34 000 Nota over de toestand van 's Rijks financiën

M VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 maart 2015

Sedert de invoering van het Europees semester en de uit Europese afspraken voortvloeiende introductie van de verplichting de behandeling van de Rijksbegroting vóór 1 januari van het begrotingsjaar af te ronden vraagt de Eerste Kamer aandacht voor de daaruit voortvloeiende noodzaak de jaarlijkse begrotingsbehandelingen strak te plannen. Deze druk op de Kameragenda verzwaart de gebruikelijke druk rondom de planning van de behandeling van wetsvoorstellen die de regering op 1 januari 2016 in werking zou willen doen treden. Voorts is het met het oog op de planning wenselijk inzicht te krijgen in de wetsvoorstellen die de regering voor de zomer behandeld zou willen zien.

Naar aanleiding daarvan heeft de Voorzitter van de Eerste Kamer de Minister-President op 3 maart 2015 een brief gestuurd.

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft op 13 maart 2015 gereageerd.

De Kamer brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Minister-President, Minister van Algemene Zaken

Den Haag, 3 maart 2015

Sedert de invoering van het Europees semester en de uit Europese afspraken voortvloeiende introductie van de verplichting de behandeling van de Rijksbegroting vóór 1 januari van het begrotingsjaar af te ronden vraagt de Eerste Kamer aandacht voor de daaruit voortvloeiende noodzaak de jaarlijkse begrotingsbehandelingen strak te plannen. Deze druk op de Kameragenda verzwaart de gebruikelijke druk rondom de planning van de behandeling van wetsvoorstellen die de regering op 1 januari in werking zou willen doen treden.

In december 2014 bleek deze druk de Kamer te noodzaken tot het over de jaargrens schuiven van de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en tot het inlassen van een extra vergaderdag op 22 december 2014.

Bij evaluatie van de behandeling van de begrotingshoofdstukken en de spoedeisende wetsvoorstellen zijn in het College van Senioren (en in de commissie SZW) de volgende opmerkingen geplaatst die ik aan u zou willen overbrengen.

De lijst met spoedeisende wetsvoorstellen zou naar de mening van de leden selectiever vastgesteld moeten worden. Het feit dat een voorgenomen wetsvoorstel in september 2014 op de lijst1 wordt geplaatst, terwijl de indiening bij de Tweede Kamer pas geschiedt op 14 november 20142 illustreert dat de lijst een hoog gehalte aan «politieke wenselijkheid» heeft, waarbij het realiteitsgehalte en de noodzakelijkheid minder in het oog zijn gehouden.

Ook het feit dat de Kamer een vergaderdag heeft ingelast voor de behandeling van een wetsvoorstel dat na aanvaarding niet over de hele linie per 1 januari 2015 ingevoerd bleek te kunnen worden, doet de vraag rijzen of de lijst niet dermate ruim is dat de regie op de voortgang en uitvoering ontoereikend is.

Wat de leden betreft zou bij het opstellen van de lijst de vraag voorop moeten staan wat er concreet mis gaat wanneer de beoogde datum van inwerkingtreding niet gehaald zou worden. Wordt de invoering dan met een half jaar of een jaar vertraagd, of dreigt een infractieprocedure of boete, is er sprake van omvangrijke budgettaire consequenties?

De leden wensen te benadrukken dat de Kamer over haar eigen agenda gaat, maar de bereidheid heeft de ambities van het kabinet in het oog te houden bij het vaststellen van de eigen prioriteiten. De lijst spoedeisende wetsvoorstellen, voorzien van een duidelijke onderbouwing, kan behulpzaam zijn bij het stellen van de prioriteiten van de Kamer.

Ook in verband met de inplanning van begrotingsbehandelingen is het van belang dat zeer tijdig bekend is welke wetsvoorstellen de regering daarnaast vóór 1 januari 2016 behandeld wenst te zien. Wetsvoorstellen ten aanzien waarvan de Eerste Kamer wil bezien of behandeling vóór 1 januari 2016 haalbaar is, moeten de Eerste Kamer in ieder geval uiterlijk op 16 oktober 2015 bereiken.

