34 302 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016)

Nr. B BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 september 2015

In relatie met uw Kamer zijn er diverse openstaande moties en toezeggingen op mijn beleidsterrein. Met deze brief geef ik graag aan hoe verschillende moties zijn uitgevoerd en geef ik gevolg aan diverse toezeggingen. Ook geef ik de stand van zaken aan met betrekking tot een toezegging waaraan momenteel gevolg wordt gegeven.

I Afgedane moties en toezeggingen

De onderstaande moties en toezeggingen beschouw ik als afgedaan.

Belastingplicht overheidsondernemingen

In mijn brief van 16 juni 20151 heb ik toegezegd u op de hoogte te houden van de voortgang van de gesprekken met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW) in het kader van de samenwerking vennootschapsbelasting lokale overheden (SVLO). Ik heb daarbij toegezegd in te gaan op de gezamenlijke producten die door de verschillende werkgroepen binnen het SVLO zijn voltooid. De SVLO heeft op dit moment de volgende producten voltooid:

  • Handreiking ten behoeve van de invoering van de vennootschapsbelasting.

  • Schema: Afbakening activiteiten met oplegnotitie.

  • Schema: Ondernemingstoets met oplegnotitie.

  • Notitie: Duurzame organisatie van kapitaal en arbeid.

  • Notitie: Deelname aan het economische verkeer.

  • Werkboek «Waterschap verkenning mogelijkheden clustering» met oplegnotitie.

  • Praktijkvoorbeeld: Declaraties aan derden.

  • Activiteitenlijst: Gemeenten met oplegnotitie.

Deze producten zijn op de websites van de Belastingdienst,2 de VNG, het IPO en de UvW terug te vinden. Begin december 2015 zal ik bezien of ik dit overzicht voor uw Kamer kan actualiseren.

Wenselijkheid van een bankenaandelenheffing

Ten tijde van de behandeling van de Wet bankenbelasting in 2011 hebben de leden van de fractie van de SP het idee aangedragen om de bankenbelasting te heffen in de vorm van bankaandelen. Destijds is door mijn ambtsvoorganger al aangegeven dat het kabinet sterke twijfels heeft over de wenselijkheid van dit voorstel. Wel is toegezegd terug te komen op de argumenten van deze leden met betrekking tot de wenselijkheid van een zogenoemde «bankenaandelenheffing».3 In het voorstel van de leden van de fractie van de SP zullen de banken nieuwe aandelen uitgeven aan de Staat. Gedachte hierbij is dat, door verwatering, de rekening bij de aandeelhouders komt te liggen en zodoende minder gevolgen heeft voor de kredietverlening dan de bankenbelasting.

Uit de brief van de Minister van Financiën van 18 december 2014 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal blijkt dat de huidige maatregelen, waaronder de bankenbelasting, niet in de weg staan aan een gezonde kredietverlening.4 Hiermee verkrijgt de vraagstelling van deze leden naar de mening van het kabinet vooral een theoretisch karakter.

Tijdens de parlementaire behandeling is door mijn ambtsvoorganger opgemerkt dat het (via een belasting) toe-eigenen van bankaandelen haaks staat op het kabinetsbeleid,5 dat beoogt de belangen in banken juist af te bouwen. Bovendien is het beleid om banken in de problemen zo veel mogelijk op private wijze af te wikkelen. Gezien het huidige kabinetsbeleid onderschijf ik de opmerking van mijn ambtsvoorganger. Voorts is tijdens de parlementaire behandeling door mijn ambtsvoorganger de verwachting uitgesproken dat het kabinet om dezelfde reden direct de ontvangen aandelen zal willen verkopen. Toen is ook aangegeven dat heffing in de vorm van aandelen ertoe leidt dat door prijsschommelingen de belastinginkomsten van een bankenaandelenheffing meer fluctueren dan van de bankenbelasting. Tevens is aangegeven dat het waarderen en contant maken van (niet beursgenoteerde) bankaandelen lastig is. Hiervoor zijn oplossingen aan te dragen, maar een bankenaandelenheffing zal in elk geval leiden tot extra werk in de uitvoering.6 Gezien het bovenstaande zal het kabinet de bankenaandelenheffing dan ook niet verder onderzoeken.

