34 300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2016

Nr. 135 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 maart 2016

Steeds meer toptalenten voelen zich uitgedaagd op school en steeds meer scholen streven naar onderwijs op maat voor hun toptalenten. Dat zijn de belangrijkste resultaten van de uitvoering van het Plan van Aanpak Toptalenten 2014–2018, waarover ik u in deze brief informeer. In 2014 vroeg ik met dit plan aandacht voor toptalenten in het funderend onderwijs. Meer dan de helft van hen verveelde zich vaak in de klas en uitblinken kreeg onvoldoende waardering.1 Vorig jaar werd al duidelijk dat er een cultuuromslag gaande was. De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) constateerde dat steeds meer scholen aanbod voor toptalenten organiseerden. Er is een netwerkstructuur ontstaan, waarin veel scholen kennis uitwisselen en de samenwerking zoeken met lerarenopleidingen en bedrijven. In de regelgeving creëerde ik meer ruimte voor flexibiliteit en maatwerk.2

Het eerste resultaat van deze inspanningen is nu zichtbaar. Steeds meer scholen streven naar onderwijs op maat voor leerlingen die meer aankunnen. Deze scholen hebben oog voor verschillen tussen leerlingen en talentontwikkeling. Zij zorgen voor meer differentiatie in de klas, voor stimulerend aanbod naast het curriculum, of trekken deskundigen aan die leerlingen meer uitdaging bieden. Alle leerlingen in de school hebben daar baat bij, omdat leraren meer aandacht geven aan individuele talenten van leerlingen. De maatregelen voor toptalenten passen in het streven naar kwaliteitsverbetering van het onderwijs aan alle leerlingen, door bijvoorbeeld ict- en innovatietrajecten, de vernieuwing in het curriculum en de verdere professionalisering van leraren en schoolleiders. Op 17 februari jongstleden heb ik u geïnformeerd over de maatregelen die ik neem om de brede ontwikkeling naar maatwerk voor alle leerlingen te stimuleren, zoals het expliciete recht voor leerlingen op maatwerk en de mogelijkheid om vakken op het oorspronkelijke niveau te herkansen.3

In het vervolg van deze brief ga ik eerst in op de geboekte resultaten aan de hand van de uitkomsten van een peiling onder leerlingen, leraren, schoolleiders en ouders. Daarna schets ik de voortgang op de uitvoering van de maatregelen van het Plan van Aanpak Toptalenten.

Tot slot blik ik vooruit, want er is nog steeds ruimte voor verbetering. Ik beschrijf een aantal verbeterpunten en geef aan hoe ik scholen daarbij ondersteun.

1. Resultaten: meer uitdaging en meer aanbod voor toptalenten.

Ten opzichte van de situatie in 2014 slagen scholen er veel beter in om hun onderwijs aan te laten sluiten bij de behoefte van toptalenten. De verveling onder toptalenten is meer dan gehalveerd: in 2014 verveelde 56 procent van de toptalenten in het voortgezet onderwijs zich, in 2015 is dat nog 24 procent. In het basisonderwijs besteedt 98 procent van de leraren aandacht in toptalenten in de les, terwijl dit in 2014 nog 85 procent was. In het voortgezet onderwijs steeg dit percentage van 52 naar 76 procent.4

In 2014 constateerde ik dat het onderwijs aan toptalenten ontoereikend was. Uit internationale vergelijkingen bleek dat onze best presterende leerlingen achterblijven bij leeftijdsgenoten in andere landen, zeker in het basisonderwijs. Toptalenten hadden behoefte aan extra leerstof, maar kregen dit op school niet aangeboden. In dit schooljaar zijn leerlingen, leraren, schoolleiders en ouders opnieuw bevraagd over het onderwijsaanbod voor toptalenten.5 Daaruit blijkt dat niet alleen toptalenten, maar ook andere leerlingen profiteren van de manier waarop scholen hun onderwijsaanbod afstemmen. Van alle leerlingen in het basisonderwijs verveelt 16 procent zich nog vaak, in het voortgezet onderwijs is dat 14 procent.6 In 2014 zei nog 24 procent van de vo-leerlingen zich vaak te vervelen.

