34 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2015

Nr. 88 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 april 2015

Toptalenten in het funderend onderwijs worden te weinig uitgedaagd. Ze vervelen zich op school en presteren onder hun kunnen. Deze constateringen waren aanleiding voor het Plan van Aanpak Toptalenten 2014–2018.1 In dit plan kondigde ik maatregelen aan om te komen tot inspirerend onderwijs, waarbij alle leerlingen worden uitgedaagd. Ook onze toptalenten, die op één of meer terreinen meer uitdaging aankunnen dan andere leerlingen, verdienen dat. In deze brief informeer ik u over de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak en de voortgang die op scholen is geboekt.

Een jaar is te kort om te kunnen laten zien wat de concrete effecten van deze nieuwe aanpak zijn in de klas. Ik zie wel dat scholen in beweging zijn. De cultuuromslag naar ambitieuzer onderwijs is zichtbaar. De meeste scholen hebben ambities om hun toptalenten meer uit te dagen. Meer dan de helft van de basisscholen die deelnamen aan een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft aandacht voor toptalenten in hun schoolvisie en nog eens 38 procent is dat aan het ontwikkelen.2 In het vwo heeft 77 procent van de deelnemende scholen op één of meerdere manieren aandacht voor toptalenten vastgelegd in het onderwijskundig beleid. Er wordt veel gedaan om het leerstofaanbod voor toptalenten uit te breiden. In het basisonderwijs is er vooral extra aanbod buiten de reguliere lessen om. Soms wordt de reguliere stof gecomprimeerd om extra tijd vrij te maken. Het vwo biedt vooral verbreding aan door bijvoorbeeld extra taalaanbod, pre-university-trajecten en competities. Dit zijn mooie resultaten.

Er zijn echter ook nog belangrijke verbeterpunten aan te wijzen. De mate waarin en de wijze waarop het onderwijs extra aanbod voor toptalenten verzorgt, is sterk afhankelijk van de leraar en de beschikbare materialen. Te vaak heeft de school geen duidelijk beeld van wat het extra aanbod leerlingen moet opleveren en wordt het aanbod niet geëvalueerd.

Dat is wel nodig om de kwaliteit van het aanbod te kunnen beoordelen. Om in 2018 te bereiken dat scholen alle leerlingen op hun eigen niveau uitdagen, is het van belang dat de ingezette beweging nu wordt doorgezet. In de huidige situatie geven de best presterende leerlingen aan dat ze het extra aanbod buiten de lessen boeiend vinden, maar dat ze zich nog vervelen in de reguliere lessen. Ik zie daarom twee belangrijke aandachtspunten voor de komende periode: differentiatie en maatwerk.

Het is belangrijk dat leraren in de les verschil kunnen maken in de manier waarop zij verschillende leerlingen benaderen. Toptalenten hebben andere instructie en andere opdrachten nodig om uitgedaagd te worden. Differentiatie is een moeilijke opgave voor leraren, omdat het veel kennis en ervaring vraagt. In het kader van de Lerarenagenda worden diverse maatregelen genomen, die bijdragen aan het versterken van de mogelijkheden van leraren om te differentiëren: meer masters voor de klas bijvoorbeeld, of het begeleiden van startende leraren. Ook wordt in het kader van het plan van aanpak toptalenten onderzoek gedaan naar eenvoudige methodes om te differentiëren in de klas.

Door de oproep van de VO-raad voor een maatwerkdiploma voor alle leerlingen, stond maatwerk recent weer in de belangstelling. In het plan van aanpak kondigde ik verschillende maatregelen aan die meer flexibiliteit mogelijk maken in het onderwijs: de modernisering van de onderwijstijd, het eerder kunnen afronden van vakken met een centraal eindexamen, versneld vwo en de inzet van leraren uit het voortgezet onderwijs in het basisonderwijs. Maatwerk bieden kan al op verschillende manieren. Het afsluiten van vakken op een hoger niveau is daar een duidelijk voorbeeld van. Een leerling op vmbo-t die zonder moeite wiskunde op havoniveau zou kunnen afronden, mag dat nu al doen. Toch maken scholen daar nog weinig gebruik van. Samen met de VO-raad wil ik scholen stimuleren om optimaal gebruik te gaan maken van de mogelijkheden. Samen met de Minister van OCW wil ik ook het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs betrekken bij deze ontwikkeling. Meer variatie in het niveau waarop leerlingen vakken afsluiten, kan ook iets betekenen voor de inhoudelijke en organisatorische aansluiting op het vervolgonderwijs. Het is de vraag wat het betekent voor het vervolgonderwijs als een havoleerling bijvoorbeeld een aantal vakken op vwo-niveau afrondt.

