34 000 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2015

H VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 4 september 2015

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft in haar vergadering van 7 juli jl. gesproken over de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 2 juli 2015 met de daarbij gevoegde lijst met spoedeisende wetsvoorstellen op het terrein van SZW.

Naar aanleiding daarvan heeft zij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 15 juli 2015 een brief gestuurd.

De Minister en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben op 3 september 2015 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Den Haag, 15 juli 2015

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft in haar vergadering van 7 juli jl. gesproken over de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 2 juli 2015 met de daarbij gevoegde lijst met spoedeisende wetsvoorstellen op het terrein van SZW2.

De leden van de commissie zijn van oordeel dat de lijst met SZW-voorstellen weinig selectief is en merken op dat het daardoor niet duidelijk is welke voorstellen nu echt om een voortvarende behandeling vragen. Zij plaatsen ook een kanttekening bij de gehanteerde termijnen en wijzen in dit verband op de brief van de Voorzitter van de Eerste Kamer aan de Minister-President van 3 maart 20153, waarin reeds werd gemeld dat wetsvoorstellen ten aanzien waarvan de Eerste Kamer wil bezien of behandeling vóór 1 januari 2016 haalbaar is, de Eerste Kamer in ieder geval uiterlijk op 16 oktober 2015 dienen te bereiken.

De commissie benadrukt dat de Kamer over haar eigen agenda gaat, maar is bereid de ambities van het kabinet in het oog te houden bij het vaststellen van de eigen prioriteiten. Een duidelijke motivering van het spoedeisende karakter per wetsvoorstel, waarbij tevens verduidelijkt wordt wat er concreet misgaat wanneer de beoogde datum van inwerkingtreding niet gehaald zou worden, kan behulpzaam zijn bij een dergelijke afweging. De huidige argumentatie is in een aantal gevallen niet toereikend om de commissie te overtuigen van de noodzaak van spoedige behandeling.

De leden van de commissie stellen het dan ook op prijs over deze nadere motivering te kunnen beschikken en zien uw reactie bij voorkeur begin september tegemoet, zodat dit onderwerp tijdens het op 29 september 2015 geplande kennismakingsgesprek met de bewindspersonen aan de orde kan worden gesteld.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.H.G. Rinnooy Kan

BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 september 2015

Hierbij zenden wij u in reactie op de brief van de voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 15 juli 2015 een nadere motivering van het spoedeisende karakter van de wetsvoorstellen op het terrein van SZW, conform opgave bij brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 2 juli 2015 (Kamerstukken I 2014/15, 34 000, O en bijlage).

Het hierbij als bijlage gevoegde overzicht is beperkt tot de tien SZW wetsvoorstellen ten aanzien waarvan het kabinet afhandeling door uw Kamer voor 1 januari 2016 wenselijk acht. Per wetsvoorstel is een nadere motivering van de spoedeisendheid gegeven, waarbij tevens verduidelijkt is wat er concreet misgaat wanneer de beoogde datum van inwerkingtreding niet gehaald zou worden. Het overzicht van 2 juli bevat ook SZW wetsvoorstellen die een latere beoogde inwerkingtredingdatum dan 1 januari 2016 kennen. Deze zijn tijdig aangekondigd om uw Kamer in de gelegenheid te stellen de behandeling van deze wetsvoorstellen zorgvuldig te plannen en daarbij de gewenste spreiding in acht te nemen.

Wij realiseren ons dat wellicht niet alle tien wetsvoorstellen uw Kamer voor de gestelde deadline van 16 oktober 2015 zullen bereiken. Van onze zijde zullen wij de komende maanden zorg dragen voor zo spoedig mogelijke beantwoording van de (voorlopige) verslagen. Graag spreken wij met de commissie over dit onderwerp tijdens ons kennismakingsgesprek op 29 september 2015.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Bijlage – Overzicht spoedeisende wetsvoorstellen SZW

1. 34 053

Wet op de jeugdverblijven

Ingediend 14 oktober 2014

Nadere motivering

Het wetsvoorstel is met grote meerderheid (148 stemmen voor) aangenomen in TK. Beoogde datum van inwerkintreding per 1 januari 2016 is ook aan de orde geweest tijdens de plenaire behandeling. Er gaat niet concreet iets mis als inwerkingtreding per 1 januari 2016 niet wordt gehaald maar de voortvarende behandeling in de Tweede Kamer ondersteunt de wens van het kabinet om de wet zo snel mogelijk in werking te laten treden. De beoogde datum van inwerkingtreding is gecommuniceerd met gemeenten en jeugdverblijven; partijen bereiden zich daar ook op voor.

Stand van zaken:

Tweede Kamer – op 23 juni 2015 aangenomen.

Eerste Kamer – Voorbereidend onderzoek: 8 september 2015.

2. 34 073

Wetsvoorstel werken na de AOW-gerechtigde leeftijd

Ingediend: 10 november 2014

Nadere motivering

Afhandeling voor 1 januari 2016 is wenselijk. Het niet halen van die datum betekent uitstel van één jaar voor invoering van deze maatregel.