De toegenomen tevredenheid van leerlingen is mede te danken aan de inzet van leraren en schoolleiders. Veel van hen zien dat er in de afgelopen twee jaar meer aandacht is gekomen voor toptalenten in het onderwijs. Steeds meer leraren besteden aandacht aan talenten in hun les. Ouders geven aan dat hun kinderen gebaat zijn bij de extra uitdaging die wordt aangeboden.

De extra aandacht voor toptalenten wordt gedragen binnen de gehele school: leraren zijn vaker tevreden over de ondersteuning die zij hiervoor krijgen vanuit de school. De peiling laat ook zien waar nog verbetering nodig is. Leraren zijn zelf nog niet altijd tevreden over wat zij in de les (kunnen) doen voor toptalenten. Zij zeggen behoefte te hebben aan extra training en tijd.

In het basisonderwijs hebben sommige leraren behoefte aan ondersteuning door bijvoorbeeld een intern begeleider. De helft van de schoolleiders zegt meer te willen doen om leraren te faciliteren. Een betere ondersteuning in de school kan bijvoorbeeld helpen om leraren te stimuleren leerlingen een vak op een hoger niveau te laten volgen. Leraren zien dit als een goede manier om leerlingen meer maatwerk te bieden. In de laatste Examenmonitor zagen we dat dit in de praktijk toch nog weinig gebeurt, onder andere omdat het veel vraagt van de organisatie binnen de school.7 Daarin speelt de schoolleider een belangrijke rol.

2. Uitvoering: uitdagend onderwijs, prestaties lonen, toegeruste leraren.

De mooie resultaten vloeien voort uit de inzet van scholen om het onderwijs beter af te stemmen op de behoefte van toptalenten. Scholen zetten zich in om talenten te herkennen, maatwerk te bieden en het aanbod te verrijken. Ik blijf scholen daarbij ondersteunen en hen de ruimte geven.

In het Plan van Aanpak Toptalenten zijn de maatregelen daarvoor beschreven langs drie lijnen: (1) naar onderwijs dat meer uitdaagt, (2) waarin prestaties lonen en (3) met beter toegeruste leraren. Langs deze lijnen beschrijf ik een aantal belangrijke ontwikkelingen in het afgelopen jaar.

1. Naar onderwijs dat meer uitdaagt

Leerlingen verdienen een inspirerende en uitdagende leeromgeving. Voor toptalenten betekent dit dat zij meer en ander aanbod nodig hebben. Dat vraagt iets van leraren en van schoolleiders. In 2015 kregen scholen voor het eerst extra geld voor toptalenten in po, vmbo, havo en vwo. In 2016 loopt dit bedrag nog eens op.8 Dat geeft scholen meer financiële ruimte om te investeren in uitdagend aanbod voor toptalenten.

Innovatie in het basisonderwijs

In het basisonderwijs kunnen scholen baat hebben bij andere organisatievormen. Er komt steeds meer kennis beschikbaar over de voorwaarden waaronder dit soort innovatie de onderwijskwaliteit kan verbeteren. In 2015 verscheen een rapport over de effecten van de InnovatieImpuls Onderwijs (hierna: IIO) in het basisonderwijs.9 Uit dit onderzoek blijkt dat onder andere de mate waarin leraren betrokken zijn bij de ontwikkeling en organisatie van innovatie bepalend is, evenals de kennisdeling met andere scholen. Ook een sterk verbindende en faciliterende schoolleider bij organisatieveranderingen is belangrijk. Voor basisscholen die aan de slag gaan met een andere inrichting van de organisatie zijn tips en voorbeelden te vinden op de website van IIO.10

ICT biedt veel kansen voor onderwijs op maat. De PO-Raad en Kennisnet helpen besturen en scholen bij de beantwoording van vragen over de invoering van ICT in het onderwijs. Ook heeft een aantal scholen «versnellingsvragen» ingediend, waarvoor het antwoord onder andere wordt gezocht in samenwerking met aanbieders van leermiddelen of administratiesystemen. Een deel van deze vragen gaat over maatwerk en onderwijs aan toptalenten, bijvoorbeeld over de manier waarop een school het leerproces van leerlingen goed kan volgen, als zij op eigen tempo en eigen niveau leren. De antwoorden op de vragen worden online gepubliceerd zodat ook andere scholen en besturen hiervan kunnen leren.