In het vervolg van deze brief beschrijf ik de voortgang en de uitvoering van de maatregelen in 2014 en geef ik een vooruitblik op de verwachte ontwikkelingen in 2015.

Voortgang maatregelen

In 2014 bleek uit een peiling dat toptalenten zich verveelden in de klas. Ze gaven aan dat uitblinken niet loont en leraren voelden zich onvoldoende toegerust om toptalenten uit te dagen.3 Het plan van aanpak toptalenten heeft daarom drie lijnen: onderwijs dat meer uitdaagt, onderwijs waarin bijzondere prestaties meer lonen en onderwijs met beter toegeruste leraren. Langs deze lijnen beschrijf ik ook de ontwikkelingen in 2014.

1. Naar onderwijs dat meer uitdaagt

Meer dan de helft van de toptalenten gaf in bovengenoemde peiling aan zich vaak te vervelen in de klas. Ze wilden graag extra uitdaging, maar kregen dat in de les niet aangeboden.4 Daarom is de eerste lijn «Naar meer onderwijs dat meer uitdaagt». Scholen kunnen in hun onderwijs veel meer tegemoet komen aan de leerbehoeften van toptalenten.

In het afgelopen jaar is daar werk van gemaakt. Uit het eerder genoemde onderzoek van de inspectie blijkt dat scholen nu al meer aanbod hebben om toptalenten uit te dagen. Zo biedt 79 procent van de ondervraagde basisscholen voor één of meer leergebieden de mogelijkheid om de lesstof op een aangepaste manier te verwerken, bijvoorbeeld door de stof compacter aan te bieden. Van de ondervraagde vwo-scholen biedt 52 procent verdieping binnen de les. Ook in het aantal scholen dat iets extra’s aanbiedt in de vorm van extra vakken of programma’s wordt dat zichtbaar. Zo wordt tweetalig onderwijs inmiddels op bijna 200 afdelingen op middelbare scholen aangeboden, waaronder steeds meer havo- en vmbo-locaties. In het basisonderwijs ben ik gestart met een pilot waarin 12 scholen ervaring opdoen met het aanbieden van tweetalig onderwijs; volgend schooljaar start weer een nieuwe groep scholen.

Tweetalig vmbo

Het Hermann Wesselink College in Amstelveen biedt tweetalig vmbo-t aan, waarin 30 procent van het onderwijsprogramma in het Engels wordt gegeven. Leerlingen leren de taal, maar leren ook over de cultuur van Engelstalige landen. De school organiseert bijvoorbeeld digitale contacten met leerlingen in Californië, zodat de leerlingen presentaties kunnen geven, bijvoorbeeld over traditionele feestdagen.

Het zijn indicaties dat scholen zoeken naar manieren om toptalenten uit te dagen. Toch is er meer nodig. Om toptalenten op alle terreinen uit te dagen op een manier die structureel is ingebed in het onderwijs, is een flexibele organisatie van onderwijs van belang. Ik bespreek allereerst de ruimte in wet- en regelgeving en daarna de praktische mogelijkheden voor een flexibele organisatie van onderwijs.

Ruimte in wet- en regelgeving voor flexibele organisatie van het onderwijs

De VO-raad deed recent een voorstel voor het invoeren van een maatwerkdiploma. Leerlingen krijgen in die situatie niet meer een vmbo-diploma of een vwo-diploma, maar sluiten alle vakken af op een niveau dat bij hen past. Daar is veel over te zeggen. Ik vraag de Onderwijsraad om een advies over de mogelijkheden van flexibilisering van toetsing en examinering in primair en voortgezet onderwijs. Daarbij verzoek ik de Onderwijsraad ook rekening te houden met de gevolgen die verdergaand maatwerk heeft voor toelating tot het vervolgonderwijs.

De praktijk leert echter dat scholen op dit moment nog weinig gebruik maken van mogelijkheden tot flexibilisering die er al zijn. Een voorbeeld hiervan is de mogelijkheid om leerlingen vakken op een hoger niveau te laten afsluiten. In 2008 waren er bijvoorbeeld nog maar 18 havisten die een vak op vwo-niveau volgden, in 2011 bedroeg dit aantal 254 en in 2014 waren er al 565 havo-leerlingen die één of meer vakken op vwo-niveau afsloten.

