34 160 Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

INHOUDSOPGAVE

blz.

       

Algemeen deel

2

       

DEEL I HERZIENE KWALIFICATIESTRUCTUUR

2

       

1.

Inleiding

2

 

1.1.

Context

2

 

1.2.

Kern van het wetsvoorstel

5

 

1.3.

Aanleiding

6

 

1.4.

Het doel van de herziening van de kwalificatiestructuur

7

 

1.5.

Invoering van de herziene kwalificatiestructuur en van de daarop gebaseerde nieuwe opleidingen

7

 

1.6.

Vrijwillige start in het schooljaar 2015–2016

8

 

1.7.

Positie kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven

9

2.

Herziene kwalificatiestructuur

10

 

2.1.

Basisdelen, profieldelen en keuzedelen

10

 

2.2.

De koppeling die weergeeft welke keuzedelen bij welke kwalificatie kunnen worden aangeboden

13

 

2.3.

Gewijzigde wijze van beschrijven van kwalificatie-eisen

14

 

2.4.

Vermindering van aantal kwalificaties en kwalificatiedossiers

15

3.

Procedure totstandkoming kwalificatiedossiers en keuzedelen

15

       

DEEL II NIEUWE OPLEIDINGEN

16

       

4.

Vormgeving van een nieuwe opleiding

16

5.

Inschrijven van deelnemers voor nieuwe opleidingen

22

6.

Afronding beroepsopleiding

23

 

6.1.

Examinering en diplomering

23

 

6.2.

Wettelijke beroepsvereisten en certificaten

26

 

6.3.

Doorstroom naar vervolgonderwijs

27

7.

Beheersmaatregelen bij de implementatie van de herziene kwalificatiestructuur bij instellingen

28

8.

Voorbereiding en ondersteuning van instellingen bij de implementatie

30

9.

Overgangsperiode voor deelnemers in bestaande opleidingen

31

       

DEEL III OVERIGE INFORMATIE

31

       

10.

Wat regelen we niet in dit wetsvoorstel maar in lagere regelgeving

31

11.

Uitvoerings- en handhavingsgevolgen

32

12.

Financiële gevolgen voor de rijksbegroting

32

13.

Administratieve lasten

32

14.

Betrokken actoren en hun verantwoordelijkheden

33

15.

Draagvlak en gevoerd overleg met de mbo-sector

34

16.

Evaluatie en monitoring

35

17.

Bescherming van persoonsgegevens

35

18.

Internetconsultatie

37

19.

Consultatie Caribisch Nederland

41

       

Artikelsgewijs

42

Algemeen deel

DEEL I HERZIENE KWALIFICATIESTRUCTUUR

1. INLEIDING

1.1. Context

De herziening van de kwalificatiestructuur en de implementatie hiervan binnen beroepsopleidingen is een complexe operatie. Eén van de elementen van de herzieningsoperatie is de invoering van keuzedelen in de kwalificatiestructuur mbo en vervolgens in beroepsopleidingen. Dit wetsvoorstel betreft alleen dat element van verplichte invoering van keuzedelen; de overige elementen van de herzieningsoperatie vereisen geen wetswijziging. In dit algemene deel van de memorie van toelichting wordt niet alleen ingegaan op de keuzedelen, maar wordt ook een totaalbeeld gegeven van respectievelijk de herziening van de kwalificatiestructuur (in deel I) en van de nieuwe opleidingen die daarop zijn gebaseerd (in deel II). Dat maakt onder andere duidelijk welke plek en functie keuzedelen hebben in respectievelijk de herziene kwalificatiestructuur en in de nieuwe opleidingen.

Functie kwalificatiestructuur

De kwalificatiestructuur in het mbo dient voor de inhoudelijke aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt en op het vervolgonderwijs. Wat een deelnemer aan het einde van een mbo-opleiding moet kennen en kunnen, staat in een kwalificatiedossier per kwalificatie beschreven voor het betreffende beroep of groep van beroepen. De kwalificatiedossiers tezamen vormen de kwalificatiestructuur mbo. Die geeft aan voor welke kwalificaties kan worden opgeleid in het mbo en wat de leerdoelen zijn om het bijbehorende diploma te kunnen krijgen.

Relatie kwalificatiestructuur – opleidingen

De instellingen moeten vervolgens een vertaalslag maken van de in een kwalificatiedossier beschreven leerdoelen naar onderwijsprogramma’s en examens en samen met leerbedrijven naar het beroepspraktijkvormende deel van het onderwijsprogramma.

Problemen bij kwalificatiestructuur

De aansluiting op de dynamiek van de arbeidsmarkt (waaronder de regionale aansluiting) laat te wensen over. Er zijn te veel kwalificaties en kwalificatiedossiers, er is sprake van ondoelmatige overlap tussen kwalificaties, er is te weinig samenhang in de kwalificatiestructuur, de beschrijvingswijze van kwalificaties is te weinig transparant, er is te weinig aansluiting bij innovaties in het (regionale) bedrijfsleven.

Het grote aantal kwalificaties is mede bepalend voor het grote aantal opleidingen van de onderwijsinstellingen. Er zijn zeer veel mbo-opleidingen, waaronder veel kleine, die niet altijd goed aansluiten op de arbeidsmarkt, die wisselend van kwaliteit zijn en die weinig doelmatig zijn. De huidige opbouw en beschrijvingswijze bij kwalificatiedossiers maakt het instellingen vaak niet gemakkelijk om het onderwijs goed te programmeren en te examineren. Instellingen maken weinig gebruik van de vrije ruimte binnen een opleiding voor (regionale) verbreding en/of verdieping van de opleiding. En waar dat wel gebeurt, is de invulling vaak vrijblijvend, weinig transparant en kent weinig kwaliteitsborgen. Deelnemers geven regelmatig aan behoefte te hebben aan meer inhoudelijke uitdaging bij hun opleiding.

De adviescommissie Kwalificeren en Examineren heeft op basis van de problemen geadviseerd om de huidige kwalificatiestructuur te herzien.

Oplossing problemen

De kwalificatiestructuur wordt herzien met het oog op een betere inhoudelijke aansluiting op de arbeidsmarkt en het vervolgonderwijs. Het aantal kwalificaties en -dossiers wordt gereduceerd, ondoelmatige overlap wordt verwijderd, betere beschrijving van kwalificatie-eisen en compactere en meer transparante dossiers. Nieuw is dat in de herziene kwalificatiestructuur elke kwalificatie is opgebouwd uit één basisdeel en één profieldeel en dat er naast de kwalificatie keuzedelen worden geïntroduceerd. De herziene kwalificatiedossiers en de nieuwe keuzedelen bieden onderwijsinstellingen de mogelijkheid om deelnemers beter en breder toe te rusten en opleidingen doelmatiger in te richten.

Keuzedelen (belangrijk onderdeel van de oplossing)

Elke nieuwe opleiding is gebaseerd op een kwalificatie en één of meer keuzedelen. Een keuzedeel (met bijbehorende keuzedeeleisen) staat naast de kwalificatie (met bijbehorende kwalificatie-eisen) en levert een verrijking ten opzichte van de kwalificatie. De kwalificatie is nodig om het beroep als beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen uitoefenen en het keuzedeel niet. Keuzedelen hebben tot doel om bovenop de kwalificatie een verdieping of verbreding te leveren bij de toerusting voor de arbeidsmarkt of een extra voorbereiding voor een vervolgopleiding. Met keuzedelen kan sneller en beter worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen en innovaties in het beroepenveld en in de regio. Door keuzedelen op te nemen in aparte documenten, naast de kwalificatiedossiers, is het mogelijk om snel en flexibel keuzedelen te ontwikkelen en vast te stellen. De keuzedelen worden vastgesteld door de Minister, inclusief de koppeling aan kwalificaties.

De onderwijsinstellingen kiezen welke gekoppelde keuzedelen ze aanbieden bij een opleiding en deelnemers kiezen uit het actuele aanbod van de instelling de keuzedelen die passen bij hun uitstroomwensen. Behaalde keuzedelen worden vermeld op het diploma, maar het behalen van de keuzedelen van een opleiding is geen voorwaarde voor het behalen van het diploma. Deelnemers zijn verplicht examen te doen in een keuzedeel. De beschikbaarheid van een examenresultaat is wel een aanvullende voorwaarde voor het verkrijgen van het diploma. Dat aan deze voorwaarde is voldaan, blijkt uit de beschikbaarheid van een examenresultaat. Maar voor het behalen van het diploma is het niet noodzakelijk dat het examen betreffende een keuzedeel met goed gevolg is afgelegd. Een deelnemer kan dus slagen voor het diploma ook al heeft hij een onvoldoende behaald voor het keuzedeel.

Noodzaak van wetswijziging: de invoering van keuzedelen

De herziening van de kwalificatiestructuur inclusief de introductie van keuzedelen is een omvangrijke operatie in het mbo die grotendeels kan worden uitgevoerd binnen de vigerende regelgeving. Voor de invoering van keuzedelen is echter wetswijziging nodig. Daartoe dient dit wetsvoorstel.

Noodzaak overheidsinterventie

Overheidsinterventie bij de herziening van de kwalificatiestructuur is nodig, omdat:

  • de overheid verantwoordelijk is voor de vaststelling van de kwalificatiestructuur (inclusief kwalificatiedossiers en verplichte keuzedelen);

  • de overheid een wettelijke basis moet creëren voor de invoering van keuzedelen, waarmee instellingen verplicht worden deze aan te bieden.

Tevens registreert de overheid in een aantal registers informatie betreffende de herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen.

Uitvoeringsgevolgen

De verplichte invoering van keuzedelen binnen nieuwe opleidingen heeft gevolgen voor:

  • kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven: zij zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de herziene kwalificatiedossiers en de nieuwe keuzedelen, inclusief de koppeling aan kwalificaties.

  • instellingen: zij zijn verantwoordelijk voor de inhoudelijke inrichting en uitvoering van het onderwijs en examens van de door hen aangeboden nieuwe opleidingen die gebaseerd zijn op herziene kwalificaties en keuzedelen. Zij moeten bij de nieuwe opleidingen voldoende gekoppelde keuzedelen verzorgen. Bij keuzedelen kan ook sprake van beroepspraktijkvorming die in samenwerking met erkende leerbedrijven wordt uitgevoerd. Elke instelling bepaalt zelf welke opleidingen gebaseerd op welke kwalificaties en welke keuzedelen, zij aanbiedt. De instelling maakt onder andere een vertaalslag van in de kwalificatiedossiers en keuzedelen aangegeven eisen naar de onderwijsprogramma’s en examens.

  • deelnemers: zij moeten bij nieuwe opleidingen ook kiezen voor één of meer keuzedelen. Zij krijgen met de keuzedelen meer te kiezen en een verrijking ten opzichte van de kwalificatie en zij zullen hun studieloopbaan bewuster moeten vormgeven.

Verwachte effecten

Verwachte effecten voor de deelnemers

Wordt mogelijk door:

Grotere kans op werk

Bredere opleidingen op basis van brede kwalificatiedossiers (mogelijk voor meer verschillende verwante beroepen) naast smallere vakopleidingen

Meer inhoudelijke uitdaging

Keuze uit meerdere keuzedelen ter verdieping en verrijking

Meer onderscheidend voor bedrijfsleven

Mogelijkheid om te kiezen tussen keuzedelen gericht op specialisatie, regionale invulling/wensen, state of the art vraagstukken en/of doorstroom

Betere doorstroming

Doorstroomgerichte keuzedelen (aansluitend bij verschillende kwalificaties) bieden de student meer mogelijkheden om aan te sluiten op het vervolgonderwijs.

Voor de mbo-instellingen

Wordt mogelijk door:

Transparantie en slimmer programmeren

Een steviger opbouw van de kwalificatiedossiers geeft een betere basis voor het clusteren van opleidingen en vermindert overlap binnen en tussen de dossiers.

Kennis en vaardigheden staan voorop en zijn duidelijker.

Doelmatiger

Minder grote variëteit aan kwalificatiedossiers en kwalificaties

Profileren

(Regionale) keuze in aanbieden keuzedelen; meer ruimte voor eigen onderwijsinvulling.

Eenvoudiger

Kwalificatiedossiers zijn dunner en overzichtelijker.

Voor het bedrijfsleven

Wordt mogelijk door:

Betere aansluiting op wensen arbeidsmarkt

Onderwijsveld én bedrijfsleven geven (gezamenlijk) invulling geven aan de kwalificatiedossiers én de keuzedelen.

Betere en frequenter geactualiseerde verantwoordingsinformatie.

Sneller inspelen op actuele ontwikkelingen in het beroepenveld

Flexibele procedure voor het realiseren en vaststellen van nieuwe keuzedelen (vier keer per jaar)

Voor de instellingen voor vervolgonderwijs

Wordt mogelijk door:

Betere doorstroming

Doorstroomgerichte keuzedelen (aansluitend bij verschillende kwalificaties) bieden het onderwijs meer mogelijkheden om inhoudelijk beter aan te sluiten op het vervolgonderwijs.

1.2. Kern van het wetsvoorstel

Dit wetsvoorstel wijzigt de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), de Wet educatie en beroepsonderwijs BES (WEB BES) en de Wet op het Onderwijstoezicht (WOT).

Grondslag voor invoering keuzedelen

De bestaande kwalificatiestructuur voor het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) wordt herzien. Onderdeel van de herziening is de invoering van keuzedelen. Dit wetvoorstel legt de formele grondslag voor de invoering van keuzedelen in het mbo.

Als gevolg hiervan zal elke nieuwe opleiding gebaseerd zijn op een kwalificatie en één of meer keuzedelen.

Doel wetsvoorstel

Het doel van dit wetsvoorstel is het leggen van de formele grondslag voor onder andere:

  • het keuzedeel als verplicht onderdeel van de kwalificatiestructuur mbo en van een beroepsopleiding;

  • het kunnen vaststellen van keuzedelen en van de koppeling van keuzedelen aan de onderscheiden kwalificaties;

  • het afleggen van examen in de keuzedelen van een opleiding en een positieve beoordeling van het voltooien van de beroepspraktijkvorming (die betrekking kan hebben op keuzedelen van opleidingen of onderdelen daarvan) zijn voorwaarden voor het kunnen verkrijgen van het diploma;

  • de registratie van keuzedelen door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) in het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo), het Basisregister Onderwijs (BRON) en het diplomaregister, alsmede de specificatie van de te registreren informatie;

  • de registratie door DUO in BRON en het diplomaregister van behaalde certificaten voor onderdelen van een kwalificatie en voor keuzedelen waaraan de Minister van OCW en/of EZ, op grondslag van artikel 7.2.3, eerste lid WEB, een certificaat heeft verbonden;

  • bij algemene maatregel van bestuur te geven voorschriften voor instellingen betreffende de omvang van de keuzedeelverplichting, voldoende aanbod van keuzedelen, de examinering en diplomering als gevolg van de invoering van keuzedelen bij nieuwe opleidingen.

Dit wetsvoorstel regelt alleen bovengenoemde grondslagen.

Lagere regelgeving; richting ervan op hoofdlijnen

In lagere regelgeving (zie paragraaf 10) zullen de voorschriften betreffende keuzedelen worden uitgewerkt. In het algemene deel van de memorie van toelichting van dit wetsvoorstel wordt op hoofdlijnen de richting van de nadere uitwerking in lagere regelgeving aangegeven.

Deze memorie van toelichting wordt mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken ondertekend.

1.3. Aanleiding

In 2010 is de toezegging aan de Tweede Kamer gedaan dat de nieuwe kwalificatiedossiers, waar nodig, zodanig aangepast zullen worden dat in de kwalificatiestructuur recht wordt gedaan aan het grote belang van kennis en vaardigheden ten opzichte van houdingsaspecten (Handelingen II 2010/11, 32 416, nr. 81, item 10).

De adviescommissie Kwalificeren en Examineren (de commissie Hermans /Van Zijl) heeft vervolgens in 2010 het advies «Naar meer doelmatigheid in het mbo» (Kamerstukken II 2010/11, 31 524, nr. 86) uitgebracht. In dit advies is ingegaan op de doelmatigheid van respectievelijk kwalificaties, het opleidingsaanbod en de examinering. De commissie adviseert een herziening van de kwalificatiestructuur, naar een structuur met minder kwalificaties en een eenduidiger beschrijving van kwalificatie-eisen. Ook bepleit zij aan de bestaande zogenoemde «vrije ruimte» een heldere doelbestemming te geven, zoals onder andere nadere specialisatie bovenop de branchegerichte uitstroom, verdieping gerelateerd aan regionale arbeidsmarktbehoefte of extra hbo-voorbereiding.

In de beleidsreactie op bovengenoemd advies, verwerkt in het actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015» (Kamerstukken II 2010/11, 31 524, nr. 88), staat een vereenvoudiging van de kwalificatiestructuur aangekondigd. Deze vereenvoudiging moet op zo’n manier worden gedaan dat die uitvoerbaar voor mbo-instellingen is en rekening houdt met de wensen van het bedrijfsleven. Deze vereenvoudiging is één van de maatregelen om te komen tot doelmatiger opleidingen.

Het huidige kabinet zet de vereenvoudiging van de kwalificatiestructuur door in het regeerakkoord Bruggen Slaan (2012).

Op 11 oktober 2011 heeft het Ministerie van OCW advies gevraagd aan de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (hierna: SBB) ten aanzien van de herziening van de kwalificatiestructuur en kwalificatiedossiers, en daarbij een aantal voorwaarden gesteld.

Op 21 juni 2012 heeft de toenmalige Minister van OCW SBB de opdracht gegeven om – samen met de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (hierna: kenniscentra) –  de herziene kwalificatiestructuur te ontwikkelen.

Op 1 november 2013 heeft SBB een voorstel Model kwalificatiedossier mbo en Toetsingskader kwalificatiestructuur mbo ingediend. Dit voorstel is tot stand gekomen in goed overleg met vertegenwoordigers uit het (regionale) bedrijfsleven en uit het onderwijs.

In mijn brief van 4 maart 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 31 524, nr. 193) heb ik de Tweede Kamer nader geïnformeerd over de herziening van de kwalificatiestructuur mbo.

1.4. Het doel van de herziening van de kwalificatiestructuur

De kwalificatiestructuur dient voor de inhoudelijke aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt. De herziening van de kwalificatiestructuur beoogt die aansluiting te verbeteren, mede in het licht van de toenemende dynamiek op de arbeidsmarkt. Dat wordt bereikt door de volgende elementen van de herzieningsoperatie:

  • reductie van het aantal kwalificatiedossiers;

  • het wegnemen van overlap tussen kwalificaties;

  • betere beschrijving van kwalificatie-eisen;

  • betere uitvoerbaarheid van het onderwijs; en

  • versterking van de regionale component van het mbo.

De invoering van keuzedelen bij de herziene kwalificatiestructuur heeft tot doel:

  • deelnemers een verrijking bovenop de kwalificatie te geven, te weten: een bredere of meer verdiepende toerusting voor de arbeidsmarkt te leveren of een betere voorbereiding voor vervolgonderwijs en

  • sneller en beter in te spelen op actuele ontwikkelingen en innovaties in het beroepenveld op de arbeidsmarkt en op de aansluiting op vervolgonderwijs, in het bijzonder in de eigen regio.

Invoering van de herziene kwalificatiestructuur en de daarop gebaseerde nieuwe opleidingen is gericht op het bereiken van de in paragraaf 1.1 vermelde effecten bij deelnemers, mbo-instellingen, bedrijfsleven en instellingen voor vervolgonderwijs.

Verder betekent de herziening van de kwalificatiestructuur dat de kwalificatiedossiers volgens een nieuw model worden opgezet. Het nieuwe model beoogt verbetering van de opbouw, omvang en transparantie van een kwalificatiedossier. Ook wordt de beschrijving van kwalificatie-eisen verbeterd. Dat maakt het onderwijs en de examens, die op het kwalificatiedossier zijn gebaseerd, voor de onderwijsinstellingen beter te programmeren, in te richten en te examineren.