Verruiming van wet- en regelgeving biedt scholen meer mogelijkheden voor innovatie. In het basisonderwijs wordt het voor meer vakken mogelijk om vakleerkrachten uit het voortgezet onderwijs in te zetten, bijvoorbeeld voor aardrijkskunde of geschiedenis. Ik heb hiertoe het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel aangepast. Dit besluit treedt op 1 augustus 2016 in werking, zodat scholen aankomend schooljaar gebruik kunnen maken van deze mogelijkheid. Basisscholen kunnen door de inzet van gespecialiseerde vakleerkrachten uit het voortgezet onderwijs uitdagender onderwijs bieden.

Flexibilisering en maatwerk in het voortgezet onderwijs

In het voortgezet onderwijs is het gesprek over onderwijs dat aansluit bij talenten van leerlingen in volle gang. Vorig jaar is een aantal belangrijke stappen gezet in de verruiming van de mogelijkheden om toptalenten uit te dagen. Dit schooljaar kunnen leerlingen voor het eerst vakken afsluiten met een examen in het voor-voorlaatste leerjaar en scholen kunnen makkelijker maatwerk bieden door de modernisering van de regels over onderwijstijd. Vorig jaar zijn koplopers gestart met een versneld en verrijkt vwo-programma. In januari 2016 kregen nog eens 24 scholen toestemming om hier volgend schooljaar mee te starten. Deze scholen mogen ingrijpend schuiven met onderdelen van het bovenbouw-programma. Leerlingen ronden het vwo na vijf jaar af of gebruiken de tijd die vrijvalt voor verrijking, bijvoorbeeld door zich uitgebreid te oriënteren op wat het vervolgonderwijs te bieden heeft of zich te bekwamen in specifieke vakgebieden. Scholen geven ieder een eigen invulling aan het versneld en verrijkt vwo. In overleg met ouders en personeel kiezen zij een vorm die het beste past bij hun leerlingen en het profiel van de school. Ieder jaar kunnen scholen in het najaar een aanvraag indienen om versneld en verrijkt vwo aan te mogen bieden. Vóór 1 september 2021 wordt de beleidsregel geëvalueerd, op basis van de ervaring die scholen en leerlingen tot dan toe hebben opgedaan.11

In het sectorakkoord met het voortgezet onderwijs heb ik afgesproken om meer flexibiliteit te creëren, om zo meer maatwerk voor alle leerlingen mogelijk te maken. Toptalenten profiteren ook van deze maatregelen. Over de flexibilisering in het voortgezet onderwijs heb ik u recent geïnformeerd.12 Ik heb in deze brief aangekondigd een aantal maatregelen te nemen die het makkelijker maken om maatwerk te bieden. Het gaat dan onder andere om:

  • de wettelijke verankering van het recht van elke leerling om een vak op hoger niveau te volgen;

  • herkansing van een vak op het oorspronkelijke niveau;

  • het vermelden van een vak op een hoger niveau op het diploma;

  • onderzoek naar toelating van eenzijdig cognitief begaafden tot het hoger onderwijs.

Dit zijn generieke aanpassingen waar alle leerlingen die uitblinken gebruik van kunnen maken. Uiteraard profiteren toptalenten ook van de maatwerktrajecten die hierdoor mogelijk worden. Zoals aangegeven in mijn brief van 17 februari jongstleden werk ik deze maatregelen de komende maanden in overleg met het LAKS en de VO-raad, en voor het laatste onderdeel ook de Vereniging Hogescholen, VSNU en de studentenbonden, verder uit.

2. Naar onderwijs waarin bijzondere prestaties lonen

Bijzondere prestaties van leerlingen mogen worden gezien en gewaardeerd. Als uitblinken loont, kan dat motiveren om te blijven leren.

Talent zichtbaar maken en prestaties belonen

Scholen krijgen de ruimte om bijzondere prestaties van leerlingen beter zichtbaar te maken en te belonen. Dat kan leerlingen motiveren en stimuleren om uit te blinken. Leerlingen die dit jaar examen doen en hoge cijfers halen, krijgen het judicium cum laude op hun diploma.