Belastinguitgaven

De motie Essers en Bröcker c.s. roept op tot het terugdringen van fiscaal instrumentalisme door:

  • 1. beleid te ontwikkelen om het aantal belastinguitgaven substantieel terug te dringen;

  • 2. nieuwe belastinguitgaven pas in te voeren nadat doel en noodzaak daarvan is aangetoond in combinatie met een ex ante evaluatie;

  • 3. de effectiviteit van deze maatregelen periodiek te monitoren en te evalueren; en

  • 4. de werkingsduur van nieuwe belastinguitgaven te koppelen aan een horizonbepaling.7

Om uitvoering te geven aan de motie heeft het kabinet, zoals aangegeven in de brief Keuzes voor een beter belastingstelsel,8 het verminderen van het aantal belastinguitgaven meegenomen in de oriëntatie naar een beter belastingstelsel. Tot op heden is echter gebleken dat er onvoldoende draagvlak is om het aantal belastinguitgaven substantieel terug te dringen. Desalniettemin zal het kabinet er naar blijven streven om het aantal belastinguitgaven terug te dringen om zo een eenvoudiger en meer effectief belastingstelsel tot stand te brengen. Zoals aangegeven in de kabinetsreactie op de brief van de Algemene Rekenkamer over Belastinguitgaven en milieueffecten9 onderschrijft het kabinet de noodzaak om belastinguitgaven goed te verantwoorden. Hierbij hoort naast budgettaire verantwoording een periodieke evaluatie van de belastinguitgaven. De budgettaire verantwoording vindt jaarlijks plaats in de Miljoenennota. Hierbij is tevens een planning opgenomen van de evaluaties. Zoals aangegeven in de genoemde brief beziet het kabinet eveneens bij het ontwerp van een beleidsinstrument in hoeverre een belastinguitgave een geschikt middel is om doeltreffend en doelmatig de beoogde doelen te bereiken, of dat er ook andere manieren van bekostiging zijn (ex ante evaluatie). Een nieuwe belastinguitgave behoeft een nadere onderbouwing in de memorie van toelichting. Voorts ondersteunt het kabinet het invoeren van horizonbepalingen voor nieuwe belastinguitgaven.

Vijfmiljardpakket

Naar aanleiding van het debat op 24 juni 2015 zijn keuzes gemaakt die zijn opgenomen in het pakket Belastingplan 2016 en in de brief Belastingplan 2016 die vandaag aan uw Kamer is gestuurd. Daarmee beschouw ik de hiermee samenhangende motie van Van Boxtel c.s.10 en uw brief van 17 juli 2015 (kenmerk 157311.02u) als afgedaan.

II Planning te behandelen moties en toezeggingen

In het kader van mijn streven om het aantal openstaande moties en toezeggingen beperkt te houden, geef ik in onderstaande passage een planning met betrekking tot de moties en toezeggingen die in het komende half jaar zullen worden afgedaan. Het betreft in dit geval de planning van één toezegging.

Rechtsbescherming van belastingplichtigen bij controlehandelingen van de fiscus

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Dezentjé Hamming-Bluemink en Crone dat heeft geleid tot de wet van 27 mei 2011, houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten ten behoeve van de rechtsbescherming van belastingplichtigen met betrekking tot de administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus (Stb. 2011, 265) op 12 april 2011 is door mijn ambtsvoorganger het volgende toegezegd: Wanneer de komende vier jaar blijkt dat de onderhavige wet en de middelen die de ontvanger ter beschikking staan onvoldoende verhinderen dat kwaadwillende belastingplichtigen door vertragingstechnieken middelen aan het zicht van de fiscus onttrekken of zelfs vertrekken, zal de regering onmiddellijk ingrijpen en de Kamers hierover informeren.11

Het onderzoek is inmiddels gestart en de verwachting is dat er in het vierde kwartaal wordt gerapporteerd. Het onderzoek richt zich op de doeltreffendheid van de hiervoor genoemde wet en de effecten van die wet in de praktijk (bedoelde en onbedoelde effecten). Het onderzoek omvat kwalitatief onderzoek onder belastingambtenaren, fiscale dienstverleners en belastingplichtigen, een literatuurstudie en wetsgeschiedenis- en jurisprudentieonderzoek. In het onderzoek zal ook worden ingegaan op eventuele vertragingstactieken van kwaadwillende belastingplichtigen.

Ik hoop met deze brief diverse moties en toezeggingen naar tevredenheid van uw Kamer af te hebben kunnen doen. Vanzelfsprekend ben ik graag bereid om – indien uw Kamer dit wenst – van gedachten te wisselen over de inhoud van deze brief.

De Staatssecretaris van Financiën, E. Wiebes


X Noot
1

Kamerstukken I 2014/15, 34 003, H.

X Noot
3

Handelingen I 2011/12, nr. 36, item 8, blz. 91 (toezeggingenregistratienummer T01581).

X Noot
4

Kamerstukken II 2014/15, 32 013, nr. 92.

X Noot
5

Kamerstukken I 2011/12, 33 121, D.

X Noot
6

Handelingen I 2011/12, nr. 35, item 3.

X Noot
7

Kamerstukken I 2013/14, 33 752, L.

X Noot
8

Kamerstukken II 2014/15, 32 140, nr. 5.

X Noot
9

Kamerstukken II 2014/15, 34 000, nr. 54.

X Noot
10

Kamerstukken I 2014/15, 34 002, H.

X Noot
11

Handelingen I 2010/11, nr. 24, item 6, blz. 24 (toezeggingenregistratienummer T01298).

Naar boven