Ondanks deze forse toename is het aantal nog relatief laag: het gaat om 1,1 procent van de leerlingen. In het vmbo is het afsluiten van vakken op een hoger niveau iets gangbaarder, maar ook hier is ruimte voor verbetering. Daar sloten in 2014 1.323 leerlingen één of meer vakken op een hoger niveau af. In de basis-beroepsgerichte leerweg van het vmbo ging het om 3,1 procent van de leerlingen, in de overige leerwegen betrof het een nog kleiner deel van de leerlingen. Scholen ervaren soms belemmeringen in wet- en regelgeving die er niet hoeven te zijn. Samen met de VO-raad heb ik daarom een inventarisatie gemaakt van de ervaren knelpunten bij de flexibilisering van het onderwijs. Er komt ook nieuwe ruimte. Verschillende aanpassingen van wet- en regelgeving maken een flexibelere organisatie van onderwijs ten behoeve van maatwerk mogelijk:

  • Basisscholen kunnen vakleraren uit het voortgezet onderwijs inzetten om toptalenten extra uitdaging te bieden, maar de mogelijkheden hiertoe beperken zich momenteel tot enkele vreemde talen en creatieve vakken. Door een aanpassing van het Besluit Bekwaamheidseisen Onderwijspersoneel, die uiterlijk per 1 augustus 2016 in werking zal treden, maak ik het voor alle vakken mogelijk om een vakleraar uit het voortgezet onderwijs in te zetten in het basisonderwijs.

  • Er komt meer ruimte om het onderwijsprogramma aan te passen aan de leer- en ontwikkelbehoeften van individuele leerlingen. Het wetsvoorstel Modernisering onderwijstijd, dat 1 augustus 2015 in werking treedt, geeft scholen in het voortgezet onderwijs meer ruimte om de onderwijstijd over de leerjaren te spreiden.5 Bovendien kunnen leerlingen ook buiten de schoolmuren onderwijs volgen.

  • Er komt meer ruimte om te variëren in de snelheid waarmee leerlingen vakken doorlopen. Het Eindexamenbesluit heb ik zo aangepast dat leerlingen vanaf schooljaar 2015/2016 eerder vakken kunnen afronden: in het tweede leerjaar voor vmbo-leerlingen, het derde leerjaar voor havoleerlingen en in het vierde leerjaar voor vwo-leerlingen. Dit geeft meer ruimte in het rooster van toptalenten om andere (school)activiteiten te doen of bijvoorbeeld in meer profielen examen te doen. Het wordt voor scholen zelfs mogelijk om vwo-leerlingen klassikaal een versneld of verrijkt vwo-programma aan te bieden. Een aantal koplopers start al in schooljaar 2015/2016.

Praktische mogelijkheden voor flexibele organisatie van het onderwijs

Een andere manier van organiseren van het onderwijs kan scholen helpen om maatwerk te bieden. Veel scholen werken met vaste klassen en jaargroepen, waarin leerlingen dezelfde instructie en dezelfde opdrachten krijgen. De regeling InnovatieImpuls Onderwijs gaf scholen de kans om te experimenteren.

Elk kind zijn eigen doorlopende leerlijn

Basisschool Laterna Magica in Amsterdam werkt hard aan onderwijs-vernieuwing. Er wordt gewerkt met groepen van 100 leerlingen. Teams van leraren en onderwijsassistenten geven les aan groepjes leerlingen die hetzelfde niveau, maar niet noodzakelijkerwijs dezelfde leeftijd hebben. Op die manier weet de school haar leerlingen op hun eigen niveau en tempo uit te dagen en aan te sluiten bij de talenten en interesses van leerlingen.

Basisscholen zijn aan de slag gegaan vanuit het innovatieconcept SlimFit. Deze scholen werken met grote groepen leerlingen en een gedifferentieerd team van leraren en assistenten dat samen het onderwijs verzorgt. Een dergelijke verandering van organisatiestructuur vraagt een ingrijpend veranderproces op scholen, het vraagt goede professionals en degelijke kwaliteitszorg. Andere scholen die op deze manier maatwerk willen bieden aan toptalenten, kunnen leren van de opgedane ervaringen.6 Scholen kunnen een beroep doen op Innovatiebrigadiers, leraren en schoolleiders die zijn opgeleid om vanuit hun eigen kennis en ervaring, andere scholen te begeleiden. Voor basisscholen is er ook de informatieve website www.slimfitapp.nl, met praktische handreikingen.