Het zichtbaar maken van het volgen van een vak op een hoger niveau op het diploma is de volgende stap in de beloning van bijzondere prestaties van leerlingen. Leerlingen hebben daarnaast behoefte aan een vorm van erkenning van extra activiteiten. In een plusdocument worden ook bijzondere prestaties voor extra-curriculaire activiteiten zichtbaar gemaakt en erkend. Zoals afgesproken in het sectorakkoord vo ondersteunde de VO-raad scholen vorig jaar bij het ontwikkelen van een plusdocument, door ambassadeursscholen hun aanpak te laten delen. Ruim een kwart van de scholen werkt op dit moment met een plusdocument. Ook in 2016 draag ik samen met de VO-raad de meerwaarde van het plusdocument uit en ondersteunt de VO-raad scholen bij de implementatie ervan. Leerlingen kunnen het plusdocument gebruiken bij matchingsgesprekken, de intake op het mbo en decentrale selectie in het hoger onderwijs. De Minister zal dit betrekken bij gesprekken die zij met mbo en hoger onderwijs voert over matching, de studiekeuzecheck en in het hoger onderwijs de decentrale selectie.

Voor leerlingen met een bijzonder talent kunnen vakwedstrijden belangrijk zijn om zich verder te ontwikkelen en om erkenning te krijgen voor hun prestaties. Daarom ben ik blij om te zien dat steeds meer scholen leerlingen de kans bieden mee te doen aan wedstrijden. In het basisonderwijs stimuleren scholen leerlingen om deel te nemen aan wedstrijden als de nieuwe SLO-competitie Elk talent telt!, Kangoeroe en Lego Leagues. In het schooljaar 2014–2015 namen ruim 68.500 leerlingen deel aan bèta-olympiades. Dat zijn ruim 10.000 leerlingen meer dan het jaar daarvoor. Het aantal deelnemende scholen aan de Skills Talents groeide met ruim 25 procent. In 2014 heb ik aangekondigd dat de International Junior Science Olympiad (IJSO) in 2017 in Nederland zal plaatsvinden. De voorbereidingen daarvoor zijn in volle gang. De eerste ronde zal plaatsvinden op 17 januari 2017 in Nijmegen.

Soepeler overgangen tussen onderwijssoorten

Als leerlingen op een school extra aanbod hebben gekregen of bijzondere prestaties hebben geleverd, is het voor hen belangrijk dat daarmee rekening wordt gehouden in het vervolgonderwijs. Om basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs te helpen bij samenwerking, het opzetten van een kennisuitwisselingsstructuur en het delen van goede voorbeelden waren in 2015 17 kwartiermakers actief. Zij stimuleren kennisuitwisseling in de regio door samenwerking in regionale talentnetwerken. Het resultaat mag er zijn: 600 scholen zijn aangesloten bij deze regionale talentnetwerken, er zijn 31 leerteams opgericht en ook lerarenopleidingen zijn aangesloten bij de netwerken. Iedere regio heeft een digitaal platform waarop kennisuitwisseling mogelijk is.

Binnen het onderwijsexperiment met doorlopende leerlijnen vmbo-mbo kunnen leerlingen het traject vmbo-mbo versneld doorlopen of verdiepende opdrachten doen. Mbo-instellingen zijn in 2015 gestart met de kwaliteitsverbetering van het mbo, waarbij excellent vakmanschap één van de hoofdthema’s is. MBO in Bedrijf zal voor de zomer een rapportage opstellen over de voortgang. De Minister zal u hierover informeren.

De samenwerking in de regio tussen de toeleverende scholen en de instellingen voor hoger onderwijs kan nog beter. Daarom is de overgang van het voortgezet onderwijs naar het hoger onderwijs onderdeel van het sectorakkoord vo en van de Strategische Agenda voor het Hoger Onderwijs van de Minister.13De pre-universitaire programma’s die veel universiteiten aanbieden aan talentvolle vwo-leerlingen kunnen hier eveneens bij helpen en bieden extra uitdaging.14