1.5. Invoering van de herziene kwalificatiestructuur en van de daarop gebaseerde nieuwe beroepsopleidingen

De beoogde datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel is 1 januari 2016.

De beoogde datum van vaststelling van herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen is 1 februari 2016. Overigens zal een deel van de herziene kwalificatiedossiers al per 1 februari 2015 worden vastgesteld ten behoeve van de vrijwillige start van nieuwe opleidingen in het schooljaar 2015/2016 (zie volgende paragraaf 1.6). Vaststelling gebeurt als de herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen voldoen aan de door de Minister van OCW vastgestelde kwaliteitscriteria van het Toetsingskader kwalificatiestructuur mbo.

Er wordt beoogd dat de instellingen en deelnemers per 1 augustus 2016 starten met de nieuwe beroepsopleidingen, gebaseerd op de herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen. De bestaande kwalificatiedossiers worden gelijktijdig ingetrokken en eerstejaars deelnemers kunnen vanaf die datum niet meer starten met opleidingen die zijn gebaseerd op deze kwalificatiedossiers. Instellingen moeten die opleidingen na 31 juli 2016 afbouwen, waarbij deelnemers die voor een opleiding gebaseerd op een «oud» kwalificatiedossier staan ingeschreven deze binnen redelijke termijn kunnen afronden. De instelling heeft overigens ook de mogelijkheid deze deelnemers – mits individuele deelnemers daarmee instemmen – over te schrijven naar een verwante nieuwe opleiding.

Het onderhavige wetsvoorstel heeft ook betrekking op Caribisch Nederland (CN). Daarom wordt ook de WEB BES gewijzigd. Met een bezoek van de SBB aan CN in augustus 2014 zijn de Raad Onderwijs Arbeidsmarkt (ROA) CN en de onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland geïnformeerd over de herziene kwalificatiestructuur. Zij willen deze zo snel mogelijk invoeren, maar hebben hiervoor wellicht wat meer tijd nodig dan Nederlandse instellingen. De wijzigingen van de WEB BES zullen daarom op een later tijdstip worden ingevoerd. De opleidingen kunnen dan gefaseerd worden aangepast. Ook met het oog op de door de Raad van State aanbevolen legislatieve terughoudendheid wordt voor Caribisch Nederland gedacht aan invoering van dit wetsvoorstel in 2017 of 2018, als (de eerste fase van) de Onderwijsagenda CN zijn beslag zal hebben gekregen.

1.6. Vrijwillige start in het schooljaar 2015-2016

Het kabinet vindt het van belang dat, voorafgaand aan de invoering, al ervaring kan worden opgedaan met de herziene kwalificatiestructuur. Instellingen krijgen de mogelijkheid om per 1 augustus 2015 op vrijwillige basis te starten met één of meer nieuwe opleidingen gebaseerd op herziene kwalificatiedossiers (vastgesteld via een ministeriële regeling op basis van de wet zoals die dan geldt) en keuzedelen (niet formeel vastgesteld, omdat daarvoor op dat moment in de wet nog geen formele basis is). Het gebruik van de herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen is dan nog niet verplicht. Een instelling kan keuzedelen in het vrijwillig studiejaar 2015–2016 alleen aanbieden binnen de bestaande vrije ruimte van de opleiding.

Het merendeel van de kwalificatiedossiers zal voor de vrijwillige start van de nieuwe opleidingen zijn herzien. De datum van vaststelling van deze herziene kwalificatiedossiers is 1 februari 2015. Vaststelling gebeurt uiteraard uitsluitend als de kwaliteit voldoende is. Kenniscentra moeten er voor zorgen dat ze aan de kwaliteitscriteria van het eerder genoemde Toetsingskader voldoen. De Toetsingskamer, die onderdeel is van de SBB, levert een zelfstandig en onafhankelijk oordeel over de kwaliteit van kwalificatiedossiers, aan de hand van de kwaliteitscriteria. Ook voor de keuzedelen geldt dat die uitsluitend aan instellingen beschikbaar worden gesteld om te gebruiken voor de vrijwillige start in het schooljaar 2015–2016 als ze naar het oordeel van de Toetsingskamer voldoen aan de kwaliteitscriteria die van toepassing zijn op keuzedelen.

Het vrijwillig gebruik van herziene kwalificatiedossiers en (in de vrije ruimte) keuzedelen in daarop gebaseerde opleidingen wordt gemonitord.

1.7. Positie kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven

Op dit moment is een wetsvoorstel in voorbereiding op grond waarvan de wettelijke taken van de kenniscentra worden overgedragen aan een door de Minister aan te wijzen Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven. Het is de bedoeling dat de Minister de SBB aanwijst. De overdracht van taken aan de Samenwerkingsorganisatie zal op zijn vroegst per 1 augustus 2015 plaats vinden. Voornoemd wetsvoorstel heeft geen consequenties voor het onderhavige wetsvoorstel, maar wel voor deze memorie van toelichting. Waar nu wordt gesproken over kenniscentra, zal na de overdracht van de taken moeten worden gesproken over de Samenwerkingsorganisatie. Het is daarbij aan de Samenwerkingsorganisatie om de toetsfunctie ten aanzien van de kwalificatiestructuur zo vorm te geven dat een inhoudelijk onafhankelijke toetsing kan geschieden en om in de statuten en het bestuursreglement vast te leggen hoe de toetsfunctie wordt ingericht.

2. HERZIENE KWALIFICATIESTRUCTUUR

De belangrijkste kenmerken van de herziene kwalificatiestructuur zijn:

  • 2.1. De herziene kwalificatiestructuur bevat herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen. Keuzedelen zijn niet in kwalificatiedossiers opgenomen, maar in afzonderlijke documenten. In de herziene kwalificatiedossiers bestaan de daarin opgenomen kwalificaties elk uit één basisdeel en één profieldeel. Keuzedelen behoren niet tot de kwalificaties, maar staan er naast. Er is dus sprake van basisdelen, profieldelen en keuzedelen. (Zie nadere toelichting in paragraaf 2.1.)

  • 2.2. Keuzedelen zijn gekoppeld aan kwalificaties. In een keuzedeel is vastgelegd aan welke kwalificatie of kwalificaties het keuzedeel gekoppeld is. (Zie nadere toelichting in paragraaf 2.2.)

  • 2.3. De beschrijvingswijze van kwalificatie-eisen wordt gewijzigd. (Zie nadere toelichting in paragraaf 2.3.)

  • 2.4. Het aantal kwalificaties en kwalificatiedossiers wordt verminderd. (Zie nadere toelichting in paragraaf 2.4.)

De herziene kwalificatiestructuur omvat:

  • alle herziene kwalificatiedossiers;

  • alle keuzedelen, inclusief de koppeling tussen keuzedelen en kwalificaties;

  • een tabel met de namen van respectievelijk alle opleidingsdomeinen1, alle bijbehorende kwalificatiedossiers en alle bijbehorende kwalificaties.

Het Toetsingskader kwalificatiestructuur mbo, het Model kwalificatiedossier mbo met instructie en het Model keuzedeel mbo met instructie worden de kaders voor bovengenoemde producten aangegeven.

2.1. Basisdelen, profieldelen en keuzedelen

In de herziene kwalificatiestructuur is sprake van kwalificaties – die elk bestaan uit één basisdeel en één profieldeel – en keuzedelen. Keuzedelen staan dus naast de kwalificatie. De kwalificaties zijn beschreven in kwalificatiedossiers en de keuzedelen in afzonderlijke documenten. Een kwalificatiedossier geeft meestal een beschrijving van meerdere kwalificaties. Dan is sprake van een gemeenschappelijk basisdeel bij die kwalificaties.

Het basisdeel bevat twee onderdelen:

  • De generieke onderdelen voor alle kwalificaties van de kwalificatiestructuur (Nederlandse taal, rekenen, loopbaan en burgerschap en – uitsluitend voor kwalificaties op mbo-niveau 4  – Engels);

  • De gemeenschappelijke elementen van de kwalificaties in het kwalificatiedossier. Dat betreffen overeenkomstige elementen van de beroepen waarop de kwalificaties zijn gebaseerd. Er is overigens ruimte voor een gedifferentieerde uitwerking van het basisdeel waarmee recht kan worden gedaan aan het niveau en de context van de afzonderlijke kwalificaties.

De onderscheidende verschillen tussen die beroepen zijn uitgewerkt in de afzonderlijke profieldelen.

Naast kwalificaties is ook sprake van keuzedelen. Bij een keuzedeel zijn ook de bijbehorende keuzedeeleisen beschreven die van toepassing zijn voor het behalen van het betreffende keuzedeel.

Voorbeeld

Het huidige kwalificatiedossier Kapper bevat vier kwalificaties:

  • Junior-kapper (niveau 2);

  • Kapper (niveau 3);

  • Afro-kapper (niveau 3);

  • Ondernemend kapper (niveau 4).

Het toekomstige kwalificatiedossier Haarverzorging bestaat uit:

  • Het basisdeel Haarverzorging;

  • De profieldelen Kapper (niveau 2), Allround Kapper (niveau 3) en Salonmanager (niveau 4).

Het toekomstige kwalificatiedossier bevat derhalve drie kwalificaties (de namen van kwalificaties zijn gelijk aan die van de betreffende profieldelen), te weten:

  • Kapper (niveau 2);

  • Allround Kapper (niveau 3);

  • Salonmanager (niveau 4).

Dit toekomstige kwalificatiedossier Haarverzorging is aangevuld met onder andere de keuzedelen:

  • Nagelstyling, Afro-kapper, Ondernemerschap en Duits.

Bij de herziene kwalificatiestructuur is dus sprake van basisdelen, profieldelen en keuzedelen. Aangezien onder de herziene kwalificatiestructuur een beroepsopleiding gericht is op één basisdeel, één profieldeel en één of meer keuzedelen, geldt als richtlijn voor het ontwerpen van kwalificatiedossiers en keuzedelen dat het basisdeel circa 50% van de studielast van de gehele opleiding beslaat, het profieldeel circa 35% en het keuzedeel of de keuzedelen circa 15%. Dit zijn ontwerpeisen voor ontwikkelaars van kwalificatiedossiers en keuzedelen. Het zijn geen inrichtingseisen voor onderwijsinstellingen. De percentages gelden dus niet voor de inrichting van opleidingen. De instellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de inrichting van opleidingen, met inachtneming van de formele kaders.

De kwalificaties in het mbo leveren een drievoudige kwalificering: de kwalificering voor respectievelijk de uitoefening van een beroep, deelname aan de maatschappij en doorstroming naar een opleiding op een hoger mbo- of hbo-niveau. Het basis- en profieldeel tezamen moeten deze drievoudige kwalificering borgen. Keuzedelen leveren een verrijking ten opzichte van de kwalificatie.

Type keuzedelen met onderscheiden doelen

Er zijn diverse opties voor de invulling van het keuzedeel, bijvoorbeeld:

  • Het keuzedeel is beroepsgericht en levert een verdieping naast de kwalificatie; beide zijn gericht op hetzelfde beroep. Bijvoorbeeld het keuzedeel Verdieping expertise audiciens bij de kwalificatie Audicien en het keuzedeel Gebogen plafond- en wandconstructies bij de kwalificatie Plafond- en wandmonteur.

  • Het keuzedeel is beroepsgericht en levert een verbreding naast de kwalificatie; hierbij is het keuzedeel gericht op een element van een ander beroep. Dat kan onder andere in de vorm van een reeds bestaand deel van een andere kwalificatie op hetzelfde niveau. Bijvoorbeeld het keuzedeel Verdieping autotechniek bij de kwalificatie Logistiek medewerker. Het keuzedeel kan ook een nieuw element zijn, bijvoorbeeld gericht op ontwikkelingen op de (regionale) arbeidsmarkt. Het betreft bijvoorbeeld het toepassen van een nieuwe techniek of het omgaan met een nieuw soort machine. Bijvoorbeeld het keuzedeel Geo-ICT welke gekoppeld is aan de kwalificatie Applicatieontwikkeling en ICT-mediabeheer.

  • Het keuzedeel is doorstroomgericht en heeft betrekking op onderdelen die relevant zijn voor doorstroom naar een vervolgopleiding. Bijvoorbeeld een keuzedeel gericht op hogere beheersing van taal- en rekeneisen, het keuzedeel Instroom pabo aardrijkskunde bij de kwalificatie Gespecialiseerd pedagogisch medewerker, het keuzedeel Voorbereiding op gezel stukadoor bij de kwalificatie Stukadoor.

Uitsluitend voor de entreeopleidingen kan behalve bovengenoemde drie soorten ook sprake zijn van remediërende keuzedelen, die gericht zijn op het wegwerken van achterstanden voor het behalen van de beoogde kwalificatie. Gelet op de specifieke doelgroep van de entreeopleidingen (vooropleiding zonder diploma van het voortgezet onderwijs en veelal ook andere kenmerken die het behalen van de kwalificatie kunnen bemoeilijken) kunnen de bovengenoemde drie typen keuzedelen, die een verrijking leveren ten opzichte van de kwalificatie, wellicht problemen geven voor sommige deelnemers aan de entreeopleidingen. Deelnemers die bovenmatig moeite hebben met onderdelen van een entreeopleiding kunnen met een remediërend keuzedeel zich blijven richten op onderdelen van de kwalificatie die extra aandacht behoeven en die zijn aangegeven in het betreffende keuzedeel. Bij remediërende keuzedelen kan dus wel sprake zijn van veel overlap met de gekoppelde kwalificaties. Met deze extra mogelijkheid voor entreeopleidingen kan ook bij deze soort opleidingen de keuzedeelverplichting worden ingevoerd. Instellingen kunnen deelnemers die wel in staat zijn om naast de entreekwalificatie een verrijkend (in plaats van remediërend) keuzedeel te behalen, daartoe de mogelijkheid geven. In de instructie bij het model keuzedeel wordt aangegeven dat remediërende keuzedelen alleen kunnen worden gekoppeld aan kwalificaties op mbo niveau 1 (dat betreft de entreeopleidingen), maar niet aan overige kwalificaties (dat betreft de overige soorten opleidingen). De begrenzing van die extra mogelijkheid is neergelegd in de instructie bij het model keuzedeel. Dit model wordt vastgesteld bij ministeriële regeling.

Bij opleidingen op niveau 2, 3 en 4 zijn remediërende keuzedelen niet nodig en ook niet wenselijk. Om te worden toegelaten tot die opleidingen moeten de deelnemers namelijk beschikken over voldoende vooropleiding. Van deze deelnemers mag worden verwacht dat zij in staat zijn om bij voldoende inspanning de kwalificatie waarop de opleiding is gericht te behalen. En voor deelnemers die moeite hebben om de kwalificatie daadwerkelijk te behalen kan de instelling voldoende andere mogelijkheden (in plaats van remediërende keuzedelen) aanbieden die die extra ondersteuning bieden aan die deelnemers zodat voortijdige uitval wordt voorkomen. Bijvoorbeeld: extra onderwijstijd (de wettelijke urennormen zijn minimum normen), extra en/of aangepaste instructie, gerichte opdrachten bij de beroepspraktijkvorming. Instellingen hebben ook de ruimte om voorzieningen te treffen die het bestaande onderwijsprogramma kunnen ondersteunen en die nodig zijn voor het behalen van de kwalificatie. En bij een verkeerde studiekeuze kan de instelling de deelnemer adviseren om over te stappen naar een andere, geschiktere opleiding.

Van deze deelnemers mag ook worden verwacht dat ze naast de kwalificatie één of meer keuzedelen kunnen behalen die een verrijking leveren bovenop de kwalificatie. Voor deelnemers die moeite hebben om het gekozen keuzedeel daadwerkelijk te behalen, heeft de instelling eveneens de nodige mogelijkheden om extra ondersteuning te bieden. Mocht een deelnemer een keuzedeel niettemin niet behalen, dan staat dat het behalen van de kwalificatie niet in de weg.

Andere kenmerken van keuzedelen:

  • Keuzedelen hebben een studielast met een omvang van 240, 480, 720 of 960 klokuren; dit staat niet in het wetsvoorstel, maar wordt aangegeven in de instructie bij het model keuzedeel. Deze standaardisering van de omvang van de afzonderlijke keuzedelen is van belang voor de doelmatigheid van opleidingsprogramma’s. Dus een zo eenduidig mogelijke omvang, maar tegelijk – met bovengenoemde reeks – wel rekening houden met de verschillen in omvang van de studieduur van de onderscheiden soorten opleidingen in het mbo (namelijk van één tot vier jaar).

  • Een keuzedeel maakt geen deel uit van de gekozen kwalificatie, maar staat er naast. Een keuzedeel is gekoppeld aan één of meer kwalificaties. Aan welke kwalificatie(s) een keuzedeel is gekoppeld, is aangegeven in het keuzedeel.

  • Het niveau van de kwalificatie waaraan het keuzedeel is gekoppeld, bepaalt het niveau van het keuzedeel. Een keuzedeel heeft zelf geen algemene (mbo-, NLQF-, EQF-)niveau-aanduiding.

  • Een keuzedeel kent geen prijsfactor (kwalificaties, kwalificatiedossiers en opleidingsdomeinen kennen prijsfactoren omdat de instelling een deelnemer hiervoor kan inschrijven). De rijksbijdrage die instellingen ontvangen voor bekostigde beroepsopleidingen kan worden ingezet voor alle onderdelen van de opleiding, dus ook voor het onderwijs en de examinering van landelijk vastgestelde keuzedelen, mits die deel uitmaken van diplomagerichte beroepsopleidingen.

Juridische grondslag

De Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), zoals die nu luidt, biedt de formele basis om kwalificatiedossiers vast te stellen. Dat geldt ook voor de nieuwe kwalificatiedossiers die per dossier zijn opgebouwd uit een basisdeel en één of meer profieldelen. Voor de vaststelling van keuzedelen, die – in tegenstelling tot basis- en profieldelen – geen onderdeel van de kwalificatie zijn, bevat de WEB nog geen grondslag. Deze grondslag wordt in het onderhavige wetsvoorstel geregeld.

Verschil met de huidige kwalificatiestructuur

Uit het nieuwe model (met basisdelen, profieldelen en keuzedelen) dat ten grondslag ligt aan de herziene kwalificatiestructuur vloeien ten opzichte van de huidige kwalificatiestructuur belangrijke verschillen voort. Ook in de huidige kwalificatiestructuur bestaat een kwalificatiedossier uit één of meer kwalificaties, maar er is bij deze bestaande kwalificaties geen gemeenschappelijk basisdeel aangegeven.

In de huidige kwalificatiestructuur is evenmin sprake van keuzedelen. Momenteel hebben mbo-instellingen de mogelijkheid om binnen een opleiding de zogenoemde «vrije ruimte» (maximaal 20% van de studielast van de totale opleiding) in te vullen met extra elementen, op voorwaarde dat de deelnemer hiermee akkoord gaat. De instelling is nu niet verplicht de vrije ruimte in te vullen. De school bepaalt de inrichting van de opleiding, inclusief de onderwijstijd en de opleidingsduur, met inachtneming van de formele kaders (waaronder de minimum urennormen die voor het onderwijsprogramma gelden en de voorschriften betreffende de opleidingsduur). De school kan overigens de invulling van de vrije ruimte met eigen onderwerpen (dus los van de kwalificatie) niet opleggen aan studenten; elke student moet met een dergelijke invulling akkoord gaan via afspraken in de onderwijsovereenkomst. Daarnaast tellen deze eigen onderwerpen niet mee voor het behalen van het diploma. Ook gelden nu bij de invulling van de vrije ruimte geen vastgestelde landelijke kaders voor de kwaliteit. De huidige vrijblijvendheid ten aanzien van de invulling van de vrije ruimte en het gebrek aan kwaliteitswaarborgen zijn onwenselijk.