2. Naar onderwijs waarin bijzondere prestaties meer lonen

De tweede lijn in het plan van aanpak was «Naar onderwijs waarin bijzondere prestaties meer lonen». Toptalenten zijn niet alleen gebaat bij uitdagend aanbod, het is ook belangrijk dat hun talenten en prestaties worden gezien, gestimuleerd en beloond. Dat vraagt om een mentaliteitsverandering bij leraren, leerlingen en hun ouders. De maatregelen die ik heb genomen vallen uiteen in drie thema’s: prestaties herkennen en zichtbaar maken, soepele overgangen tussen onderwijssoorten en toezicht dat stimuleert om scholen uit te dagen.

Prestaties herkennen en zichtbaar maken

In een peiling die gehouden is in het kader van #Onderwijs2032 werd onder andere gevraagd naar de aandacht voor talentontwikkeling in het huidige onderwijs. Ongeveer de helft van de leerlingen, ouders en mensen die werkzaam zijn in het onderwijs, geeft nog aan dat er onvoldoende aandacht voor talent-ontwikkeling is. Door prestaties van leerlingen goed in beeld te brengen, kunnen die meer waardering krijgen. Daar wordt op twee manieren aan gewerkt:

  • Uit een eerste peiling van de VO-raad blijkt dat ruim een kwart van de scholen aangeeft een plusdocument te hebben. Vanaf het voorjaar 2015 ondersteunt de VO-raad alle scholen die nog een plusdocument gaan ontwikkelen, door middel van het ontsluiten van goede voorbeelden en uitwisselen van ervaringen met de koplopers.

  • Met ingang van schooljaar 2015/2016 kunnen scholen bijzondere prestaties van leerlingen in vmbo, havo of vwo zichtbaar maken met een judicium cum laude op hun diploma. Hiervoor bereid ik een aanpassing van het Eindexamenbesluit voor. Het judicium geeft erkenning voor hoge prestaties van leerlingen, zoals dat in het wetenschappelijk onderwijs gebruikelijk is.

Bedrijfsleven stimuleert talent in basisonderwijs

Leerlingen van basisschool De Koekoek in Utrecht bewaren in de trotskoffer dingen waar zij trots op zijn. Dat moet leerlingen aanmoedigen om hun talenten te ontdekken, die te ontwikkelen en te laten zien. Het helpt leraren om talent te signaleren, leerlingen te begeleiden bij hun talentontwikkeling en het gesprek daarover te voeren in de klas. Het programma werd gefinancierd door ABN AMRO Foundation en ontwikkeld in nauwe samenwerking met basisscholen.

Soepele overgangen tussen onderwijssoorten

De waardering van bijzondere prestaties is ook in de overgang naar het vervolgonderwijs van belang. Leerlingen die met een voorsprong instromen, zouden op hun eigen niveau verder moeten kunnen werken aan hun ontwikkeling.

Het basisonderwijs werkt met het onderwijskundig rapport, waarin scholen de prestaties, talenten en aandachtspunten van leerlingen kunnen opnemen voor het vervolgonderwijs. In de praktijk blijkt de informatie uit het onderwijskundig rapport niet altijd goed gebruikt te (kunnen) worden door de middelbare school.

Het afgelopen jaar lag de focus op de invoering van de verplichte eindtoets PO en het schooladvies, dat nu leidend is geworden. In 2015 zet ik in op verbetering van de informatieoverdracht over toptalenten tussen basisschool en voortgezet onderwijs. Het plusdocument dat de VO-raad op dit moment ontwikkelt, kan een vergelijkbare rol gaan spelen in de aansluiting tussen het voortgezet onderwijs en vervolgonderwijs. Inmiddels zijn er voorbeelden waarin leerlingen aangesproken worden op hun talenten en de samenwerking met het vervolgonderwijs zijn vruchten afwerpt:

  • Vmbo- en mbo-instellingen werken samen in de vakmanschapsroute en technologieroute, waarin leerlingen versneld hun opleiding afronden. De routes maken het beroepsonderwijs aantrekkelijker en doelmatiger. Doordat de routes versnelling en verdieping bieden, zijn ze geschikt voor ambitieuze leerlingen. In schooljaar 2014/2015 (eerste cohort) zijn 81 routes van start gegaan: 73 vakmanschap- en 8 technologieroutes. De tweede aanvraag-ronde, die plaatsvond in oktober 2014, voor het tweede cohort heeft 39 routes opgeleverd. In schooljaar 2015–2016 starten 32 vakmanschaps- en 7 technologieroutes.