3. Naar onderwijs met beter toegeruste leraren

Het uitdagen van toptalenten in de les vraagt veel van de vaardigheden van leraren. Daarom heb ik ICLON en de Rijksuniversiteit Groningen verzocht om handreikingen voor leraren te ontwikkelen met een praktische aanpak om te differentiëren in de klas. De digitaal beschikbare toolbox bevat voorbeelden voor een groot aantal schoolvakken. Het gaat uit van wat nu al in schoolmethodes en lessen voorhanden is. Er wordt nu met de toolbox geëxperimenteerd op verschillende lerarenopleidingen en scholen. De toolbox is gratis beschikbaar. Op het informatiepunt talentstimuleren.nl en via SLO kunnen leraren kennis en ervaring ophalen en delen over het uitdagen van toptalenten. In het afgelopen jaar zijn verschillende schoolportretten gemaakt en zijn goede voorbeelden gedeeld via videoblogs. Platform Bèta Techniek maakte een publicatie met voorbeelden van talentontwikkeling op het vmbo.15 SLO heeft daarnaast per vak een handreiking en voorbeeldmaterialen ontwikkeld voor vo-leraren die verrijking willen aanbieden.

Het is voor alle leerlingen van belang dat leraren goed omgaan met verschillen tussen leerlingen en maatwerk bieden. Steeds weer blijkt uit onderzoek dat zaken als schoolcultuur, leiderschap, analyse van leerling-gegevens en datagebruik in de klas belangrijke voorwaarden zijn om differentiatie goed te kunnen vormgeven. Een leraar moet beschikken over differentiatievaardigheden, maar het is ook nodig dat een schoolleider dat waardeert, dat er gelegenheid is om te leren van elkaar binnen het team en dat de organisatie van het onderwijs ruimte laat voor differentiatie. Dat doet een beroep op het leiderschap van schoolleiders, die zo een verbetercultuur creëren en professioneel HRM-beleid voeren. Ook via de Lerarenagenda wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van leraren.16

3. Accenten voor de komende periode

Het funderend onderwijs is volop in beweging en aandacht voor toptalenten staat op de kaart. Er wordt veel gedaan om het leerstofaanbod voor toptalenten uit te breiden. In het basisonderwijs is er vooral extra aanbod buiten de reguliere lessen om. Soms wordt de reguliere stof gecomprimeerd om tijd vrij te maken. Het voortgezet onderwijs biedt vooral verbreding aan door bijvoorbeeld extra taalaanbod, pre-universitaire trajecten en competities.17 Veel scholen hebben belangrijke stappen gezet. Ook is een aantal belemmeringen in de regelgeving weggenomen.

We zijn dus op de goede weg, maar we zijn nog niet waar we moeten zijn. Uit de peiling blijkt dat er nog steeds leerlingen zijn die zich vaak in de les vervelen. Leraren voelen zich niet altijd goed toegerust of hebben extra ondersteuning van de schoolleiding nodig. Schoolleiders zien nog ruimte voor verbetering in hun eigen school. De focus op maatwerk en de aandacht voor talent moet bovendien de komende jaren steviger worden verankerd door de scholen. Ik zal mij daarom onverkort blijven inzetten voor de uitvoering van de maatregelen uit het Plan van Aanpak Toptalenten. Het komende jaar ligt het accent op een aantal gebieden: maatwerk, overgangen tussen onderwijssoorten, de rol van schoolleiders en bestuurders en kennisdeling.

Nog meer ruimte voor maatwerk

Scholen kunnen de bestaande ruimte nog beter gebruiken om met maatwerk en flexibiliteit aan te sluiten bij de behoefte van leerlingen. Zoals aangekondigd ga ik samen met de VO-raad de voorlichting over bestaande maatwerkmogelijkheden versterken. In de komende periode maak ik ook werk van de nieuwe ruimte die ik heb aangekondigd, zoals het recht om vakken op een hoger niveau te mogen volgen en het herkansen van dat vak op het oorspronkelijke niveau. Ik ga hierover in gesprek met het LAKS. De eerste leerlingen die gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om een vak op het oorspronkelijke niveau te herkansen zullen waarschijnlijk de examenkandidaten in 2017 zijn. Het aanpassen van de diplomamodellen om een vak op een hoger niveau op te kunnen nemen, verwacht ik ook in het schooljaar 2016–2017 te kunnen realiseren. De scholen die starten met versneld en verrijkt vwo worden gemonitord, zodat we kunnen bezien in hoeverre deze programma’s werken en wellicht navolging kunnen krijgen in vergelijkbare programma’s op het havo.

