. 15 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 april 2016

In deze brief informeer ik de Kamer over de arbeidsondersteuning aan jongeren met een arbeidsbeperking naar aanleiding van een verzoek van mevrouw Voortman (GroenLinks) tijdens het AO Participatiewet op 16 maart 2016 en tijdens het daaropvolgend VAO (Handelingen II 2015/16, nr. 68, item 4). Ook ga ik in op de motie van de leden Kerstens en Nijkerken-De Haan waarin de regering wordt verzocht gemeenten te stimuleren met uitkeringsgerechtigden een individueel plan van aanpak op te stellen. Daarnaast maak ik van de gelegenheid gebruik u te informeren over enkele ontwikkelingen ten aanzien van de vereenvoudiging van de werkprocessen matching en de experimenten in de Participatiewet. Bij deze brief bied ik u tevens, mede namens de Minister, de UWV-monitor Arbeidsparticipatie (inclusief bijlage werkgeversdienstverlening) aan.

Ondersteuning van jongeren met een arbeidsbeperking

Mevrouw Voortman heeft tijdens het AO Participatiewet op 16 maart 2016 en tijdens het daaropvolgend VAO op 23 maart aandacht gevraagd voor de positie van jongeren met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Dit betreft vooral jongeren die voor de invoering van de Participatiewet veelal voor een Wajong-uitkering in aanmerking zouden komen en nu onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten vallen. Ik heb tijdens het VAO van 23 maart jongstleden toegezegd uw Kamer te informeren over hoe gemeenten omgaan met jongeren met een arbeidsbeperking die geen toegang hebben tot de Wajong 2015, en die vallen onder de doelgroep van de Participatiewet. Met deze brief geef ik gevolg aan deze toezegging. Ook kom ik daarmee tegemoet aan de motie van 1 juli 2015 van mevrouw Voortman waarin zij de regering verzoekt inzichtelijk te maken hoe gemeenten met de nieuwe doelgroep omgaan vanaf het moment dat zij zich melden en of zij voldoende instrumenten hebben om deze jongeren vanaf de dag dat zij zich melden, te helpen, en de Kamer daarover te informeren.1

Met de invoering van de Participatiewet zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor jonggehandicapten met arbeidsvermogen. Via diverse monitors en onderzoeken, onder andere volgend uit de monitoring en evaluatie van de Participatiewet, wordt de ontwikkeling van deze jonge mensen gevolgd. Waar nodig neem ik op basis daarvan in overleg met partijen actie.

Uit het ervaringsonderzoek onder gemeenten in het kader van de monitoring en evaluatie van de Participatiewet2, gehouden in de eerste helft 2015, blijkt dat gemeenten druk doende zijn om het beleid inzake de Participatiewet voor de nieuwe doelgroep verder uit te werken en tot uitvoering te brengen.3 In de eerste helft van 2015 hadden gemeenten nog nauwelijks concrete ervaring opgedaan met het begeleiden van de nieuwe doelgroep, omdat de instroom van de nieuwe doelgroep vanaf 2015 geleidelijk plaatsvindt. Wel zijn in alle regio’s de zogenoemde scholingsnetwerken van UWV overgedragen aan de gemeenten om deze doelgroep in beeld te krijgen. Ruim vier op de vijf gemeenten waren in de eerste helft van 2015 in gesprek met de scholen voor VSO/PrO om de jongeren te bereiken en een sluitende overstap van school naar werk te realiseren. Gemeenten verwachten positieve effecten van de samenwerking met de VSO/PrO scholen. Voor het kennen en herkennen van de doelgroep maken gemeenten ook gebruik van de kennis van onder andere de sw-bedrijven, UWV en MEE.

Er zijn veel initiatieven gericht op het ondersteunen van de gemeenten om de nieuwe doelgroep in beeld te krijgen en naar werk te begeleiden. Zo heb ik in mijn brief van 8 mei 2015 aan de Kamer bericht over bestuurlijke afspraken om de werkprocessen rond de beoordeling van de banenafspraak te stroomlijnen. Als gevolg hiervan kunnen leerlingen van het VSO nu zonder een beoordeling door UWV worden opgenomen in het doelgroepregister banenafspraak. Leerlingen uit het PrO-onderwijs kunnen direct een aanvraag indienen bij UWV voor de beoordeling van de banenafspraak. Daarnaast is afgesproken dat de uitkomst van de beoordeling arbeidsvermogen door UWV wordt teruggekoppeld aan de gemeenten.