Voor de bij dit wetsvoorstel in te voeren keuzedelen daarentegen gelden wel verplichtingen en extra kwaliteitswaarborgen. Keuzedelen moeten voldoen aan specifieke kwaliteitscriteria die bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Daarop toetst de Toetsingskamer ook. Keuzedelen worden landelijk gekoppeld aan één of meer kwalificaties. Ook daarop toetst de Toetsingskamer. De Minister van OCW stelt keuzedelen en daarmee de koppeling aan kwalificaties formeel vast, mits de Toetsingskamer een positief oordeel heeft gegeven.

Door keuzedelen afzonderlijk van de kwalificatiedossiers te beschrijven, is het mogelijk ze frequenter vast te stellen dan kwalificatiedossiers. Hiermee kan sneller worden ingespeeld op (regionale) arbeidsmarktontwikkelingen.

Eerst keuzedeel en later regulier element van een kwalificatie

Bovendien kunnen innovaties die hun waarde nog moeten bewijzen eerst een plek krijgen in keuzedelen om eventueel vervolgens na succesvolle en brede toepassing van innovaties in de beroepspraktijk een reguliere plek te krijgen binnen één of meerdere kwalificaties. Als element van een kwalificatie telt het behalen ervan vervolgens mee voor het behalen van het beoogde diploma en dat geldt dan voor elke te diplomeren beginnend beroepsbeoefenaar bij de betreffende opleiding. Met een dergelijke «getrapte» aanpak kan het mbo sneller, flexibeler en beter inspelen op de groeiende dynamiek op de arbeidsmarkt. En omgekeerd als een innovatie in de (regionale) beroepspraktijk de aanvankelijke verwachtingen niet kan waarmaken en geen navolging vindt, dan zijn er weinig redenen om het keuzedeel nog langer aan te bieden aan nieuwe deelnemers.

De gehele herzieningsoperatie – zowel de invoering van keuzedelen als de herziening van de kwalificatiedossiers – is erop gericht om het mbo wendbaarder te maken en deelnemers beter toe te rusten voor de – steeds sneller veranderende – arbeidsmarkt en/of voor een vervolgopleiding.

2.2. De koppeling die weergeeft welke keuzedelen bij welke kwalificatie kunnen worden aangeboden

De Minister van OCW, en de Minister van EZ voor beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, stelt keuzedelen vast en daarmee de koppeling van het keuzedeel aan een kwalificatie of kwalificaties. De koppeling maakt voor instellingen duidelijk welke keuzedelen zij bij welke kwalificatie kunnen aanbieden om een opleiding in te richten. De koppelingen tussen keuzedelen en kwalificaties zijn via een zoekfunctionaliteit op internet te raadplegen.

Uitgangspunt is dat de instelling ten minste zoveel keuzedelen in de beroepsopleiding aanbiedt dat aan de keuzedeelverplichting voor de betreffende opleiding wordt voldaan en bovendien dat de deelnemer daadwerkelijk iets te kiezen heeft. In hoofdstuk 4 wordt hierop nader ingegaan.

Kenniscentra zorgen voor de ontwikkeling van voldoende keuzedelen per kwalificatie, opdat instellingen kunnen voldoen aan hun aanbodverplichting voor de keuzedelen bij opleidingen. De Minister stelt ingediende keuzedelen en kwalificatiedossiers vast die naar het oordeel van de Toetsingskamer van de SBB voldoen aan de in het Toetsingskader kwalificatiestructuur aangegeven kwaliteitscriteria (onder andere wat betreft de benodigde koppelingen).

De keuzedelen worden landelijk gekoppeld aan kwalificaties, omdat gewaarborgd moet zijn dat:

  • het keuzedeel een passende verrijking is voor de betreffende kwalificatie(s) en er dus ook geen sprake is van ongewenste overlap met de bijbehorende kwalificatie(s), en

  • het bij de kwalificatie(s) betrokken georganiseerde bedrijfsleven – via de procedure van totstandkoming van keuzedelen (zie paragraaf 3) – voldoende betrokken is bij het keuzedeel.

Dat voorkomt dat er een wildgroei aan keuzedelen kan ontstaan.

2.3. Gewijzigde wijze van beschrijven van kwalificatie-eisen

In een kwalificatiedossier worden per kwalificatie de kwalificatie-eisen beschreven die als beginnend beroepsbeoefenaar nodig zijn voor de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop de kwalificatie is gebaseerd. Bij de herziene kwalificatiedossiers worden de beroepsgerichte kwalificatie-eisen teruggebracht tot de kern van het beroep. De kwalificatie-eisen betreffen de leerdoelen die deelnemers aantoonbaar moeten beheersen om de kwalificatie te kunnen behalen.

Naast kwalificatiedossiers is er ook sprake van keuzedelen. Bij elk keuzedeel zin de keuzedeeleisen beschreven die deelnemers aantoonbaar moeten beheersen om het keuzedeel te kunnen behalen.

Bij de herziene beschrijvingswijze van kwalificatie-eisen en keuzedeel-eisen komen kennis en vaardigheden meer voorop te staan en ook het gedrag en het resultaat worden duidelijker aangegeven. Dit biedt onderwijsinstellingen meer houvast voor de inhoud van onderwijs- en examenprogramma’s. Tevens moet de beschrijving in een kwalificatiedossier zodanig zijn dat die enerzijds niet te abstract is (want dan geeft het instellingen te weinig houvast, biedt het te weinig herkenning voor het bedrijfsleven en kan het de gelijkwaardigheid van diploma’s onder druk zetten) en anderzijds niet gedetailleerd (want dat belemmert de duurzaamheid en de mogelijkheden om flexibel in te spelen op veranderingen op de arbeidsmarkt en om het aanbod ook regionaal af te stemmen op het bedrijfsleven). Bij de beschrijving van kwalificatie-eisen wordt herhaling vermeden.

De verplichte verantwoordingsinformatie, zoals bijvoorbeeld arbeidsmarktinformatie, wordt niet langer in het kwalificatiedossier zelf opgenomen. Er wordt volstaan met een verwijzing naar de verantwoordingsinformatie, die separaat wordt gepubliceerd. Daardoor ontstaat een duidelijker onderscheid tussen kwalificatie-eisen en overige informatie en de betreffende informatie kan sneller en vaker worden geactualiseerd. Het gaat bovendien om informatie die niet door de Minister hoeft te worden vastgesteld. Verantwoordingsinformatie betreft bijvoorbeeld arbeidsmarktinformatie, trends en toekomstige ontwikkelingen, loopbaanperspectief en doorstroommogelijkheden naar verwante vervolgopleidingen, betrokkenen bij de ontwikkeling en de onderhoudsagenda.

Deze aanpassingen maken een kwalificatiedossier transparanter, dunner en minder complex.

2.4. Vermindering van aantal kwalificaties en kwalificatiedossiers

De herziening van de kwalificatiestructuur leidt tot minder kwalificatiedossiers (minus circa 25%) en minder kwalificaties (minus circa 20%). Het aantal kwalificatiedossiers en kwalificaties is mede bepalend voor de hoeveelheid opleidingen in het mbo. Naarmate er meer mbo-opleidingen zijn, is de kans groter dat een deel van deze opleidingen niet altijd goed aansluit op de toenemende dynamiek van de arbeidsmarkt. Dit maakt het voor instellingen moeilijker om voor alle opleidingen de vereiste kwaliteit te leveren en doelmatige opleidingstrajecten te realiseren. Het is dus van belang het opleidingsaanbod in het mbo doelmatig in te richten. De Commissie Oudeman heeft hierop in 2010 al met nadruk gewezen.

3. PROCEDURE TOTSTANDKOMING KWALIFICATIEDOSSIERS EN KEUZEDELEN

Ontwikkeling van kwalificatiedossiers en keuzedelen

Kwalificatiedossiers en keuzedelen worden ontwikkeld door de kenniscentra. Binnen kenniscentra opereren paritaire commissies die bestaan uit vertegenwoordigers van enerzijds het bedrijfsleven in een bepaalde sector of branche en anderzijds van de onderwijsinstellingen. Bovendien worden gebruikers geraadpleegd, bijvoorbeeld via een gebruikerspanel en een gebruikerstest. Een voorstel aan de Minister betreffende een keuzedeel gaat vergezeld van een voorstel aan welke kwalificatie(s) het keuzedeel wordt gekoppeld.

Alle betrokkenen – mbo-instellingen, hbo-instellingen, bedrijven in de regio en brancheorganisaties – kunnen suggesties ten aanzien van keuzedelen, de koppeling aan kwalificaties, kwalificatiedossiers en kwalificaties aandragen. Gezien de aard en functie van keuzedelen zijn voorstellen van betrokkenen ten aanzien van keuzedelen van belang met het oog op een goede regionale afstemming van het onderwijs op de arbeidsmarkt en op vervolgonderwijs.

Toetsingsprocedure en vaststellingsprocedure

De kwalificatiedossiers en keuzedelen moeten elk, inclusief de separate verantwoordingsinformatie, voldoen aan de daarop betrekking hebbende kwaliteitscriteria van het – bij ministeriële regeling vast te stellen – Toetsingskader kwalificatiestructuur mbo. De partijen die de kwalificatiedossiers en keuzedelen ontwikkelen dienen daar zelf zorg voor te dragen.

De Toetsingskamer van de SBB beoordeelt de kwaliteit van de voorgestelde kwalificatiedossiers en keuzedelen aan de hand van de kwaliteitscriteria uit het Toetsingskader. De Toetsingskamer voert zowel ingangstoetsen (die voorafgaan aan de ontwikkeling van kwalificatiedossiers en keuzedelen) als eindtoetsen (op ontwikkelde kwalificatiedossiers en keuzedelen) uit. Een belangrijk onderdeel bij de toets op een keuzedeel is de controle of de keuzedeeleisen niet overlappen met de kwalificatie-eisen van de kwalificatie(s) waar het betreffende keuzedeel aan is gekoppeld. Het keuzedeel moet immers een verrijking zijn ten opzichte van de gekoppelde kwalificatie. (Uitzondering hierop zijn remediërende keuzedelen die uitsluitend gekoppeld kunnen zijn aan kwalificaties voor entreeopleidingen.) Als kwalificatiedossiers en keuzedelen voldoen aan de criteria adviseert de Toetsingskamer het bestuur SBB om ze aan te bieden aan de Minister van OCW dan wel EZ ter formele vaststelling.

Het bestuur SBB biedt de ontwikkelde kwalificatiedossiers en keuzedelen aan de Minister van OCW dan wel EZ aan met het advies die vast te stellen. Daarbij zit ook het advies van de Toetsingskamer. De SBB kan desgewenst gemotiveerd afwijken van het advies van de Toetsingskamer om een kwalificatiedossier al dan niet aan te bieden aan de Minister ter formele vaststelling.

De Minister van OCW, en de Minister van EZ voor beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, stelt de kwalificatiedossiers en de keuzedelen bij ministeriële regeling vast op voorwaarde van een positief advies van de Toetsingskamer. Een kwalificatiedossier wordt vastgesteld inclusief de daarin opgenomen kwalificatie-eisen en de koppeling aan een opleidingsdomein. De keuzedelen worden vastgesteld inclusief de daarbij aangegeven keuzedeel-eisen en de koppeling aan de vastgestelde kwalificatie(s).

Om beter in te spelen op de ontwikkelingen en behoeften van de (regionale) arbeidsmarkt of van het vervolgonderwijs, kunnen keuzedelen meerdere keren per jaar worden ingediend, getoetst en vastgesteld. Vaststelling van nieuwe keuzedelen kan per kwartaal plaatsvinden.

Na vaststelling door de Minister maakt het kwalificatiedossier (met de daarin beschreven kwalificaties), of het keuzedeel (inclusief de daarin opgenomen koppeling aan kwalificaties), onderdeel uit van de kwalificatiestructuur en wordt het door DUO geregistreerd in het Centraal register beroepsopleidingen (Crebo). Vanaf de datum van inwerkingtreding kunnen instellingen vervolgens een opleiding daarop baseren. Instellingen kunnen dus niet zelf een keuzedeel of een kwalificatie(dossier) vaststellen en kenniscentra kunnen dat evenmin.

DEEL II NIEUWE OPLEIDINGEN

4. VORMGEVING VAN EEN NIEUWE OPLEIDING

Door invoering van de herziene kwalificatiestructuur is een mbo-opleiding gericht op het behalen van een kwalificatie en van één of meer keuzedelen die aan de kwalificatie zijn gekoppeld.

Een instelling bepaalt, met inachtneming van de formele kaders, zelf op welke wijze een mbo-opleiding wordt ingericht en uitgevoerd. Het staat de instelling vrij onderdelen in die fase van de opleiding te programmeren waar ze het beste tot hun recht komen. Het is bijvoorbeeld mogelijk een keuzedeel in het eerste of in het laatste studiejaar van de opleiding aan te bieden. Bij de inrichting van een beroepsopleiding hoeft de instelling geen scheiding aan te brengen tussen het basis-, het profiel- en het keuzedeel.

Keuzedeelverplichting en aanbodverplichting

In het wetsvoorstel is opgenomen dat de Minister bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften aan instellingen kan geven omtrent:

  • a. de omvang van het keuzedeel of keuzedelen die onderdeel uitmaken van de beroepsopleiding, c.q. de omvang van de keuzedeelverplichting;

  • b. het aanbod van keuzedelen bij de kwalificatie waarop de opleiding is gebaseerd,

  • c. c.q. de omvang van de aanbodverplichting.

Het voornemen is de omvang van de keuzedeelverplichting per soort opleiding te regelen, waarbij gedacht zou kunnen worden aan de volgende omvang:

  • voor een entreeopleiding: een studielast van 240 klokuren;

  • voor een basisberoepsopleiding: een studielast van 480 klokuren;

  • voor een vakopleiding: een studielast van 720 klokuren;

  • voor een middenkaderopleiding: een studielast van 720 klokuren, of – indien is toegestaan dat de studieduur van een specifieke middenkaderopleiding langer dan 3 jaar mag duren – een studielast van 960 klokuren;

  • voor een specialistenopleiding: een studielast van 240 klokuren.

In het voorgestelde artikel 6.1.2 WEB is al geregeld dat de instelling het aanbod van keuzedelen bij een opleiding zo moet samenstellen dat de deelnemer daadwerkelijk iets te kiezen heeft uit de aangeboden keuzedelen bij zijn opleiding. Indien voorlichting en verspreiding van goede praktijkvoorbeelden niet leiden tot een voldoende aanbod van keuzedelen, kan bij amvb een minimum worden gesteld aan het aanbod van keuzedelen. Hieronder volgen enige rekenvoorbeelden.

Rekenvoorbeeld keuzedelen

Een vakopleiding moet, uitgaande van bovengenoemde keuzedeelverplichting van 720 uur, gebaseerd zijn op een kwalificatie en:

  • één keuzedeel met een studielast van 720 klokuren;

  • of twee keuzedelen met een studielast van respectievelijk 480 en 240 klokuren;

  • of drie keuzedelen met een studielast van 240 klokuren.

Deze keuzedelen dienen steeds aan de betreffende kwalificatie te zijn gekoppeld.

Omdat de deelnemer daadwerkelijk iets te kiezen moet hebben uit de door de instelling aangeboden keuzedelen, voldoet de instelling bij een vakopleiding met onderstaand aanbod aan de beoogde bovengenoemde omvang van de aanbodverplichting:

  • twee keuzedelen met een studielast van 720 uur, of

  • een van 720 en één van 480 en één van 240 uur, of

  • twee van 480 en één van 240 uur, of

  • één van 480 en twee van 240 uur, of

  • vier van 240 uur.

Meetellen voor de urennormen

Bij een opleiding horen straks één of meer keuzedelen. Het onderwijs dat gebaseerd is op die keuzedelen maakt op dezelfde manier deel uit van het onderwijsprogramma dat door de instelling wordt verzorgd als het onderwijs, gebaseerd op de kwalificatie (basis- en profieldeel) en telt dus mee voor het voldoen aan de minimum urennormen die voor het onderwijsprogramma gelden (die zijn aangegeven in artikel 7.2.7, derde en vierde lid, van de WEB). De urennormen hebben betrekking op de gehéle opleiding (straks gebaseerd op de kwalificatie plus één of meer keuzedelen). Voor meerjarige opleidingen geldt tevens een norm voor het eerste studiejaar.

Aanbod van keuzedelen door een instelling

ROC’s mogen in beginsel opleidingen aanbieden die gebaseerd zijn op alle kwalificaties van de kwalificatiestructuur. Dat verandert niet met dit wetsvoorstel. In de opleidingen die zij aanbieden mogen ze die keuzedelen aanbieden die landelijk zijn gekoppeld aan de desbetreffende kwalificaties van die aangeboden opleidingen.

Vakinstellingen en agrarische onderwijscentra (AOC) mogen de opleidingen aanbieden die zijn geregeld in artikel 1.3.2a (vakinstellingen) en in artikel 1.3.3 (AOC) van de WEB. Dat verandert niet met dit wetsvoorstel. In de opleidingen die zij aanbieden mogen ze de keuzedelen aanbieden die landelijk zijn gekoppeld aan de kwalificaties van die aangeboden opleidingen.

Niet-bekostigde instellingen kunnen een diploma-erkenning voor afzonderlijke opleidingen aanvragen. Met een diploma-erkenning krijgen zij het recht om een bepaalde kwalificatie te verzorgen inclusief de keuzedelen die landelijk zijn gekoppeld aan de kwalificatie van de aangeboden opleiding.

Een instelling is niet verplicht alle keuzedelen aan te bieden die landelijk zijn gekoppeld aan de kwalificaties van opleidingen die zij aanbiedt. Een instelling bepaalt zelf – na overleg met andere mbo- en/of hbo-instellingen en het (regionale) bedrijfsleven – welke opleidingen (gebaseerd op welke kwalificaties en welke daaraan gekoppelde keuzedelen) zij aanbiedt. De instelling moet per opleiding voldoende keuzedelen aanbieden. Wat voldoende is, wordt bepaald bij of krachtens bovengenoemde algemene maatregel van bestuur. Uitgangspunt is dat de deelnemer een daadwerkelijke keuze heeft uit de aangeboden keuzedelen door de instelling voor zijn opleiding. De instelling moet de deelnemer goed informeren over de aangeboden keuzedelen bij de betreffende opleidingen.

Extra keuzedelen

Als een deelnemer één of meer extra keuzedelen wil volgen naast de al in de beroepsopleiding opgenomen benodigde keuzedelen, dan kan de instelling daar afspraken met de deelnemer over maken. Dit kan ook wanneer een deelnemer één of meer keuzedelen wil volgen met een grotere studielast dan vereist is gelet op de keuzedeelverplichting. Deze extra keuzedelen maken eveneens onderdeel uit van de opleiding. Een extra keuzedeel hoeft niet gekoppeld te zijn aan de kwalificatie van de betreffende opleiding.

Bekostigde instellingen mogen alle keuzedelen als extra keuzedelen aanbieden.

Voor een niet-bekostigde instelling geldt, dat zij slechts die keuzedelen als extra keuzedelen mag aanbieden voor zover deze behoren bij een opleiding waarvoor zij een diplomaerkenning heeft.

Goede informatievoorziening voor deelnemers

De instelling heeft de zorgplicht (artikel 7.4.8, tweede lid) om het onderwijsprogramma en de regels met betrekking tot het examen tijdig vast te leggen in de onderwijs- en examenregeling en deelnemers volledig en tijdig te informeren. Bij de nieuwe opleidingen betreft dat ook het keuzedeel of keuzedelen die deel uitmaken van de opleiding.