Aandacht voor de overgangen

De inzet van de kwartiermakers in de regionale talentnetwerken wordt doorgezet tot het einde van dit schooljaar. Zij werken aan verdere uitbreiding van de talentnetwerken en de verduurzaming ervan. In deze netwerken wordt dit jaar in het bijzonder gewerkt aan de overgangen en samenwerking tussen de onderwijssoorten.

De verruiming van de mogelijkheden voor vo-leraren om in het basisonderwijs les te geven, kan een positieve impuls geven aan de samenwerking tussen po en vo. Om de overgang van leerlingen van het basisonderwijs naar het voortgezet beter te faciliteren, laat ik daarnaast beter in beeld brengen welke gegevens vo-scholen nodig hebben om leerlingen zo goed mogelijk te kunnen plaatsen en te kunnen voorzien in een doorgaande leerlijn. De huidige inhoud van het onderwijskundig rapport is sterk gericht op cognitieve prestaties en op zorgbehoefte van leerlingen. Mogelijk vormen gegevens over de non-cognitieve vaardigheden van leerlingen en gegevens over deelname aan extra-curriculaire activiteiten daarop een waardevolle aanvulling. Verder zou het onderwijskundig rapport beter benut kunnen worden voor individuele leerroutes van toptalenten. Ik laat verkennen welke informatie het onderwijskundig rapport zou moeten bevatten over de talentontwikkeling en de onderwijsbehoeften van leerlingen, zodat vo-scholen deze informatie kunnen gebruiken als startpunt voor talentontwikkeling in de verdere schoolloopbaan. Bij deze verkenning betrek ik ook de motie van de leden Klaver en Van Meenen over dit onderwerp.18

In het hoger onderwijs worden hogescholen en universiteiten gestimuleerd om samen te werken met scholen in het voortgezet onderwijs, vanuit de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de ontwikkeling van de leerling. De Minister en ik zijn daarom blij met het initiatief van de VO-raad, de MBO Raad, de Vereniging Hogescholen en de VSNU om een gezamenlijke werkagenda op te stellen voor maatwerk en overgangen in het onderwijs.

Leerlingen die doorstromen naar het hoger onderwijs profiteren van de aandacht die ook daar is voor talenten en capaciteiten. In de Strategische Agenda voor het hoger onderwijs heeft de Minister afgesproken dat talentprogramma’s een krachtig vervolg krijgen. Gedacht kan worden aan onderscheidende talentprogramma’s, gericht op maatschappelijke betrokkenheid, kunst, sport of ondernemerschap. De talentprogramma’s vormen waardevolle proeftuinen voor onderwijsinnovatie en -kwaliteit, die deels ook het reguliere onderwijs kunnen beïnvloeden. Zo profiteren alle studenten ervan.

Rol van schoolleiders

Schoolleiders spelen een belangrijke rol in de school bij maatwerk en aandacht voor toptalenten. De schoolleider bepaalt samen met het team de prioriteiten en biedt de randvoorwaarden voor de praktische organisatie van het onderwijs. In het HRM-beleid moet voldoende ruimte zijn voor leraren om zich te blijven professionaliseren. Daarom is het belangrijk dat het leiderschap van schoolleiders wordt versterkt. Vanaf 2016 ontvangen scholen extra geld dat bedoeld is voor toptalenten. Het is de verantwoordelijkheid van schoolleiders en bestuurders om hier keuzes in te maken en scholen in staat te stellen om te investeren in uitdagend aanbod voor toptalenten. Vandaag vindt de landelijke conferentie over toptalenten plaats. Tijdens deze conferentie gaan leraren, schoolleiders en bestuurders met elkaar in gesprek over hun rol bij het uitdagen van toptalenten. Er is aandacht voor het realiseren van uitdagend aanbod, de ondersteuning die nodig is voor leraren en de eisen die dit stelt aan de schoolorganisatie.