  • Alle universiteiten bieden mogelijkheden aan leerlingen uit het voortgezet onderwijs om onderwijs te volgen aan de universiteit. De programma’s dragen bij aan een betere aansluiting tussen voortgezet en wetenschappelijk onderwijs. De programma’s verbinden het onderwijs op het vwo met relevante thema’s in onderwijs en onderzoek op de universiteit. Ook kunnen pre-university-programma’s leerlingen motiveren om een gefundeerde keuze te maken voor een passende vervolgopleiding en een bijdrage leveren aan het studiesucces. De manier waarop universiteiten hier invulling aan geven varieert van een enkele masterclass tot een meerdaags programma. Een aantal universiteiten biedt programma’s aan die specifiek op toptalenten zijn gericht. Het overzicht van de programma’s van universiteiten voor leerlingen in het voortgezet onderwijs wordt gebundeld in een publicatie die in het najaar van 2015 uitkomt.

Samenwerking universiteit en vwo

De Radboud Universiteit biedt een tweejarig programma voor de beste leerlingen uit vwo 5 en 6 in de regio. Het programma bestaat uit 10 bètamodules: van elementaire deeltjes, via o.a. de minimale cel en milieu tot kosmologie. Teams van docenten van scholen en universiteiten ontwikkelen en geven deze modules gezamenlijk. In het cohort 2014–2016 doen 25 leerlingen van 13 scholen mee aan dit programma. Na afloop kunnen deze leerlingen doorstromen naar het Radboud Honours programma.

Toezicht dat scholen stimuleert om toptalenten uit te dagen

Een cultuur waarin uitblinken gezien, gestimuleerd en beloond wordt, vergt ook toezicht van de inspectie waarin het belang van aandacht voor toptalenten wordt onderstreept. In het nieuwe toezichtkader dat de inspectie ontwikkelt, worden brede standaarden opgenomen over aandacht aan alle leerlingen, gericht op differentiëren, motiveren en uitdagen. Hieronder valt dus ook de aandacht voor toptalenten. Van leraren wordt verwacht dat zij hun les afstemmen op de onderwijsbehoeften van leerlingen, zodat alle leerlingen actief, gemotiveerd en betrokken zijn. Als de afstemming van het onderwijs op bepaalde groepen leerlingen opvalt, doordat het erg goed is of tekortschiet, wordt dat in de rapportage van de school opgenomen. Zo krijgen ook scholen erkenning van hun prestaties op gebied van het uitdagen van toptalenten. Het nieuwe kader wordt op dit moment in het basisonderwijs getoetst en zal daar, bij positieve evaluatie, vanaf 2016 in gebruik genomen worden. In het voortgezet onderwijs is al meer aandacht voor toptalenten in het bestaande kader, met indicatoren over het stimuleren van talent en afstemming op (hoog)begaafde leerlingen. In 2017 volgt ook een nieuw toezichtkader voor het voortgezet onderwijs.

3. Naar onderwijs met beter toegeruste leraren

De derde lijn in het plan van aanpak gaat over de toerusting van leraren. Voor leerlingen die moeite met de leerstof hebben, is het van belang dat leraren kunnen inspelen op verschillen. Voor toptalenten is het ook belangrijk om begeleiding en instructie van leraren te krijgen op hun eigen niveau. Het afstemmen van het onderwijs op verschillen tussen leerlingen vraagt veel van de capaciteiten van leraren en schoolleiders, individueel en in teamverband. Er zijn nog te weinig leraren die de differentiatievaardigheden goed beheersen. Het leren van die vaardigheden begint op de pabo’s en op de lerarenopleidingen. Na de opleiding gaat het leerproces van leraren door. Om de differentiatievaardigheden van leraren te versterken zijn maatregelen aangekondigd in de Lerarenagenda 2013–2020. De sectorakkoorden po en vo dragen ook bij aan de toerusting van leraren om toptalenten beter te kunnen bedienen.7 Over de voortgang van deze maatregelen informeer ik u separaat in het najaar van 2015. Aanvullend heb ik maatregelen genomen om de kennis over differentiatie in de klas te vergroten en te verspreiden:

  • Via School aan Zet zijn handvatten ontwikkeld die leraren in het basisonderwijs helpen om structureel uitdaging te bieden aan toptalenten. De opbrengsten hiervan zijn beschikbaar via School aan Zet en de website www.talentstimuleren.nl. Resultaten zijn bijvoorbeeld een online modules voor leraren die willen leren om leerlingen te stimuleren tot redeneren en nadenken.