De instelling moet deelnemers ook goed informeren over het actuele aanbod van keuzedelen per opleiding zodat duidelijk is waaruit de deelnemer kan kiezen voor zijn opleiding. (De instelling kan die informatie bijvoorbeeld in de studiegids opnemen.) Dat moet niet alleen voor aanvang van de opleiding, maar ook tijdens de opleiding als deelnemers niet voorafgaand maar tijdens de opleiding kiezen voor keuzedelen. Door de aard van keuzedelen kan frequente wijziging van de landelijk vastgestelde keuzedelen plaatsvinden en daarmee van de mogelijkheden voor instellingen om hun keuzedelenaanbod te wijzigen. De instelling moet deelnemers goed informeren en hen in staat stellen zowel de kwalificatie als het keuzedeel of de keuzedelen van de opleiding te behalen binnen de studieduur. Als deelnemers de voor hun opleiding benodigde keuzedelen niet kiezen vóór de start van de opleiding, maar op een later moment tijdens de opleiding, dan kiezen ze uit het dan actuele keuzedelenaanbod van de instelling.

Afspraken in de onderwijsovereenkomst

De instelling legt de afspraken met de deelnemer over de opleiding vast in de onderwijsovereenkomst. De afspraken gaan over de rechten en plichten van zowel deelnemer als instelling. De overeenkomst geeft onder meer aan op welke kwalificatie en welk keuzedeel of welke keuzedelen de opleiding is gebaseerd.

In plaats van voor de start van de opleiding kan ook op later moment duidelijk worden welke keuzedelen een deelnemer voor zijn opleiding kiest en gaat volgen. Dan kunnen daarover dus ook niet voor de start van de opleiding maar pas gedurende de opleiding (zodra de deelnemer gekozen heeft voor een keuzedeel) de afspraken over de betreffende keuzedelen worden gemaakt en worden vastgelegd in de overeenkomst. In dat geval wordt voor de start van de opleiding in de onderwijsovereenkomst een passage opgenomen waarin staat dat de deelnemer in de loop van de opleiding nog één of meer keuzedelen moet kiezen, gelet op de keuzedeelverplichting.

Een deelnemer mag de opleiding zoals aangegeven in de onderwijsovereenkomst afmaken. Nu is bepaald dat als van een kwalificatiedossier de geldigheidsduur is verstreken de instelling nog gedurende een periode van de studieduur vermeerderd met twee jaren het diploma op basis van dat kwalificatiedossier kan uitreiken. Met de wetswijziging wordt het mogelijk gemaakt dat dezelfde termijn geldt voor het vermelden van het keuzedeel op het diploma nadat de geldigheidsduur van het keuzedeel of van de koppeling van het keuzedeel aan de kwalificatie is verstreken. Overigens kan met wederzijdse instemming van de instelling en de deelnemer worden besloten tot wijziging van de opleiding en daarmee van de onderwijsovereenkomst in geval van tussentijdse overstap naar een andere kwalificatie of een ander keuzedeel.

Vertaalslag naar opleidingsprogramma’s

Bij de inhoudelijke inrichting van de opleiding maakt de instelling een «vertaalslag» van de kwalificatie(-eisen) en keuzedeel(eisen) naar het opleidingsprogramma, inclusief de beroepspraktijkvorming (bpv), en het examen. Dat is de vertaalslag van leerdoelen naar onderwijsinhoud, resulterend in bijvoorbeeld leerplannen, leermiddelen, bpv-opdrachten en examentoetsen. Deze vertaalslag en het ontwikkelen van die producten kan de instelling zelf doen, maar de instelling kan ook besluiten tot samenwerking of inkoop bij bijvoorbeeld leermiddelenproducenten en examenleveranciers. Voor de inrichting van de bpv is samenwerking met leerbedrijven vereist. Met het oog op het civiel effect van en het benodigde vertrouwen in landelijk geldige diploma’s is standaardisering van examens van belang.

Bij het zelf ontwikkelen kunnen instellingen ook ondersteuning inschakelen.

De vertaalslag is gemakkelijker en beter te maken naar mate meer sprake is van: houvast van het kwalificatiedossier en keuzedeel, deskundigheid van ontwikkelaars, aanvullende handreikingen ten behoeve van de nadere uitwerking van kwalificatie-eisen en waarborgen voor de kwaliteit van de inhoud van onderwijs- en exameninstrumenten.

Bij deze vertaalslag kan de instelling zelf de gewenste inkleuring geven. Dat kan temeer omdat kwalificatie- en keuzedeel-eisen niet gedetailleerd maar op een meer of minder geabstraheerde wijze beschreven zijn (de mate is afhankelijk van de aard van de branche en het niveau van de beroepsuitoefening), waardoor de instelling zelf de gewenste nadere invulling kan geven. Dat kan voor elke kwalificatie en elk keuzedeel.

Dit biedt instellingen ruimte om wat betreft de inhoudelijk inrichting van elke opleiding ook zelf goed, snel en flexibel in te spelen op regionale ontwikkelingen en wensen van het (regionale) bedrijfsleven en van instellingen voor vervolgonderwijs. Samen met de herziening van de kwalificatiestructuur maakt dit het mogelijk om mbo opleidingen goed «bij de tijd» te houden.

Mogelijkheden voor profilering van instellingen

Instellingen hebben en houden voldoende mogelijkheden om zich bij de opleidingen te profileren en invulling te geven aan de eigen identiteit, bijvoorbeeld op levensbeschouwelijk vlak.

Dat kan zowel op het vlak van de leerdoelen en onderwijsinhoud, als op het leerproces en de werkwijze (waaronder bijvoorbeeld de pedagogisch didactische aanpak).

Een instelling kan zich ten eerste bij het inhoudelijke aanbod c.q. de inhoudelijke inrichting van opleidingen profileren en invulling geven aan de eigen identiteit. Dat betreft de leerdoelen en onderwijsinhoud. Dat kan zij doen door middel van:

  • het opleidingenaanbod c.q. de keuze van de kwalificaties en de keuzedelen die de instelling wil aanbieden (zo kan een instelling in de grensstreek zich bijvoorbeeld profileren met het aanbieden van het keuzedeel Duits);

  • de bovengenoemde vertaalslag naar opleidingsprogramma’s, inclusief de beroepspraktijkvorming, waarmee een instellingspecifieke uitwerking met een eigen inkleuring van onderdelen van de opleiding kan worden gerealiseerd (zo kan de instelling bijvoorbeeld bij het generieke kwalificatieonderdeel loopbaan en burgerschap zelf nadere invulling geven aan het leerdoel: «de bereidheid en het vermogen om te reflecteren op de eigen leefstijl en zorg te dragen voor de eigen vitaliteit als burger en werknemer»);

  • het eventueel aanbieden van extra inhoudelijke zaken (die geen onderdeel uitmaken van de kwalificatie en evenmin van het keuzedeel of de keuzedelen van de opleiding in het kader van de keuzedeelverplichting bij de betreffende soort opleiding), zoals bijvoorbeeld:

    • extra keuzedelen,

    • extra onderdelen van een andere kwalificatie,

    • of door de instelling zelf vastgestelde extra elementen die géén onderdeel zijn van de landelijke kwalificatiestructuur.

    De instelling kan een opleiding dus niet alleen baseren op een kwalificatie en de keuzedelen van de keuzedeelverplichting, maar ook op extra inhoudelijke zaken (waaronder extra keuzedelen bovenop de keuzedeelverplichting). Hierbij geldt dat:

    • hierover met de deelnemer afspraken moeten worden gemaakt in de onderwijsovereenkomst, en

    • het behalen van extra inhoudelijke zaken geen onderdeel mag zijn van de slaag-/zakbeslissing voor het behalen van het diploma.

Bovengenoemde mogelijkheden kunnen worden benut naast de in voorgaande paragraaf 3 aangegeven mogelijkheid van elke instelling om suggesties aan te dragen bij kenniscentra voor de ontwikkeling van keuzedelen, kwalificaties en kwalificatiedossiers en de koppeling van keuzedelen aan kwalificaties. Keuzedelen kunnen dus worden toegesneden op regio- en instellingspecifieke wensen.

Instellingen kunnen extra onderdelen die zij momenteel in de zogenoemde vrije ruimte aanbieden bij bestaande opleidingen (gebaseerd op de bestaande kwalificatiestructuur) desgewenst ook opnemen in nieuwe opleidingen (gebaseerd op de herziene kwalificatiestructuur). Dat kan bijvoorbeeld in de vorm van extra elementen die geen onderdeel uitmaken van de landelijke kwalificatiestructuur. Ook kan de instelling die extra onderdelen voordragen als keuzedeel en na vaststelling door de Minister opnemen als keuzedeel of extra keuzedeel in de opleiding. Een instelling kan niet zelf een keuzedeel vaststellen, zoals aangegeven in bovenstaande paragraaf 3 en onderstaande paragraaf 18 (onder vraag 8).

Het is dus niet zo dat met de invoering van de herziene kwalificatiestructuur (met basis-, profiel- en keuzedelen) instellingen niet meer de ruimte hebben om extra inhoudelijke zaken aan te bieden naast de kwalificatie en de keuzedelen van de keuzedeelverplichting.

Met de bovengenoemde beleidsruimte op het punt van de onderwijsinhoud kan de instelling tegemoet komen aan regionale wensen en instellingspecifieke programmaonderdelen samenstellen.

De bovengenoemde mogelijkheden van invulling van die eigen beleidsruimte doen recht aan de specifieke context van het mbo en verschillen met de mogelijkheden van scholen voor voortgezet onderwijs. Zo krijgen vmbo-scholen de ruimte om in het vrije deel van elk profiel, naast de beroepsgerichte keuzevakken, door de school zelf vast te stellen vakken en programmaonderdelen op te nemen.

Ten tweede kan een instelling zich – behalve op de inhoudelijke inrichting van opleidingen – ook profileren en invulling geven aan de eigen identiteit door de organisatorische inrichting van opleidingen en de wijze van uitvoering ervan. Dat kan door de wijze van vormgeving van bijvoorbeeld: het leerproces, de didactische aanpak, de pedagogische aanpak, het leerklimaat, de groeperingswijze, het rooster, de hoeveelheid onderwijstijd, de keuze van in te schakelen leerbedrijven bij het beroepspraktijkvormende deel van de opleiding en de wijze van examinering.

De kwalificatiestructuur bevat alleen inhoudelijke eisen, die aangeven wat geleerd, onderwezen en geëxamineerd moet worden voor het behalen van het bijbehorende diploma. De kwalificatiestructuur regelt niet de wijze waarop geleerd, onderwezen en geëxamineerd moet worden. De kwalificatie- en keuzedeel-eisen bevatten geen eisen betreffende bijvoorbeeld de pedagogisch didactische aanpak. De instelling bepaalt de pedagogisch didactische aanpak en kan die variëren per opleiding en/of in de tijd. Het is van belang dat uitvoerende onderwijsfunctionarissen voldoende grip hebben op de wijze waarop opleidingen worden uitgevoerd.

De instelling bepaalt welke opleidingen zij aanbiedt evenals de inrichting en de uitvoering van de opleidingen, met inachtneming van de formele kaders (waaronder kwaliteitsstandaarden, minimum urennormen en voorschriften voor de studieduur). De instelling moet er onder andere zorg voor dragen dat beroepsopleidingen zodanig zijn ingericht dat deelnemers de kwalificatie en de daarbij behorende keuzedelen binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken en dat het onderwijsprogramma evenwichtig is ingedeeld, alsmede voldoende begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming omvat. De in de WEB opgenomen voorschriften over begeleide onderwijsuren en uren beroepspraktijkvorming zijn minimumnormen. Het staat de instelling vrij om in het onderwijsprogramma meer onderwijstijd te programmeren (bijvoorbeeld meer lesuren voor een extra onderdeel). Het onderwijsprogramma omvat alle onderwijsactiviteiten gericht op het behalen van de onderwijs- en vormingsdoelen van de betreffende beroepsopleiding (zie artikel 7.2.7, vijfde lid, van de WEB).

De instelling moet zorg dragen voor de vereiste basiskwaliteit (en liefst goede kwaliteit leveren), en dient dat ook zelf te bewaken, waar nodig tijdig te verbeteren en zich daarover te verantwoorden.

Beroepspraktijkvorming

Bij een opleiding moet wat betreft de kwalificatie sprake zijn van beroepspraktijkvorming. Wat betreft de keuzedelen van opleidingen kan sprake zijn van beroepspraktijkvorming, maar dat moet niet. Voor een keuzedeel kan dat in principe bij elk erkend leerbedrijf. In de beroepspraktijkvormingsovereenkomst legt de instelling de afspraken met het leerbedrijf en de deelnemer vast die de rechten en verplichtingen van partijen aangeven. De overeenkomst bevat onder andere de bepaling van het deel van de kwalificatie, het keuzedeel of keuzedelen of het deel daarvan dat de beroepspraktijkvorming omvat en de wijze van beoordeling van de beroepspraktijkvorming. Het bevoegd gezag beoordeelt of de deelnemer de beroepspraktijkvorming met een positieve beoordeling heeft voltooid, en betrekt daarbij het oordeel van het leerbedrijf.

5. INSCHRIJVEN VAN DEELNEMERS VOOR NIEUWE OPLEIDINGEN

De wijze van inschrijving van deelnemers wordt met dit wetsvoorstel niet gewijzigd. Bekostigde instellingen schrijven deelnemers in voor een beroepsopleiding, die gericht is op het behalen van een diploma. Dat betreft een inschrijving voor een kwalificatie, of kwalificatiedossier, of opleidingsdomein (artikel 8.1.1, tweede lid, van de WEB) en de instelling moet dan de beroepsopleiding aanduiden met de naam van respectievelijk de kwalificatie, het kwalificatiedossier of het opleidingsdomein (artikel 7.1.2, eerste lid). Zij kunnen deelnemers dus niet inschrijven voor een keuzedeel en evenmin voor andere delen van een opleiding.

De instelling dient de instellingadministratie te registeren welke kwalificatie en welk keuzedeel of keuzedelen de deelnemer heeft gekozen, volgt en heeft behaald.

Als een deelnemer alleen een keuzedeel wil volgen, maar niet een diplomagerichte beroepsopleiding, kan een instelling dat alleen als contractonderwijs (niet met publieke middelen bekostigd) aanbieden. Er is dan geen sprake van een mbo-opleiding (omdat mbo-opleidingen alleen diplomagerichte opleidingen zijn).

Als een deelnemer aan de eigen instelling bij zijn opleiding niet het gewenste gekoppelde keuzedeel kan volgen, kan de instelling de deelnemer in de gelegenheid stellen dat keuzedeel bij een andere instelling te volgen en te behalen. Dat kan bijvoorbeeld door een inkoopconstructie of door het maken van onderlinge afspraken tussen de instellingen. De eigen instelling blijft bij een dergelijke (inkoop)constructie eindverantwoordelijk en is onder andere verantwoordelijk voor de diplomering en de vereiste gegevenslevering aan DUO. De kosten voor inkoop zijn voor rekening van de instelling.

6. AFRONDING BEROEPSOPLEIDING

6.1. Examinering en diplomering

Dit wetsvoorstel legt de formele grondslag voor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven aanvullende voorschriften voor de examinering en diplomering als gevolg van de invoering van keuzedelen bij nieuwe opleidingen. Gedacht wordt aan de onderstaande uitwerking op hoofdlijnen, die nog moet worden vormgegeven in lagere regelgeving.

Bij een nieuwe opleiding (gebaseerd op een kwalificatiedossier en één of meer keuzedelen, die alle behoren tot de herziene kwalificatiestructuur) is sprake van:

  • de examinering betreffende de kwalificatie, om na te gaan of de kwalificatie is behaald;

  • de examinering betreffende de onderscheiden keuzedelen van de opleiding, om na te gaan of onderscheiden keuzedelen zijn behaald;

  • de slaag-/zakbeslissing voor het behalen van het diploma, waarbij wordt nagegaan of de kwalificatie is behaald en aan de onderscheiden aanvullende diplomavoorwaarden is voldaan.

Instellingen kunnen de examinering van opleidingsonderdelen in meer of mindere mate integreren, maar de examenresultaten van de kwalificatie en van elk keuzedeel van de opleiding moeten altijd te onderscheiden zijn.

Behalen diploma is afhankelijk van behalen kwalificatie en niet van behalen keuzedelen

Net als bij de bestaande beroepsopleidingen is ook bij de nieuwe opleidingen het behalen van het diploma afhankelijk van het behalen van de betreffende kwalificatie.

Om de volgende redenen is ervoor gekozen dat het diploma kan worden behaald zonder dat het keuzedeel of de keuzedelen van de opleiding na examinering met ten minste een voldoende zijn afgesloten:

  • Een mbo diploma geeft toegang tot geschoolde beroepen, op mbo werk- en denkniveau, op de arbeidsmarkt en toegang tot een naasthogere vervolgopleiding in het mbo of hbo. Beroepsopleidingen leiden primair op voor een beroep op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar en leveren daarenboven ook een voorbereiding voor vervolgonderwijs en toerusting voor burgerschap en het verder vormgeven aan de eigen loopbaan. Het behalen van de kwalificatie waarop een mbo opleiding is gebaseerd, levert kortom een drievoudige kwalificering, waarbij de beroepskwalificering voorop staat. Uitgangspunt bij de nieuwe opleidingen is dat een keuzedeel (met bijbehorende keuzedeeleisen) naast de kwalificatie (met bijbehorende kwalificatie-eisen) staat en er dus geen onderdeel van uitmaakt. Het doel van een keuzedeel is het leveren van een verrijking ten opzichte van de kwalificatie. De kwalificatie is nodig om het betreffende beroep te kunnen uitoefenen op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar; en het keuzedeel niet. Het niet behalen van een keuzedeel mag het behalen van de kwalificatie, en daarmee het behalen van het diploma – niet in de weg zitten. Het keuzedeel heeft immers een andere positie, functie en status dan de kwalificatie.

  • Het is niet wenselijk dat bijvoorbeeld een goede aankomend kapper niet het mbo-diploma kan behalen, omdat het keuzedeel nagelstyling niet is behaald.

  • De «lat» en de uitdaging voor deelnemers gaat met de invoering van keuzedelen naast de kwalificatie omhoog. Tegelijkertijd wordt door het behalen van een keuzedeel buiten de slaag-/zakbeslissing voor het behalen van het diploma te laten, ongediplomeerde uitval en voortijdig schoolverlaten als gevolg van het niet behalen van een keuzedeel voorkomen.

  • Mogelijk ongewenst gedrag van instellingen: het is niet wenselijk dat mbo-instellingen vanwege de rendementscijfers (die het behalen van diploma’s betreffen) en de bekostiging (het aantal behaalde diploma’s is van invloed op de hoogte van de rijksbijdrage) gaan kiezen voor het aanbieden van de «gemakkelijkste» keuzedelen in plaats van de regionaal meest gewenste.

Om bovengenoemde risico’s te vermijden weegt het examenresultaat (bijvoorbeeld een 7 c.q. «ruim voldoende», of een 4 c.q. «onvoldoende») voor een keuzedeel niet mee voor de slaag-/zakbeslissing voor het behalen voor het diploma. Het diploma kan dus worden behaald zonder dat de keuzedelen van de beroepsopleiding zijn behaald. Een deelnemer kan met een onvoldoende voor een keuzedeel toch het diploma krijgen als de kwalificatie is behaald en aan de aanvullende diplomavoorwaarden is voldaan.

Maar dat levert vervolgens wel een ander risico op dat deelnemers en instellingen zich mogelijk onvoldoende inspannen voor het behalen van keuzedelen. Omdat te voorkomen is voorzien in de volgende maatregelen.