De Programmaraad heeft in juni 2015 bijeenkomsten in het land georganiseerd voor partijen in de regio over de overdracht van de scholingsnetwerken naar gemeenten. Ook heeft de Programmaraad acht good practices gebundeld van de aanpak rond de doelgroep van schoolverlaters uit het VSO en PrO (waarvan onderstaande good practice van de aanpak in Zutphen en Lochem er één is). Daarnaast kunnen door de arbeidsmarktregio’s ESF-middelen ingezet worden voor de ondersteuning bij arbeidstoeleiding van (ex)leerlingen van het VSO en PrO (bijvoorbeeld stagebegeleiding en leerwerkplaatsen). Alle arbeidsmarktregio’s zijn in 2014 of begin 2015 een tweejarig project gestart. Het totaal beschikbare ESF-budget van 35 miljoen voor de periode 2014–2016 is geheel aangevraagd en door het Agentschap SZW toegekend. Vanaf mei 2016 gaat een tweede aanvraagronde open voor de arbeidsmarktregio’s die hun eerste project hebben afgerond. In totaal is voor de periode 2016–2018 een ESF-budget van 50 miljoen beschikbaar.

Good practice: aanpak VSO/PrO in Zutphen en Lochem via Het Plein

Het Plein is een gemeenschappelijke regeling van de sociale diensten voor de gemeenten Zutphen en Lochem in samenwerking met het SW bedrijf Delta. Vanuit Het Plein wordt de sluitende aanpak voor schoolverlaters van VSO en PrO geregisseerd. De Vso- en PrO-leerlingen worden via een stage naar betaald werk begeleid. Gedurende deze stage wordt gewerkt met het methodisch instrument Dariuz waardoor de ontwikkeling van de leerling goed in beeld is. De docenten zijn via Delta opgeleid om ook te mogen werken met dit instrument waardoor beide partijen dezelfde taal spreken. Gedurende het schooljaar zijn er meerdere overlegmomenten waarin de uitstroomleerlingen worden besproken. Op deze manier is inzichtelijk welke leerlingen gaan uitstromen en wat er nog voor de leerling gedaan moet werken (denk aan aanvraag doelgroepenregister). De scholen hebben uitgebreide netwerken met werkgevers. Waar het nodig is om tot een arbeidsovereenkomst te komen worden loonkostensubsidie (LKS) en begeleiding voor leerlingen ingezet, ook voor 18-minners. Via een warme overdracht worden leerlingen overgedragen aan de consulent van de gemeente.

Het proces van implementatie is nog in volle gang. Cijfers zijn daarom nog beperkt. De meest actuele CBS-cijfers maken duidelijk dat het aantal jongeren onder 27 jaar in de bijstand in eind 2015 ten opzichte van eind 2014 is gegroeid met 4 duizend tot 42 duizend. Deze jongeren vormen ca. 9 procent van het totale bijstandbestand. Het aantal jeugdige bijstandsontvangers was eind 2014 nagenoeg gelijk ten opzichte van eind 2013. De stijging van het aantal jongeren onder 27 jaar met bijstand komt voor een deel door de instroom van jongeren die gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn, volgens het CBS naar schatting zo’n 2 à 3 duizend. Bijna 21 duizend jongeren hadden eind 2015 een re-integratievoorziening. Dit is ca. 13 procent van het totaal aantal re-integratievoorzieningen dat door gemeenten eind 2015 werd ingezet. Van de re-integratievoorzieningen die aan het einde van het tweede kwartaal 2015 zijn toegekend aan jongeren tot 27 jaar, is in 36 procent van de gevallen waarbij de voorziening beëindigd werd, gestart met een baan. 310 jongeren onder de 27 jaar hebben eind 2015 een loonkostensubsidie Participatiewet. Dit is ca. 25 procent van het totaal aantal toegepaste loonkostensubsidies Participatiewet. Dit aantal is op zich nog beperkt. Uit de eerste ervaringsonderzoeken onder gemeenten blijkt wel dat gemeenten aangeven hoge verwachtingen te hebben van het instrument loonkostensubsidie en dat 98 procent van de gemeenten het instrument loonkostensubsidie wil gaan inzetten.

De Inspectie SZW rondt binnenkort de rapportage «De weg naar extra banen» af. Daarin onderzoekt zij de wijze van toeleiding, de indicatie en de ondersteuning naar extra banen van de nieuwe instroom van mensen in de Participatiewet die niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. De nadruk ligt op jongeren die de VSO- en PrO-scholen verlaten. Daarbij kijkt de Inspectie vooral naar de start van de begeleiding en het beleid van gemeenten ten aanzien van de inzet van voorzieningen. Deze studie is verricht in 10 regio’s in de periode van augustus 2015 tot november 2015 en geeft daarmee een kwalitatieve beschrijving. Zodra ik het rapport van de Inspectie heb zal ik het naar de Kamer sturen.