  • In 2014 zijn het ICLON8 en de Rijksuniversiteit Groningen samen met lerarenopleidingen, pabo’s en scholen in de regio gestart met de uitwerking van een praktische aanpak voor differentiatie in de klas. Zowel leraren-in- opleiding als leraren voor de klas zijn hierdoor beter in staat om te differentiëren en toptalenten uit te dagen. In het project laten de Minister en ik ook vakspecifieke uitwerkingen en voorbeeldmateriaal ontwikkelen voor de professionalisering van leraren. De projecten lopen door tot juli 2017.

Masters in teaching

Het Amsterdam University College (AUC) voert sinds februari 2015 samen met partnerscholen de pilot Masters in Teaching uit. Het traject is bedoeld voor talentvolle leerlingen van middelbare scholen en bestaat uit een reeks van masterclasses, onderverdeeld in een alfa- en een bèta-programma. Leraren van de partnerscholen en professoren van AUC ontwikkelen en verzorgen gezamenlijk de masterclasses.

Vooruitblik

De uitvoering van deze maatregelen gaat door in 2015. Het komt er nu op aan dat de ontwikkelingen daadwerkelijk doordringen tot in de klas. Differentiatie en maatwerk noemde ik als belangrijkste aandachtspunten. Dat zijn de thema’s waar ik in 2015 samen met scholen vooral aan wil werken. Scholen krijgen hiervoor extra middelen en worden gestimuleerd om kennis en ervaring te delen.

1. Differentiatie

Differentiatievaardigheden van leraren zijn bepalend voor het vormgeven van het onderwijs aan individuele leerlingen in de les. Het ontwikkelen van differentiatievaardigheden vraagt ervaring en kost dus tijd. In het kader van de Lerarenagenda wordt meer aandacht gegeven aan de begeleiding van startende leraren. Schoolbesturen gaan zorgen voor een planmatige begeleiding van starters. Halverwege 2015 wordt door het ICLON en de Rijksuniversiteit Groningen een «toolbox» opgeleverd, waarin leraren vakspecifieke uitwerkingen en voorbeelden kunnen vinden voor praktische differentiatie in de klas. Tot in 2017 werken ICLON en de Rijksuniversiteit Groningen aan de uitwerking van een praktische aanpak voor differentiatie in de klas, waar alle leraren profijt van kunnen hebben. Ook digitalisering biedt mogelijkheden voor differentiatie. In het Doorbraakproject Onderwijs & ICT heeft differentiatie daarom ook een plek. Al deze ontwikkelingen moeten er aan bijdragen dat in 2020 alle ervaren leraren de differentiatievaardigheden beheersen.

2. Maatwerk

Scholen hebben nu verschillende mogelijkheden om maatwerk te bieden aan hun leerlingen: leerlingen kunnen in het voorlaatste jaar examen doen, leerlingen kunnen vakken op een hoger niveau afsluiten of bijvoorbeeld in meerdere profielen examen doen. Met ingang van volgend schooljaar is nieuwe ruimte gecreëerd: de modernisering van de onderwijstijd, de mogelijkheid om vakken nog eerder te kunnen afronden dan het voorlaatste examenjaar en het versneld vwo. Het is van belang dat scholen hiervan op de hoogte zijn en de ruimte gebruiken als hun leerlingen daar baat bij hebben. Nog dit voorjaar publiceer ik samen met de VO-raad een overzicht van de ruimte die er nu al voor scholen is binnen de bestaande regelgeving. Samen bekijken we hoe we scholen kunnen stimuleren ook daadwerkelijk van deze mogelijkheden gebruik te maken en of we praktische belemmeringen kunnen wegnemen. Eerder in deze brief beschreef ik al dat meer maatwerk in het funderend onderwijs gevolgen heeft voor het vervolgonderwijs. Ik trek samen op met de Minister van OCW in het verkennen van deze thema’s. Aan de succesvolle doorstroom van leerlingen van het voortgezet naar het hoger onderwijs zal de Minister dit voorjaar in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek meer aandacht besteden. Voor mbo-instellingen die ambities hebben om excellentie in het onderwijs verder vorm te geven, stelt de Minister extra middelen ter beschikking.