Aanwezigheid examenresultaat keuzedeel is aanvullende diplomavoorwaarde

Wel moet iedere deelnemer examen doen voor het keuzedeel of de keuzedelen van de opleiding. De aanwezigheid van het examenresultaat (ongeacht of dit positief of negatief is) van elk keuzedeel van de opleiding is een aanvullende diplomavoorwaarde. Niet de hoogte van het examenresultaat (bijvoorbeeld een 7 c.q. «ruim voldoende», of een 4 c.q. «onvoldoende») voor een keuzedeel, maar wel de aanwezigheid van een examenresultaat voor een keuzedeel telt mee voor de slaag-/zakbeslissing voor het behalen van het diploma. De instelling kan het diploma dus niet uitreiken voordat het examen van het keuzedeel of de keuzedelen van de opleiding is afgerond en het examenresultaat per keuzedeel bekend is. Of aan een dergelijke aanvullende diplomavoorwaarde is voldaan, is gemakkelijk vast te stellen door de examencommissie. Deze aanvullende diplomavoorwaarde wordt niet alleen in het onderhavige wetsvoorstel geregeld, maar ook nader uitgewerkt in het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB.

Genoemde aanvullende diplomavoorwaarde is nodig om te voorkomen dat deelnemers en instellingen te weinig werk maken van de keuzedelen bij hun opleiding. Die voorwaarde om het diploma te verkrijgen is – in combinatie met andere beheersmaatregelen – een stevige prikkel voor deelnemers om de nodige inzet voor keuzedelen te leveren en om er niet vrijblijvend mee om te gaan. Zonder examenresultaat voor een keuzedeel van de opleiding kan de deelnemer niet het diploma krijgen.

Instellingen die momenteel bij bestaande opleidingen extra onderdelen aanbieden in de zogenoemde vrije ruimte, kunnen voorstellen doen om die onder te brengen in een keuzedeel. Na toetsing aan kwaliteitscriteria en vaststelling van het keuzedeel kan de instelling deelnemers beter aanzetten om de benodigde inspanning daarvoor te leveren. De aanwezigheid van een examenresultaat van een keuzedeel is namelijk wel een aanvullende diplomavoorwaarde, terwijl in de bestaande situatie het extra onderdeel binnen de vrije ruimte in het geheel niet meetelt in de slaag-zakbeslissing voor het behalen van het diploma.

Keuzedeelinformatie op diploma en resultatenlijst bij het diploma

Gedurende de inschrijving van de deelnemer behaalde keuzedelen moeten vervolgens door de instelling worden vermeld op het diploma. Dat laat zien dat het betreffende diploma meer waard is dan een diploma zonder dat het betreffende keuzedeel is behaald. Het behalen van een keuzedeel kan zo worden getoond en van meerwaarde zijn op de arbeidsmarkt of in het vervolgonderwijs.

En op de resultatenlijst bij het diploma moeten de examenresultaten van de keuzedelen, zowel van de behaalde als van de geëxamineerde maar niet behaalde keuzedelen, apart worden vermeld. Reden van aparte vermelding is, dat de hoogte van de examenresultaten van keuzedelen niet meetelt voor de slaag-/zakbeslissing voor het behalen van het diploma.

Als het diploma niet is behaald, maar de deelnemer wel onderdelen van een kwalificatie en/of (onderdelen van) keuzedelen heeft behaald, kan de instelling een instellingsverklaring uitreiken waarin is aangegeven wat is behaald, aangevuld met de resultatenlijst met de betreffende examenresultaten.

Zie verder paragraaf 7 Beheersmaatregelen bij risico 2 Onvoldoende inspanning van betrokkenen voor het behalen van keuzedelen; waaronder o.a.: de afspraken die in de onderwijsovereenkomst zijn gemaakt en de eigen voorschriften die de instelling in de onderwijs- examenregeling heeft opgenomen ten aanzien van keuzedelen.

Vrijstelling voor keuzedelen

Vrijstellingen kunnen nooit «automatisch» worden verleend, ook niet ten aanzien van keuzedelen. Een examencommissie van een instelling kan de deelnemer vrijstelling geven voor een keuzedeel of een deel daarvan als er voldoende en betrouwbaar bewijs is dat hij/zij de betreffende keuzedeeleisen aantoonbaar in voldoende mate beheerst en het een keuzedeel betreft dat is gekoppeld aan de kwalificatie van de betreffende opleiding. Met vrijstellingen kan «dubbel werk» worden voorkomen en het zorgt voor meer doelmatige opleidingstrajecten.

Vrijstellingen kunnen worden verleend bij de instroom, of tijdens de opleiding (in het geval pas tijdens de opleiding duidelijk wordt welk keuzedeel of welke keuzedelen de deelnemer wil volgen) of bij een tussentijdse overstap naar een andere opleiding, of na het succesvol afronden van een opleiding bij doorstroom naar een vervolgopleiding. Bij overstap of doorstroom beoordeelt de examencommissie ook de mate van overlap tussen de vorige en de actuele opleiding en of de deelnemer het overlappende deel in voldoende mate beheerst c.q. heeft behaald. Als de deelnemer voldoende en betrouwbaar bewijs van beheersing kan overleggen dat hij niet overlappende elementen ook afdoende beheerst, kan ook daarvoor vrijstelling worden gegeven.

Als een deelnemer bij tussentijdse overstap naar een andere opleiding of doorstroom naar een vervolgopleiding reeds over het examenresultaat van één of meer keuzedelen beschikt zonder dat het betreffende keuzedeel is behaald en de deelnemer het examenresultaat wil meenemen naar de nieuwe opleiding, kan de examencommissie geen vrijstelling voor het (gehele) keuzedeel verlenen omdat het keuzedeel immers niet is behaald. Wel kan de examencommissie het bij de vorige opleiding verkregen examenresultaat betrekken bij de nieuwe opleiding bij de beslissing over eerdergenoemde aanvullende diplomavoorwaarde. Dat is alleen van toepassing als het keuzedeel is gekoppeld aan de kwalificaties van beide opleidingen. Dat voorkomt dat deelnemers zich meermaals moeten inzetten voor keuzedelen wat ten koste zou kunnen gaan van het behalen van de kwalificatie.

Het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB en de Regeling modeldiploma mbo worden hierop aangepast. Dit wordt dus niet met dit wetsvoorstel geregeld.

6.2. Wettelijke beroepsvereisten en certificaten

Aan kwalificaties kunnen wettelijke beroepsvereisten zijn verbonden, die bij of krachtens een wet, verdrag of bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie zijn vastgesteld voor een beroep.

Voorbeelden van dergelijke wetten zijn de Wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en de Wet Gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ministerie van Economische Zaken). Waar dit het geval is, wordt het kwalificatiedossier vastgesteld op voorwaarde dat er sprake is van een goedkeurende verklaring van de Minister die over de betreffende wettelijke beroepsvereisten gaat. Deze verklaring geeft aan dat de wettelijke beroepsvereisten correct zijn verwerkt in het kwalificatiedossier. Het voldoen aan de wettelijke beroepsvereisten door de deelnemer moet door de instelling op het diploma en/of de resultatenlijst bij het diploma worden vermeld.

Dit wetsvoorstel voorziet erin dat ook aan keuzedelen wettelijke beroepsvereisten kunnen worden verbonden. In de instructie bij het model keuzedeel wordt aangegeven dat een keuzedeel met wettelijke beroepsvereisten niet gekoppeld kan zijn aan een kwalificatie met dezelfde wettelijke beroepsvereisten. Ook zal het hier gaan om gevallen waarin wettelijke beroepsvereisten specifieke kennis en vaardigheden betreffen, die geen voorwaarde zijn voor de deelnemer om aan de slag te gaan als beginnend beroepsbeoefenaar voor het betreffende beroep. Net zoals geldt voor kwalificatiedossiers met wettelijke beroepsvereisten wordt in dit wetsvoorstel ook voor keuzedelen met wettelijke beroepsvereisten bepaald dat een voorwaarde voor vaststelling is dat er sprake is van een goedkeurende verklaring van de Minister die over de betreffende wettelijke beroepsvereisten gaat. Deze verklaring geeft aan dat de wettelijke beroepsvereisten correct zijn verwerkt in het keuzedeel.

In lagere regelgeving zal het voorschrift worden opgenomen dat de instelling op het diploma bij de vermelding van het behaalde keuzedeel ook vermeldt dat de deelnemer voldoet aan de betreffende wettelijke beroepsvereisten.

Aan onderdelen van een kwalificatie of kwalificaties kan door de Minister bij of krachtens algemene maatregel van bestuur een certificaat worden verbonden (artikel 7.2.3, eerste lid). Dit wetsvoorstel voorziet erin dat de Minister ook aan een keuzedeel of keuzedelen een certificaat kan verbinden. Instellingen kunnen dan aan deelnemers die het diploma niet hebben behaald maar wel een dergelijk onderdeel, of een dergelijk keuzedeel, het bijbehorende certificaat uitreiken.

Van bovengenoemde mogelijkheid heeft de Minister van Economische Zaken gebruikt gemaakt voor enkele onderdelen van kwalificaties voor het beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, vastgesteld door de Minister van Economische Zaken. Instellingen kunnen aan deelnemers die een dergelijk onderdeel behalen een certificaat uitreiken. Een certificaat kan alleen worden uitgereikt ingeval geen diploma kan worden uitgereikt.

In het niet bekostigd onderwijs en het contractonderwijs kunnen cursussen worden aangeboden die specifiek op het behalen van een certificaat zijn gericht (in het bekostigd onderwijs kunnen alleen opleidingen gericht op het behalen van een diploma worden aangeboden).

In verband met het civiel effect van deze behaalde certificaten moeten ze door DUO in BRON en in het diplomaregister worden geregistreerd. Voor deze registratie bevat dit wetsvoorstel een wijziging van de WEB en de Wet op het onderwijstoezicht (WOT).

6.3. Doorstroom naar vervolgonderwijs

Met de invoering van verplichte keuzedelen in de beroepsopleiding naast de kwalificatie krijgen deelnemers een bredere of meer verdiepende toerusting voor de arbeidsmarkt of een betere toerusting voor vervolgonderwijs. Met de doorstroomgerichte keuzedelen wordt ten opzichte van de kwalificatie een extra voorbereiding geleverd voor een vervolgopleiding op een hoger mbo-niveau of hbo-niveau. De doorstroom naar vervolgonderwijs kan hierdoor worden verbeterd. Mbo-instellingen kunnen, samen met instellingen voor vervolgonderwijs, voorstellen voor dergelijke keuzedelen aandragen bij de betreffende kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven.

Vanaf 1 september 2015 worden voor enkele hbo-opleidingen nadere vooropleidingseisen gesteld. In artikel 2.4. van de Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs is bepaald dat deze nadere vooropleidingseis een diploma voor een mbo niveau 4 opleiding is, behorende tot een in een bijlage genoemd mbo-domein óf een door hogeschool afgegeven sufficiëntieverklaring (die inhoudt dat de kandidaat voldoet aan een aantal formeel vereiste voorwaarden). In de bijlage bij de regeling is in een schema aangegeven voor welke doorstroommogelijkheden alleen een diploma, of een diploma en een sufficiëntieverklaring geldig is. Dat komt er op neer dat voor de in totaal 112 doorstroommogelijkheden van een (opleiding in een) mbo-domein naar een (opleiding in een) hbo-sector er bij zeven (=6%) niet verwante doorstroommogelijkheden – naast het diploma van een mbo-niveau 4 opleiding – een sufficiëntieverklaring nodig is. Als die eis van toepassing is, kunnen hogescholen een deficiëntie-onderzoek doen bij mbo-studenten om te bepalen of hij/zij wordt toegelaten. De hogeschool kan op basis van de resultaten van dit deficiëntie-onderzoek besluiten om al of niet een sufficiëntieverklaring uit te reiken en met die verklaring de student toe te laten.

Tot welk domein een opleiding behoort, is afhankelijk van de kwalificatie waarop de opleiding is gebaseerd en niet afhankelijk van het keuzedeel of de keuzedelen waarop de opleiding is gebaseerd. Een keuzedeel is dan ook niet van invloed op het wel of niet van toepassing zijn van de genoemde nadere vooropleidingseis. Keuzedelen kunnen echter wel inhoudelijk gericht zijn op de eisen die hogescholen bevragen in het deficiëntie-onderzoek.

Bij de in de regeling genoemde verwante én niet verwante doorstroommogelijkheden van mbo naar hbo is het van groot belang dat hogescholen en mbo-scholen elkaar opzoeken, dat hogescholen aangeven welk toelatingsbeleid zij hanteren en afspraken maken hoe ze de doorstroom kunnen verbeteren. Met een doorstroomgericht keuzedeel kan de mbo-student beter worden toegerust. De beschikbaarheid van een examenresultaat voor het keuzedeel of de keuzedelen van de opleiding is dan een aanvullende diplomavoorwaarde voor een mbo-opleiding. Het behalen van een dergelijk keuzedeel is een voordeel bij doorstroom naar het hbo.

7. BEHEERSMAATREGELEN BIJ DE IMPLEMENTATIE VAN DE HERZIENE KWALIFICATIESTRUCTUUR BIJ INSTELLINGEN

Als de invoering niet zorgvuldig wordt uitgevoerd door sommige instellingen, kunnen de volgende risico’s ontstaan:

  • 1. Onvoldoende aanbod van keuzedelen door instellingen, bijvoorbeeld als er onvoldoende keuzedelen zijn gekoppeld aan een bepaalde kwalificatie of als instellingen geen keuzedelen willen aanbieden omdat ze zich binnen de opleiding willen concentreren op de kwalificatie;

  • 2. Onvoldoende inspanning van betrokkenen voor het behalen van keuzedelen, bijvoorbeeld omdat ze zich binnen de opleiding willen concentreren op de kwalificatie of omdat ze het nut van het behalen van een keuzedeel niet inzien omdat het niet meetelt voor het behalen van het diploma;

  • 3. Verlies van inspanning voor de kwalificatie, bijvoorbeeld omdat de deelnemer naast de kwalificatie ook één of meer keuzedelen moet volgen en liefst ook behalen.

  • 4. Gebrekkige organisatorische invoering van keuzedelen, omdat invoering van keuzedelen de opleidingen complexer maken en instellingen moeite kunnen hebben met goed en efficiënt organiseren ervan.

Om te zorgen dat deze potentiële risico’s zich niet voordoen, worden er beheersmaatregelen getroffen. Uitgangspunt is dat door een goede voorbereiding instellingen in staat zijn om goede opleidingen aan te bieden die zijn gericht op het volgen en behalen van zowel de kwalificatie als het keuzedeel of de keuzedelen. OCW zal de instellingen daarbij stimuleren en ondersteunen. Hieronder wordt per potentieel risico beschreven welke beheersmaatregelen worden getroffen.

Risico 1: Onvoldoende aanbod van keuzedelen door instellingen

  • Er vindt controle door de Toetsingskamer plaats op de beschikbaarheid van voldoende keuzedelen per kwalificatie in de herziene kwalificatiestructuur. Hierdoor zijn er altijd voldoende keuzedelen beschikbaar voor de instelling om aan te bieden.

  • En jaarlijks rapporteert de Toetsingskamer in een review over trends en ontwikkelingen in de kwalificatiestructuur en doet daarin voorstellen tot (onderzoek naar) kwaliteitsverbetering van de kwalificatiestructuur.

  • OCW stimuleert en ondersteunt instellingen bij de invoering van de herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen. Handreikingen, servicedocumenten, goede voorbeelden en het voor de implementatie ingestelde servicepunt kunnen instellingen helpen bij een goede inrichting van de opleiding, inclusief keuzedelen.

  • Instellingen kunnen zich met hun aanbod en invulling van keuzedelen profileren. Dat geldt ook voor de resultaten ten aanzien van het percentage behaalde keuzedelen.

  • Er vindt toezicht door de Inspectie van het Onderwijs plaats op de kwaliteit van opleidingen (dat betreft volledige opleidingen, dus inclusief het keuzedeel of de keuzedelen waarop een opleiding is gebaseerd) en op de naleving van wet- en regelgeving (inclusief die betreffende keuzedelen).

Risico 2: Onvoldoende inspanning van betrokkenen voor het behalen van keuzedelen

  • Handreikingen en goede voorbeelden kunnen instellingen helpen bij een zodanige inrichting van de opleiding dat het deelnemers maximaal prikkelt keuzedelen te behalen.

  • Instellingen kunnen zich met hun aanbod en invulling van keuzedelen profileren. Dat geldt ook voor de resultaten ten aanzien van het percentage behaalde keuzedelen.

  • Instellingen moeten in de onderwijsovereenkomst afspraken met de deelnemer maken over de opleiding die de deelnemer zal volgen en de wederzijdse verplichtingen hierbij om het beoogde resultaat, betreffende de kwalificatie en het keuzedeel, te realiseren. De instelling kan een deelnemer daaraan houden en vice versa.

  • En instellingen moeten in de beroepspraktijkvormingsovereenkomst afspraken met de deelnemer en het leerbedrijf maken over het beroepspraktijkvormende deel van de opleiding. Dat kan ook betrekking hebben op keuzedelen. Partijen kunnen elkaar houden aan het nakomen van de afspraken. Tevens is een positieve beoordeling van de beroepspraktijkvorming een aanvullende voorwaarde om het diploma te kunnen verkrijgen.

  • Deelnemers moeten examen doen in de keuzedelen van de opleiding en de aanwezigheid van het examenresultaat voor het keuzedeel of de keuzedelen van de opleiding is een voorwaarde om het diploma te kunnen verkrijgen.

  • Op het diploma komt te staan welke keuzedelen zijn behaald. Op de resultatenlijst komen ook expliciet de examenresultaten voor keuzedelen te staan, dus ook de onvoldoendes.

  • De door het Ministerie van OCW aangestelde regisseur voor de implementatie van de nieuwe kwalificatiestructuur bewaakt de voortgang van alle onderdelen van het invoeringstraject, draagt zorg voor de informatievoorziening en houdt de vinger aan de pols bij de voorbereiding van nieuwe opleidingen.

  • Met de monitor keuzedelen wordt het landelijke totaalbeeld en het beeld per instelling zichtbaar. Dat betreft onder andere het aantal behaalde keuzedelen en het aantal geëxamineerde maar niet behaalde keuzedelen.

  • Er vindt toezicht door de Inspectie van het Onderwijs plaats op de kwaliteit van opleidingen (inclusief het keuzedeel of de keuzedelen waarop een opleiding is gebaseerd) en op de naleving van wet- en regelgeving (inclusief die betreffende keuzedelen).

Risico 3: Verlies van inspanning voor de kwalificatie

  • Handreikingen en goede voorbeelden kunnen instellingen helpen bij een goede inrichting van de opleiding, waarbij het uitgangspunt is dat zowel de kwalificatie als de keuzedelen van de opleiding haalbaar moeten zijn binnen de reguliere duur van de opleiding.

  • Het procesmanagement MBO15 houdt de vinger aan de pols bij de invoering van nieuwe opleidingen door bekostigde instellingen, via gesprekken met de instellingen over de voortgang van beleidsmaatregelen uit het actieprogramma mbo.

  • Er vindt toezicht door de Inspectie van het Onderwijs plaats op de kwaliteit van opleidingen (inclusief de kwalificatie waarop een opleiding is gebaseerd) en op de naleving van wet- en regelgeving (inclusief die betreffende kwalificatie).

  • Door eventueel gebruik te maken van de mogelijkheid die het wetsvoorstel biedt om de verplichte invoering van keuzedelen niet te laten ingaan op de beoogde datum van 1 augustus 2016, maar op een later datum (of in algemene zin voor alle opleidingen of specifiek voor entree-, specialisten- of bbl-opleidingen) kunnen instellingen meer tijd besteden aan de voorbereiding van de nieuwe opleidingen om dit risico te vermijden.

  • Het toestaan van remediërende keuzedelen bij entreeopleidingen, gelet op de specifieke doelgroep van deze opleidingen.