In aansluiting hierop heb ik de Inspectie SZW gevraagd op korte termijn opnieuw onderzoek te doen naar de vraag of de gemeenten de jongeren met een arbeidsbeperking in beeld hebben en of zij deze groep actief oppakken. De Inspectie zal ook onderzoeken of gemeenten in hun beleid en in hun praktijk voorzien in een brede ondersteuning voor deze nieuwe doelgroep. Dit onderzoek zal in het najaar van 2016 opgeleverd worden.

De nieuwe doelgroep van de Participatiewet blijft een belangrijk aandachtspunt in de vervolgmeting van de ervaringsonderzoeken. De vervolgmetingen in 2017 en 2019 monitoren de groep jonggehandicapten met arbeidsvermogen en brengen in kaart hoe zij ondersteund worden bij het vinden van werk. De eerste vervolgmeting wordt uitgevoerd in de eerste helft van 2017. Over de resultaten hiervan wordt u in het najaar van 2017 geïnformeerd. In 2019 zal SCP de eindevaluatie Participatiewet opleveren. Deze evaluatie biedt onder andere inzicht in de effecten van de wet voor de verschillende groepen, zoals de nieuwe doelgroep jonggehandicapten.

In het najaar van 2018 wordt u ook geïnformeerd over de eerste voorlopige resultaten van het onderzoek naar de voormalig Wajongers dat uitgevoerd wordt door SEO Economisch Onderzoek en gefinancierd wordt door Instituut GAK. In 2019 levert SEO Economisch Onderzoek de definitieve rapportage op waarin de kenmerken van en arbeidsondersteuning aan Wajongers ingestroomd in 2014 en de jonggehandicapten ingestroomd in de Participatiewet in 2015 worden vergeleken. Dit onderzoek bestaat zowel uit een kwantitatief als een kwalitatief deel waarin het beleid van gemeenten om de nieuwe doelgroep naar werk te begeleiden in kaart wordt gebracht.

Zoals u weet vind ik het aan het werk helpen van jongeren met een arbeidsbeperking een zeer belangrijk thema. Het is voor iedereen belangrijk om bij te kunnen dragen aan de samenleving, en in het bijzonder voor deze groep. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeenten om deze nieuwe doelgroep in beeld te krijgen en te begeleiden naar werk. Ik doe een beroep op de gemeenten om deze verantwoordelijkheid te nemen en deze jongeren waar nodig, door middel van maatwerk en met inzet van de nieuwe instrumenten die de Participatiewet biedt, direct na hun schoolperiode te ondersteunen bij het vinden van werk. Om de gemeenten hierbij nog beter te ondersteunen heb ik de Programmaraad gevraagd om een nieuwe voorlichtingsronde te organiseren rondom de arbeidstoeleiding van jongeren met een arbeidsbeperking. Deze ronde, voor gemeenten en pro/vso scholen, vindt de tweede helft van juni plaats. Ook zal de Programmaraad best practices verspreiden.

Motie Kerstens en Nijkerken-De Haan

Bij de begrotingsbehandeling SZW voor het jaar 2016 is een motie door de leden Kerstens en Nijkerken-De Haan ingediend (Kamerstuk 34 300, nr. 43), waarin de regering wordt verzocht gemeenten te stimuleren dat met uitkeringsgerechtigden een individueel plan van aanpak wordt opgesteld.

In de overwegingen van de motie wordt gesteld dat de gemeente haar inwoners het beste kent en dus in staat moet zijn maatwerk te leveren en dat rekening moet worden gehouden met persoonlijke omstandigheden. Ik ben het zeer eens met de stellers van de motie dat gemeenten hun bestand moeten kennen zodat zij maatwerk kunnen leveren en mensen optimaal kunnen ondersteunen. Helaas is dit bij nog niet alle gemeenten het geval. Ik vind dat ernstig. Juist met de decentralisaties hebben gemeenten meer verantwoordelijkheid gekregen om mensen integraal en op maat te ondersteunen. Daarvoor is het noodzakelijk dat mensen in beeld zijn. Anders schrijven we mensen af en dat is niet de samenleving die ik voorsta.

Ik stimuleer4 dat gemeenten de meest passende en effectieve vorm van ondersteuning inzetten, afhankelijk van de afstand tot de arbeidsmarkt van de desbetreffende persoon. Gemeenten hebben daarvoor een veelheid aan instrumenten beschikbaar. Een individueel plan van aanpak is één van de instrumenten die een gemeente daarbij kan inzetten. Het is aan gemeenten om hier de invulling aan te geven. Het gaat erom dat de dienstverlening die wordt geboden, aansluit bij de individuele mogelijkheden en belemmeringen.