Kennisdeling

Leraren en schoolleiders hebben behoefte aan het leren van elkaars ervaringen. Ik blijf kennisdeling aanmoedigen en stimuleren. De scholen die aan de slag gaan met versneld vwo starten een netwerk om van elkaar te leren en gezamenlijk te evalueren hoe de invoering verloopt op de individuele scholen. Deze groep scholen gaat schuiven met roosters, tussen leerjaren en met examens. Allerlei complexe zaken waarvan veel scholen aangeven niet goed te weten hoe dit te organiseren, gaan zij beproeven. Van deze ervaringen zullen ook andere scholen kunnen profiteren. Daarom wil ik de voorbeelden die dit oplevert via de verschillende kanalen verspreiden. Samen met de VO-raad stimuleer ik de ontwikkeling van leraren in leerlabs en leerteams rondom gepersonaliseerd leren en differentiatie.

4. Slot

Er is in twee jaar veel voortgang geboekt door scholen bij het uitdagen van toptalenten. Ik heb veel waardering voor alle leraren, schoolleiders en bestuurders die daaraan hebben gewerkt. In de twee jaar die nog volgen voor de uitvoering van het plan van aanpak verwacht ik dat deze stijgende lijn voortgezet wordt. Vanuit mijn rol werk ik verder aan het wegnemen van belemmeringen in de praktijk en het stimuleren van kennisdeling tussen leraren en scholen onderling.

Ontwikkelingen op andere gebieden zullen de aandacht voor toptalenten versterken. Voorbeelden zijn het toenemend gebruik van adaptieve leermiddelen en de ruimte die in het curriculum ontstaat door de vernieuwde beroepsgerichte programma’s in het vmbo en Onderwijs2032.

In het kader van de sectorakkoorden krijgen scholen voldoende middelen om toptalenten uit te dagen. Dit schept een verantwoordelijkheid voor besturen om de afspraak dat alle leerlingen op school moeten worden uitgedaagd, waar te maken. Schoolleiders kunnen hun leiderschap inzetten om draagvlak en ruimte binnen de school te creëren. Leraren kunnen in de klas het verschil maken. Zo bestendigen we samen de beweging die is ingezet. In het voorjaar van 2017 informeer ik uw Kamer over de vorderingen met een volgende voortgangsrapportage.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 99.

X Noot
2

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 88.

X Noot
3

Kamerstuk 31 289, nr. 285.

X Noot
4

Onderzoek door GfK Intomart, in opdracht van Min.van OCW, 2014.

X Noot
5

Bureau Veldkamp, Toptalenten in het onderwijs. In opdracht van Min. van OCW, 2016.

X Noot
6

Anders dan in 2014 zijn in het nieuwe onderzoek ook basisschoolleerlingen bevraagd. Deze resultaten zijn niet vergelijkbaar; in 2014 zijn alleen vo-leerlingen benaderd.

X Noot
7

Kamerstuk 31 289, nr. 273.

X Noot
8

€ 80 miljoen voor uitdagend onderwijs, vernieuwing en ict in po (in 2015: € 62 mln.), € 38 miljoen voor uitdagend onderwijs voor elke leerling in vo (in 2015: € 24 mln.).

X Noot
9

InnovatieImpuls Onderwijs, SEO Economisch Onderzoek & ResearchNed, Effectmeting InnovatieImpuls Onderwijs in het primair onderwijs, Samenvatting eindrapport, juni 2015 (bijlage bij Kamerstuk 27 923, nr. 206).

X Noot
12

Kamerstuk 31 289, nr. 28.

X Noot
13

Kamerstuk 31 288, nr. 481.

X Noot
14

Platform Bèta Techniek, Pre-universitaire verrijkingsprogramma’s. In beeld, augustus 2015.

X Noot
15

Platform Bèta Techniek, Talentontwikkeling op het vmbo. Verhalen uit de praktijk & Talentontwikkeling op de havo. Verhalen uit de praktijk., via www.siriusprogramma.nl.

X Noot
16

Kamerstuk 27 923, nr. 211.

X Noot
17

Inspectie van het Onderwijs, april 2014. Hoe gaan we om met onze best presterende leerlingen? De huidige praktijk in het primair en voortgezet onderwijs, met voorbeelden en vragen ter inspiratie(bijlage bij Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 88).

X Noot
18

Kamerstuk 31 289, nr. 221.

Naar boven