Risico 4: Gebrekkige organisatorische invoering van keuzedelen

  • Instellingen worden in de gelegenheid gesteld de nieuwe opleidingen en (inclusief de start van de keuzedelen) in twee stappen te implementeren. Dit is mogelijk door vooruitlopend op de verplichte invoering in het cursusjaar 2016/2017 alvast op vrijwillige basis in het schooljaar 2015/2016 ervaring op te doen met één of enkele nieuwe opleidingen waarbij zij keuzedelen kunnen aanbieden in de zogenoemde «vrije ruimte».

  • Er wordt veel geïnvesteerd in de ondersteuning van instellingen, onder meer met een servicepunt, handreikingen, servicedocumenten en voorlichtingsbijeenkomsten. Ook worden de instellingen gestimuleerd samen te werken en zo van elkaar te leren.

  • Met de afspraken over keuzedelen in de onderwijsovereenkomst kan de deelnemer de instelling aanspreken op naleving van die afspraken.

  • De voortgang van de implementatie wordt gemonitord en zo nodig kan bijstelling plaatsvinden.

  • Indien nodig kan gebruik gemaakt worden van de mogelijkheid die dit wetsvoorstel biedt om de verplichte invoering voor sommige soorten opleidingen of sommige bepalingen uit te stellen tot een later datum.

De Minister van OCW kan als ultieme sanctie het recht tot het verzorgen van een opleiding (voor niet-bekostigde instellingen betreft het de diploma-erkenning) of het recht tot examinering van een opleiding bij een instelling intrekken als er sprake is van respectievelijk onvoldoende onderwijskwaliteit en onvoldoende examenkwaliteit, na een formele waarschuwing en verbetertermijn. In geval van niet naleving kan ook een bekostigingssanctie aan bekostigde instellingen worden opgelegd. Bij intrekking van het recht voor een opleiding kan de instelling die opleiding (gebaseerd op de betreffende kwalificatie) niet meer aanbieden. De instelling kan de betreffende keuzedelen die aan die kwalificatie zijn gekoppeld dan ook niet meer aanbieden, tenzij betreffende keuzedelen aan andere kwalificaties zijn gekoppeld waarvoor de instelling opleidingen aanbiedt.

8. VOORBEREIDING EN ONDERSTEUNING VAN INSTELLINGEN BIJ DE IMPLEMENTATIE

De concept-kwalificatiedossiers die zijn opgesteld volgens het herziene Model kwalificatiedossier mbo zijn in gebruikerstesten getoetst op haalbaarheid, uitvoerbaarheid, betaalbaarheid en organiseerbaarheid. Bij deze testen waren instellingen, docenten, leerbedrijven en examenleveranciers betrokken en hun opmerkingen en suggesties zijn zowel betrokken bij de vervolmaking van de kwalificatiedossiers als bij het opstellen van handreikingen en servicedocumenten voor instellingen en leerbedrijven ter ondersteuning van de inrichting en uitvoering van nieuwe opleidingen.

Onderwijsinstellingen worden ondersteund via een Servicepunt Invoering Herziene Kwalificatiestructuur van de MBO Raad. Dit servicepunt biedt op de behoefte afgestemde informatie over de invoering van de herziene kwalificatiestructuur. In coproductie met instellingen, leerbedrijven, kenniscentra, uitgeverijen en distributeurs van les- en examenmateriaal zullen ondersteunende documenten worden gemaakt, zoals servicedocumenten en handreikingen.

9. OVERGANGSPERIODE VOOR DEELNEMERS IN BESTAANDE OPLEIDINGEN

Deelnemers die voor de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel met een bestaande opleiding (gebaseerd op een bestaand kwalificatiedossier van de bestaande kwalificatiestructuur) zijn gestart, mogen deze afmaken gedurende de studieduur van de opleiding plus twee jaar. Op voorwaarde dat een deelnemer akkoord gaat, mag de instelling de inschrijving van de deelnemer voor de bestaande opleiding omzetten naar een inschrijving voor de verwante nieuwe opleiding (gebaseerd op het betreffende herziene kwalificatiedossier en één of meer keuzedelen, alle behorend tot de herziene kwalificatiestructuur).

DEEL III OVERIGE INFORMATIE

10. WAT REGELEN WE NIET IN DIT WETSVOORSTEL MAAR IN LAGERE REGELGEVING

Wat in dit wetsvoorstel als grondslagen voor de verplichte invoering van keuzedelen bij beroepsopleidingen wordt geregeld, staat aangegeven in eerder genoemde paragraaf 1.2 Kern van dit wetsvoorstel.

In onderstaande lagere regelgeving kunnen de volgende zaken worden geregeld:

Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB

1

Keuzedeelverplichting en aanbodverplichting

Voorschriften voor instellingen betreffende de omvang van de keuzedeelverplichting en voldoende aanbod van keuzedelen.

2

Examinering en diplomering

Voorschriften voor instellingen betreffende de examinering en diplomering als gevolg van de invoering van keuzedelen bij nieuwe opleidingen (o.a. voorschriften voor de waarderingswijze van examenresultaten van keuzedelen en voor de slaag-/zakbeslissing voor het diploma).

3

Onderdelen waaraan een certificaat is verbonden

Opnemen van een grondslag om certificaten bij ministeriële regeling te kunnen aanwijzen.

Ministeriële regelingen

4

Regeling vaststelling kwalificatiedossiers, keuzedelen en koppeling tussen keuzedelen en kwalificaties

Vaststelling van herziene kwalificatiedossiers door de Minister van OCW, of de Minister van EZ voor beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel.

Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel betreft dat ook de vaststelling van de keuzedelen en daarmee de koppeling van keuzedelen aan kwalificaties.

5

Regeling vaststelling Toetsingskader kwalificatiestructuur mbo, model kwalificatiedossier en model keuzedeel

Vaststelling van het Toetsingskader met de kwaliteitscriteria voor te ontwikkelen herziene kwalificatiedossiers en de kwalificatiestructuur als geheel, en van het model kwalificatiedossier.

Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel betreft dat ook de vaststelling van het model keuzedeel en in het Toetsingskader ook de kwaliteitscriteria voor de te ontwikkelen keuzedelen.

6

Regeling modeldiploma mbo

Voorschriften voor instellingen betreffende verplichte informatie over keuzedelen van opleidingen op het diploma en op de resultatenlijst bij het diploma.

7

Regeling standaarden examenkwaliteit mbo

Aanvulling van standaarden voor de examenkwaliteit als gevolg van de invoering van keuzedelen bij nieuwe opleidingen.

8

Regeling gegevensverstrekking persoonsgebonden nummer BVE

Voorschriften voor instellingen betreffende de specificatie van de te leveren gegevens over keuzedelen aan DUO ten behoeve van de registratie in BRON en het diplomaregister. (Dat betreft gegevens betreffende door deelnemers behaalde keuzedelen en van geëxamineerde maar niet behaalde keuzedelen bij de opleiding.) en voorschriften voor verantwoording door de instellingen over keuzedelen in het geïntegreerd jaardocument.

9

Regeling certificaten

Vaststelling van de onderdelen van kwalificaties en de keuzedelen waaraan de Minister een certificaat heeft verbonden.

De algemene maatregel van bestuur betreffende de omvang van de keuzedeelverplichting en voldoende aanbod van keuzedelen is gebaseerd op het nieuwe negende lid van artikel 7.2.7 WEB en het overeenkomstige nieuwe zesde lid van artikel 7.2.6 WEB BES. De overige in de tabel genoemde onderwerpen kunnen worden geregeld op basis van bestaande wettelijke grondslagen voor regeling bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling.

11. UITVOERINGS- EN HANDHAVINGSGEVOLGEN

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) heeft aangegeven dat het wetsvoorstel uitvoerbaar is. De Inspectie van het Onderwijs acht het wetsvoorstel handhaafbaar.

12. FINANCIËLE GEVOLGEN VOOR DE RIJKSBEGROTING

De invoering van dit wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor de Rijksbegroting.

Keuzedelen zijn geen bekostigingsparameter en hebben zelf geen prijsfactor.

13. ADMINISTRATIEVE LASTEN EN GEVOLGEN VOOR DE REGELDRUK

Van de voorstellen die met dit wetsvoorstel worden gepresenteerd, is nagegaan met welke administratieve lasten ze gepaard gaan. Onder administratieve lasten wordt verstaan: de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat niet om kosten die zijn gemoeid met de uitvoering van de wetgeving. De kosten zijn berekend volgens het standaardkostenmodel (SKM) dat is opgesteld door het Ministerie van Financiën.

De toevoeging van het keuzedeel als onderdeel van de beroepsopleiding en de implementatie daarvan binnen mbo-instellingen vereist als extra administratieve lasten:

  • Het aanpassen van de administratieve systemen die instellingen gebruiken, zodat zij de verplicht aan DUO te leveren informatie over de keuzedelen zelf kunnen vastleggen en leveren. Uitgaande van een inspanning van gemiddeld 60 uur per instelling ad € 45 per uur komen de kosten voor in totaal 69 bekostigde instellingen op € 186.300 en voor in totaal 90 niet-bekostigde instellingen op € 243.000. Totale incidentele kosten: € 429.300.

  • De feitelijke (geautomatiseerde) gegevenslevering van instellingen aan DUO. Dat betreft alleen de door de deelnemer behaalde keuzedelen van de opleiding en/of de door de deelnemer geëxamineerde maar niet behaalde keuzedelen van de opleiding. Op basis van gemiddeld 6 uur per instelling ad € 45 per uur komen de kosten voor in totaal 69 bekostigde instellingen op € 18.630 en voor in totaal 90 niet-bekostigde instellingen op € 24.300. Totale vaste kosten op jaarbasis: € 42.930.

De administratieve lasten zijn zo beperkt mogelijk gehouden doordat:

  • instellingen pas bij de afronding van de mbo-opleiding de door de deelnemer behaalde of geëxamineerde maar niet behaalde keuzedelen hoeven door te geven aan DUO;

  • niet-bekostigde instellingen met een diploma-erkenning het recht krijgen om een bepaalde kwalificatie te verzorgen inclusief de keuzedelen die aan de betreffende kwalificatie zijn gekoppeld.

14. BETROKKEN ACTOREN EN HUN VERANTWOORDELIJKHEDEN

Wat betreft de herziene kwalificatiestructuur:

  • De kenniscentra zijn verantwoordelijk voor het ontwikkelen van herziene kwalificatiedossiers (en of aan elke kwalificatie voldoende keuzedelen zijn gekoppeld) en keuzedelen (inclusief de daarin opgenomen koppeling aan kwalificaties), die moeten voldoen aan de kwaliteitscriteria uit het Toetsingskader kwalificatiestructuur mbo. Daarbij zijn ook de binnen kenniscentra opererende paritaire commissies betrokken, bestaande uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in een bepaalde sector of branche en van de onderwijsinstellingen. Kwalificatiedossiers zijn mede gebaseerd op beroepscompetentieprofielen, waarvoor sociale partners verantwoordelijk zijn. Kenniscentra verantwoorden zich – met de publicatie van de vereiste verantwoordingsinformatie – over de ingediende kwalificatiedossiers en keuzedelen.

  • De Toetsingskamer van de SBB toetst de kwaliteit van elk herzien kwalificatiedossier (en of aan elke kwalificatie voldoende keuzedelen zijn gekoppeld), elk keuzedeel (inclusief de daarin opgenomen koppeling aan kwalificaties) en de gehele kwalificatiestructuur aan de hand van de betreffende kwaliteitscriteria uit het Toetsingskader. Bij nieuwe kwalificaties en nieuwe keuzedelen is er – behalve een eindtoets – ook een ingangstoets om ook in dat stadium al te controleren of er niet teveel overlap is met andere kwalificaties en andere keuzedelen.

  • SBB heeft de regie op de ontwikkeling en oplevering van herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen. En het bestuur SBB adviseert de Minister van OCW over de vaststelling van ingediende herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen, evenals voorafgaand over de vaststelling van het Model kwalificatiedossier mbo, het Model keuzedeel mbo, het Toetsingskader kwalificatiestructuur mbo.

  • De Minister van OCW (dan wel de Minister van EZ voor beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel) is verantwoordelijk voor de vaststelling van de herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen en daarmee ook de koppeling tussen keuzedelen en kwalificaties, mits voorzien van een positieve beoordeling van de kwaliteit door de Toetsingskamer. De Minister is ook verantwoordelijk voor de vaststelling van het Model kwalificatiedossier mbo, het Model keuzedeel mbo en het Toetsingskader kwalificatiestructuur mbo.

  • DUO registreert in Crebo zowel de kwalificatiedossiers met bijbehorende kwalificaties, inclusief de koppeling van kwalificatiedossiers aan opleidingsdomeinen, als de keuzedelen, inclusief de koppeling van keuzedelen aan kwalificaties.

Wat betreft de nieuwe opleidingen gebaseerd op herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen:

  • Instellingen zijn verantwoordelijk voor het inrichten en verzorgen van de door hen aangeboden nieuwe opleidingen gebaseerd op herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen, met inachtneming van de formele kaders. Zij moeten onder andere zorgen voor aanbod van voldoende keuzedelen per opleiding. Elke opleiding moet ten minste voldoen aan de kwaliteitscriteria uit het Toezichtkader BVE. Een instelling hoeft overigens niet alles zelf te ontwikkelen en uit te voeren, want de instelling kan ook samenwerken met andere instellingen of producten en diensten, zoals bijvoorbeeld examentoetsen, inkopen bij leveranciers.

  • Het beroepspraktijkvormende deel van de opleiding wordt mede verzorgd door erkende leerbedrijven in samenwerking met de instelling.

  • De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van opleidingen aan de hand van de kwaliteitscriteria uit het Toezichtkader BVE. Dat betreft een volledige opleiding, dus bij een nieuwe opleiding is dat inclusief het keuzedeel of de keuzedelen die er deel van uitmaken. De inspectie houdt ook toezicht op de naleving van wet- en regelgeving (waaronder de naleving van de keuzedeelverplichting). De inspectie spreekt in voorkomende gevallen instellingen aan op tekortkomingen.

  • De Minister van OCW kan als ultieme sanctie het recht tot het verzorgen van een opleiding (voor niet-bekostigde instellingen betreft het de diploma-erkenning) of het recht tot examinering van een opleiding bij een instelling intrekken als er sprake is van respectievelijk onvoldoende onderwijskwaliteit en onvoldoende examenkwaliteit, na een – door de inspectie te geven – formele waarschuwing en verbetertermijn.

  • De Minister van OCW kan diploma-erkenningen verlenen aan niet-bekostigde instellingen.

  • DUO registreert in BRON en in het diplomaregister welke kwalificaties en keuzedelen zijn behaald per deelnemer en in BRON eveneens de geëxamineerde maar niet behaalde keuzedelen per deelnemer. DUO registreert ook in BRON en het diplomaregister de behaalde certificaten voor onderdelen van een kwalificatie en voor keuzedelen waaraan de Minister van OCW en/of EZ, op grondslag van artikel 7.2.3, eerste lid WEB, een certificaat hebben verbonden.

  • DUO registreert in BRON ook de eventuele intrekking van rechten van instellingen om een opleiding te verzorgen.

  • DUO voert de jaarlijkse monitor keuzedelen uit op basis van de in BRON geregistreerde gegevens over keuzedelen.

  • Een onafhankelijk onderzoeksbureau voert de evaluatie uit van de nieuwe opleidingen die gebaseerd zijn op de herziene kwalificatiestructuur, waaronder de mate waarin de beoogde effecten zijn gerealiseerd.

15. DRAAGVLAK EN GEVOERD OVERLEG MET DE MBO-SECTOR

De SBB heeft het herziene Model kwalificatiedossier mbo, het Model keuzedeel mbo en het herziene Toetsingskader kwalificatiestructuur mbo in nauw overleg met de kenniscentra, mbo-sector en het bedrijfsleven vormgegeven. Hiermee is op voorhand draagvlak gecreëerd bij het georganiseerde onderwijs en bedrijfsleven.

Om de invoering tot een succes te maken, is gedurende de periode van ontwikkeling van de herziene kwalificatiestructuur en de voorbereiding van de implementatie door instellingen structureel overleg gevoerd tussen het Ministerie van OCW, het Ministerie van EZ, DUO, Inspectie van het Onderwijs, MBO Raad, NRTO, SBB en saMBO-ICT en diverse afzonderlijke mbo-instellingen. Alle partijen waarderen de gelegenheid die ze hebben gekregen om in een vroeg stadium te kunnen meedenken over het Model kwalificatiedossier mbo, de kwalificatiedossiers, het Model keuzedelen en de keuzedelen en over de implementatie van de herziene kwalificatiestructuur. Ook zijn er gebruikerstesten uitgevoerd met de concept-kwalificatiedossiers en concept-keuzedelen. De uitkomsten hiervan zijn door kenniscentra en SBB benut voor eventuele bijstelling.

Er is draagvlak onder vertegenwoordigers van zowel het bedrijfsleven als van het onderwijsveld voor de kaders voor de ontwikkeling van de herziene kwalificatiestructuur (neergelegd in bovengenoemde modellen en het Toetsingskader), evenals voor de herziene kwalificatiestructuur met herziene kwalificatiedossiers en de keuzedelen.

16. EVALUATIE EN MONITORING

In een meerjarig evaluatieprogramma wordt in beeld gebracht:

  • de voortgang van de implementatie van de nieuwe opleidingen op basis van de herziene kwalificatiestructuur;

  • de effecten op het gedrag en meningen van betrokkenen, waaronder de mate waarin scholen, deelnemers en leerbedrijven werk maken van keuzedelen;

  • de mate waarin de beoogde effecten optreden;

  • de mate waarin eventuele andere, ongewenste effecten optreden;

  • de mate waarin innovaties eerst in keuzedelen en bij gebleken succes vervolgens in kwalificaties worden opgenomen.

Verder moet het onderzoek ook inzicht bieden in verklaringen voor het optreden van de gevonden effecten.

In het evaluatieprogramma wordt opgenomen:

  • een nulmeting in het schooljaar 2014/2015;

  • een jaarlijkse monitor (kwantitatieve effectevaluatie) in 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020;

  • tweejaarlijks een verklarende evaluatie in 2016, 2018 en 2020.

De laatste verklarende evaluatie wordt de eindevaluatie van de opleidingen op basis van de herziening kwalificatiestructuur in 2020.

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voert de jaarlijkse monitor van keuzedelen uit op basis van in BRON beschikbare informatie. Daarin wordt onder andere een landelijk totaalbeeld gegeven van het aantal behaalde keuzedelen en van de mate van het behalen van keuzedelen, evenals het beeld per instelling.

17. BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS

Gezien de aard van dit voorstel is in de fase van beleidsontwikkeling een Privacy Impact Assesment uitgevoerd (zie ook Kamerstukken I 2010//11, 31 051, nr. D; motie Franken). Met behulp hiervan is de noodzaak van gegevensverwerking bekeken en zijn op gestructureerde wijze de implicaties van het wetsvoorstel op gegevensbescherming in kaart gebracht. Hierbij is in het bijzonder aandacht besteed aan de beginselen van gegevensminimalisering en doelbinding, het vereiste van een goede beveiliging en de rechten van de betrokkenen. In de huidige wetgeving is de registratie van deelnemersgegevens aan het mbo en door de instellingen en door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) reeds geregeld. De invoering van keuzedelen brengt met zich mee dat er in verschillende registratiesystemen van DUO per deelnemer gegevens worden opgenomen van keuzedelen en certificaten.

Artikel 2.5.5a van de Wet educatie en beroepsonderwijs biedt de grondslag voor het gebruik van het persoonsgebonden nummer door het bevoegd gezag van de onderwijsinstelling.

De Regeling gegevensverstrekking persoonsgebonden nummer BVE 2009 bepaalt dat de instelling de inschrijvingsgegevens aan de DUO moet verstrekken overeenkomstig de nadere specificatie zoals opgenomen in de bijlage bij die regeling.

Tot op dit moment is het bovenstaande de grondslag voor het verstrekken van persoonsgebonden gegevens door de onderwijsinstelling aan DUO in het kader van de registratie van deze gegevens in het Basisregister Onderwijs (BRON) en in het diplomaregister. Met het voorliggende wetsvoorstel wordt dat niet gewijzigd.