Voorts is van belang dat de Eerste Kamer er zeer spoedig zicht op heeft ten aanzien van welke wetsvoorstellen het kabinet afronding van de behandeling voor 1 juli 2015 dringend aangewezen acht. Daarbij wil ik u erop wijzen dat het aantal effectieve vergaderdagen van de Kamer i.v.m. de Kamerverkiezingen beperkter is. Op 2 juni zal afscheid genomen worden van vertrekkende Kamerleden, op 9 juni zullen de nieuwe Kamerleden geïnstalleerd worden en op 16 juni zullen de commissies ingesteld worden, waarna de woordvoerderschappen opnieuw bepaald zullen worden. Hierna resteren slechts 23 en 30 juni als plenaire vergaderdata (voor 1 juli) en 7 juli 2015 (voor het zomerreces),

Gelet op de te verwachten wisselingen in de samenstelling van de fracties en het wisselen van woordvoerderschappen, streven de huidige leden ernaar de behandeling van bij deze Kamer aanhangige wetsvoorstellen zo veel mogelijk uiterlijk 26 mei 2015 af te ronden. Ten aanzien van wetsvoorstellen die uiterlijk 26 maart 2015 door de Tweede Kamer zijn aanvaard en die naar het oordeel van het kabinet spoedeisend zijn wil de Kamer zich eveneens inspannen deze voor de Kamerwisseling te behandelen.

Ik verzoek het kabinet de Eerste Kamer zo spoedig mogelijk één geconsolideerd document te doen toekomen waarop met een duidelijke motivering per voorstel tot uitdrukking komt ten aanzien van welke wetsvoorstellen de regering het dringend noodzakelijk acht dat de behandeling hiervan voor 1 juli 2015 afgerond zal zijn en ten aanzien van welke wetsvoorstellen de regering het dringend noodzakelijk acht dat de behandeling hiervan voor 1 januari 2016 afgerond zal zijn. Bij het onderbouwen van de noodzaak dient in het bijzonder ook ingegaan te worden op de consequenties van het eventueel niet realiseren van de beoogde datum van inwerkingtreding.

Het is uiteraard aan de commissies de motivering voor de gewenste datum van inwerkingtreding te wegen en te bezien of zij een zorgvuldige behandeling binnen de boven aangeduide tijdsbestekken haalbaar achten. De Eerste Kamer vertrouwt erop dat het kabinet ten volle rekening houdt met en zich beschikbaar houdt voor de beperkte vergadertijd waarover de Eerste Kamer beschikt.

Voor wat betreft de Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer bericht ik u dat deze Kamer deze dit jaar op 13 oktober 2015 wenst te houden. Zoals gebruikelijk, wordt op de aanwezigheid van alle Ministers en Staatssecretarissen gerekend. Indien een bewindspersoon wegens dringende Europese of internationale verplichtingen afwezig zou willen

zijn, verneem ik dat graag tijdig per brief van die bewindspersoon. Ik zal op dergelijke brieven schriftelijk reageren.

Een afschrift van deze brief zend ik aan alle bewindspersonen en aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

A. Broekers-Knol

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 maart 2015

Hierbij zend ik u het overzicht3 van spoedeisende wetsvoorstellen waarvan het kabinet het wenselijk acht dat deze in de eerste helft van 2015 (voor het zomerreces) door uw Kamer worden behandeld. In de laatste kolom van het overzicht is ook de reden van spoedeisendheid vermeld.

Deze brief met bijlage is in afschrift gezonden aan de voorzitter van de Tweede Kamer.

Daarnaast zend ik u in afschrift de brief gericht aan de voorzitter van de Tweede Kamer4 met spoedeisende wetsvoorstellen waarvan het wenselijk is dat deze in de eerste helft van dit jaar worden behandeld door de Tweede Kamer.

De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok


X Noot
1

kamerstuk EK, 2013–2014, 33 750, T

X Noot
2

wetsvoorstel 34083, inzake versnelling stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd

X Noot
3

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 156662.01.

X Noot
4

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 156662.01.

Naar boven