Stand van zaken:

Tweede Kamer - op 17 maart 2015 aangenomen

Eerste Kamer – Eindverslag: 7 juli 2015, plenaire behandeling: 22 september 2015.

3. 34 117

Wetsvoorstel algemeen pensioenfonds

Ingediend: 18 december 2014

Nadere motivering

Met het oog op de voortgaande consolidatie van pensioenfondsen, wordt een nieuwe vorm van bundeling in de uitvoering van pensioenregelingen mogelijk gemaakt. Een spoedige inwerkingtreding is gewenst zodat algemene pensioenfondsen daadwerkelijk kunnen worden opgericht en snel een extra keuzemogelijkheid vormen. Eventuele vertraging van de inwerkingtreding heeft tot gevolg dat schaalvoordelen (nog) niet kunnen worden behaald. Verschillende pensioenfondsen die interesse hebben in een algemeen pensioenfonds (gaan) liquideren. Vertraging van de inwerkingtreding zou voor deze fondsen tot gevolg kunnen hebben dat zij langer moeten wachten tot ze toegang krijgen tot een algemeen pensioenfonds. Voor de oprichting van een algemeen pensioenfonds is een vergunning van DNB vereist. De vergunningaanvraag kan gestart worden nadat de wet in werking is getreden.

Op dit moment buigt de Afdeling advisering van de Raad van State zich over het amendement Lodders/Vermeij bij het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds4. Zij zal met voorlichting over dit amendement komen. Ik heb bij de Raad van State nagevraagd wanneer de voorlichting beschikbaar is. De Raad van State heeft aangegeven dat zij nog enkele weken nodig heeft om tot een afronding van de voorlichting te komen.

Gezien de noodzaak van een spoedige inwerkingtreding verzoek ik de Eerste Kamer om vooruitlopend daarop het wetsvoorstel in behandeling te nemen en haar inbreng te leveren.

Op basis van de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State zal ik de vervolgstappen en de consequenties daarvan voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel in kaart brengen en de Staten-Generaal daar per brief zo snel mogelijk over informeren.

Stand van zaken:

Tweede Kamer – op 18 juni 2015 aangenomen.

Eerste Kamer - Voorbereidend onderzoek

4. 34 227

Wet vrijlating lijfrenteopbouw en inkomsten uit arbeid en bevordering vrijwillige voortzetting pensioenopbouw

Ingediend 15 juni 2015

Nadere motivering

Bij brief van 18 december 2014 (Kamerstukken II 2014/15, 32 043, nr. 239) is de noodzaak van de inwerkingtreding per 1-1-2016 nader toegelicht. Daarin is aangegeven dat oorspronkelijk inwerkingtreding per 1-1-2015 was beoogd en is de gemeenten en de SVB gevraagd vooruit te lopen op de wetswijziging en reeds vanaf 1-1-2015 bij de middelentoets van de Participatiewet in de derde pijler overeenkomstig de in de brief geschetste contouren te handelen. Het is daarom wenselijk desbetreffende wetgeving zo snel mogelijk te realiseren. Latere inwerkingtreding betekent dat degenen met een pensioenvoorziening waarop de in dit wetsvoorstel geregelde vrijlating betrekking heeft, langer in onzekerheid verkeren over de wijze waarop deze in het geval van eventuele bijstandsafhankelijkheid zal worden behandeld. Het zou bovendien tot gevolg hebben dat de gemeenten zou moeten worden verzocht gedurende een nog langere periode vooruitlopend op de wetgeving te handelen.

Stand van zaken:

Tweede Kamer – in behandeling (schriftelijke fase).

5. 34 194

Wijziging van de Participatiewet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband met harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten

Ingediend 22 april 2015

Motivering

Het wetsvoorstel omvat de uitwerking van bestuurlijke afspraken met gemeenten en sociale partners in de Werkkamer gemaakt over harmonisering van de no-riskpolis van UWV en de mobiliteitsbonus voor de doelgroep van de banenafspraak. Hiermee wordt een gelijk speelveld gecreëerd voor UWV en gemeenten en eenduidige dienstverlening voor werkgevers. Dit ondersteunt de inspanningen van de regering gericht op de in het Sociaal Akkoord afgesproken extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking. Bij een eventuele latere inwerkingtreding van deze wijziging komen de afspraken met de sociale partners en gemeenten onder grote druk te staan.

Stand van zaken:

Tweede Kamer – plenaire behandeling (reservering) woensdag 9 september 2015.

6. 34 195

Wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang

Ingediend 23 april 2015

Nadere motivering

De introductie van een personenregister betreft het sluitstuk van de continue screening, gestart op 1 maart 2013, in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Personen in dit personenregister zijn in verband met werkzaamheden in de kinderopvang verplicht een Vog over te leggen. Deze Vog zal via het register continu worden gescreend. Met het personenregister wordt bijgedragen aan het verder vergroten van de veiligheid van kinderen in de kinderopvang. Inzet op afhandeling voor 1 januari 2016 is toegezegd aan de Tweede Kamer en inwerkingtreding, incl. de daarbij benodigde ICT-voorzieningen, is daarom wenselijk met ingang van 1 januari 2016. Vanwege de kostbare implementatietrajecten is spoedige duidelijkheid over de totstandkoming van de wet vereist. Afhandeling door de Eerste Kamer voor het einde van 2015 is dus wenselijk, maar niet strikt noodzakelijk. Mocht het niet haalbaar blijken dan is het van belang dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk in januari 2016 te behandelen.