In de Participatiewet bestaat voor jongeren tot 27 jaar de verplichting voor de gemeente om een plan van aanpak op te stellen. Naast afspraken over de invulling van de ondersteuning naar werk worden daarin ook opgenomen de verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling en de gevolgen van de niet-naleving daarvan. Ik zal, mede naar aanleiding van de motie, in de eerst komende bijeenkomst die ik heb met de wethouders van de centrumgemeenten van de 35 regio’s5 het belang van een goed zicht op de mensen in de Participatiewet onder de aandacht brengen en hen wijzen op de instrumenten die daarvoor kunnen worden ingezet, waaronder een individueel plan van aanpak.

Vereenvoudiging werkprocessen matching

Om het doel van de Participatiewet recht te blijven doen, is een heldere en goed werkende matchingsprocedure wenselijk. Om dit goed vast te houden, is het wenselijk dat alle betrokken partijen gezamenlijk kijken naar de ervaringen uit de praktijk. Ik heb u hier eerder over geïnformeerd6.

In aanvulling op de reeds in gang gezette acties is op 25 november 2015 in bestuurlijk overleg met de partijen in de Werkkamer afgesproken dat professionals van gemeenten en UWV, werkgevers en (private) bemiddelaars gezamenlijk werkprocessen onder de loep nemen. Het doel hierbij is om uit de praktijk te leren hoe tot een snellere en efficiëntere matching te komen tussen werkgevers en (potentiële) kandidaten met een beperking. Daarvoor worden de gezamenlijke werkprocessen onder de loep genomen: van het in beeld krijgen van (potentiële) kandidaten tot het daadwerkelijk plaatsen van mensen met een arbeidsbeperking, inclusief de inzet van re-integratie-instrumenten en de procedures daarbij.

Omdat (ex-)werkzoekenden beschikken over zinvolle praktijk- en belevingservaring(en), worden ook zij in het traject betrokken. Waar lopen zij tegen aan en in welke opzichten zien juist zij mogelijkheden voor versnelling en vereenvoudiging? De LCR heeft kenbaar gemaakt een landelijke en regionale rol te willen en kunnen vervullen. In drie arbeidsmarktregio’s gaat de uitvoering van het traject plaatsvinden.

Experimenten met de Participatiewet gericht op arbeidsinschakeling

Tijdens het VAO Participatiewet op 23 maart jl. heb ik toegezegd uw Kamer voor 1 mei 2016 te informeren over de stand van zaken van de experimenten met de Participatiewet. Na het meireces ga ik verder in overleg met de wethouders van de 4 initiatiefgemeenten (Groningen, Utrecht, Tilburg en Wageningen) over de totstandkoming van een AMvB om experimenten met de Participatiewet mogelijk te maken. Het doel van de experimenten is het onderzoeken van mogelijkheden om de Participatiewet doeltreffender uit te voeren. Na de bijeenkomst met de wethouders wil ik u graag verder informeren over de stand van zaken.

UWV Monitor Arbeidsparticipatie 2015

De UWV Monitor Arbeidsparticipatie beschrijft (nu voor de vierde keer) de ontwikkelingen in arbeidsdeelname van mensen met een arbeidsbeperking in de periode 2008 tot en met 2014. De focus in de rapportage ligt op de arbeidsparticipatie van drie groepen, te weten Wajongers, WGA-gerechtigden en personen die bij een WIA-aanvraag minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn bevonden (WIA 35-minners). De rapportage gaat in op het aan het werk zijn, aan het werk komen en blijven van mensen met een arbeidsbeperking.

Tenslotte

Ik zie dat gemeenten druk bezig zijn de Participatiewet in te richten en uit te voeren, ook in regionaal verband. Het is zaak om de goede voorbeelden actief te delen en ervaringslessen te verspreiden, zodat andere gemeenten hier hun voordeel mee kunnen doen. Ik blijf de ontwikkelingen volgen en zal als dat nodig is, in overleg met partijen actie ondernemen om gemeenten verder te ondersteunen. Gelijktijdig met deze brief ontvangt u ook een brief over de vereenvoudiging van de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Kamerstuk 30 545, nr. 171.

X Noot
2

Kamerstuk 33 566, nr. 65.

X Noot
3

Kamerstuk 34 352, nr. 1

X Noot
4

Ik ondersteun gemeenten en sociale diensten om effectiever en efficiënter te werken, onder andere via het programma Vakmanschap. In mijn brief van 9 november 2015 (Kamerstukken II, 28 719, nr. 94) ben ik onder meer ingegaan op de motie van dhr. Mulder (VVD), die vroeg om de professionaliteit van de gemeentelijke uitvoering te bevorderen en stevig onder de aandacht te brengen.

X Noot
5

Deze wethouders zijn de voorzitters van de arbeidsmarktregio’s.

X Noot
6

Kamerstuk 34 352, nr. 1.

Naar boven