Besluit van 2 november 2012, houdende het aanwijzen van onderdelen van een kwalificatie waaraan een certificaat is verbonden (Besluit certificaten groen beroepsonderwijs)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 6 juli 2012, nr. WJZ / 281259 gedaan na overleg met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op artikel 7.2.3, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

De Afdeling Advisering van de Raad van State gehoord (advies van 8 augustus 2012, nr. W15.12.0307/IV);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 29 oktober 2012, nr. WJZ / 12305618, uitgebracht na overleg met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. certificaat:

een certificaat als bedoeld in artikel 7.2.3 van de wet;

b. wet:

de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 2

Dit besluit is uitsluitend van toepassing op beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel.

Artikel 3

Bij regeling van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie kunnen onderdelen van een kwalificatie of kwalificaties worden aangewezen waaraan een certificaat is verbonden.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit certificaten groen beroepsonderwijs.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 2 november 2012

Beatrix

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie M. J. M. Verhagen

Uitgegeven de zestiende november 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Op het terrein van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel is er sprake van wetgeving die bepaalde eisen stelt aan een aantal beroepsbeoefenaren. Het gaat hierbij om wetgeving op het gebied van het beroepsmatig omgaan met gezelschapsdieren, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen en paraveterinaire beroepen. In deze wetten wordt vereist dat de beroepsbeoefenaar kan aantonen over voldoende vakbekwaamheid te beschikken.

De vereiste bewijzen van vakbekwaamheid zijn deels gebaseerd op bewijzen van met goed gevolg afgeronde opleidingen binnen het middelbaar beroepsonderwijs, op basis van door de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (hierna: de minister) vastgestelde kwalificaties. Deze kwalificaties zien op onderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel (ook wel agrarisch of groen onderwijs genoemd). De bekwaamheid voor de bedoelde activiteiten omvat echter in de meeste gevallen slechts een onderdeel van de kennis, vaardigheden en houdingsaspecten die in de betreffende opleidingen worden verworven.

Op basis van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: de WEB), zoals die gold tot 1 januari 2012, waren deze onderdelen opgenomen in één of meer deelkwalificaties (als bedoeld in artikel 7.2.4, tweede lid, onder b). Bij het behalen van een deelkwalificatie werd een deelcertificaat uitgereikt en bij het behalen van alle deelcertificaten verwierf de deelnemer het diploma. De vereisten van vakbekwaamheid waren in die gevallen gelijkgesteld aan het behalen van één of meer deelcertificaten. Door de wijziging per 1 januari 2012 van de WEB vervalt de indeling van de kwalificaties in deelkwalificaties en daarmee het uitreiken van deelcertificaten. Op basis van de in deelkwalificaties opgedeelde kwalificaties kunnen nog tot 1 augustus 2012 deelnemers worden toegelaten. Vanaf 1 augustus 2012 kunnen deelcertificaten alleen nog worden uitgereikt aan deelnemers die voor 1 augustus 2012 zijn toegelaten.

In de wet is in artikel 7.2.3. WEB opgenomen dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur onderdelen van een kwalificatie of kwalificaties kunnen worden aangewezen waaraan een certificaat is verbonden. De regering wil van deze bevoegdheid gebruik maken om de certificaten aan te wijzen op het gebied van agrarisch onderwijs, die afhankelijk van de inwerkingtredingsdatum van het onderhavige besluit tot bewijs van vakbekwaamheid kunnen strekken.

2. Wetgeving met vereisten aan de vakbekwaamheid

Bewijzen van vakbekwaamheid zijn thans aan de orde in het Honden- en kattenbesluit 1999, in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, de nadere regeling in het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden en in het Besluit paraveterinairen. Het Honden- en kattenbesluit 1999 zal naar verwachting in de loop van 2012 worden vervangen door het Besluit gezelschapsdieren.

Honden- en kattenbesluit 1999

Dit besluit vereist dat de «beheerder van een inrichting» (bedrijfsinrichting, asiel of pension) in het bezit is van een door de minister bij ministeriële regeling erkend bewijs van vakbekwaamheid. In de regeling uitvoering Honden- en kattenbesluit 1999 zijn vier deelkwalificaties aangewezen die als bewijs van vakbekwaamheid kunnen dienen.

Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden

De Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden verbiedt het ontvangen, gebruiken of voorhanden hebben van een voor professioneel gebruik toegelaten gewasbeschermingsmiddel zonder een geldend bewijs van vakbekwaamheid. De eisen en procedures voor het verkrijgen van een bewijs van vakbekwaamheid worden nader geregeld in het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Hierin is tevens bepaald dat een bewijs van vakbekwaamheid inzake gewasbescherming op aanvraag wordt uitgereikt door Bureau erkenningen van de AOC-raad. Bureau erkenningen verstrekt dit bewijs indien aan een aantal eisen is voldaan. Eén daarvan is de beschikking over één van drie met naam genoemde certificaten, of van een diploma dat dit certificaat omvat.

Besluit Paraveterinairen

Dit besluit is mede gebaseerd op de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990. Het besluit stelt eisen aan de toelating tot het beroep inzake het transplanteren van embryo’s of eicellen bij dieren en tot het beroep van dierenartsassistent.

Tot het beroep inzake het transplanteren van embryo’s of eicellen bij dieren laat de minister degene toe die de krachtens de WEB vastgestelde kwalificatie van embryotransplanteur of embryotransplanteur/-winner heeft behaald, dan wel een combinatie van deelkwalificaties die recht geeft op de betreffende kwalificatie (artikel 6). De Regeling paraveterinairen noemt deze deelkwalificaties met name.

Tot het beroep van dierenartsassistent laat de minister degene toe die de kwalificatie Dierenartsassistent paraveterinair heeft behaald, dan wel een combinatie van deelkwalificaties die recht geeft op de betreffende erkenning (artikel 9). Door de invoering van de nieuwe kwalificatiestructuur vervalt instroom van leerlingen die met een combinatie van deelkwalificaties recht hebben op de betreffende erkenning.

3. Noodzaak aanwijzing certificaten

Het gaat in bovengenoemde besluiten steeds om vakbekwaamheid die wordt verkregen door het volgen van specifieke opleidingen binnen het middelbaar beroepsonderwijs, op basis van door de minister vastgestelde kwalificaties (dus in het agrarisch onderwijs). De vereisten in bedoelde besluiten gelden als beroepsvereisten in de zin van artikel 7.2.6 van de Wet educatie en beroepsonderwijs. De bekwaamheid voor de bedoelde activiteiten (met uitzondering van die voor dierenartsassistent paraveterinair) omvat slechts een deel van de kennis, vaardigheden en houdingsaspecten die in de betreffende opleidingen worden verworven. Binnen de kwalificaties zoals deze onder de nu geldende wet worden vastgesteld wordt dit deels als apart onderdeel binnen de kwalificatie onderscheiden. Met de vaststelling van de betreffende kwalificaties stelt de minister ook deze onderscheiden onderdelen vast. Onder de gewijzigde wet is aan deze onderdelen echter niet automatisch een certificaat verbonden. Voor die gevallen dat de werking van bovengenoemde besluiten de uitgifte van een certificaat vereist wordt de grondslag daarvoor, op basis van artikel 7.2.3, in dit besluit vastgelegd. De aanwijzing van de onderdelen waaraan een certificaat wordt verbonden zal krachtens dit besluit geschieden bij ministeriële regeling. Daarbij wordt aangesloten bij de regeling voor de vaststelling van de kwalificaties op basis van artikel 7.2.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

4. Gevolgen voor het beroepsonderwijs

In het bekostigd beroepsonderwijs kunnen de bedoelde onderdelen uitsluitend als onderdeel van een volledige opleiding worden aangeboden. Uitgangspunt van de WEB is dat een deelnemer wordt ingeschreven voor een beroepsopleiding. Een beroepsopleiding is gericht op het behalen van een kwalificatie in het beroepsonderwijs ten bewijze waarvan een diploma wordt uitgereikt (artikel 7.1.2, tweede lid, van de WEB). Dit diploma omvat daarmee ook het onderdeel dat betrekking heeft op de wettelijke beroepsvereisten. Het behalen van het onderdeel betreffende wettelijke beroepsvereisten wordt voor deze deelnemers op het diploma aangetekend. Op de resultatenlijst wordt dan de waardering voor dat onderdeel uitgedrukt. In de voorgenomen Regeling houdende vaststelling van modellen en technische veiligheidseisen voor diploma’s en resultatenlijsten MBO (gebaseerd op artikel 7.4.6, tweede lid, van de WEB) zal hiervoor een afzonderlijk model worden vastgesteld. Hetzelfde geldt voor volledige niet-bekostigde opleidingen. Ook in deze opleidingen wordt het onderdeel als deel van de volledige opleiding aangeboden en wordt het behalen ervan aangetekend op het diploma.