Stand van zaken:

Tweede Kamer – stemmingen TK dinsdag 8 september 2015.

7. 34 256

Wetsvoorstel ouderparticipatiecrèches

Ingediend 14 juli 2015

Nadere motivering

De Ouderparticipatiecreches (OPC’s) worden sinds 2010 gedoogd. Ze voldoen niet aan de kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko). Per motie (lid Dupuis) is gevraagd te onderzoeken hoe het voorbestaan van OPC initiatieven kon worden gewaarborgd. Aangezien dit niet eenvoudig bleek, is een brede verkenning uitgevoerd en is de gedoogsituatie verlengd tot 1-1-2016. Het is onwenselijk om de gedoogsituatie nogmaals te verlengen en de (wettelijke positie van de) OPC’s nog langer dan nodig in onzekerheid te laten. Een voortdurende gedoogsituatie (na 1-1-2016) is tevens een onwenselijk signaal naar de samenleving. Daarnaast is het juridisch onwenselijk om de huidige tekst in de Wko ongewijzigd te laten staan. Dit betekent in feite dat de OPC’s zouden moeten worden gesloten.

Stand van zaken:

Tweede Kamer – in behandeling (schriftelijke fase).

8. Indiening TK: planning begin september 2015

Wetsvoorstel Kinderbijslagvoorziening BES

Nadere motivering

Deze wet heeft spoed, omdat de Tweede Kamer door middel van de motie Schouten-Van Laar (Kamerstukken II 2014/15, 34 000 XV, nr. 36) heeft verzocht om met ingang van 1 januari 2016 een kinderbijslagregeling voor de BES in te stellen. De staatsecretaris van SZW heeft toegezegd om uitvoering te geven aan deze motie. De motie is onder meer ingediend, omdat «een substantieel deel van de bevolking te maken heeft met het probleem dat de fiscale kinderkorting niet verzilverd wordt». Om dit deel van de bevolking met ingang van 1 januari 2016 ook een vergoeding in de kosten van een kind te kunnen geven, is inwerkingtreding per die datum aangewezen.

9. Indiening TK: planning begin september 2015

Verzamelwet Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2016

Nadere motivering

Betreft noodzakelijke reparatiewetgeving. De Verzamelwet brengt kleine, maar belangrijke wijzigingen aan in reeds bestaande of pas gewijzigde wetgeving en wetgeving die op 1-1-2016 in werking treedt. Voor de kostendelersnorm in de Participatiewet geldt bijvoorbeeld dat het van groot belang is dat de wetgeving zo snel mogelijk wordt verbeterd; een omissie in de Participatiewet is voor een (kleine) groep burgers nadelig, omdat zij volgens de wet een bijstandsnorm krijgen die voor hen te laag is. Aangezien de Participatiewet het sociaal vangnet is, moet dit zo snel mogelijk worden gerepareerd. Gemeenten zijn met het oog op de financiële kwetsbaarheid van deze doelgroep ook verzocht om te anticiperen op de nieuwe hogere norm die in de Verzamelwet staat. Tegelijkertijd krijgt een kleine groep, op basis van de huidige wet, een te hoog bedrag. Dit moet ook zo snel mogelijk worden gecorrigeerd. UWV en Belastingdienst gaan ervan uit dat de voor hen relevante wijzigingen 1 januari 2016 ingaan en passen hun werkprocessen hierop aan.

10. Indiening TK: planning oktober/november 2015

Wijziging Waadi (gelijke arbeidsvoorwaarden payroll)

Nadere motivering

De voorbereiding van dit wetsvoorstel vergt meer tijd dat oorspronkelijk was voorzien, waardoor indiening bij de Tweede Kamer pas verwacht wordt in oktober/ november 2015. Behandeling door de Eerste Kamer voor 1 januari 2016 is dan niet meer haalbaar. De beoogde inwerkingtredingsdatum is nu 1 juli 2016, zodat afhandeling door de Eerste Kamer voor mei 2016 wenselijk zou zijn.


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Ten Hoeve (OSF), Ester (CU) (vice-voorzitter), De Grave (VVD), Hoekstra (CDA), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Kok (PVV), Kops (PVV), Dercksen (PVV), Don (SP), Jorritsma-Lebbink (VVD), Van Kesteren (CDA), Krikke (VVD), Lintmeijer (GL), Meijer (SP), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Prast (D66), Rinnooy Kan (D66) (voorzitter), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), Vreeman (PvdA).

X Noot
2

Kamerstukken I 2014/15, 34 000, O en bijlage.

X Noot
3

Kamerstukken I 2014/15, 34 000, M (verslag schriftelijk overleg 13 maart 2015, p. 2).

X Noot
4

Kamerstukken II 2014/15, 34 117, nr. 17.

Naar boven