Van de in paragraaf 1.1 opgenomen doelen van dit wetsvoorstel zijn de twee onderstaande doelen relevant voor de registratie van persoonsgegevens. Het betreft: het leggen van de formele grondslag voor:

  • de registratie van keuzedelen door DUO in BRON en het diplomaregister, alsmede de specificatie van de te registreren informatie;

  • de registratie door DUO in BRON en het diplomaregister van behaalde certificaten voor onderdelen van een kwalificatie en voor keuzedelen waaraan de Minister, op grondslag van artikel 7.2.3, eerste lid WEB, een certificaat heeft verbonden.

In het wetsvoorstel wordt aangegeven dat de verstrekking van gegevens door de onderwijsinstelling aan DUO in het kader van de registratie van deze gegevens in BRON en in het diplomaregister wordt uitgebreid voor het in te voeren keuzedeel. Daaraan zijn behaalde onderdelen van kwalificaties toegevoegd, waaraan op grondslag van artikel 7.2.3, eerste lid WEB, een certificaat is verbonden. De persoonsgegevens worden reeds geregistreerd in relatie met de gevolgde beroepsopleiding. Met de invoering van het keuzedeel worden de persoonsgegevens ook gekoppeld aan keuzedelen die onderdeel uitmaken van de gevolgde opleiding. Dat betreft overigens alleen informatie over behaalde keuzedelen, geëxamineerde maar niet behaalde keuzedelen, keuzedelen waarbij sprake is van beroepspraktijkvorming en keuzedelen waarvoor een certificaat is behaald.

De tweede van de hierboven genoemde bullits betreft de registratie van certificaten. De registratie hiervan is uitsluitend aan de orde ingeval certificaten zijn uitgereikt en dat mag de instelling alleen indien het diploma niet door de deelnemer is behaald. Ook hier geldt dat de persoonsgegevens reeds worden geregistreerd in relatie met de gevolgde beroepsopleiding. Met de invoering van certificaten bij onderdelen van kwalificaties en bij keuzedelen worden de persoonsgegevens ook gekoppeld aan de betreffende onderdelen en keuzedelen waaraan een certificaat is gekoppeld en, indien uitgegeven, aan het certificaat.

Belang van de deelnemer

Door verstrekking van de bovengenoemde gegevens door instellingen aan DUO, door registratie in BRON (Artikel I, onderdeel D) en de verwijzing in de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) naar deze bepalingen in de WEB (Artikel II, onderdelen C en D) maken deze gegevens (uitgezonderd geëxamineerde maar niet behaalde keuzedelen en keuzedelen waarbij sprake is van bpv) onderdeel uit van de diplomagegevens en certificaatgegevens die DUO registreert in het diplomaregister en die aan deelnemers kunnen worden verstrekt op grond van artikel 24q, eerste lid, van de WOT.

Het wetsvoorstel is voorgelegd aan het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP). Het voorstel is voldoende onderbouwd volgens het CBP en geeft geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

18. INTERNETCONSULTATIE

Op 15 juli 2014 is het concept wetsvoorstel herziening kwalificatiestructuur mbo gedurende een periode van acht weken (van 15 juli 2014 tot en met 29 augustus 2014) opengesteld voor internetconsultatie, waarbij acht vragen zijn gesteld. Er zijn in totaal 51 reacties binnengekomen.

Er is positief gereageerd op de invoering van keuzedelen en er zijn ook kanttekeningen geplaatst bij de aangegeven uitwerking. De reacties hebben niet geleid tot wijzing van het voor de internetconsultatie aangeboden conceptwetsvoorstel, maar wel van het algemeen deel van de memorie van toelichting.

Hieronder wordt nader ingegaan op de reacties op de acht vragen.

Vraag 1: Wat vindt u van invoering van keuzedelen in de beroepsopleiding?

Door bijna alle respondenten wordt het voornemen van de overheid om keuzedelen in te voeren in beroepsopleidingen positief beoordeeld. Dat geldt veelal ook ten aanzien van de verplichting (overigens niet altijd voor alle soorten opleidingen, zie onderstaand punt 4) en de functie van keuzedelen (het leveren van een verrijking ten opzichte van de kwalificatie, waarmee deelnemers en instellingen zich kunnen profileren en meer maatwerk in de regio kan worden geleverd).

Vraag 2: Wat zijn voor u de voordelen bij de invoering van keuzedelen?

De in de concepttekst van de memorie van toelichting genoemde voordelen van keuzedelen worden onderschreven. Veel respondenten geven aan dat met keuzedelen meer maatwerk kan worden geleverd.

Naar aanleiding van de reacties: in de memorie van toelichting (paragraaf 1.4, 2.1 en 4) zijn de voordelen van keuzedelen nader geëxpliciteerd.

Vraag 3: Wat zijn voor u de risico’s bij de invoering van de keuzedelen?

Er worden door veel respondenten risico’s, kanttekeningen en soms ook alternatieven benoemd bij onderdelen van de aangegeven wijze van invoering van keuzedelen, in het bijzonder op de punten genoemd in de vragen 4, 5 en 6. Uit binnengekomen reacties bleek ook behoefte aan meer verduidelijking waarom op betreffende punten gekozen is voor de aangegeven wijze van invoering.

De belangrijkste risico’s die de respondenten noemen zijn:

  • De haalbaarheid voor deelnemers van keuzedelen als verplicht onderdeel van opleidingen en de organiseerbaarheid voor instellingen, gezien de beschikbare tijd en middelen; in algemene zin en met name voor de bij vraag 4 genoemde soorten opleidingen (bbl-, entree- en specialistenopleidingen).

  • Het risico van minder motivatie en inzet van deelnemers als gevolg van het voornemen dat het behalen van een keuzedeel niet meetelt voor het behalen van het diploma.

  • Het behalen van keuzedelen kan het behalen van de kwalificatie en daarmee het behalen van het diploma in de weg zitten.

Ook worden kanttekeningen geplaatst bij de procedure van totstandkoming van keuzedelen en de centrale koppeling van keuzedelen aan kwalificaties, omdat dit de mogelijkheid van instellingen bij het aanbieden van keuzedelen te veel beperkt volgens respondenten.

Naar aanleiding van de reacties: De memorie van toelichting bevat een samenvattend overzicht van risico’s en beheersmaatregelen (paragraaf 7). Die paragraaf is uitgebreid naar aanleiding van de uitkomsten van de internetconsultatie. Via monitoring en evaluatie wordt nauwgezet de vinger aan de pols gehouden (paragraaf 16). De memorie van toelichting bevat ook een beschrijving van de procedure voor de totstandkoming van kwalificatiedossiers en keuzedelen (paragraaf 3). In die paragraaf is naar aanleiding van de internetconsultatie een nadere toelichting opgenomen waarom de gangbare procedure voor de kwalificatiestructuur ook van toepassing is op de keuzedelen, waarom centrale koppeling van keuzedelen aan kwalificaties nodig is en waarom instellingen niet zelfgemaakte keuzedelen kunnen vaststellen en aanbieden.

Vraag 4: Wat vindt u ervan dat iedere beroepsopleiding een keuzedeelverplichting kent, dus ook de entreeopleiding, de specialistenopleiding en de opleidingen in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl)?

In het wetsvoorstel is ervoor gekozen om de verplichting om het keuzedeel in te voeren voor alle opleidingen, dus ook voor bbl-, specialisten- en entreeopleidingen. Uit de reacties blijkt dat hier verschillend over wordt gedacht. Een groot deel van de respondenten is het eens met het voorstel een keuzedeelverplichting in te voeren voor alle opleidingen vanwege transparantie en eenduidigheid in het stelsel, maar ziet daarbij wel risico’s. Een ander deel geeft aan verplichte keuzedelen minder geschikt te vinden voor één of voor meer van de genoemde soorten opleidingen. Sommige respondenten geven de voorkeur aan keuzedelen op vrijwillige basis. Een respondent stelt voor om bij entreeopleidingen ook remediërende keuzedelen mogelijk te maken.

Naar aanleiding van de reacties: In de instructie bij het model keuzedeel wordt aangegeven dat remediërende keuzedelen uitsluitend kunnen worden gekoppeld aan kwalificaties op mbo niveau 1 (dat betreft de entreeopleidingen). Het wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid om de verplichte invoering van keuzedelen voor de genoemde drie soorten opleidingen uit te stellen. Nauwlettend wordt de voorbereiding van de verplichte invoering en de ervaringen die in het studiejaar 2015–2016 met keuzedelen op vrijwillige basis worden opgedaan gevolgd om te bezien of van bovengenoemde mogelijkheid gebruik gemaakt moet worden en zo ja voor welk soort opleidingen.

Vraag 5: Deelnemers moeten examen doen in de keuzedelen van de opleiding, maar het behalen van de keuzedelen is geen voorwaarde voor het behalen van het diploma. Wat vindt u hiervan?

Over dit voornemen zijn de meningen van de respondenten sterk verdeeld. Veel respondenten zijn het ermee eens dat het behalen van keuzedelen (die een verrijking ten opzichte van de kwalificatie leveren) niet het behalen van de kwalificatie – en daarmee van het diploma en het kunnen starten als gekwalificeerd beginnend beroepsbeoefenaar – in de weg mag staan. Heel veel respondenten benoemen risico’s, zoals weinig motivatie en inzet van deelnemers voor keuzedelen en de gevolgen hiervan voor de motivatie en inzet van docenten. Een aantal respondenten bepleit om die reden het behalen van keuzedelen wel als voorwaarde voor diplomering op te nemen.

Naar aanleiding van de reacties: Dat het behalen van keuzedelen geen voorwaarde is voor het behalen van het diploma (een punt dat niet in het wetsvoorstel is geregeld, maar nog zijn beslag moet krijgen in een algemene maatregel van bestuur) heeft inderdaad een aantal risico’s. Daarom is ook voorzien in een reeks beheersmaatregelen (memorie van toelichting, paragraaf 6.1 en paragraaf 7), waaronder de aanvullende diplomavoorwaarde (er moet een examenresultaat per keuzedeel geleverd worden om het diploma te kunnen krijgen) en het vermelden van examenresultaten op de resultatenlijst bij het diploma. Het alternatief – te weten het behalen van keuzedelen is wel een voorwaarde voor het behalen van het diploma – heeft ook een aantal grote risico’s (memorie van toelichting, paragraaf 6.1). Het gaat dan vooral om maatschappelijke risico’s. Gelet op die risico’s is niet voor dat alternatief gekozen.

Vraag 6: Behaalde keuzedelen worden op het diploma vermeld. En op de resultatenlijst bij het diploma worden de examenresultaten van zowel behaalde als niet behaalde keuzedelen apart vermeld. Wat vindt u hiervan?

De meeste respondenten zijn het hiermee eens en onderstrepen het belang van transparantie van examenresultaten en de prikkel die dat geeft voor de motivatie van deelnemers. Door andere respondenten worden alternatieve varianten aangedragen, bijvoorbeeld het niet vermelden van behaalde keuzedelen of de beslissingen hierover aan de instelling laten. Enkele respondenten vinden het niet logisch dat de examenresultaten van keuzedelen wel op de resultatenlijst bij het diploma moeten worden vermeld, terwijl het behalen van het keuzedeel geen voorwaarde is om het diploma te behalen. Enkele respondenten stellen voor om naast het diploma voor elk behaald keuzedeel een certificaat uit te reiken.

Naar aanleiding van de reacties: Niet in dit wetsvoorstel maar in de ministeriële regeling Model diploma mbo komen de bepalingen te staan over de wijze van vermelding van keuzedelen op het diploma en op de resultatenlijst. Vanwege de transparantie van behaalde examenresultaten en vanwege de prikkel voor deelnemers om zich in te spannen voor keuzedelen verdient het de voorkeur om de examenresultaten van keuzedelen op de resultatenlijst te vermelden.

En wat betreft de gewenste certificaten: Het wetsvoorstel levert de wettelijke grondslag dat de Minister bij algemene maatregel van bestuur ook aan een keuzedeel een certificaat kan verbinden. Voor sommige keuzedelen kan het namelijk van belang zijn dat – als het diploma niet is behaald – aan de deelnemer voor een behaald keuzedeel in plaats van een instellingsverklaring een formeel erkend certificaat kan worden uitgereikt. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij keuzedelen waaraan wettelijke beroepsvereisten zijn verbonden. Maar aan álle keuzedelen een certificaat verbinden en – ook bij diplomering – uitreiken voor behaalde keuzedelen heeft geen meerwaarde en levert onnodig veel beheers- en administratieve lasten op. Een certificaat hoort alleen te worden uitgereikt als het diploma niet is behaald.

Vraag 7: Ziet u nog andere mogelijkheden (naast het vrijwillige jaar) om de invoering van de nieuwe opleidingen te vergemakkelijken voor alle betrokkenen.

Door respondenten zijn de volgende suggesties aangedragen:

Naar aanleiding van de reacties:

samenvattend overzicht van maatregelen

Voldoende tijd voor voorbereiding en invoering, waarbij een aantal kiest voor gefaseerde invoering en anderen juist niet

• Instellingen kunnen de periode tot de beoogde datum van verplichte invoering per 1 augustus 2016 benutten voor de voorbereiding van de nieuwe opleidingen.

• Instellingen kunnen op vrijwillige basis in het schooljaar 2015–2016 al starten met een of meer nieuwe opleidingen waarbij ze de keuzedelen kunnen aanbieden in de zogenoemde «vrije ruimte».

Informatievoorziening en ondersteuning van instellingen, met name voor uitvoerende medewerkers

• Website www.herzieningmbo.nl

• Nieuwsbrief

• Voorlichtingsbijeenkomsten

• Servicepunt (voor vragen en dienstverlening)

• Handreikingen, goede voorbeelden

• Stimuleren van samenwerking en inkoop

Monitoring voortgang implementatie; waar nodig bijstelling

• Voorlichtingsbijeenkomsten

• Evaluatie (inclusief monitoring) van de invoering van de nieuwe opleidingen op basis van de herziene kwalificatiestructuur.

• Indien nodig gebruik maken van de mogelijkheid waarin het wetsvoorstel voorziet om de verplichte invoering voor sommige soorten opleidingen of sommige bepalingen uit te stellen tot een latere datum.

Extra geld

• Overheid stelt extra geld beschikbaar voor ondersteuning, informatievoorziening en regie op de gehele herzieningsoperatie.

Extra aandacht voor de examinering

• Beleidsmaatregelen (waaronder de inzet van extra middelen) betreffende verbetering examinering zullen ook worden gericht op de voorbereiding en uitvoering van de examens van nieuwe opleidingen.

• Stimuleren van samenwerking.

• Stimuleren van inkoop van exameninstrumenten.

Na herziening de kwalificatiestructuur met rust laten

• De herzieningsoperatie is gericht op een duurzame en flexibele kwalificatiestructuur die (o.a. met keuzedelen) snel kan inspelen op veranderingen op de arbeidsmarkt.

Vraag 8: Heeft u nog andere opmerkingen bij het conceptwetsvoorstel?

Andere onderwerpen die door de respondenten aan de orde zijn gesteld, zijn de volgende.

• De procedure voor totstandkoming van keuzedelen en voor de koppeling aan kwalificaties

Enkele respondenten zijn van mening dat – mede door de bovengenoemde koppeling – de procedures voor ontwikkeling, toetsing en vaststelling van de keuzedelen te omslachtig en te bureaucratisch zijn en dat te weinig ruimte wordt gelaten aan instellingen om eigen keuzedelen in te voeren. Gevreesd wordt dat vooral voorstellen van instellingen voor keuzedelen die branche-overstijgend zijn, zullen «vastlopen».

Het landelijk vaststellen welke kwalificaties bij een keuzedeel behoren (door respondenten benoemd als «de landelijke koppeling van keuzedelen aan kwalificaties») wordt door een aantal respondenten onderschreven. Veel respondenten daarentegen hebben voorgesteld om die landelijke koppeling los te laten, omdat dit de keuzevrijheid van instellingen en deelnemers beperkt en daarmee de flexibiliteit in het keuzedeelaanbod van een instelling, en – vooral bij opleidingen met kleine deelnemersaantallen – de organiseerbaarheid en betaalbaarheid onder druk zet. Een aantal van laatstgenoemde respondenten heeft aangegeven dat het inzichtelijk maken van deze landelijke koppelingen als handreiking (in plaats van verplichting) voor instellingen behulpzaam kan zijn bij hun afwegingen voor aan te bieden keuzedelen.

Naar aanleiding van de reacties: In de memorie van toelichting is in paragraaf 2.2 en 3 nader uiteengezet waarom de gangbare procedure voor de kwalificatiestructuur ook van toepassing is op de keuzedelen, waarom landelijke koppeling van keuzedelen aan kwalificaties nodig is en waarom instellingen niet zelf keuzedelen kunnen vaststellen en/of kunnen koppelen. Die procedure biedt onder andere de nodige waarborgen voor de kwaliteit en voor betrokkenheid van het bedrijfsleven en voorkomt dat er een wildgroei aan keuzedelen kan ontstaan.

Ik zal de SBB vragen om een commissie in te stellen (naast de paritaire commissies van de kenniscentra) die het bestuur van SBB rechtstreeks adviseert over brede, bovensectorale koppeling van keuzedelen.

• Relatie met de onderwijsovereenkomst

Enkele respondenten stellen voor om geen afspraken in de onderwijsovereenkomst te maken over de door de deelnemer gekozen keuzedelen vanwege de administratie hiervan of omdat dit vaak niet mogelijk zal zijn vóór de start van de opleiding.

Naar aanleiding van de reacties: In de onderwijsovereenkomst worden de afspraken tussen de instelling en de deelnemer vastgelegd over de opleiding van de deelnemer. Bij nieuwe opleidingen betreft dat naast de kwalificatie ook één of meerdere keuzedelen. Afspraken zijn van belang voor de rechtsbescherming van de deelnemer, maar evenzeer kan de instelling de deelnemer aanspreken op naleving van de afspraken. Het is een misverstand dat uitsluitend vóór de start van de opleiding afspraken over keuzedelen moeten worden vastgelegd in de onderwijsovereenkomst. Als de instelling en de deelnemer dat wenselijk vinden, kan dat namelijk ook in de loop van de opleiding, zodra de deelnemer de te volgen keuzedelen heeft gekozen. Instellingen krijgen de ruimte om flexibel om te gaan met keuzedelen, zodat zij maatwerk kunnen leveren. Als instellingen gebruik maken van de systematiek van het model onderwijsovereenkomst die de MBO Raad als service-instrument heeft ontwikkeld, kunnen zij de beheerslasten verminderen (omdat dan geen nieuwe handtekening nodig is in geval van tussentijdse wijzigingen van de onderwijsovereenkomst).

• Omvang van de keuzedelen

Enkele respondenten hebben voorstellen aangedragen over het vergroten of verkleinen van de keuzedeelverplichting en over de omvang van keuzedelen (ook kleine van 120 studiebelastingsuren, of alleen maar keuzedelen van 240 uren).

Naar aanleiding van de reacties: De aangedragen voorstellen over de omvang van de keuzedeelverplichting zullen worden betrokken bij de afwegingen over de te ontwerpen algemene maatregel van bestuur waarin de bepaling van de omvang van de keuzedeelverplichting wordt opgenomen. Met betrekking tot de omvang van de afzonderlijke keuzedelen is standaardisering van belang voor de doelmatigheid van opleidingsprogramma’s.

19. CONSULTATIE CARIBISCH NEDERLAND

Een concept van het onderhavige wetsvoorstel is via de Rijksdienst Caribisch Nederland voorgelegd aan de scholen in Caribisch Nederland (CN) en de Raad Onderwijs Arbeidsmarkt Caribisch Nederland (ROA CN).