Eind 2015 ontvang ik de resultaten van #Onderwijs2032 en het advies van de Onderwijsraad over flexibilisering van toetsing en examens. Beide hebben invloed op de ontwikkeling van het aanbod in het curriculum, ook voor toptalenten. Samen met de Minister ga ik in gesprek met de scholen en opleidingen over wat dit betekent voor het onderwijsaanbod in pabo’s en de lerarenopleidingen.

3. Ondersteuning van scholen

Voor zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs heb ik met ingang van 2015 extra financiële middelen vrijgemaakt voor toptalenten, waardoor scholen meer (financiële) ruimte hebben om zich op deze en andere aspecten te ontwikkelen.9 Ik stimuleer scholen ook om te leren van elkaar. In 2015 zijn kwartiermakers in iedere regio actief om scholen met elkaar in contact te brengen en kennisdeling mogelijk te maken. Scholen kunnen ook profiteren van onderzoeksresultaten, materiaal en ervaringen van andere scholen via www.talentstimuleren.nl, het informatiepunt voor onderwijs en talentontwikkeling.

Ten slotte

In deze brief heb ik de voortgang van het plan van aanpak toptalenten geschetst en goede voorbeelden beschreven van de manier waarop scholen werken aan het uitdagen van toptalenten. Veel scholen en andere organisaties geven vorm aan prachtige initiatieven om toptalenten uitdagend onderwijs te bieden. Ik ben blij met de voortvarendheid waarmee scholen de handschoen hebben opgepakt. Ik heb ook gewezen op de uitdagingen die er nog zijn als het gaat om goed onderwijs voor toptalenten. Het uiteindelijke doel is dat álle leerlingen zich uitgedaagd voelen en presteren naar hun kunnen. Aan de basis van het plan van aanpak lag een peiling onder leerlingen, ouders, leraren en schoolleiders over de mate waarin toptalenten worden uitgedaagd in het onderwijs. Om te kunnen vaststellen of de maatregelen het gewenste effect sorteren, herhaal ik deze peiling in 2016 en in 2018. Oogmerk is dat in 2018 op alle scholen uitdagend aanbod is voor toptalenten, dat alle docenten beschikken over de complexe vaardigheden en dat alle leerlingen uitdagend aanbod krijgen.

In het voorjaar van 2016 informeer ik uw Kamer opnieuw over de voortgang van de uitvoering van het plan van aanpak en de vorderingen die op scholen gemaakt worden bij het uitdagen van toptalenten.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 33 750 VIII, nr. 99, 10 maart 2014.

X Noot
2

Inspectie van het Onderwijs, april 2014. Hoe gaan we om met onze best presterende leerlingen? De huidige praktijk in het primair en voortgezet onderwijs, met voorbeelden en vragen ter inspiratie. Kanttekening: de inspectie heeft zich in haar onderzoek gericht op leerlingen die (in potentie) de beste cognitieve prestaties leveren in primair onderwijs en op het vwo. Dit is een smallere benadering van het begrip toptalenten. Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Onderzoek door GfK Intomart in opdracht van Ministerie van OCW, 2014.

X Noot
4

Onderzoek door GfK Intomart in opdracht van Ministerie van OCW, 2014.

X Noot
5

Kamerstuk 34 010, nr. 2, 4 september 2014.

X Noot
6

InnovatieImpuls Onderwijs, Kohnstamm Instituut & Hogeschool van Amsterdam, 2014, Impulsen voor vernieuw(en)d onderwijs.

X Noot
7

Kamerstuk 27 923, nr. 171, 4 oktober 2013.

X Noot
8

Centrum voor lerarenopleiding, onderwijsontwikkeling en nascholing, Universiteit Leiden.

X Noot
9

Zoals afgesproken in de bestuursakkoorden: in po in 2015 € 62 miljoen voor uitdagend onderwijs, vernieuwing en ict, in vo € 24 miljoen voor uitdagend onderwijs.

Naar boven