Indien een deelnemer van een volledige opleiding deze opleiding niet naar voldoening afsluit, en dus geen diploma krijgt, maar het betreffende onderdeel of de onderdelen wel met goed gevolg heeft afgesloten, wordt het certificaat uitgereikt. Daarmee wordt uitsluitend de vakbekwaamheid voor de activiteiten, bedoeld in de eerder genoemde besluiten (te weten het Honden- en kattenbesluit 1999, het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden en in het Besluit paraveterinairen), gewaarborgd. Dit is overigens binnen het bekostigd beroepsonderwijs niet de gewenste uitkomst.

Een niet-bekostigde, maar wel op basis van artikel 1.4.1 WEB erkende, instelling kan behalve volledige opleidingen ook maatwerktrajecten verzorgen die alleen op de betreffende onderdelen betrekking hebben. Hetzelfde kan gebeuren binnen de private poot van de bekostigde instellingen (contractonderwijs). In de praktijk worden bewijzen van vakbekwaamheid vaak nog op latere leeftijd, dus in postinitieel onderwijs, behaald. In deze gevallen leidt het behalen van het onderdeel tot het uitgeven van een certificaat dat als bewijs van vakbekwaamheid geldt.

Het is binnen het bekostigd beroepsonderwijs echter niet toegestaan om deelnemers in te schrijven voor trajecten die op slechts een onderdeel van de gehele kwalificatie zijn gericht. Deze maatwerktrajecten kunnen dus niet in het bekostigd onderwijs worden aangeboden. Zij kunnen ook geen grondslag zijn voor de afdrachtvermindering op basis van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. Alleen volledige opleidingen in de beroepsbegeleidende leerweg, zowel binnen bekostigd als binnen niet-bekostigd beroepsonderwijs, zijn grond voor de afdrachtvermindering.

Teneinde oneigenlijk gebruik tegen te gaan wordt in het wetsvoorstel tot Wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs ten behoeve van het bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs en het moderniseren van de bekostiging van het beroepsonderwijs (Kamerstukken II 2011/12, 33 187, nr. 3) voor het niet-bekostigde onderwijs voor maatwerktrajecten een «derde leerweg» geïntroduceerd, naast de beroepsopleidende en beroepsbegeleidende leerweg. De voorgestelde maatregel past binnen het beeld van deze «derde leerweg».

5. Administratieve lasten en nalevingskosten

Doelgroep van dit besluit zijn instellingen en burgers. Dit besluit brengt voor hen geen nieuwe administratieve lasten met zich mee. De nalevingskosten voor instellingen zullen afnemen. Onder de WEB zoals die gold tot 1 januari 2012 werden deelcertificaten uitgereikt in die gevallen waarin een deelkwalificatie was gerealiseerd (als gevolg van het overgangsrecht in de WEB zal het uitgeven van deelcertificaten na 1 januari 2012 nog geschieden aan deelnemers die nog op basis van een «oude» kwalificatie zijn toegelaten). Als gevolg van dit besluit geschiedt de uitgifte van een certificaat uitsluitend in specifieke gevallen die op basis van dit besluit worden benoemd. In de praktijk zullen certificaten niet worden uitgereikt aan deelnemers van bekostigde opleidingen, behalve in uitzonderingsgevallen waarin de opleiding zonder diploma wordt verlaten. In het niet-bekostigd (cursorisch) onderwijs zullen in de meeste gevallen de geboden cursussen, gericht op de wettelijke vereisten, met een certificaat worden afgesloten. Dat is ook thans de praktijk. De thans geldende WEB zorgt er dan ook voor dat ten opzichte van de situatie vóór de wijziging van de WEB per 1 januari 2012, er minder certificaten zullen worden uitgereikt. Als gevolg van dit besluit zullen er echter certificaten blijven worden uitgereikt voor een aantal aangewezen onderdelen van kwalificaties. Dit zal leiden tot een verhoging van de nalevingskosten ten opzichte van de thans geldende WEB.

II. Artikelen

Artikel 2

In dit artikel wordt de reikwijdte van het besluit vastgelegd. Dit besluit ziet uitsluitend op beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie beroepsonderwijs.

Artikel 3

De aanwijzing van de onderdelen van kwalificaties waaraan een certificaat kan worden verbonden geschiedt bij regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Bij aanwijzing worden ook de titels van de betreffende onderdelen vastgesteld. Dit is noodzakelijk voor een eenduidige koppeling aan de onderscheiden eisen van vakbekwaamheid.

Artikel 4

De beoogde inwerkingtredingsdatum van dit besluit is 1 augustus 2012, maar in verband met de resterende periode is deze datum niet met zekerheid vast te stellen. Om die reden is gekozen voor inwerkingtreding op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie M. J. M. Verhagen


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, omdat het zonder meer instemmend luidt.

Naar boven