Uit de reacties blijken geen principiële bezwaren tegen (onderdelen van) dit wetsvoorstel.

Wel wordt verwacht door een school dat de invoering van het wetsvoorstel een flinke inspanning zal vergen. Dit geldt onder meer voor het opstellen van herziene opleidingsplannen. Ook wordt aangegeven dat op dit moment het aantal bruikbare keuzedelen voor CN zeer gering is.

Juist om deze redenen voorziet het wetsvoorstel in de mogelijkheid om dit voor CN op een later tijdstip in werking te laten treden dan in Europees Nederland (zie de laatste alinea van paragraaf 1.5 van deze memorie van toelichting). Hierdoor ontstaat meer tijd voor voorbereiding van de nieuwe beroepsopleidingen in CN, gebaseerd op herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen. Tijdens een recent werkbezoek van de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) aan CN is onder meer de mogelijkheid besproken zo nodig juist in de keuzedelen de Caribische context tot zijn recht te laten komen. De Raad Onderwijs-Arbeidsmarkt (ROA) CN zal de komende jaren samen met de scholen in CN de invoering van de nieuwe opleidingen uitwerken.

Tenslotte wordt er vanuit een school op gewezen dat het beter zou zijn dat de school niet opnieuw erkenningen voor nieuwe opleidingen hoeft aan te vragen.

Natuurlijk moeten de scholen in CN de opleidingsplannen voor de nieuwe opleidingen aanpassen. Deze procedure kan niet geheel achterwege blijven, maar de regering streeft ernaar om door middel van een goede vergelijking van bestaande en nieuwe opleidingen (met een zogenaamde was-wordt-lijst) de procedure voor erkenning van nieuwe, verwante opleidingen zo soepel mogelijk te maken.

Artikelsgewijs

Artikel I Wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs

A

De aanpassingen in de definitiebepalingen voegen enerzijds een begripsomschrijving van «keuzedeel» in. Doordat een beroepsopleiding nu niet alleen op het kwalificatiedossier, maar ook op het keuzedeel wordt gebaseerd, vereist dat een wettelijke verankering van het begrip keuzedeel waaronder een begripsomschrijving. Het keuzedeel behoort bij één of meer kwalificaties die beschreven zijn in kwalificatiedossiers. In de ministeriële regeling die op grond van artikel 7.2.4, tweede lid, onder d (onderdeel L, van dit wetsvoorstel) wordt vastgesteld, wordt bepaald bij welke kwalificaties de keuzedelen horen. Daarnaast wordt de begripsomschrijving van «leerweg» uitgebreid om beter tot uitdrukking te brengen dat er (onbekostigde) andere leerwegen wettelijk kunnen bestaan.

B

Op grond van het nieuwe lid 1b van artikel 1.4.1 heeft de erkenning van de diploma’s en certificaten van een niet bekostigde instelling alleen betrekking op keuzedelen die horen bij de kwalificaties waarvoor de instelling diploma-erkenning heeft verkregen. De instelling kan dus niet als «extra keuzedeel» een keuzedeel aanbieden dat hoort bij een kwalificatie waarvoor zij geen diploma-erkenning heeft.

In de wijziging van het zesde lid wordt geregeld dat ook voor het niet bekostigde onderwijs behaalde keuzedelen, niet behaalde keuzedelen en behaalde certificeerbare eenheden worden geregistreerd in het basisregister onderwijs (BRON).

C

Deze bepaling, waarin de bekostiging van het landelijk aanbod beroepsonderwijs wordt geregeld, wordt aangevuld met het begrip keuzedeel zodat een beroepsopleiding voor bekostiging in aanmerking komt als deze niet alleen op een kwalificatie is gericht, maar tevens op het keuzedeel of keuzedelen.

D

De regeling voor de gegevensverstrekking aan BRON in artikel 2.5.5a, tweede lid, wordt aangevuld met certificaten, behaalde en niet behaalde keuzedelen en onderdelen waaraan door toepassing van artikel 7.2.3 een certificaat is verbonden (aanvulling onderdeel h en nieuwe onderdelen q, r en s). Ook de datum van het behalen van een keuzedeel of certificaat moet aan BRON worden doorgegeven. Bij het niet behalen van een keuzedeel wordt de datum van uitschrijving van de deelnemer aan BRON doorgegeven. Certificaten kunnen alleen worden afgegeven voor zover dat dat bij algemene maatregel van bestuur is bepaald (artikel 7.2.3 WEB). Op dit moment zijn onderdelen waaraan een certificaat is verbonden alleen aangewezen bij het Besluit certificaten groen beroepsonderwijs (Stb. 2012, 564).

Op grond van de wijziging van artikel 7.2.8 WEB (zie hierna) kan de beroepspraktijkvorming voor een deel plaatsvinden tijdens het onderwijsprogramma op basis van een of meer keuzedelen. Het huidige artikel 7.2.8 WEB bepaalt al, dat de beroepspraktijkvorming voor een deel kan plaatsvinden in de periode waarin de deelnemer is ingeschreven voor een opleidingsdomein of kwalificatiedossier. In verband met het voorgaande is in artikel 2.5.5a, tweede lid, onder i, aangegeven dat ook het opleidingsdomein, het kwalificatiedossier, de kwalificatie of het keuzedeel waarop de beroepspraktijkvorming is gebaseerd, wordt doorgegeven aan BRON.

E

Dit nieuw geformuleerde artikel regelt een zorgplicht, zoals dat gebruikelijk is voor het beroepsonderwijs, voor het bevoegd gezag van een instelling om zorg te dragen voor een voldoende aanbod van keuzedelen. Of sprake is van een voldoende aanbod van keuzedelen wordt geregeld in de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 7.2.7 (artikel I, onderdeel M, van dit wetsvoorstel).

F

De aanpassing in het eerste lid van artikel 6.2.1 betreft het aanpassen van een onjuiste verwijzing.

De erkenning van een voor een beroepsopleiding afgegeven diploma door een niet bekostigde instelling (op grond van artikel 1.4.1 van de wet) strekt zich tevens uit tot de keuzedelen die behoren tot de kwalificatie die van deze beroepsopleiding deel uitmaken. Een niet bekostigde instelling kan derhalve de keuzedelen aanbieden die tezamen met de kwalificatie de beroepsopleiding vormen.

G

In de wijziging van artikel 6.4.1 is geregeld dat keuzedelen en onderdelen waaraan door toepassing van artikel 7.2.3 een certificaat is verbonden, geregistreerd worden in het Centraal register beroepsonderwijs (CREBO). Daarbij wordt aangegeven of deze keuzedelen en onderdelen beroepsvereisten als bedoeld in artikel 7.2.6 WEB bevatten. Voorts vervalt de bepaling dat de studielast van de beroepsopleidingen in CREBO wordt vermeld. Deze vermelding is niet meer nodig omdat de studielast met ingang van 1 augustus 2014 wordt geregeld in artikel 7.2.4a WEB.

H

Dit artikel wordt geschrapt omdat het hetzelfde regelt als artikel 6.4.1, derde lid, onderdeel a, onder 1°.

I

Het eerste lid van artikel 7.1.2 wordt gewijzigd met het oog op de aanduiding van het keuzedeel door de instelling in het maatschappelijk verkeer. In het tweede lid is bepaald dat een beroepsopleiding niet alleen is gericht op het behalen van een kwalificatie, maar ook op het behalen van een of meer keuzedelen die behoren bij de desbetreffende kwalificatie.

J

Artikel 7.1.3 wordt uitgebreid met de beschrijving van het keuzedeel naast de bestaande beschrijving van de kwalificatie.

K

De aanpassing in artikel 7.2.3 maakt mogelijk dat aan keuzedelen certificaten kunnen worden verbonden.

L

De aanpassing in het eerste lid van artikel 7.2.4 ziet op het uitbreiden van de kwalificatiestructuur met keuzedelen. In het nieuwe tweede lid, onderdeel d, wordt de grondslag gelegd, om bij ministeriële regeling vast te stellen welke keuzedelen er zijn en bij welke kwalificatie of kwalificaties de keuzedelen behoren. Dit laatste wordt in de ministeriële regeling per keuzedeel aangegeven.

Op grond van het zesde lid kunnen bij ministeriële regeling voorschriften worden gegeven voor de termijnen bij de totstandkoming en de geldigheidsduur van keuzedelen en worden bij ministeriële regeling een model voor een keuzedeel en een toetsingskader voor de kwalificatiestructuur vastgesteld.

In het zevende lid is geregeld dat na expiratie van een keuzedeel behaalde keuzedelen nog gedurende twee jaar na afloop van de studieduur van de opleiding (zie artikel 7.2.4a WEB) op een diploma kunnen worden vermeld.

M

De aanpassing in het eerste lid van artikel 7.2.7 bepaalt dat instellingen in het vervolg beroepsopleidingen moeten vormgeven op grond van de kwalificaties en keuzedelen. Het nieuwe negende lid legt een grondslag voor een algemene maatregel van bestuur waarin voorschriften kunnen worden gegeven wanneer sprake is van een aanbod door de instelling van voldoende keuzedelen aan de deelnemer en over de omvang van het keuzedeel of keuzedelen die onderdeel uitmaken van de beroepsopleiding.

N

De aanpassing in artikel 7.2.8, eerste lid, bepaalt dat de beroepspraktijkvorming deels kan plaatsvinden in het deel van een opleiding dat op een keuzedeel of op meer keuzedelen is gebaseerd. Dit deel van de beroepspraktijkvorming is dan gericht op leerdoelen van dit keuzedeel of deze keuzedelen. Het tweede lid regelt dat in de beroepspraktijkvormingsovereenkomst ook wordt opgenomen welk deel van de beroepspraktijkvorming wordt uitgevoerd op basis van het keuzedeel of de keuzedelen of delen ervan.

Op grond van de nieuwe tweede volzin van het derde lid beoordeelt het bevoegd gezag of de deelnemer de beroepsvorming met een positieve beoordeling heeft voltooid. In het huidige artikel 7.2.8, derde lid, tweede volzin, is sprake van het «behalen» van een deel van de kwalificatie door middel van de beroepspraktijkvorming. Dit is vervangen door het «met een positieve beoordeling voltooien» van de beroepspraktijkvorming. Dit betekent dat de deelnemer de activiteiten die deel uitmaken van de beroepspraktijkvorming met een positieve beoordeling heeft afgerond.

O

De aanpassing van artikel 7.4.2, tweede lid, regelt een uitbreiding van de exameneisen voor een beroepsopleiding met de eisen van het keuzedeel of de keuzedelen.

P

In het huidige artikel 7.4.3 wordt gesproken over «het met goed gevolg afsluiten van het examen wanneer zowel de beroepspraktijkvorming als het overige deel van de beroepsopleiding met goed gevolg is afgesloten». In het voorgestelde artikel 7.4.3 wordt geregeld dat het examen zich uitstrekt over de kwalificatie en een of meer keuzedelen. De regels voor het met goed gevolg afsluiten van een opleiding (nodig voor het behalen van een diploma) zijn verplaatst naar het nieuwe tweede lid van artikel 7.4.6.

Q

Het invoegen van het keuzedeel in artikel 7.4.4, onderdeel a, breidt de grondslag voor de ministeriële regeling ten aanzien van standaarden voor de examenkwaliteit daarmee uit.

R

In het eerste lid van artikel 7.4.6 wordt tot uitdrukking gebracht dat een diploma wordt uitgereikt als «een opleiding met goed gevolg is afgesloten» (huidige tekst: een examen met goed gevolg is afgelegd). In het nieuwe tweede lid van artikel 7.4.6 is aangegeven wannéér een opleiding met goed gevolg is afgesloten. Daarvoor is nodig dat met goed gevolg examen is afgelegd in de kwalificatie, examen is afgelegd in één of meer keuzedelen en de beroepspraktijkvorming met een positieve beoordeling is voltooid. De beroepspraktijkvorming is immers van groot belang voor de toerusting van de deelnemer om te kunnen functioneren als beginnend beroepsbeoefenaar. Voor de examens in de keuzedelen geldt dat ze alleen hoeven te worden afgelegd. Dat hoeft niet met goed gevolg te zijn.

S

In artikel 7.4.8, derde lid, waarin een zorgplicht voor de instelling voor het voldoen aan de inrichtingsvoorschriften van artikel 7.2.7 wordt geregeld, wordt de verwijzing naar artikel 7.2.7 uitgebreid met het nieuwe negende lid aldaar.

T

In artikel 8.1.3, derde lid, is een deel van onderdeel a geherformuleerd om keuzedelen een expliciet onderdeel te laten zijn van de inhoud van de onderwijsovereenkomst. Zie voor de uitwerking hiervan paragraaf 4, onderdeel «Afspraken in de onderwijsovereenkomst» van het algemeen deel van deze memorie van toelichting.

Artikel II Wijziging Wet op het onderwijstoezicht

A en B

In beide onderdelen wordt een abuis gecorrigeerd. De geschrapte zinsnede wekte de indruk dat het mogelijk is om vbo-groen binnen een AOC apart te stichten. Dit is niet mogelijk omdat het AOC een WEB’se instelling is, die niet gesticht wordt. Ook is het niet mogelijk om specifiek een deel van het onderwijs dat in een AOC wordt verzorgd apart te stichten.

C

In artikel 24n wordt aan onderdeel b toegevoegd dat het diplomaregister tevens gegevens omvat over certificaten. De onderdelen waaraan een certificaat kan worden verbonden, worden aangewezen bij of krachtens algemene maatregel bestuur.

D

Aan artikel 24o, tweede lid, onderdeel b, worden in het diplomaregister op te nemen gegevens met betrekking tot diploma’s en certificaten toegevoegd. Het betreft het onderdeel van de kwalificatie of het keuzedeel (in geval van een certificaat), en de gegevens, bedoeld in artikel 2.5.5a, tweede lid, onder q en s, WEB (behaalde keuzedelen en onderdelen waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 7.2.3 WEB)

Artikel III Wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs BES

A

De aanpassingen in de definitiebepalingen voegen enerzijds een begripsomschrijving van «keuzedeel» in. Doordat een beroepsopleiding nu mede op het keuzedeel, naast het kwalificatiedossier, wordt gebaseerd vereist dat een wettelijke verankering van het begrip keuzedeel waaronder een begripsomschrijving. Het keuzedeel behoort bij één of meer kwalificaties die beschreven zijn in kwalificatiedossiers.

B

Voor de erkenning van een beroepsopleiding in Caribisch Nederland is nu ook noodzakelijk dat van deze beroepsopleiding naast de kwalificatie ook een of meer daarbij behorende keuzedelen deel uitmaken.

C

Deze wijziging is vergelijkbaar met artikel I, onderdeel D. Zie aldaar.

D

Deze wijziging is vergelijkbaar met artikel I, onderdeel I. Zie aldaar.

E

Deze wijziging is vergelijkbaar met artikel I, onderdeel J. Zie aldaar.

F

Deze wijziging is vergelijkbaar met artikel I, onderdeel K. Zie aldaar.

G

Deze wijziging is vergelijkbaar met artikel I, onderdeel L, punt 2. Zie aldaar.

H

Deze wijziging is vergelijkbaar met artikel I, onderdeel M. Zie aldaar.

I

Deze wijziging is vergelijkbaar met artikel I, onderdeel N. Zie aldaar.

J

Deze wijziging is vergelijkbaar met artikel I, onderdeel O. Zie aldaar.

K

Deze wijziging is vergelijkbaar met artikel I, onderdeel P. Zie aldaar.

L

Deze wijziging is vergelijkbaar met artikel I, onderdeel Q. Zie aldaar.

M

Deze wijziging is vergelijkbaar met artikel I, onderdeel R. Zie Aldaar.

N

Deze wijziging is vergelijkbaar met artikel I, onderdeel S. Zie aldaar.

Artikel IV Invoeringsbepalingen

Het eerste lid regelt dat reeds afgegeven beschikkingen ten aanzien van de erkenning van diploma’s van niet-bekostigde instellingen, die derhalve zijn gebaseerd op oude beroepsopleidingen (zonder keuzedelen), worden uitgebreid ten aanzien van keuzedelen. Het is vervolgens wel noodzakelijk dat de niet-bekostigde instellingen hun opleidingen aanpassen om de keuzedelen te integreren. Men hoeft echter geen nieuwe erkenning aan te vragen.

De overige leden regelen dat tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de verplichtingen ten aanzien van keuzedelen welke dit wetsvoorstel beoogt te realiseren (nog) niet gelden voor de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) van elk niveau, de entreeopleiding (niveau 1) en de specialistenopleiding (niveau 4, 1 jaar). De reden hiervan is dat de invoering van keuzedelen in deze opleidingen om verschillende redenen complexer is dan in de andere opleidingen. Omdat de beroepspraktijkvorming (bpv) een groot deel uitmaakt van de bbl-opleidingen is voor deze opleidingen belangrijk dat duidelijk wordt in hoeverre keuzedelen ook in de bpv kunnen worden vormgegeven. Bij de entreeopleidingen vraagt de aard van de doelgroep om een zeer zorgvuldige aanpak. Deze opleidingen zijn bovendien eenjarig, waardoor er binnen het opleidingsprogramma weinig ruimte is om tijdens de opleiding te schuiven met onderdelen. De specialistische opleidingen zijn ook eenjarig en deelnemers moeten in dat tijdsbestek naast een hoger, gespecialiseerd niveau van vakmanschap ook voldoen aan een hoger niveau voor de generieke onderdelen Nederlands en rekenen en aan de eisen voor Engels die alleen voor niveau-4-opleidingen gelden.

De voorbereiding van de verplichte invoering en de ervaringen die in het studiejaar 2015–2016 met keuzedelen op vrijwillige basis worden opgedaan, worden nauwlettend gevolgd om te bezien of van de mogelijkheid tot uitstel gebruik gemaakt moet worden en zo, ja voor welke van bovengenoemde soort opleidingen.

Artikel V Overgangsbepalingen

Deze bepaling regelt dat deelnemers die bezig zijn aan hun opleiding op het moment van invoering van onderhavige wetswijzigingen hun beroepsopleiding conform de oude regels mogen afmaken. Daarvoor hebben zij gedurende de normale studieduur van de beroepsopleiding de tijd met een uitloop van twee jaar. De termijn van twee jaar komt overeen met de uitlooptermijn voor het uitreiken van een diploma op basis van oude regels (huidig artikel 7.2.4, zevende lid, WEB).

Artikel VI Inwerkingtreding

Het wetsvoorstel treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. De beoogde datum van de inwerkingtreding van de wijzigingen van de WEB en de WOT is 1 januari 2016. De wijzigingen van de WEB BES zullen op een later tijdstip worden ingevoerd, omdat de scholen in Caribisch Nederland meer tijd nodig hebben voor de invoering (zie paragraaf 1.4).

Ook voor de Nederlandse instellingen is de verplichte invoering van de nieuwe opleidingen gebaseerd op herziene kwalificatiedossiers en keuzedelen een ingrijpende verandering. Mocht uit de voorbereiding van instellingen of uit de ervaringen in het studiejaar 2015–2016 met de start op vrijwillige basis of met de aanpassing van administratieve systemen onverhoopt blijken dat er meer tijd nodig is voor een goede voorbereiding en een verantwoorde start van de verplichte invoering van nieuwe opleidingen en keuzedelen, dan kunnen de wijzigingen van de WEB en de WOT op een latere datum of op latere data in werking treden. Mocht dat nodig zijn dan kan bijvoorbeeld de verplichte invoering van keuzedelen een schooljaar later ingaan dan de verplichte start van nieuwe opleidingen (die dan wel gebaseerd zijn op herziene kwalificatiedossiers maar nog niet op verplichte keuzedelen).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker


X Noot
1

Een opleidingsdomein is een samenhangend geheel van kwalificatiedossiers die zijn gericht op en van belang zijn voor eenzelfde bedrijfstak of groep van bedrijfstakken.

Naar boven